1 Achilleus Tatios – De liefdesperikelen van Leukippe en Kleitofon (Hein L. van Dolen) 1.1 Inleiding van het boek De Griekse roman
Proza – één of meer personen – erotische motieven – reizen Hellenistische tijd: veel reizen, piraterij, ontvoering en slavernij – meer individueel Elementen van het epos, Aisopos (fabels), geschiedschrijvers, tragedie & (nieuwe) komedie, biografie, vie romancée, fantastische reisverhalen, literaire brief, liefdespoëzie; later: welsprekendheid ook Idealiserende romans ↔ komisch-realistische romans (De Gouden Ezel & Satyricon) Liefde op het eerste gezicht; scheiding met gevaarlijke avonturen; happy end Zeerovers – schipbreuk – schijndood – zelfmoord – rechtbankscènes met redevoeringen – verleden – toespelingen op vroegere auteurs – religieuze elementen
Achilleus Tatios 2de eeuw n.C. Leukippe en Kleitofon: recente gebeurtenissen (oorlog Thraciërs en bandieten in Egypte) Werk & stijl Laat als enige hoofdpersonage zelf aan het woord (ik-persoon
levendiger, sensationeler Achteraf pas feiten die Kleitofon achteraf heeft leren kennen of dingen bij andere personages Realistische toets (klein)menselijke reacties & overdreven, puberale gemoedsaandoeningen Meer humor dan collega’s Citeert Homeros & Hesiodos, twee fabels van Aisopos, verwijzingen naar Plato Dood van een jongen (paard) -> dood van Hippolytos (Euripides) Beïnvloed door welsprekendheid van sofistiek Korte zinnen zonder werkwoord, woordspelingen, archaïsmen of bizarre uitdrukkingen, lange uitweidingen, uitvoerige beschrijvingen (vooral kunstwerken) Natuurverschijnselen Emoties (theoretisch verklaren) Emma Vanden Berghe
Schrijft over voordelen van homoseksuele liefde 8 boeken, verdeling per 2: I-II (ontstaan & ontluiken v/d liefde), III-IV (avonturen), V-VI (op de proef gesteld door verleiders), VII-VIII (uitkomst & goede afloop) Uitvoerige beschrijving van schilderij van ontvoering van Europa door Zeus: verwijst naar vervolg v/h verhaal (nl. liefde & ontvoering)
1.2 Samenvatting Voorstelling van de havenstad Sidon. Ik-verteller ziet het schilderij van de ontvoering van Europa -> ekphrasis (weide, zee, beekje, meisjes, Eros) Er komt een jongen (Kleitofon) naast het ik-personage staan, die beweert veel meegemaakt te hebben in de liefde. De ik-verteller vraagt hem om alles te vertellen. Hij vertelt eerst over zijn familie. Droom: vergroeid met zijn zus Kalligone (met wie hij eerst moest trouwen) maar woeste vrouw scheidt hen met een mes. Zijn oom Sostratos stuurt zijn dochter Leukippe en vrouw Pantheia naar zijn vader Hippias omdat er oorlog is in Byzanthium. Kleitofon is niet goed van de schoonheid van Leukippe. Een slaaf zingt over Apollo en Dafne met zijn lier, waardoor Kleitofon nog meer verlangt. Kleitofon gaat bij zijn neef Kleinias om te vertellen dat hij verliefd is. Zijn vriendje Charikles wordt uigehuwelijkt (= niet goed) Kleinias zegt dat Kleitofon niet te klagen heeft aangezien hij zijn geliefde dagelijks kan zien, ze zal zijn liefde beantwoorden. Hij geeft hem tips. Kleitofon is zelf al verloofd, hij is bang om de eer van zijn vader te krenken. Een dienaar komt melden dat Charikles dood is. Hij is helemaal vertrappeld door het paard dat Kleinias hem cadeau had gegeven. Kleitofon praat in de tuin met een slaaf over liefde bij dieren en planten, om subtiel de aandacht van zijn geliefde te trekken Hij gaat luisteren naar haar citerspel (lofzang op de roos) + avondeten Hij vertelt alles aan Satyro (slaaf). Hij kan helpen want zijn liefje (Kleio) verzorgt Leukippe. Kleitofon doet alsof hij is gestoken door een bij op zijn lip, en vraagt Leukippe om hem te genezen met haar toverformule, en ja.. zo gebeurt het ’s avonds geven ze elkaar kussen op een afstand, door telkens op dezelfde plaats van de beker te drinken. Maar Kleitofons vader versnelt het huwelijk met het andere meisje. Emma Vanden Berghe
Door een ongunstig voorteken van een adelaar wordt het huwelijk uitgesteld. Dat voorteken had als betekenis: o Kallisthenes (Byzantium), verliefd op dochter van Sostratos (enkel op basis van geruchten), wil zich wreken omdat Sostratos hem heeft afgewezen. o Orakelspreuk uitgelegd door Sostratos -> offer naar Tyrus brengen en Kallisthenes gaat mee. o Maar Kallisthenes denkt dat Kalligone (zus van Kleitofon) Leukippe is en zij wordt ontvoerd. Mug houdt Leukippe en Kleitofon in de gaten, Satyros probeert hem te doen meewerken. Hij doet slaapmiddel in zijn drank. Maar Leukippe wordt betrapt door haar moeder, die niet weet dat het Kleitofon was. Kleio moet gefolterd en verhoord worden, maar zijn kan ontsnappen. Ze vluchten allen behalve Leukippe naar Kleinias, hij laat Kleio in veiligheid brengen en stelt voor om Leukippe te vragen of ze mee wil vluchten met hen (check!) Ze nemen een boot. Daar leren ze een jongen (Menelaos) kennen, die door de moord (per ongeluk!) op zijn geliefde verbannen is. Dan praten ze over liefde en schoonheid (van mannen tgo vrouwen). Kleitofon verdedigt de vrouwelijke schoonheid, Satyros en Menelaos de mannelijke. Er komt een grote storm, het schip wankelt steeds van de ene naar de andere kant. Iedereen probeert zichzelf nu te redden met de reddingssloep en vecht met elkaar. Er vallen veel doden. Uiteindelijk spoelen de vrienden aan in Egypte, maar Satyros en Kleinias vinden ze niet meer terug… Ze nemen een schip naar Alexandrië, maar onderweg worden ze gevangen genomen door rovers. Leukippe nemen ze mee om te offeren en daarna komen soldaten vechten met de rovers. Kleitofon toont zijn ruiterskunsten aan de commandant en vertelt hem zijn verhaal. Aan de overkant van het kanaal zien Kleitofon en de soldaten hoe het meisje wordt geofferd. Kleitofon wil zelfmoord plegen bovenop de doodskist, wanneer Satyros en Menelaos aankomen. Leukippe leeft toch nog. Satyros en Menelaos werden eerst gevangen genomen door de rovers en wisten dus van het offer. Ze vonden in een aangespoelde kist toneelgerief: een zwaard dat korter kan worden. Zo kwamen ze op het idee om een nepbuik gevuld met diereningewanden te maken om aan Leukippe vast te binden. Dat zwaard wordt kort om de nepbuik open te snijden en wordt weer langer als je het uit de wonde trekt: optische
Emma Vanden Berghe
illusie. Ze konden de hoofdman van de rovers overreden en zo kwam alles in orde. Wachtend op de hulptroepen, vertellen Leukippe en Kleitofon over hun dromen: dat ze nog moeten wachten tot het huwelijk. De commandant is verliefd op Leukippe. Ze bedenken een plan om hem te misleiden. Maar plotseling is Leukippe krankzinnig geworden. Men moet zich haasten voor de aanval op de vijanden. De rovers laten alle oude mannen als smekelingen de gewapenden achter hen verbergen. De voorsten wijken uiteen en de soldaten worden allemaal gedood. Ook hebben ze de dam opengemaakt en daardoor ziet men het verschil tussen grond en meer niet meer, zo sterven er ook heel wat. (ook commandant) Leukippe praat over Gorgias in haar slaap. Kleitofon en Menelaos gaan hem zoeken en komen Chaireas tegen. Gorgias was verliefde op Leukippe en maakte een liefdesdrank, die haar waanzinnig heeft gemaakt. Zijn knecht wil tegen betaling zorgen voor het tegengif. Leukippe is genezen. Intussen zijn de rovers verslagen. Naar Alexandrië. Chaireas ook verliefd op Leukippe, geeft zgz verjaardagsfeest maar slechte voortekenen (over verkrachting) -> uitstel Bij Chaireas wordt Leukippe ontvoerd en door rovers op een schip gezet. Ze hakken haar hoofd af, de mannen van de gouverneur (oude vriend van Kleitofon) vissen het lijk op. Kleitofon begraaft het. Een half jaar later komt hij Kleinias weer tegen. Hij vertelt over de brief van Sostratos aan Kleitofons vader, dat hij en Leukippe mogen trouwen. Intussen is Melita verliefd geworden op Kleitofon. Ze arrangeren het huwelijk. Kleitofon wil geen seks hebben op zee, omdat Leukippe daar gestorven is. Op het grondgebied van Melita komen ze een slavin tegen (vrije afkomst), Lakaina, die smeekt om bevrijd te worden. Sosthenes zegt dat hij haar heeft gekocht van Kallisthenes. Het blijkt Leukippe te zijn, ze heeft een brief gestuurd naar Kleitofon, die nu nog steeds probeert om het bedrijven van de liefde met Melita uit te stellen. Melita vraagt aan Leukippe (zonder te weten wie zij is) een middel om Kleitofons trots te krenken. Thersander, de man van Melita, van wie ze had gedacht dat hij dood was, blijkt toch te leven. Hij ranselt Kleitofon af en sluit hem op.
Emma Vanden Berghe
Melita komt hem opzoeken, ze is superkwaad en verlangt tegelijkertijd. Ze smeekt hem zijn belofte nog na te komen, voor de eerste en laatste keer. Ze maakt hem los en hij komt zijn belofte na. Melita zal ervoor zorgen den Kleitofon samen met Leukippe en zijn vrienden veilig zal kunnen wegkomen. Vermomd in haar kleed wordt hij door haar dienaren weggebracht naar het huis. Sosthenes is de verklikker, hij zegt dat Thersander Leukippe kan hebben, en hij gaat naar de hut waar Leukippe is, om haar te ontvoeren. Sosthenes en Thersander komen Kleitofon tegen en sturen hem naar de gevangenis. Thersander huilt wanneer hij Leukippe ziet huilen. Melita hoort wat er allemaal is gebeurd. Ze vertelt Thersander dat ze gewoon voor Kleitofon had gezorgd uit medelijden en ze wil hem overtuigen samen Leukippe te gaan zoeken want ze weet niet waar zij is. Kleitofon kan vanuit zijn cel nog aan Kleinias en Satyros zeggen dat Leukippe naar hem toe moet komen en ze moest ook weten over wat Melita heeft gezegd. Thersander en Sosthenes horen Leukippe tegen zichzelf praten, Thersander laat zijn moed bijna zakken wanneer hij hoort hoe zij van Kleitofon houdt. Maar Sosthenes kan hem overtuigen. Thersander probeert Leukippe te kussen en wordt gewelddadig. Leukippe wordt kwaad en zegt dat het een schande is dat zij haar proberen verkrachten, terwijl andere rovers dat niet hebben gedaan. Laat ze haar maar folteren en doden. Thersander laat iemand in de cel van Kleitofon komen, die hem moet doen geloven dat Melita Leukippe heeft doen vermoorden. Voor de rechters vertelt Kleitofon dat hij samen met Melita Leukippe heeft omgebracht, en wenst nu te sterven. Zo wil hij ook wraak nemen op Melita. Maar Kleinias vertelt de waarheid. Thersander stuurt een bode naar Sosthenes, die zo snel mogelijk moet vluchten. Daarbij laat hij de deur van het huis waar Leukippe is, openstaan. Melita laat haar dienaressen komen om te getuigen. Maar Thersander wil Kleinias niet geloven, hij doet ook zijn eigen verhaal. Kleitofon wordt ter dood veroordeeld. Hij en de dienaressen moeten gefolterd en verhoord worden over de evt. medeplichtigheid van Melita. Er komt een gezantschap van de vader van Leukippe, dus alles wordt uitgesteld; Leukippe zelf vlucht naar het heiligdom van Artemis Sostrates kan worden overtuigd door Kleinias dat Leukippe toch niet dood is.
Emma Vanden Berghe
Er wordt gemeld dat er iemand in de tempel van Artemis is. In de tempel slaat Thersander Kleitofon, en hij wordt door allen vervloekt. Tijdens het eten worden alle lotgevallen verteld. De priester legt uit wat Thersander bedoelde met het panfluit-dreigement. In een grot hangt een syrinx, om te testen of een meisje nog maagd is, sluiten ze haar daar op. Als ze geen maagd meer is, verdwijnt ze. Dit willen ze ook bij Leukippe doen. Thersander probeert nog steeds iedereen te overtuigen dat Kleitofon ter dood veroordeeld moet worden. Dan komt het betoog van de priester, tegen hem. De testen met de grot en de Styx bewijzen Thersanders ongelijk. Hij vlucht. Sosthenes wordt teruggevonden en hij bekent alles. Thersander wordt verbannen. Leukippe dat ze een andere vrouw hebben onthoofd en daarna ook Chaireas. Kallisthenes is veranderd, hij is verliefd geworden op Kalligone. Ze zijn net op tijd voor hun huwelijk.
1.3 Opvallende kenmerken
(héél vaak) algemene levenswijsheden: Voorzienigheid -> lot gemakkelijker te aanvaarden als het niet zo plotseling komt, het voorbeeld van liefde vergroot eigen verlangen, ’s nachts worden kwalen nog veel erger, nadelen van het huwelijk, de liefde handelt vanzelf, drank versterkt de liefde Verwijzen naar andere mythes bv. Prokne + Ilias (Agamemnon & Briseïs, Helena, Penelope) Citaten van Homeros Voorlopen op de gebeurtenissen: “om nooit meer terug te keren, want zijn eerste rit zou tevens de laatste worden” De gebeurtenissen die worden verteld door de dienaar worden op een zeer verhalende manier gesproken: vergelijkingen (bv. stuiterde als een bal uit zijn zadel, vloog uit het zadel, als een steen uit een slinger…), adjectieven… eerder schrijfstijl Lange beschrijvingen bv. het schilderij, de tuin (zeer gedetailleerd), het bruidskleed (+ uitweiding over het vinden van purper in een schelp) Personificatie: vogels die zingen over een bepaald onderwerp, rivieren die verliefd worden Oorsprong van het feest van Dionysos wordt verteld Kleitofon is in het begin heel verlegen en bang, hij twijfelt nog.
