Interviews met best persons die werken met mensen uit de (O)GGZ doelgroep, verstandelijk beperkten, mensen met een psychiatrische stoornis en licht dementerende ouderen. In opdracht van Stadsdeel Oost, uitgevoerd door Anne Graumans en Hans van Boxtel, Stichting De Omslag (februari – juli 2014). Inhoud 1. Basic Activering - Mustapha Nafid, Richard Lara en Ruud Dettmer 2. De Regenboog Groep – Henny en Gerrie 3. Civic – Darifa El Mahdioui 4. Stichting de Bloem – Afifa Tadmine 5. Fietsenmakerij De Loods – Ronald Stolker 6. Juttersdok – Neil Robinson 7. Dynamo – Gülden Ardic 8. Stichting Troost – Karen Wegner
1. Basic Activering “W e kennen onze klanten” Allebei zijn ze werkbegeleider bij Basic Activering: Richard Lara en Mustapha Nafid. Het verschil tussen de twee kan, zo op het eerste oog, niet groter zijn. Richard een ruige Amsterdammer, ex-bankwerker, doorpakker, weinig woorden. Hij heeft in het verleden zo zijn problemen gehad. “Ervaringsdeskundig”, zegt hij droog. Mustapha, zachtaardig. Hij praat voluit over zijn mensen, zijn team. Over hoe ingewikkeld het is om “mensen met afstand tot de arbeidsmarkt” - core business van Basic Activering, elke dag toch zo ver te krijgen dat ze naar hun werk komen. Dat is niet altijd gemakkelijk. Hij schets wat er gebeurt als de zorgtoeslag wordt uitbetaald. Een enkeling blijft dan gerust een dag of wat weg. “Ze hebben wat geld in handen en hoeven niet meer voor het tientje dagvergoeding naar zijn werkplaats te komen. De meesten leven toch van dag tot dag. Ik snap dat en ik bel ze als het langer duurt, dan melden ze zich weer. Die souplesse moet je als werkbegeleider opbrengen anders verlies je ze en raak je zelf gefrustreerd.” Discipline Richard ziet hetzelfde gebeuren. Ook hij is niet van plan er saggerijnig van te worden. Hij begeleidt de auto- en scooterwerkplaats van Basic Activering in Zuidoost. Het is een gewilde plek om te kunnen werken. Een groep van twaalf voormalige daklozen is daar met veel enthousiasme aan de slag. Maar ook hier heeft hij jongens die het soms laten afweten. “Als ze geen zin hebben om te komen, dan blijven ze toch lekker weg”, zegt hij nuchter. Hij is niet van plan ze op hoge toon discipline bij te brengen. Dat slaat dood, weet Richard. “Ik ken mijn klanten.” Maar daarmee is de kous nog niet af. “Wat wel goed werkt, is ze aanspreken als lid van de groep. Als je niet komt, dan laat je het team in de steek. Daarmee raak ik een gevoelige snaar, want ze willen er wél heel graag bijhoren.” Richard en Mustapha hebben geen opleiding gehad om de belangrijkste doelgroep, dak- en thuislozen, te begeleiden. Mustapha: “Op een dag werd ik bij onze directeur Ruud geroepen, hij dacht dat ik wel een goede werkbegeleider zou zijn. Hij zag dat ik om mensen geef en dat ik geduldig ben. Ik had er nooit aan gedacht dat ik dat zou kunnen. Ik ben nu een jaar in dienst, het is druk, intensief, maar ook dankbaar werk.”
Wegzinken De deelnemers hebben meestal een psychiatrische achtergrond, zijn arbeidsongeschikt, drugs, drank. Jarenlang rondgedoold op straat en langs instellingen. Iemand die op straat leeft, is eigenlijk niet goed in te zetten in één van de werkplaatsen, weten ze uit ervaring. “Op straat ben je met heel andere dingen bezig, met overleven, drugs, drank of criminaliteit”, zegt Mustapha. Als een van hun mensen weer dak- of thuisloos dreigt te worden, dan ziet Basic Activering het ook als taak om te helpen. “Dat heeft voorrang, anders zinken ze weer weg. Meestal lukt het ook wel. Via HVO, waar we goede contacten hebben of tijdelijk bij iemand in huis. We hebben zelfs wat woninginrichting staan hier als iemand toch weer eigen onderdak vindt”, zegt Richard, terwijl hij op de tv’s, stoelen en tafels wijst die in de werkplaats staan. Medicijnen Vertrouwen willen winnen, ook dat hebben de werkbegeleiders met elkaar gemeen. “Dan scheelt het dat we zelf veel hebben meegemaakt van wat die gasten nu ook overkomt. Je hebt aan een half woord genoeg om ze te begrijpen.” Mustapha: “Bij sommigen zie ik ’s morgens al meteen zie of ze een goede of een slechte dag hebben. Ik zie het aan hun gezicht, ik kan ze lezen. Dan weet ik ook meteen dat ik ze in de gaten moet houden of dat ik ze even één-op-één moet aanspreken.” Voor beiden hoort dat erbij. Aandacht geven, soms ook hulp. “Je hebt nou eenmaal met mensen te maken. Ik let bijvoorbeeld op of mensen hun medicijnen slikken. Maar we nemen hier niet het werk van de zorg over. Dat kan niet. Ik zeg altijd we zijn verantwoordelijk als ze hier zijn, maar die verantwoordelijkheid gaat tot aan de deur, als ze worden teruggebracht of naar huis gaan”, zegt Richard. Tegelijk hebben ze wel allemaal zijn mobiele nummer. Dat kunnen ze altijd bellen als er echt iets aan de hand is. “Dat hoort er bij. Ze weten heel goed dat ze me ’s avond alleen met acute problemen kunnen bellen. Ik houd het wel zo zakelijk mogelijk.” Zelf doen De grote uitdaging voor Richard en Mustapha is om de groepen zichzelf beter te laten bestieren. Ze meer zelf te laten doen, zonder dat hun voortdurende aanwezigheid noodzakelijk is. Daar zit meteen een dilemma voor de begeleiders. Richard: “Dat heeft ook met de veiligheid te maken. We werken met zwaar gereedschap, lasapparatuur, boormachines, auto’s staan op een krik. Het kost veel tijd om de mensen daar veilig mee te kunnen laten werken. Daardoor moeten we als werkbegeleiders soms zelf het zwaardere, moeilijkere werk doen. Maar sommigen leren goed bij en die kan ik steeds beter vertrouwen. In elke groep vind ik mensen die die stap kunnen maken, die weer verder komen. Kijk maar naar mij.”
