Brussel, 15 juli 2008 (OR. en)
RAAD VA DE EUROPESE UIE
11861/08
FI 283
IGEKOME DOCUMET van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie ingekomen: 15 juli 2008 aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger Betreft: Verslag van de Commissie aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 31 december 2007
Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument COM(2008) 451 definitief.
Bijlage: COM(2008) 451 definitief
11861/08
lm DG G III
L
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 14.7.2008 COM(2008) 451 definitief
VERSLAG VA DE COMMISSIE aan de begrotingsautoriteit over de stand van de algemene-begrotingsgaranties op 31 december 2007
{SEC(2008) 2249}
NL
NL
IHOUDSOPGAVE
NL
1.
Inleiding en soorten gedekte operaties......................................................................... 3
2.
Nieuwe rechtsgrondslagen ........................................................................................... 3
3.
Gebeurtenissen sinds het laatste verslag van 30 juni 2007 .......................................... 4
4.
Gegevens over het risico voor de begroting................................................................. 4
4.1.
Definitie van risico....................................................................................................... 4
4.2.
Met lidstaten verband houdend risico .......................................................................... 5
4.3.
Met derde landen verband houdend risico ................................................................... 6
4.4.
Totaal risico voor de begroting .................................................................................... 7
4.5.
Ontwikkeling van het risico ......................................................................................... 7
5.
Wanbetalingen, beroep op begrotingsgaranties en betalingsachterstanden ................. 8
5.1.
Gebruik van kasmiddelen............................................................................................. 8
5.2.
Overmakingen uit de begroting.................................................................................... 8
5.3.
Gebruik van het Garantiefonds .................................................................................... 9
6.
Garantiefonds ............................................................................................................... 9
6.1.
Teruggevorderde bedragen........................................................................................... 9
6.2.
Activa ........................................................................................................................... 9
6.3.
Streefbedrag ................................................................................................................. 9
7.
Evaluatie van de risico's: economische en financiële toestand in de derde landen waarop de voornaamste EU-leningsoperaties betrekking hebben ............................. 10
7.1.
Inleiding ..................................................................................................................... 10
7.2.
Kandidaat-lidstaten ...................................................................................................... 6
7.3.
Potentiële kandidaat-lidstaten ...................................................................................... 6
7.4.
Nieuwe onafhankelijke staten ...................................................................................... 6
7.5.
Overige niet-lidstaten ................................................................................................... 6
7.5.1.
Middellandse Zeegebied .............................................................................................. 6
7.5.2.
Zuid-Amerika............................................................................................................... 6
7.5.3.
Zuid-Afrika ................................................................................................................ 15
2
NL
1.
ILEIDIG E SOORTE GEDEKTE OPERATIES
Dit verslag wordt ingediend overeenkomstig artikel 130 van het Financieel Reglement, waarin is bepaald dat de Commissie tweemaal per jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uitbrengt over de situatie in verband met de begrotingsgaranties en de desbetreffende risico's1. Het wordt aangevuld met een werkdocument van de diensten van de Commissie, dat een reeks gedetailleerde tabellen en toelichtingen bevat ("de bijlage")2. De door de begroting van de Europese Unie ("de begroting") gedekte risico's houden verband met uiteenlopende lenings- en garantieoperaties, die in twee categorieën kunnen worden ingedeeld: EG-leningen met een macro-economisch doel (macrofinanciële bijstandsleningen ("MFB") aan derde landen) en leningen met een micro-economisch doel (leningen van Euratom en vooral leningen van de Europese Investeringsbank ("EIB") buiten de Gemeenschap)3). Sinds 1994 worden deze operaties gedekt door het Garantiefonds ("het Fonds")4, dat onder meer is opgezet om de budgettaire gevolgen van het beroep op begrotingsgaranties voor leningsoperaties in derde landen te beperken. Wanneer het Fonds onvoldoende middelen bevat, wordt een beroep gedaan op de begroting. De in 1994 vastgestelde verordening van de Raad tot instelling van het Fonds (de "Fondsverordening"5), is in 1999 een eerste keer gewijzigd. Krachtens een tweede wijziging van de Fondsverordening, die in 2004 door de Raad is goedgekeurd, vervalt de dekking van het Fonds indien derde landen lidstaten worden. Door de Gemeenschap toegekende of gegarandeerde leningen aan lidstaten worden immers rechtstreeks door de begroting gedekt. 2.
