1
Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening
1.1 1.2 1.2.1 1.2.2
14 globaal beeld: drie segmenten Een Hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen 16 Directe hulpverlening 17 Indirecte hulpverlening 20
14 16 17 20
Waarmee houdt een maatschappelijk werker zich bezig? Een lastige vraag voor veel maatschappelijk werkers. Niet omdat ze niet weten wat ze doen, alleen weten ze niet altijd goed waarmee ze moeten beginnen om uit te leggen wat hun dagelijks werk is. Menig maatschappelijk werker begint te vertellen over de cliënten en de problemen die ze hebben en langs die weg komt er een antwoord op de vraag. Het werk is ook veelomvattend, maar het is van belang dat een maatschappelijk werker helder uiteen kan zetten wat de taken zijn. Cliënten, verwijzers, samenwerkingspartners en financiers hebben behoefte aan een helder beeld van de mogelijkheden en beperkingen. Maatschappelijk werkers werken in veel verschillende organisaties. waar werken maatschappelijk werkers? We komen ze bijvoorbeeld tegen in de jeugdzorg, in het ziekenhuis, bij de reclassering, in het algemeen maatschappelijk werk en in de geestelijke gezondheidszorg. Wat ze precies doen is afhankelijk van de organisatie waarin zij werkzaam zijn. Toch komen de werkzaamheden in verschillende organisaties in grote lijnen overeen. In de ene organisatie zal misschien meer accent liggen op een bepaalde taak dan in een andere organisatie, maar er zijn toch vooral veel overeenkomsten. Niet zo verwonderlijk, want al die maatschappelijk werkers in al die verschillende organisaties behoren tot dezelfde beroepsgroep en hebben dezelfde beroepsopleiding gevolgd. In dit boek draait het om de veelheid van taken die maatschappelijk werkers uitvoeren, hoe ze die integreren, welke keuzen ze daarin maken en waarop zij deze keuzen baseren. Dit hoofdstuk behandelt eerst de vraag wat het werk van een maatschappelijk werker precies behelst.
waar werken maatschappelijk werkers?
14
Maatschappelijk werk in de breedte
1.1
taken
Een globaal beeld: drie segmenten
Door de opleidingen en het werkveld is vastgelegd wat een maatschappelijk werker moet kunnen; wat de competenties van de maatschappelijk werker zijn (Landelijk Opleidingsprofiel MWD, 1998). Een competentie is de bekwaamheid een beroepstaak adequaat uit taken te voeren, waarbij een integratie van kennis, houding en vaardigheden nodig is. De competenties MWD zijn verdeeld over drie taakgebieden, ook wel segmenten genoemd: – hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen; – werken in en vanuit een arbeidsomgeving; – werken aan professionaliteit en professionalisering. De drie gebieden worden in vergelijkbare termen onderscheiden bij andere sociaal-agogische beroepen zoals sociaal-pedagogische hulpverlening, cultureel-maatschappelijke vorming, pedagogiek en creatieve therapie. Er bestaat overlap tussen deze beroepen. Soms leidt dit ertoe dat opleidingen deels worden samengevoegd tot een opleiding Social Work . Een globale beschouwing van de beroepen vanuit de drie segmenten levert veel overeenkomsten op. Al deze beroepen zijn gericht op het professioneel helpen of begeleiden van mensen bij verbetering van hun sociaal functioneren. Het helpen of begeleiden gebeurt door een samenwerkingsrelatie op voet van gelijkwaardigheid waarbij de eigen vragen, behoeften en motivaties van de cliënt het vertrekpunt vormen (Donkers, 2003:32). De beroepsgroepen onderscheiden zich min of meer door de doelgroepen waarop de hulpverlening is gericht en de werkwijzen die daarbij worden gehanteerd. Het specifieke van ieder sociaal-agogisch beroep komt daarom vooral in het eerste segment naar voren: de hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen. Voordat daar in paragraaf 1.2 gedetailleerd op wordt ingegaan, volgt hier een korte beschrijving van de twee andere segmenten. Werken in en vanuit een arbeidsomgeving Een maatschappelijk werker kan zich vrij vestigen om een eigen praktijk te beginnen. Maar het merendeel van de maatschappelijk werkers is in dienst van een organisatie. Dit vraagt bepaalde competenties, zoals het samenwerken met collega’s, maar ook met medewerkers van andere organisaties. Maatschappelijk werkers moeten verantwoording afleggen over hun professioneel handelen, kunnen participeren in vergaderingen en het beroep en de organisatie naar buiten kunnen profileren.