“Een platte organisatie, daar ligt de sleutel voor succes”, zegt Ruud Dettmer, directeur van Basic Activering. Minimale overhead, geen managementlagen en snel dagelijkse problemen kunnen oplossen. “De mensen kunnen direct bij mij binnenlopen en dat wil ik zo houden. Een andere manier van werken ken ik niet en wil ik niet.” Cruciaal is daarbij wel dat hij goede werkbegeleiders heeft rondlopen. “Liefst mensen die doorgroeien binnen de organisatie. Praktijkervaring zegt mij meer dan opleiding.” Ambitie heeft Dettmer genoeg. De omslag van AWBZ naar WMO biedt veel kansen. In 2015 wil hij 25% van de opdrachten uit de markt halen, nu ligt dat nog rond de 10%. Wel vergt dit meer van zijn bedrijf. “Elke verdere stap die we maken, moet goed te behappen zijn. Ik kan snel willen, maar het tempo wordt toch echt bepaald door mogelijkheden van de mensen met wie we werken.” Meer info: www.basicactivering.nl
2. De Regenboog Groep “Henny geeft m e het duwtje naar buiten” Henny is buddy van Gerrie. “We vinden dat woord buddy eigenlijk geen goede beschrijving”, zegt Gerrie. Henny knikt: “Het lijkt dan toch alsof hij afhankelijk is van mijn steun, alsof hij de zwakkere is. Dat is helemaal niet zo.” Gerrie gebruikt vanaf zijn jeugd drugs, nu zit hij in een methadonprogramma, maar daarnaast heeft hij nog altijd zijn dagelijks portie dope nodig. Hij woont alleen en komt weinig buiten. Henny woont in Eemnes. Ze was onder meer stewardess en makelaar. Elke week spreken ze af om iets te ondernemen, naar het terras, een museum of een wandeling in het park. Ze praten veel met elkaar, het is geen moment stil. Niet betweterig Liever geen buddy dus, maar hoe omschrijven ze hun contact dan wel? “Gewoon bijzondere kennissen”, zegt Gerrie. Wat hem aanstaat is de gelijkwaardigheid. Henny probeert hem niet te verzorgen of te veranderen, ze is niet betweterig, maar wel geïnteresseerd in hoe Gerrie zijn leven inricht. Ze kan goed luisteren en dat is precies waar Gerrie behoefte aan heeft. De gesprekken met Henny helpen zijn gedachten ordenen. “Nou dat geldt ook andersom”, zegt Henny. Laatst had ze zelf een lastige situatie in persoonlijke kring. Ze vroeg Gerrie wat hij er nou van vond. “Dat werd een heerlijk nuchter gesprek. Je merkt dat hij dan toch heel veel levenservaring heeft. Het hielp mij echt verder.” Henny vindt het buddywerk veel opleveren. “Ik wilde wat doen voor anderen. Iets doen met (ex-)verslaafden dat leek me wel spannend. Zo rolde ik erin, via de informatie van De Regenboog Groep.” Ontmoeting Gerrie: “De eerste keer dat ik Henny zag, dacht ik: wat is die bekakt. Recht uit Het Gooi en ze praatte zo met een hete aardappel in haar keel. Ik twijfelde of het zou werken.” Henny had ook haar eerste twijfels. Ze was goed voorbereid dankzij een training van de Regenboog over verslaving en omgaan met (ex-)verslaafden. “Echt een goede training waarin uitgebreid wordt stilgestaan bij drugs, drugsgebruik, de psychosociale problemen
die dat met zich meebrengt en ook bij eventueel geweld dat ik tegen zou kunnen komen als buddy.” Ze had daardoor wel een idee wat haar te wachten stond. “Maar dan nog. Het was spannend. Er moet wel een klik zijn. Die was er niet meteen, maar die ontstond wel nadat we een paar keer hadden afgesproken. Je moet het ook een kans geven, niet meteen na de eerste ontmoeting denken dat het niks wordt.” Gerrie en Henny gunden elkaar die kans. Henny: “Ik ben de mens achter Gerrie gaan zien, achter het etiket verslaafde. Ik kom hier met plezier.” Inmiddels is er al twee jaar een goed en regelmatig contact. De Regenboog bakent de buddycontacten in principe af met 1 jaar om te voorkomen dat er een te grote afhankelijkheid ontstaat. Maar tussen Henny en Gerrie is daar geen sprake van en is het contact verlengd. Beiden willen ze het graag nog verder voortzetten. Liefst onder de vlag van De Regenboog, maar als het niet anders kan, ontmoeten ze elkaar ook wel zonder die ondersteuning.
Isolement Gerrie komt niet in buurthuizen, de gebruikersruimte of andere voorzieningen in de buurt. “Sommige buurtvoorzieningen trekken vooral alcoholisten en daar heb ik nou net helemaal niks mee”, zegt Gerrie. Er komen wel wat mensen bij hem over de vloer, sommigen ook drugsgebruikers. Het goede aan de bezoeken van Henny is dat hij juist contacten en activiteiten krijgt buiten dat vaste circuit van gebruikers. Gerrie: “Dat ik binnenblijf heeft ook te maken met zelfbescherming. Voor de buitenwacht ben ik toch vooral een junk. Maar Henny geeft me een duwtje naar buiten. Ze laat me andere dingen zien. Het is soms zelfs zo dat ik minder spul gebruik als we iets gaan ondernemen, zoals bij ons bezoek aan het filmmuseum of als we naar de winkel gaan.” Ook zijn de bezoekjes van Henny een stimulans voor Gerrie om zijn woning op te ruimen of om eens in de spiegel te kijken: “Ik wil dan toch goed voor de dag komen.” Grenzen Henny heeft heldere grenzen gesteld in haar contact met Gerrie. “Ik ga niet verplegen of zorgen. Dat kan ik niet en dat wil ik niet, zo’n contact hebben wij dus ook niet. Als dat van mij verwacht zou worden, dan ben ik weg. Wat ik wel doe is al pratende erachter komen hoe het met hem gaat en voor sommige problemen of vragen – groot of kleiner - een oplossing zien te vinden. Iets te bedenken wat hij zelf kan doen.” De financiën en administratie van Gerrie lopen nu via het Leger des Heils. “Het afdragen van de vaste lasten via hun is nodig, want dat lukt me zelf niet door mijn drugsgebruik”, zegt Gerrie. Het kleine bedrag dat hij overhoudt, gaat grotendeels op aan zijn verslaving. Het houdt zijn wereld overzichtelijk. “Zo blijf ik weg uit allerlei financiële ellende.” Henny blijft ver weg van de administratie en financiën van Gerrie. Ze vindt het ook noodzakelijk dat een professionele organisatie dat doet.