IEUWE RECHTSGRODSLAGE
In het kader van het Raadsbesluit van 20066 tot verlening van een nieuwe garantie van de Gemeenschap voor verliezen van de EIB op leningen en garanties voor projecten buiten de Gemeenschap (extern EIB-mandaat 2007-2013, hierna "het nieuwe algemene mandaat" genoemd) hebben de Commissie en de EIB in augustus 2007 een garantieovereenkomst en een terugvorderingsovereenkomst7, ondertekend. Daarin zijn gedetailleerde voorschriften en procedures vastgelegd in verband met respectievelijk de communautaire garantie en de terugvordering van bedragen die naar aanleiding van een beroep op de garantie zijn
1
2 3
4
5
6 7
NL
COM(2008) 2 en SEC(2008) 18 vormen het vorige verslag over de stand van de begrotingsgaranties op 30 juni 2007. SEC(2008) […]. Zie tabel A1 van de bijlage voor de gegevens over de EIB-mandaten en tabel A4 van de bijlage voor de verwijzingen naar de rechtsgrondslagen. Voor het meest recente verslag over het Fonds, zie COM(2006) 695 "Algemeen verslag over de werking van het Garantiefonds" en het daaraan gehechte werkdocument van de diensten van de Commissie (SEC(2006) 1460). Verordening (EG, Euratom) nr. 2728/94 van de Raad van 31 oktober 1994 tot instelling van een Garantiefonds, PB L 293 van 12.11.1994, blz. 1. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG, Euratom) nr. 1149/1999 van de Raad van 25 mei 1999 (PB L 139 van 2.6.1999, blz. 1), Verordening (EG, Euratom) nr. 2273/2004 van de Raad van 22 december 2004 (PB L 396 van 31.12.2004, blz. 28) en Verordening (EG, Euratom) nr. 89/2007 van de Raad van 30 januari 2007 (PB L 22 van 31.1.2007, blz. 1). Besluit 2006/1016/EG van de Raad van 19 december 2006, PB L 414 van 30.12.2006, blz. 95. C/2007/3592.
3
NL
uitbetaald. De garantieovereenkomst heeft betrekking op de financieringsovereenkomsten die de EIB heeft ondertekend na 17 april 2007, de datum waarop het nieuwe algemene mandaat door de Raad van gouverneurs van de EIB is goedgekeurd. Wat de toekenning van macrofinanciële bijstand aan derde landen betreft, is op 10 december 2007 een nieuw Raadsbesluit tot toekenning van communautaire macrofinanciële bijstand aan Libanon8 aangenomen. 3.
GEBEURTEISSE SIDS HET LAATSTE VERSLAG VA 30 JUI 2007
Het Raadsbesluit tot toekenning van een MFB-lening aan Libanon is goedgekeurd. In de tweede helft van 2007 hebben geen uitbetalingen in het kader van MFB- en Euratom-leningen plaatsgevonden. Zoals in afdeling 2 is vermeld, heeft de nieuwe garantieovereenkomst met de EIB betrekking op na 17 april 2007 ondertekende financieringsovereenkomsten. Per 31 december 2007 had de EIB voor een totaalbedrag van 3 165 miljoen EUR aan financieringsovereenkomsten ondertekend, waarvan 1 267 miljoen EUR onder het op 31 juli 20079 aflopende algemene mandaat en 1 898 miljoen EUR onder het nieuwe algemene mandaat. 4.
GEGEVES OVER HET RISICO VOOR DE BEGROTIG
4.1.
Definitie van risico
De risico's voor de begroting vloeien voort uit het uitstaande bedrag in hoofdsom en de interesten met betrekking tot gegarandeerde operaties. Operaties waarbij er van wanbetaling sprake is, worden gedekt door het Fonds wanneer zij met derde landen verband houden (72% van het gegarandeerde totale uitstaande bedrag per 31 december 2007) en rechtstreeks door de begroting wanneer het lidstaten betreft (leningen voor of ten gunste van projecten in lidstaten zijn goed voor de resterende 28% van het totale uitstaande bedrag). Het grote percentage gegarandeerde leningen dat met lidstaten verband houdt, is het gevolg van de recente uitbreidingsrondes. Overeenkomstig artikel 1, derde alinea, van de Fondsverordening wordt het aan de leningen verbonden risico voor het Fonds immers naar de begroting overgeheveld zodra een land een lidstaat wordt. In het kader van dit verslag worden twee methoden gehanteerd om de risico's voor de begroting (hetzij direct, hetzij indirect via het Fonds) te beoordelen: – de methode waarbij het totale uitstaande bedrag in hoofdsom, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten, met betrekking tot de desbetreffende operaties op een gegeven datum wordt berekend. Deze methode levert de omvang van het risico voor de begroting op een gegeven datum op;
8 9
NL
Besluit 2007/860/EG van de Raad van 10 december 2007, PB L 337 van 21.12.2007, blz. 111. Het besluit over het algemene mandaat is genomen in het kader van de financiële vooruitzichten voor 2000-2006, zie Besluit 2000/24/EG van de Raad van 22 december 1999, PB L 9 van 13.1.2000, blz. 24, als gewijzigd (hierna "het vorige algemene mandaat genoemd").
4
NL
– de budgettaire benadering omschreven als "het jaarlijkse risico voor de begroting" is gebaseerd op de berekening van het maximumbedrag dat de Gemeenschap in een begrotingsjaar zou moeten uitbetalen indien er voor alle gegarandeerde leningen van wanbetaling sprake zou zijn10.
