Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDENDE VOORSCHRIFTEN Artikel 1 - Begripsomschrijvingen Artikel 2 - Wijze van meten
3 3 10
2. BESTEMMINGSBEPALINGEN Paragraaf A Algemeen Artikel 3 - Algemene beschrijving in hoofdlijnen
15 15 15
Paragraaf B Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13 -
Bepalingen met betrekking tot afzonderlijke bestemmingen Agrarisch A Bedrijf B Detailhandel DH Gemengd GD Groen G Horeca H Maatschappelijk M Verkeer V Verkeer - Verblijf V-V Wonen W
19 19 23 26 29 34 35 38 41 42 43
Paragraaf C Bepalingen met betrekking tot dubbelbestemmingen Artikel 14 - Beschermingszone primair water Artikel 15 - Leidingzone L
50 50 53
3. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 16 - Anti-dubbeltelbepaling Artikel 17 - Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening Artikel 18 - Ondergronds bouwen Artikel 19 - Algemene bepaling Artikel 20 - Algemene bepalingen met betrekking tot bebouwing Artikel 21 - Algemene bepalingen met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken, anders dan bouwen Artikel 22 - Algemene vrijstellingsbevoegdheid Artikel 23 - Procedureregels
60 61 63
4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 24 - Strafbepaling
65 65
Inhoudsopgave
55 55 56 57 58 59
1
Artikel 25 - Overgangsbepalingen Artikel 26 - Slotbepaling
66 67
Bijlage: 1: Bedrijvenstaat Plankaart 211x00849_v
2
Inhoudsopgave
1.
INLEIDENDE VOORSCHRIFTEN Artikel 1 -
Begripsomschrijvingen
In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1.
Het plan:
het bestemmingsplan ‘Kern Lemiers’ van de gemeente Vaals;
2.
De plankaart:
de plankaart van het bestemmingsplan ‘Kern Lemiers’, bestaande uit de kaart 211x00849_v
3.
Aan huis gebonden bedrijvigheid:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten cq. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, geheel of overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
4.
Aan huis gebonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is; onder de toegelaten activiteiten wordt niet de uitoefening van detailhandel en seksinrichtingen begrepen;
5.
Bebouwing:
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
6.
Bebouwingspercentage:
een op de plankaart of in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van een terrein, dat maximaal mag worden bebouwd;
7.
Bed and breakfast:
Het binnen en ondergeschikt aan de woonfunctie bedrijfsmatig gelegenheid verstrekken van nachtverblijf, al dan niet in combinatie met het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide ontbijtmaaltijden en niet-alcoholhoudende dranken;
8.
Bedrijfs-/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht;
Hoofdstuk 1
3
9.
Bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):
de totale oppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, voor zover door ten minste 3 wanden omsloten;
10.
Bedrijvenstaat: de lijst van bedrijven bevattende basisinformatie voor milieuzonering, zoals die lijst is opgenomen als bijlage bij de voorschriften;
11.
Begane grondlaag:
de bouwlaag van een gebouw, welke rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau;
12.
Bestaand bouwwerk:
-
een bouwwerk, dat: op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
-
na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een bouwvergunning of melding, waarbij de bouwaanvraag/melding voor dat tijdstip is ingediend;
13.
Bestemmingsgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak;
14.
Bestemmingsvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming;
15.
Bijgebouw:
een gebouw, dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;
16.
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
17.
Bouwgrens:
een op de plankaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak;
18.
Bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder;
19.
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten, inclusief de onbebouwde gronden voor de voorgevelrooilijn;
4
Hoofdstuk 1
20.
Bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
21.
Bouwvlak:
een op de plankaart aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
22.
Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
23.
Bovenwoning:
een woning niet gelegen in de begane grondlaag;
24.
Contour:
lijn rond een kern;
25.
Contourenbeleid:
het beleid dat de ruimtelijke buitengrenzen (contour) van een woonkern aangeeft. De contour mag in de toekomst niet overschreden worden met aan de kern gelieerde nieuwe woon- of bedrijfsuitbreiding;
26.
Cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk op dat gebied heeft gemaakt;
27.
Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, inclusief de bijbehorende magazijn-, opslag- en dienstruimten, een en ander met uitsluiting van horecadoeleinden;
28.
Eengezinshuis: een gebouw dat één woning omvat;
29.
Escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon, die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend (escortservices, bemiddelingsbureaus, overigen);
30.
Evenement:
een voor het publiek toegankelijke verrichting van vermaak
Hoofdstuk 1
5
op het gebied van sport, muziek, kunst, hobby, tuin, vrije tijd en sociaal-cultureel vlak; 31.
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; een complex woningen, waarbij de woningen naast elkaar en/of boven elkaar zijn gesitueerd en waarbij per woning een zelfstandige toegankelijkheid al dan niet direct vanaf het voetgangersniveau is gewaarborgd;
32.
Gestapelde woningen:
33.
Handels- en/of bedrijfsdoeleinden:
34.
Hoofdgebouw: een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
35.
Horecabedrijf:
handels- en/of bedrijfsactiviteiten, zoals productie-, opslag- en ambachtelijke bedrijven, groot- en tussenhandel, een en ander met uitsluiting van detailhandel, horeca-activiteiten en kantoren en voorts met inachtneming van de beperkingen in de voorschriften in verband met de Bedrijvenstaat;
een bedrijf dat in zijn algemeenheid gericht is op het verstrekken van nachtverblijf en/of het ter plaatse nuttigen van voedsel en/of dranken en/of het exploiteren van zaalaccommodatie. Bij de begrippen is een categorie-indeling aangegeven, waarnaar in de voorschriften wordt verwezen. Tot de a t/m g genoemde begrippen worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, omvang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten: Horecadoeleinden 1: a. winkelondersteunende/winkelgebonden horeca: horeca, waarbij de bedrijfsactiviteit is gericht op het al dan niet voor gebruik ter plaatse verstrekken van al dan niet in dezelfde onderneming bereide of bewerkte etenswaren en dranken, zoals een tearoom, konditorei, koffiecorner, croissanterie, ijssalon en waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteit past binnen een overwegend winkelgebied (centrumgebied) en geheel of overwegend is gebonden aan c.q. ondersteunend is voor de (winkel)functie van dat gebied, daarbij lettend op de aard en de ligging van de andere gebruiksvormen in en het karakter van het gebied; b. restaurant / eetcafé / brasserie / cafetaria / snackbar / shoar-
6
Hoofdstuk 1
mazaak / automatiek: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van maaltijden voor gebruik ter plaatse en waarbij het verstrekken van dranken (daar) ondergeschikt is; c. hotel: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van nachtverblijf en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is; d. bar/café/pub/grand-café of taveerne: een zelfstandige, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende bedrijvigheid, die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en waar het verstrekken van maaltijden daaraan ondergeschikt is; e. pension: een gebouw, waarin op kleine schaal tegen vergoeding nachtverblijf wordt verstrekt, zonder exploitatie van zaalaccommodatie; Horecadoeleinden 2: f. zaalaccommodatie: een bedrijf, dat in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van gelegenheid tot het houden van bruiloften en partijen, alsmede tot het houden van congressen, conferenties en andere vergaderingen en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is; g. bar-dancing, dancing (discotheek) of nachtcafé: een zelfstandig, niet geheel of gedeeltelijk deel uitmakend van een hotel, restaurant of zaalaccommodatie voorkomende, bedrijvigheid die in hoofdzaak bestaat uit het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en tevens gelegenheid biedt tot dansen, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond en de nacht, waarbij de bedrijvigheid zich binnen de lokaliteit voltrekt en waarbij de consumpties behalve zittend ook staand kunnen worden genuttigd; 36.
Maatschappelijke doeleinden:
onderwijs-, religieuze, medische-, (semi)-overheids-, socialeen welzijnsvoorzieningen;
37.
Mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
Hoofdstuk 1
7
38.
Meergezinswoning:
een gebouw of een deel van een gebouw dat dient voor de zelfstandige huisvesting van meer dan één huishouden;
39.
Onderbouw:
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een 1 vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven straatpeil is gelegen;
40.
Ondergronds:
beneden peil;
41.
Opslag-, made bedrijfsruimte behorende tot de bedrijfsvloeroppervlakte, gazijn- en maar niet behorende tot de verkoopvloeroppervlakte; dienstruimten:
42.
Overige dienstverlening:
een bedrijfsmatige activiteit uitsluitend of overwegend gericht op het verlenen van diensten aan particulieren, niet zijnde detailhandel en horeca, zoals - reisbureaus; - kappersbedrijven; - kleding- en textielreinigings-/verzorgende bedrijven met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 100 m²; - publiekgerichte kantoren voor zakelijke dienstverlening, zoals uitzendbureaus, bankkantoren, accountantskantoren, verzekeringskantoren, makelaarskantoren, advocatenkantoren, architectenkantoren, computerservicekantoren, notariskantoren, deurwaarderskantoren etc. met een bedrijfsvloeroppervlak van maximaal 250 m²; - video verhuurbedrijven; - (musea)galeries; - hakkenbars, sleutelbars e.d.;
43.
Parkeerplaats:
een parkeerruimte met een afmeting van circa 2,25 x 4,50 m ;
44.