Emma Vanden Berghe
Liefde wordt vergeleken met oorlog (wapens = hoop, wijn, begeerte) Verwijzing naar het begin van het verhaal: bij de beschrijving van de Egyptische stier die zal geofferd worden, wordt weer verwezen naar de mythe van Europa. Satyros en Mug laten hun bedoelingen aan elkaar blijken door fabels te vertellen over dieren (-> Aesopos). Vaak terugkerend motief in de antieke literatuur: “speelbal van het lot” Ekphrasis van de tempel in Egypte (waar ze aanspoelen) voor Zeus: beschrijving van de afbeelding van Andromeda en Prometheus (geschilderd). Leukippe zegt heel weinig iets (in directe rede). Kleitofon bidt vaak tot de goden als ze in de miserie zitten. De hulptroepen van de soldaten in Egypte hebben vertraging door het zien van een Feniks + verhaal over de dood van de Feniks (graf van mirre door zoon + gecontroleerd door priester + begraven) Lang verhaal over nijlpaard zodat de commandant lang naar Leukippe kan kijken + lange uitweiding over de olifant en zijn genezende krachten. Doet soms denken aan Herodotos want de ligging van het dorp wordt beschreven – uitweiding over de Nijl Bij ekphrasis van een schilderij van de geschiedenis van Filomela en Tereus, wordt het hele verhaal verteld omdat Leukippe ernaar vraagt. Herkenbare gevoelens telkens als de personages over hun hartstochten spreken. Mooie & herkenbare beschrijving van gerucht en laster, ook over liefde en woede. Bij de uitleg van het dreigement wordt ook het hele verhaal van Pan verteld. Bij test voor Melita in water vd Styx: verhaal van Rodopis
Emma Vanden Berghe
2 Herodotos (Hein L. van Dolen) 2.1 Boek 1 Korte inhoud van het boek:
De schuld aan het conflict Gyges (1) Oorlog met Milete (2) Arion (3) Kroisos en Solon (4) Solon over menselijk geluk (5) Adrastos en Atys (6) Dood van Atys en Adrastos Kroisos en Delfi (7) Antwoord van het orakel (8) Peisistratos (9) Lykourgos (10) Sparta – Tegea (11) Kroisos en de Perzen (12) Beleg van Sardes (13) Inname van Sardes (14) Kroisos en Cyrus (15) Kroisos en Apollo (16) Lydische gewoonten (17) De Meden (18) Astyages op de troon (19) Jeugd van Cyrus (20) Straf van Harpagos (21) Harpagos en Cyrus (22) Einde van Astyages (23) Perzische gewoonten (24) Klein-Azië (25) Opstand tegen Cyrus (26) De Perzen in Klein-Azië (27) Ionië onderworpen (28) Karische en Lycische gewoonten (29) Babylon (30) Verovering van Babylon (31) Babylonische gewoonten (32)
Emma Vanden Berghe
Babylon/Massageten (33) Cyrus en Tomyris (34) Ondergang van Cyrus (35)
Overgangen (1) Kroisos ligt aan de basis van het conflict met de Grieken, hij heerst over Lydië, maar oorspronkelijk waren dat de Herakliden, Gyges heeft gezorgd voor de machtsovername van de Mermnaden. (2) De opvolgers van Gyges zetten telkens het werk van hun vader voort: Milete aanvallen. (3) Periander (“daarnet viel de naam …”) speelde de uitspraak van het orakel voor Alyattes (Lydië) door aan Thrasyboulos (Milete). Tijdens zijn (Korinthe) leven gebeurde het verhaal van Arion. (4) Kroisos wordt de opvolger van Alyattes, zijn bloeiende rijk trekt grote denkers zoals Solon aan. (5) Kroisos vraagt aan Solon wie de gelukkigste mens is die hij ooit heeft ontmoet. (6) Omdat Kroisos zichzelf de gelukkigste noemde en Solon zo brutaal had weggestuurd, wordt hij gestraft door de goden. (7) Na twee jaar rouwen om zijn zoon wordt Kroisos geconfronteerd door het groeiende Perzische Rijk. Hij vraagt aan het orakel van Delfi (de beste) en Thebe wat hij moet doen. (8) Antwoord: een groot rijk zal vallen; hij stelt nog veel andere vragen. (9) Kroisos had gehoord over de situatie in Athene: Peisistratos, zoon van Hippokrates. (10) Kroisos hoort ook over de situatie in Sparta op dat moment: over het optreden van Lykourgos… (11) … en de oorlog met Tegea. (12) Terug naar Kroisos die wil optrekken tegen de Perzen; één van de redenen daarvoor is het feit dat Cyrus familie van hem (koning van de Meden) van de troon stootte. Dan komt een uitweiding over hoe die koning familie van Kroisos is geworden. (13) Er wordt gevochten tussen de Perzen en de Lydiërs om Sardes. (14) Uiteindelijk winnen de Perzen en nemen Sardes in. (15) Kroisos wordt op de brandstapel gezet maar door wat hij vertelt over Solon verandert Cyrus van gedacht. (16) Kroisos stuurt gezanten naar het orakel om te vragen waarom Apollo hem heeft misleid om tegen de Perzen op te trekken. (17) Nu het gevecht tussen Kroisos en Cyrus voorbij is, wil Herodotos nog eventjes een paar kenmerken van de Lydiërs kwijt. (18) Nu over de andere partij: hoe hebben de Perzen zo’n groot rijk kunnen opbouwen? Centraal-Azië werd als eerste ingenomen door de Meden. Emma Vanden Berghe
(19) Herodotos wil nu vertellen hoe Cyrus op de troon is geraakt. Hij vertelt het verhaal van zijn vader Astyages… (20)… en hoe het Cyrus is verlopen in zijn eerste levensjaren. (21) Harpagos had namelijk, na een ongunstig orakel, de opdracht gekregen om Cyrus (als baby) te doden maar hij heeft het kindje aan een herder gegeven. (22) Harpagos zal Cyrus, die naar Perzië is gestuurd, helpen Astyages’ troon te veroveren. (23) Dit lukt. (24) Herodotos sluit wel vaker zulke verhalen af met de gewoonten van de betrokken volkeren. (25) De steden in Klein-Azië vragen nu aan Cyrus of zijn gezag hetzelfde zal zijn als in de tijd van Kroisos. (26) Cyrus wijst hun voorstel af en de steden beschermen zichzelf. (27) Maar Cyrus gaat overal in Klein-Azië op veroveringstocht. (28) Eerst overwint hij heel wat Ionische volkeren, zoals… (29) … de Kariërs en de Lyciërs. (30) De volgende stad die Cyrus wil veroveren is Babylon, (31) en dat lukt hem ook. (32) Volgens zijn gewoonte sluit Herodotos dit stukje ook af met de gewoonten van de Babyloniërs. (33) Cyrus’ volgende doel zijn de Massageten. (34) Tomyris is de koningin van Babyonië, nadat Cyrus haar zoon heeft vermoord, (35) kunnen haar troepen hem verslaan. Commentaar
Eerste woord: zijn eigen naam Doel: herinnering levend houden, oorzaken zoeken ONDERZOEK Tot nu toe enkel relatieve datering: “50 jaar later”, geen jaartallen Het schaken van vrouwen doorheen de geschiedenis, telkens de vorige gebeurtenis gebruikend om de vrouw niet terug te geven Herodotos laat de verschillende partijen (Perzen, Grieken) zelf aan het woord, hun excuses voor de vijandschap + ze hebben elk hun eigen kant van de verhalen. Herodotos zegt ook zelf zijn mening. Stambomen (dit had ik nog niet door) Sardes is de hoofdstad van Lydië Andere schrijvers worden vermeld bv. Archilochos uit Paros, die schreef over Gyges
Emma Vanden Berghe
Soms even afdwalen bv. Midas heeft net als Gyges geschenken naar Delfi gestuurd. Verteller komt er vaak tussen (ik-persoon): bv. “… en daarom laat ik het bij deze vermelding.” Hij vermeldt zijn bronnen bv. “… de Delfiërs hebben me dit zelf verteld. De Milesiërs plaatsen er een kanttekening bij. Volgens hun versie…” Afwisselend gebruik van directe en indirecte rede. De ontmoeting tussen Kroisos en Solon had nooit plaats kunnen vinden: anachronisme. Getallen: gewichten, afstanden, jaren… Zegt soms zijn “bronnen” (bv. de Korinthiërs) maar zeker niet bij alles. “Zijn naam weet ik wel, maar ik zal hem niet verklappen.” Lange opsomming van alles wat Kroisos aan Delfi heeft geschonken. De orakeluitspraak als antwoord op de vraag van Kroisos hoelang hij zou regeren is pas later verzonnen, dat gebeurt wel vaker. Uitweiding over de geschiedenis van de Doriërs en Ioniërs als Kroisos zich afvraagd bij welke volkeren hij hulp moet zoeken; dit wordt weer beeïndigd door “terug naar Kroisos”. Subjectief: “schertsvertoning”, “onbenullige klucht”. Geografische beschrijvingen bv. de hele loop van een rivier.
2.2 Boek 9 Korte inhoud van het boek:
Mardonios in Athene Atheens gezantschap in Sparta (1) Terugtocht van Mardonios (2) Ruitergevechten bij Plataia (3) Controverse tussen Tegea en Athene (4) Opstelling van de Grieken (5) Offers voor de strijd (6) In afwachting van de slag (7) Veranderingen van positie (8) Tarting door Mardonois (9) Vlak voor de slag (10) Slag bij Plataia (11) Dapperste Grieken (12) Krijgsbuit (13)
Emma Vanden Berghe
Beleg van Thebe (14) Voor de slag bij Mykale (15) Slag bij Mykale (16) Grieks overleg (17) Familietragedie aan het Perzische hof (18) Val van Sestos (19)
Overgangen (1) De Atheners moesten vluchten naar Salamis en vragen nu hulp aan Sparta. (2) Uiteindelijk beslissen de Spartanen om toch op te rukken en wanneer Mardonios dit hoort verandert hij van koers. (3) De Grieken begeven zich naar Plataia. (4) Er is ruzie over de opstelling: de Atheners en de Tegeaten willen allebei de linkervleugel bezetten. (5) De Atheners krijgen hun zin en Herodotos beschrijft nu welke volkeren op welke plaats staan. (6) Door de offers willen beide kampen weten van het orakel wat hun beste plan zou zijn. Er wordt verteld hoe de zieners in de kampen terecht zijn gekomen. (7) Beide kampen komen hetzelfde resultaat uit: als ze zelf beginnen aanvallen, zal het slecht aflopen. Dus houden beide legers zich stil. (8) Wanneer de Grieken horen dan Mardonios van plan is de voorspelling te negeren, veranderen ze van positie zodat bijvoorbeeld de Atheners tegenover de Meden komen te staan, met wie ze al ervaring hebben. (9) Wanneer Mardonios dit te weten komt stuurt hij een bericht om de Spartanen uit te maken, omdat ze niet durven vechten op hun oorspronkelijke positie. (10) De Perzische ruiters sluiten de watertoevoer voor de Grieken af dus vluchten ze naar een eiland. (11) De Perzen komen hen achterna maar de Grieken kunnen hen verslaan. (12) Herodotos vermeldt de namen van enkele dappere Grieken in die strijd. Als ze hier niet zijn doodgegaan, vertelt hij ook hoe ze later sterven. (13) De Perzen hebben nog heel wat kostbare dingen achtergelaten, die allemaal moeten verzameld worden voor de heloten van Sparta. (14) De Grieken zijn nog niet klaar: ze vallen nu ook Thebe aan. (15) De mensen van Samos komen bij de Grieken smeken om hulp, ze willen de Perzen verdrijven. (16) De Grieken geven toe aan de Samiërs en ze verslaan ook hier de rest van het Perzische leger. (17) Na de Griekse overwinning bij Mykale, wordt de toekomst van de Ioniërs besproken. Ze worden in de Bond opgenomen. Emma Vanden Berghe
(18) Intussen in Perzië: het verhaal van Masistes (broer van Xerxes) en zijn verliefdheid… (HORROR) (19) Voordat de Grieken terugkeren naar Griekenland, willen ze eerst nog Sestos innemen, en dat lukt ook.
Emma Vanden Berghe
3 Homerische hymnen (H. Verbruggen) Algemene kenmerken Er bestaat een collectie van hymnen die op naam van Homeros staan. Het zijn lofzangen op al dan niet Olympische goden. Ze dragen kenmerken die ook typisch zijn voor de Homerische epen: ze zijn geschreven in Ionisch-episch Grieks en in hexameters. Wat betreft de inhoud en stijl vindt men gemeenschappelijke kenmerken met Hesiodos, aangezien ze mythen over goden behandelen. (meer info over de collectie zie syllabus Literatuur van de Oudheid partim Grieks) Deze hymnen hadden een dubbele functie: rol in de cultus van de bezongen goden, pro-oimia (preludes) van homeriden. Ze hebben meestal een vaste inhoud en structuur (die ook bij andere genres en auteurs terug te vinden zijn): aanroeping met epitheta, afstamming, daden (+ mythologische uitbreiding), gebed.
1.1 Apollo Samenvatting De tijden die ik heb gebruikt in de samenvatting komen overeen met die in de vertaling.
Delos - Prelude (1 – 24) Er wordt een beeld geschetst van het huis van Zeus op de Olympos. Alle goden tonen eerbied voor Apollo. Zijn ouders, Leto en Zeus, zijn aanwezig. Ook zij tonen dat ze trots zijn op hun kind. Apollo is de broer van Artemis, hun geboorte plaatsen worden vermeld. Er zijn al veel hymnen geschreven op Apollo. De geboorte (25 – 132) Apollo werd geboren op Delos. Alle andere steden en eilanden durfden de zwangere Leto niet ontvangen, uit angst voor Hera. Ze vroeg aan Delos Apollo daar te laten verblijven en een tempel op te richten. Maar Delos was bang dat Apollo het eiland zou doen zinken, dus moest Leto zweren dat Apollo een tempel met een orakel zou stichten. Zo zou Delos beroemd worden. Maar Eileithyia, de godin die voor de weeën zorgt, was door toedoen van Hera nog Emma Vanden Berghe
op de Olympos. De godinnen op het eiland vroegen Iris haar te halen, en al gauw werd Apollo geboren. Hij vroeg zijn lier en boog en ging het orakel stichten. Verheerlijking van Delos (133-164) Hij zwierf overal rond op aarde, maar bleef heerser van Delos, die daar niet gelukkiger mee kon zijn. De inwoners van het rijke Delos houden immers wedstrijden ter ere van hem. Het koor van Delische meisjes zingt hymnen over goden en mensen. Afscheidswoorden (165-178) Als iemand jullie (= het Delische meisjeskoor) vraagt wie de beste zanger is, antwoord dan: “De blinde zanger van Chios”. Ik zal Apollo blijven bezingen.
