Dienst Water en Milieu Pythagoraslaan 101 Postbus 80300 3508 TH Utrecht
Van Schaik Onroerend Goed B.V. T.a.v. de heer W.A.P. van Schaik Robert Campinplantsoen 15 3443 VH WOERDEN
Datum Nummer Uw brief van Uw nummer Bijlagen
9 juni 2006 2006WEM002339i 16 januari en 18 april 2006 1: kadastrale tekening 2: beantwoording zienswijze 3: verzendlijst
Tel. 030-2589111 Fax 030-2583140 http://www.provincie-utrecht.nl
Sector MBS Referentie M. Kwakkelstein Doorkiesnummer 030 – 258 2056 Faxnummer 030 – 258 3042 E-mailadres
[email protected] Onderwerp Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming Ampèreweg 9 in Woerden (UT/0632/00133)
Geachte heer Van Schaik,
1
Inleiding
Gedeputeerde staten van Utrecht hebben op 16 januari 2006 een melding als bedoeld in artikel 28 van de Wet bodembescherming (Wbb) ontvangen van Van Schaik Beheer B.V. De melder is voornemens de ernstige bodemverontreiniging ter plaatse van het perceel, gelegen aan de Ampèreweg 9, kadastraal bekend gemeente Woerden, sectie B, nummer 6373 te saneren, dan wel handelingen te verrichten als gevolg waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst. Bij deze melding zijn diverse bodemonderzoeksrapporten, alsmede een saneringsplan bijgevoegd. Deze rapporten zijn opgesomd in paragraaf 4.1 van deze beschikking. De bodemonderzoeken zijn uitgevoerd op de volgende kadastrale percelen gemeente Woerden, sectie B, nummers 6373, 8607, 6129 en 6562.
2
Beschikking
De hierboven bedoelde bodemonderzoeksrapporten, alsmede het saneringsplan hebben wij op volledigheid en op inhoud beoordeeld. Aan de hand van deze gegevens besluit ons college het volgende. Ter plaatse van het perceel kadastraal bekend gemeente Woerden, sectie B, nummer 6373, is sprake van een geval van ernstige verontreiniging als bedoeld in artikel 29 van de Wbb. Gelet op het huidige of toekomstige gebruik van deze ernstig verontreinigde bodem is er sprake van zodanige risico’s voor mens, plant of dier en/of zodanig risico van verspreiding van de verontreiniging dat spoedige sanering als bedoeld in artikel 37 van de Wbb, noodzakelijk is. Gezien de gemeten concentraties in de kern van de verontreiniging (28.000 *g/l VOCl-totaal) kan de aanwezigheid van deze zaklaag in de toekomst tot een onbeheersbare situatie leiden. Met de sanering dient zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze beschikking te worden begonnen.
Op grond van artikel 39 lid 2 van de Wbb stemmen wij in met het saneringplan. Met toepassing van dit artikellid hebben wij in hoofdstuk 5 van deze beschikking voorschriften aan onze instemming verbonden.
3
Inspraak
Deze ontwerpbeschikking is met de bijbehorende onderzoeksrapporten en het saneringsplan, overeenkomstig de uniforme voorbereidingsprocedure, bedoeld in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd in het provinciehuis Rijnsweerd aan de Pythagoraslaan 101, alsmede in het gemeentehuis van Woerden en de Milieudienst Noordwest Utrecht in Breukelen. Belanghebbenden hebben gedurende de periode van terinzagelegging schriftelijk of mondeling hun zienswijze aan onze sector Bodemsanering, Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, telefoonnummer 030-2583945, naar voren kunnen brengen. Op 19 mei 2005 heeft de heer H. Hofmeester van Grondslag een zienswijze ingebracht. De nota van beantwoording op de ingebrachte zienswijze is opgenomen in bijlage 2 van deze beschikking. Overeenkomstig artikel 28 lid 5 van de Wbb hebben wij burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden van de melding op de hoogte gesteld. Het definitieve besluit wordt kenbaar gemaakt in een plaatselijk huis-aan-huisblad.
