Inhoudsopgave
pagina
1. INLEIDENDE BEPALINGEN Artikel 1 Begripsomschrijvingen Artikel 2 Wijze van meten Artikel 3 Ondergronds bouwen
3 3 8 9
2. BESTEMMINGSBEPALINGEN Artikel 4 Agrarisch bouwblok Ab Artikel 5 Agrarisch gebied Ag Artikel 6 Agrarisch - kwekerij Ak Artikel 7 Bedrijfsdoeleinden B Artikel 8 Detailhandel Dh Artikel 9 Groenvoorzieningen G Artikel 10 - Horeca H Artikel 11 - Kantoren K Artikel 12 - Maatschappelijke doeleinden M Artikel 13 - Maatschappelijk – begraafplaats Mb Artikel 14 - Nutsdoeleinden Nd Artikel 15 - Recreatieve doeleinden R Artikel 16 - Sportdoeleinden S Artikel 17 - Tuin T Artikel 18 - Verkeers- en verblijfsdoeleinden VV Artikel 19 - Woondoeleinden W Artikel 20 - Molenbeschermingszone Artikel 21 - Karakteristieke en/of monumentale bomen Artikel 22 - Tevens archeologisch onderzoeksgebied
10 10 13 15 19 23 27 28 32 34 39 40 41 44 46 48 49 54 55 56
3. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 23 - Anti-dubbeltelbepaling Artikel 24- Bepaling ter algemene bescherming van het plan Artikel 25 - Algemene voorschriften omtrent bebouwing Artikel 26 - Algemene voorschriften omtrent het gebruik van de grond anders dan voor bebouwing 61 Artikel 27 - Algemene voorschriften omtrent het gebruik van de bouwwerken Artikel 28 - Algemene vrijstellingsbevoegdheden Artikel 29 - Algemene wijzigingsbepalingen Artikel 30 - Algemene procedurebepalingen
58 58 59 60
4. OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 31 - Strafbepaling Artikel 32 - Overgangsbepalingen Artikel 32 - Slotbepaling
67 67 68 69
62 63 65 66
Bijlage: Bedrijvenstaat
1
Plankaarten nr. 150x00184-pk1 en 150x00184-pk2
2
1.
INLEIDENDE BEPALINGEN Artikel 1 - Begripsomschrijvingen1 In deze voorschriften wordt verstaan onder: 1. aan-/uitbouw een in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk opzicht (ligging, maatvoering) ondergeschikt bouwwerk, één geheel vormend met het hoofdgebouw, dat in functioneel opzicht onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw, d.w.z. direct ten dienste daarvan staat; 2. aan de producten welke in relatie staan tot de in de kwekerij geteelde dan kwekerij wel gekweekte producten, zoals in ieder geval (sier-)potten, aanverwante potgrond en meststoffen; producten 3. aan huis een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op gebonden administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, beroep: ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, waaronder tevens de beroepen van schoonheidsspecialiste, manicure en pedicure en uitgezonderd prostitutie, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende bijbouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is; 4. aan huis het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q het uitoefenen van gebonden bedrijfsmatige activiteiten geheel of overwegend door middel van bedrijf handwerk, geen detailhandel zijnde en uitgezonderd prostitutie, waarvan de omvang in de activiteiten zodanig is, dat de activiteiten in een woning en de daarbij behorende bijbouwen met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Hieronder wordt mede verstaan een publiekverzorgend ambacht; 5. Achtergevelde achterste van de weg afgekeerde begrenzing van het rooilijn bebouwingsvlak, alsmede het verlengde daarvan; 6. afhankelijk een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de wonen woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest; 7. bebouwing een of meer gebouwen en/of een of meer bouwwerken, geen gebouwen zijnde; 8. Bebouwings- een op de plankaart aangegeven lijn die de grens vormt van een grens bebouwingsvlak, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze voorschriften toegelaten afwijkingen; 9. Bebouwings- een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende aanduiding als vlak zodanig aangegeven bouwvlak, waarbinnen krachtens deze voorschriften bepaalde bebouwing mag worden gebouwd; 1
In alfabetisch-lexicografische volgorde.
3
10.
Bebouwingspercentage
11.
bedrijfs- en dienstwoning
12.
Bestemmingsvlak Bestemmingsgrens bouwen
13. 14.
15.
16. 17. 18. 19.
20.
21.
22.
23.
een in de voorschriften aangegeven percentage, dat de grootte van een deel van een bouwperceel aangeeft dat maximaal bebouwd mag worden; een woning in of bij een gebouw dan wel op of bij een terrein, welke gekoppeld is aan het feitelijk gebruik van het gebouw en/of terrein in overeenstemming met de bestemming; een op de plankaart aangegeven vlak met een zelfde bestemming;
een op de plankaart aangegeven lijn die de grens vormt van een bestemmingsvlak; het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats; bouwlaag een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond, zijnde de eerste bouwlaag en met uitzondering van kelder, souterrain, zolder en vliering; bouwperceel een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten; Bouwperceels- een grens van een bouwperceel; grens bouwwerk elke bouwconstructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond; bijbouw de krachtens het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, verbonden aan het hoofdgebouw of daarvan vrijstaand in één bouwlaag, dat op een bouwperceel door zijn ligging, constructie en/of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw; bijgebouw een met het hoofdgebouw verbonden en daarvan vrijstaand gebouw dat in bouwkundig (constructie), architectonisch en/of ruimtelijk (ligging, maatvoering) opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en in functioneel opzicht géén onderdeel uitmaakt van het hoofdgebouw, dat wil zeggen niet direct daarvan ten dienste staat; Cultuurhistori- de aan een bouwwerk of een gebied toegekende waarde, sche waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik van de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied; detailhandel het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van ene beroeps- of bedrijfsactiviteit, alsmede anders dan voor gebruik ter plaatse; dienstverlening het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar aard en daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en prostitutie; 4
24.
25. 26. 27.
28.
29.
30.
31.
32. 33.
Differentiatievlak
een op de plankaart als zodanig aangegeven vlak, waarmee gronden zijn aangeduid waarop bestemmingsplanbepalingen van éénzelfde aard van toepassing zijn én waarmee de ligging van de verschillende functies binnen die bestemming wordt aangegeven; gebouw elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt; Grondgebon- een agrarisch bedrijf of bijzonder agrarisch bedrijf, waarvan de den agrarisch productie geheel of overwegend afhankelijk is van het bedrijf voortbrengingsvermogen van de grond; hoofdgebouw een op grond van het bestemmingsplan toegelaten bebouwing, al dan niet bestaande uit samengestelde en/of gelede delen, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie is ondergebracht; horeca hieronder worden begrepen de navolgende categorieën: 1. hotel, pension: een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie; 2. restaurantbedrijf: een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig voor gebruik uitsluitend ter plaatse verstrekken van maaltijden en dranken, zoals een restaurant en een bistro; 3. cafetariabedrijf: een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van kleine eetwaren, al dan niet in combinatie met niet-alcoholische dranken. Hieronder worden mede begrepen een friteskraam, lunchroom en een ijssalon; 4. cafébedrijf: een bedrijf dat is gericht op het bedrijfsmatig voor gebruik ter plaatse verstrekken van dranken, waaronder niet worden begrepen: coffeeshops, discotheken, nachtclubs e.d.; inrichtingen als bedrijven en/of inrichtingen welke zijn genoemd in artikel 2.4 van bedoeld in het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer artikel 41 van (Staatsblad 1993, 50); de Wet geluidhinder intensieve het bedrijfsmatig houden van dieren zonder dat het bedrijf hoeft te veehouderij beschikken over grond bestemd voor de voerproductie van deze dieren. De dieren worden in stallen of hokken gehouden. In principe wordt gedoeld op het hebben van een bedrijfsmatige tak van varkens, kippen, vleeskuikens, vleeskalveren, stieren voor roodvleesproductie, eenden, pelsdieren, konijnen, kalkoenen of parelhoenders (waarvoor een milieu-vergunning is verleend). Maatschappe- educatieve, sociaal-medische, (sociaal-)culturele, lijke levensbeschouwelijke, religieuze voorzieningen waaronder kerk en voorzieningen voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen; mantelzorg het bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak op vrijwillige basis en buiten een organisatorisch verband aan een ieder die hulpbehoevend is; Nevengeschik- functie waarbij maximaal 50% van de opstallen als zodanig mag te functie worden gebruikt; 5
34. 35.
36. 37.
38. 39. 40. 41. 42. 43.
44.
45. 46. 47. 48. 49.
ondergeschikte activiteit waarbij maximaal 30% van de opstallen als zodanig mag activiteit worden gebruikt; overkapping een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste drie al dan niet tot de overkapping behorende scheidingsconstructies; patiowoning een woning met een geheel of gedeeltelijk omsloten binnenplaats of binnenhof, gevormd door de zijmuren van de naburige, dan wel op het eigen bouwperceel aanwezige bebouwing; peil 1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang; 2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld; perceelsgrens een lijn die een bouwperceel van een ander bouwperceel, ander terrein of van de openbare weg scheidt; plan de plankaarten en de voorschriften met bijbehorende bijlagen, welke deel uitmaken van het bestemmingsplan ‘Kom Beugen’ van de gemeente Boxmeer; prostitutie het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding; Prostitutieeen bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten bedrijf van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt; Publiekverzor- een ambachtelijk bedrijf dat zijn goederen en diensten rechtstreeks gend ambacht levert aan de consument, zoals een schoenmaker, kapper, goudsmid e.d.; Schuilgelegen- overdekte ruimte, aan maximaal 3 zijden omsloten door wanden, heid waarvan het hobbydier / de hobbydieren moet(en) kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter. In de schuilgelegenheden is geen opslag toegestaan; seksinrichting de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotischpornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder ook begrepen een erotische-massagesalon, als dan niet in combinatie met elkaar; Verkoopvloer- de totale oppervlakte van de voor het publiek toegankelijke en oppervlakte zichtbare winkelruimte, inclusief de etalageruimte en de ruimte achter de toonbank (dit is de netto-vloeroppervlakte); voorgevel de naar de weg of openbaar toegankelijk gebied toegekeerde gevel van een (hoofd)gebouw; Voorgevelrooi- de voorste begrenzing van het bebouwingsvlak; lijn woning een (gedeelte van een) gebouw, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden; woonboerderij een woning die bestaat uit een voormalig agrarische bedrijfswoning 6
50. 51.
zijgevel zijstrook
met de in de bouwmassa opgenomen voormalige agrarische bedrijfsruimten; een gevel van een hoofdgebouw, niet zijnde de voor- of achtergevel; de strook grond begrenst door de zijdelingse perceelsgrens en de lijn evenwijdig aan en op een afstand van 3 meter tot die perceelsgrens.
