Piano Bulletin 2011/3
88
1. De allereerste foto van Franz Liszt, genomen door Hermann Biow te Hamburg, juni 1843, direct na Liszts terugkeer van zijn tweede Russische tournee.
Liszt en Rusland Olga de Kort
H
et jubileumjaar van Franz Liszt biedt een uitgesproken kans om zijn in Nederland zo goed als onbekende reizen naar Rusland en daar gelegde contacten met de Russische musici in herinnering te brengen. Sinds Liszts triomfale bezoeken aan Rusland in 1842, 1843 en 1847 werd hij in Rusland gezien als één van de weinige Westerse musici die oprechte belangstelling voor de Russische muziek en cultuur hadden. Tot zijn Russische kennissenkring behoorden bijna alle Russische componisten en talrijke amateurs en professionele musici uit de jaren 1840-1860. Jarenlang was Liszt een pleitbezorger voor de nieuwe Russische muziek, die hij via zijn pianotranscripties, reacties op nieuwe werken en aanbevelingen in het Westen probeerde te introduceren. Er bestaan diverse verhalen en anekdotes over het verblijf van Liszt in Rusland. Twee werden heel populair in de Sovjet-tijd; ze verhuizen sindsdien van het ene naar het andere artikel en worden steeds weer in internet-bronnen verteld. Beide schetsen een beeld van de eigenzinnige, vrijheidslievende en voor niemand zijn hoofd buigende Liszt. De eerste betreft zijn concert in het Winterpaleis te Sint Petersburg. Tsaar Nikolaj I zou tijdens het concert te veel gepraat te hebben, waardoor de pianist zich genoodzaakt voelde te stoppen met spelen. Op de vraag naar de reden van de onderbreking antwoordde Liszt dat ‘iedereen werd geacht te zwijgen als de tsaar aan het woord was’. Na het concert kreeg Liszt nog zes uur de tijd om Sint Petersburg te verlaten. Volgens de andere versie moest Liszt vertrekken vanwege zijn weigering om op verzoek van Nikolaj I een benefietconcert voor de veteranen van de slag op Borodino te geven. Naar verluidt heeft Liszt gezegd: “Ik ben opgevoed in Frankrijk, en daar ben ik beroemd geworden. Voor mij geeft het geen pas om degene die Frankrijk versloeg te lofprijzen.” De geïrriteerde tsaar zou per omgaande laten weten hoe weinig hij de lengte van Listzs haar waardeerde en hoeveel vraagtekens hij bij de politieke voorkeuren van de pianist had. Liszts reactie zou vlijmscherp zijn: zijn haar liet hij in Parijs groeien en alleen in die stad zou hij het laten knippen. Wat betreft zijn politieke overtuigingen: hij zou ze alleen hebben als hij op steun van 300.000 bajonetten kon rekenen. De muziekcriticus Vladimir Stasov vond dit verhaal, dat voor het eerst opdook in Liszts biografie door Lina Ramann, echter te ongeloofwaardig en noemde het ‘een absurd sprookje’. Nikolaj I bemoeide zich nooit met de organisatie van concerten, en al helemaal niet met de lengte van iemands haar. De polemiek over politieke voorkeuren was uitgesloten. De tsaar “gaf opdrachten en deze werden onmiddellijk uitgevoerd”. De bezoeken van Liszt inspireerden later de Sovjet, Hongaarse en Oost-Duitse filmmakers tot een film getiteld Liszt. Dromen van liefde (regie Márton Keleti).Vele feiten en de chronologische volgorde moesten worden aangepast aan een romantisch plot. In de film bezocht Liszt Sint Petersburg, maakte hij grote indruk op het concertpubliek, en raakte bevriend met Mikhail Glinka. Maar de leukste ontmoeting had Liszt in de film met de mooie prinses Carolyne von Sayn-Wittgenstein. Deze twee werden onafscheidelijk, en de componist droeg aan haar zijn beroemde Liebesträume op. De tweedelige film werd getoond in 1970 in twee versies: de Sovjet versie duurde 150 minuten, de Hongaarse was 24 minuten langer.