Iets terugdoen Gerrie zou graag iets terug willen doen voor anderen, maar zijn drugsgebruik beperkt hem sterk. “Afspraken nakomen, ergens op tijd komen, ja, dat blijft heel moeilijk. Aan de andere kant maak ik me soms zorgen over andere gebruikers die ik ken. Sommigen gebruiken te veel en te snel. Daar zeg ik dan wat van. Zo probeer ik toch wat te doen.” Henny: “Dat zou je best vaker kunnen doen.” Henny heeft Gerrie een vogelkooi cadeau gedaan. Nu moeten ze nog een vogel kopen. Dat is spannend voor Gerrie. “Daar moet ik dan voor zorgen, he? Voor die vogel. Dat moet wel een sterk beestje zijn. Een driesterrenparkiet, zeg maar.” Henny ligt dubbel van het lachen. Meer informatie: www.deregenboog.org
3. Civic “Ik kan niks, dat gaat er bij niet in” “Met vergaderen krijg je mensen niet in beweging. Structuren en organisaties, daar ben ik niet zo mee bezig. Ik werk met mensen. In het verleden ging het welzijnswerk vaak verloren in structuren en processen. Het gaat er nu om dat je mensen individueel aanspreekt en het beste in ze naar boven haalt.” Recht voor haar raap en barstensvol energie, dat is het eerste wat opvalt als je aan tafel zit met Darifa El Mahdioui, coördinator van activiteitencentrum Rumah Kami (Civic). Nog zo één: “Iemand die zegt: ‘Ik kan niks’, dat gaat er bij mij niet in. Iedereen heeft een kwaliteit of je nou dakloos, verstandelijk gehandicapt, arbeidsongeschikt of oud bent.” Daarmee somt Darifa precies de doelgroepen op waarmee ze werkt. Weg van de zorg, weg uit je eigen hokje en samen dingen doen in de buurt, zelf verantwoordelijkheid nemen. Om dat te bereiken blijken de kookgroepen die Darifa in de Indische Buurt ‘runt’ een goed middel. Elf keer per maand wordt er ergens in de buurt wel samen gekookt, op verschillende plaatsen, zoals in productiehuis Jav’Art, Surinaams inloophuis Ondro Bong, de daklozenopvang van het Instroomhuis en “buurtboot” Einde van de Wereld. Maandelijks komen er in totaal een paar honderd buurtbewoners op de kookavonden af, ook uit de doelgroepen. De kookgroepen zijn open, iedereen is er welkom, maar zomaar aanschuiven is er niet bij. Het verschil met kookgroepen ‘oude stijl’ is dat van de deelnemers inzet wordt verwacht. “Ik ga het menu niet verzinnen, ik ga niet koken en niet controleren of er wordt opgeruimd, ik bemoei me daar nadrukkelijk niet mee. Als ik dat wel zou doen, vallen we terug in die oude stijl. De methode wij-gaan-het-allemaal-voor-je-doen, dat werkt dus niet.” Ze ziet dat er onderling bij de deelnemers meer waardering ontstaat als mensen naar hun kunnen een bijdrage leveren aan de avonden. Ook al is het maar je eigen bord afwassen of de tafels helpen schoonmaken. Darifa: “Iets terugdoen voor elkaar, daar ligt de kern. Als mensen zich aanmelden voor de kookavonden, dan vraag ik meteen: wat wil je doen?’ Mengen Het zwaartepunt van werk van Darifa ligt vooral in de voorbereiding en activering. De grote uitdaging voor haar is om mensen met heel verschillende achtergronden met elkaar aan de slag te laten gaan. Ze schept er veel plezier in om de etiketten ‘te slopen’ die mensen aan zichzelf en anderen opleggen. Zo betrok ze een groep van tien psychiatrische patiënten van
HVO Querido bij de ‘Ladies Day’, een buurtactiviteit in de Flevopoort over lichaamsverzorging. Ze stapte zelf op de HVO-begeleiders af met het idee. Overleg op instellings- of managementniveau bleek niet nodig. “Contact en afspraken maken met de begeleiders van de mensen, dat werkt het beste: lekker praktisch en concreet.” Op Ladies Day vertelde ze de vaste deelnemers bewust niet dat de nieuwe bezoekers een psychiatrische achtergrond hadden. “En het liep als een trein. Het was niet beladen en er werd veel gelachen. Als er vragen kwamen, zei ik dat sommigen van de nieuwelingen medicijnen slikken of een moeilijke periode achter de rug hadden. Het etiket deed er helemaal niet meer toe. Er was sprake van veiligheid en gezamenlijkheid. Sommige vrouwen doen nu ook regelmatig mee met de kookgroepen.” Activering Voor de kookgroepen kan Darifa een beroep doen op een harde kern van zo’n dertig vrijwilligers. Om mensen te activeren past ze een techniek toe die ze ‘filteren’ noemt. Ze neemt de tijd om te luisteren en probeert erachter te komen wat mensen nog wel kunnen. “Iedereen heeft zijn pijntjes. Dat en dat kun je niet? Nou dan kun je dat andere dus wel. Dan en dan kun je niet? Nou dan kun je op die dag dus wel.” Zo bemiddelt ze resoluut, maar met zachte hand mensen naar activiteiten in de buurt waar ze hard vrijwilligers nodig hebben. “Ik weet precies waar ze welke mensen zoeken. Die sociale kaart is geen papieren lijstje, maar realiteit, het resultaat van overal praten en informeren.” Dat werkt, zoals bij de oudere ex-buschauffeur van het GVB, die dacht dat hij niks meer kon. Ze regelde een plek als bijrijder voor hem bij het vervoer van sociale werkvoorziening Pantar. “Die man is daar helemaal gelukkig mee. Opgebloeid. Hij zei laatst dat hij zich weer nuttig voelt.” Verplichten Woordkeuze en empathie zijn volgens Darifa in deze individuele gesprekken essentieel. Mensen reageren volgens haar volstrekt allergisch als je hun inzet als verplichting op tafel legt. “Boem…doen, want dat moet nu eenmaal van DWI. Dat kun je vergeten. Dan blokkeer je meteen alles. Of dan krijg je een ontevreden vrijwilliger, die snel afhaakt of anderen wegjaagt. Zonde van mijn tijd. Kijk naar hun achtergrond en hun geschiedenis. Probeer te snappen hoe mensen in elkaar zitten, vraag door wat ze willen of waar ze trots op zijn en je vindt altijd een aanknopingspunt. De meeste mensen willen echt iets terugdoen, nuttig zijn.” Vergoeding Belangrijk vindt ze de vergoeding die de meest actieve vrijwilligers krijgen, zoals voor de vaste koks, zonder wie de kookgroepen niet goed zouden lopen. De vrijwilligersvergoeding bedraagt zo’n zestig euro in de maand en mag zonder korting op de uitkering worden behouden. Naast de waardering die er uit spreekt voor hun werk, is het voor sommigen een essentiële aanvulling op de uitkering. Darifa: “Ze overbruggen er het gat in hun maandelijkse lasten mee of ze sparen een jaar lang voor een nieuwe koelkast of wasmachine. Hoe klein het bedrag ook is, het geeft ze iets meer adem.”