7
Artikel 2 - Wijze van meten Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten: 1. afstand tot de (zijdelingse) perceelsgrens: 2. 3.
4.
5. 6.
7.
8. 9.
de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel; de afstand tot de de kortste afstand van enig punt van een gebouw bestemmingsgrens: tot de bestemmingsgrens; de bebouwde oppervlak de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen, van een bouwperceel: die op hetzelfde bouwperceel zijn of mogen worden opgericht, daaronder niet begrepen de oppervlakten van kelderruimten; de goothoogte van een vanaf het peil tot de bovenkant tot de snijlijn van bouwwerk: de gevel en het dakvlak, met dien verstande dat goten van dakkapellen met een kleinere breedte dan 50% van de breedte van het dakvlak waarin zij zijn geplaatst, topgevels, schoorstenen, antennes en andere ondergeschikte bouwdelen, niet meegerekend worden; de hoogte van een vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk: bouwwerk, ondergeschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend; de inhoud van een tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de bouwwerk: harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen en boven peil, met dien verstande dat bij woonruimten in gebouwen, die niet uitsluitend voor bewoning zijn bestemd, de inhoud van de woning wordt gemeten boven de afgewerkte vloer van de woning c.q. woonlagen; de oppervlakte van een tussen (de buitenste verticale projecties van) de bouwwerk: buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren en wel 1 meter boven peil, dan wel indien het bouwwerk uit meerdere bouwlagen bestaat, over de laag met het grootste oppervlak; lengte, breedte en diepte tussen (de lijnen getrokken door) de buitenwerkse bouwwerk: hoofdgevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren. vanaf het peil tot het diepste punt van het verticale diepte: bouwwerk;
8
Artikel 3 - Ondergronds bouwen Ondergrondse werken
Lid 1. Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de waterhuishoudkundige situatie mag niet verstoord worden; b. er mag geen onevenredige afbreuk gedaan worden aan archeologische waarden.
Ondergronds bouwen
Lid 2. Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bebouwingsvlak; b. de verticale diepte mag niet meer bedragen dan 3 meter; c. de gebouwen uitsluitend mogen worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik. een en ander met dien verstande dat: d. de waterhuishoudkundige situatie mag niet verstoord worden; e. er mag geen onevenredige afbreuk gedaan worden aan archeologische waarden; f. er mogen géén zodanige verkeersaantrekkende activiteiten worden uitgeoefend dat ten gevolge daarvan verkeersoverlast ontstaat of kan ontstaan en ten gevolge waarvan extra verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeerplaatsen, noodzakelijk zijn, tenzij op eigen terrein gezorgd kan worden voor voldoende parkeervoorzieningen.
9
2.
BESTEMMINGSBEPALINGEN Artikel 4 - Agrarisch bouwblok Ab Lid 1. De op de plankaart voor ‘Agrarisch bouwblok Ab’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen voor: − agrarische bedrijfsuitoefening in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf, uitsluitend zijnde een rozenkwekerij of champignonkwekerij; − bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen, uitsluitend daar waar deze op de plankaart door middel van een nadere aanduiding “bestaande bedrijfswoning” zijn aangegeven; b. agrarisch grondgebruik; c. tuinen, erven en terreinen; d. groenvoorzieningen; e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; met de daarbij behorende: f. verhardingen; g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak; b. het bebouwingsvlak mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage. Lid 3. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 5 meter te bedragen, met uitzondering van kassen en warenhuizen, waarvan de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 1 meter moet bedragen; b. ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de bedrijfsgebouwen gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten; c. de dakhelling mag niet meer dan 45 graden bedragen; Lid 4. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. op een agrarisch bouwblok is maximaal één bedrijfswoning toegestaan; b. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven “bebouwingsvlak woning” worden gebouwd; c. de bedrijfswoning moet met één gevel in de op de plankaart aangeduide voorgevelrooilijn worden gebouwd; d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6,5 meter bedragen; e. de nokhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen; f. de helling van het dak van de bedrijfswoning mag niet minder dan 20 graden en niet meer dan 45 graden bedragen; g. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen;
10
Lid 5. Voor het bouwen van bijbouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. de bijbouwen dienen minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd; b. in afwijking van het bepaalde onder 2a en 5a geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een bijbouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat: (1) de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt; (2) de goot en/of nokhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning mag bedragen; (3) de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van de woning; (4) de diepte maximaal 1,5 meter mag bedragen gemeten vanaf de voorgevel van de woning; c. het gezamenlijk oppervlak van de bijbouwen, met uitzondering van de bijbouwen welke zijn gelegen binnen het “bebouwingsvlak woning”, mag per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen; d. bijbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning, dat slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelsgrens(zen) ten minste 3 meter dient te bedragen. Buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbouwen tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd; f. de goot- en nokhoogte van aangebouwde bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5,5 meter bedragen; g. de goot- en nokhoogte van vrijstaande bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5 meter bedragen; h. de hoogte van bijbouwen mag in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,2 meter bedragen; i. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² mag de onder c. geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m²; j. naast het bepaalde in lid 4 en lid 5 mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: (1) de overkapping dient minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van bedrijfswoning te worden gebouwd; (2) de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen; (3) de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen. Lid 6. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt, dat: (1) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen; (2) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mag bedragen;
11
c. de hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen en die voor antennemasten maximaal 12 meter waarbij deze niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw. Lid 7. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4 sub c, voor het bouwen van de bedrijfswoning met de gevel tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn, waarbij de achterbouwgrens van het “bebouwingsvlak woning” een gelijke afstand naar achteren mag worden verplaatst. Lid 8. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf, van een escortbedrijf en/of seksinrichting, alsmede het gebruik van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de bedrijfwoning, en vrijstaande bijbouwen voor permanente of tijdelijke bewoning. Lid 9. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming “Agrarisch bouwblok Ab” te wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden W”, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf met bijbehorende milieuhinder dient te zijn opgeheven en de milieuvergunning dient te zijn ingetrokken; b. nieuwe woningen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor wat betreft de bouwvoorschriften te voldoen aan hetgeen beschreven is in artikel 19, ‘Woondoeleinden W’; c. de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast; d. nieuwe woningen dienen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt inpasbaar te zijn en aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan; e. van de nieuwe woningen dient de economische uitvoerbaarheid verzekerd te zijn; f. er dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek voor het gehele perceel behorende bij die gebouwen; g. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder; h. er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan; i. ten aanzien van het aspect water is overleg met de waterbeheerder gevoerd; j. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad; k. het meest recent vastgestelde gemeentelijke volkhuisvestingsbeleid dient in acht te worden genomen; m. de nieuwe bebouwing dient aan te sluiten op de bestaande infrastructuur en de bestaande bebouwing. n. aangetoond dient te worden dat archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; Lid 10. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 7 en de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 9 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
12
Artikel 5 - Agrarisch gebied Ag Bestemmingsomschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Agrarisch gebied Ag’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. agrarisch grondgebruik en agrarische bedrijfsuitoefening; b. ontsluitingswegen; c. paden en verhardingen; d. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. alleen schuilgelegenheden voor dieren zijn toegestaan, mits: (1) het perceel een minimale oppervlakte van 0,5 ha heeft; 3 (2) de inhoud niet meer bedraagt dan 50 m ; (3) de nokhoogte niet meer bedraagt dan 3,20 meter. Lid 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt dat hoogte niet meer dan 2,5 meter mag bedragen.
Specifieke gebruiksvoorschriften:
Lid 4. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf, van een escortbedrijf en/of seksinrichting, alsmede het gebruik van gebouwen, voor permanente of tijdelijke bewoning.
Wijziging
Lid 5. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming “Agrarisch gebied”, ter plaatse van de op de plankaart opgenomen aanduiding ‘wijzigingsgebied I en ‘wijzigingsgebied III’’ te wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden W”, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. nieuwe woningen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor wat betreft de bouwvoorschriften te voldoen aan hetgeen beschreven is in artikel 19, ‘Woondoeleinden W’; b. de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast; c. nieuwe woningen dienen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt inpasbaar te zijn en aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan; d. van de nieuwe woningen dient de economische uitvoerbaarheid verzekerd te zijn; e. er dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit 13
f. g. h. i. j. k. l. m. Procedure
van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek voor het gehele perceel behorende bij die gebouwen; er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder; er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan; ten aanzien van het aspect water is overleg met de waterbeheerder gevoerd; de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad; het meest recent vastgestelde gemeentelijke volkhuisvestingsbeleid dient in acht te worden genomen. de nieuwe bebouwing dient aan te sluiten op de bestaande infrastructuur en de bestaande bebouwing. aangetoond dient te worden dat archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; ten aanzien van ‘wijzigingsgebied III’ geldt dat maximaal 2 woningen zijn toegestaan.