Liszt en Rusland - Olga de Kort
Populaire anekdotes
89
Het eerste bezoek, 1842 Liszt speelde zijn eerste Sint Petersburgse concert voor circa 3000 toehoorders op 8 april 1842, na de succesvolle concertreeks in Berlijn. De Russische tournee bestond uit zes concerten en was de langgekoesterde wens van de graaf Mikhail Wielgorski. Hij ontmoette Liszt al in 1839 in Rome en zorgde voor de uitnodiging en de organisatie van concerten. Behalve een muziekkenner en amateur-componist, was de graaf een invloedrijke mecenas. Berlioz vergeleek zijn huis met ‘een klein ministerie voor de kunsten’. De muzieksalon van Wielgorski was een exclusieve concertzaal die zijn deuren alleen voor de beste Russische musici en buitenlandse beroemdheden opende. Het optreden bij Wielgorski stond voor buitenlandse artiesten gelijk aan het succes in openbare concerten. Na de audiëntie bij Nikolaj I werd de 31-jarige Liszt snel in de kring van vrienden van de graaf opgenomen: aristocratische, goed opgeleide en breed georiënteerde musici-dilettanten, amateurcomponisten, dichters en muziekbeminnende hoge ambtenaren. Voor zijn weldoener schreef Liszt twee pianotranscripties van Wielgorski’s populaire lied Ik hield van… Door middel van zijn andere pianotranscriptie maakte Listz het Europese publiek bekend met De Nachtegaal van Anatolij Aljabjev. Deze mooie romance kwam op het repertoire van onder anderen Pauline Viardot te staan. Zij zong dit lied zelfs als Rosina’s aria in Il Barbiere di Siviglia van Rossini. Op zijn beurt introduceerde Liszt in Sint Petersburg veel voor Rusland nieuwe werken, waaronder de tweede Symfonie van Beethoven. Het Russische publiek leerde dit werk 15 jaar na de dood van de componist via Liszts pianotranscriptie kennen.
Piano Bulletin 2011/3
Liszt en Glinka
90
Met Liszts eerste bezoek aan Rusland begon ook zijn belangstelling voor de muziek uit dat land. Na zijn kennismaking met Michail Glinka (1804-1857) raakte hij geïnteresseerd in diens werken. Samen met Berlioz behoorde Liszt tot één van de weinigen die de ‘geleerde muziek’ van de Glinka’s tweede opera Ruslan en Ljudmila konden waarderen. Na het vertrek van de tsaar Nikolaj I halverwege de première in november 1842 was de opera tot mislukking gedoemd. Het werk kreeg een koele ontvangst van de critici en het publiek, en werd snel van de planken gehaald. Met de pianotranscriptie van Mars van Tjernomor vestigde Liszt weer de aandacht op Glinka. Zijn belangstelling was oprecht en had niets met een vriendendienst te maken. Buiten de deelname aan het veelbesproken extravagante ‘zigeuner’-feest bij Glinka thuis (dat eindigde met de kroning van Liszt tot ‘zigeunerkoning’) bleven de persoonlijke contacten met de componist vrij oppervlakkig. Als leerling van John Field was Glinka verre van gecharmeerd van het temperamentvolle spel van Liszt. Het was ‘nieuwlichterij’, die niet in de wereld van Glinka paste. Het spreekt voor Liszt dat hij de andere manier van denken, spelen en componeren van de Russische musici wél kon waarderen.