Delfi - prelude (179-206) Apollo speelt muziek (op zijn citer) voor de goden van de Olympos. De muzen zingen over het contrast tussen goden en mensen en de godinnen dansen. Artemis zingt. Zijn ouders voelen vreugde bij het zien van hun zoon (cf. Delosprelude). Zoektocht naar een orakelplaats (207-282) Moet ik uw liefdesavonturen bezingen? Of over uw zoektocht naar een eerste orakel? Hij heeft vele plaatsen bezocht, waaronder Onchestos, waar wagenmenners hun wagen achterlaten voor Poseidon. Wanneer hij in Telfousa is gekomen, legde hij de brongodin zijn plan voor. Maar zij stuurde hem naar Krisa, waar geen wagens de mensen zouden afleiden. Bouw van het heiligdom (283-304) Hij werd door veel mensen geholpen bij het bouwen van de tempel. Aan de bron in die buurt versloeg hij ooit de vrouwelijke Draak. Uitweiding: etymologie van Pytho (305-374) Ooit had Hera haar zoon Tyfon aan die Draak toevertrouwd. Hij was het resultaat van Hera’s wraak voor de geboorte van Athena. Zij wou namelijk ook in haar eentje een kind krijgen, dat sterker was dan Zeus. Daarvoor raadpleegde ze Gaia en Ouranos en de Titanen. Na een jaar lang uit de buurt van Zeus gebleven te zijn, werd het monster Tyfon geboren. Apollo doodde de Draak die voor hem moest zorgen, aangezien ze een gevaar had gevormd voor de mensen. Omdat de zon daar het lichaam van de Draak deed verrotten, werd die plek sindsdien Pytho genoemd. Uitweiding: etymologie van Telfousios (375-387) Emma Vanden Berghe
Apollo besefte dat Telfousa die plek voor haar alleen wou en hij sloot haar waterstroom af, sindsdien wordt Apollo in die buurt de bijnaam “Telfousios” gegeven. Aanstelling van de priesters (388-544) Apollo zag een schip met inwoners van Knossos, die nu zijn orakels verkondigen. Hij veranderde zichzelf in een dolfijn en ging zo aan boord. Hij liet het schip varen in de richting die hij zelf wou, namelijk Krisa. Daar aangekomen, stak hij alles in brand. In de gedaante van een jongeman kwam hij de mensen in het schip tegemoet en vroeg hen wat ze daar kwamen doen. Ze antwoordden dat ze hier tegen hun wil waren terechtgekomen. Apollo verkondigde hen dan dat zij de bewakers van zijn tempel zouden zijn en vervolgens gaf hij hen instructies. Op weg naar de tempel zongen ze het “Ië Paiaan” onder begeleiding van Apollo met zijn citer. Ze vroegen de godheid hoe ze nu verder moesten leven. Het antwoord van Apollo was duidelijk: ze moesten dagelijks geiten en schapen slachten, offerdieren die door rijke families zouden gebracht worden. Afscheidswoorden (545-546) Commentaar Delos - Prelude (1 – 24) Het begin doet denken aan de aanhef van de Ilias en de Odyssee, met als eerste woord het onderwerp van de tekst en het woord “bezingen”. Homerische kenmerken: epitheton bijvoorbeeld “de bliksemslingerende Zeus”. De geboorte (25 – 132) Personnificatie: het eiland Delos spreekt en heeft gevoelens. Apollo krijgt nu al de bijnaam “de Boogschutter”. Vaste formules die ook terugkomen in de Homerische epen: “spreken met de gevleugelde woorden”. Er wordt afgewisseld tussen het spreken over Apollo in de 3de persoon en het spreken tegen Apollo in de 2de persoon. Verheerlijking van Delos (133-164) Zoals de Homerische epen: enorm veel adjectieven! Afscheidswoorden (165-178) Het is een ik-verteller die soms spreekt met “wij”. “De blinde zanger van Chios” heeft gezorgd voor de opvatting dat Homeros blind zou zijn geweest.
Emma Vanden Berghe
Delfi - prelude (179-206) Een adjectief dat vaak voorkomt is “gouden” bv. gouden windsels, gouden plectrum, gouden zwaard. Er kan een link worden gelegd met de genezende kracht van Apollo. Zoektocht naar een orakelplaats (207-282) Opnieuw echo van het begin: “Hoe zal ik u bezingen?” Er worden heel wat mythische personages genoemd. Er zijn ook heel veel opsommingen van plaatsnamen, die verwijzen telkens naar de vervlechting van de goden- en mensenwereld. Weer overschakelen van 3de persoon naar 2de persoon over Apollo. De kenmerken van de mondelinge traditie, die ook terug te vinden zijn in de epen, zijn hier ook te vinden bv. herhaling van de zin “… hier een wondermooie tempel wil bouwen als orakelplaats voor de mensen, die zonder ophouden talloze volmaakte offerdieren hiernaar toe zullen drijven.” Diezelfde zin komt wat verderop nog eens voor. Bouw van het heiligdom (283-304) Gebruik van de directe rede. Uitweiding: etymologie van Pytho (305-374) Aitiologische mythe Uitweiding: etymologie van Telfousios (375-387) De epitheta worden gebruikt afhankelijk van de context. Hier is het “Apollo, de vorst die naar goeddunken te werk gaat”, omdat hij wraak neemt op Telfousa. Aanstelling van de priesters (388-544) Er wordt vaak verwezen naar de stralen en schittering die rond Apollo schijnen. Overeenkomsten met Ilias & Odyssee: terugkerende verzen bij ontmoetingen. Hier wanneer de Kretenzers Apollo (in mensengedaante) ontmoeten. Herhalingen: “Hier zullen jullie de bewakers zijn van mijn rijke tempel, die bewonderd wordt door talloze mensen.” Aitiologische mythe: verklaring van de naam “Delfi”: aangezien Apollo aan de Kretenzers was verschenen in de gedaante van een dolfijn. Weer veel adjectieven en epitheta bv. “het snelle, donkere schip”.
1.2 Hermes Samenvatting
Emma Vanden Berghe
Aanhef (1-19) De ouders van Hermes zijn Zeus en Maia. Zij zagen elkaar in het geheim. Hermes wordt sluw en listig genoemd. Uitvinding van de lier (20-61) Hermes kwam een schildpad tegen, waarvan hij een muziekinstrument zou maken. Er wordt beschreven hoe hij talentvol een lier maakte, waarvan hij de snaren met een plectrum testte. Intussen improviseerde hij een lied waarin hij zijn ouders prees en het huishouden. Roof van de runderen (62-93) Hermes bedacht een sluwe list om aan vlees te geraken. Hij roofde vijftig runderen van de goden. Hij zorgde ervoor dat hun sporen in het zand omgekeerd waren en hij maakte nieuwe schoenen voor zichzelf. Hij kwam een oude man in zijn wijngaard tegen en waarschuwde hem om alles aan hem voorbij te laten gaan. Uitvinding van het vuurmaken – Offer bij de Alfeisorivier (94-142) Hermes liet de runderen de Alfeiosrivier oversteken naar een stal en een weide. Als eerste maakte hij een vuur. Hij doodde twee runderen en roosterde ze. De huiden hing hij in een grot. Hij verdeelde de stukken vlees onder de twaalf Olympische goden. Hij at er zelf niet van. Terug in de grot (142-183) Zonder dat iemand het merkte keerde Hermes terug naar de grot waar hij was geboren, in zijn wieg. Maar zijn moeder had hem door en stuurde hem terug. Hermes antwoordde dat hij hen van vlees zou voorzien, dat hij niet akkoord was met het feit dat zij als enige niet aanbeden werden in deze grot zoals de andere goden. Hij zou vereerd worden als Apollo, en als die zich zou komen moeien zou hij zijn heiligdom gaan leegroven. Zoektocht van Apollo (184-234) Apollo kwam dezelfde man tegen als Hermes, en hij vroeg hem of hij de runderen had gezien. Hij vertelde dat hij een kind had gezien, dat de runderen achterwaarts leidde. Apollo zette zijn zoektocht verder en hij vond de sporen van zijn koeien en van Hermes. Hij ging de grot van Hermes binnen
Het verhoor (235-321) Apollo dreigde dat hij Hermes (die in zijn wieg lag) in de Tartaros te gooien. Hij ontkende alles en bespotte Apollo zelfs een beetje: “Een kind dat runderen rooft, dat is toch ondenkbaar!”. Apollo pakte Hermes op om hem de weg te Emma Vanden Berghe
wijzen naar de runderen, hij liet hem vallen toen Hermes voortekenen liet horen. Terwijl die laatste wegliep ontkende hij nog steeds alles. Het oordeel van Zeus (322-396) Apollo vertelde alles aan Zeus, over de diefstal, de vreemde voetsporen van Hermes, die hij daarna kwijt was geraakt toen de bodem veranderde. Daarna nam Hermes het woord en verdedigde zichzelf door opnieuw alles te ontkennen. Zeus vond dit alles best wel grappig en beval dat ze samen op zoek zouden gaan naar de koeien, met Hermes als gids. De verzoening (397-433) Apollo was verwonderd toen hij zag dat Hermes, een kind, twee koeien had gevild. Apollo had twijgen in zijn handen, toen die vielen begonnen ze te groeien en de runderen te omsingelen, volgens het plan van Hermes. Toen Hermes op zijn lier begon te spelen, kalmeerde Apollo helemaal en was hij verheugd. Hij bezong alle goden. Uitwisseling van attributen en bevoegdheden (433-573) Apollo zei dat hij nog nooit zoiets wonderbaarlijks had gehoord. Hij begeleidt zelf de muzen met een fluit. Hij beloofde Hermes roem en de rol als Gids. Hermes schonk hem zijn lier en zei dat hij voortaan die kunst zou beoefenen. In ruil daarvoor schonk Apollo hem de zweep om de runderen te verzorgen. Vanaf nu waren ze hechte vrienden. Later ontwierp Hermes ook de syrinx. Apollo liet Hermes de godeneed zweren (met een hoofdknik), omdat hij bang was dat hij alles zou stelen van hem. Dat deed Hermes, en daarop zwoer Apollo niemand anders meer lief te hebben. Hij schonk Hermes ook zijn gouden, drietakkige staf, die hem geluk zou brengen. De zienersgave kon hij hem niet geven. Hij kon hem wel de “Moiren” geven (niet de schikgodinnen), nimfen die aan waarzeggerij deden. Hij zou ook bemiddelaar bij Hades worden. Slot (574-578) Hermes heeft contact met onsterfelijken én sterfelijken, hij bedriegt de laatsten veel. Afscheidswoorden (579-580)
Commentaar Aanhef (1-19) Begint met Muze. Emma Vanden Berghe
Epitheta: mooigelokte, blankarmige… Uitvinding van de lier (20-61) Homerische vergelijking: “Zoals een snelle gedachte door het gemoed gaat van een man die omringd is door talloze zorgen, of zoals het tintelen van d eogen een ogenblik opflikkert, zo snel volgden woord en daad bij de roemvolle Hermes de gedachte.” Roof van de runderen (62-93) Veel adjectieven bv. heilige wieg, uitgeholde lier, welriekende zaal, sluwe listen. Hermes wordt vergeleken met een dief. Vermenging van verschillende mythen nl. Hermes krijgt de bijnaam Argeifontes, omdat hij het honderdogige monster Argos doodde. Uitvinding van het vuurmaken – Offer bij de Alfeisorivier (94-142) Riten van offeren => historisch. Telkens worden de goden genoemd bij hun aspecten bv. vuur => Hefaistos. Terug in de grot (142-183) Homerische epitheta bv. aigisdragende Zeus. Zoektocht van Apollo (184-234) Zelfde tijdsaanduidingen als Ilias & Odyssee: bv. Eos. Het verhoor (235-321) Spanningsopbouw: Hermes verstopt zich voor Apollo en intussen wordt beschreven wat er allemaal in de grot te vinden is bv. nectar & ambrozijn, kleren enz. Het oordeel van Zeus (322-396) Er wordt eigenlijk telkens beeldend geschreven, door de vele adjectieven en epitheta, zodat je eigenlijk de personages en omgevingen gedetailleerd voor je ziet, bv. de weegschaal ligt klaar, er wordt gemompeld, het is net ochtend: je ziet én hoort alles, er wordt een hele scène gegeven. Apollo met de zilveren boog, schitterende zoon…: je ziet de personages ook heel goed voor je, mét hun attributen of uitstraling. De goden krijgen menselijke eigenschappen toegewezen, ze stelen, liegen, verklikken, gaan klagen bij de papa… De verzoening (397-433) Uitwisseling van attributen en bevoegdheden (433-573) Gouden staf: weer een adjectief dat veel voorkomt bij Apollo. Hermes en Apollo zijn van functie verwisseld. Emma Vanden Berghe
Slot (574-578) Afscheidswoorden (579-580) Zelfde als hymne op Apollo: hij zal nu aan een andere hymne denken.
Emma Vanden Berghe
4 Pindaros: Pythische oden (Patrick Lateur) Eerste Pythische ode Voor Hiëro van Aitna, wagenrennen Samenvatting I
De gouden citer begeleidt het feest, zelfs de bliksem en de arend van Zeus worden er rustig van. Ook Ares en de andere goden worden door de pijlen van Apollo en de Muzen betoverd. Op aarde en in de Tartaros (bv. de honderdkoppige Tyfos) wordt geluisterd. II Er wordt beschreven hoe de Etna uitbarst. Er wordt een overgang gemaakt naar Hiëro. De hoop die Hiëro bij zijn stad teweegbrengt om beroemd te worden wordt vergeleken met de hoop van schippers bij gunstige wind. III De ik-persoon hoopt deze man terecht te loven en vergelijkt dit met een speer die hij niet verkeerd wil gooien. Hij wenst hem gelukt voor de rest van zijn leven. Hij wordt vergeleken met Filoktetes, moge ook Hiëro weer opstaan. IV De stad volgt de wetten van Hyllos (zoon van Herakles, Doriër); uitweidingske over Dorische stammen en hun vestiging in Amyklai. Zeus wordt gevraagd voor geluk voor de hele stad van Hiëro. En vrede, dus nu gaat het over de verliezen van Feniciërs en Etrusken, die zich rustig moeten houden. Het koor van Pindaros heeft op verschillende plaatsen gezongen voor overwinnaars. V Tips voor lofzangen: bondig, geen overdaad, wees oprecht. Tips voor daden: geen kwaad, want iedereen ziet het. Vb. van Falaris: gruwelijke daden zullen hem blijven volgen. Commentaar I
De gouden citer wordt aangesproken in 2de persoon. Mythologie: op Tyfos rusten Sicilië en de heuvels boven Kymai. II Vaag: voornaamwoorden waarvan ik mij afvraag waar ze op slaan. Natuurbeelden bv. de Etna (want daar heeft Hiëro een stad gesticht). Apollo wordt aangeroepen om de stad roem te blijven verschaffen. III Mythologische uitweiding over Filoktetes. Deinomedes = zoon van Hiëro: het loven van een winnaar is iets voor bekenden. Aitna: stad gesticht aan de voet van de Etna door Hiëro De muze wordt aangesproken. Emma Vanden Berghe
IV Er worden heel wat namen gebruikt van goden, mythische en historische figuren, plaatsnamen… V Moraal: 1. Geluk 2. Goede naam, streef naar beide. Vragen: oplossing II “met diezelfde naam = Aitna gaf een roemrijk stichter = Hiëro luister aan een buurstad. Op de renbaan van het Pythisch feest riep een heraut haar = Aitna (<Etna) naam uit toen hij Hiëro als winnaar proclameerde.”