Lid 6. Bij toepassing van wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 5 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
14
Artikel 6 - Agrarisch - kwekerij Ak Bestemmingsomschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Agrarisch - kwekerij Ak’ aangewezen zijn a.
b. c. d.
bestemd voor: gebouwen voor: − de uitoefening van een kwekerij; − de verkoop, al dan niet overdekt, van ter plaatse gekweekte en vervaardigde producten en/of aan de kwekerij aanverwante producten in bedrijfsgebouwen met een maximale oppervlakte van 200 m2. Onder de bedrijfsgebouwen vallen in ieder geval de permanent ondersteunende kassen; − tijdelijke ondersteunende teeltactiviteiten in tijdelijke kassen en/of hoge tunnels; − bedrijfswoning met bijbehorende bijgebouwen, uitsluitend daar waar deze op de plankaart door middel van een nadere aanduiding “bestaande bedrijfswoning” zijn aangegeven; tuinen, erven en terreinen; groenvoorzieningen; waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
met de daarbij behorende: e. verhardingen; f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak, met uitzondering van bestaande permanente ondersteunende kassen ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpplan en nieuw op te richten tijdelijke kassen en/of hoge tunnels, welke binnen het gehele bestemmingsvlak zijn toegestaan; b. het bebouwingsvlak mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage. Lid 3. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de afstand van een bedrijfsgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 5 meter te bedragen, met uitzondering van kassen en warenhuizen, waarvan de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 1 meter moet bedragen; b. ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de bedrijfsgebouwen gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten; c. de dakhelling mag niet meer dan 45 graden bedragen; d. nieuwbouw van kassen is niet toegestaan, behoudens ten behoeve van de, ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpplan, bestaande kwekerij. e. nieuwbouw van permanent ondersteunende kassen is uitsluitend toegestaan, na advies van een ter zake deskundige instantie, tot een
15
maximum vloeroppervlak van 1000 m²; f. nieuwbouw van tijdelijke kassen en/of hoge tunnels waarin tijdelijke ondersteunende teeltactiviteiten worden uitgeoefend is toegestaan binnen het gehele bestemmingsvlak tot een maximum oppervlak van 5000 m², voor een periode van maximaal zes, zeven of acht maanden per jaar (afhankelijk van de teelt). Lid 4. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. op de gronden is maximaal één bedrijfswoning toegestaan; b. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven “bebouwingsvlak woning” worden gebouwd; c. de bedrijfswoning moet met één gevel in de op de plankaart aangeduide voorgevelrooilijn worden gebouwd; d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6,5 meter bedragen; e. de nokhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen; f. de helling van het dak van de bedrijfswoning mag niet minder dan 20 graden en niet meer dan 45 graden bedragen; g. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen; Lid 5. Voor het bouwen van bijbouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. de bijbouwen dienen minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd; b. in afwijking van het bepaalde onder 2a en 5a geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een bijbouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat: (1) de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt; (2) de goot en/of nokhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning mag bedragen; (3) de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van de woning; (4) de diepte maximaal 1,5 meter mag bedragen gemeten vanaf de voorgevel van de woning; c. het gezamenlijk oppervlak van de bijbouwen, met uitzondering van de bijbouwen welke zijn gelegen binnen het “bebouwingsvlak woning”, mag per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen; d. bijbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; e. in afwijking van het bepaalde onder d geldt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning, dat slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelsgrens(zen) ten minste 3 meter dient te bedragen. Buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbouwen tot in de
16
zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd; f. de goot- en nokhoogte van aangebouwde bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5,5 meter bedragen; g. de goot- en nokhoogte van vrijstaande bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5 meter bedragen; h. de hoogte van bijbouwen mag in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,2 meter bedragen; i. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² mag de onder c. geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m²; j. naast het bepaalde in lid 4 en lid 5 mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: (1) de overkapping dient minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van bedrijfswoning te worden gebouwd; (2) de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen; (3) de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen. Vrijstelling bouwvoorschriften
Lid 6. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het
bepaalde in: a. lid 3 sub e
voor een grotere oppervlakte van permanent ondersteunende kassen dan 1000 m2, mits: − deze grotere oppervlakte nodig is in verband met een vanwege bedrijfseconomische dan wel andere bedrijfsomstandigheden ter plaatse noodzakelijke uitbreiding van de permanent ondersteunende kassen; − er geen sprake is van omschakeling naar een gespecialiseerd glastuinbouwbedrijf; − de kassen landschappelijk worden ingepast; − ter beoordeling van het bepaalde onder b. vooraf advies is ingewonnen van een ter zake deskundige instantie, zoals de Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen. b. lid 4 sub c voor het bouwen van de bedrijfswoning met de gevel tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn, waarbij de achterbouwgrens van het “bebouwingsvlak woning” een gelijke afstand naar achteren mag worden verplaatst. Specifieke gebruiksvoorschriften
Wijzigingsbe-
Lid 7. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf, van een escortbedrijf en/of seksinrichting, alsmede het gebruik van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de bedrijfwoning, en vrijstaande bijbouwen voor permanente of tijdelijke bewoning. Lid 8. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde
17
voegdheid
a.
b.
c.
d.
d.
e. f. g. h.
i. j. k. Procedure
in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming “Agrarisch - kwekerij A(k)” te wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden W”, met inachtneming van de volgende voorwaarden: het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf met bijbehorende milieuhinder dient te zijn opgeheven en de van toepassing zijnde milieuvergunning is ingetrokken; het aantal woningen dient gelijk te blijven dan wel bij het niet reeds aanwezig zijn van een woning mag maximaal één nieuwe woning worden opgericht; nieuwe woningen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor wat betreft de bouwvoorschriften te voldoen aan hetgeen beschreven is in artikel 19, ‘Woondoeleinden W’; de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast; er dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek voor het gehele perceel behorende bij die gebouwen; er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder; er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan; ten aanzien van het aspect water is overleg met de waterbeheerder gevoerd. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad; het meest recent vastgestelde gemeentelijke volkhuisvestingsbeleid dient in acht te worden genomen. de nieuwe bebouwing dient aan te sluiten op de bestaande infrastructuur en de bestaande bebouwing. aangetoond dient te worden dat archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
Lid 9. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 6 en de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 8 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
18
Artikel 7 - Bedrijfsdoeleinden B Bestemmings omschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Bedrijfsdoeleinden B’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. (1) de uitoefening van bedrijven welke voorkomen in de categorieën 1 en 2, zoals deze zijn aangegeven in de bij deze voorschriften behorende Bedrijvenstaat (bijlage); (2) de uitoefening van: - een landbouwmechanisatiebedrijf, voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met (lb); - een bedrijf in houtbewerking, voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met (hb); - een kraanverhuurbedrijf, voor zover de gronden op de plankaart nader zijn aangeduid met (kb); b. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen, uitsluitend daar waar deze op de plankaart door middel van een nadere aanduiding “bestaande bedrijfswoning” zijn aangegeven; c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen; d. tuinen, erven en terreinen; e. parkeervoorzieningen; f. groenvoorzieningen; g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; met de daarbij behorende: h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; ter plaatse van de aanduiding i. (go): geen opslag is toegestaan.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak; b. het bebouwingsvlak mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage. Lid 3. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. ten aanzien van de goot- en nokhoogte gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten; b. de helling van het dak van een bedrijfsgebouw mag niet meer bedragen dan 45 graden; Lid 4. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. binnen het bebouwingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan; b. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het op de plankaart
19
aangegeven “bebouwingsvlak woning” worden gebouwd; c. de bedrijfswoning moet met 1 gevel in de op de plankaart aangeduide voorgevelrooilijn worden gebouwd; d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6,5 meter bedragen; e. de nokhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen; f. de helling van het dak van de bedrijfswoning mag niet minder dan 20 graden en niet meer dan 45 graden bedragen; g. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen; Lid 5. Voor het bouwen van bijbouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. de bijbouwen dienen minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de bedrijfswoning te worden gebouwd; b. achter de voorgevelrooilijn moet een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig zijn; c. in afwijking van het bepaalde onder 2a en 5a geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de bedrijfswoning een bijbouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat: (1) de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt; (2) de goot en/of nokhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning mag bedragen; (3) de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van de woning; (4) de diepte maximaal 1,5 meter mag bedragen gemeten vanaf de voorgevel van de woning; d. het gezamenlijk oppervlak van de bijbouwen, met uitzondering van de bijbouwen welke zijn gelegen binnen het “bebouwingsvlak woning”, mag per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen; e. bijbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; f. in afwijking van het bepaalde onder d. geldt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning, dat slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelsgrens(zen) ten minste 3 meter dient te bedragen. Buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbouwen tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd; g. de goot- en nokhoogte van aangebouwde bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5,5 meter bedragen; h. de goot- en nokhoogte van vrijstaande bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5 meter bedragen; i. de hoogte van bijbouwen mag in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,2 meter bedragen; j. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² mag de onder c.
20
geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m²; k. naast het bepaalde onder lid 4 en lid 5 mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: (1) de overkapping dient minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het bedrijfswoning te worden gebouwd; (2) de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen; (3) de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen. Lid 6. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen; Vrijstelling bouwvoorschriften
Lid 7. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4 sub c, voor het bouwen van de bedrijfswoning met de gevel tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn, waarbij de achterbouwgrens van het “bebouwingsvlak woning” een gelijke afstand naar achteren mag wordt verplaatst.
Specifieke gebruiksvoorschriften
Lid 8. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor de uitoefening van een escortbedrijf en/of seksinrichting, alsmede het gebruik van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, en vrijstaande bijbouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.
Vrijstelling van gebruik
Lid 9. Burgemeester en wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1. onder a. voor het toestaan van bedrijven die niet voorkomen in de Bedrijvenstaat maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 of 2.