Parkeerruimte: een al dan niet overdekte, op straat aanwezige dan wel met een straat in open verbinding staande ruimte, die gelet op ligging en ontsluiting geschikt is om te worden gebruikt voor het parkeren van motorvoertuigen;
45.
Seksinrichting:
8
1
een voor het publiek toegankelijk gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde dan wel onderkomen, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal,
Hoofdstuk 1
sekstheater, thuisprostitutie, een parenclub, een escortbedrijf of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al of niet in combinatie met elkaar; 46.
Stedenbouwkundig beeld:
het beeld, dat wordt bepaald door de bouwmassa’s, de gevelindeling en de dakvormen van de bebouwing alsmede de situering en de verschijningsvormen in zijn omgeving;
47.
Straatpeil:
a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte, normale, maaiveld;
48.
Terras:
een buiten een gebouw gelegen gebied, waar zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken worden geschonken en/of etenswaren worden verstrekt;
49.
Thuisprostitutie:
prostitutie van beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, waarbij de woonfunctie wordt behouden;
50.
Verkoopvloeroppervlakte (v.v.o.):
de voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte, inclusief de etalageruimte(n), en de ruimte achter de toonbank, voor zover door ten minste 3 wanden omsloten;
51.
Weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, almede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
52.
Winkel:
een gebouw ten behoeve van detailhandel;
53.
Woning:
een gebouw of een deel van een gebouw, geschikt en bestemd voor de zelfstandige huisvesting van niet meer dan één huishouden.
Hoofdstuk 1
9
Artikel 2 -
Wijze van meten
2.1 Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1.
Afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens:
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel;
zijgevel
h 2.
Afstand tussen gebouwen:
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
h
3.
Bouwhoogte van een bouwwerk:
10
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
Hoofdstuk 1
4.
Dakhelling:
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
…°
5.
Goothoogte van een bouwwerk:
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een darmee gelijk te stellen constructiedeel;
6.
Inhoud van een bouwwerk:
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen;
c2
c1
a axbxc1 + axbxc2:2 b
Hoofdstuk 1
11
7.
Breedte en diepte bouwwerk:
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van scheidsmuren);
a
b 8.
Oppervlakte van een bouwwerk:
12
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts projecteerd op het gemiddelde niveau van afgewerkte bouwterrein ter plaats van bouwwerk.
het gehet het
Hoofdstuk 1
2.2 Ondergeschikte bouwdelen Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Hoofdstuk 1
13
14
Hoofdstuk 1
2.
BESTEMMINGSBEPALINGEN Paragraaf A Algemeen Artikel 3 1.
Algemene beschrijving in hoofdlijnen
Algemeen In dit artikel wordt in hoofdlijnen beschreven op welke wijze met het plan de doeleinden die ingevolge de artikelen 4 tot en met 15 aan de daar bedoelde gronden zijn toegekend, worden nagestreefd.
2.
Functies beschrijving in hoofdlijnen − −
−
3.
De beschrijving in hoofdlijnen heeft primair een uitvoeringsfunctie, als uitdrukking van de inspanningsverplichting van de gemeente. De in deze beschrijving in hoofdlijnen opgenomen ruimtelijke en functionele doeleinden hebben een toetsingsfunctie bij toepassing van de vrijstellings- en wijzigingsbevoegdheid en de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen. In lid 4 van de beschrijving in hoofdlijnen is vermeld op welke wijze een afstemming wordt bereikt tussen andere sectorwet- en regelgeving, andere instrumenten die de gemeente ten dienste staan en dit plan (afstemmingsfunctie).
Uitgangspunten ruimtelijke/functionele invulling Alle maatregelen ten aanzien van het gebruik van de gronden en van de bestaande en toekomstige bebouwing dienen primair gericht te zijn op het behoud en versterking van de functionele en ruimtelijke karakteristiek en kwaliteiten van gronden en gebouwde omgeving gelegen binnen het plangebied. De maatregelen ter versterking van de kwaliteiten worden onderstaand beschreven.
Uitgangspunten horecastructuur
− −
Hoofdstuk 2
Het handhaven van de bestaande situatie; Het mogelijk maken van nieuwvestiging van horecadoeleinden 2 (onder vrijstelling) ter hoogte van het gemengde gebied, met dien
15
verstande dat in het gehele plangebied nieuwvestiging van geluidhoreca zoals genoemd in artikel 1 onder 33 g. niet is toegestaan.
Uitgangspunten dienstverlening, commerciële en niet-commerciële voorzieningen − −
Het handhaven van de bestaande situatie; Het mogelijk maken van uitwisseling van het gebruik binnen eenzelfde pand in het gebied met gemengde doeleinden.
Uitgangspunten wonen
− − −
Het handhaven en bevorderen van het wonen; Bestaande woningen zijn positief bestemd; Nieuwbouwinitiatieven dienen in overeenstemming te zijn met het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek (zoals vastgesteld d.d. 30 oktober 2006) en aan te sluiten bij de Regionale Woonvisie, behoudens in gevallen van woningsplitsing.
Uitgangspunten groenstructuur
−
Het handhaven en waar mogelijk versterken van groen- en speelvoorzieningen.
Uitgangspunten verkeer – –
–
–
16
Het gebruik van de Rijksweg als hoofdverkeersfunctie; Het gebruik van de straten ter plaatse van de woongebieden uitsluitend voor het bestemmingsverkeer. Het gebruik van de gronden is primair gericht op voorzieningen voor de bewoners van de aanliggende woningen; Het gebruik van de straten ter plaatse van de woongebieden uitsluitend voor het bestemmingsverkeer. Het gebruik van de gronden is primair gericht op voorzieningen voor de bewoners van de aanliggende woningen; Het parkeren dient zoveel mogelijk op eigen erf plaats te vinden.
Hoofdstuk 2
4.
Afstemming op andere regelgeving a. Algemeen Daar waar in de voorschriften sprake is van nieuwe ruimtelijke ingrepen welke middels een vrijstelling danwel wijziging gerealiseerd kunnen worden, is in de voorkomende gevallen opgenomen dat er geen sprake mag zijn van milieuhygiënische belemmeringen. Dit betekent dat voldaan dient te worden aan de, op het moment van het verlenen van de vrijstelling of het wijzigen van het plan, voor het initiatief geldende, milieueisen. Zo dient onder andere de bodem geschikt te zijn voor de beoogde bestemming, mag de gevelgeluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten de voorkeursgrenswaarde niet overschrijden (zie verder ook onder het kopje ‘Wet geluidhinder’), dient aan de eisen van het Besluit luchtkwaliteit voldaan te worden en dient onder andere te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem. Het college is bevoegd tot het laten verrichten van andere of nadere (vervolg) onderzoeken. b. Wet geluidhinder Nieuwe woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen in de zin van de Wet geluidhinder mogen slechts worden opgericht indien voor de vaststelling van het bestemmingsplan uit een akoestisch onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde niet wordt overschreden of terzake door de gemeente vastgestelde hogere grenswaarden niet worden overschreden, dan wel indien de realisering van geluidsbeperkende voorzieningen, zo deze noodzakelijk zijn om overschrijding van de grenswaarden te voorkomen, in voldoende mate zijn verzekerd. c. Algemene Plaatselijke verordening Wat betreft de bepalingen voor de horeca en prostitutie wordt, voorzover in dit bestemmingsplan hierover geen bepalingen zijn opgenomen, verwezen naar de bepalingen in de Algemeen Plaatselijke Verordening. d. Milieu- en Verkeerswetgeving Voor zover in dit plan hierover geen bepalingen zijn opgenomen, wordt het bepaalde in de specifieke Milieuwetgeving en de Verkeerswetgeving in acht genomen. e. Monumentenwet 1988 De aanwezige cultuurhistorische kwaliteit van Rijksmonumenten wordt beschermd op grond van de Monumentenwet 1988. De gemeentelijke en Rijksmonumenten zijn opgenomen op de door de gemeenteraad
Hoofdstuk 2
17
vastgestelde Monumentenlijst welke bij dit bestemmingsplan behoort. Daar waar in de voorschriften wordt gesproken over monumenten wordt uitgegaan van de deze vastgestelde Monumentenlijst. f. Waterbeleid Indien ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden dient voldaan te worden aan het Rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid dat in het kader van duurzaam waterbeheer is vastgesteld. In bepaalde gevallen dient in het kader van de in de Bro verankerde watertoets een positief wateradvies ten aanzien van het plan verkregen te worden. g. Contourenbeleid Indien gebouwd wordt buiten de op de plankaart aangegeven begrenzing van de contour om de kern Lemiers, is het contourenbeleid zoals opgenomen in de op 24 juni 2005 door Provinciale Staten van Limburg vastgestelde POL-herziening op onderdelen Contourenbeleid Limburg van toepassing.
18
Hoofdstuk 2
Paragraaf B Bepalingen met betrekking tot afzonderlijke bestemmingen Artikel 4 -
Agrarisch A
Doeleindenomschrijving
4.1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Agrarisch A’ zijn bestemd voor: a. een duurzaam agrarisch grondgebruik; b. het behoud, herstel dan wel de ontwikkeling van de aanwezige dan wel aan het gebied eigen natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden.