4
Overwegingen die ten grondslag liggen aan deze beschikking
4.1 Rapporten De volgende rapporten liggen ten grondslag aan deze beschikking: • Verkennend bodemonderzoek Ampèreweg 9 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, rapport 2427, 17 juni 1996; • Nader bodemonderzoek Ampèreweg 9 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, rapport 2427-II, 23 augustus 1996; • Nader bodemonderzoek Ampèreweg 9 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, rapport 2427-III, 8 november 1996; • Nader bodemonderzoek Ampèreweg 9 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, project 2427, 6 mei 1998; • Nader bodemonderzoek fase 3 Ampèreweg 9 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, project 2427, 10 augustus 1998; • Waterpassing grondwater Ampèreweg 9 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, project 2427, 19 oktober 1998; • Verkennend bodemonderzoek Edisonweg 12 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, project 2427, 19 oktober 1998; • Nader bodemonderzoek fase 5 Ampèreweg 9 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, project 2427, 10 januari 2002; • Nader bodemonderzoek fase 6 Ampèreweg 9 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, project 2427, 21 oktober 2003; • Saneringsplan Ampèreweg 9 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, project 2427, 29 december 2005 (vervallen); • Saneringsplan Ampèreweg 8 te Woerden, Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, project 2427, 18 april 2006. Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 2
4.2 Toetsingskader geval van ernstige bodemverontreiniging Van een geval van verontreiniging is sprake indien de verontreiniging van de bodem betrekking heeft op grondgebieden die vanwege die verontreiniging, de oorzaak of de gevolgen daarvan in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samenhangen (zie artikel 1 van de Wbb). Van een geval van ernstige bodemverontreiniging is sprake indien in minimaal 25 m3 bodemvolume in het geval van grond- of sedimentverontreiniging of in 100 m3 bodemvolume in het geval van grondwaterverontreiniging voor tenminste één stof de gemiddelde gemeten concentratie hoger is dan de interventiewaarde getoetst aan de Circulaire Streef – en interventiewaarden bodemsanering van 4 februari 2000 (Stcrt. 24 februari 2000).
4.3 Verontreinigingen grond en grondwater Hoewel niet wordt uitgesloten dat zich in de grond ook VOCL verbindingen bevinden zijn deze analytisch niet aangetroffen in concentraties boven de streefwaarde. Uit de hierboven genoemde bodemonderzoeksrapporten blijkt tevens dat in de grond lokaal een sterk verhoogde concentratie PAK is aangetoond en licht verhoogde concentraties minerale olie en zware metalen voorkomen. In het grondwater zijn concentraties tetrachlooretheen (PER), trichlooretheen (TRI), som 1,2 dichlooretheen, vinylchloride aangetroffen. In de kern ter plaatse van de spuitcabine is de verontreiniging van het freatisch grondwater tot een diepte van 10,0 m-mv aangetroffen in concentraties tot boven de interventiewaarde. De verontreiniging is in het midden van de pluim op ca. 5 meter afstand van de kern op een diepte van 14,0 m-mv afgeperkt tot de streefwaarde. In het horizontale vlak is de verontreiniging niet tot op de streefwaarde afgebakend. Er worden nog licht verhoogde concentraties gemeten. De interventiewaarde contour van bovengenoemde VOCL verbindingen heeft een maximale oppervlakte van ca. 100 m2 op een diepte van 13,0 m-mv. De totale omvang van de sterke verontreiniging (> interventiewaarde) met genoemde VOCL verbindingen wordt ingeschat op 1.300 m3. Daarbij moet worden opgemerkt dat de verontreiniging in de kern niet geheel in verticale richting is afgeperkt. Op een diepte van 10 m-mv worden nog sterk verhoogde concentraties VOCl-verbindingen gemeten. Ter plaatse van de kern wordt daarom voor de start van de sanering nog een peilbuis geplaatst tot een diepte van 15,0 m-mv om eventuele verspreiding in de diepte vast te kunnen stellen. De aangetoonde verontreinigingen in het grondwater hangen in technische, organisatorische en ruimtelijke zin met elkaar samen. De verontreinigingen in het grondwater zijn op basis van de interventiewaarde contour aangegeven op de kadastrale kaart die als bijlage 1 aan deze beschikking is toegevoegd. Conclusie De verrichte bodemonderzoeken voldoen naar het oordeel van ons college aan de daartoe bij of krachtens de Wbb gestelde eisen. Omdat de gemiddelde concentraties tetrachlooretheen (PER), trichlooretheen (TRI), som 1,2 dichlooretheen, vinylchloride gemeten in grondwater in minimaal 100 m3 hoger is dan de interventiewaarde voor deze stoffen is er sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging.
Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 3
4.4 Risicobeoordeling, spoed en saneringstijdstip Het toetsingskader voor de risicobeoordeling is vastgelegd in de Circulaire bodemsanering 2006 van 1 mei 2006 (Stcrt.2006, 83). De standaard – en de locatiespecifieke risicobeoordeling betreffen de vraag of de aangetroffen ernstige verontreiniging al dan niet acceptabele risico’s oplevert voor de mens, het ecosysteem of van verspreiding, gelet op de huidige of toekomstige gebruiksfunctie van het perceel. Conclusie Uit de uitgevoerde standaard risicobeoordeling blijkt dat de aangetroffen verontreiniging onacceptabele verspreidingsrisico’s oplevert. Bovendien is door de aard van de verontreinigende stoffen (VOClverbindingen) en de aangetroffen concentraties een zaklaag ontstaan die tot een onbeheersbare situatie kan leiden. Volledigheidshalve verwijzen wij naar de risicobeoordeling, vastgelegd in het hierboven vermelde rapport Saneringsplan Ampèreweg 9 te Woerden opgesteld door Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, 18 april 2006. Gezien de geconstateerde onacceptabele risico’s dient uiterlijk vier jaar na de inwerkingtreding van deze beschikking een begin te worden gemaakt met de sanering.
5
Saneringsdoelstelling
5.1 Algemeen De saneringsdoelstelling dient er volgens artikel 38 van de Wbb primair op gericht te zijn: • de verontreinigde bodem in ieder geval geschikt te maken voor de gebruiksfunctie; • het risico van verspreiding van de verontreiniging zoveel mogelijk te beperken, en; • de nazorg en gebruiksbeperkingen, bedoeld in artikel 39d van de Wbb zoveel mogelijk te beperken. In artikel 39 van de Wbb en artikel 6.3 van de Provinciale Milieuverordening Utrecht (PMV) is voorgeschreven waaraan een saneringsplan moet voldoen.
5.2 Mobiele verontreiniging Bij het maken van de keuze voor de voorliggende saneringsvariant zijn de procesbeschrijving en de landelijke saneringsladder, neergelegd in het eindrapport van het project “Doorstart A5: Afwegingsproces voor de aanpak van mobiele verontreinigingen in de ondergrond ” van 12 maart 2001, alsmede het praktijkdocument Robuust Saneringsvarianten Afwegen (ROSA), Handreiking voor het maken van keuzes en afspraken bij mobiele verontreinigingen van 29 september 2005, gehanteerd.