Wijziging
Lid 10. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming “Bedrijfsdoeleinden B” te wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden W”, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. het ter plaatse gevestigde (agrarische) bedrijf met bijbehorende milieuhinder dient te zijn opgeheven en de milieuvergunning dient te zijn ingetrokken; b. nieuwe woningen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor wat betreft de bouwvoorschriften te voldoen aan hetgeen beschreven is in artikel 19, ‘Woondoeleinden W’; c. de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt
21
of kan worden aangetast; d. nieuwe woningen dienen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt inpasbaar te zijn en aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan; e. van de nieuwe woningen dient de economische uitvoerbaarheid verzekerd te zijn; f. er dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek voor het gehele perceel behorende bij die gebouwen; g. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder; h. er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan; i. ten aanzien van het aspect water is overleg met de waterbeheerder gevoerd. j. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad. k. het meest recent vastgestelde gemeentelijke volkhuisvestingsbeleid dient in acht te worden genomen. l. de nieuwe bebouwing dient aan te sluiten op de bestaande infrastructuur en de bestaande bebouwing. m. aangetoond dient te worden dat archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; Procedure
Lid 11. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 7 en 9 en de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 10 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
22
Artikel 8 - Detailhandel Dh Bestemmings omschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Detailhandel Dh’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van: (1) detailhandel; (2) bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen, uitsluitend daar waar deze op de plankaart door middel van een nadere aanduiding “bestaande bedrijfswoning” zijn aangegeven. b. wegen en paden; c. groenvoorzieningen; d. parkeervoorzieningen; e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; met de daarbijbehorende: f. tuinen erven en terreinen; g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak; b. het bebouwingsvlak mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage. Lid 3. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. Er dient voorzien te zijn in voldoende parkeergelegenheid op eigen erf. b. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen wordt geplaatst in de op de plankaart aangeduide voorgevelrooilijn; c. ten aanzien van de goot- en nokhoogte gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten; d. de bedrijfsgebouwen dienen met kap afgewerkt te worden waarvan de dakhelling minimaal 20 graden en niet meer dan 45 graden bedraagt. Lid 4. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. per bedrijf mag slechts één bedrijfswoning aanwezig zijn; b. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven “bebouwingsvlak woning” worden gebouwd; c. de bedrijfswoning moet met één gevel in de op de plankaart aangeduide voorgevelrooilijn worden gebouwd; d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6,5 meter bedragen; e. de nokhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen;. f. de helling van het dak van de bedrijfswoning mag niet minder dan 20 graden en niet meer dan 45 graden bedragen;
23
Lid 5. Voor het bouwen van bijbouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. de bijbouwen dienen minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning te worden gebouwd; b. achter de voorgevelrooilijn moet een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig zijn; c. in afwijking van het bepaalde onder lid 2a en lid 5a geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bijbouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat: (1) de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt; (2) de goot en/of nokhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning mag bedragen; (3) de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van de woning; (4) de diepte maximaal 1,5 meter mag bedragen gemeten vanaf de voorgevel van de woning; d. het gezamenlijk oppervlak van de bijbouwen, met uitzondering van de bijbouwen welke zijn gelegen in het “bebouwingsvlak woning”, mag per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen; e. bijbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; f. in afwijking van het bepaalde onder d geldt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning, dat slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelsgrens(zen) ten minste 3 meter dient te bedragen. Buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbouwen tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd; g. de goot- en nokhoogte van aangebouwde bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5,5 meter bedragen; h. de goot- en nokhoogte van vrijstaande bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5 meter bedragen; i. de hoogte van bijbouwen mag in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,2 meter bedragen; j. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² mag de onder d geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m²; k. naast het bepaalde onder lid 4 en lid 5 mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: (1) de overkapping dient minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning te worden gebouwd; (2) de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen; (3) de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
24
Lid 6. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt, dat: (1) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen; (2) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mag bedragen; c. de hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen en die voor antennemasten maximaal 12 meter waarbij deze niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw. Vrijstelling bouwvoorschriften
Lid 7. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van bepaalde in: a. lid 3c en 4f voor een andere dakhelling, mits het stedenbouwkundige
beeld, gehoord de welstandscommissie, niet onevenredig wordt aangetast; b. lid 4c voor het bouwen van de bedrijfswoning met de gevel tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn, waarbij de achterbouwgrens van het “bebouwingsvlak woning” een gelijke afstand naar achteren mag wordt verplaatst. Specifieke gebruiksvoorschriften
Wijziging
Lid 8. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval
gerekend het gebruik van de gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf, van een escortbedrijf en/of seksinrichting, perifere detailhandel, verkooppunt voor motorbrandstoffen, alsmede het gebruik van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, en vrijstaande bijbouwen voor permanente of tijdelijke bewoning. Lid 9. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming “Detailhandel Dh” te wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden W”, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. de ter plaatse gevestigde detailhandelvestiging met bijbehorende milieuhinder dient te zijn opgeheven en de van toepassing zijnde milieuvergunning dient te zijn ingetrokken; b. het aantal woningen dient gelijk te blijven dan wel bij het niet reeds aanwezig zijn van een woning mag maximaal één nieuwe woning worden opgericht; c. nieuwe woningen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor wat betreft de bouwvoorschriften te voldoen aan hetgeen beschreven is in artikel 19, ‘Woondoeleinden W’; d. de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt 25
of kan worden aangetast; e. nieuwe woningen dienen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt inpasbaar te zijn en aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan; f. van de nieuwe woningen dient de economische uitvoerbaarheid verzekerd te zijn; g. er dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek voor het gehele perceel behorende bij die gebouwen; h. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder; i. er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan; j. ten aanzien van het aspect water is overleg met de waterbeheerder gevoerd. k. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad; l. het meest recent vastgestelde gemeentelijke volkhuisvestingsbeleid dient in acht te worden genomen. m. de nieuwe bebouwing dient aan te sluiten op de bestaande infrastructuur en de bestaande bebouwing. n. aangetoond dient te worden dat archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
Procedure
Lid 10. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 7 en de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 9 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
26
Artikel 9 - Groenvoorzieningen G Bestemmingsomschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Groenvoorzieningen G’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. groenvoorzieningen; b. (gebouwen voor) openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen; c. paden en parkeervoorzieningen; d. speelvoorzieningen; e. evenementen; f. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; met de daarbij behorende: g. verhardingen; h. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts- en verkeers- en speelvoorzieningen zijn toegestaan; b. de inhoud mag niet meer dan 50 m3 bedragen; c. de nokhoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen. Lid 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 12 meter bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
27
Artikel 10 - Horeca H Bestemmings omschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor Horeca H aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van (1) horeca; (2) bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen, uitsluitend daar waar deze op de plankaart door middel van een nadere aanduiding “bestaande bedrijfswoning” zijn aangegeven. b. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; c. d. e. f. g.
Bouwvoorschriften
met de daarbij behorende: tuinen; terrassen; wegen en paden; groenvoorzieningen; parkeervoorzieningen.
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak; b. het bebouwingsvlak mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage. c. de bedrijfsgebouwen dienen met kap afgewerkt te worden waarvan de dakhelling minimaal 20 graden en niet meer dan 45 graden bedraagt. Lid 3. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen wordt geplaatst in de op de plankaart aangeduide voorgevelrooilijn;
b. ten aanzien van de goot- en nokhoogte gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten. Lid 4. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. per bedrijf mag slechts één bedrijfswoning aanwezig zijn; b. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven “bebouwingsvlak woning” worden gebouwd; c. de bedrijfswoning moet met één gevel in de op de plankaart aangeduide voorgevelrooilijn worden gebouwd; d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6,5 meter bedragen; e. de nokhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen;. f. de helling van het dak van de bedrijfswoning mag niet minder dan 20 graden en niet meer dan 45 graden bedragen;
28
Lid 5. Voor het bouwen van bijbouwen bij bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. de bijbouwen dienen minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning te worden gebouwd; b. achter de voorgevelrooilijn moet een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig zijn; c. in afwijking van het bepaalde onder lid 2a en lid 5a geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bijbouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat: (5) de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt; (6) de goot en/of nokhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning mag bedragen; (7) de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van de woning; (8) de diepte maximaal 1,5 meter mag bedragen gemeten vanaf de voorgevel van de woning; d. het gezamenlijk oppervlak van de bijbouwen, met uitzondering van de bijbouwen welke zijn gelegen in het “bebouwingsvlak woning”, mag per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen; e. bijbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; f. in afwijking van het bepaalde onder d geldt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning, dat slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelsgrens(zen) ten minste 3 meter dient te bedragen. Buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbouwen tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd; g. de goot- en nokhoogte van aangebouwde bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5,5 meter bedragen; h. de goot- en nokhoogte van vrijstaande bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5 meter bedragen; i. de hoogte van bijbouwen mag in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,2 meter bedragen; j. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² mag de onder d geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m²; k. naast het bepaalde onder lid 4 en lid 5 mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: (4) de overkapping dient minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning te worden gebouwd; (5) de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen; (6) de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen;
29
Lid 6. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt, dat: (1) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen; (2) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mag bedragen; c. de hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen en die voor antennemasten maximaal 12 meter waarbij deze niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw. Vrijstelling bouwvoorschriften
Lid 7. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van bepaalde in: lid 2c: voor een andere dakhelling, mits het stedenbouwkundige beeld, gehoord de welstandscommissie, niet onevenredig wordt aangetast.
Specifieke gebruiksvoorschriften
Lid 6. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel en/of handelsbedrijf, van een escortbedrijf en/of seksinrichting, alsmede het gebruik van bedrijfsgebouwen, voor permanente of tijdelijke bewoning.