Liszt en Stasov Tijdens zijn eerste Russische bezoek maakte Liszt kennis met twee toekomstige muziekcritici en tevens zijn trouwe briefcorrespondenten Vladimir Stasov (18241906) en Aleksandr Serov (1820-1871). In feite was Liszt ‘verantwoordelijk’ voor de geboorte van de Russische muziekkritiek. In 1842 studeerde de 18-jarige Stasov aan de rechtenschool en twijfelde over zijn studiekeuze. Na het eerste concert van Liszt schreef hij zijn eerste recensie. Hoewel die voorgoed in de bureaulade bleef liggen,
markeerde deze een ommekeer in Stasovs leven. Later noemde Stasov het bezoek van Liszt een ‘echte wereldgebeurtenis’: “Na het concert waren Serov en ik als gekken, wij wisselden amper enkele woorden met elkaar en haastten ons naar huis om zo snel mogelijk [over] onze impressies, onze dromen, onze verrukking te schrijven. [...] Wij zwoeren aan elkaar dat deze dag, 8 april 1842, voor ons voortaan heilig zou zijn, en dat we tot aan het graf geen enkel detail zouden vergeten. Het was alsof we verliefd en als razenden waren, en dat was niet voor niets. Wij hebben nog niets vergelijkbaars in ons leven gehoord. En wij hebben nog nooit oog in oog gestaan met een dergelijke geniale, gepassioneerde, diabolische natuur, die of als een storm voortsnelde of met de stromen van een tedere schoonheid en gratie vloeide.” Na afloop van zijn tournee liet Liszt veel trouwe muziekvrienden achter. Bij zijn afscheid schreef prins Pjotr Vjazemski een gedicht dat goed de gevoelens van het Russische publiek verwoordt. In zijn gedicht zinspeelt hij op de naam ‘Liszt’, die in het Russisch ‘het blad’ betekent. Een Blad [Liszt]? Hij is een boek en een poëem! Waarin de aarde, hel, en hemel zijn versmolten, En liederen van blijdschap van het gelukkige Eden, En klachten van verdriet, en lijden van de stem.
Tweede bezoek, 1843 Een jaar later, in april en mei 1843, heeft Liszt ook een bezoek aan Moskou gebracht. De muziekliefhebbers van alle rangen en standen keken uit naar de concerten van de beroemde en, volgens de Sint Petersburgse geruchten, excentrieke pianist. Liszt was overal een welkome gast, de muzikale salons draaiden overuren. Alle lithografische portretten raakten in de ochtend na zijn eerste concert uitverkocht. De uitspraken van Liszt, zijn kleding, kapsel, gebaren – alles werd uitvoerig besproken, naverteld en in menig dagboek opgeschreven. Zo weten we uit het dagboek van de diplomaat, senator en directeur van de Moskouse post Aleksandr Boelgakov, hoe Liszt na een uitgebreid diner bijna te laat kwam voor zijn tweede concert. Zijn reactie op de herinnering werd de volgende dag in alle salons geciteerd: “Soyez tranquille, il n’y aurai pas de musique sans moi, car je dois composer seul tout l’orchestre.”
Aleksandr Boelgakov (1781-1863) heeft Liszt persoonlijk ontmoet en was op alle openbare concerten en privé-bijeenkomsten aanwezig. Iedere dag vertrouwde hij zijn gedachten over Liszt en zijn spel aan het dagboek toe. In 2002 werden de ‘Liszt’-pagina’s in het Russische tijdschrift Onze erfenis gepubliceerd, maar de complete tekst van het dagboek wacht nog steeds op publicatie. Heel nauwkeurig schreef Boelgakov zijn gesprekken met Liszt en de programma’s van zijn concerten op. Boelgakov was in één woord ‘verrukt’ van zijn spel, dat hij met ‘een lopend vuur’ vergeleek. Hij beschrijft hoe het publiek na het concert “als genageld in zijn stoelen bleef zitten. Niemand dacht er nog aan om zijn buurman deelgenoot te maken van zijn verbazing of plezier, omdat deze gevoelens al te zien waren op het gezicht van de buurman. De meningen, ideeën en gevoelens waren bij iedereen dezelfde. Liszt heeft niet alleen alle pianisten die er voor hem geweest zijn in kolossale mate overtroffen, maar er kan met zekerheid beweerd worden dat een grotere verbetering onmogelijk te voorzien is. […] Het spel van deze sterveling kan niet doordringen tot degenen die hem niet gehoord hebben.” Volgens Boelgakov was het niet genoeg om naar Liszt te luisteren. Na het concert van Liszt met de zanger Ciabatta op 4 mei liet hij de volgende beschrijving van Liszt na:
Liszt en Rusland - Olga de Kort
Dagboek van Boelgakov
91
“U moet de uitdrukking van Liszts gezicht tijdens het spel zien, die verbeeldt afwisselend alle hartstochten. Velen denken dat de bewegingen die hij met zijn handen, hoofd en schouders maakt, opzettelijk en voor het effect ingestudeerd zijn… Dat is onredelijk! De overmatige krachtinspanningen en behendigheid in het spel van Liszt zijn zodanig dat ze alle lichaamsdelen niet alleen in beweging maar ook in ontreddering moeten brengen. De haren van Liszt, aan beide kanten tot de schouders vallend, bedekken vaak zijn gezicht: wanneer hij een geschikt moment kan vinden, gooit hij ineens de haren met de hand achter de oren, of gooit ze met een krachtige hoofdbeweging naar achteren. Het mechanische werk van Liszt is zo zwaar dat hij aan het eind van het spelen helemaal bezweet is, en zijn gezicht drukt 2. Alexandr Boelgakov een zware uitputting uit.” De dagboekschrijver verwonderde zich over de ‘bovennatuurlijke kracht’ van de vingers van de pianist, en beschreef een voorval met het metalen plaatje van de pianomaker, dat tijdens het spelen van een lange triller losraakte en op de handen van Liszt viel. De pianist gooide het in een mum van tijd op de vloer zonder zijn spel te onderbreken. “De kracht, behendigheid en plezierigheid van het spel van Liszt zijn onuitputtelijk. Zonder deze drie waardigheden of slechts in het bezit van één van deze, is het onmogelijk een volmaakte pianist te zijn; het is onmogelijk dezelfde te zijn als Liszt. Hij is een grootmeester in het zand in de ogen strooien, want op zijn instrument produceert hij verbazingwekende effecten, maar hij beheerst ook in grote mate de kunst om je met zijn tedere spel te bekoren, je hoort niet eens het geklop van zijn vingers, ze lijken niet op ivoor maar op fluweel te lopen.”
Piano Bulletin 2011/3
Orgelconcert
92
Tussen de zes openbare recitals door stemde Liszt in om ook een orgelconcert in de Evangelische-Lutherse domkerk van Sint Petrus en Sint Paulus te verzorgen. Op 4 mei 1843 speelde hij een benefietconcert ten bate van het kathedrale weeshuis. Dit concert trok meer dan 1000 toehoorders, en had volgens diverse bronnen “grote invloed op de zenuwen van de luisteraars; enkele dames huilden, anderen – snoven ether”. Aleksandr Boelgakov vond het concert minder geslaagd dan Liszts pianorecitals. Hij beschrijft het concert als een fiasco: “Orgels zijn geen piano’s, en een middelmatige oude organist speelt beter dan Liszt, het eerste genie van zijn eeuw. Dat hebben we vandaag gezien. Liszt produceerde bastonen die zo vreemd waren dat het onmogelijk was om niet te