5.3 Saneringsvariant en procesbeschrijving naar stabiele eindsituatie Op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 1, onder h, van de Wbb is geregeld dat voor langdurige saneringen in het saneringsplan een overzicht moet worden opgenomen van tussentijdse beoogde effecten en tijdstippen waarop het bevoegd gezag hierover moet worden geïnformeerd. Gezien de aard van de verontreiniging (met name het grondwater is verontreinigd) en de bestemming van de locatie (bedrijfsterrein) is gekozen voor een extensieve saneringsvorm. Door middel van een insitu systeem worden substraatinjecties toegediend. Hierdoor wordt de biologische afbraak van de verontreiniging in het grondwater geoptimaliseerd. Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 4
De frequentie van de substraatinjecties worden afgestemd op de monitoringsresultaten. In eerste instantie wordt ervan uitgegaan dat een frequentie van twee maal per jaar voldoende zal zijn. Per injectieronde zal in totaal circa 0,5 m³ protamylasse in de bodem worden geïnjecteerd. Naar verwachting zal dan binnen drie tot vijf jaar aan de saneringsdoelstelling worden voldaan. De saneringsmethode is omschreven in het saneringsplan dat Grondslag heeft opgesteld (18 april 2006). Er wordt in principe geen grondwater onttrokken, gezuiverd en/of geïnjecteerd. Wel wordt er, voorafgaand aan de aanleg van de vloeistofdichte vloer een sanerings- en monitoringssysteem aangelegd, zodat bij een eventueel fall-back scenario overgegaan kan worden op een vorm van saneren waarbij grondwateronttrekking plaatsvindt. Indien dit nodig blijkt te zal hierover eerst afstemming met het bevoegd gezag plaatsvinden.
5.4 Terugsaneerwaarden Conform het Eindrapport project “Doorstart A-5”, voldoet het saneringsresultaat aan de eisen van trede 2 van de saneringsladder. Dit houdt in dat er binnen 30 jaar sprake is van een stabiele eindsituatie met een kleine restverontreiniging en er geen risico’s of beperkingen meer bestaan. Bovendien dient u aan de hand van trendmatige monitoring aan te tonen dat de restverontreiniging stationair is en alleen passieve nazorgmaatregelen (registratie) noodzakelijk zijn. Bovendien wordt ernaar gestreefd om de VOCl-verontreiniging, dusdanig te verwijderen dat: van de oorspronkelijke verontreiniging tri en per geen concentraties meer boven de tussenwaarde en van de afbraakproducten som 1,2-dichlooretheen en vinylchloride geen concentraties boven de interventiewaarde voorkomen. De sanering zal worden gecontinueerd zolang de omvang van het sterk verontreinigde grondwater meer dan 100 m³ bedraagt. Indien minder dan 100 m³ grondwater sterk verontreinigd is, kan in overleg met de sector Bodemsanering van de provincie worden besloten om de sanering af te ronden.
5.5 Monitoring, ijkmomenten en rapportages Gedurende de sanering wordt de kwaliteit van het grondwater ieder half jaar gecontroleerd. Hiervoor worden in de kern en de pluim van de verontreiniging 12 peilbuizen bemonsterd en geanalyseerd op VOCl en vinylchloride. Het betreft tien reeds aanwezige peilbuizen op het terrein van Van Schaik, zoals benoemd in het saneringsplan van 18 april 2006, peilbuis 6 op het aangrenzende perceel Edisonweg 12 en de nog bij te plaatsen diepe peilbuis (tot 15 m-mv) in de kern van de verontreiniging om eventuele verspreiding in de verticale richting te monitoren. Een overzicht van de te bemonsteren peilbuizen en de filterdiepten is opgenomen in paragraaf 5.6. De eerste monitoringronde vindt plaats na installatie van het insitu systeem. Vervolgens zal vanaf de start (nulsituatie) na twee, vier, zeven en tien jaar een ijkmoment plaatsvinden, waarbij de analyseresultaten van de peilbuizen worden getoetst aan de in paragraaf 5.6 van deze beschikking vastgestelde actiewaarden. Bij een afwijkende meting ten opzichte van de meetreeks zal er een maand na de betreffende meting een herbemonstering plaatsvinden om het resultaat te verifiëren.
Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 5
Indien na 2 of 4 jaar het beoogde saneringsresultaat niet wordt behaald, zal de saneringsmethode (substraatinjecties) worden geïntensiveerd. Indien na 7 jaar ook dit niet het gewenste resultaat oplevert, zal in overeenstemming met onze sector Bodemsanering het fall back scenario (zie paragraaf 5.7) in werking treden. In aanvulling op het saneringsplan is het ijkmoment 7 jaar na aanvang van de sanering, toegevoegd aangezien de periode van 4 tot 10 jaar te lang is om tijdig te kunnen bijsturen als (intensivering van) de saneringsmethode niet het gewenste resultaat oplevert. Op grond van de beschikbare monitoringsresultaten kan de bemonsteringsfrequentie en/ of het aantal te bemonsteren peilbuizen in overleg met onze sector Bodemsanering worden aangepast. Rapportage De rapportage van de nulmeting, die wordt uitgevoerd, direct na de installatie van het insitu systeem, dient de saneerder zo spoedig mogelijk toe te sturen aan onze sector Bodemsanering. Na vastlegging van de nulsituatie dient de saneerder jaarlijks de effectiviteit van de saneringsmaatregel te beschrijven in een monitoringsrapportage. Naast de analyseresultaten van de halfjaarlijkse monitoring en het algemeen functioneren van de saneringsmaatregel zal de saneerder op de hierboven genoemde ijkmomenten het trendmatige verloop van de concentraties in de pluim moeten beoordelen. De jaarlijkse rapportage dient binnen één maand na het verkrijgen van de analyseresultaten van de tweede halfjaarlijkse monitoringronde bij onze sector Bodemsanering te worden ingediend. IJkmomenten Na twee, vier, zeven en tien jaar wordt een samenvattend rapport opgesteld. Dit rapport zullen wij beoordelen en de resultaten hiervan aan alle overige direct betrokkenen kenbaar maken. De saneerder dient onmiddellijk nadat hij een overschrijding van de actiewaarden heeft geconstateerd onze sector Bodemsanering daarvan op de hoogte stellen ter bespreking van de te treffen maatregelen.
5.6 Actiewaarden Het vaststellen van de actiewaarden is noodzakelijk om in een zo vroeg mogelijk stadium de voortgang van de saneringsmaatregelen te controleren en zonodig bij te sturen. Hieronder is een overzicht van de actiewaarden voor vluchtig gechloreerde koolwaterstoffen weergegeven.
Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 6
Tabel 1: Actiewaarden in de verontreinigingskern (µg/l) tijdens ijkmomenten IJkmoment 0-situatie
Na 2 jaar
Na 4 jaar
Na 7 jaar
Na 10 jaar
Peilbuis Pb 20 (1,2 - 2,2 m-mv) Pb 40 (9,6 -10,6 m-mv) Pb 41 (9,0 -10,0 m-mv) Gemiddeld (actiewaarde) Pb 20 (1,2 - 2,2 m-mv) Pb 40 (9,6 -10,6 m-mv) Pb 41 (9,0 -10,0 m-mv) Gemiddeld (actiewaarde) Pb 20 (1,2 - 2,2 m-mv) Pb 40 (9,6 -10,6 m-mv) Pb 41 (9,0 -10,0 m-mv) Gemiddeld (actiewaarde) Pb 20 (1,2 - 2,2 m-mv) Pb 40 (9,6 -10,6 m-mv) Pb 41 (9,0 -10,0 m-mv) Gemiddeld (actiewaarde) Pb 20 (1,2 - 2,2 m-mv) Pb 40 (9,6 -10,6 m-mv) Pb 41 (9,0 -10,0 m-mv) Gemiddeld (actiewaarde)
Per 7900 620 2840 800 400 200 467 80 40 20 47 40 20 10 23 20 10 5 12 (< T)
Tri 6600 2400 3000 600 240 100 313 60 24 10 32 30 12 5 16 <S <S <S <S
Som cis 13000 2600 240 5280 13000 2600 240 5280 1300 260 24 530 650 130 12 264 130 26 5 53
vinylchloride 2000 350 530 960 10000 1500 2500 4667 1000 150 250 467 500 75 125 233 100 15 25 47
Om de fluctuaties in de metingen te ondervangen worden de gemiddelden concentraties per stof als actiewaarden beschouwd. Voor de monitoringpeilbuizen direct buiten de verontreinigingscontour worden de onderstaande actiewaarden gehanteerd om op verspreiding te controleren. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de onderstaande peilbuizen. Tabel 2: Actiewaarden verspreiding Peilbuisnr