Wijziging
Lid 7. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming “Horeca H” te wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden W”, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. het ter plaatse gevestigde horecabedrijf met bijbehorende milieuhinder dient te zijn opgeheven en de van toepassing zijnde milieuvergunning dient te zijn ingetrokken; b. het aantal woningen dient gelijk te blijven dan wel bij het niet reeds aanwezig zijn van een woning mag maximaal één nieuwe woning worden opgericht; c. nieuwe woningen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor wat betreft de bouwvoorschriften te voldoen aan hetgeen beschreven is in artikel 19, ‘Woondoeleinden W’; d. de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast; e. nieuwe woningen dienen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt inpasbaar te zijn en aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan; f. van de nieuwe woningen dient de economische uitvoerbaarheid verzekerd te zijn; 30
g. er dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek voor het gehele perceel behorende bij die gebouwen; h. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder; i. er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan; j. ten aanzien van het aspect water is overleg met de waterbeheerder gevoerd. k. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad; l. het meest recent vastgestelde gemeentelijke volkhuisvestingsbeleid dient in acht te worden genomen. m. de nieuwe bebouwing dient aan te sluiten op de bestaande infrastructuur en de bestaande bebouwing. n. aangetoond dient te worden dat archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; Procedure
Lid 8. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 5 en de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 7 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
31
Artikel 11 - Kantoren K Bestemmings omschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Kantoren K’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van kantoren; b. wegen en paden; c. groenvoorzieningen; d. parkeervoorzieningen; e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; met de daarbijbehorende: f. tuinen erven en terreinen; g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak; b. het bebouwingsvlak mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage. Lid 3. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de voorgevel van de bedrijfsgebouwen wordt geplaatst in de voorgevelrooilijn; b. ten aanzien van de goot- en nokhoogte gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten; c. de bedrijfsgebouwen dienen met kap afgewerkt te worden waarvan de dakhelling minimaal 20 graden en niet meer dan 45 graden bedraagt; Lid 4. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt, dat: (1) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen; (2) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mag bedragen; c. de hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen en die voor antennemasten maximaal 12 meter waarbij deze niet meer mag bedragen dan de nokhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw.
Vrijstelling bouwvoorschriften
Specifieke
Lid 5. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van bepaalde in lid 3c voor een andere dakhelling, mits het stedenbouwkundige beeld, gehoord de welstandscommissie, niet onevenredig wordt aangetast. Lid 6. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval
32
gebruiksvoorschriften
gerekend het gebruik van de gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf, van een escortbedrijf en/of seksinrichting, alsmede het gebruik van gebouwen voor permanente of tijdelijke bewoning.
Wijziging
Lid 7. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming “Kantoren K” te wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden W”, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. het ter plaatse gevestigde bedrijf met bijbehorende milieuhinder dient te zijn opgeheven en de van toepassing zijnde milieuvergunning dient te zijn ingetrokken; b. het aantal woningen dient gelijk te blijven dan wel bij het niet reeds aanwezig zijn van een woning mag maximaal één nieuwe woning worden opgericht; c. nieuwe woningen, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor wat betreft de bouwvoorschriften te voldoen aan hetgeen beschreven is in artikel 19, ‘Woondoeleinden W’; d. de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast; e. nieuwe woningen dienen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt inpasbaar te zijn en aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan; f. van de nieuwe woningen dient de economische uitvoerbaarheid verzekerd te zijn; g. er dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek voor het gehele perceel behorende bij die gebouwen; h. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder; i. er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan; j. ten aanzien van het aspect water is overleg met de waterbeheerder gevoerd. k. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad; l. het meest recent vastgestelde gemeentelijke volkhuisvestingsbeleid dient in acht te worden genomen. m. de nieuwe bebouwing dient aan te sluiten op de bestaande infrastructuur en de bestaande bebouwing. n. aangetoond dient te worden dat archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
Procedure
Lid 8. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 5 en de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 7 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
33
Artikel 12 - Maatschappelijke doeleinden M Bestemmings omschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Maatschappelijke doeleinden Md’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van onderwijsdoeleinden; sociaal-medische doeleinden; sociaal-culturele doeleinden; levensbeschouwelijke doeleinden; jeugd- of kinderopvang doeleinden; sportdoeleinden. b. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen, uitsluitend daar waar deze op de plankaart door middel van een nadere aanduiding “bestaande bedrijfswoning” zijn aangegeven; met daaraan ondergeschikt: c. horeca; overeenkomstig de aanduiding op de plankaart: d. tijdelijke woonverblijven voor cursisten; e. urnenmuur f. g. h. i. j. k.
met daarbij behorende: tuinen, erven en terreinen; speelvoorzieningen;
wegen, paden en parkeervoorzieningen; nutsvoorzieningen; groenvoorzieningen; waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; l. verhardingen; m. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak; b. het bebouwingsvlak mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage. Lid 3. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. Hoofdgebouwen mogem uitsluitend worden gebouwd voor onderwijsdoeleinden, sociaalmedische doeleinden, sociaal-culturele doeleinden, levensbeschouwelijke doeleinden, jeugd- of kinderopvang doeleinden en sportdoeleinden; b. ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de hoofdgebouwen gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten; c. de dakhelling mag niet meer dan 45 graden bedragen;
34
Lid 4. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. per bouwvlak mag slechts één bedrijfswoning aanwezig zijn; b. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven “bebouwingsvlak woning” worden gebouwd; c. de bedrijfswoning moet met één gevel in de op de plankaart aangeduide voorgevelrooilijn worden gebouwd; d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6,5 meter bedragen; e. de nokhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen;. f. de helling van het dak van de bedrijfswoning mag niet minder dan 20 graden en niet meer dan 45 graden bedragen; Lid 5. Voor het bouwen van bijbouwen gelden de volgende bepalingen: a. de bijbouwen dienen minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning te worden gebouwd; b. achter de voorgevelrooilijn moet een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig zijn; c. in afwijking van het bepaalde onder lid 2a en lid 5a geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bijbouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat: (1) de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt; (2) de goot en/of nokhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning mag bedragen; (3) de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van de woning; (4) de diepte maximaal 1,5 meter mag bedragen gemeten vanaf de voorgevel van de woning; d. het gezamenlijk oppervlak van de bijbouwen, met uitzondering van de bijbouwen welke zijn gelegen in het “bebouwingsvlak woning”, mag per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen; e. bijbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; f. in afwijking van het bepaalde onder d geldt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning, dat slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelsgrens(zen) ten minste 3 meter dient te bedragen. Buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbouwen tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd; g. de goot- en nokhoogte van aangebouwde bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5,5 meter bedragen; h. de goot- en nokhoogte van vrijstaande bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5 meter bedragen; i. de hoogte van bijbouwen mag in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,2 meter bedragen;
35
j. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² mag de onder d geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m²; k. naast het bepaalde onder lid 4 en lid 5 mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: (1) de overkapping dient minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning te worden gebouwd; (2) de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen; (3) de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen; Lid 6. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 12 meter bedragen;
c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen. Specifieke gebruiksvoorschriften
Lid 7. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf (met uitzondering van ondergeschikte horeca), van een escortbedrijf en/of seksinrichting, alsmede het gebruik van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de bedrijfwoning en vrijstaande bijbouwen en de gronden met de aanduiding ‘tijdelijk woonverblijf cursisten’, voor permanente of tijdelijke bewoning.
Wijziging
Lid 8. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de op de plankaart met de aanduiding “wijzigingsgebied II” aangegeven gronden, welke buiten het huidige bouwvlak vallen te wijzigen in een bouwvlak, met dien verstande dat: a. gebouwen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht; b. op deze gronden alleen gebouwen met tijdelijke woonverblijven voor cursisten ten behoeve van de op de nabije gronden gelegen maatschappelijke voorziening worden opgericht; c. de goot- en bouwhoogte van de op te richten gebouwen binnen dit bouwvlak mogen respectievelijk ten hoogste 6,5 en 9 meter bedragen; d. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen binnen bouwvlak maximaal 40 % bedraagt; e. de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast; f. nieuwe gebouwen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt
36
g. h. i. j. k. l. m.
inpasbaar dienen te zijn en aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan; van de nieuwe gebouwen dient de economische uitvoerbaarheid verzekerd te zijn; er inzicht dient te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek voor de gronden vallende binnen het wijzigingsgebied; er voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; er geen overige milieuhygiënische belemmeringen bestaan; ten aanzien van het aspect water overleg met de waterbeheerder is gevoerd; de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad; aangetoond dient te worden dat archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast;
Lid 9. Burgemeester er Wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de op de plankaart met de aanduiding “wijzigingsgebied IV” aangegeven gronden, welke buiten het huidige bouwvlak vallen te wijzigen in een bouwvlak, met dien verstande dat: a. gebouwen binnen het bouwvlak worden opgericht; b. op deze gronden alleen gebouwen ten behoeve van kinderopvang en onderwijs mogen worden opgericht; c. de maximale grootte van de gebouwen bedraagt 150 m2; d. de maximale goot- en bouwhoogte van de op te richten gebouwen binnen dit bouwvlak is aangegeven op de plankaart; e. het bebouwingspercentage van de gronden gelegen binnen het bouwvlak is aangegeven op de plankaart; f. de milieuhinder afkomstig van omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter –plaatse een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast; g. nieuwe gebouwen vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt inpasbaar dienen te zijn en aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan; h. van de nieuwe gebouwen dient economische uitvoerbaarheid verzekerd te zijn; i. Er inzicht dient te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de had van een in te stellen bodemonderzoek voor de gronden vallend binnen het wijzigingsgebied; j. er voldaan wordt aan de Wet geluidhinder; k. er geen overige milieuhygiënische belemmeringen bestaan; l. ten aanzien van het aspect water overleg is gevoerd met de waterbeheerder; m. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad. Procedure
Lid 9. Bij toepassing van wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 8 en 9
37
geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
38
Artikel 13 - Maatschappelijk – begraafplaats Mb Bestemmings omschrijving
Lid 2. De op de plankaart voor Maatschappelijk – begraafplaats Mb aangewezen gronden zijn bestemd voor gebruik en beheer als begraafplaats alsmede de volgende toegestane bouwwerken: a. grafzerken; b. terreinafscheidingen; c. graven; d. urnenmuur; e. bergingen. f. religieuze kunstwerken en/of objecten. g. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen;
Bouwvoorschriften
Lid 3. Voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 4 m; b. het bebouwingspercentage ten behoeve van gebouwen mag maximaal 2% bedragen; c. de minimale afstand tot de perceelsgrenzen bedraagt 5 m.