Tweede Pythische ode Voor Hiëro, wagenrennen Samenvatting I
Het is een lied voor Syrakuse en Ortygia, waarvoor Hiëro heeft gewonnen. Hij werd bijgestaan door goden. Het gaat ook over andere weldaden van Hiëro, hij heeft een meisje van oorlogsleed verlost. II Het verhaal van Ixion wordt verteld*. III Goden kunnen zich alles permitteren, het is wijs daar geen negatieve dingen op te zeggen of schrijven. Hiëro (?) wordt aangesproken in de 2de persoon, Pindaros (?) spreekt ook over zijn prestaties als strijder. Hij is al wat ouder en dus ook wijzer. Kinderen zijn naïef. IV Rhadamanthys* laat zich niet vangen door listen en leugens. Ikzelf bedrieg ook niet, ik ben een vriend voor vrienden, maar niet voor vijanden. Goden die slechts aan enkelen roem geven, mogen we niet tegenspreken, toch zijn er sommigen die dat wel doen, maar zij komen daarmee enkel zelf in de miserie. Commentaar I
II
Hiëro wordt hier eerder vermeld dan in de eerste Pythische ode. Goddelijke bijstand bij de overwinnaars: hier Artemis en Hermes. Hij bidt intussen ook voor Poseidon. Kinyras is de koning van Cyprus. Elke koning krijgt als beloning een hymne zoals Kinyras. Er wordt weer gegooid met enorm veel namen van mythische figuren. Ixion: weer een naam. Hij roept op om weldoeners te belonen. *Ixion werd op de Olympus verliefd op Hera én hij vermoordde een verwant. Zeus vermomde een wolk in Hera en bedroog zo Ixion, daarna
Emma Vanden Berghe
strafte hij hem en ketende hem vast aan een wiel met vier spaken. Uit de wolk werd Kentauros geboren. = weer mythologische uitweiding. III Archilochos wordt als voorbeeld gebruikt: hij lacht met de goden en is dus arm, dat moet je vermijden. IV *één van de rechters van de onderwereld. Er is telkens een moraal, hier: blijf in het gezelschap van goede mensen.
Derde Pythische ode Voor Hiëro van Syrakuse Samenvatting I
Cheiron de Kentaur is heengegaan, hij voedde Asklepios op. De moeder van Asklepios (Koronis) werd door Apollo gedood omdat ze hem had afgewezen en met iemand anders een relatie had. II Verhaal van Koronis: toen Apollo van haar bedrog wist, zond hij Artemis om haar woonplaats in brand te steken. Apollo redde haar kind en gaf het aan Kentauros. III Asklepios kan bij iedereen de pijn wegnemen. Maar iemand weer uit de dood laten opstaan, liet Zeus niet toe. IV Lof op Hiëro (vorst van Aitna, Syrakuse): hij geeft de goeden wat ze verdienen en is enorm dankbaar voor de zangen van Pindaros. Geluk voor een sterveling betekent ook 2 kwalen, enkel goede mensen kunnen ermee omgaan. Niemand is ooit helemaal gelukkig geweest. V Peleus en Kadmos worden als voorbeeld gegeven. Hun ongeluk kwam door het leed van hun kinderen: Kadmos’ dochters en Achilles. Commentaar I
Ingewikkelde stambomen met al die namen. Moraal uit deze mythe: zulke mensen (zoals Koronis) verlangen steeds naar wat veraf ligt en hun verlangen blijft onvervuld. II Loxias = Apollo III Weer moraal: streef niet naar onsterfelijk leven. IV Moeder = Rhea V Achilles’ naam wordt niet vermeld, maar het publiek wordt verondersteld te weten wie de zoon was van Peleus en Thetis, die werd gedood door een pijl.
Emma Vanden Berghe
Moraal: met moet het leven nemen zoals het is, ongeluk is er ook, men moet er zich naar schikken. Mensen die uitmunten, zoals Nestor en Sarpedon, zijn zeldzaam, maar blijven eeuwig bestaan door de gezangen.
Vierde Pythische ode Voor Arkesilas van Kyrene (Libië), wagenrennen Samenvatting I
We moeten een hymne zingen voor Pytho, waar Battos te horen kreeg dat hij een stad moest stichten. Ook Medeia had het aan land gaan van Libië vanuit de zee voorspeld aan de Argonauten, ze vergelijkt het voorteken ervan met het verhaal van Eufemos. II Een god in mensengedaante kwam hen toen tegemoet. Hij gaf Eufemos een aardkluit als gastgeschenk, die later van boord zou vallen. III Zijn ras zal een man voortbrengen nl. Battos, hij is een verre voorvader van de overwinnaar Arkesilas. De roem die hij krijgt van de goden wordt vergeleken met de Minyërs, die het gulden vlies gingen halen. IV Pelias, die mee was op die reis, had een onheilspellende orakeluitspraak gekregen: hij moest oppassen voor een man met 1 sandaal. V Pelias vraagt de man om zich voor te stellen. Hij werd opgevoed door de dochters van Cheiroon, hij komt de troon van zijn familie opeisen (de Aioliden). VI Iason is zijn naam, zijn ouders herkennen hem in het paleis. Na 5 dagen vreugde met zijn familie, gaan ze naar het paleis van Pelias. VII Iason wil geen geweld, hij wil Pelias zijn bezittingen laten behouden maar eist zelf de troon op. Pelias zegt dat hij Frixos’ ziel naar Aietes (vader van Medeia) moet brengen van het orakel met het gulden vlies. VIII Als Iason die expeditie doet, zal hij het koningschap terugkrijgen. Hij trommelt meteen een heleboel mensen op, goden sturen hun zonen. IX Voor het vertrek wordt Zeus aangeroepen. X Onderweg komen ze heel wat gevaren tegen. Afrodite leerde Iason om Medeia te betoveren om haar ouders te verlaten. Zij maakt hem dan een tegengif voor alle pijnen en ze zijn verloofd. XI Iason moet van Aietes ossen bedwingen, hij is immuun voor het vuur dat ze spuwen, dankzij Medeia, pas dan zal hij vertellen waar Frixos het de vacht heeft gehangen. Hij verslaat de draak/slang-bewakerdude. XII Ze slapen bij de vrouwen van Lesbos, het geslacht van Eufemos en dus van Battos is daarvan het resultaat, de stichter van de stad van de overwinnaar. Deze wordt aangesproken en vergeleken met een eik, die Emma Vanden Berghe
zelfs na zijn dood blijft spreken. Arkesilas (jij) kan alles genezen, kan de orde herstellen in zijn stad. XIII Dan nog het verhaal van Demofilos, iemand die is verbannen uit Kyrene. Hij was rechtvaardig, tegen brutaliteit, maar nu wenst hij terug te keren naar zijn stad. Commentaar I
Eerste woord: muze Pytho = Delfi Battos = stichter van Libië II Lange mythische uitweiding, die dient als aitiologische mythe voor het ontstaan van Libië. III Battos wordt rechtstreeks aangesproken IV Wanneer de mensen de man van de voorspelling zien, noemen ze een heleboel mythische namen van mensen die de man al zeker niet kan zijn. V Typisch motief van mythen, een kind dat aan iemand anders wordt toevertrouwd en als volwassen man terugkeert om de voorspelling te laten uitkomen. VI Weer een heleboel namen uit de familie van Iason. VII Verweving van mythen: Frixos (broer van Helle), die ontsnapte op het gulden vlies, wordt ook vermeld. VIII Er wordt een hele opsomming gemaakt van mensen die mee gaan doen met de Argonautentocht ~Ilias IX X Afrodite wordt hier vermeld als “de godin die op Cyprus werd geboren, meesteres van de snelste pijlen”. XI Aietes = de vader van Medeia. Het “gulden vlies” wordt hier telkens anders genoemd, bv. vacht. Arkesilas wordt tussenin nog eens rechtstreeks aangesproken. Van Medeia wordt gezegd dat zij de moordenares is van Pelias. XII Al deze mythes komen uiteindelijk uit op Libië, Kyrene, de stad van de overwinnaar. XIII Vermelding van Homeros.
Vijfde Pythische ode Voor Arkesilas van Kyrene, wagenrennen Samenvatting
Emma Vanden Berghe
I II III
IV
Arkesilas was al meteen rijk door de goden, daar komt zijn triomf nog eens bovenop. Daarom moet hij zijn wagenmenner het meest liefhebben. Lof op Karrhotos. Battos heeft steeds het geluk aan zijn zijde, Apollo helpt hem. Over de verdiensten van Apollo. Hij gaf de zonen van Herakles en Aigimios een huis in Sparta, van daaruit gingen de Aigiden naar Thera. Daar ontstond het feest waarmee ze Kyrene vereren, daar kwamen als eerste kolonisten de Trojaanse afstammelingen van Antenor aan met Helena. Daar is ook het graf van Battos/Aristoteles. De andere dode koningen horen over de prestaties in de hymnen, een eer die ze delen met hun zoon Arkesilas. Hij krijgt immers ook lofzangen. Hij heeft heel wat meer talenten dan alleen wagenmennen. Het koor van Pindaros wenst dat hij later ook zoveel succes zal hebben. Laat zijn nageslacht ook winnen in wedstrijden.
Commentaar I II
III
IV
Karrhotos = wagenmenner van Arkesilas. Moraal, uitspraken die wij nog steeds kennen bv. “niemand is vrij van tegenslagen, nu niet, later niet.” Pindaros gaat steeds over van het ene verhaal naar het andere om uiteindelijk uit te komen op de situatie/familie/geboortestad/… van de overwinnaar. Aigiden: zonen van Aigeus, koning Athene, zijn afstammelingen in Sparta enz. Vanuit Thera werd Kyrene gekoloniseerd. Aristoteles hier = Battos. -
Zesde Pythische ode Voor Xenokrates van Akragas, wagenmennen Samenvatting I II III IV
In het orakel van Delfi staan hymnen klaar voor Xenokrates. De tempel en Xenokrates delen hetzelfde lot: door het vertellen van mensen zijn ze en blijven ze roemvol. Cheiron geeft aan Achilles en ook aan jou de opdracht Zeus en je ouders te eren. Het verhaal van Antilochos: Memnon gooide een speer naar zijn vader.
Emma Vanden Berghe
V VI
Maar Antilochos ging voor hem staan en stierf. Zo werd hij een voorbeeld. Wat er nu van Thrasyboulos, zoon van Xenokrates, wordt verwacht, is deugd zoals geen overmoed, wijsheid enz.
Commentaar I II III IV V VI
Afrodite, Chariten enz. worden gebruikt om het talent van de vereerden uit te drukken. Het aanspreken van de zoon van de overwinnaar gebeurt ook redelijk vaak. Veel patroniemen: bv. Cheiron hier = Filyra’s zoon. Antilochos = zoon van Nestor. -
Zevende Pythische ode Voor Megakles van Athene, vierspan Samenvatting Athene is de beroemdste. Maar de overwinningen van Megakles e.a. zorgt ook voor ongeluk door afgunst. Commentaar -
Achtste Pythische ode Voor Aristomenes van Aigina, worstelen Samenvatting I
II
III
Vrede moet het eerbetoon voor Aristomenes aanvaarden. Geweld en hoogmoed worden bestraft. Apollo beloont en straft zoals men het verdient. Lofzang op het eiland Aigina en de helden die het heeft voortgebracht. Aristomenes maakt de vroegere winnaars trots. Hij bevestigt ook een voorspelling van Amfiaraos: Moed gaat over van vader op zoon, zijn eigen zoon kan ook voorspellen.
Emma Vanden Berghe
IV V
Aanspreking van Apollo, om te waken over wat wordt bezongen. De goden zorgen voor triomf van mensen. Boodschap: houd maat. De verliezers zijn ongelukkig. Vreugde door het Lot duurt niet lang. Zonder goddelijke inbreng zijn mensen niets.
Commentaar I
II III IV V
Vrede = Hesychia Om een moraliserende boodschap over te brengen, wordt er heel vaak het voorbeeld gegeven van een mythisch/historisch personage, hier Porfyrion (koning vd Giganten) en Tyfos. Epigonen = afstammelingen 7 tegen Thebe -
Negende Pythische ode Voor Telesikrates van Kyrene, hoplitodromos Samenvatting I
II
III
IV
V
Mythe van Kyrene, die haar naam aan de stad van Telesikrates heeft gegeven. Met haar speer bewaakte ze de kudde van haar vader tegen wilde dieren. Apollo zag haar eens ongewapend vechten met een leeuw en vroeg Cheiroon wie zij was en of hij iets met haar mocht beginnen. Cheiroon wist dat Apollo loog want hij wist toch alles al. Cheiroon voorspelt wat Apollo zal doen. Kyrene zal heersen over Libië en zal een zoon hebben, die door Gaia en de Horai (aspecten van orde) zal onsterfelijk gemaakt worden. Kyrene is nu blij voor de roem waar Telesikrates voor heeft gezorgd. Verhaal van Iolaos’ grootvader, Amfitryon. Amfitryon was de echtgenoot van Alkmene, met wie ook Zeus had geslapen. Zij kreeg een tweeling: Herakles en Ifikles. Het is stom om die eerste niet te bezingen. Laat de Chariten niet weggaan om hen nog te bezingen, ik heb altijd ervoor gezorgd dat er geen stilte was, en niemand mag mij tegenhouden, zelfs de vijand moet men prijzen. Telesikrates heeft niet enkel deze spelen gewonnen. Zijn vaderen gingen vroeger naar Antaios om zijn dochters hand te vragen. Hij had het verhaal van Danaos gehoord, die zijn 48 dochters snel uithuwelijkte.