Dilemma Wat betreft continuïteit leunen de kookgroepen op Darifa. Ze lost de – sporadische – conflicten of meningsverschillen op tussen de deelnemers, ze bewaakt het budget en de inkoop en bekijkt steeds of er voldoende mensen zijn die meewerken. Daarnaast komen mensen uit de kookgroepen vaak naar haar toe met individuele problemen, zoals schulden of familieproblemen. Dat plaatst haar voor dilemma’s. Ze denken dan dat Darifa wel een oplossing in huis heeft en ze wil ze niet teleurstellen. Meestal zorgt ze voor een goede doorverwijzing naar sociaal raadslieden, maar de individuele vaak complexe problemen kan zij of een welwillende buurtbewoner niet oplossen. “Die achtervang moet echt blijven. Mensen moeten voor hulp ergens aan kunnen kloppen, liefst bij één algemeen loket, niet voor elk deelprobleem een ander loket. Zelfredzaamheid is gebaat bij overzichtelijk aanbod.” Hulpmolen Aan die hulpkant ziet ze ook grote veranderingen. Probleemgevallen hebben een maximum aantal afspraken dat ze bijvoorbeeld bij de sociaal raadslieden kunnen krijgen. “De tijd dat iemand jarenlang met honderdeneen problemen in de hulpmolen zat, is voorbij. Ook bij de hulploketten wordt meer een beroep gedaan op het probleemoplossend vermogen van mensen zelf.” De omslag juicht ze toe, zowel in de zorg als in het welzijn. “Het werkt, maar als ik zie wat er de komende jaren nog meer van mensen zelf wordt verwacht, hou ik mijn hart vast. Het gaat echt heel snel. Voor die omslag moet je tijd nemen. Mensen kunnen het, maar gun ze de tijd om er ook aan te wennen.” Stil Grote zorgen maakt ze zich over de stille buurtbewoner, die buiten de hulpverlening of buiten buurtvoorzieningen valt. Zoals de oudere die alleen binnen zit, geen contacten heeft en nergens meer komt. Of de uitbehandelde psychiatrisch patiënt die zichzelf opsluit, geen overlast veroorzaakt, maar wegkwijnt of vervuilt. “Vaak loop ik door de buurt en vraag ik me af hoe we die mensen bereiken.” Als er al iemand contact heeft met die groep, dan is het de huisarts. Maar daarbij stuit Darifa op privacyregels: artsen kunnen die gegevens niet overdragen. “Het zal alleen via via gaan, via het buurtnetwerk”, denkt Darifa. Ze probeert alert te blijven en naar ze rond te vragen. En ze hoopt dat buurtbewoners beter op elkaar letten en niet bang zijn om bij elkaar aan te kloppen. “Dat moet toch kunnen lukken hier in de Indische Buurt.”
Meer info: www.civicamsterdam.nl
4. Stichting de Bloem “Het lijkt som s wel of er m aatschappelijk werker op m ijn voorhoofd geschreven staat”
“We hoorden vaak over vrouwen die bijna niet meer buiten kwamen. We zijn toen met een groepje vrijwilligers gaan aanbellen om met deze vrouwen in gesprek te gaan. Vrouwen komen niet als je een folder weglegt. Die pakken ze op, draaien hem om en leggen hem net zo makkelijk weer weg. Je moet een verhaal komen vertellen, zodat vrouwen weten wat een weerbaarheidstraining is en weten dat het voor hen of hun buurvrouw nuttig kan zijn.” We zitten in buurthuis Oosterpark, met Afifa en haar dochter Saida. Saida heeft net haar studie afgerond aan de VU en is penningmeester van het bestuur. Saida is trots: “Mijn moeder is het beste voorbeeld van wat Stichting De Bloem kan betekenen. Toen het niet zo goed ging met mijn moeder in 2004 zijn we via een folder van de huisarts bij Stichting De Bloem gekomen. Toen de stichting in 2010 dreigde te stoppen, hebben we samen de schouders eronder gezet.” De belangrijkste motivatie van Afifa is het helpen van andere vrouwen, ze wil hen een kans geven. Afifa: “Ik zie vrouwen rondlopen en in zichzelf praten. Letterlijk. Ze worden benauwd thuis, ze lopen doelloos rond en weten niet waar ze heen kunnen. Als ik daar met mijn scootmobiel rijd, dan begin ik een praatje. Vaak beginnen vrouwen hun verhaal tegen me op straat. Het lijkt wel alsof er maatschappelijk werker op mijn voorhoofd staat geschreven”, vertelt ze lachend. Vrouwen zijn soms zo radeloos en geïsoleerd dat het een hele grote stap is om een buurthuis binnen te stappen en aan te sluiten bij een activiteit en mee te praten met een groep, is de ervaring bij de stichting. Laagdrempelige activiteiten zoals het maandelijkse restaurant blijken de drempel te verlagen. Het draait om vertrouwen, volgens Afifa. “Als er een paar mensen in de groep zitten die je vertrouwen, dan is dat de beste mond op mond reclame. Mensen weten dat als ze iets tegen mij vertellen, dat het dan bij mij blijft. Ook als vrijwilliger heb ik een beroepsgeheim. Het feit dat ik getraind ben als maatschappelijk werker, veel levenservaring en voor velen als moederfiguur wordt gezien, helpt ook.” “Elke vrijdag is er een spreekuur en heb ik tijd en aandacht voor die vrouwen die nog niet in de groep durven praten. Langzaamaan zorg ik ervoor dat de vrouwen in de groep integreren. Mensen moeten over hun angst heen geholpen worden om in een groep over hun problemen te praten. We spreken alleen maar Nederlands in de groep, want we zijn hartstikke multicultureel. Maar ik ga gewoon apart zitten met iemand als ze niet uit haar woorden komt. Je moet vrouwen de tijd en ruimte geven.”