39
Artikel 14 - Nutsdoeleinden Nd Bestemmingsomschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Nutsdoeleinden Nd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. gebouwen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen; b. ontsluitingswegen; c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; met de daarbijbehorende: d. terreinen; e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. ze worden uitsluitend gebouwd binnen het op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak; b. het bebouwingsvlak mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage; c. ten aanzien van de goot- en nokhoogte gebouwen gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten. Lid 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen, waarvan de hoogte niet meer dan 2 meter mag bedragen; b. ze dienen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming te passen.
40
Artikel 15 - Recreatieve doeleinden R Bestemmings omschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Recreatieve doeleinden R’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. verblijfsrecreatieve doeleinden met daarbij behorende voorzieningen; b. wegen, paden en parkeervoorzieningen; c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; d. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen, uitsluitend daar waar deze op de plankaart door middel van een nadere aanduiding “bestaande bedrijfswoning” zijn aangegeven; met daaraan ondergeschikt: e. horeca; met de daarbij behorende: f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak; b. het bebouwingsvlak mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage. Lid 3. Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen a. ten aanzien van de goot- en nokhoogte gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten; b. de helling van het dak van een gebouw, mag niet meer bedragen dan 45 graden; Lid 4. Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende bepalingen: a. binnen ieder op de plankaart aangegeven bebouwingsvlak mag slechts één bedrijfswoning aanwezig zijn; b. de bedrijfswoning mag uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven “bebouwingsvlak woning” worden gebouwd; c. de bedrijfswoning moet met één gevel in de op de plankaart aangeduide voorgevelrooilijn worden gebouwd; d. de goothoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 6,5 meter bedragen; e. de nokhoogte van de bedrijfswoning mag niet meer dan 10 meter bedragen; f. de helling van het dak van de bedrijfswoning mag niet minder dan 20 graden en niet meer dan 45 graden bedragen; g. de inhoud van de bedrijfswoning mag maximaal 750 m3 bedragen; Lid 5. Voor het bouwen van bijbouwen gelden de volgende bepalingen: a. de bijbouwen dienen minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de
41
b. c.
d. e. f.
g. h. i. j.
k.
denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning te worden gebouwd; achter de voorgevelrooilijn moet een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig zijn; in afwijking van het bepaalde onder 2a en 5a geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van de woning een bijbouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat: (1) de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal 1,5 meter bedraagt; (2) de goot en/of nokhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning mag bedragen; (3) de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van de woning; (4) de diepte maximaal 1,5 meter mag bedragen gemeten vanaf de voorgevel van de woning; het gezamenlijk oppervlak van de bijbouwen, met uitzondering van de bijbouwen welke zijn gelegen in het “bebouwingsvlak woning”, mag per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen; bijbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; in afwijking van het bepaalde onder e geldt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van de woning, dat slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelsgrens(zen) ten minste 3 meter dient te bedragen. Buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbouwen tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd; de goot- en nokhoogte van aangebouwde bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5,5 meter bedragen; de goot- en nokhoogte van vrijstaande bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5 meter bedragen; de hoogte van bijbouwen mag in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,2 meter bedragen; voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² mag de onder d geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m²; naast het bepaalde onder lid 4 en lid 5 mag bij iedere woning een overkapping worden gebouwd waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: (1) de overkapping dient minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; (2) de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen; (3) de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen.
Lid 6. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, met
42
uitzondering van erf- en terreinafscheidingen en vlaggenmasten niet meer dan 4 meter bedragen; b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen; c. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 12 meter bedragen; Specifieke gebruiksvoorschriften
Lid 7. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf (met uitzondering van ondergeschikte horeca), van een escortbedrijf en/of seksinrichting, alsmede het gebruik van bedrijfsgebouwen, met uitzondering van de bedrijfswoning, en vrijstaande bijbouwen voor permanente bewoning.
43
Artikel 16 Bestemmings omschrijving
Sportdoeleinden S Lid 1. De op de plankaart voor ‘Sportdoeleinden S’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. sportdoeleinden met daarbij behorende voorzieningen; b. evenementen; c. verhardingen, zoals wegen, paden, terrassen en parkeervoorzieningen; d. groenvoorzieningen; e. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; met daaraan ondergeschikt: f. horeca; met de daarbij behorende: g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak; b. het bebouwingsvlak mag worden bebouwd tot het op de plankaart aangeduide maximum bebouwingspercentage. Lid 3. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen: a. ten aanzien van de goot- en nokhoogte van de hoofdgebouwen gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten; b. de helling van het dak van een gebouw, mag niet meer bedragen dan 45 graden; Lid 4. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, ballenvanghekken, vlaggenmasten niet meer dan 4 meter bedragen; b. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,5 meter bedragen; c. de hoogte van ballenvanghekken mag niet meer dan 7,5 meter bedragen; d. de hoogte van lichtmasten mag niet meer dan 18 meter bedragen; e. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 12 meter bedragen; f. de hoogte van reclameborden mag niet meer dan 1,5 meter bedragen.
Specifieke gebruiksvoor schriften
Lid 5. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor de uitoefening van een ambachtelijk, industrieel, handels- en/of horecabedrijf (met uitzondering van ondergeschikte horeca), van een escortbedrijf en/of seksinrichting, alsmede het gebruik van gebouwen, voor permanente
44
of tijdelijke bewoning.
45
Artikel 17 - Tuin T Bestemmings omschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Tuin T’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. tuinen, erven en terreinen; b. groenvoorzieningen; c. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; met de daarbij behorende d. gebouwen; e. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. de totale oppervlakte van de gebouwen mag niet meer bedragen dan 20 m2; b. de maximale nokhoogte van de gebouwen bedraagt 3,2 meter; c. de afstand van de gebouwen tot de openbare weg bedraagt ten minste 5 meter; Lid 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
Nadere eisen
Lid 4. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van: a. de verkeersveiligheid; b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
Wijziging
Lid 5. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd op grond van het bepaalde in artikel 11 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening de bestemming “Tuin T” te wijzigen in de bestemming “Woondoeleinden W”, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. ter plaatse is één nieuwe woning toegestaan; b. de nieuwe woning, bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen voor wat betreft de bouwvoorschriften te voldoen aan hetgeen beschreven is in artikel 19, ‘Woondoeleinden W’; c. de milieuhinder afkomstig van de omliggende functionerende bedrijven zodanig is dat enerzijds ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd en anderzijds het heersende bedrijfsklimaat voor deze bedrijven niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast; d. de nieuwe woning dient vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt inpasbaar te zijn en aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse geen onevenredige afbreuk wordt gedaan;
46
e. van de nieuwe woning dient de economische uitvoerbaarheid verzekerd te zijn; f. er dient inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek voor het gehele perceel behorende bij die gebouwen; g. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder; h. er mogen geen milieuhygiënische belemmeringen bestaan; i. ten aanzien van het aspect water is overleg met de waterbeheerder gevoerd. j. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad; k. het meest recent vastgestelde gemeentelijke volkhuisvestingsbeleid dient in acht te worden genomen. m. de nieuwe bebouwing dient aan te sluiten op de bestaande infrastructuur en de bestaande bebouwing. n. aangetoond dient te worden dat archeologische waarden niet onevenredig worden aangetast; Procedure
Lid 6. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 5 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
47
Artikel 18 - Verkeers- en verblijfsdoeleinden VV Bestemmings omschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Verkeers- en verblijfsdoeleinden VV’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. (gebouwen voor) openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen; b. een parkeerterrein voorzover op de plankaart aangeduid als “parkeerterrein (p)”; c. wegen en paden; d. voet- en rijwielpaden; e. parkeervoorzieningen; f. groenvoorzieningen; g. nutsvoorzieningen; h. evenementen; i. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen, alsmede (ondergrondse) waterbergings- en infiltratievoorzieningen; met de daarbij behorende: j. verhardingen; k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. alleen gebouwen ten behoeve van openbare, nuts- en verkeersvoorzieningen zijn toegestaan; b. de inhoud mag niet meer dan 50 m3 bedragen; c. de nokhoogte mag niet meer dan 3,20 meter bedragen. Lid 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte van kunstobjecten, palen en masten mag niet meer dan 12 meter bedragen; b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 meter bedragen.
48
Artikel 19 - Woondoeleinden W Bestemmings omschrijving
Lid 4. De op de plankaart voor ‘Woondoeleinden W’ aangewezen gronden zijn bestemd voor: a. vrijstaande woningen (v), halfvrijstaande woningen of geschakelde woningen (hv) en woningen in gesloten bebouwing (g) overeenkomstig de aanduiding in de matrix op de plankaart; b. bijbouwen; c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde; d. aan huis gebonden beroepen; e. tuinen en erven; f. parkeervoorzieningen.