Emma Vanden Berghe
Commentaar I
II III IV V
De stad van de overwinnaar wordt ook telkens vernoemd en vereerd. Kyrene werd geschaakt door Apollo en kreeg gezag over een streek. Zij is de dochter van Hypseus, die een held was, zijn ouders (Peneios en Kreousa) worden vermeld. Zoon van Kyrene = Agreus = Nomios = Aristaios. Over het zingen: er is veel om over te zingen, maar de mensen willen maar een klein deel ervan horen. Danaos gebruikte zijn dochters als prijs bij een wedloop, ook Antaios (van Libië dus) deed dat, Alexidamos won. = link met de wedstrijden die hier gewonnen zijn.
Tiende Pythische ode Voor Hippokleas van Thessalië, knaap, diaulos (=loopwedstrijd) Samenvatting I
II
III IV
De afstammelingen van Herakles willen Hippokleas eren. Zijn overwinning heeft hij te danken aan Apollo en aan zijn vader, die ook veel heeft gewonnen. Hopelijk keert hun (= H. en zijn vader) geluk niet. De vader heeft de menselijke grens bereikt, want niemand komt tot bij de Hyperboreeërs, Apollo en Perseus zaten bij hen aan tafel. Zij maken voortdurend muziek en zijn gelukkig. Maar Perseus versteende hen met het hoofd van Medusa. Thorax en Pindaros zijn goede vriendjes. We bezingen ook de andere mensen die belangrijk zijn en Thessalië besturen.
Commentaar I II III
IV
Steeds een overgang maken voor verschillende verhalen. Medusa’s naam wordt niet genoemd, enkel “Gorgo”, het publiek wordt dus verondersteld de mythe van Perseus al te kennen. Er wordt ook letterlijk gezegd dat er steeds een nieuw motief komt in deze zangen. Motief dat steeds terugkeert: hopen dat de roem zal blijven, want je weet nooit wat er je van onheil nog allemaal kan overkomen in je leven. Thorax bestelde ooit een zang bij Pindaros.
Emma Vanden Berghe
Elfde Pythische ode Voor Thrasydaios van Thebe, knaap, stadionloop Samenvatting I II III
IV
Apollo roept alle heldinnen uit de omgeving op om de overwinning te vieren, die gebeurde op de akkers van Pylades, vriend van Orestes. Verhaal van Orestes: hij werd gered uit de handen van Klytaimnestra, die zijn vader en Kassandra had vermoord, waarom is niet zeker. Later vermoordde Orestes zijn moeder en Aigisthos. Maar waarheen dwaal ik nu zo af? Nu moet het over Thrasydaios of zijn vader gaan, die al eerder wonnen in Olympia. Hoogste doel van iedereen en zijn familie: een goede naam voor zijn nageslacht, zoals Iolaos, Kastor en Polydeukes.
Commentaar I II III IV
Er worden heel wat bijnamen voor Apollo gebruikt bv. Loxias. Taak van de Muze = haar stem verhuren en verzilveren. -
Twaalfde Pythische ode Voor Midas van Akragas, fluit Samenvatting I II
III IV
Akragas, ontvang deze krans van Pytho en verwelkom Midas. Het klaaglied (zie commentaar bij I) kwam door de moord op Medousa door Perseus, die haar hoofd gebruiken om Polydektes te verstenen, die zijn moeder had gevangen. Perseus werd geboren uit gouden regen. Athene deed het klaaglied na met fluit, die melodie gaf ze aan de mensen. Die wordt ook gespeeld tijdens de wedstrijden.
Commentaar Emma Vanden Berghe
I II III IV
Mythologie van de fluit: Athene bedacht dit toen zij het klaaglied van de Gorgonen tot muziek verweefde. Moraal: het lot zorgt ervoor dat men soms dingen krijgt die men niet wil of verwacht.
Emma Vanden Berghe
4 Theofrastos (Hein L. van Dolen) (4de eeuw v.C.)
De huichelaar
Zegt het omgekeerde van wat hij bedoelt, doet alsof hij van niets weet… De hielenlikker Slijmbal De zwamneus Kabouter Kwebbel, iemand die niet kan zwijgen dus. De boerenpummel Onbeleefde, onhygiënische, tactloze zak. De uitslover Overdrijft met alles, slijmen doet hij ook. De randfiguur Doet allemaal onrechtvaardige dingen zonder dat het hem iets kan schelen. De betweter Vindt zichzelf o zo slim, en kan ook niet ophouden met praten. De fantast Verzint overal roddels die soms nergens op slaan. De profiteur Die, euh, tja, profiteert dus Een echte krent Supermegagierig, bang om ook maar iets te verliezen. De vlerk Onbeschofte, lompe kerel. De bokkeschieter Iemand met reeeeeally bad timing. De bedilal Wil altijd het goede doen voor iemand anders en dat werkt soms in zijn eigen nadeel. De sufkop Cf. professor Gobelijn De nurks Onbeleefd, wil niemand helpen of is meteen kwaad voor iets, ongeduldig. De kwezelaar Superbijgelovig. De kankerpit Een grote zaag. De achterdochtige Iemand die niemand vertrouwt en overal complotten ziet. De asociaal Één gepaste reactie: ieeeeeeeeeeuw! De ongelikte beer Een irritant, opdringerig persoon met een dikke nek. Het Een snob die moet opvallen. burgermannetje De gierigaard Cf. Mic Mac Jampudding De blaaskaak Iemand die stoeft met dingen die niet eens waar zijn. De pedante kwast Voelt zichzelf te goed voor iedereen, denkt dat de wereld rond hem draait. De bangerik Mietje! De regent Iemand die enkel praat over zijn politieke dinges. De oude gek Doet dingen waar hij veel te oud voor is. De lastertong Verzint leugens en roddels over andere mensen. Diefjesmaat Iemand die misdadigers verdedigt.
Emma Vanden Berghe
De geldwolf
Emma Vanden Berghe
Snode plannetjes om toch zo weinig mogelijk geld te verbruiken.
LONGOS VAN LESBOS, DAFNIS EN CHLOË
Voorrede In Lesbos op de jacht in een woud, aan de Nymfen gewijd, zag ik het schoonste schouwspel, dat ik ooit aanschouwde : een geschilderde afbeelding, een liefdesgeschiedenis. Ook het woud was schoon, rijk aan bomen en bloemen en welbesproeid : uit een enkele bron werd alles gevoed, zowel de bloemen als de bomen. Maar de schildering was nog bekoorlijker, zowel om de kunstvaardige uitvoering als om het liefdesgeval, dat zij voorstelde, zodat velen, ook onder de vreemdelingen, door de roep aangetrokken daarheen gingen, enerzijds om tot de Nymfen te bidden, anderzijds om de afbeelding te bekijken.2 Zij vertoonde vrouwen, die kinderen voortbrachten, andere, die hen in de windselen legden, zuigelingen, aan hun lot overgelaten, vee, dat hen voedde, herders, die hen medenamen, jongelieden, die het eens werden, een landing van zeerovers en een inval van vijanden. Daar ik nog vele andere zaken, alle liefdesaangelegenheden, met bewondering zag, beving mij de lust, die schildering na te schrijven.3 En na iemand gezocht te hebben, om mij de afbeelding uit te leggen, heb ik vier boeken samengesteld, een wijgeschenk aan Eroos, aan de Nymfen en aan Pan, maar dat ieder mens met genoegen zal in bezit hebben, dat de zieke zal doen herstellen, de bedroefde zal opbeuren, dat herinneringen zal wekken bij wie de liefde heeft gekend, en dat tot onderrichting zal strekken aan wie haar nog niet kende.4 Want volstrekt niemand is aan de liefde ontkomen of zal haar ontgaan, zolang schoonheid bestaat en er ogen zijn, om te zien. Ons dan moge de Godheid gunnen, met ingetogenheid te schrijven van wat anderen overkwam. Eerste boek 1
1
Mitylene is een grote en fraaie stad op Lesbos : zij wordt namelijk doorsneden door waterlopen, waartoe de zee toegang heeft, en is versierd met bruggen van witte gepolijste steen. Ge zoudt menen, niet een stad maar een eiland te zien.2 Op ongeveer tweehonderd stadiën van deze stad Mitylene lag het land van een vermogend man, een pracht van een bezitting : er waren wildrijke woudheuvels, vruchtbare velden, glooiende wijngaarden en weiden voor het vee. En de zee kwam er breken over een uitgestrekte kust van zacht zand. 2 1 Binnen dat land vond een geitenhoeder, Lamoon genaamd, bij het weiden een kindje, dat door een zijner geiten gezoogd werd. Daar ter plaatse was een eikebos met doornig struikgewas, waarover klimopranken, en er was een mals grastapijt, waarop dat kindje lag. Gedurig kwam de geit daarheen gelopen, waardoor zij telkens zoek was en haar jong in de steek liet, om bij de zuigeling te vertoeven.2Lamoon nu gaat dat heen en weer lopen na uit medelijden voor het jong, dat hij verwaarloosd ziet, en eens Emma Vanden Berghe
1
op het volste van de middag haar spoor volgend, ziet hij de geit behoedzaam over het kind stappen, om het bij het neerzetten van haar poten niet met de hoeven te kwetsen, en hij zag het kind als uit de moederborst de toevloeiende melk indrinken. In verbazing, zoals begrijpelijk is, komt hij naderbij, en vindt een jongetje, groot en schoon en in betere windselen, dan men bij een vondeling zou verwachten. Want het manteltje was van purperen stof met gouden gesp, en er lag een degentje bij met ivoren greep. Eerst overwoog hij, slechts de herkenningstekenen mede te nemen en zich om het kind niet te bekommeren. Maar beschaamd, minder menslievendheid te betrachten dan de geit, brengt hij, na de nacht te hebben afgewacht, alles bij zijn vrouw Myrtale, zowel de kentekenen als het kind en de geit zelve. Als deze hem in verbazing vraagt, of geiten kleine kinderen ter wereld brengen, vertelt hij haar alles, hoe hij het kind, aan zijn lot overgelaten, heeft gevonden, hoe hij gezien heeft, dat het werd gevoed, en hoe hij zich heeft geschaamd, het aan de dood prijs te geven. Zij stemt daarmede in, en zij bergen de bijgevoegde voorwerpen op, nemen het kindje als het hunne aan, en laten de geit het voeden. En om ook de naam van het kind als van een herder te doen klinken, besloten zij, het Dafnis te noemen. Nadat twee jaren zijn verlopen, komt een herder, Dryas geheten, in een naburig land aan het weiden, tot een gelijksoortige vondst en een gelijksoortig schouwspel. Er was daar een grot, aan de Nymfen gewijd, een groot stuk rots, hol aan de binnen- en afgerond aan de buitenzijde.
Proloog θηρῶν
part. pres. van θηράω = jagen
γραπτήν
γραπτός = geschilderd
πηγή
(vr.) = bron
τύχην
τύχη = daad
φήμην
φήμη = gerucht, reputatie
ᾔεσαν
imperf. van εἶμι (ibo)
ἱκέται
ἱκέτης = smekeling, “one who comes to seek aid”
2. αὐτῆς
verwijst naar de afbeelding
ποιμένες
ποιμήν = herder
συντιθέμενοι
συντίθημι = het eens zijn
Emma Vanden Berghe
λῃστῶν
λῃστής = rover
ἀντιγράψαι
ἀντιγράφω = terug schilderen (als antwoord)
3. ἀναζητησάμενος
part. aor. van ἀναζητέω = (onder)zoeken; hier mediaal
ἐξηγητήν
ἐξηγητής = uitlegger
τερπνόν
τερπνός = aangenaam
νοσοῦντα
part. pres. van νοσέω = ziek zijn
ἰάσεται
ind. fut. van ἰάομαι = genezen
λυπούμενον
part. pres. van λυπέω = verdriet hebben
ἐρασθέντα
part. aor. van ἔραμαι = verliefd zijn
ἀναμνήσει
ind. fut. van ἀναμιμνήσκω = (terug) herinneren aan
4. μέχρις
zolang als
παράσχοι
vervulbare wens
σωφρονοῦσι
part. pres. van σωφρονέω, dus MV bij παράσχοι
τὰ τῶν ἄλλων
= de belevenissen van anderen
1.1 1. 2. 1.2 1. αἰπόλος
= geitenhoeder
ἐπιπλανώμενος
part. pres. van ἐπιπλανάομαι = ἐπιπλάζομαι = dwalen over
μαλθακή
μαλθακός = zacht
ἔκειτο
imperf. van κεῖμαι = liggen
θέουσα
part. met redengevende schakering
ἀφανής
= verdwenen, ongezien
Emma Vanden Berghe
2. μεσημβρίας
μεσημβρία = middag
ἀκμαζούσης
ἀκμάζω = op het
Losse genitief
(hoogte)punt/de grens zijn μή
opdat niet
τό
bij ἕλκον
ὥσπερ
(zo)als(of)
μητρῴας
μητρῷος = van de moeder, moederlijk
ἕλκον
part. pres. van ἕλκω = zuigen
τήν & τό + part.
acp bij ὁρᾷ
3. πρόσεισιν
< εἶμι (ibo)
τύχης
gen. van 2de lid v/d vergelijking bij κρείττοσι
1.3 1. αἰδεσθείς
part. aor. van αἰδέομαι = zich schamen
2. συνεκτεθέντα
de voorwerpen die bij het kindje werden gevonden
δόξαν
part. aor. van δοκέω = goed schijnen
ἐπιτρέπουσι
ind. pres. van ἐπιτρέπω = toevertrouwen aan + dat.
ποιμενικόν
ποιμενικός = van/voor de schapenhoeder
1.4 1. κοίλη
Emma Vanden Berghe
κοῖλος = hol
XENOFOON VAN EFESE, EFESIAKA
1
2
3
4
5
6
Emma Vanden Berghe
1
2
3 4
5
Emma Vanden Berghe
1.1 1. τὰ πρῶτα
bijwoord bij δυναμένων: eerste, meest
δυναμένων
part. van δύναμαι
ἐπιχωρίας
ἐπιχώριος = (in of) van het land
γίνεται
Ionisch voor γίγνεται
χρῆμα
“used in periphrases to express something strange or extraordinary of its kind” bv. ὑὸς χρῆμα μέγα = a huge monster of a boar; dus waarschijnlijk grote nadruk op “ὡραιότητι σώματος ὑπερβαλλούσῃ”
ὡραιότητι
ὡραιότης (vr.) = rijpheid
κάλλους ...
losse genitief (?)