1
Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening
15
Werken in en vanuit een organisatie brengt bepaalde taken met zich mee. Maatschappelijk werkers registreren de contacten die zij hebben met cliënten, zij leveren een bijdrage aan beleidsontwikkeling en kwaliteitszorg en zij nemen deel aan het opzetten en uitvoeren van projecten. Naast de hulp- en dienstverlening is een maatschappelijk werker dus een flink deel van de tijd bezig met taken die voortvloeien uit het werken in een organisatie. Werken aan professionaliteit en professionalisering De naam van het beroep zegt het al: een maatschappelijk werker staat midden in de maatschappij. Een maatschappij die voortdurend in beweging is en waarin ontwikkelingen zich in rap tempo voltrekken. Problemen van mensen zijn een weerspiegeling van de tijd waarin zij leven. In de jaren tachtig van de vorige eeuw hadden maatschappelijk werkers bijvoorbeeld veel te maken met langdurig werkloze cliënten en de problemen die hiermee samenhingen zoals schulden, zingeving en dagbesteding. In de jaren van economische voorspoed staken andere problemen de kop op. Het tweeverdienersgezin werd de norm. Ouders raakten verstrikt in het combineren van omgaan metarbeid. veranderingen zorg en Maatschappelijk werkers kregen te maken met cliënten die in de problemen kwamen door deze dubbele taakbelasting. Maatschappelijk werkers moeten zich dus keer op keer verhouden tot nieuwe doelgroepen en problematieken. Dit betekent dat zij de taak hebben zich voortdurend te ontwikkelen in het beroep, zich te verdiepen in deze nieuwe doelgroepen en problemen en hun handelen daarop af te stemmen. Een maatschappelijk werker is nooit uitgeleerd, maar blijft zichzelf verder professionaliseren . De veranderingen in de samenleving vragen geregeld om een andere aanpak in het maatschappelijk werk, om nieuwe methodieken. Methodieken die (mede) door maatschappelijk werkers worden ontwikkeld. De maatschappelijk werker heeft daarom, naast de eigen ontwikkeling in het beroep, ook een taak in het leveren van een bijdrage aan de ontwikkeling van het beroep, bijvoorbeeld door te participeren in onderzoek. Zoals duidelijk mag zijn, houdt een maatschappelijk werker zich met veel meer bezig dan alleen met hulp- en dienstverlening. Dit neemt niet weg dat het hart van het beroep in het eerste segment ligt.