Bouwvoorschriften
Lid 2. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen: a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de plankaart aangeduide bebouwingsvlak; Lid 3. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de aanduidingen op de plankaart, alsmede de volgende bepalingen: a. nieuwbouw van hoofdgebouwen is niet toegestaan, met uitzondering van de gronden waar deze op de plankaart door middel van een nadere aanduiding ‘1 nieuw te bouwen woning’ zijn aangegeven; b. de hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de plankaart aangegeven “bebouwingsvlak woning” worden gebouwd; c. de hoofdgebouwen moeten met één gevel in de op de plankaart aangeduide voorgevelrooilijn worden gebouwd; d. per bebouwingsvlak mogen overeenkomstig de aanduiding van het woningtype op de plankaart worden gebouwd: W(v); vrijstaande woningen; W(g): woningen in gesloten bebouwing; W(hv): halfvrijstaande of geschakelde woningen; e. ten aanzien van de goot- en nokhoogte gelden de op de plankaart aangeduide maximale hoogten; f. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan beide zijden ten minste 3 meter te bedragen; g. de afstand van een blok van twee of meer aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan één zijde ten minste 3 meter te bedragen. Lid 4. Voor het bouwen van bijbouwen gelden de volgende bepalingen: a. de bijbouwen dienen minimaal 2 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; b. achter de voorgevelrooilijn moet een aaneengesloten open ruimte van ten minste 30 m² aanwezig zijn; c. in afwijking van het bepaalde onder 2a en 4a geldt, dat vóór de naar de weg toegekeerde zijde (voorgevel) van het hoofdgebouw een bijbouw mag worden gebouwd, met dien verstande dat: (1) de afstand tot de aan de wegzijde gelegen perceelsgrens minimaal
49
1,5 meter bedraagt; de goot en/of nokhoogte maximaal de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw mag bedragen; (3) de breedte niet meer mag bedragen dan 50% van de voorgevel van het hoofdgebouw; (4) de diepte maximaal 1,5 meter mag bedragen gemeten vanaf de voorgevel van het hoofdgebouw; het gezamenlijk oppervlak van de bijbouwen, met uitzondering van de bijbouwen welke zijn gelegen in het “bebouwingsvlak woning” mag per bouwperceel ten hoogste 60 m² bedragen; bijbouwen mogen tot in de zijdelingse perceelsgrens worden gebouwd; in afwijking van het bepaalde onder d geldt bij vrijstaande woningen binnen een strook van 17 meter diep, te rekenen vanaf de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw, dat slechts aan één zijde tot in de zijdelingse perceelsgrens mag worden gebouwd en de afstand tot de overige zijdelingse perceelsgrens(zen) ten minste 3 meter dient te bedragen. Buiten voornoemde strook van 17 meter mogen de bijbouwen tot in de zijdelingse perceelsgrenzen worden gebouwd; de goot- en nokhoogte van aangebouwde bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5,5 meter bedragen; de goot- en nokhoogte van vrijstaande bijbouwen mag respectievelijk niet meer dan 3,2 meter en 5 meter bedragen; de hoogte van bijbouwen mag in de zijdelingse perceelsgrens niet meer dan 3,2 meter bedragen. voor zover de oppervlakte van de strook grond achter de voorgevelrooilijn meer bedraagt dan 200 m² mag de onder c geregelde gezamenlijke oppervlakte worden vermeerderd met 10% van deze overmaat tot maximaal 90 m²; naast het bepaalde onder lid 3 en lid 4 mag bij ieder hoofdgebouw een overkapping worden gebouwd waarbij voldaan moet worden aan de volgende voorwaarden: (1) de overkapping dient minimaal 1 meter achter de voorgevel c.q. de denkbeeldige lijn evenwijdig aan de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd; (2) de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen; (3) de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen. (2)
d. e. f.
g. h. i. j.
k.
Lid 5. Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen: a. de hoogte mag maximaal 3 meter bedragen, uitgezonderd erf- en terreinafscheidingen; b. in afwijking van het bepaalde onder a geldt, dat: (1) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen vóór de voorgevelrooilijn maximaal 1 meter mag bedragen; (2) de hoogte van erf-/terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn maximaal 2 meter mag bedragen; c. de hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8 meter bedragen en die voor antennemasten maximaal 12 meter waarbij deze niet meer mag
50
bedragen dan de nokhoogte van het bijbehorende hoofdgebouw. Nadere eisen
Lid 6. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen stellen ten aanzien van: a. de situering en/of afmetingen van bouwwerken; b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid op eigen terrein;
c. d. e. f. g. h. i. Vrijstelling bouwvoorschriften
De toepassing van nadere eisen door burgemeester en wethouders zal gericht zijn op het voorkomen van een onevenredige aantasting van: het straat- en bebouwingsbeeld; de woonsituatie (wooncomfort kwaliteit woongenot van de directe omgeving); de gebruiksmogelijkheden (op eigen terrein en op aangrenzende gronden); de milieusituatie; de verkeersveiligheid; de sociale veiligheid; de brandveiligheid.
Lid 7. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 3 sub b. voor het bouwen van het hoofdgebouw met de gevel tot maximaal 1 meter achter de voorgevelrooilijn, waarbij de achtergrens van het “bebouwingsvlak woning” een gelijke afstand naar achteren mag wordt verplaatst. Lid 8. Burgemeester en Wethouders kunnen, in het geval dat er sprake is van een overmaat aan legale vrijstaande bijgebouwen c.q. voormalige agrarische of niet-agrarische bedrijfsgebouwen, vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 4 sub j. voor een extra vergroting van de inhoud van de woning en/of de oppervlakte van (vrijstaande) bijgebouwen, boven de voorgeschreven maxima van 90 m² en met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. per m2 gesloopt bijgebouw mag maximaal de helft worden teruggebouwd; b. voorzover de oppervlakte aan aanwezige legale (bij)gebouwen het voorgeschreven maximum van 90 m² aan (vrijstaande) bijgebouwen bij woningen te boven gaat mogen deze (bij)gebouwen, met inachtneming van de hierna genoemde voorwaarden, vervangen of herbouwd worden in de vorm van: − extra vergroting van de oppervlakte van de woning tot maximaal 25 % van de bestaande oppervlakte en/of; − extra vergroting van de oppervlakte van (vrijstaande) bijgebouwen tot maximaal 250 m² per woning; c. de vergroting van de woning mag niet leiden tot of gecombineerd worden met woningsplitsing; d. de gesloopte oppervlakte mag slechts eenmaal ten behoeve van de nieuwe bebouwing, zoals bedoeld in sub a, in aanmerking worden genomen;
Specifieke
Lid 9. Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in elk geval
51
gebruiksvoorschriften
gerekend het gebruik: a. van vrijstaande bijbouwen voor permanente of tijdelijke bewoning; b. van gebouwen en gronden voor de uitoefening van een detailhandels-, horeca-, ambachtelijk-, industrieel en/of escortbedrijf en/of seksinrichting; Lid 10. Bij woningen zijn aan huis gebonden beroepen toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits: a. de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit; b. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 50% van het bebouwd oppervlak van een bouwperceel tot een maximum van 60 m2; c. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep of bedrijf; d. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; e. het beroep wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand.
Vrijstelling van gebruik
Lid 11. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 1. voor het uitoefenen van een aan huis gebonden bedrijf als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, mits: a. de hoofdfunctie wonen blijft en de woning blijft voldoen aan het bepaalde in de gemeentelijke bouwverordening en het Bouwbesluit; b. de omvang van de bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 40 m2; c. de bedrijven vallen onder de categorieën 1 of 2, zoals aangegeven in de tot de voorschriften behorende Bedrijvenstaat of bedrijven die niet voorkomen in de Bedrijvenstaat, maar naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de categorieën 1 of 2; d. er geen zelfstandige vorm van detailhandel ontstaat, uitgezonderd een beperkte verkoop in verband met het uitgeoefende beroep of bedrijf; e. eventueel extra benodigde parkeerplaatsen op eigen terrein worden gerealiseerd; f. het bedrijf wordt uitgeoefend door de bewoner(s) van het pand. Lid 12. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 9 sub b.. voor de uitoefening van een detailhandelsvestiging ter plaatse van de op de plankaart opgenomen aanduiding ‘vrijstellingsgebied detailhandel’, met inachtneming van de volgende voorwaarden: a. voldaan wordt aan de voorschriften opgenomen bij de bestemming Detailhandel Dh; b. ten aanzien van het aspect water is overleg met de waterbeheerder gevoerd; c. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
Procedure
Lid 13. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 7 en 10 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
52
53
Artikel 20 - Molenbeschermingszone Bestemmingsomschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Molenbeschermingzone’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor de bescherming van de functie van de in het plangebied voorkomende molen als werktuig en van zijn waarde als landschapsbepalend element.
Bouwvoorschriften
Lid 2. De hoogte van bouwwerken mag, mits dit op grond van de onderliggende bestemming is toegestaan, maximaal 6,60 meter bedragen binnen een afstand van 150 m. gemeten vanaf de voet van de molen.
Specifieke gebruiksvoorschriften
Lid 3. Het is verboden de tot ‘Molenbeschermingszone’ bestemde grond en de daarop voorkomende opstallen te gebruiken in strijd met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.
Vrijstelling bouwvoorschriften
Lid 4. Burgemeester en Wethouders kunnen vrijstelling verlenen van het bepaalde in lid 2 voor het oprichten van bouwwerken hoger dan 6,60 meter, indien daardoor de functie en de waarde van de molen niet onevenredig wordt aangetast.
Procedure
Lid 5. Bij toepassing van de vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 4 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
54
Artikel 21 - Karakteristieke en/of monumentale bomen Bestemmingsomschrijving
Lid 1. De op de plankaart voor ‘Karakteristieke en/of monumentale bomen’ aangewezen gronden zijn naast de overige daaraan gegeven bestemmingen mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de aanwezige karakteristieke en/of monumentale bomen.
Specifieke gebruiksvoorschriften
Lid 2. Het is verboden de tot ‘Karakteristieke en/of monumentale bomen’ bestemde grond te gebruiken in strijd met de in dit plan aan de grond gegeven bestemming.
Aanlegvergunning
Lid 3.a Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden op deze gronden uit te voeren: (1) bodemverlagen of afgraven, ophogen, egaliseren dan wel anderszins aanbrengen van wijzigingen in het maaiveld; (2) het verrichten van graafwerkzaamheden anders dan normaal spiten ploegwerk; (3) het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; (4) het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond; (5) het vellen en/of rooien van houtgewas of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtgewas ten gevolge kunnen hebben; b. Het onder a van dit lid bepaalde is niet van toepassing: 1) voor normale onderhoudswerkzaamheden; 2) voor werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis; 3) voor werken of werkzaamheden binnen het kader van de normale bodemexploitatie en bodemgebruik; 4) voor werken en werkzaamheden, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn, dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning kunnen worden uitgevoerd; 5) voor het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstanden; 6) voor het periodiek kappen van hakhout voorzover betreffende de normale uitoefening van het, op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan, bestaande bodemgebruik. c. Voor zover het bepaalde onder b van dit lid niet van toepassing is, zijn de werken of werkzaamheden als bedoeld onder a van dit lid slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen voor de in lid 1 van dit artikel genoemde waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
55
Artikel 22 - Tevens archeologisch onderzoeksgebied Doeleinden omschrijving
Lid 1. De gronden op de plankaart aangewezen voor ”Tevens archeologisch onderzoeksgebied” zijn, behalve voor de andere aan de grond gegeven bestemmingen, op de eerste plaats bestemd voor de bescherming van het aanwezige archeologische bodemarchief.