Filterdiepte (m-mv)
Per
Tri
Som 1,2dichlooretheen
vinylchloride
6 Onbekend* 20 262 20 5 21 1,1-2,1 20 262 20 5 22 1,1-2,1 20 262 20 5 32 1,4-2,4 20 262 20 5 33 1,3-2,3 20 262 20 5 50 14,0-15,0 20 262 20 5 52 4,0-5,0 20 262 20 5 53 9,0-10,0 20 262 20 5 Nog te plaatsen pb in de kern 14,0-15,0 20 262 20 5 *peilbuis nabij erfgrens op buurperceel uit inventariserend onderzoek Edisonweg 10, projectnr. 97101120, 7 januari 1998, DCM Onderzoek en Advies B.V. (momenteel Edisonweg 12)
In de laatste meetronden zijn in deze peilfilters geen (noemenswaardig) verhoogde waarden gemeten. Indien overschrijding van de bovenstaande actiewaarden plaatsvindt, dient binnen een maand een herbemonstering te worden uitgevoerd. Indien na herbemonstering opnieuw een overschrijding van de actiewaarde wordt geconstateerd, dient direct overleg met de sector Bodemsanering van de provincie plaats te vinden over eventueel te nemen maatregelen.
Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 7
5.7 Terugvalscenario Indien uit de resultaten van de monitoring blijkt dat de saneringsdoelstelling niet wordt bereikt of niet bereikt kan worden, zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk. Dit kan bestaan uit het intensiveren van de substraatinjecties of het actief onttrekken en zuiveren van verontreinigd grondwater. Bij overschrijding van de actiewaarden zal de saneerder een voorstel doen voor de aanvullende maatregelen en dit ter goedkeuring aan de sector Bodemsanering van onze Provincie voorleggen. 5.8 Nazorg en Gebruiksbeperkingen (globaal) Bij het behalen van de saneringsdoelstelling (trede 2) zal er sprake zijn van stabiele eindsituatie met een kleine restverontreiniging. Dit vereist vooraf alleen passieve nazorg: registratie van deze kleine restverontreiniging. Conclusie Het saneringsplan voldoet aan de eisen die bij of krachtens de Wbb zijn gesteld.
6
Saneringsuitvoering
De sanering wordt uitgevoerd overeenkomstig: • de Beoordelingsrichtlijn uitvoering bodemsanering: BRL SIKB 7000 van de Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer (SIKB); • het SIKB protocol 7002: Uitvoering van landbodemsanering met in-situ methoden.
7
Melding start en afronding saneringswerkzaamheden
De saneerder dient de datum en het tijdstip van de feitelijke aanvang van de werkzaamheden uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang te melden: • schriftelijk: gedeputeerde staten van Utrecht, sector Vergunningen en Handhaving (ketenbeheer), Postbus 80300, 3508 TH Utrecht, of • per fax: via de fax van de sector Vergunningen en Handhaving (ketenbeheer), 030 - 258 2121. De saneerder dient de datum van voltooiing van de sanering schriftelijk binnen twee weken na de datum van beëindiging van de saneringswerkzaamheden aan onze sector Bodemsanering te melden. De milieukundig toezichthouder dient, in uw opdracht, na afloop van de sanering een evaluatieverslag op te stellen dat voldoet aan de eisen van de Provincie Utrecht. U dient het evaluatieverslag in ieder geval binnen drie maanden na afloop van de bodemsanering bij ons college in te dienen, in drievoud.
8
Milieukundige begeleiding
De werkzaamheden worden milieukundig begeleid. De milieukundige begeleiding wordt uitgevoerd overeenkomstig: • het VKB-protocol 6002: Milieukundige begeleiding en evaluatie landbodemsanering met in situ methoden.
Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 8
9
Kadastrale registratie en publicatie
Op grond van artikel 55 van de Wbb zendt ons college een afschrift van deze beschikking aan de Rijksdienst van het Kadaster. De verontreiniging wordt kadastraal geregistreerd op basis van de ligging van de interventiewaarde contour voor (stoffen) in het grondwater. Deze contour is weergegeven op de als bijlage 1 bijgevoegde kadastrale kaart. Het te registreren kadastrale perceel is: Kadastraal bekend gemeente Woerden Sectie B
*
Nummers 6373
Grootte perceel 14a 97 ca
Code* WBD
WBD = het besluit betreft een deel van het perceel
10 Beroep Belanghebbenden kunnen binnen zes weken na de bekendmaking tegen dit besluit beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20900, 2500 EA Den Haag. Daarvoor is een griffierecht verschuldigd van € 141,- voor een natuurlijk persoon en van € 281,- voor een rechtspersoon. Indien beroep is ingesteld, kan ook om een verzoek om een voorlopige voorziening worden gevraagd als er tijdelijke maatregelen nodig zijn waarmee niet tot de uitspraak op het beroepschrift kan worden gewacht. Het verzoek moet worden gedaan bij de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarbij is hetzelfde griffierecht opnieuw verschuldigd. Onder vermelding van de code UT/0632/00133 kan over deze beschikking nadere informatie worden gevraagd bij de sector Bodemsanering van onze provincie, telefonisch bereikbaar: 030-2583945.
Gedeputeerde staten van Utrecht, namens hen,
drs. J.W. Strookappe Hoofd sector bodemsanering
Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 9
Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 10
Bijlage 2:
beantwoording zienswijze de heer H. Hofmeester van Grondslag B.V.
In deze bijlage worden de op 19 mei 2006 ingekomen zienswijze per punt beantwoord: Naar aanleiding van de ontwerpbeschikking het volgende: 1.
In het saneringsplan staat: “Er zal worden gestreefd naar de verwijdering van de VOClverontreiniging waarbij de terugsaneerwaarden voor de oorspronkelijke verontreinigingen (tri en per) onder de tussenwaarden zullen liggen”. In de ontwerpbeschikking (paragraaf 5.4) zijn de woorden “voor de oorspronkelijke verontreinigingen (tri en per)” weggelaten. Hierdoor ontstaat er mogelijk een foutief beeld. Antwoord: gezien de voorgenomen saneringsmethode waarbij afbraak wordt gestimuleerd en dus een (tijdelijke) toename van afbraakproducten is voorzien, is de beschikking op dit punt aangepast. Voor de afbraakproducten (1,2-dichlooretheen en vinylchloride) geldt in deze context nu een hogere waarde. De uiteindelijke saneringsdoelstelling waarbij minder dan 100 m³ grondwater sterk verontreinigd is, blijft ongewijzigd.
2.
In paragraaf 5.5 van de ontwerpbeschikking staat in de derde alinea “indien na 2 of 4 jaar ……… in werking treden”. Dit is eveneens niet juist. In het saneringsplan staat in paragraaf 5.3 “Indien er een achterstand bestaat ten opzichte van het beoogde saneringsresultaat in jaar 2 of 4 zal de bestaande saneringsmethode (stimulering van het natuurlijke afbraakproces) worden geïntensiveerd. Indien in jaar 10 nog altijd een achterstand bestaat, zal het fallbackscenario in werking treden.” Antwoord: in de ontwerpbeschikking is inderdaad een aanvulling gedaan op de termijnen zoals die in het saneringsplan zijn opgenomen. Wij zijn van mening dat het in werking laten treden van het fallback scenario na tien jaar te veel onnodige verspreidingsrisico’s met zich mee kan brengen. Op dit punt is de beschikking gewijzigd door het opnemen van een extra ijkmoment, 7 jaar na aanvang van de sanering. Als na vier jaar de methode nog niet het gewenste resultaat oplevert worden, conform het saneringsplan de injecties geïntensiveerd. Indien na 7 jaar (i.p.v. 10 jaar zoals vermeld in het saneringsplan) ook dit niet leidt tot een verbetering, zal in overleg met het bevoegd gezag het fallback scenario in werking treden. Door dit extra ijkmoment wordt de termijn van 6 jaar (4 tot 10 jaar na aanvang van de sanering) gehalveerd en kan, indien nodig tijdig worden bijgestuurd..