Een tweede belangrijke succesfactor is het aanbod. “Natuurlijk komen vrouwen om elkaar en anderen te ontmoeten, maar er moet wel een goede activiteit zijn die aansluit bij wat vrouwen willen. Bij de open inloop inventariseer ik wat vrouwen graag willen. We bieden naailes, computerles, assertiviteitstraining en sinds kort ook zwemles op de zondagochtend voor vrouwen met lichamelijke klachten. Elke zondagochtend doen ruim 30 vrouwen mee. Er is inmiddels een wachtlijst. We werken graag samen met anderen zoals Punt P of het Rode Kruis. Zij geven voorlichting en bereiken via ons vrouwen die ze anders lastig bereiken. We organiseren ook bijeenkomsten over taboe onderwerpen zoals homoseksualiteit. Die stoppen we ertussen, want er zijn weinig vrouwen die daarop af komen, maar dat vinden we wel belangrijk.” “Een goed netwerk is een derde succesfactor. We zorgen ervoor dat onze flyer met activiteiten op de goede plekken ligt en ik netwerk ook actief. Je komt mij overal tegen. Bij cursussen, bijeenkomsten, netwerken, van huisartsen tot vluchtelingenorganisaties, ik zorg dat ik er ben en dat mensen weten dat Stichting De Bloem bestaat, zodat ze vrouwen naar ons door kunnen verwijzen of dat ze een voorlichting bij ons komen geven. Je
merkt wel dat een stichting heel wendbaar kan zijn, als iemand met een vraag komt, kunnen we het bij wijze van spreken morgen uitvoeren. Bij grote organisaties zit vaak al een maand tussen een telefoontje en een afspraak.” Afifa vertelt over de praktische dingen die belangrijk zijn. Het buurtcentrum zit dichtbij de basisschool en de kinderopvang, als vrouwen hun kind hebben weggebracht kunnen ze meteen door naar De Bloem. Ook is de ochtend favoriet, dan hebben vrouwen vanaf 8.30 tot 12 uur tijd. ’s Middags is dat van 13 tot 15 uur.’ Effect Stichting De Bloem zorgt er voor dat vrouwen weer een doel in hun leven krijgen. Vrouwen weten dat ze iets gaan doen die dag. Naailes, computerles, zwemmen of gewoon koffiedrinken. Afifa: “Het is belangrijk om wakker te worden en dan te weten dat je ergens heengaat waar je welkom bent en waar je iets leert of doet. Het is een goed medicijn om gezond te blijven. We merken ook dat vrouwen na een tijdje steeds duidelijker formuleren wat ze willen. Er komen hele concrete vragen en suggesties. Bijvoorbeeld een cursus ‘omgaan met geld’ of het organiseren van een bazaar waar vrouwen hun zelfgemaakte spullen kunnen verkopen. Je merkt dat vrouwen graag geld willen verdienen.” Meer info: www.stichtingdebloem.nl Het interview met Afifa op youtube: https://youtu.be/Pt5pnJeSyPs
5. Fietsdiensten De Loods “M ijn verhaal kan ook het verhaal zijn van de jongens die ik nu begeleid.” Ronald Stolker is bedrijfsleider bij fietsenmakerij De Loods in Amsterdam Zuidoost. Hij is ervaringsdeskundige, woonde ooit zes maanden in zijn auto in het Amsterdamse Bos en kwam er bovenop door therapie, contact met lotgenoten en na een opname in de Valerius kliniek. In de De Loods begeleidt hij de jongens, van Kees die licht verstandelijk gehandicapt is, ex-verslaafde met psychische problemen Hans en jongens met een beperking en die begeleid wonen. Ronald vat zijn verhaal samen in vijf lessen voor iedereen die met kwetsbare mensen werkt. Les 1: Vertrouwen “Het allerbelangrijkste is vertrouwen. Toen ik zelf in de Valerius kliniek zat, had mijn psychiater vertrouwen in mij. Hij zei me ‘zoals jij bent, heb ik nog nooit meegemaakt. Hoe mensen tegen jou praten en hoeveel – dat is meer dan dat mensen tegen mij zeggen. Daar moet je wat mee doen.’ Vervolgens had De Regenboog Groep het vertrouwen in mij en stuurde me drie jaar elke woensdagmiddag naar de Vrijwilligersacademie, zodat ik maatje kon worden. Ik haalde het ene na het andere certificaat. Ik leerde daar veel over de GGZ en de jongens die ik nu begeleid. Ik begon als deelnemer bij Philadelphia in het fietsdepot in de Amsterdamse haven en nu heb ik een betaalde baan bij de fietsenmakerij De Loods. Als niemand vertrouwen in mij had gehad, dan had ik hier nu niet gezeten.” Les 2: Luisteren “Misschien wel de allerbelangrijkste eigenschap van de begeleider. Je moet kunnen luisteren, luisteren, luisteren. Ik denk dat ik dat uitstraal, want ik hoef alleen maar rond te lopen en mensen beginnen hun verhaal tegen mij te vertellen. Van de meeste jongens weet ik alles. Niet per se omdat ik het ze vraag, maar omdat ik heel open ben. Dat doen ze omdat ze weten dat ik te vertrouwen ben en omdat ik het wil weten. De ene keer heeft iemand een groot probleem, dan gaan we op een bankje zitten. Soms praten we in de groep over dingen. Dan hoor je ook iemand anders zijn visie en hoe die er tegenaan kijkt. Dat helpt je met het probleem. Het zijn allemaal heel emotionele jongens. Waar ze de vorige dag tegenaan liepen, daar komen ze ’s ochtends hiermee. Soms kap ik het ook af. Dan zeg ik ‘we gaan eerst werken, eerst energie in je lichaam en dan gaan we later praten’.” Les 3: Niet oordelen “Wij weten hier: we hebben allemaal een beperking, daarom zijn we ook hier. Mensen met verschillende achtergronden werken juist heel goed samen. We zijn allemaal mens en moeten allemaal met elkaar leren omgaan. Ze zijn niet zielig. Willen ook helemaal
niet zielig gevonden worden. Ze willen een plek waar ze met respect behandeld worden, hun ei kwijt kunnen en kunnen leren. Elke jongen heeft een eigen fiets die hij aan het opknappen is. Sommigen doen er een week over, sommigen zijn er een maand mee bezig. Dat maakt dus helemaal niet uit. Als die fiets maar rijdt. Ik ben ontzettend trots als het dan gelukt is.” Les 4: Samenwerken “We zijn een team op de werkvloer. We helpen elkaar en proberen een fijne plek te zijn voor de buurt. Studenten lopen hier binnen met vragen, de wijkagent komt langs. We zijn een team dat fietsen repareert en een buurtfunctie wil hebben. Het is heel fijn om de hele dag dicht op elkaar te zitten. Voor de jongens die begeleid wonen is dat heel moeilijk, zij ervaren thuis vaak wantrouwen. Als je daar je telefoon laat slingeren is ie weg. Hier is alles gebaseerd op vertrouwen. Ook in de wekelijkse vergadering mag iedereen zijn zegje doen, ook als je ontevreden bent. Veel jongens durven dat niet, bang dat het later tegen hen gebruikt wordt. Wij draaien het om, we willen niets tegen je gebruiken, maar voor je. We moeten geen geheimen hebben en eerlijk kunnen zijn zonder boos te worden. Veel jongens kunnen heel slecht tegen autoritair gedrag. Ik sta graag naast hen (begeleiding) en achter hen (achtervang als het misgaat). Ik sta nooit voor hun of ga met een vingertje wijzen. Alleen als de regels overtreden worden. Ik werk ook samen met de woonbegeleiders. Ik ken ze allemaal en van iedereen heb ik nummers. De jongens zijn verplicht om af te bellen, dat houden we bij op het rooster. Als ze niet afbellen dan zetten we dat er ook op. Sommige jongens hebben geen beltegoed of geen telefoon. Sommigen zitten in de schuldhulpverlening. Dan ga ik ze niet afrekenen op het feit dat ze niet bellen, dan bel ik met de begeleiders.” Les 5: Baken “De Loods hanteert heel consequent de regels. Als je drank bij je hebt of onder invloed bent, mag je meteen naar huis en je pas weer melden als je drank- en drugsvrij bent. Verder moet hier alles op orde zijn. Het gereedschap opgeruimd, de vloer netjes. Iedereen krijgt 5 euro per dagdeel. Idealiter betalen we 1 keer per week, dat betekent namelijk ook dat ze goed met hun geld om kunnen gaan – da’s een signaaltje dat het goed gaat. Maar sommige jongens hebben het elke dag nodig, dan betaal ik ze aan het einde van de dag uit. De jongens hebben weinig te besteden, soms maar 30 of 40 euro per week. Ze eten slecht. Ik zeg altijd tegen ze, wij hebben een ijskast en er is bruin brood, jij hebt geen honger vanavond.”