Bouwvoorschriften (erafscheidingen)
4.2. Op en in de tot agrarisch bestemde gronden, mogen uitsluitend erfafscheidingen, geen gebouwen zijnde worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen.
Gebruiksvoorschriften
4.3. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 21 lid 1 wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden: a. als staanplaats voor onderkomens, behoudens voorzover en voorzolang de aanwezigheid van onderkomens nodig is in verband met in de tot ‘Agrarisch A’ bestemde gronden uit te voeren werken of werkzaamheden; b. als staanplaats voor wagens geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel; c. als sport-, wedstrijd- of speelterrein, kampeer- of caravanterrein, parkeerterrein, lig- of speelweide, dagcamping; d. voor het beproeven van voertuigen, voor de beoefening van motorsport, voor het houden van wedstrijden met motorrijtuigen, met uitzondering van rally’s en puzzelritten, voor het racen of crossen met voertuigen of bromfietsen; e. voor het winnen van bosstrooisel, mos of mergel.
Aanlegvoorschriften
Hoofdstuk 2
4.4.1. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: (1) het aanleggen, verharden of verwijderen van we-
19
gen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; (2) het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen; (3) het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren; (4) het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; (5) het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben; (6) het verrichten van exploratie- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen, olie of gas; (7) voor het afdekken van de bodem en/of het gewas met tunnels. 4.4.2. Het onder 4.4.1. van dit lid bepaalde is niet van toepassing: (1) voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, waaronder o.a. dient te worden verstaan, het scheuren van grasland wanneer dit direct weer wordt ingezaaid en daarna weer wordt gebruikt als grasland, in welk geval het gemeentebestuur vooraf van het voornemen tot het scheuren van grasland in kennis wordt gesteld; (2) voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis; (3) voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik, zulks met uitzondering van het scheuren van graslanden; (4) voor werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, danwel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd; (5) voor het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden; (6) voor het periodiek kappen van hakhout voorzover betreffende de normale uitoefening van het op het
20
Hoofdstuk 2
tijdstip van het van kracht worden van dit plan bestaande bodemgebruik. 4.4.3. Of, en zo ja onder welke voorwaarden de hier bedoelde werken of werkzaamheden toelaatbaar zijn, zal worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 3 en dit artikel onder 4.2., met dien verstande dat de werkzaamheden slechts toelaatbaar zijn, indien door die werken en werkzaamheden danwel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen aan de bestaande natuurwaarden, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van deze gronden geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan, danwel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 2
4.5 Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Agrarisch A’ binnen het op de plankaart als zodanig aangegeven ‘Wijzigingsgebied 1’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen W’, mits: a. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, hetgeen onder andere betekent dat: • uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming; • aan de geldende luchtkwaliteitseisen kan worden voldaan; • uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, door de gemeente hogere grenswaarden zijn verleend; • dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem; • middels een flora- en faunaonderzoek is aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving; • is gebleken dat het waterhuishoudkundig belang voldoende in acht genomen wordt. b. het gebruik als woondoeleinden de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast; c. het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische
21
waarde niet wezenlijk worden aangetast; d. bij de wijziging de Regionale Woonvisie terzake en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek in acht worden genomen; e. gebouwd wordt binnen de contour om Lemiers; f. voldaan wordt aan de bouwvoorschriften zoals opgenomen in artikel 13.3; g. de procedure zoals genoemd in artikel 23.2 wordt gevolgd.
22
Hoofdstuk 2
Artikel 5 Doeleindenomschrijving
Bedrijf B 5.1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Bedrijf B’ zijn bestemd voor: a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten op de begane grond, behoudens ter plaatse waar op het moment van de ter visie legging van het ontwerp van dit plan, bedrijfsactiviteiten op de verdieping(en) plaatsvinden en voorkomen in de categorieën 1 en 2, zoals deze zijn aangegeven in de tot deze voorschriften behorende Bedrijvenstaat (bijlage 1); b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, welke niet genoemd worden in deze Staat bij de categorieën 1 en 2, maar naar de aard, de omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijfsactiviteiten bedoeld in de categorieën 1 en 2; c. ter plaatse van de aanduiding met het Romeinse cijfer I tevens voor een pallet- en tuinhoutbedrijf; d. bedrijfswoningen; e. tuinen en erven; f. bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het vasthouden vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van water. met uitzondering van: - Detailhandel, behoudens ondergeschikte detailhandel in goederen of producten die in directe relatie staan met de aard van het bedrijf; waarvan de totale verkoopvloeroppervlakte niet meer mag bedragen dan 10% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte, met een maximum 2 van 500 m ; - Geluidhinderlijke inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer; - Seksinrichtingen.
Bouwvoorschriften
(algemeen)
Hoofdstuk 2
5.2. Op en in de tot bedrijf bestemde gronden, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat: a. ze uitsluitend gebouwd worden binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak; b. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd, tenzij op
23
(bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen)
(bedrijfswoning en bijgebouwen)
(bouwwerken geen gebouwen zijnde)
de plankaart een ander bebouwingspercentage is aangeduid; c. één gevel van de gebouwen in dan wel tot maximaal 4 meter achter de naar de toegangsweg gekeerde bouwgrens wordt geplaatst; d. de goothoogte niet meer dan 6,5 meter mag bedragen; e. het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan 2; f. binnen ieder op de plankaart aangegeven bouwvlak één bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen mag worden gebouwd, met dien verstande, dat: 3 (1) de inhoud per woning ten minste 150 m bedraagt; (2) de breedte per woning ten minste 5 meter bedraagt; (3) de goothoogte van de woning niet meer dan 6,5 meter bedraagt; (4) de totale bebouwde oppervlakte van de bijgebou2 wen niet meer mag bedragen dan 70 m en de goothoogte niet meer dan 3 meter; (5) er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen; (6) de Regionale Woonvisie terzake en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek in acht worden genomen; (7) de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast. g. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bepalingen gelden: (1) ze worden geplaatst in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits het gestelde onder 2 in acht wordt genomen; (2) de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van: a. erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen; (3) ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
Gebruiksvoor-
24
5.3. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 21, lid 1
Hoofdstuk 2
schriften
Wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 2
wordt ten minste verstaan het gebruik van bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning. 5.4. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Bedrijf B’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen W’, mits: a. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, hetgeen onder andere betekent dat: • uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming; • aan de geldende luchtkwaliteitseisen kan worden voldaan; • uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, door de gemeente hogere grenswaarden zijn verleend; • dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem; • dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving; • is gebleken dat het waterhuishoudkundig belang voldoende in acht genomen wordt. b. het gebruik als woondoeleinden de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast; c. het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische waarde niet wezenlijk worden aangetast; d. bij de wijziging de Regionale Woonvisie en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek in acht worden genomen; e. voldaan wordt aan de bouwvoorschriften zoals opgenomen in artikel 13.3; f. de procedure zoals genoemd in artikel 23.2 wordt gevolgd.
25
Artikel 6 -
Detailhandel DH
Doeleindenomschrijving
6.1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Detailhandel DH’ zijn bestemd voor: a. detailhandel en overige dienstverlening op de begane grondlaag, behoudens ter plaatse waar op het moment van de ter visie legging van het ontwerp van dit plan, detailhandelsactiviteiten op de verdieping(en) plaatsvinden; b. bedrijfswoningen; c. tuinen en erven; d. bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het vasthouden, (infiltratie), bergen en afvoeren van water.
Bouwvoorschriften
6.2. Op en in de tot detailhandel bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat: a. ze uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak; b. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd, tenzij op de plankaart een ander bebouwingspercentage is aangeduid; c. één gevel van de gebouwen wordt geplaatst in dan wel tot maximaal 4 meter achter de naar de toegangsweg gekeerde bouwgrens; d. de goothoogte niet meer dan 6,5 meter mag bedragen; e. het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan 2; f. binnen ieder op de plankaart aangegeven bouwvlak één bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen mag worden gebouwd, met dien verstande, dat: 3 (1) de inhoud per woning ten minste 150 m bedraagt; (2) de breedte per woning ten minste 5 meter bedraagt; (3) de goothoogte van de woning niet meer dan 6,5 meter bedraagt; (4) de totale bebouwde oppervlakte van de bijgebou2 wen niet meer mag bedragen dan 70 m en de goothoogte niet meer dan 3 meter; (5) er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen; (6) de Regionale Woonvisie terzake en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek in acht worden genomen;
(algemeen)
(gebouwen)
(bedrijfswoning en bijgebouwen)
26
Hoofdstuk 2
(bouwwerken geen gebouwen zijnde)
(7) de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast. g. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: (1) ze worden geplaatst in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits het gestelde onder 2 in acht wordt genomen; (2) de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van: a) erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen; b) vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen; (3) ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
Gebruiksvoorschriften
6.3. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 21, lid 1 wordt ten minste verstaan het gebruik van bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.