γενομένου 2. συνήνθει
imperf. van συνανθέω = bloeien
παιδείαν
παιδεία = opvoeding
ἐμελέτα
imperf. van μελετάω = zorgen voor, volgen
μουσικήν
μουσική = “any art over which the Muses presided”
ποικίλην
ποικίλος = gevarieerd
ἤσκει
imperf. van ἀσκέω = “form by art”
θήρα
= jacht
ἱππασία
= paardrijden
ὁπλομαχία
= het vechten met zware wapens
συνήθη
nom. onz. mv. (bij γυμνάσματα) van συνήθης = gewend, gewoon, gebruikelijk
γυμνάσματα
γύμνασμα = oefening
3. περισπούδαστος Emma Vanden Berghe
= erg gewild, erg gewenst
προσεῖχον
προσέχω = vasthouden aan, zich wijden aan
ὡς
als
μειρακίῳ
μειράκιον = jongen
προσεκύνησαν
aor. van προσκυνέω = respectvol groeten
προσηύξαντο
aor. van προσεύχομαι = aanbidden
4. ἐφρόνει
imperf. van φρονέω = hoogmoedig zijn, hoge gedachten hebben van zichzelf
ἠγάλλετο
imperf. van ἀγάλλω = verheerlijken
κατορθώμασι
κατόρθωμα = succes
ὡς
als(of)
κατεφρόνει
καταφρονέω = neerkijken op + gen.
θέαμα
= zicht
ἄκουσμα
= gehoor
κατεφαίνετο
imperf. van καταφαίνω = verklaren,
acc. van betrekking
beschouwen… 5. κατεγέλα
καταγελάω = lachen met + gen.
ὡς
bij part.: subjectieve reden
εἰδότων
< οἶδα
ἔρωτα
ἔρως = Eros
πάντη
= πάντῃ /“in every way”
ἐξέβαλεν
aor. van ἐκβάλλω = verwerpen, afkeuren, afwijzen
ὡς
zie vorige ὡς
ἡγούμενος
losse genitief met causale schakering (?)
ἐρασθείη
opt. aor. van ἔραμαι
ὑποταγείη
opt. aor. van ὑποτάσσω = onderwerpen
θέλων
ond: τις; voorwaardelijke schakering want ontk. ιs μή
6. Emma Vanden Berghe
ἄγαλμα
= standbeeld van een god
ἀπέφαινε
imperf van ἀποφαίνω = beweren
Καὶ εἶχεν οὕτως
en zo was het, dat was het geval…
εἰκών
(vr.) = beeld
ἐπῃνεῖτο
imperf. van ἐπαινέω = prijzen
1.2 1. μηνιᾷ
pres. van μηνιάω = μηνίω = wrok hebben tegen, kwaad zijn om… (met vz. πρός)
φιλόνεικος
= belust op strijd
ὑπερηφάνοις
ὑπερήφανος = arrogant
ἀπαραίτητος
= onverbiddelijk
κατά
+ gen. = tegen
δυσάλωτος
= “hard to catch”
ἐξοπλίσας
part. aor. van ἐξοπλίζω = volledig bewapenen
ἐρωτικῶν
ἐρωτικός = liefdes-
2. πομπεύειν
= deelnemen aan een processie
πολυτελῶς
bw. van πολυτελής = zeer duur
ἐφήβους
ἔφηβος = “one arrived at adolescence”
προσήπτετο
imperf. van προσάπτω = hechten aan, te maken hebben met (kan met gen.)
3. ἔθος
(onz.) = gewoonte
πανηγύρει
πανήγυρις = een feestelijke bijeenkomst ter ere van een nationale god
νυμφίους
νυμφίος = bruidegom
4. παρῄεσαν
imperf. van πάρειμι (ibo)
στίχον
στίχος = rij
ἱερά
ἱερόν = offer
Emma Vanden Berghe
δᾷδες
δαίς (vr.) = toorts
κανᾶ
κάνεον = rieten mand
θυμιάματα
θυμίαμα = wierook
σκεύη
σκεῦος (onz.) = uitrusting, materiaal
κυνηγετικά
κυνηγετικός = om te jagen
ἐραστήν
ἐραστής (m.) = minnaar
5. τάξεως
τάξις = opstelling in een rij, positie…
οἷον
οἷος + inf.: “implies fitness or ability for a thing” = geschikt om te, dat moet …
σχήματος
σχῆμα = vorm, figuur
ὥραν
ὥρα = seizoen, periode?
συνεβάλλετο
συμβάλλω + εἰς = passen bij of iets dergelijks…
Emma Vanden Berghe
Theofrastos, ΚΟΛΑΞ 1 [De vleierij zou men kunnen opvatten als een schandelijk samenkomen te zijn, in het voordeel zijnde van de vleier.] 2 De vleier is zo iemand die zegt aan degene die met hem wandelt: “Ben je je ervan bewust dat de mensen naar jou kijken? En dat gebeurt bij niemand van de mensen in de stad behalve jou”, <en> “Je was gisteren populair in de stoa”. Want terwijl er meer dan dertig mensen neerzaten en wanneer de discussie aan de orde kwam wie de beste was volgens zijn eigen mening, kwamen ze, nadat ze allemaal begonnen waren bij hun eigen naam, bij hem terecht. 3 En terwijl hij tegelijkertijd dezelfde dingen zegt, neemt hij een pluisje weg van zijn mantel, en wanneer er iets op het haar van zijn hoofd door de wind terechtkomt, plukt hij dat vlokje weg, en nadat hij in de lach is geschoten, zegt hij: “Zie je? In twee (van) dagen dat ik jou niet heb ontmoet, heb je een baard vol grijze haren gekregen. Hoewel je in vergelijking met de anderen [lett. als er al iemand anders is die…] van jouw leeftijd, een zwarte haardos hebt”. 4
En wanneer hij (= het
‘slachtoffer’) iets aan het zeggen is, beveelt hij de andere te zwijgen en hem al luisterend te eren, en hij merkt op, wanneer hij ophoudt, “Juist”, en hij lacht met hem (= de gevleide), die flauwe grappen maakt, en hij duwt zijn kleed in zijn mond, alsof hij zijn lach helemaal niet kan inhouden. 5 En hij beveelt de voorbijgangers om te blijven staan, totdat hijzelf (= de gevleide) voorbij is gegaan. 6 En hij geeft appels en peren, nadat hij ze gekocht en gebracht heeft, aan zijn kinderen, wanneer hij aan het kijken is, en nadat hij hen heeft gekust, zegt hij: “Kroost van een gouden vader.” 7 En wanneer hij mee schoenen gaat kopen, zegt hij dat zijn voeten meer geproportioneerd zijn dan de sandaal. 8 En wanneer hij (= de gevleide) wandelt naar een van zijn vrienden, nadat hij (= de vleier) voorop is gaan lopen, zegt hij: “Hij komt naar jou”, en nadat hij is teruggekeerd: “Ik heb je aangekondigd.” 9 Hij is zeker in staan om in één adem de dingen uit de vrouwenmarkt de bedienen (dus: wsl om daar inkopen te gaan doen). 10 En als eerste van de gasten, eert hij de wijn en zegt hij aan degene die naast hem ligt: “Hoe verfijnd ontvang je gasten!” En nadat hij iets van de dingen op tafel heeft genomen, zegt hij: “Dat <doe ik> alsof het nodig is (dus niet omdat hij nog honger heeft, maar omdat het zo goed is).” En hij vraagt of hij (de gevleide) koud heeft en of hij wil dat er wordt gelegd, en terwijl hij dezelfde dingen nog aan het zeggen is, omhult hij hem. En terwijl hij tegelijkertijd naar zijn oor voorover buigt, fluistert hij. En terwijl hij naar hem kijkt, praat hij met de anderen. 11 En wanneer hij de kussens van een slaaf/kind in het theater heeft afgenomen, legt hij die zelf onder (de gevleide). 12 En hij zegt dat zijn huis goed gebouwd is en dat zijn landgoed goed is onderhouden en dat zijn portret gelijkend is. Emma Vanden Berghe
13 [Kortom is het mogelijk dat de vleier kijkt, terwijl hij alles zegt en doet, voor degene voor wie het mogelijk is genoegen te doen.]
Emma Vanden Berghe
Theofrastos, ΛΑΛΟΣ 1 [Het gebabbel, als iemand die wil definiëren, zou een ongecontroleerdheid kunnen blijken van het woord.] 2 De babbelaar is zo iemand die aan degene die hem tegemoet komt, wie hem ook aanspreekt, zegt dat het niets is en dat hij alles weet en dat, wanneer men naar hem luistert, men zal leren. 3 En aan degene die ertussen antwoordt, voegt hij toe, nadat hij heeft gezegd: “Vergeet jij niet wat je van plan bent te zeggen”, en “Goed dat je mij eraan herinnerde” en “Wat is babbelen toch nuttig hé” en “wat ik over het hoofd heb gezien” en “Je hebt de zaak snel begrepen” en “Vooraf hield ik in de gaten, of je tot hetzelfde als ik zou komen”, en hij maakt zich andere zulke storingen eigen, zodat degene die hem tegemoet kwam, niet op adem kwam. 4 En wanneer hij hen één voor één uitput, is hij bekwaam om de samengetroepte mensen en mensen die bij elkaar zijn gaan staan, te doen weggaan en vluchten terwijl ze intussen zaken aan het doen waren. 5 En terwijl hij naar de leerscholen en worstelscholen gaat, verhindert hij dat de kinderen worden onderwezen. [Hij bespreekt dergelijke dingen met de trainers en onderwijzers.] 6 En hij is in staat om de mensen die zeggen dat ze weggaan, te begeleiden en terug te brengen naar hun huis. 7 En aan de mensen die die dingen vernomen hebben, vermeldt hij de dingen vanuit de volksvergadering, en vertelt hij er ook de woordenstrijd die ooit gebeurde ten tijde van Aristofoon en de woordenstrijd bij de Spartanen ten tijde van Lysander, en <de woorden waarmee hij> populair werd in de volksvergadering, nadat hij die (οὕς) zelf had gezegd, en terwijl hij tegelijkertijd uiteenzet, gooit hij er een aanklacht tegen de democratie tussen, zodat de toehoorders waarlijk niet meer kunnen volgen (lett. vergeten) of in slaap vallen of in het midden (), nadat ze hebben achtergelaten, bevrijd worden. 8 Terwijl hij mee een vonnis uitspreekt, verhindert hij het oordelen, en terwijl hij in het theater zit het kijken, en terwijl hij aan een banket deelneemt, verhindert hij het eten. 9 En hij zegt: “Het is moeilijk voor mij om te zwijgen en dat “zijn tong in het vochtige is” en dat hij niet zou kunnen zwijgen, zelfs niet als hij meer praatziek schijnt te zijn dan de zwaluwen. 10 En wanneer hij wordt bespot, verdraagt hij dat, zelfs/ook door zijn eigen kinderen, wanneer ze hem, die al wil gaan slapen, verhinderen terwijl ze zeggen: “Papa, vertel ons iets, opdat we in slaap vallen (lett. opdat de slaap ons grijpt).”
Emma Vanden Berghe
Theofrastos, ΟΛΙΓΑΡΧΙΚΟΣ 1 [De oligarchie zou een zekere keuze kunnen schijnen te zijn, die (bij keuze) die kracht en voordeel nastreeft.] 2 De oligarch is zo iemand die, wanneer de volksvergadering wil dat er enkelen worden verkozen naast de archont, om te zorgen voor de optocht, nadat hij (de oligarch) erbij is gekomen, zijn mening zegt, dat het nodig is da zij met onbeperkte macht zijn, en als anderen er tien voorstellen, zegt hij: “Één is voldoende, het is nodig dat die persoon een burger (lett. man) is.”, en van de verzen van Homeros onthoudt hij enkel dat ene: “Heerschappij van velen is niet goed, er moet één heerser zijn.”, maar van de andere weet hij niets. 3 Natuurlijk is hij bekwaam om dergelijke (van de) woorden te gebruiken: “Het is nodig dat wijzelf, nadat we zijn samengekomen, beraadslagen over die dingen en dat wij ons losmaken van de massa en de markt en dat wij ophouden ambten te ambiëren en over die dingen (de massa enz.) zo beledigen en straffen.” en: “Het is nodig dat ofwel zijn ofwel wij de stad besturen.” 4 En wanneer hij tijdens het midden van de dag (acc. van duur) naar buiten gaat en zijn mantel heeft aangetrokken en zijn haar halflang heeft geknipt en nauwkeurig zijn nagels heeft geknipt, schrijdt hij statig voort en uit tragisch dergelijke woorden: “Door de valse aanklagers is het niet bewoonbaar in de stad.” en: “In de rechtszalen ondergaan wij vreselijke dingen door de omkopers.” en: “Ik vraag me af wat ze willen, de mensen die in de politiek gaan.” en: “De volksvergadering en het vergeetachtige (?) is onaangenaam tegenover degene die verdeelt en neemt.” en dat hij zich schaamt in de volksvergadering wanneer er iemand naast hem zit, die klein en vuil is. 5 En hij zegt: “Zullen wij ooit ophouden door liturgieën en triërarchieën ten onder te gaan?” en: “Het geslacht van de demagogen is verdienend gehaat te worden.”, nadat hij heeft gezegd dat Theseus als eerste de oorzaak van de slechte dingen in de stad is geworden. (losse accusatief) Nadat dat immers vanuit twaalf steden naar één stad werd gebracht, nadat het koningschap was vernietigd. En zelf ondergaat hij rechtvaardige dingen. Eerst gaat hij immers zelf ten onder door hen (?). 6 [en dergelijke dingen zijn anders tegenover de vijanden en de gelijkgezinden van de burgers en dezelfde (voor) degenen die iets ondernemen (?)]
Emma Vanden Berghe
Plato, Ioon <…> = verzwegen ΣΩ.
Gegroet, Ioon. (lett. ik beveel dat Ioon het goed stelt) Waarvandaan ben je ons voor de huidige situatie komen bezoeken? Of van thuis uit Efese?
ΙΩΝ.
Helemaal niet, Sokrates, maar uit Epidauros, vanuit de Aslkepiosfeesten .
ΣΩ.
De Epidauriërs richten toch ook geen wedstrijd van rapsoden in voor de god?
ΙΩΝ.
Natuurlijk wel, ook van de andere muzische zelfs.
ΣΩ.
En dan? Nam je deel aan iets voor ons? En hoe heb je het er vanaf gebracht? (lett. en hoe heb je aan iets deelgenomen?)
ΙΩΝ.
We hebben de eerste van de wedstrijdprijzen (mee)gebracht, Sokrates.
ΣΩ.
Ik ben blij dat te horen. (lett. dat zeg je goed) Hopelijk winnen we ook de Panathenaia. (lett. maak dat we ook de Panathenaia zullen winnen.)
ΙΩΝ.
Maar het zal zo zijn (lett. die dingen zullen zijn), als de goed het wil.
ΣΩ.