3. Een pagina uit het manuscript van het dagboek van Aleksandr Boelgakov.
lachen. De stemmen van de 22 amateurs die de kerkmuziek zongen, waren onbetekenend. De Moskovieten, die met groot gemak van het ene gevoel naar het andere, helemaal tegenovergesteld, overschakelen, begonnen Liszt met allerlei spottende opmerkingen te bestoken. Zo beantwoordde, Mikh[ail] Apol[lonovitsj] Volkov de vraag ‘Comment trouvez-vous Liszt’ met ‘Du sublime au ridicule il n’y a qu’un pas’. Lev Golitsin permitteerde zich een vrij slechte woordgrap: ‘C’était le grand Liszt, ce soir c’est un soliste (sot Liszt)’.” In ieder geval was de opbrengst van het concert heel groot; iedereen prees de vrijgevigheid en gulheid van Liszt.Volgens Boelgakov had “nog geen kunstenaar dergelijke bewijzen van vrijgevigheid” laten zien: “Hij schudt overal met beide handen datgene af wat hij met beide handen vergaart”. In Moskou woonde Liszt in het dure Hotel Dresden waar hij 800 roebels per dag voor zijn kamer betaalde (ter vergelijking: de entree voor zijn orgelconcert kostte 10 roebels). Boelgakov brengt een tafelgesprek met Liszt ter sprake waarbij de pianist zich heel negatief over de gierigheid en hebzucht van Paganini uitliet. Daarbij zwaaide hij met zijn brandende sigaar in de lucht en riep uit: “Qu’est-ce au fond que l’argent? Qu’est-ce qu’est un cigare, le cigare est fait pour qu’on le fume et l’argent pour être dépensé!” Het tweede Russische bezoek van Liszt werd vereeuwigd in het gedicht van Fjodor Glinka, die net als prins Vjazemski een jaar eerder op de naam van Liszt (‘het blad’) zinspeelde, maar deze keer in een iets andere context. Het voorjaar van 1843 was heel koud in Moskou, de bomen hadden bijna geen bladeren, en de dichter schreef het volgende: Onze mei is somber en bloemloos, De herfst lijkt weer terug te keren: Hoe triest is het! Geen eigen blad van hier, Slechts één van ver gekomen Blad [=Liszt] maakt Moskou blij.
Vijf jaar later kwam Liszt weer naar Rusland. Hij bezocht het zuiden van het Russische imperium, en gaf concerten in Kiev, Odessa en Elisabetgrad. Tijdens deze tournee maakte hij kennis met Carolyne von Sayn-Wittgenstein. In Kiev droegen enthousiaste studenten de beroemde pianist samen met zijn stoel op hun schouders. De krant Kiev vedomosti schreef: “Liszt is in Kiev. Alleen dit woord is al genoeg om ons publiek lawaai te laten maken, [erover] te praten en zich naar dit wonder te spoeden… ‘Liszt’ is het eerste woord waarmee iedereen zijn kennis begroet.” De laatste concerten vonden plaats in Elisabetgrad, een klein stadje, dat gedurende het bezoek van Liszt zijn bewonersaantal tijdelijk zag verdubbelen. Tijdens één van de concerten waren de dichter Afanasij Fet (1820-1892) en de geschiedschrijver Nikolaj Kostomarov (1817-1875) aanwezig. De verloofde van Kostomarov had les van Liszt en moest tijdens het concert op aandringen van haar docent naast de pianist op het podium zitten.
Contacten met de Russische musici Door zijn leerlingen (onder anderen Vera Timanova, Aleksandr Siloti, Magdalena Svistunova) en de nooit verbroken contacten met de Russische componisten en musici bleef Liszt ook na zijn concerttournees op de hoogte van het Russische muziekleven. Hij speelde graag de virtuoze fantasie Islamei van Balakirev, vond Nikolaj Rubinstein de beste vertolker van de Danse macabre en droeg hem de Fantasia op een thema uit
Liszt en Rusland - Olga de Kort
Derde bezoek, 1847
93
Beethoven’s Ruïnes van Athene op. Eén van zijn laatste pianotranscripties was de Tarantella van Cui. Liszt was zeer te spreken over de vocale cyclus De Kinderkamer van Moessorgski, die hij door de uitgever Bessel toegestuurd had gekregen. De broer van Bessel meldde aan Moessorgski dat Liszt zo onder de indruk was dat hij hem ‘une bluette’ besloot op te dragen’.Verheugd schreef Moessorgski aan Stasov: “Ik had nooit gedacht dat Liszt, die met weinig uitzondering kolossale onderwerpen kiest, De Kinderkamer serieus kon begrijpen en waarderen, en er vooral zo enthousiast over kon zijn… Wat zou Liszt zeggen of denken wanneer hij Boris [Godoenov] op zijn minst in een pianotranscriptie ziet.” Doorreizende Russische musici konden in Weimar altijd op een warme ontvangst en op belangstelling voor hun werken rekenen. Tijdens de repetitie van de eerste Symfonie van Aleksandr Glazoenov in Weimar in 1884 begon Liszt als eerste te klappen. Bij het horen van Tsjaikovski’s Variaties op een Rococo-thema voor cello en orkest in Wiesbaden riep hij uit: “Eindelijk, weer muziek!” Tsjaikovski ontmoette Liszt bij de opening van het theater en de première van Der Ring des Nibelungen in Bayreuth in augustus 1876. Volgens de overleving was het een heel aangenaam bezoek. In zijn brief aan Nadezjda von Meck vanuit Wenen op 27 november 1877 schreef Tsjaikovski echter over de vaak “beledigend-beschermende toon” van de belangrijke westerse ‘azen’ die ze in hun gesprek met een Russische musicus aanslaan. Als voorbeeld noemde hij… Liszt: “Je kunt het zo in hun ogen lezen: hoewel je Russisch bent, ben ik zo aardig en welwillend dat ik je mijn aandacht schenk. […] Vorig jaar moest ik tegen mijn wil Liszt bezoeken. Hij was voorkomend tot aan het misselijk makende toe, maar op zijn lippen bleef de glimlach hangen, die me heel duidelijk de onderstreepte zin vertelde.”