Wijzigingsbevoegdheid
6.4. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Detailhandel DH’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen W’, mits: a. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, hetgeen onder andere wil zeggen dat: • uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming; • aan de geldende luchtkwaliteitseisen kan worden voldaan; • uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, door de gemeente hogere grenswaarden zijn verleend; • dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem; • dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan
Hoofdstuk 2
27
de natuurbeschermingswetgeving; is gebleken dat het waterhuishoudkundig belang voldoende in acht genomen wordt. het gebruik als woondoeleinden de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast; het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische waarde niet wezenlijk worden aangetast; bij de wijziging de Regionale Woonvisie terzake en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek in acht worden genomen; voldaan wordt aan de bouwvoorschriften zoals opgenomen in artikel 13.3; de procedure zoals genoemd in artikel 23.2 wordt gevolgd. •
b.
c. d.
e. f.
28
Hoofdstuk 2
Artikel 7 -
Gemengd GD
Doeleindenomschrijving
7.1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Gemengd GD’ zijn bestemd voor: a. detailhandel; b. kantoren; c. horecadoeleinden 1; d. overige dienstverlening; e. bedrijven in de categorie 1 en 2; f. wonen; g. maatschappelijke doeleinden; h. verkeer en parkeren; i. groenvoorzieningen; j. verhardingen; k. bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van water; l. voorzieningen van algemeen nut.
Beschrijving hoofdlijnen
7.2. In dit lid wordt, in aanvulling op artikel 3 in hoofdlijnen beschreven op welke wijze met het plan de doeleinden die ingevolge lid 7.1 van dit artikel aan de daar bedoelde gronden zijn toegekend, worden nagestreefd. a. detailhandel is op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan, met dien verstande dat de detailhandel beperkt blijft tot de begane grondlaag, behoudens ter plaatse waar, op het moment van de ter visielegging van het ontwerp van dit plan, detailhandelsactiviteiten op de verdieping(en) plaatsvinden. b. kantoren zijn op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan; c. horecadoeleinden zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van horecadoeleinden 1. Nieuwvestiging van horecadoeleinden 2 is uitsluitend door middel van vrijstelling toegestaan; d. overige dienstverlening is op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan; e. maatschappelijke voorzieningen zijn op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan; f. bedrijven zijn op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan, met dien verstande dat de bedrijfsactiviteiten beperkt blijven tot de begane grondlaag en het uitsluitend bedrijven betreft welke
Hoofdstuk 2
in
29
voorkomen in de categorieën 1 en 2 zoals deze zijn aangegeven in de tot deze voorschriften behorende Bedrijvenstaat, alsmede bedrijven welke niet genoemd worden in deze staat bij de categorieën 1 en 2 maar naar de omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de bedrijven bedoeld in de categorieën 1 en 2; g. de woonfunctie is op alle voor bebouwing in aanmerking komende gronden toegestaan zowel als hoofdfunctie alsook als medefunctie bij de onder a. t/m f. van dit lid beschreven doeleinden, met dien verstande dat nieuwe woningen alleen middels vrijstelling zijn toegestaan; h. voor zover het betreft de panden welke voorkomen op de vastgestelde gemeentelijke Monumentenlijst, dient het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarde en het stedenbouwkundige beeld voorop te staan. Ook bij het bouwen van nieuwe gebouwen en het verbouwen van bestaande gebouwen dient rekening gehouden te worden met het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundige beeld van deze nader aangeduide panden. Bouwvoorschriften
(algemeen) (gebouwen)
(bijgebouwen)
30
7.3. Op en in de tot gemengd bestemde gronden, mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat: a. ze uitsluitend gebouwd worden binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak; b. de breedte van het bouwperceel per hoofdgebouw ten minste 6 meter bedraagt; c. de hoogte van de hoofdgebouwen maximaal 2 bouwlagen bedraagt, met dien verstande dat de maximale goothoogte niet meer dan 6,5 meter bedraagt; d. de hoofdbebouwing met één gevel in de naar de weg gekeerde bouwgrens dient te worden opgericht; e. de diepte van de hoofdbebouwing niet meer dan 15 meter mag bedragen; f. de hoofdgebouwen over een oppervlakte van ten minste 70% met een kap afgedekt worden, waarvan de dakhelling ten minste 20º en niet meer dan 45º bedraagt; g. de voorgevel van een bijgebouw wordt geplaatst in of achter de naar de weg gekeerde bouwgrens, tenzij het een garage betreft in welk geval de afstand van de ga-
Hoofdstuk 2
h.
i. (parkeren)
j.
(monumenten en beeldbepalende panden)
k.
(bouwwerken, geen gebouwen zijnde)
l.
rage tot de bestemming ‘Verkeer V’ en ‘Verkeer-Verblijf V-V’ niet minder dan 5 meter mag bedragen; de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen niet 2 meer mag bedragen dan 70 m , met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte per bouwperceel niet meer bedraagt dan 50%; de goothoogte van de bijgebouwen maximaal 3,2 meter mag bedragen; een volwaardige ontsluiting van het bouwperceel, alsmede voorzieningen ten behoeve van parkeren op eigen erf of op nabijgelegen gronden zijn gewaarborgd; voor zover het betreft de panden welke voorkomen op de vastgestelde gemeentelijke Monumentenlijst, mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is ten behoeve van de inrichting van bestaande gebouwen voor gemengde doeleinden en/of het behoud en/of het herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat het aantal woningen niet mag toenemen en geen wezenlijke verandering mag worden aangebracht aan het stedenbouwkundige beeld en geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden; voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: (1) ze worden geplaatst in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits het gestelde onder 2 in acht wordt genomen; (2) de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van: a. erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen; (3) ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
Vrijstellingen
Hoofdstuk 2
7.4. Burgemeester en Wethouders kunnen, nadat de procedure genoemd in artikel 23.1 is gevolgd, vrijstelling verlenen van het bepaalde in:
31
a. artikel 7.1.: teneinde nieuwe horecavestigingen in de categorie 2 toe te laten op de begane grond en/of de eerste verdieping, met dien verstande dat er geen sprake is van milieuhygienische belemmeringen; b. artikel 7.2., onder g.: ten aanzien van nieuwe woningen teneinde te garanderen dat het gebruik als woondoeleinden uit het oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, met dien verstande dat: (1) er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, hetgeen onder andere betekent dat: • uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming; • aan de geldende luchtkwaliteitseisen kan worden voldaan; • uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, door de gemeente hogere grenswaarden zijn verleend; • dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem; • dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving; • is gebleken dat het waterhuishoudkundig belang voldoende in acht genomen wordt. (2) de Regionale Woonvisie en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek terzake in acht worden genomen. d. artikel 7.2., onder g.: voor het splitsen van woningen waarbij het gebruik als woondoeleinden vanuit het oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, met dien verstande dat: (1) splitsing alleen plaatsvindt in als zodanig aangewezen monumentale of beeldbepalende bebouwing, danwel splitsing alleen plaatsvindt in panden welke aan de Rijksweg gelegen zijn; (2) splitsing alleen toegestaan is binnen de begrenzing van de op de plankaart opgenomen aanduiding
32
Hoofdstuk 2
‘contour kern’; (3) splitsing gerealiseerd dient te worden binnen de bestaande bouwmassa; (4) de te splitsen woningen dienen te voldoen aan de bouwvoorschriften zoals opgenomen in artikel 13.3, waarbij een inhoudsmaat voor de te splitsen woningen geldt van ten minste 250 m³; (5) het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische waarde, gehoord de monumentencommissie niet wezenlijk worden aangetast; (6) er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, hetgeen onder andere betekent dat: • uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming; • aan de geldende luchtkwaliteitseisen kan worden voldaan; • uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, door de gemeente hogere grenswaarden zijn verleend; (7) de Regionale Woonvisie terzake en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek in acht worden genomen; e. artikel 7.3., onder e.: voor een grotere diepte van de hoofdbebouwing, mits het stedenbouwkundig beeld, gehoord de welstandscommissie, niet onevenredig wordt aangetast; f. artikel 7.3., onder f.: voor een andere dakhelling, mits het stedenbouwkundig beeld, gehoord de welstandscommissie, niet onevenredig wordt aangetast.
Hoofdstuk 2
33
Artikel 8 -
Groen G
Doeleindenomschrijving
8.1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Groen G’ zijn bestemd voor: a. plantsoenen; b. groenstroken; c. verhardingen; d. bestaande speelvoorzieningen; e. voorzieningen van algemeen nut; f. voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van water.
Bouwvoorschriften
8.2. Op en in de tot groen bestemde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat de hoogte niet meer mag bedragen dan 5 meter.
Gebruiksvoorschriften
8.3. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 21 lid 1 wordt ten minste verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken, daar waar niet nader aangeduid op de plankaart met de letters (sp), voor speelvoorzieningen.
34
Hoofdstuk 2
Artikel 9 -
Horeca H
Doeleindenomschrijving
9.1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Horeca H’ zijn bestemd voor: a. de uitoefening van horecadoeleinden 1 op de begane grondlaag, behoudens ter plaatse waar op het moment van de ter visie legging van het ontwerp van dit plan, horeca-activiteiten op de verdieping(en) plaatsvinden; b. de uitoefening van horecadoeleinden 2 uitsluitend voor zover op de plankaart nader aangeduid met de letters (h2); b. bedrijfswoningen; c. tuinen en erven; d. bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van water. In alle gevallen met uitzondering van seksinrichtingen.