omgaan met veranderingen
16
Maatschappelijk werk in de breedte
1.2
psychosociale problemen
zelfregulering
presentiebenadering
Hulp- en dienstverlening aan cliëntsystemen
Maatschappelijk werkers houden zich bovenal bezig met cliënten, met mensen die op dat moment vanwege psychosociale problemen psychosociale problemen aangewezen zijn op de hulp van een deskundige buitenstaander. De term ‘psychosociaal’ verwijst ernaar dat de problemen zich afspelen op het snijvlak individu en omgeving, het gaat om de moeilijkheden die de persoon ondervindt in relatie tot anderen of omstandigheden. De problemen waarvoor mensen hulp zoeken bij het maatschappelijk werk zijn veelzijdig. Hiervoor kan een onderscheid worden gemaakt tussen materiële en immateriële problemen. Bij materiële problemen , ook wel sociaal-juridische problemen genoemd, kan het gaan om bijvoorbeeld schulden, huisvesting, belastingen, arbeid (Witte, 2004). Immateriële problemen hebben bijvoorbeeld betrekking op relaties, opvoeding, verslaving, zingeving en (werk)stress. Kenmerkend aan het werk is dat er vaak sprake is van een verwevenheid van materiële en immateriële problemen die in de hulpverlening in samenhang worden opgepakt. Maatschappelijk werkers streven veranderingen na in het sociaal functioneren van mensen en daar waar veranderingen niet (meer) haalbaar zijn, helpt de werker mensen te ondersteunen in het dagelijks leven. In het algemeen wordt gestreefd naar het vergroten van het probleemoplossend vermogen en de zelfredzaamheid van cliënten. Donkers (2003:11) spreekt van het versterken van het zelfregulerend vermogen – een combinatie van zelfsturen en afstemmen. Zelfregulering kan uiteengelegd worden in cognitieve zelfregulatie, zelfregulering interne zelfregulatie en intermenselijke zelfregulatie. Voor het versterken van de cognitieve zelfregulatie begeleiden hulpverleners cliënten bij het geven van zin en richting aan het eigen leven, om eigen doelen en intenties te realiseren. Maar niet alle doelen en keuzen zijn adequaat. Er dient hierbij aandacht te zijn voor afstemming op de innerlijke wereld van de cliënt, zijn gevoelens en behoeften. Donkers noemt dit interne zelfregulatie. Met intermenselijke zelfregulatie doelt hij op de externe afstemming tussen het zelf en de omgeving. De eigen doelen en keuzen horen te worden afgestemd op de sociale omgeving: de waarden, personen en posities waarmee men te maken heeft (ib:16-17). Voor het helpen van cliënten bij het vergroten van zelfregulering of bij het ondersteunen in het dagelijks leven intervenieert de maatschappelijk werker. Interveniëren betekent letterlijk ingrijpen, tuspresentiebenadering senbeide komen. Het betekent dat de maatschappelijk werker actief veranderingen nastreeft. Baart (2001) laat zien dat interveniëren
1
17
Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening
niet altijd tegemoet komt aan waaraan behoefte is. Aandachtige nabijheid is essentieel. In het contact met de cliënt, in de oprechte nabijheid en dialoog ontstaat de legitimatie om te interveniëren. Dit present zijn blijft in dit boek onderbelicht, omdat hier juist gezocht wordt naar hoe keuzen worden gemaakt in de interventies. Risico is dat er een heel doelgerichte, rationele, afstandelijke oriëntatie op het beroep ontstaat. Daarom kan niet genoeg worden benadrukt dat het in contact komen en blijven met cliënten centraal in het werk dienen te staan. Maatschappelijk werkers kunnen op twee manieren interveniëren: directe hulpverlening en indirecte hulpverlening (Johnson, ibidem). In de directe hulpverlening zijn de interventies gericht op de cliënt, beïnvloeden van persoon, omge ving en maatschappij op veranderingen in diens inzicht of handelingsrepertoire. In de indirecte hulpverlening richt de maatschappelijk werker de interventies op de omgeving van de cliënt, op veranderingen op sociaal en maatschappelijk gebied. Kenmerkend aan het beroep is dat directe en indirecte hulpverlening hand in hand gaan. De persoon in wisselwerking met zijn sociale omgeving is het domein van het maatschappelijk werk (Beroepsprofiel NVMW, 1999). Problemen van cliënten vinden hun oorsprong op meerdere niveaus en de mogelijkheden voor verbetering zijn ook op meerdere niveaus te vinden. Eigenlijk kan het één niet los van het ander worden gezien, maar voor een goed begrip van beide hulpverleningsvormen, worden ze eerst afzonderlijk besproken. 