Meer info: http://deloods-fietsdiensten.nl Het interview met Ronald op youtube: https://youtu.be/POhi5y5zE2M
6. Juttersdok “Een sollicitatiegesprek duurt bij ons 5 minuten.”
“De intake of het sollicitatiegesprek duurt bewust 5 minuten. Tijdens het intakegesprek vraag ik ‘is er iets dat ik moet weten’. We vragen verder niet te veel, want we willen iedereen een kans geven. Mensen komen zelf langs. We weten niet welke organisatie hierachter zit. Je weet dat mensen een indicatie hebben als ze bij de intake over dagbesteding beginnen. Soms worden we gebeld door een begeleider van iemand, die vraagt hoe het gaat. Vaak zijn dat gesprekjes van 2 of 3 minuten. We voeren regelmatig gesprekken met onze vrijwilligers, je merkt heel snel als iemand meer wil doen of wil leren.” De winkel van Juttersdok in stadsdeel Oost draait op 55 vrijwilligers en één winkelmanager. Bij hem, Neil Robinson, zijn we vandaag op bezoek. Wekelijks worden er vele vrachtwagens aan spullen gebracht en bankstellen en boeken verkocht. Juttersdok ontvangt geen subsidie en geen geld voor de begeleiding van mensen met een AWBZ indicatie voor begeleiding. Ik praat met Neil, de winkelmanager en twee vrijwilligers die in de kerngroep zitten. Neil heeft jarenlang in de IT sector gewerkt. Na een RSI arm en helpdesk functie eindigde zijn contract en belandde hij in de bijstand. Via een DWI traject kwam hij bij Juttersdok. “In mijn functioneringsgesprek na een jaar met de manager van Juttersdok, DWI en mijn begeleider somden we op welke werkzaamheden ik deed. Ik was toen eigenlijk al bedrijfsleider. Ze boden me dan ook die baan aan. Ik heb wel baat bij mijn ICT achtergrond. Er werken veel mensen in de IT met een gebruiksaanwijzing”, aldus Neil. “Het is de afgelopen jaren een tombola geweest van verschillende trajecten en regelingen. Eigenlijk verandert alles steeds. Behalve onze vrijwilligers, vaak zitten zij al 15-20 jaar in een traject wat er steeds op neer komt dat ze bij ons werken. Voorheen hadden we contracten met DWI voor re-integratie trajecten en hadden we in Oost vijf professionals in dienst die de mensen begeleidden. Nu doe ik de begeleiding alleen.”
Alien de Kwaadsteniet, al jarenlang werkzaam bij Juttersdok in West schuift aan voor het historisch perspectief: “Ik heb veel verschillende trajecten voorbij zien komen. Nu zijn het maatschappelijke activeringstrajecten die vier 4 jaar duren en met het idee dat mensen daarna doorstromen naar de reguliere arbeidsmarkt. Bij een grote groep lukt dat helemaal niet. Zij zitten vaak al 15 of zelfs 20 jaar in een traject. De gemeente en de politiek geven die trajecten steeds een andere naam, maar het gaat om dezelfde mensen. In plaats van steeds iets nieuws bedenken voor deze heel moeilijk bemiddelbare groep mensen die vaak ook nog heel kwetsbaar zijn, zou je ook kunnen zeggen ‘Juttersdok is een prima plek waar deze mensen maatschappelijk nuttig bezig zijn. Laten we dit als het hoogst haalbare beschouwen en dat ook waarderen’. De participatietrajecten zijn gestopt bij Juttersdok. Dat betekent dat de mensen die nog wel bij Juttersdok blijven werken de 40 euro reisvergoeding missen. Van ons krijgen ze 3 euro onkostenvergoeding per dag. Dat betekent dat mensen meer aan de metro en tram kwijt zijn, dan dat ze ontvangen.” Sommige vrijwilligers noemen Juttersdok een mini-maatschappij waar het heerlijk oefenen is. Aan de ene kant is er de winkel met heel veel verschillend soort werk: achteraf rustig sorteren, sjouwen, poetsen of in de drukke winkel achter de kassa staan. Aan de andere kant is er de diversiteit aan klanten en aan vrijwilligers, van mensen met een taakstraf tot een psychische beperking of mensen die de taal komen oefenen. “De winkel is niet de boze buitenwereld, maar het lijkt er wel op”, vertelt een vrijwilliger met een glimlach. “Het is er ongestructureerd op een gestructureerde manier, je hoeft niet precies in de pas te lopen, er is ruimte en vertrouwen. En er is Neil die niet te beroerd is om te luisteren naar een verhaal of een vraag die je al een keer –of vaker- gesteld hebt. Hij snapt dat sommige dingen spannend en moeilijk zijn.” Neil; “Laatst kreeg ik iemand uit het Instroomhuis langs. Hij wilde vrijwilligerswerk gaan doen bij ons. Hij had iets, maar zei er niks over in het gesprek en ik heb er verder niet naar gevraagd. Hij bleek het zelf ook niet te weten, uiteindelijk is hij toch getest en het bleek Asperger te zijn. Toen die diagnose eenmaal gesteld was, kreeg hij ambulante hulp van Mentrum en het Leger des Heils (Instroomhuis). De man bleef ook vrijwilliger bij ons en ik begeleidde hem qua werk bij Juttersdok.” De overgrote meerderheid van de vrijwilligers stroomt niet door. Zij blijven jarenlang vrijwilliger bij Juttersdok. Sommige daklozen komen graag zes dagen per week. Ze zijn dan overdag in de winkel bezig en gaan daarna naar een opvang. “Zo zijn ze toch onderdak. Ik denk dat we veel kosten voorkomen door mensen te laten werken in onze winkels”, aldus Neil. Neil heeft een kernploeg opgezet. “Ik heb zelf drie mensen gekozen waarvan ik denk dat ze meer kunnen. Zij zitten in de kernploeg. Twee van hen zijn via Mentrum bij ons gekomen. Ik begeleid hen en leidt hen op in winkelmanagement en de begeleiding van vrijwilligers. Zij draaien de winkel zelfstandig als ik er niet ben. Ik denk dat ze uiteindelijk bij Blokker zouden kunnen werken. Het is mijn doel om mensen tot hun recht te laten komen. Heel bewust vraag ik steeds iets meer, stap voor stap meer verantwoordelijkheid, zonder druk uit te oefenen.”