Bouwvoor schriften
Lid 2. Op deze gronden zijn in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, slechts bouwwerken toegestaan indien archeologisch vervolgonderzoek is verricht en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden aanwezig zijn of indien archeologische waarden zijn aangetroffen, in overleg met het bevoegd gezag hierover afspraken zijn gemaakt en door het bevoegd gezag toestemming is gegeven voor de uitvoering van de aanleg- cq bouwwerkzaamheden.
Aanlegvoor schriften
Lid 3.a. In afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen in Hoofdstuk 2 van deze voorschriften is het, voor zover niet reeds gebonden aan een vergunning op grond van de bestemming, verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (aanlegvergunning) van Burgemeester en Wethouders de navolgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: (1) het verlagen of afgraven van de bodem, waarvoor geen ontgrondingvergunning is vereist; (2) het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,4 meter onder het maaiveld, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage; (3) het aanleggen van bos of boomgaard; (4) het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap; (5) het ophogen van de bodem; (6) het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren; (7) het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van de daarbij horende constructies; (8) het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; (9) het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem; (10) het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten; (11) het aanleggen van bouwland of het scheuren van grasland; (12) het rooien van bos of boomgaard waarbij de stobben worden verwijderd; (13) het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen; (14) alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in de aangeduide gronden kunnen aantasten 56
b.
Het onder a van dit lid bepaalde is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die: (1) (2)
(3)
(4)
betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer; reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan; mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning als bedoeld in lid 3a sub 7 en 8 minder diep reiken dan 0,40 meter onder het maaiveld en waarbij geen grond blijvend wordt afgevoerd en/of het grondoppervlak van de aanlegwerken minder is dan 100 vierkante meter per bouwperceel
c. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3a zijn slechts
toelaatbaar mits: (1) geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de belangen van de in lid 1. genoemde doeleinden; (2) vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij het bevoegd gezag. d. Aan de aanvraag om een aanlegvergunning kan de voorwaarde worden verbonden dat een rapport wordt overgelegd waarin de archeologische waarde van de gronden die blijkens de aanvraag mogelijk worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is veiliggesteld en/of vastgesteld.
57
3.
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 23 - Anti-dubbeltelbepaling Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de verlening van een bouwvergunning waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
58
Artikel 24- Bepaling ter algemene bescherming van het plan Lid 1. Indien en voorzover in deze voorschriften wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen, zoals die luiden op het tijdstip van de ter visie legging van het ontwerpplan. Lid 2. De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen: a. de richtlijnen voor het verlenen van vrijstelling van de stedenbouwkundige bepalingen; b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer; c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten; d. invloed van de omgeving op een bouwwerk; e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden; en f. de ruimte tussen bouwwerken.
59
Artikel 25 - Algemene voorschriften omtrent bebouwing Lid 1. Op de gronden, begrepen in het plan, is het verboden te bouwen, een bouwwerk of een complex van bouwwerken, indien daardoor een ander bouwwerk of complex van bouwwerken met het daarbij behorende bouwperceel, hetzij niet langer zal blijven voldoen aan, hetzij in grotere mate zal gaan afwijken van het plan. Lid 2. Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en afmeting van gebouwen en andere bouwwerken, indien dit noodzakelijk is ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken en voor zover dit noodzakelijk is ten behoeve van de na te streven ruimtelijke kwaliteit, dan wel in het belang van de sociale veiligheid.
60
Artikel 26 - Algemene voorschriften omtrent het gebruik van de grond anders dan voor bebouwing Lid 1. Het is verboden de gronden te gebruiken en/of te doen en/of laten te gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Lid 2. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperking van het meest doelmatige gebruik. Lid 3. Onder strijdig gebruik als bedoeld in lid 1 wordt ten minste verstaan het gebruik: a. voor de opslag, al dan niet voor de verhuur of de verkoop, van machines, voer- of vaartuigen, welke bruikbaar en niet aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken zijn, behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond; b. voor het opslaan, storten of bergen van bruikbare en/of onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen of producten behoudens voorzover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
61
Artikel 27 - Algemene voorschriften omtrent het gebruik van de bouwwerken Lid 2. Het is verboden de bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten te gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming. Lid 3. Burgemeester en Wethouders verlenen vrijstelling van het bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een niet door dringende redenen te rechtvaardigen beperking van het meest doelmatige gebruik.
62
Artikel 28 - Algemene vrijstellingsbevoegdheden Algemene vrijstelling
Lid 1. Indien niet op grond van een andere bepaling van deze voorschriften vrijstelling kan worden verleend, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd vrijstelling te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor: a. het afwijken van de voorgeschreven maten ten aanzien van goothoogten, bouwhoogten, dakhellingen, bouwperceelsgrensafstanden en bebouwde oppervlakten met ten hoogste 10%; b. het bouwen van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut en voor religieuze doeleinden zoals wachthuisjes, transformatorhuisjes, schakelhuisjes, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, glas- en/of afvalcontainers, monumenten, kapellen, wegkruisen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, mits: (1) de oppervlakte niet meer bedraagt dan 20 m²; (2) de goothoogte niet meer bedraagt dan 3,2 meter; (3) de bouwwerken naar aard en afmetingen passen in het plan, met dien verstande, dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet meer dan 10 meter bedraagt; c. het oprichten van kunstwerken, niet zijnde gebouwen, tot een hoogte van maximaal 4 meter; d. geringe afwijkingen, welke in het belang zijn van een ruimtelijk beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken, danwel de situering van ontsluitingen of welke noodzakelijk zijn in verband met de werkelijke toestand van het terrein; e. het in geringe mate afwijken van een bestemmingsgrens, alsmede de vorm van bebouwingsvlakken, voorzover zulks noodzakelijk en/of wenselijk is om het plan aan de bij uitmeting blijkende werkelijke toestand van het terrein aan te passen; f. het oprichten van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio en televisie-signalen, alsmede voor telecommunicatie doeleinden voorzover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15 meter voor antennes voor privé-gebruik en niet meer dan 40 meter voor antennes voor gemeenschappelijk gebruik, niet zijnde C-2000-infrastructuur. g. voor het gebruik van (vrijstaande) bijgebouwen bij een (bedrijfs)woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat: (1) de bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg; (2) aangetoond wordt dat inwoning in het hoofdgebouw of aangebouwd bijgebouw ter plaatse redelijkerwijs niet tot de mogelijkheden behoort; (3) er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven en rekening wordt gehouden met de milieuhygiënische 63
aspecten (geur, geluid, veiligheid); (4) de afhankelijke woonruimte binnen de vigerende regeling inzake bijgebouwen wordt ingepast met een maximale oppervlakte van 80 m²; (5) de afhankelijke woonruimte wordt gerealiseerd in een bestaand bijgebouw dat op maximaal 20 meter afstand is gelegen van de achtergevel van het hoofdgebouw; afwijking hiervan is slechts toegestaan indien er op het erf en achter de voorgevel van het hoofdgebouw sprake is van reeds aanwezige bijgebouwen die zonder ingrijpende verbouwingen geschikt kunnen worden gemaakt voor het bieden van mantelzorg. Burgemeester en wethouders trekken de verleende vrijstelling als genoemd in lid f van dit artikel in, indien de bij het verlenen van de vrijstelling bestaande noodzaak vanuit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is. Procedure
Lid 3. Bij toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid als bedoeld in lid 1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
64
Artikel 29 - Algemene wijzigingsbepalingen Algemene wijziging
Lid 1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van: a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft; c. de overschrijdingen als bedoeld in sub a en b mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot; d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.
Procedure algemene wijziging
Lid 2. Bij toepassing van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in lid 1 geldt de procedure zoals vervat in artikel 30 lid 1.
65
Artikel 30 - Algemene procedurebepalingen Procedure vrijstelling en wijziging
Lid 1. Bij toepassing van een vrijstellingsbevoegdheid of een wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
66
4.
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN Artikel 31 - Strafbepaling Overtreding van het bepaalde in: -
artikel 21, lid 3, onder a artikel 22, lid 3, onder a artikel 25, lid 1 artikel 26, lid 1 artikel 27, lid 1 artikel 32, lid 2, 2e volzin
wordt aangemerkt als een strafbaar feit als bedoeld in artikel 1a, onder 2° van de Wet op de economische delicten.
67
Artikel 32 - Overgangsbepalingen Lid 1. Bouwwerken, welke - hetzij bestaan op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het plan; - hetzij worden of nog kunnen worden opgericht krachtens een vóór dat tijdstip aangevraagde bouwvergunning; en die afwijken van het plan, mogen, op voorwaarde dat de afwijking van het plan ook naar de aard niet wordt vergroot en behoudens onteigening: a. gedeeltelijk worden vernieuwd of gedeeltelijk veranderd; b. uitsluitend na calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag tot bouwvergunning binnen 2 jaar na de calamiteit zal zijn ingediend. Lid 2. Indien op het tijdstip van het van kracht worden van het plan gronden en bouwwerken worden gebruikt in strijd met de in het plan voorgeschreven gebruik, mag dit strijdige gebruik van gronden en bouwwerken worden voortgezet. Wijziging van het met het plan strijdige gebruik van gronden en bouwwerken is verboden, indien door die wijziging van het gebruik de afwijking van het plan naar de aard en omvang wordt vergroot. Lid 3. Lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan, maar die gebouwd zijn in strijd met het toen geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan. Lid 4. Lid 2 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
68
Artikel 32 -
Slotbepaling Deze voorschriften kunnen worden aangehaald als: “Voorschriften bestemmingsplan Kom Beugen van de gemeente Boxmeer”.
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van……………..
De voorzitter,
De griffier,
K.W.T. van Soest
A.W.J.M. Cornelissen
69
70
71