Piano Bulletin 2011/3
Liszt en Anton Rubinstein
94
4. Anton Rubinstein omstreeks 1870. Foto Gürney & Son, New York (coll. CL).
Een zeer bijzondere relatie had Liszt met Anton Rubinstein (1829-1894). Liszt had veel waardering voor zijn jonge collega. In een brief aan Hans von Bülow van 17 juni 1854 schreef hij: “Kent U Rubinstein? Hij is een voorbeeldige werker en een buitengewoon artistiek individu… Hij is me dierbaar door zijn talent en zijn karakter.” Opmerkelijk hoe treffend Liszt de belangrijke eigenschap van Rubinstein verwoordt, als hij hem ‘een voorbeeldige werker’ noemt. Dat was hij inderdaad.Van zijn leerlingen aan het conservatorium in Moskou eiste Rubinstein dezelfde ijzeren zelfdiscipline en harde arbeid: “De zin van het leven, zijn betekenis is in werk.Werk in alle denkbare vakken is de beste vriend van de mens. Nietsdoenerij is zijn gezworen vijand. Werk is leven, nietsdoenerij –
dood.” Als een leerling klaagde dat hij zich niet goed genoeg voelde om te studeren, antwoordde Rubinstein slechts: “Als u pijn in het hoofd hebt, moet u blij zijn dat uw hoofd het u laat voelen, en dat u het op uw nek hebt zitten”. Als leraar hield hij alleen rekening met de sterke leerlingen. Aan de zwakkeren gaf hij één advies: “Als u het moeilijk vindt, moet u dus beter en slimmer werken.” In zijn beginjaren als conservatoriumdirecteur en docent had hij slechts één leerling die door een vergelijkbare werklust opviel – Pjotr Tsjaikovski. In 1854 logeerde Anton Rubinstein zes maanden bij Liszt in de Altenburg te Weimar. Samen bezochten ze de Nederlanden en vervolgens België, waar zij de negende Symfonie van Beethoven vierhandig speelden.Vanwege de opvallende gelijkenis van Rubinstein met Beethoven noemde Liszt hem ‘Van II’. Met Liszt voerde Anton Rubinstein vaak heftige discussies, vooral over Wagner. Net als Tsjaikovski en Rimski-
Liszt en Rusland - Olga de Kort
5. Franz Liszt en zijn Russische leerling Aleksandr Siloti. Foto Louis Held, Weimar, 1884 (coll. CL).
95
Korsakov vond Rubinstein de ideeën van Wagner over muziekdrama onnatuurlijk, gekunsteld en vergezocht. Ook deelde hij Liszts opvattingen over Berlioz niet. Dankzij Liszt kwam de uitvoering van de Rubinsteins opera De Siberische jagers in Weimar tot stand. Vier jaar later, in 1858, dirigeerde hij Rubinsteins oratorium Het verloren paradijs. In zijn brief aan Fredro beschreef Rubinstein zijn oudere collega als een ‘zeldzame persoonlijkheid’ en als zijn grote leraar over wie hij een boek zou kunnen schrijven: “Ik geef toe dat ik veel van hem geleerd heb, en dat vele dingen voor mij onopgemerkt voorbij zouden gaan indien ik hem niet kende en indien we geen gedachten met elkaar uitwisselden.” In de briefwisseling van Rubinstein en Liszt uit 1854-1858 is veel interessant materiaal over beide musici te vinden.