1.2.1 directe hulpverlening ‘Gesprekken voeren met mensen over hun problemen’, is een veel voorkomende reactie als iemand wordt gevraagd te verwoorden wat een maatschappelijk werker doet. Terecht: een groot deel van de werkdag zijn maatschappelijk werkers in gesprek met cliënten. Zij spreken met individuen, stellen, gezinnen of groepen. Voor het in gesprek wordt hier gekozen voor de term ‘cliënt’, maar heel vaak gemak betreft het een cliëntsysteem; meerdere cliënten die op een bepaalde wijze met elkaar verbonden zijn. De directe hulpverlening bestaat uit het voeren van gesprekken. Stap voor stap wordt in de gesprekken met de cliënt toegewerkt naar gewenste veranderingen of verbeteringen. Wat gebeurt er nu precies in die gesprekken? Een en ander hangt af van de werksetting van de maatschappelijk werker. Deze settingen kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld, bijvoorbeeld naar doelgroep. In dat geval zijn er bijvoorbeeld organisaties die werken met jongeren, gezinnen, verslaafden,
beïnvloeden van persoon, omgeving en maatschappij
in gesprek
18
Maatschappelijk werk in de breedte
of mensen met psychiatrische problematiek. De werksetting kan ook worden ingedeeld op grond van de mate van vrijwilligheid van de hulpverlening die wordt geboden. Grofweg kan hulpverlening vrijwillig dan wel onvrijwillig zijn. Aan de hand van deze tweedeling wordt hieronder een impressie gegeven van de activiteiten die een maatschappelijk werker verricht als het gaat om directe hulpverlening. Niet met de intentie hierin volledig te zijn, maar om een indruk te geven van het werk.
gericht op de relatie
gericht op het probleem
informeren, adviseren en begeleiden
Vrijwillige hulpverlening Menig cliënt wendt zich vrijwillig tot de hulpverlening, op eigen initiatief of op advies van derden (bijv. familie of de huisarts). Het gaat om cliënten die zich realiseren dat zij een probleem hebben en die daaraan iets willen veranderen. Zij komen terecht bij instanties als het Algemeen Maatschappelijk Werk, een bureau Jeugdzorg of een instelling voor verslavingszorg. De maatschappelijk werker maakt in de hulpverlening gebruik van twee typen interventies: interactionele en probleemgerichte. De interactionele interventies zijn gericht op het in contact komen en gericht op de relatie blijven met de cliënt, op het creëren van een klimaat waarin de werker en cliënt goed met elkaar kunnen werken, waarin er vertrouwen en openheid kan zijn. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het invoegen in het taalgebruik van de cliënt, aansluiten op datgene wat de belangstelling heeft van de cliënt en het geven van gevoelsreflecties. De probleemgerichte interventies zijn alle activiteiten die de maatgericht op het probleem schappelijk werker onderneemt gericht op het beïnvloeden en veranderen van de probleemsituatie. Samen met de cliënt wordt gezocht naar een balans tussen draagkracht en draaglast. Niet voor alle problemen bestaat een oplossing en dat is ook niet nodig. Ieder mens ervaart moeilijkheden in zijn leven, maar het wordt problematisch als iemand hierdoor niet meer goed kan functioneren, als de last te zwaar wordt om te dragen. De maatschappelijk werker helpt de cliënt om de situatie dusdanig te veranderen dat hij de greep hierop hervindt. Dit kan door de draagkracht uit te breiden, bijvoorbeeld door de cliënt te leren beter voor zichzelf op te komen of door de draaglast te verminderen bijvoorbeeld door te bemiddelen tussen cliënt en ex-partner over een omgangsregeling waardoor de cliënt weer contact krijgt met de kinderen. Probleemgerichte interventies die in de directe hulpverlening worden gebruikt, kunnen het karakter hebben van informeren, adviseren en begeleiden. Tijdens de informeren, adviseren begeleiden gesprekken kanende cliënt bijvoorbeeld geïnformeerd worden over wet- en regelgeving of over voorzieningen waarop de cliënt een be-