Bouwvoorschriften
(algemeen)
(gebouwen)
(bedrijfswoning en bijgebouwen)
Hoofdstuk 2
9.2. Op en in de tot horeca bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat: a. ze uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak; b. het bouwvlak volledig mag worden bebouwd, tenzij op de plankaart een ander bebouwingspercentage is aangeduid; c. één gevel van de gebouwen wordt geplaatst in dan wel tot maximaal 4 meter achter de naar de toegangsweg gekeerde bouwgrens; d. de goothoogte niet meer dan 6,5 meter mag bedragen; e. het aantal bouwlagen niet meer mag bedragen dan 2; f. binnen ieder op de plankaart aangegeven bouwvlak één bedrijfswoning met de daarbij behorende bijgebouwen mag worden gebouwd, met dien verstande, dat: 3 (1) de inhoud per woning ten minste 150 m bedraagt; (2) de breedte per woning ten minste 5 meter bedraagt; (3) de goothoogte van de woning niet meer dan 6,5 meter bedraagt; (4) de totale bebouwde oppervlakte van de bijgebou2 wen niet meer mag bedragen dan 70 m en de goothoogte niet meer dan 3 meter;
35
(bouwwerken geen gebouwen zijnde)
(5) er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen; (6) de Regionale Woonvisie terzake en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek in acht worden genomen; (7) de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast. g. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde de volgende bepalingen gelden: (1) ze worden geplaatst in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits het gestelde onder 2 in acht wordt genomen; (2) de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van: a. erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen; (3) ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
Gebruiksvoorschriften
9.3. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 21, lid 1 wordt ten minste verstaan het gebruik van bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.
Wijzigingsbevoegdheid
9.4. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd de bestemming ‘Horeca H’ te wijzigen in de bestemming ‘Wonen W’, mits: a. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, hetgeen onder andere betekent dat: • uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming; • aan de geldende luchtkwaliteitseisen kan worden voldaan; • uit een akoestisch onderzoek moet blijken dat de geluidsbelasting aan de gevel niet meer bedraagt dan 48 dB of, in geval van een geluidsbelasting hoger dan 48 dB, door de gemeente hogere grenswaarden zijn verleend;
36
Hoofdstuk 2
•
b.
c. d.
e. f.
Hoofdstuk 2
dient te worden aangetoond dat er geen overwegende bezwaren bestaan vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in de bodem; • dient te worden aangetoond dat voldaan wordt aan de natuurbeschermingswetgeving; • is gebleken dat het waterhuishoudkundig belang voldoende in acht genomen wordt. het gebruik als woondoeleinden de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig aantast; het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische waarde niet wezenlijk worden aangetast; bij de wijziging de Regionale Woonvisie terzake en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek in acht worden genomen; voldaan wordt aan de bouwvoorschriften zoals opgenomen in artikel 13.3; de procedure zoals genoemd in artikel 23.2 wordt gevolgd.
37
Artikel 10 - Maatschappelijk M Doeleindenomschrijving
10.1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Maatschappelijk M’ zijn bestemd voor: a. onderwijs, religieuze, medische-, (semi)- overheids-, sociale- en welzijnsdoeleinden; b. het ter aarde bestellen dan wel het bijzetten van overledenen met de daarbij bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen grafzerken en kruizen, voor zover nader op de plankaart aangeduid met de letters (bg); c. dienstwoningen; d. verhardingen; e. groenvoorzieningen; f. nutsvoorzieningen; g. bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van water; h. voor zover het betreft de panden welke voorkomen op de vastgestelde gemeentelijke Monumentenlijst, tevens voor het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarde en het stedenbouwkundige beeld.
Bouwvoorschriften
10.2. Op en in de tot maatschappelijk bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat: a. gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak; b. één gevel van de gebouwen wordt geplaatst in dan wel tot maximaal 4 meter achter de naar de toegangsweg gekeerde bouwgrens; c. de hoogte niet meer dan 6,5 meter mag bedragen, tenzij door middel van een aanduiding op de plankaart een andere hoogte wordt aangegeven; d. binnen ieder op de plankaart aangegeven bouwvlak één dienstwoning met de daarbij behorende bijgebouwen mag worden gebouwd, met dien verstande, dat: 3 (1) de inhoud per woning ten minste 150 m bedraagt; (2) de breedte per woning ten minste 5 meter bedraagt; (3) de goothoogte per woning niet meer dan 6,5 meter bedraagt; (4) de totale bebouwde oppervlakte van de bijgebou-
(algemeen) (gebouwen)
38
Hoofdstuk 2
2
(monumenten)
(bouwwerken geen gebouwen zijnde)
wen niet meer mag bedragen dan 70 m en de goothoogte niet meer dan 3 meter; (5) er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen; (6) de Regionale Woonvisie terzake en het gemeentelijk woonbehoefteonderzoek in acht worden genomen; (7) de waarden van de bestemmingen in de omgeving niet onevenredig worden aangetast. e. in afwijking van het bepaalde onder b., c. en d. mogen ten behoeve van de begraafplaats alleen gebouwen gebouwd worden voor het beheer en/of onderhoud van de begraafplaats, met dien verstande dat: (1) gebouwen uitsluitend gebouwd mogen worden binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak; (2) de oppervlakte niet meer dan 75 m² mag bedragen; (3) de goothoogte niet meer dan 3 meter mag bedragen. f. voor zover het betreft de panden welke voorkomen op de vastgestelde gemeentelijke Monumentenlijst, mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is ten behoeve van de inrichting van bestaande gebouwen voor maatschappelijke doeleinden en/of het behoud en/of het herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstande dat het aantal woningen niet mag toenemen en geen wezenlijke verandering mag worden aangebracht aan het stedenbouwkundige beeld en geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden; g. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: (1) ze worden geplaatst in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits het gestelde onder 2 in acht wordt genomen; (2) de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van: a. erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen; b. vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen;
Hoofdstuk 2
39
(3) ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
40
Hoofdstuk 2
Artikel 11 - Verkeer V Doeleindenomschrijving
10.1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Verkeer V’ zijn bestemd voor: a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie; b. voet- en rijwielpaden; c. parkeervoorzieningen; d. groenvoorzieningen, waaronder begrepen bermen en beplanting; e. straatmeubilair; f. voorzieningen van algemeen nut; g. voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van water; h. kunstwerken.
Bouwvoorschriften
11.2. Op en in de tot verkeer bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat: a. op of in deze gronden uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut mogen worden gebouwd; b. de hoogte van gebouwen maximaal 3 meter mag bedragen; c. de oppervlakte van gebouwen maximaal 15 m² mag bedragen; d. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen, met uitzondering van lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 12 meter mag bedragen; e. overkappingen niet zijn toegestaan.
(gebouwen)
(bouwwerken geen gebouwen zijnde)
Hoofdstuk 2
41
Artikel 12 - Verkeer - Verblijf V-V Doeleindenomschrijving
12.1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Verkeer - Verblijf V-V’ zijn bestemd voor: a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie; b. voet- en rijwielpaden; c. parkeervoorzieningen; d. bestaande speelvoorzieningen; e. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting; f. straatmeubilair; g. hondenuitlaatplaatsen; h. kunstwerken; i. voorzieningen van algemeen nut; j. voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van water.
Bouwvoorschriften
12.2. Op en in de tot verkeer-verblijf bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat: a. op of in deze gronden alleen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut mogen worden gebouwd; b. de hoogte van gebouwen maximaal 3 meter mag bedragen; c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen, met uitzondering van lichtmasten waarvan de hoogte maximaal 12 meter mag bedragen.
(gebouwen)
(bouwwerken, geen gebouwen zijnde)
Vrijstelling
42
12.3. Burgemeester en Wethouders kunnen, nadat de procedure zoals genoemd in artikel 23.1. is gevolgd, en met inachtneming van het bepaalde in 12.2. vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1 voor nieuwe speelvoorzieningen, met dien verstande dat uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor het beoogde gebruik.
Hoofdstuk 2
Artikel 13 - Wonen W Doeleindenomschrijving
13.1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ‘Wonen W’ zijn, onverminderd het bepaalde in lid 6 van dit artikel, bestemd voor: a. wonen, waaronder tevens begrepen gestapelde woningen voor zover nader op de plankaart aangeduid met de letters (gs); b. meergezinswoningen; c. groenvoorzieningen, tuinen en erven; d. bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen voorzieningen voor het vasthouden (infiltratie), bergen en afvoeren van water; e. garageboxen voor zover op de plankaart nader aangeduid met de letters (gb); f. voor zover het betreft de panden welke voorkomen op de vastgestelde gemeentelijke Monumentenlijst, tevens voor het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarde en het stedenbouwkundige beeld.