3.
In de ontwerpbeschikking worden in paragraaf 5.6 een aantal actiewaarden genoemd m.b.t. verspreiding. M.b.t. de concentraties tri en per hebben wij geen bezwaar, maar m.b.t. de soms cis en vinylchloride wel. De door de provincie bepaalde actiewaarden zijn namelijk erg laag. Wij stellen voor om de actiewaarden voor som cis en voor vinylchloride te stellen op respectievelijk 20 en 10 Tg/l. Antwoord: gezien de voorgenomen saneringsmethode kan een beperkte verspreiding van de verontreiniging worden toegestaan. De actiewaarden voor de afbraakproducten som 1,2dichlooretheen en vinylchloride hebben we verhoogd tot respectievelijk 20 en 5 1g/l (interventiewaarden). Deze waarden zijn opgenomen in tabel 2 van de beschikking.
4.
Ten slotte willen wij aangeven dat de sanering niet wordt uitgevoerd conform de BRL SIKB 7000 en/of begeleid conform de BRL SIKB 6000. Deze eis (beschreven in paragraaf 6 en 8 van de ontwerpbeschikking) draagt bij aan een sterk verhoogde administratieve last en daarmee gepaard gaande kosten. Het is niet aan het bevoegd gezag om dergelijke eisen te stellen. Onze opdrachtgever zou een dergelijke eis kunnen / mogen stellen, maar dat heeft hij bewust niet gedaan. De kwaliteit van het werk wordt door deze BRL’s te volgen niet verbeterd, maar de kosten wel verhoogd.
Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 11
Antwoord: Wij achten het wel degelijk noodzakelijk dat de sanering wordt uitgevoerd overeenkomstig de genoemde richtlijnen. Certificering conform deze richtlijnen stellen wij niet als eis, maar wij verlangen wel een zorgvuldige werkwijze overeenkomstig deze richtlijnen.
Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 2
Bijlage 3: Verzendlijst
Een kopie van deze ontwerpbeschikking is verzonden aan: Van Schaik Beheer B.V. , t.a.v. de heer W.A.P. van Schaik, Ampèreweg 9 3442 AB Woerden; Grondslag Milieukundig adviesbureau BV, t.a.v. de heer H. Hofmeester, Nijverheidsweg 7, 3471 GZ Kamerik; Burgemeester en Wethouders van de gemeente Woerden, t.a.v. de heer J.H. Luidens (kamer B 209), Postbus 45, 3440 AA Woerden; De heer A.A.J. van Riet, Postbus 558, 3440 AN WOERDEN (eigenaar Edisonweg 12 te Woerden); Mevrouw C.C.T. van Riet, Vossenschanslaan 134, 3445 EE Woerden (eigenaar Edisonstraat 12 te Woerden); Mevrouw E.E.M. van Riet, Sasseltberg 11, 5242 GN Rosmalen (eigenaar Edisonstraat 12 te Woerden); Milieudienst Noord-West Utrecht, Afdeling Leefomgeving en bedrijven, Postbus 242, 3620 AE Breukelen; VROM Inspectie, Regio Noord-West, Postbus 1006, 2001 BA Haarlem; Kadaster en Openbare Registers, Postbus 85001, 3508 AA Utrecht.
Beschikkingnummer: 2006wem002339i Onderwerp: Beschikking vaststelling ernst, spoed en instemming met saneringsplan art. 39 Wet bodembescherming (Ampèreweg 9 in Woerden UT/0632/00133)
9 juni 2006 pagina 3