Piano Bulletin 2011/3
Liszt en Borodin
96
De brieven van Aleksandr Borodin (1833-1887) over zijn ontmoetingen met Liszt in 1877 en 1881 behoren tot de interessantste Russische Liszt-documenten. Ze waren geadresseerd aan Borodins vrouw, maar werden door haar aan Stasov voorgelezen. Die was zo enthousiast dat hij Borodin overhaalde om een artikel te schrijven. De eerste versie, Mijn herinneringen aan Liszt uit 1878, werd niet gepubliceerd. De tweede variant, het artikel Liszt thuis in Weimar, verscheen vijf jaar later in het tijdschrift Kunst. De scheikundige en componist Borodin bleek een meesterlijk verteller te zijn. In een brief aan Stasov deelde de kunstschilder Repin zijn enthousiasme over de stijl van Borodin: “Ik kan niet stoppen met het lezen van de brieven van Borodin! Wat een frisheid en kracht! Wat een simpele en artistieke taal! Slechts met Poesjkin te vergelijken. Alsof ik met hem [Borodin] in Weimar bij Liszt ben geweest… Wat een levendige beschrijving van concerten, lessen met leerlingen, en alle, alle zwakheden van Liszt. Wat is het voor een wonder – al deze brieven van hem!” Al bladerend door Borodins herinneringen wordt de lezer door de levendigheid en humor van de schrijver gegrepen. Zo beschrijft hij hoe hij het huis van Liszt in Weimar probeerde te vinden door eerst aan de hotelober de weg te vragen, en vervolgens door in een “grote winkel met het portret van Liszt in de vitrine” te informeren. Na tientallen aanwijzingen in de trant van “rechts-links-rechts-links en steeds rechtdoor” kwam hij op een plein terecht. De zijstraten leidden “tot muzikale beroemdheden: één naar de begraafplaats - naar de in alle opzichten dode Hummel, de andere – naar het park, naar de in alle opzichten levende Liszt.” Toen hij het huis eenmaal had gevonden, kreeg Borodin te maken met een opmerkelijk “levendige en statige figuur van een oude man, met een energiek expressief gezicht.” Liszt “praatte zonder ophouden” en bestookte Borodin met vragen in het Frans en Duits over het muziekleven in Rusland. Het gesprek ging over de eerste Symfonie van Borodin (“U hebt een prachtige symfonie gemaakt!”), de opera Sadko van Rimski-Korsakov en Islamei van Balakirev. Liszt bleek de nieuwe Russische school heel goed te kennen en te waarderen. In zijn artikel heeft Borodin veel details van het gesprek weggelaten, zogezegd “om de ganzen niet wakker te maken”. Maar in de brief aan zijn vrouw 6. Alexandr Borodins Herinneringen aan vertelde hij wel hoe hoog Liszt zijn eerste Symfonie Liszt, in de Russische editie van 1953. beoordeelde. Borodin probeerde uit te leggen dat hij
niets anders was dan een “zondagmusicus”. Hij was te veel gewend aan verwijten van zijn vrienden (“je maakt alleen muziek op zondag”) en spottende opmerkingen van vijanden (“Borodin is een dilettant in muziek”). Liszt reageerde met een grap: “Maar zondag is juist een feestelijke, triomfale dag. U hebt het recht om triomf te vieren.” De verontschuldiging van Borodin over zijn gebrek aan conservatoriumstudie veegde hij resoluut weg: “Het is uw geluk, mijn beste. U moet werken, altijd werken, werken zelfs als uw stukken niet gespeeld worden, niet gepubliceerd worden, geen bijval krijgen; gelooft u mij, ze zullen hun ereweg vinden. U hebt een groot en origineel talent. Luistert u naar niemand en werkt u zoals u het gewend bent.” Hij wilde geen bedankjes van de verbaasde en blije Borodin horen: “Ik ben u niet aan het complimenteren; ik ben zo oud dat het me niet staat om aan iemand iets anders te zeggen dan wat ik denk; daardoor ben ik hier niet geliefd, maar ik kan toch niet zeggen dat er goede werken worden geschreven terwijl ik ze plat, talentloos en levenloos vind.” Heel levendig zijn de pagina’s waar Borodin de oude meester als leraar beschrijft. Liszt leek in niets op een afstandelijke professor, en nam alles wat zijn leerlingen betrof dicht aan het hart. Aleksandr Borodin was bijzonder blij om de “volledige afwezigheid van al het bekrompene, kudde- en gildeachtige, ambachtelijke, bourgeoisachtige in de musicus en mens Liszt te ontdekken.”