Beschrijving hoofdlijnen
13.2. In dit lid wordt, in aanvulling op artikel 3, in hoofdlijnen beschreven op welke wijze met het plan de doeleinden die ingevolge lid 1 van dit artikel aan de daar bedoelde gronden zijn toegekend worden nagestreefd: a. de woonfunctie is de belangrijkste functie, daarom is het wonen toegestaan in alle hoofdgebouwen, uitsluitend voorzover het bestaande woningen betreft. De bestaande woningen en bijgebouwen mogen worden gehandhaafd, hersteld en vervangen, alsmede met inachtneming van de aanduidingen op de plankaart en de bepalingen van dit plan worden veranderd en uitgebreid. Herbouw van woningen is ten alle tijde toegestaan; b. ter bescherming van het woon- en omgevingsmilieu zijn bijgebouwen uitsluitend toegestaan als ondergeschikte voorziening; c. voor zover het betreft de panden welke voorkomen op de vastgestelde gemeentelijke Monumentenlijst, dient het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarde en het stedenbouwkundige beeld voorop te staan. Bij het verbouwen van bestaande woningen dient rekening gehouden te worden met het behoud en/of herstel van de cultuurhistorische waarden en het stedenbouwkundige beeld van deze nader aangeduide
Hoofdstuk 2
in
43
panden; d. nieuwe woningen zijn uitsluitend middels vrijstelling, zoals in deze voorschriften opgenomen, toegestaan, met uitzondering van de locaties waar, voor zover nader aangeduid op de plankaart, onder voorwaarden, één nieuwbouwwoning is toegestaan; e. aan-huis-gebonden beroepen worden toegelaten in zowel de woning als in bijgebouwen met dien verstande dat de totale gebruiksoppervlakte niet meer bedraagt dan 70 m²; f. aan-huis-gebonden bedrijvigheid wordt toegelaten in bijgebouwen, met dien verstande dat de totale gebruiksoppervlakte van de gebouwen, welke voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt, niet meer bedraagt 2 dan 35 m . Nieuwvestiging hiervan is slechts door middel van een vrijstelling toegelaten. Bouwvoorschriften
(algemeen)
(gebouwen)
44
13.3 Op en in de tot wonen bestemde gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht, die qua aard en afmetingen bij deze bestemming passen, met dien verstande dat: a. er geen nieuwe woningen mogen worden gebouwd, behoudens herbouw ter plaatse; b. in afwijking van het gestelde onder a. mogen nieuwe woning worden gebouwd, uitsluitend daar waar dit middels de aanduiding ‘locatie één nieuwbouwwoning toegestaan’ is aangegeven, met dien verstande dat uitsluitend vrijstaande woningen in één bouwlaag met kap mogen worden gebouwd, waarbij de bouwlaag maximaal 3,2 meter mag bedragen; c. de breedte van het bouwperceel per woning, indien 2 of meer woningen aan elkaar worden gebouwd, ten minste 8,5 meter bedraagt en indien een vrijstaande woning wordt gebouwd ten minste 11 meter; d. de woningen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven bouwvlak gebouwd worden en één gevel wordt geplaatst in, danwel tot maximaal 4 meter achter de naar de weg gekeerde bouwgrens; e. de breedte per woning ten minste 6 meter bedraagt; f. in afwijking van het bepaalde onder d. van dit lid de breedte van een gestapelde woning ten minste 5 meter bedraagt; g. de goothoogte niet meer dan 6,5 meter bedraagt, met
Hoofdstuk 2
h. i.
j.
k.
(nieuwbouwlocatie)
l.
(garageboxen)
m.
(bijgebouwen)
n.
(monumenten en beeldbepalende panden)
o.
Hoofdstuk 2
dien verstande dat de goothoogte van bestaande woningen en gestapelde woningen niet meer bedraagt dan bestaand; 3 de inhoud per woning ten minste 250 m bedraagt en voor gestapelde woningen ten minste 150 m³; de diepte niet meer dan 12 meter mag bedragen, met uitzondering van de percelen waarvan de afstand tussen de bouwgrens en de achterperceelsgrens ten minste 25 meter bedraagt, in welk geval de diepte 15 meter mag bedragen; de woning over een oppervlakte van ten minste 70% met een kap wordt afgedekt, waarvan de dakhelling ten minste 20º en niet meer dan 45º bedraagt; de zijgevel tenminste 2,50 meter uit de zijdelingse bouwperceelsgrens wordt geplaatst, tenzij het een woningscheidende zijgevel betreft; in afwijking van het bepaalde onder h. en j. geldt voor de locaties waar één nieuwbouwwoning is toegestaan dat de inhoud minimaal 400 m³ en maximaal 1500 m³ mag bedragen en dat de dakhelling ten minste 30° en niet meer dan 45° mag bedragen; de oppervlakte van garageboxen mag niet meer dan 18 m² bedragen en de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen; voor het bouwen van bijgebouwen, de volgende bepalingen gelden: (1) de voorgevel wordt geplaatst in of achter de bouwgrens, tenzij het een garage betreft in welk geval de afstand van de garage tot de bestemming ‘Verkeer V’ en ‘Verkeer- Verblijf V-V’ niet minder dan 5 meter mag bedragen; (2) de gezamenlijke oppervlakte van de bijgebouwen 2 mag niet meer bedragen dan 70 m , met dien verstande dat de totale bebouwde oppervlakte per bouwperceel niet meer bedraagt dan 50%; (3) de goothoogte mag niet meer dan 3,2 meter bedragen; voor zover het betreft de panden welke voorkomen op de vastgestelde gemeentelijke Monumentenlijst, mag uitsluitend worden gebouwd indien en voor zover zulks nodig is ten behoeve van de inrichting van bestaande gebouwen voor het wonen en/of het behoud en/of het herstel van de bestaande bebouwing, met dien verstan-
45
(bouwwerken geen gebouwen zijnde)
de dat het aantal woningen niet mag toenemen en geen wezenlijke verandering mag worden aangebracht aan het stedenbouwkundige beeld en geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de cultuurhistorische waarden; p. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende bepalingen gelden: (1) ze worden geplaatst in het bouwvlak, met uitzondering van erfafscheidingen en vlaggenmasten, welke ook buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd, mits het gestelde onder 2 in acht wordt genomen; (2) de hoogte mag niet meer dan 3 meter bedragen, met uitzondering van: a) erfafscheidingen, waarvan de hoogte achter de voorgevelrooilijn niet meer dan 2 meter en voor de voorgevelrooilijn niet meer dan 1 meter mag bedragen; b) vlaggenmasten, waarvan de hoogte niet meer dan 5 meter mag bedragen; (3) ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
Gebruiksvoorschriften
13.4. Onder strijdig gebruik als bedoeld in artikel 21, lid 1 wordt tenminste verstaan het gebruik van bijgebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.
Vrijstellingen
13.5. Burgemeester en Wethouders kunnen, nadat de procedure genoemd in artikel 23.1 is gevolgd, vrijstelling verlenen van het bepaalde in: a. artikel 13.1: voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijvigheid, welke voorkomt in de categorieën 1 en 2, zoals deze zijn aangegeven in de tot deze voorschriften behorende Bedrijvenstaat (bijlage 1), alsmede voor de uitoefening van aan-huis-gebonden bedrijvigheid, welke niet genoemd worden in deze staat bij de categorieën 1 en 2, maar naar de omvang en de invloed op de omgeving gelijk te stellen is met de bedrijvigheid bedoeld in de categorieën 1 en 2, met dien verstande, dat: (1) geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de buurt en de betreffende woning; (2) indien tengevolge van deze vrijstelling een oneven-
46
Hoofdstuk 2
redige aantasting te verwachten is van de kwaliteit van het aangrenzende woonmilieu geen vrijstelling wordt verleend; (3) het niet betreft zodanig verkeersaantrekkende activiteiten die de woonomgeving onevenredig belasten en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen noodzakelijk worden, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen; (4) het geen detailhandel, seksinrichting of horecabedrijf betreft; (5) de oppervlakte van de gebouwen, welke voor de bedrijfsuitoefening wordt gebruikt, niet meer be2 draagt dan 35 m . b. artikel 13.1: voor de uitoefening van bed & breakfastactiviteiten in als zodanig aangewezen monumenten en beeldbepalende panden, met dien verstande dat: (1) geen afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de buurt en wonen ter plaatse de hoofdfunctie zal blijven; (2) indien ten gevolge van deze vrijstelling een onevenredige aantasting te verwachten is van de kwaliteit van het aangrenzende woonmilieu, geen vrijstelling wordt verleend; (3) gezorgd dient te worden voor voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein, dan wel hierin voorzien kan worden op nabijgelegen gronden; (4) het verkeersbelang niet wordt aangetast. c. artikel 13.3 onder d. en artikel 13.3.n. onder 1: voor het uitbreiden van een woning dan wel voor het bouwen van een aangebouwd bijgebouw per woning vóór de naar de weg gekeerde bouwgrens, mits: (1) de naar de weg gekeerde bouwgrens met niet meer dan 3 meter wordt overschreden, tenzij het een carport betreft in welk geval de overschrijding 5 meter mag bedragen; (2) indien het een garage betreft de afstand van het bijgebouw, tot de bestemming ‘Verkeer V’ en ‘Verkeer-Verblijf V-V’ nergens minder bedraagt dan 5 meter; (3) over ten minste 40% van de breedte van de voorgevel van de woning niet wordt aangebouwd;
Hoofdstuk 2
47
d.
e.
f.
Wijzigingsbe-
48
13.6.