1
19
Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening
roep kan doen. Tevens kan de cliënt van de maatschappelijk werker adviezen krijgen over mogelijkheden om iets aan zijn situatie te veranderen. In de begeleiding kan het bijvoorbeeld gaan om: – Vergroten van inzicht in het ontstaan en voortbestaan van de problemen. – Vergroten van inzicht in de mogelijkheden. – Confronteren met de effecten van het gedrag van de cliënt op andere mensen. – Ondersteunen bij het bedenken van een aanpak voor de problemen. – Stimuleren en motiveren bij het realiseren van de doelen. – Oefenen met nieuw gedrag. De begeleiding kan individueel zijn, het kan gaan om de begeleiding van een (echt)paar of gezin en cliënten met gemeenschappelijke problematiek kunnen in groepsverband begeleiding krijgen. In de directe interventies neemt leren een belangrijke plaats in (Van Riet & Wouters, 1997): leren om de zelfregulering te vergroten waarmee veranderingen op het niveau van de persoon en de sociale omstandigheden kunnen worden bereikt. Onvrijwillige hulpverlening In de onvrijwillige hulpverlening vragen cliënten niet zelf om hulp, maar zijn mensen in de omgeving van een cliënt van mening dat hulp nodig is. Rooney (1992) maakt het onderscheid wettelijk onvrijwillig en sociaal onvrijwillig . In het eerste geval gaat het om gedwongen dwang : de hulpverlening wordt opgelegd door een uitspraak van een rechter. De reclassering, de gezinsvoogdij en TBS-klinieken zijn instanties die te maken hebben met cliënten die op deze wijze tot hulp worden gedwongen. Bij sociaal onvrijwillig gaat het om drang. Volgens Jagt (2001) kan opgedrongen het dan gaan om cliënten die: – door anderen gestuurd zijn; – onder voorwaarden van instanties hulpverlening moeten accepteren; – overlast bezorgen of een gevaar voor anderen zijn; – verloederen of een gevaar voor zichzelf zijn; – te maken krijgen met ingebouwd maatschappelijk werk zoals medisch-maatschappelijk werk of school-maatschappelijk werk. Alles wat in de vrijwillige hulpverlening aan interventies richting cliënt wordt gebruikt, kan ook in de onvrijwillige hulpverlening aan
gedwongen
opgedrongen
20
Maatschappelijk werk in de breedte
de orde zijn. Ook hier staat leren centraal. Wel ligt er meer accent op interactionele interventies, is er meer aandacht voor contactlegging, motiveren, onderhandelen en confronteren. Bij een cliënt die zelf om hulp vraagt, kan de hulpverlener vaak sneller probleemgericht gaan werken: veranderingen zijn gewenst. In de onvrijwillige hulpverlening is het niet de cliënt die om veranderingen vraagt, maar de sociale omgeving. De werker moet eerst zien te bereiken dat de cliënt de hulpverlening accepteert; moet de cliënt tot hulpverlening zien te verleiden (Jagt, ibidem). Tussendoor en daarna kunnen probleemgerichte interventies zoals beschreven bij de vrijwillige hulpverlening aan bod komen. 