Marjolijn is lid van de kerngroep Juttersdok. Als de winkelmanager er niet is, is een lid van de kerngroep verantwoordelijk voor het reilen en zeilen in de winkel, het aansturen van de vrijwilligers en het nemen van besluiten. Nog geen twee jaar geleden kwam Marjolijn bij Juttersdok binnen als een heel angstig iemand die het liefst in een afgesloten kamer in haar eentje de boeken sorteerde. Nu is ze het aanspreekpunt in de winkel van Juttersdok. “Dertien jaar heb ik op de afdeling ticket en service bij de NS gewerkt. Totdat ik in 2011 een enorme burn-out kreeg. Ik werd bang en depressief. Zat met de gordijnen dicht en ging alleen de deur uit voor noodzakelijke boodschappen en dan het liefst net voor sluitingstijd, zodat ik zo min mogelijk mensen tegen zou komen. Op een gegeven moment ging het zo slecht me dat ik weer bij mijn ouders ben gaan wonen.” Marjolijn is in maart 2013 begonnen bij Juttersdok. Na jaren van therapie om uit een depressie en angststoornissen te komen is ze via inGeest bij Actenz aan een reïntegratie traject begonnen. Marjolijn: “Ik zat als 45 jarige tussen de vroegtijdig schoolverlaters en volgde een MBO-1 opleiding, puur om sociale vaardigheden te oefenen.” De opleiding behelsde een dagdeel per week op school: 2 uur over studievaardigheden en 2 uur samen koken bij de horeca-opleiding van het ROC. Daarnaast lopen studenten verplicht 16 uur stage. Marjolijn herinnert het zich nog levendig: “Ik werd gedwongen om iets te gaan doen. Dat was echt heel moeilijk, want ik durfde nergens naar binnen. Op de website van Juttersdok stond ‘bij twijfel juist wel doen’ en dat heeft me over de streep getrokken. Ik kon terecht op de boekenafdeling, boven, dat is lekker rustig en dan hoef je niet direct met de klanten om te gaan, je hebt dan wel interactie met het team. Ik vind het zo moeilijk om gewoon met mensen om te gaan. Na een paar maanden vroeg Neil (de winkelmanager) of ik de kassa wilde leren kennen. Dat was een grote stap, want dan zou ik ook weer met klanten spreken. Ik werd ook een beetje spin in het web bij de koffiehoek en gaf informatie aan klanten. Eigenlijk wat ik vroeger ook deed. Ik kwam voor mijn gevoel in een stroomversnelling en ging ook beneden in het drukke deel van de winkel werken.” Na een tijdje vroeg Neil aan Marjolijn of zij lid wilde worden van de kerngroep die hem kan vervangen als hij ziek is of vrij. “Lid worden van de kerngroep was voor mij een volgende stap in het proces. Nu moet ik tegen een collega zeggen dat ik heel graag wil dat hij dit of dat doet. Ik krijg er echt buikpijn van. Maar ik weet dat ik het moet oefenen en het voelt elke keer natuurlijker. Ik weet dat ik dat weer op een normale manier moet gaan doen. Ik ben daar heel bewust mee bezig. De winkel is een mini-maatschappij en voor mij een enorme uitdaging die ik met steeds meer plezier aanga.” “Ik ben geslaagd denk ik. Ik heb geen therapie meer en word niet meer begeleid.” Meer info: www.juttersdok.nl Interview Neil op youtube: https://youtu.be/ZoHGLncFJkA
7. Dynamo Van groetjes en dagjes in de buurt tot huiskam erproject in de Gooyer Zo’n 15 Turkse mannen en vrouwen van 75+ zitten in de huiskamer op de derde verdieping van de Gooyer, een ouderen/buurtcentrum op de Dappermarkt. Dat is meteen ook de grootste troef van dit buurtcentrum: “De dagelijkse markt met groenten, fruit en alles wat je niet kunt bedenken en je misschien wel nodig hebt, verkopen ze hier”, aldus een man op leeftijd. “Je moet toch naar de markt en dat combineer je met een bezoek aan de huiskamer, bovendien is het centraal en is het een bekende locatie.” De ouderen zijn allemaal eerste generatie migranten uit Turkije. Ze wonen al tientallen jaren in dezelfde buurt en zeiden elkaar ‘groetjes en dagjes’ op straat. Pas in de huiskamer van de Gooyer is het een hechter gezelschap geworden en praten ze zelfs over een ideaal toekomstbeeld: een ‘gang reserveren in de Gooyer voor eerste generatie Turken uit de buurt, inclusief een gezamenlijke huiskamer als waarin ze nu zitten.’ Het is een gemengd gezelschap mannen en vrouwen. Een oudere man: “De sleutel tot succes is dat we elkaar respecteren en accepteren. We hebben verschillende opvattingen over religie en de beleving ervan, maar daar hebben we het hier niet over. En het is laagdrempelig, ook omdat de voertaal Turks is. We praten hier aan tafel, we leren elkaar beter kennen, doen spelletjes.” Ze leven met elkaar mee als een echtgenoot komt te overlijden, ze bezoeken elkaar tussendoor en vragen mensen mee naar de huiskamer. Niet iedereen komt mee, hoewel ze wel alleen zijn. Een oudere dame: “Vaak is het schaamte dat iemand niet meekomt en stil en eenzaam thuis blijft zitten. Dan is er iets aan de hand in de familie, een zoon of dochter is dan verkeerd bezig, de ouders willen zichzelf dan verstoppen.” Gülden Ardic is activeringsmedewerker bij Dynamo en begeleidt de groep: “Een van de voordelen is dat mensen kennismaken met de Gooyer. Hier worden veel voorlichtingsbijeenkomsten, activiteiten en bewegingsactiviteiten georganiseerd en de bezoekers aan de huiskamer maken meteen kennis met de locatie.” Maar Gülden is zelf ook een belangrijke factor. Asker (72) omschrijft haar als volgt: “Eigenlijk is Gülden voor ons de verlenging van onze zonen en dochters. Als we ergens mee zitten dan gaan we eerst naar onze eigen kinderen, die kunnen ons vaak met kleine dingen helpen. Maar als mijn eigen kinderen het niet weten, dan vraag ik het aan Gülden. Tijdens de huiskamerbijeenkomst of in Post Oost. Zij weet eigenlijk altijd wie we dan moeten bellen of welk formulier we in moeten vullen.” De mensen in de huiskamer hebben een druk sociaal leven. Bewegen en ontmoeting is goed voor de gezondheid stellen ze eensgezind, en ze sommen makkelijk de activiteiten in de