(4) de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter; 2 (5) de oppervlakte niet meer bedraagt dan 6 m , tenzij het een carport betreft in welk geval de oppervlakte 2 15 m mag bedragen; (6) het verkeersbelang niet wordt aangetast; (7) door deze vrijstelling bestaande gebouwen op aangrenzende percelen niet worden beperkt in hun gebruiksmogelijkheden dan wel bereikbaarheid en er geen onevenredige aantasting te verwachten is van de kwaliteit van het woonmilieu. artikel 13.3 onder j: voor een andere afdekking/dakhelling mits het stedenbouwkundig beeld, gehoord de welstandscommissie, niet onevenredig wordt aangetast. artikel 13.3.n. onder 3: voor een goothoogte gelijk aan de goothoogte van de woning, mits: (1) het een aangebouwd bijgebouw betreft; (2) het uitsluitend de goothoogte betreft van de gevel, welke tegen de woning wordt gebouwd. artikel 13.3. onder a.: voor het splitsen van woningen waarbij het gebruik als woondoeleinden vanuit het oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is, met dien verstande dat: (1) splitsing alleen plaatsvindt in als zodanig aangewezen monumentale of beeldbepalende bebouwing, danwel splitsing alleen plaatsvindt in panden welke aan de Rijksweg gelegen zijn; (2) splitsing alleen toegestaan is binnen de begrenzing van de op de plankaart opgenomen aanduiding ‘contour kern’; (3) splitsing gerealiseerd dient te worden binnen de bestaande bouwmassa; (4) de te splitsen woningen dienen te voldoen aan de bouwvoorschriften zoals opgenomen in artikel 13.3, waarbij een inhoudsmaat voor de te splitsen woningen geldt van ten minste 250 m³; (5) het stedenbouwkundige beeld en de cultuurhistorische waarden, gehoord de monumentencommissie, niet wezenlijk worden aangetast; (6) er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestem-
Hoofdstuk 2
voegdheid
Hoofdstuk 2
ming ‘Wonen W’ te wijzigen in bestemming ‘RecreatieVerblijf R-V’, mits: (1) deze wijziging alleen van toepassing is op monumentale of beeldbepalende bebouwing; (2) het totaal aantal woningen dat aanwezig is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp niet mag toenemen; (3) het aantal vakantieappartementen dat per bouwperceel gerealiseerd wordt, niet meer dan 2 bedraagt, waarbij de vloeroppervlakte per appartement niet meer mag bedragen dan 100 m²; (4) de bouwmassa niet wordt vergroot; (5) het stedenbouwkundig beeld en de cultuurhistorische waarde niet wezenlijk worden aangetast; (6) er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aangrenzende waarden en functies welke het bestemmingsplan beoogt te beschermen, hetgeen onder andere wil zeggen dat er geen verzwaring mag optreden van de op grond van de Wet milieubeheer te stellen normen en eisen; (7) het gebruik als woon- en verblijfsdoeleinden vanuit een oogpunt van een goed woonmilieu aanvaardbaar is; (8) er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen, hetgeen onder andere wil zeggen dat: • uit een ingesteld bodemonderzoek moet blijken dat de bodem ter plaatse geschikt is voor de beoogde bestemming; • aan de geldende luchtkwaliteitseisen kan worden voldaan. (9) parkeervoorzieningen op eigen terrein gerealiseerd worden; (10)de procedure in artikel 23.2 wordt gevolgd.
49
Paragraaf C Bepalingen met betrekking tot dubbelbestemmingen Artikel 14 - Beschermingszone primair water Doeleindenomschrijving
14.1. De op de plankaart voor ‘Beschermingszone primair water’ aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen (basisbestemming), tevens bestemd voor: a. beheer en onderhoud van de nabij het plangebied gelegen watergang; b. de bescherming van de ecologische waarden van de watergang; met de daarbij behorende: c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwvoorschriften
(gebouwen) (bouwwerken geen gebouwen zijnde)
14.2. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag alleen binnen de op de plankaart aangegeven beschermingszone van het primair water worden gebouwd, ten behoeve van deze dubbelbestemming. 14.2.1 Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. 14.2.2. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende bepaling: a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 2 m bedragen.
Aanlegvoorschriften
50
14.3.1. Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: (1) het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; (2) het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen; (3) het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren; (4) het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse
Hoofdstuk 2
transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; (5) het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben. 14.3.2. Het onder 14.3.1 van dit lid bepaalde is niet van toepassing: (1) voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde, waaronder o.a. dient te worden verstaan, het scheuren van grasland wanneer dit direct weer wordt ingezaaid en daarna weer wordt gebruikt als grasland, in welk geval het gemeentebestuur vooraf van het voornemen tot het scheuren van grasland in kennis wordt gesteld; (2) voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis; (3) voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik, zulks met uitzondering van het scheuren van graslanden; (4) voor werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, danwel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd; (5) voor het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden; (6) voor het periodiek kappen van hakhout voorzover betreffende de normale uitoefening van het op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan bestaande bodemgebruik. 14.3.3. Of, en zo ja onder welke voorwaarden de hier bedoelde werken of werkzaamheden toelaatbaar zijn, zal worden beoordeeld aan de hand van het bepaalde in artikel 3 en dit artikel onder lid 14.2., met dien verstande dat de werkzaamheden slechts toelaatbaar zijn, indien door die werken en werkzaamheden danwel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen aan de bestaande natuurwaarden, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van deze gronden geen wezenlijke afbreuk wordt gedaan, danwel de mogelijkheden
Hoofdstuk 2
51
voor het herstel van die waarden niet wezenlijk worden of kunnen worden verkleind. Vrijstelling
52
14.4. Burgemeester en wethouders kunnen, nadat de procedure zoals genoemd in artikel 23.1. is gevolgd en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de watergang, vrijstelling verlenen van: a. het bepaalde in lid 14.2.1. en 14.2.2. en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het betreffende waterschap en de Keur van het waterschap in acht wordt genomen.
Hoofdstuk 2
Artikel 15 - Leidingzone L Doeleindenomschrijving
15.1. De op de plankaart als ‘Leidingzone L’ aangegeven gronden zijn, behalve voor de doeleinden van de andere krachtens dit plan aan deze gronden gegeven bestemmingen (basisbestemming), primair bestemd voor de bescherming en het onderhoud van de op de plankaart aangeduide gasleidingzone.
Voorschriften vanwege samenvallende bestemmingen
15.2. Al hetgeen in dit voorschrift omtrent de ondergeschikte bestemmingen binnen het gebied met de bestemming leidingzone is toegestaan, is uitsluitend toelaatbaar indien het voorzover zulks, gehoord de beheerder van de leiding(en), verenigbaar is met het belang van de leiding(en).
Bouwvoorschriften
15.3. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming: a. op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd; b. de hoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag maximaal 2,5 meter bedragen.
(gebouwen) (bouwwerken, geen gebouwen zijnde) Vrijstelling van de bouwvoorschriten
Aanlegvoorvoorschriften
Hoofdstuk 2
15.4. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in 15.3 en toestaan dat ten behoeve van een andere bestemming gebouwen worden gebouwd, mits: (1) geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de leiding; (2) vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de betreffende leiding. 15.5.1. In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen 4 tot en met 14 van deze voorschriften is het, voorzover niet reeds gebonden aan een vergunning op grond van de bestemming, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: (1) het aanleggen of verharden van wegen, paden of
53
parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere gesloten oppervlakteverhardingen; (2) het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; (3) het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse kabels of leidingen; (4) het wijzigen van het bestaande bodemniveau door ophogingen of afgravingen of het verrichten van andere graafwerkzaamheden; (5) het aanbrengen, vellen en/of rooien van bomen, of beplantingen welke dieper wortelen dan 0,75 meter. 15.5.2. Het onder artikel 15.5.1. van dit lid bepaalde is niet van toepassing: (1) voor werkzaamheden, normale onderhoudswerkzaamheden zijnde; (2) voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis; (3) voor het periodiek kappen van hakhout, voorzover betreffende de normale uitoefening van het toegelaten bodemgebruik; (4) voor normaal spitwerk tot een diepte van niet meer dan 0,30 meter. (5) op werken of werkzaamheden welke reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; (6) voor werken of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 15.5.3. De werken of werkzaamheden, als bedoeld onder artikel 15.5.1. van dit lid zijn slechts toelaatbaar indien, gehoord de beheersinstantie van de betrokken leiding, door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding niet in gevaar wordt of kan worden gebracht en deze werken of werkzaamheden passen in het op dat moment geldende externe veiligheidsbeleid.
54
Hoofdstuk 2
3.
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 16 - Anti-dubbeltelbepaling 16.1. Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de verlening van een bouwvergunning, waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Hoofdstuk 3
55
Artikel 17 - Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening 17.1 De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen; b. de parkeervoorzieningen; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; d. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; e. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen; f. de ruimte tussen bouwwerken.