1.2.2 indirecte hulpverlening Naast de interventies die tot doel hebben een verandering bij de cliënt te bewerkstelligen, intervenieert de maatschappelijk werker ook in de omgeving van de cliënt. In sommige situaties is de cliënt, om uiteenlopende redenen, niet in staat zelf de gewenste veranderingen op omgevingsniveau te realiseren. De maatschappelijk werker opereert dan als het ware namens de cliënt. In andere gevallen probeert de maatschappelijk werker door interventies in de omgeving veranderingen na te streven ten gunste van de doelgroep waartoe de cliënt behoort. Beide vormen van indirect werken, ‘namens de cliënt’ en ‘voor de doelgroep’, worden in deze paragraaf belicht. Hierbij wordt niet opnieuw het onderscheid in vrijwillige en onvrijwillige hulpverlening gemaakt. Indirect werken komt net als direct werken in beide type hulpverleningssituaties voor met vergelijkbare accentverschillen. Waar nodig worden deze accentverschillen benoemd. Namens de cliënt Maatschappelijk werkers streven ernaar cliënten te leren zelfstandig hun problemen op te lossen of aan te pakken. Zij proberen de zelfredzaamheid van mensen te vergroten en dat bereiken zij niet door verantwoordelijkheden van mensen over te nemen. Wanneer zich in de toekomst nieuwe problemen aandienen, is het wenselijk dat mensen hebben geleerd hoe ze met problematische situaties kunnen omgaan. Volgens Van Riet en Wouters (ibidem) wenden mensen zich tot de hulpverlening omdat ze niet vaardig zijn om met een problematische situatie om te gaan. Maatschappelijk werkers begeleiden mensen in het leren omgaan met dergelijke problematische situaties. Toch springt een maatschappelijk werker zo nu en dan in, neemt verantwoordelijkheden over en treedt op namens de cliënt. De maatschappelijk werker regelt voorzieningen, bemiddelt tussen
1
21
Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening
partijen, behartigt de belangen van de cliënt of coördineert de hulpverlening. Deze hulpverleningsactiviteiten en motieven om hiervoor te kiezen worden hieronder toegelicht. Sommige mensen wenden zich pas tot de hulpverlening als de problemen zijn geëscaleerd. De problemen zijn niet meer te overzien. Andere mensen komen bij het maatschappelijk werk terecht nadat zij geconfronteerd zijn met een onverwachte, ingrijpende en evenwichtverstorende gebeurtenis. Zij verkeren in een crisissituatie (Brinkman & Van den Berg, 2003). In dergelijke situaties kan het van groot belang zijn dat de maatschappelijk werker letterlijk iets van de cliënt overneemt door bijvoorbeeld voorzieningen te regevoorzieningen len. In de regelen meeste gevallen zal een maatschappelijk werker de cliënt zelf contact laten leggen met instanties die hij nodig heeft voor bepaalde voorzieningen. In een crisissituatie of als de problemen niet te overzien zijn kan hij besluiten dit contact namens de cliënt te leggen, omdat het op dat moment te veel is voor de cliënt. In conflicten, bijvoorbeeld bij een echtscheiding, onderhandelen mensen met een andere partij over hun belangen. Soms zijn menbemiddelen sen er niet toe in staat dit zelfstandig in goede banen te leiden. Een maatschappelijk werker kan inspringen door te bemiddelen tussen beide partijen. Wanneer een cliënt onvoldoende vaardig is om voor zijn belangen op te komen, of wanneer een instantie onvoldoende oor heeft voor de problemen van de cliënt, kan een maatschappelijk werker besluiten dit namens zijn cliënt te doen. In overleg met de cliënt legt de belangen werkerbehartigen contact met de betrokken instantie en pleit voor de belangen van de cliënt (Holstvoogd, 1995). Maatschappelijk werkers hebben vaak te maken met cliënten die meerdere problemen hebben en daardoor aangewezen zijn op de hulp van meerdere organisaties. Denk bijvoorbeeld aan een cliënt die na een ernstig verkeersongeval gehandicapt is geraakt, problemen heeft met de verwerking hiervan, niet in staat is de persoonlijke en huishoudelijke verzorging op zich te nemen, geregeld voor een opname naar het ziekenhuis moet en door vermindering van de inkomsten in financiële problemen is geraakt. Deze cliënt is aangecoördineren wezen op de hulp- en dienstverlening van diverse personen en instanties, zoals mantelzorgers, thuiszorg, AMW, verzekeringswezen, artsen, medisch-maatschappelijk werk. Het is zaak deze hulp goed op elkaar af te stemmen. Een maatschappelijk werker kan hierin de coördinerende rol van de cliënt (tijdelijk) overnemen.