buurt op: “Sporten bij Amsta op de Wibautstraat – daar is Helga, zij is een goeie. Amsta organiseert ook middagen waarop de sociaal raadsman langskomt of de wijkagent.” De mannen gaan ook kaarten in het theehuis of de Gooyer, spelen domino op het Ambonplein en gaan vaak samen met hun vrouwen naar de bingo of het dansen in de Gooyer. “Het dansen, de bingo en biljarten is het meest gemengd met autochtone oudjes. De rest is met elkaar. Het mengen is ook lastig omdat de ouderen die in de Gooyer wonen vaak stukken ouder zijn.” De ouderen zijn positief, maar hebben ook verbeterpunten. “Als je ergens met een hoofddoek en een lange jas binnenkomt, dan wijzen ze je de verste tafel in de hoek van de kantine. Alsof ze je liever niet willen zien. De mensen in buurthuizen en ouderencentra zijn niet altijd vriendelijk. Als je vraagt op welke verdieping Gülden haar huiskamerbijeenkomst is, sturen ze je maar ergens heen of zeggen ‘de Turken zitten boven’. Ze vinden dat het allemaal met wat meer respect voor elkaar kan. ‘We moeten toch delen en samen onder één dak leven. We zouden best vaker in de kantine beneden willen zitten, maar de muziek staat in de kantine zo hard, dat moet omdat er mensen zijn die doof zijn, maar met elkaar praten gaat niet. Ook dat je overal internet voor nodig hebt is een kwelling. De mantelzorg van onze kinderen staat mede onder druk omdat het zo moeilijk is goedkoop te parkeren – en de bezoekersregeling moet ook weer via internet.” Er worden ook nog graag plannen gemaakt. Zo is er de wens om vaker uitstapjes te doen. Naar het Openluchtmuseum in Enkhuizen bijvoorbeeld of de Keukenhof. De vrouwen in de groep zouden ook wel willen ondernemen en hun gebreide spullen of de gerechten die ze maken willen verkopen. En de ultieme wens blijft samen een galerij appartementen huren, zodat ze samen kunnen wonen en toch apart. Aan het eind van het bezoek komen uit alle zakken en tassen eenvoudige mobieltjes en worden foto’s gemaakt. En er volgt een uitnodiging voor een vervolgactiviteit, maar dan wel na de zomervakantie want bijna iedereen vertrekt binnenkort voor een paar maanden naar Turkije.
8. Stichting Troost “Als iedereen gek is, dan val je niet op” Karen Wegner heeft moeten besluiten Stichting Troost op te heffen. Stichting Troost was een cliëntgestuurd initiatief, voor en door mensen met een psychiatrische achtergrond of psychiatrische stoornis. Ruim 8 jaar kwam de groep op zondagmiddag bijeen om samen te koken en te eten, activiteiten te ondernemen zoals sporten onder begeleiding. Karen: “Niet alleen de bezoekers, maar ook alle gastvrouwen en – heren, de begeleiders van de activiteiten, de mensen die de financiën deden, waren ervaringsdeskundigen – stuk voor stuk mensen met een psychiatrische achtergrond. Hierdoor ontstond op een natuurlijke wijze een informeel hulpsysteem. Bij Troost vonden de betrokkenen een veilige plek, men vertrouwde elkaar. Bovendien vulde Troost de zondagmiddag, waar voor deze groep vaak weinig te beleven valt.” Totdat het noodlot toesloeg. Twee van de actieve vrijwilligers stierven in een tijdsbestek van zes maanden en de derde vrijwilliger verloor haar man aan een slopende ziekte. Er waren nog wel andere vrijwilligers maar die hadden zelf aansturing nodig en niemand kon dat bieden. Gecombineerd met het moeten uitwijken naar een commercieel sportcentrum waardoor er extra budget nodig was, betekende het einde van Troost. “Het was fijn geweest als er op dat moment iemand tijdelijk had kunnen inspringen om ons te ondersteunen, en als op dat moment de subsidieverstrekker coulant was geweest door wat meer financiële ruimte te bieden om in ieder geval op dezelfde locatie te blijven”, vertelt Karen bij een kop koffie in de Meevaart in de Balistraat. In de periode daarvoor waren alle veranderingen en noodzakelijke verhuizingen steeds opgevangen. Geïnspireerd door een project van de stagiairs van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (ALO) is de groep voor het koken gaan sporten. Karen: “Elke zondag gingen we in het buurthuis eerst sporten en daarna samen koken en eten. Kink in de kabel kwam er in januari 2013 toen de sportruimte in het buurtcentrum dubbel bleek geboekt. Wij wilden vasthouden aan onze goede voornemens en zijn toen uitgeweken naar het Mirror Centrum bij het Muiderpoort station. Mooie plek, maar het kost wel geld. Aankloppen bij het stadsdeel had geen zin, die financierden geen locaties meer en wilde ons ook niet incidenteel uit de brand helpen. Ook de welzijnsorganisatie had geen alternatief.” Eerder was het al eens gebeurd dat het buurthuis werd verbouwd. Toen moest de groep uitwijken naar een andere locatie om te koken. Karen: “Dat was lastig. De Troost groep was best hecht, maar naar een andere locatie gaan, is echt een drempel. De mensen waren hun loopje kwijt, en het duurt enige tijd voordat de mensen dan weer hun weg gevonden hebben. In die periode is het aantal bezoekers dan ook enorm teruggelopen.” Omdat er na de verbouwing weer gesport kon worden in het buurthuis, schoof Troost aan bij het buurtrestaurant van Dynamo. “Voor ons was er dan een aparte tafel, zodat we na het sporten aan konden schuiven. We waren wel een beetje een eiland in het restaurant.”
Eerder had Troost een onderzoek gedaan bij bezoekers, het mengen met buurtbewoners werd in het onderzoek niet hoog gewaardeerd. De Troost deelnemers gaven juist aan niet het aparte groepje te willen zijn. Eén van de bezoekers omschreef het als volgt ‘Je wil veilig zijn, bij mensen die niet aan je vragen waarom je 16 plastic tassen bij je hebt. Als een gezond iemand dat vraagt, zit er altijd een oordeel in het vraagteken. Als een gek het vraagt, is het gewoon een vraag.’ Overigens is de ervaring van Karen dat welzijnswerkers hier weer heel goed in zijn: “Die laten mensen echt in hun waarde en oordelen niet snel.” Troost is niet meer en Karen heeft zelf onderzocht wat er dan wel voorhanden is in de buurt en bezoekt op dinsdag wel eens het buurtrestaurant in de Kraaipan. Karen: “Daar schuif je aan. De tafel is gedekt, het eten wordt opgediend. Je gaat zitten en praat met je buren. Ik weet dat er ook samen boodschappen gedaan en gekookt wordt. Onder begeleiding van een professionele (vrijwillige) kok. Het is gezellig en ik ga zeker vaker. Maar de zondagmiddag vullen met activiteiten en als afsluiter een gezamenlijke maaltijd, dat is toch wat anders. Bij het voorbeeld van de Kraaipan ligt de eindverantwoordelijkheid bij de medewerkers, tenminste dat is zoals ik het ervaar.”