56
Hoofdstuk 3
Artikel 18 - Ondergronds bouwen Ondergrondse werken
18.1. Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde gelden, behoudens in dit artikel opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
Ondergronds bouwen
18.2. Ondergrondse gebouwen mogen uitsluitend worden opgericht, met dien verstande dat: a. de ondergrondse gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen de bouwvlakken, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen die ook buiten de bouwvlakken zijn toegestaan; b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse gebouwen maximaal 3 meter onder peil mag bedragen; c. de oppervlakte van ondergrondse gebouwen wordt meegerekend bij het berekenen van de blijkens de plankaart of deze voorschriften geldende bebouwingspercentages, of maximaal te bebouwen oppervlak dan wel maximale inhoud; d. de gebouwen uitsluitend mogen worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
Vrijstelling
18.3. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd, nadat de procedure in artikel 23.1 is gevolgd, vrijstelling te verlenen van het bepaalde in: a. 18.2. onder a: voor het bouwen van ondergrondse gebouwen buiten de bouwvlakken. b. 18.2. onder b: voor het bouwen van ondergrondse gebouwen met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil, mits: (1) de waterhuishouding niet wordt verstoord; (2) geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Hoofdstuk 3
57
Artikel 19 - Algemene bepaling Indien en voorzover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerp-plan.
58
Hoofdstuk 3
Artikel 20 - Algemene bepalingen met betrekking tot bebouwing Verbod ander gebruik
20.1. Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen: a. een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan; b. enig bouwwerk binnen een afstand van 25 meter uit de as van de dichtbij gelegen rijbaan van de Provinciale weg N278.
Vrijstelling
20.2. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in artikel 20.1. onder b, gehoord de wegbeheerder, ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse op de plankaart aangewezen bestemming, mits door de bouw of de situering van een bouwwerk het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast.
Procedure
20.3. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 20.2. dient de procedure als bedoeld in artikel 23.1 te worden gevolgd.
Hoofdstuk 3
59
Artikel 21 - Algemene bepalingen met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken, anders dan bouwen Verbod ander Gebruik
21.1. Het is verboden de in de artikelen 4 tot en met 15 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken, danwel te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.
Vrijstelling
21.2. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. 21.3. Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 1 wordt ten minste verstaan het gebruik: a. voor de opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
Procedure
21.4. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 21.2 dient de procedure als bedoeld in artikel 23.1. te worden gevolgd.
60
Hoofdstuk 3
Artikel 22 - Algemene vrijstellingsbevoegdheid 22.1. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze voorschriften vrijstelling kan worden verleend, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor: a. het afwijken van de in het plan voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%; b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, (glas)containers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits: 2 (1) de oppervlakte niet meer bedraagt dan 15 m ; (2) de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 meter; (3) de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter mag bedragen; (4) het betreft gronden gelegen binnen de bestemming ‘Beschermingszone primair water’ en ‘Leidingzone L’ het bepaalde in de artikelen 14.4.1 en 15.5.1. in acht worden genomen; (5) uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. c. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de plankaart; d. het oprichten van voorzieningen ten dienste van telecommunicatiedoeleinden, voor zover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privé-gebruik en niet meer dan 30 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, uitgezonderd voorzieningen ten dienste van telecommunicatiedoeleinden voor openbare orde en veiligheid en indien het betreft het medegebruik van een antenne door meerde-
Hoofdstuk 3
61
re instellingen in welke gevallen de hoogte maximaal 45 meter mag bedragen, mits het woon- en leefklimaat met betrekking tot woningen en andere milieugevoelige objecten niet onevenredig wordt aangetast en uit een bodemonderzoek is gebleken dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik; e. het toestaan dat een (vrijstaand) bijgebouw, niet zijnde een bedrijfsgebouw, tijdelijk gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat: (1) de vrijstelling uitsluitend kan worden verleend onder de voorwaarden dat: - een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; - er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven; - de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast 2 met een maximale oppervlakte van 70 m . (2) Burgemeester en Wethouders nadere voorwaarden kunnen stellen aan de vrijstelling; (3) Burgemeester en Wethouders de vrijstelling intrek ken, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. 22.2. Burgemeester en Wethouders kunnen bij de verlening van de vrijstelling voorwaarden ten aanzien van de situering van antennes stellen teneinde een ruimtelijk verantwoorde plaatsing van antennes ten opzichte van de omgeving te waarborgen. 22.3. De in lid 1 genoemde vrijstellingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd en de, in artikel 23.1. genoemde procedure, te worden gevolgd.
62
Hoofdstuk 3
Artikel 23 - Procedureregels Vrijstelling en nadere eisen
23.1. Bij het verlenen van vrijstelling en het stellen van nadere eisen als bedoeld in deze voorschriften gelden de volgende procedureregels: a. het ontwerp-besluit ligt gedurende twee weken voor een ieder ter inzage; b. Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging tevoren bekend in een of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid; c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen naar voren te brengen bij Burgemeester en wethouders tegen het ontwerp-besluit; d. indien tegen het ontwerp-besluit zienswijzen naar voren zijn gebracht, wordt het besluit met redenen omkleed; e. Burgemeester en W ethouders delen aan hen die hun zienswijzen naar voren hebben gebracht de beslissing daaromtrent mede.
Wijziging
23.2. Bij het toepassen van de verplichting tot uitwerken en de bevoegdheid tot wijzigen als bedoeld in deze voorschriften gelden, naast het bepaalde in 23.1, de volgende bepalingen: a. het ontwerp-besluit ligt gedurende vier weken voor een ieder ter inzage; b. bij het ter goedkeuring aanbieden van het besluit aan Gedeputeerde Staten worden gelijktijdig de ingediende zienswijzen overgelegd en wordt gemeld tot welke uitkomsten het overleg met de indieners daarvan heeft geleid; c. het bepaalde onder b. is niet van toepassing, indien en voor zover Gedeputeerde Staten in hun besluit tot goedkeuring van het bestemmingsplan hebben omschreven dat voor de wijziging geen goedkeuring is vereist; d. het bepaalde onder b. is niet van toepassing, indien tegen het wijzigingsplan geen zienswijzen naar voren zijn gebracht.
AanlegVergunning
23.3. Bij het toepassen van de aanlegvergunning als bedoeld in deze voorschriften geldt de procedure zoals vervat in de artikelen 44 e.v. van de Wet op de Ruimtelijke Orde-
Hoofdstuk 3
63
ning.
64
Hoofdstuk 3
4.
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 24 - Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in: - artikel 14.3.1.; - artikel 15.5.1.; - artikel 20.1.; - artikel 21.1.; - artikel 25.2. wordt aangemerkt als een strafbaar feit, in de zin van artikel 1a, sub 2° van de Wet op de Economische Delicten.
Hoofdstuk 4
65
Artikel 25 - Overgangsbepalingen
Bouwwerken
25.1. Bouwwerken, welke • hetzij bestaan op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan, • hetzij worden of nog kunnen worden opgericht krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning, en die afwijken van het plan, mogen, mits de afwijking van het plan ook naar de aard niet wordt vergroot en behoudens onteigening: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd; b. uitsluitend na calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag tot bouwvergunning binnen 2 jaar na de calamiteit zal zijn ingediend;
Gebruik
25.2 Indien op het tijdstip van het van kracht worden van het plan gronden en bouwwerken worden gebruikt in strijd met het in dit plan voorgeschreven gebruik, mag dit strijdige gebruik van gronden en bouwwerken worden voortgezet. Wijziging van het met het plan strijdige gebruik van gronden en bouwwerken is verboden, indien door die wijziging van het gebruik de afwijking van het plan naar de aard wordt vergroot.
Strijdig gebruik
25.3. Lid 25.1 en 25.2 zijn niet van toepassing indien het betreft een bouwwerk danwel gebruik dat met de in het vorige bestemmingsplan aangewezen bestemming strijdig was en welk strijdig gebruik een aanvang heeft genomen nadat dit vorige bestemmingsplan rechtskracht heeft verkregen.
66
Hoofdstuk 4
Artikel 26 - Slotbepaling Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als: 'Voorschriften bestemmingsplan Kern Lemiers'.
Behoort bij het besluit van de raad der gemeente Vaals d.d. ….. tot vaststelling van het bestemmingsplan 'Kern Lemiers'. Mij bekend, de griffier.
oktober 2007 BRO Tegelen Venloseweg 2 5931 GT Tegelen
Hoofdstuk 4
67
Bijlage 1 Bedrijvenstaat
Gemeente Vaals
Bestemmingsplan 'Kern Lemiers' Voorschriften Ontwerp
Rapportnummer:
211x00849/Va-Up3
Datum:
18 oktober 2007
Contactpersoon opdrachtgever:
Dhr. J. Munten
Projectteam BRO:
Dhr. drs. Frits Peeters, mevr. mr. Rianne Selten, dhr. Dirk Huizenga en mevr. ing. Guusje Peeters
Concept:
27 september 2006
Voorontwerp:
22 november 2006
Ontwerp:
18 oktober 2007
Vaststelling: Trefwoorden:
Lemiers, woongebied, DOP
Beknopte inhoud:
Onderhavig bestemmingsplan ‘Kern Lemiers’ voorziet in de juridisch-planologische regeling voor het woongebied- en uitbreidingsgebied van Lemiers.
BRO Tegelen Venloseweg 2 5931 GT Tegelen T +31 (0)77 373 06 01 F +31 (0)77 373 76 94 E
[email protected]