voorzieningen regelen
bemiddelen
belangen behartigen
coördineren
22
gemeenschappelijke probleemfactoren
problemen voorkomen
Maatschappelijk werk in de breedte
Voor de doelgroep In het contact met cliënten nemen maatschappelijk werkers waar wat zich zoal afspeelt in de samenleving. Zij ontdekken dat meerdere mensen vergelijkbare problemen hebben, bijvoorbeeld ouders die moeilijkheden ervaren in de opvoeding van hun kinderen of ouderen die in de problemen komen door lange wachttijden bij de thuiszorg. Zij zien dat wet- en regelgeving groepen mensen in de problemen kan brengen, zoals het gemeentelijk woningtoewijzingsbeleid, waardoor starters op de woningmarkt geen huis meer kunnen bemachtigen. Of zij ervaren dat keer op keer mensen in de problemen komen door het inadequaat functioneren van organisaties. Een voorbeeld hiervan is dat een sociale dienst een groter bedrag op de bijstandsuitkering van cliënten inhoudt voor het aflossen van schulden, dan wettelijk is toegestaan. Maatschappelijk werkers merken dus dat factoren die van invloed gemeenschappelijke probleemfactoren zijn op de problemen van de cliënt, ook bij andere personen tot problematische situaties kunnen leiden. Hun taak is niet alleen de eigen cliënten te helpen, maar ook van betekenis te zijn voor personen die zich (nog) niet tot de hulpverlening hebben gewend. Maatschappelijk werkers dienen te signaleren welke factoren op sociaal en maatschappelijk niveau groepen mensen in de problemen brengen en na te gaan door welke acties of activiteiten zij deze omstandigheden in positieve zin kunnen beïnvloeden. De acties of activiteiten die maatschappelijk werkers naar aanleiding van signalen ondernemen, kunnen het karakter hebben van het ontwikkelen van een nieuw hulpverleningsaanbod, zoals het opzetten van een groep voor ouders met vragen rondom de opvoeding. Het kan ook betekenen dat de maatschappelijk werker instanties attendeert op de factoren die mensen in problemen brengen, zoals de consequenties van de wachttijden bij de thuiszorg. Of een instelling voor maatschappelijk werk besluit een instantie te bekritiseren of aan te klagen vanwege haar functioneren, zoals in het voorbeeld van de sociale dienst. Instellingen voor maatschappelijk werk kunnen ook lobbyen bij de lokale politiek bijvoorbeeld om invloed uit te oefenen op het woningtoewijzingsbeleid (Sluiter et al., 1997; Scholte & Van Splunteren, 1996). Met dergelijke activiteiten werkt de maatschappelijk werker niet alleen voor de eigen cliënt, maar voor de hele doelgroep waartoe de cliënt behoort. Hiermee poogt de maatschappelijk werker prevenproblemen voorkomen tief te interveniëren. Onder preventie verstaan we: ‘(…) voorkomen van ernstige problemen bij mensen of een verergering daarvan’ (De Roos et al., 1998:24). Naar Caplan kunnen drie vormen van preventie worden onderscheiden die verschillen in het moment van ingrij-
1
Hulpverlening aan cliëntsystemen: integreren van directe en indirecte hulpverlening
pen: primaire preventie, secundaire preventie en tertiaire preventie (Buitenhuis, 1993). Door tijdig ingrijpen kan worden voorkomen dat personen in de problemen komen (primaire preventie), kan verergering van problemen worden voorkomen (secundaire preventie) of kunnen de gevolgen van problemen zoveel mogelijk worden teruggedrongen (tertiaire preventie). Kortom: de hulp- en dienstverlening door maatschappelijk werkers is veelzijdig. Zij combineren het werken aan veranderingen op het niveau van de cliënt met het realiseren van veranderingen op het niveau van de sociale en maatschappelijke omgeving. Directe en indirecte hulpverlening gaan hand in hand.
23