Zeg, (= καὶ μὴν) ik was vaak zelfs jaloers op jullie, de rapsoden, Ioon, omwille van <jullie> kunst. Want enerzijds het feit dat (= τὸ) het gepast is voor jullie kunst om altijd opgesmukt zijn wat betreft het lichaam en om zo mooi mogelijk voor de dag te komen, anderzijds het feit dat het noodzakelijk is om zich bezig te houden met zowel vele andere dichters als goede en vooral in Homeros, de beste en goddelijkste van de dichters, en om de gedachtegang van hem te begrijpen, niet alleen de gedichten/verzen, is te benijden.*
* opbouw van de zin
Emma Vanden Berghe
Want enerzijds het feit dat het altijd opgesmukt zijn wat betreft het lichaam gepast is voor jullie kunst en het zo mooi mogelijk voor de dag komen anderzijds het feit dat het noodzakelijk is
ond. van “is te benijden” ond. van “gepast is” bij “het feit dat…” ond. van “gepast is” ond. van “is te benijden” bij “het feit dat…”
om zich bezig te houden met…
ond van “het noodz…”
en om de gedachtegang van hem te…
ond van “het noodz…”
is te benijden.
Emma Vanden Berghe
hoofdwerkwoord
Een rapsode zou immers nooit goed kunnen worden/ immers nooit een goede rapsode kunnen worden, als hij de dingen die worden gezegd door de dichter niet zou begrijpen. Want het is nodig dat de rapsode vertolker/interpretator wordt van de gedachtegang van de dichter voor de luisteraars. Maar hij is niet in staat om dat goed te doen als hij niet begrijpt wat de dichter zegt. Die dingen zijn het dus allemaal waard om benijd te worden. ΙΩΝ.
Je zegt ware dingen, Sokrates. Voor mij dus althans verschafte dat meer werk van de kunst, en ik meen dat ik het beste van de mensen over Homeros spreek, zodat noch Metrodoros van Lampsakos noch Stesimbrotos van Thasos noch Glaukoon noch ook maar iemand anders van degenen die er ooit waren zo vele en mooie gedachten te zeggen had over Homeros als ik.
ΣΩ.
Dat doet me plezier te horen, Ioon. dus duidelijk dat je niet zal weigeren om mij een vertoning te geven.
ΙΩΝ.
Het is het ook zeker waard althans om te luisteren, Sokrates, hoe goed ik Homeros heb verheerlijkt. Dus meen ik dat ik het waard ben om door de Homeriden met een gouden kroon omkranst te worden.
ΣΩ.
En ik zal zeker nog tijd maken om naar jou te luisteren, maar antwoord mij nu het volgende: ben jij enkel bekwaam over Homeros of ook over Hesiodos en Archilochos?
ΙΩΝ.
Helemaal niet, maar enkel over Homeros. Want dat lijkt mij genoeg te zijn.
ΣΩ.
Maar is er iets waarover Homeros en Hesiodos dezelfde dingen zeggen?
ΙΩΝ.
Ik althans meen dat er zelfs veel zijn.
ΣΩ.
Zou je dus over die dingen beter kunnen uitleggen wat Homeros zegt dan wat Hesiodos zegt?
ΙΩΝ.
Ik zou op dezelfde manier over die dingen kunnen uitleggen, Sokrates, over dewelke ze hetzelfde zeggen.
ΣΩ.
Maar wat waarover ze niet hetzelfde zeggen? Bijvoorbeeld over de waarzeggerskunst zegt Homeros iets en Hesiodos .
ΙΩΝ.
Inderdaad.
ΣΩ.
Wat dan? die die (twee) dichters gelijk en die ze anders zeggen over de waarzeggerskunst, zou jij die beter kunnen uitleggen of iemand van de goede waarzeggers?
ΙΩΝ.
van de waarzeggers.
ΣΩ.
Als jij een waarzegger was, zou je dan niet (οὐκ best in hoofdzin), indien je tenminste in staat was om over de dingen die gelijk worden gezegd uitleg
Emma Vanden Berghe
te geven, ook over de dingen die verschillend worden gezegd kunnen uitleg geven? (irr. H.) ΙΩΝ.
Zeker wel.
ΣΩ.
Dus waarom ben jij dan bekwaam over Homeros, maar niet over Hesiodos, en ook niet over de andere dichters? Spreekt Homeros dan over bepaalde andere dingen dan precies die dingen waarover alle andere dichters samen <spreken>? Heeft hij niet meestal over oorlog geschreven en over ontmoetingen van goede en slechte mensen met elkaar en van ongeschoolden en van deskundigen, en over goden die met elkaar en met mensen ontmoeten, zoals ze samenleven, en over de gebeurtenissen van de hemel(s) en over de gebeurtenissen in de Hades, en de oorsprong(en) van goden en helden? (soms staat er een meervoud in het Grieks dat niet zo elegant klinkt in het Nederlands ) Zijn het niet die dingen waarover Homeros zijn creatie/poëzie heeft gemaakt?
ΙΩΝ.
Je hebt gelijk, Sokrates.
ΣΩ.
Wat <doen> de andere dichters? <Spreken zij> niet over diezelfde dingen?
ΙΩΝ.
Ja, maar, Sokrates, ze hebben het niet op dezelfde manier gedaan als Homeros.
ΣΩ.
Hoe dan? slechter?
ΙΩΝ.
Juist.
ΣΩ.
Homeros het beter ?
ΙΩΝ.
Werkelijk beter, bij Zeus.
ΣΩ.
Maar dus, beste vriend Ioon, wanneer over rekenkunst, terwijl velen spreken, één iemand het beste spreekt, dan zal toch wel iemand degene die goed spreekt herkennen/vaststellen/… ?
ΙΩΝ.
Dat beweer ik.
ΣΩ.
dus dezelfde persoon die ook de slechte sprekers , of iemand anders?
ΙΩΝ.
Iemand anders, natuurlijk.
ΣΩ.
Zal het dus die persoon zijn, die de rekenkunst beheerst?
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Wat dan wanneer er, terwijl er velen spreken over gezond voedsel, “wat voor iets dat ook is”, één iemand het beste spreekt? Zal dan de ene persoon degene die het beste spreekt herkennen, omdat hij het beste spreekt, en een ander persoon dan <degene die> slechter <spreekt>, omdat slechter <spreekt>, of dezelfde persoon ?
Emma Vanden Berghe
ΙΩΝ.
Dat is toch duidelijk, dezelfde natuurlijk.
ΣΩ.
Wie is dat dan? Wat is zijn naam? (lett. welke naam is aan hem?)
ΙΩΝ.
De dokter.
ΣΩ.
Dus samengevat (lett. in de hoofdzaak), zeggen we dat dezelfde persoon altijd zal herkennen, terwijl velen over dezelfde dingen spreken, wie goed spreekt en wie slecht spreekt? Of als hij de slechte spreker niet zal herkennen, is het duidelijk dat hij ook niet de goede <spreker zal herkennen>, althans over hetzelfde onderwerp?
ΙΩΝ.
Zo is het.
ΣΩ.
Dus dezelfde persoon wordt bekwaam over beide dingen? (= de goede en slechte spreker)
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Dus jij beweert dat zowel Homeros als de andere dichters, in welke ook Hesiodos en Archilochos zijn, over dezelfde dingen althans spreken, maar niet op dezelfde manier, en dat de ene goed <spreekt> en de anderen slechter?
ΙΩΝ.
En ik spreek de waarheid.
ΣΩ.
Dus, als jij tenminste de goede spreker herkent, zou je ook de slechtere sprekers herkennen omdat ze slechter spreken?
ΙΩΝ.
Zo lijkt het althans… (hier begint hij te twijfelen)
ΣΩ.
Dus, beste, terwijl wij zeggen dat Ioon even (= ὁμοίως) bekwaam is over Homeros als (= καὶ) over de andere dichters, zullen wij ons niet vergissen, aangezien hij het althans zelf eens is dat dezelfde persoon een geschikte beoordelaar zal zijn van allen die over dezelfde dingen spreken, en (aangezien hij het eens is) dat de dichters bijna allemaal hetzelfde doen?
ΙΩΝ.
Wat is ooit dus de reden, Sokrates, dat ik, telkens wanneer iemand over een andere dichter uitleg geeft, noch aandachtig ben, noch in staat ben om ook maar iets bij te dragen waardig om uit te spreken (lett. waardig van woord), maar eenvoudigweg in slaap val, maar telkens wanneer iemand over Homeros vermeldt, ik opnieuw wakker ben (lett. P. perf.: ben ik wakker gemaakt
ΣΩ.
Dat is althans niet moeilijk om te portretteren, vriend, maar het is voor iedereen duidelijk dat je door kunst en kennis niet in staat bent om over Homeros te spreken. Want als je door kunst in staat was, was je ook in staat om over alle andere dichters te spreken. Want er bestaat ergens een dichtkunst als een geheel. Of niet?
Emma Vanden Berghe
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Dus telkens als iemand ook welke kunst ook in haar geheel beschouwt, is dat dezelfde manier van het onderzoek over alle kunsten? Heb jij dat nodig, om iets van mij te horen, Ioon, (nl.) wat ik daaronder versta? (lett. hoe ik dat zeg?)
ΙΩΝ.
Ja, bij Zeus, Sokrates, ik zeker! Ik verheug me immers bij het luisteren naar jullie wijzen.
ΣΩ.
Ik zou jou de waarheid willen zeggen, Ioon. Maar wijs zijn jullie, meen ik (= που), de rapsoden en toneelspelers en de mensen wiens gedichten jullie bezingen, ik spreek niets anders dan de waarheid, welke zaak/zoals (= οἷον) redelijk dat een ongeschoolde mens dat (slaat op: welke zaak) zegt. Trouwens, over datgene waarover ik je nu vroeg, kijk hoe gemakkelijk en alledaags en eigen aan elke man om te weten wat ik zei, (nl. dat) het hetzelfde onderzoek is, telkens wanneer iemand de kunst in haar geheel beschouwt. Laten we dus redeneren; bestaat er immers een schilderkunst in haar geheel?
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Dus veel schilders zijn er én zijn er geweest, goede en gemiddelde?
ΙΩΝ.
Helemaal waar.
ΣΩ.
Zag jij ooit al iemand die over Polugnotos, de zoon van Aglaophoon, bekwaam is aan te tonen wat hij goed schildert en wat niet, maar over de andere schilders onbekwaam is, en , telkens als er iemand de werken van de andere schilders bespreekt, in slaap valt en geen uitweg ziet en niets heeft om bij te dragen, maar , telkens als <er iemand> over Polugnotos of een andere die je ook maar wil van de schilders, en (telkens als) het nodig is dat van enkel één <schilder> de mening wordt aangetoond, wakker is en aandachtig is en veel heeft te zeggen?
ΙΩΝ.
Nee, bij Zeus, helemaal niet.
ΣΩ.
Hoe zit het met de beeldhouwkunst? (lett. wat in de beeldhouwkunst?) Zag jij al iemand die over Daidalos, de zoon van Metion of Epeios, de zoon van Panopeos of Theodoros van Samos of een andere beeldhouwer, over één , bekwaam is uit te leggen welke dingen hij goed heeft gedaan, maar over (lett. in) de werken van de andere beeldhouwers niets weet en in slaap valt, terwijl hij niets kan zeggen?
ΙΩΝ.
Nee, bij Zeus, die heb ik niet gezien.
Emma Vanden Berghe
ΣΩ.
Maar inderdaad, zoals ik meen, noch in het fluitspel noch in het citerspel noch in de zang begeleid door de citer nog in de voordrachtkunst zag jij ooit al een man die over Olumpos bekwaam is om uitleg te geven of over Thamuros of over Orfeus of over Femios, de rapsode van Ithaka, maar over Ioon, de rapsode van Efese, niets weet en niets kan bijdragen over de dingen die hij goed voordracht en de dingen die niet goed .
ΙΩΝ.
Ik kan jou daarover niet tegenspreken, Sokrates. Maar dat weet ik over mezelf, (nl.) dat ik het mooiste van de mensen over Homeros spreek en dat ik veel weet en dat alle anderen zeggen dat ik goed spreek, maar over de anderen niet. Kijk dan toch wat dat is.
MIDDENDEEL: Volgens Sokrates kent Ioon Homeros zo goed door een goddelijke kracht, niet door vaardigheid of kunst. Dit vergelijkt hij met magneten, “stenen van Herakles”, waaraan een keten van ringen kan blijven hangen. Zo gaat dat ook bij de muze en dichters, die op hun beurt ook andere dichters inspireren (zoals de ringen). Ook lyrische dichters werken zo. Dat wordt ook nog eens vergeleken met bijen die honing halen. Ook het genre kiest men niet zelf, dat wordt ook besloten door de muze. (als alles van kunst kwam, zouden ze alle genres beheersen) Orakels en zieners missen hun rede, zo toont de godheid dat de informatie van hem komt. Sokrates geeft het voorbeeld van Tynnichos van Chalkis, geen goede dichter, die toch één mooi gedicht heeft geschreven. Dit toont aan dat de dichter enkel de bemiddelaar is van de godheid. Ioon gaat ermee akkoord dat rapsoden het werk van dichters vertolken, en dus vertolkers van vertolkers zijn. Wanneer Sokrates vraagt aan Ioon of hij ook buiten zinnen is als hij voordraagt, antwoordt Ioon dat hij zich helemaal inleeft. Daarbij is hij volgens Sokrates niet meer bij rede, en hetzelfde gebeurt bij het publiek. Muze
Homeros
Ioon Emma Vanden Berghe
Publiek Ioon is bezeten door Homeros: andere dichters hebben niet hetzelfde effect op hem. Dat komt door dat goddelijke voorrecht.
ΙΩΝ.
Je zegt het goed, Sokrates. Ik zou werkelijk verwonderd zijn als je het zo goed zou zeggen, dat je mij zou overtuigen dat ik bezeten en waanzinig Homeros vereer. Volgens mijn mening (lett. ik meen) zou ik ook niet waarachtig blijken aan jou (of zoiets), als je mij iets zou horen zeggen over Homeros.
ΣΩ.
En ik wil ook werkelijk luisteren, maar echt niet voordat je mij het volgende beantwoordt (eventualis?): over de dingen die Homeros zegt, over dewelke spreek jij goed? Want toch zeker niet over allemaal althans.
ΙΩΝ.
Weet goed, Sokrates, over absoluut alles.
ΣΩ.
Dan toch helemaal niet over die dingen die jij toevallig bent tegen gekomen zonder er iets van te weten, maar Homeros spreekt <er wel over>.
ΙΩΝ.
En welke dingen zijn dat, die Homeros zegt, maar die ik niet weet?
ΣΩ.
Spreekt Homeros niet over veel kunsten werkelijk op veel plaatsen en vaak? Bijvoorbeeld ook over de menkunst. Als ik mij de verzen herinner, zal ik ze tonen aan jou.
ΙΩΝ.
Maar ik zal ze zeggen, ik heb ze me immers herinnerd.
ΣΩ.