Helaas is ‘de relatie’ van Liszt met de Russische en Sovjet musicologen veel minder geslaagd dan die met de Russische musici. De negentiende-eeuwse kranten en critici schreven veel over Liszt en zijn leven, maar zijn muziek leidde niet tot wetenschappelijk onderzoek. Een paradox, gezien het aantal Russische en Sovjet pianisten die Liszt op hun repertoire hadden en het succes waarmee de nieuwe generatie pianisten de Russische Liszt-tradities voortzet. De Russische Liszt-bronnen bestaan uit krantenartikelen, brieven, dagboek-aantekeningen en enkele publicaties in de Sovjet tijdschriften waar de nadruk vooral ligt op Liszts vrijheidsliefde, Hongaars patriottisme en zijn steun aan de Russische nationale muziek van Glinka en de componisten van het Machtige Hoopje. Naast de herinneringen van Borodin, Siloti en het boek Liszt, Schumann en Berlioz in Rusland van Stasov, zijn er verder de oude monografie (1956) van Jakov Milstein en het in 1929 uitgegeven werk van Vassilij Kiseljov: Franz Liszt en zijn relatie met de Russische kunst, dat bij navraag ten behoeve van dit artikel niet eens in de bibliotheek van het SintPetersburgse conservatorium aanwezig bleek te zijn. Liszts jubileumjaar heeft weinig opgeleverd in Rusland. De in februari 2011 geplande Liszt-conferentie in Sint Petersburg ging niet door. Behoudens enkele kranten- en tijdschriftartikelen lieten de Russische musicologen het Liszt-jubileum onopgemerkt voorbij gaan. Literatuur: 1 De Liszt-pagina’s van het niet uitgegeven dagboek van Aleksandr Boelgakov zijn op de website van het
tijdschrift Onze erfenis te vinden: http://www.nasledie-rus.ru/podshivka/6113.php. 2 Abyzova, E., Modest Petrovitsj Moessorgski, 2de druk. Moskou: Muzyka, 1986, p. 103. 3 Borodin, A., Herinneringen aan Liszt. Moskou: Muzgiz, 1953, (serie Russische klassieke muziekkritiek),
pp. 4, 5, 10, 39. 4 Khoprova, T., Anton Griegorjevitsj Rubinstein, 1829-1894, 2de uitgave. Leningrad: Muzyka, 1987, pp. 34, 46. 5 Rubinstein, L., Pagina’s uit het leven van Ferenc Liszt. In: Verhalen over muziek, Moskou: Myzyka, 1968,
pp. 99-104. 6 Stasov, V., Liszt, Schumann en Berlioz in Rusland. Moskou: Muzgiz, 1954, (serie Russische klassieke
muziekkritiek), pp. 23, 50, 53. 7 P.I. Tsjaikovski – N.F. von Meck. Brieven, vol. 1 (1876-1877). Tsjeljabinsk, MPI, 2007, p. 110.
Liszt en Rusland - Olga de Kort
Liszt en Russische musicologie
97