Zeg mij dan wat Nestor zegt aan Antilocho, zijn zoon, wanneer hij hem aanspoort om voorzichtig te zijn rond het keerpunt in de wagenren ter ere van Patroklos.
ΙΩΝ.
vertaling zie woordenschat van prof. Demoen
ΣΩ.
Dat volstaat. Of Homeros die woorden juist zegt of niet, Ioon, wie zou dat beter weten, de geneesheer of de paardenmenner?
ΙΩΝ.
De paardenmenner natuurlijk.
ΣΩ.
Omdat hij de kunst heeft of omwille van iets anders?
ΙΩΝ.
Nee, maar omdat hij de kunst .
ΣΩ.
Dus het werk door de godheid heeft aan elk van de kunsten gegeven dat zij in staat is om dat te weten? Het is toch niet zo dat de dingen die we weten door de stuurmanskunst, we ook zullen weten door de geneeskunst.
ΙΩΝ.
Nee, inderdaad niet.
Emma Vanden Berghe
ΣΩ.
En wat <we weten> door de geneeskunst, die dingen <weten we ook> niet door de timmermanskunde.
ΙΩΝ.
Helemaal niet.
ΣΩ.
Dus zo bij alle kunsten, de dingen die we te weten komen door de ene kunst, we niet zullen te weten komen door de andere? Maar eerder dan dat, antwoord mij het volgende: beweer jij dat deze, een kunst is, en die, een andere?
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Zoals ik concludeer, telkens wanneer de ene kunst kennis is van sommige zaken, en de andere , van andere , noem ik zo de ene , de ene (BVG bij noemen) en de andere , de andere kunst, net zoals jij?
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Dus (γάρ kan soms ook concluderend zijn) als er ergens een kennis van dezelfde zaken zou zijn, waarom zouden wij beweren dat er enerzijds de ene is en anderzijds de andere, aangezien dezelfde dingen te weten zijn door beide? Zo weet ik ook dat deze vingers met vijf zijn, en jij, zoals ik, weet over die dingen hetzelfde. En als ik jou zou vragen of wij dezelfde dingen weten door dezelfde kunst, nl. de rekenkunst, jij, en ik, of door een andere, dan zou jij beweren dat het door dezelfde .
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Dat wat ik dus zo juist van plan was om aan jou te vragen, zeg nu, of het bij alle kunsten zo aan jou lijkt, dat het noodzakelijk is dezelfde dingen te weten door dezelfde kunst, en niet dezelfde dingen door de andere , maar als het tenminste een andere is, het nodig is dat ook andere dingen leert kennen.
ΙΩΝ.
Zo lijkt het mij, Sokrates.
ΣΩ.
Dus al wie een kunst niet bezit, zal niet in staat zijn om de gezegde en gedane dingen van die kunst goed te weten?
ΙΩΝ.
Je spreekt de waarheid.
ΣΩ.
Dus over de verzen die jij zei, of Homeros ze goed zegt of niet, zal jij dat beter weten of de wagenmenner?
ΙΩΝ.
De wagenmenner.
ΣΩ.
Want jij bent zonder twijfel (= που) een rapsode, maar geen wagenmenner.
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Maar is de rapsodekunst anders dan de menkunst?
ΙΩΝ.
Ja.
Emma Vanden Berghe
ΣΩ.
Als anders , is het ook kennis over andere zaken.
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Wat dan wanneer Homeros vertelt hoe Hekamede, de bijvrouw van Nestor, aan de gewonde Machaon een mengsel geeft om te drinken? En hij zegt het ongeveer (= πως) zo: vertaling zie woordenschat van prof. Demoen of Homeros die dingen juist zegt of niet, is het eigen aan de geneestkunst om dat goed te begrijpen of de rapsodekunst?
ΙΩΝ.
De geneeskunst.
ΣΩ.
Wat dan, wanneer Homeros zegt: vertaling zie woordenschat van prof. Demoen Moeten wij beweren dat het eigen is aan de visserskunst om die dingen beter te beoordelen of de rapsodekunst, welke dingen/alle dingen die (LV bij κρῖναι, methinks) hij ofwel goed zegt ofwel niet?
ΙΩΝ.
Het is duidelijk, Sokrates, dat het de visserskunst .
ΣΩ.
Kijk eens, als je me zou ondervragen, en als je me dan de vraag zou stellen (uitleg van Thomas Lagaisse, dus zeker juist ): “Dus aangezien, Sokrates, je in Homeros passages vindt, die passen bij elk van die kunsten om te beoordelen, vind dan voor mij ook de passages van de waarzegger en de waarzeggerskunst, dewelke er zijn, die passen bij hem (= de waarzegger) om in staat te zijn te onderscheiden, of ze goed of slecht zijn gemaakt.” Kijk hoe gemakkelijk ik ook de waarheid aan jou zal antwoorden. Want vaak zegt hij ook in de Odyssee zoals bijvoorbeeld wat (= ἃ) de waarzegger, Theoklumenos, van de afstammelingen van Melampous zegt tegen de vrijers. vertaling zie woordenschat van prof. Demoen en ook vaak in de Ilias, zoals bijvoorbeeld over de strijd om de muren; hij zegt immers ook het volgende. vertaling zie woordenschat van prof. Demoen Ik zal beweren dat die dingen en de volgende dingen passen bij de waarzegger om zowel te onderzoeken als te beoordelen.
ΙΩΝ.
Terwijl je de waarheid zegt, Sokrates.
ΣΩ.
Ook jij, Ioon, zegt die waarachtige dingen. Dus kom op, <doe> jij dit ook voor mij, zoals ik voor jou zowel uit de Odyssee als uit de Ilias <passages> uitkoos, dewelke eigen zijn aan de waarzegger en dewelke <eigen zijn> aan de geneesheer en dewelke <eigen zijn> aan de visser, kies jij ook zo voor mij uit, aangezien jij ook met meer ervaring bent, dan ik, met de passages van
Emma Vanden Berghe
Homeros, (kies passages uit) dewelke eigen zijn aan de rapsode, Ioon, en aan de rapsodekunst, die passen aan de rapsode om zowel te onderzoeken als te oordelen naar de andere mensen toe. ΙΩΝ.
Ik beweer, Sokrates, dat het alle passages .
ΣΩ.
Je beweert niet, Ioon, dat het alle passages . Of ben je zo vergeetachtig? Het zou nochtans niet gepast zijn dat een man als rapsode vergeetachtig is.
ΙΩΝ.
Wat vergeet ik dan?
ΣΩ.
Herinner je je niet (lett. heb je je het niet herinnerd, maar dat kun je dus ook als een presens vertalen, denk + hoop ik toch) dat je beweerde dat de rapsodekunst anders is dan de menkunst?
ΙΩΝ.
Ik herinner het me.
ΣΩ.
Dus je geeft toe dat <de kunst> andere dingen zal weten, omdat ze anders is?
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Zal de rapsodekunst niet alles weten volgens jouw woord, en ook niet de rapsode?
ΙΩΝ.
Behalve misschien zulke dingen, Sokrates.
ΣΩ.
Bedoel je met zulke dingen (lett. met “zeggen”) <de dingen> behalve die van de andere kunsten?
ΙΩΝ.
Ongeveer.
ΣΩ.
Maar welke dingen zal die (= de rapsodekunst) dan weten, aangezien niet alles <weet>?
ΙΩΝ.
die passen, dat meen ik althans, aan een man om te zeggen en zulke die <passen> aan een vrouw, en zulke die <passen> aan een slaaf en zulke die <passen> aan een vrij man, en zulke die <passen> aan een leider en zulke die <passen> aan een archont ().
ΣΩ.
Maar <de dingen> dewelke aan de archont, zeg je, passen te zeggen op zee, terwijl het schip wordt geteisterd door een storm, zal de rapsode die beter weten of de stuurman?
ΙΩΝ.
Nee, maar de stuurman dat althans <weten>.
ΣΩ.
Maar <de dingen> dewelke passen aan een archont om te zeggen, terwijl iemand ziek is, zal de rapsode dat beter weten dan/of de geneesheer?
ΙΩΝ.
Dat ook niet. (dus de rapsode zal het niet beter weten)
ΣΩ.
Maar bedoel je <de dingen> die passen aan een slaaf ?
ΙΩΝ.
Ja.
Emma Vanden Berghe
ΣΩ.
De dingen, zeg je, die passen aan een slaaf, net als aan een koeherder, om te zeggen terwijl zijn runderen wild zijn (best als losse genitief want “kalmeren” staat hier normaal gezien niet met gen.), terwijl hij hen kalmeert, zal de rapsode (die dingen) weten, maar niet de koeherder?
ΙΩΝ.
Helemaal niet.
ΣΩ.
Maar dewelke passend zijn voor een vrouw om te zeggen over de arbeid van wol, als wolspinster?
ΙΩΝ.
Nee.
ΣΩ.
Maar zal <de rapsode de dingen> weten die passen bij een man om te zeggen als strateeg die zijn soldaten aanspoort?
ΙΩΝ.
Bij Zeus, de rapsode zal zulke dingen weten.
ΣΩ.
Maar waarom? Is de rapsodekunst aanvoerderskunst?
ΙΩΝ.
Ik althans zou in elk geval <de dingen> kunnen weten, waarvan het past dat een generaal ze zegt.
ΣΩ.
Dus misschien ben je ook ervaren in de aanvoerderskunst, Ioon. Want als je ook toevallig ervaren in de ruiterkunst was en tegelijkertijd onderlegd in het citerspel, dan had je ook paarden die goed en slecht rijden herkend. Maar als ik je vroeg: “Door welke kunst, Ioon, herken je de paarden die goed rijden? betreffende welke je ruiter bent of <de kunst> betreffende welke je citerspeler bent?” Wat zou je mij dan geantwoord hebben?
ΙΩΝ.
Betreffende welke < ik> ruiter , zou ik althans .
ΣΩ.
Dus als je degenen die goed de citer bespelen onderscheidde, zou je dan toegeven dat je door die , betreffende welke je citerspeler bent, onderscheidt, maar niet door <de kunst> betreffende welke je ruiter bent?
ΙΩΝ.
Ja.
ΣΩ.
Aangezien je de zaken i.v.m. de aanvoerderskunst kent, ken je die <door de kunst> betreffende welke je ervaren in de aanvoerderskunst bent, of betreffende welke je een goede rapsode bent?
ΙΩΝ.
Er lijkt mij niets te verschillen.
ΣΩ.
Hoe bedoel je, niets verschillen? Ze je dat er één rapsodenkunst is en <één> aanvoerderskunst is, of twee?
ΙΩΝ.
Er schijnt er één aan mij.
ΣΩ.
Al wie een goede rapsode is, is die toevallig ook een goede aanvoerder?
ΙΩΝ.
Zeer zeker, Sokrates.
Emma Vanden Berghe
ΣΩ.
Dus ook al wie toevallig een goede aanvoerder is, is ook een goede rapsode.
ΙΩΝ.
Dat lijkt mij daarentegen niet zo.
ΣΩ.
Maar lijkt dat (juist) aan jou, (nl. dat) al wie althans een goede rapsode is, ook een goede strateeg is?
ΙΩΝ.
Helemaal.
ΣΩ.
Dus jij bent de beste rapsode van de Grieken?
ΙΩΝ.
Verreweg, Sokrates.
ΣΩ.
Ben jij in werkelijkheid (= ἦ) ook de beste strateeg van de Grieken?
ΙΩΝ.
Weet goed, Sokrates. En omdat ik die dingen uit Homeros heb geleerd.
ΣΩ.
Maar waarom dan, bij de goden, Ioon, terwijl je de beste van de Grieken bent wat betreft beide dingen, zowel als strateeg als rapsode, citeer je al rondreizend gedichten voor de Grieken, en voer je niet aan? Of lijkt er volgens jou veel nood te zijn voor de Grieken aan een rapsode die met een gouden kroon omkranst wordt, en geen nood aan een aanvoerder?
ΙΩΝ.
Onze stad, Sokrates, wordt immers bestuurd en aangevoerd door jullie en heeft geen nood aan een aanvoerder, onze stad en die van de Spartanen zou mij niet kunnen kiezen als aanvoerder. Jullie menen immers zelf geschikt te zijn.
ΣΩ.
Beste Ioon, ken jij Apollodoros van Kuzikos niet?
ΙΩΝ.
Wie is dat?
ΣΩ.
… die de Atheners vaak als generaal voor zichzelf hebben verkozen, hoewel hij een vreemdeling was. En Fanosthenes van Andros en Herakleides van Klazomenai, die deze stad, hoewel ze vreemdelingen waren, omdat ze hadden bewezen dat ze vermeldenswaardig waren, naar het bevelhebberschap en naar de andere machten leidde. Zullen ze Ioon van Efese niet verkiezen als aanvoerder en vereren, als hij hen vermeldenswaardig lijkt te zijn? Maar waarom? Zijn jullie, de Efesiërs, geen Atheners van oorsprong, en is Efese minder dan geenenkele stad? (De vetgedrukte woorden staan allemaal op hetzelfde niveau, nl. dat van de eerste betrekkelijke bijzin.) Want jij echter, Ioon, als je de waarheid spreekt dat je in staat bent om met kunst en kennis Homeros te vereren, handelt onrechtvaardig, aangezien je (lett. jij die), nadat je me hebt beloofd dat je vele en mooie dingen over Homeros weet en terwijl je beweert ze te zullen aantonen, mij bedriegt en veel tekort schiet om het aan te tonen, <jij> die niet <de dingen> wil
Emma Vanden Berghe
zeggen, dewelke dié zijn, waarover je bekwaam bent, hoewel ik juist nu blijf smeken, maar eenvoudigweg zoals Proteus veelvuldig wordt, terwijl hij zich naar boven en naar onder wendt, totdat hij vervolgens wegvlucht, mij een aanvoerder bleek, opdat je niet zou (moeten) aantonen hoe bekwaam je bent wat betreft de wijsheid van Homeros. Als je mij bedriegt, terwijl je dus vaardig bent, precies wat ik nu inderdaad zei, over Homeros, nadat je had beloofd dat je zou aantonen, ben je onrechtvaardig. Maar als je niet vaardig bent, maar doordat je door een goddelijk lot geïnspireerd/bezeten/begiftigd/… wordt, als je niets weet uit Homeros, vele en mooie dingen zegt over de dichter, zoals ik over jou zei, doe je niets onrechtvaardigs. Kies dus welk van beiden je wil (nl.) door ons beschouwd worden als een onrechtvaardige man of een goddelijke. ΙΩΝ.
Dat is een groot verschil, Sokrates, een goddelijke. Want veel beter om als het goddelijke beschouwd te worden.
ΣΩ.
Nu is dat betere dus voor jou voorhanden door ons, Ioon, (nl.) goddelijk zijn en niet een vaardige vereerder over Homeros.
Emma Vanden Berghe