10
NL
Bij deze berekening wordt aangenomen dat leningen waarvoor van wanbetaling sprake is, niet versneld worden teruggevorderd, d.w.z. dat alleen met de verschuldigde betalingen rekening wordt gehouden (zie ook afdeling 1 van de bijlage).
5
NL
Tabel 1: Totale uitstaande bedragen gedekt op 31 december 2007 in miljoen EUR Uitstaand bedrag in hoofdsom
Verschuldigde en niet-betaalde interesten
Totaal
%
MFB
253
2
255
1%
Euratom
435
7
442
3%
4 060
38
4 098
24%
4 748
48
4 795
28%
MFB
534
7
540
3%
Euratom
39
1
40
<1%
11 729
118
11 848
69%
Subtotaal derde landen
12 302
126
12 428
72%
Totaal
17 050
173
17 223
100%
Lidstaten*
EIB Subtotaal lidstaten* Derde landen
EIB
* Dit risico wordt rechtstreeks door de begroting gedekt en omvat ook Bulgarije en Roemenië, daar deze landen op 1 januari 2007 tot de EU zijn toegetreden.
In de tabellen A1, A2, A3 en A4 van de bijlage wordt nadere informatie over deze uitstaande bedragen verstrekt, met name op het gebied van plafonds, uitbetaalde bedragen en garantiepercentages. 4.2.
Met lidstaten verband houdend risico
De huidige risico's ten aanzien van de lidstaten houden verband met leningen die vóór de toetreding zijn toegekend. In 2008 vertegenwoordigt het met lidstaten verband houdende risico voor de begroting 769 miljoen EUR. Dit bedrag omvat ook het met Bulgarije en Roemenië verband houdende risico, aangezien deze landen op 1 januari 2007 tot de Europese Unie zijn toegetreden. Uit tabel 2 blijkt dat deze beide lidstaten op de eerste en de tweede plaats komen wat het uitstaande bedrag betreft.
NL
6
NL
Tabel 2: Rangorde van de lidstaten volgens het maximumrisico voor de begroting in 2008 (miljoen EUR) Rangorde
Land
2008
%
1
Roemenië
257,5
33,5%
2
Bulgarije
158,1
20,6%
3
Polen
89,0
11,6%
4
Tsjechië
88,8
11,5%
5
Slowakije
71,7
9,3%
6
Hongarije
38,2
5,0%
7
Slovenië
30,4
4,0%
8
Cyprus
15,3
2,0%
9
Letland
8,0
1,0%
10
Litouwen
6,9
0,9%
11
Estland
4,3
0,6%
12
Malta
0,8
0,1%
Totaal
768,9
100,0%
Het met lidstaten verband houdende risico betreft leningen aan alle bij de laatste twee uitbreidingen betrokken lidstaten met looptijden die in 2031 verstrijken. 4.3.
Met derde landen verband houdend risico
In 2008 zal het met derde landen samenhangende maximumrisico voor het Fonds 1 322 miljoen EUR vertegenwoordigen. Hierna volgt een lijst van de eerste tien landen gerangschikt volgens het totale uitstaande bedrag. Zij zijn samen goed voor 78% van het risico voor het Fonds in 2008. De economische situatie van die landen wordt geanalyseerd en toegelicht in afdeling 7.
NL
7
NL
Tabel 3: Rangorde van de 10 belangrijkste derde landen volgens het maximumrisico voor het Fonds in 2008 (miljoen EUR) Rangorde
Land
2008
% van het totale maximumrisico
1
Turkije
255,6
19,3%
2
Egypte
199,3
15,1%
3
Marokko
127,1
9,6%
4
Tunesië
121,9
9,2%
5
Brazilië
86,1
6,5%
6
Zuid-Afrika
84,3
6,4%
7
Servië en Montenegro11
55,0
4,2%
8
Kroatië
38,5
2,9%
9
Bosnië en Herzegovina
30,0
2,3%
10
Syrië
27,9
2,1%
1 025,6
77,6%
Totaal voor de 10
Het Fonds dekt de gegarandeerde leningen van 54 landen met looptijden die in 2037 verstrijken. In tabel A2 van de bijlage worden nadere bijzonderheden per land verstrekt. 4.4.
Totaal risico voor de begroting
Alles samen zal de begroting in 2008 een bedrag van 2 091 miljoen EUR (de in de loop van deze periode verschuldigde bedragen) dekken, waarvan 37% voor rekening komt van de lidstaten (zie tabel A2 van de bijlage). 4.5.
Ontwikkeling van het risico
Het risico ten aanzien van de lidstaten zou in de toekomst moeten afnemen naarmate de leningen in het kader van Euratom, MFB of door de EIB gegarandeerde leningsoperaties worden terugbetaald (zie grafiek A1 van afdeling 1.3 van de bijlage). MFB-leningen aan derde landen zijn onderworpen aan afzonderlijke besluiten van de Raad. De financiële bijstand die krachtens Besluit 2007/860/EG van de Raad van 10 december 2007 11
NL
Thans de Republiek Servië en de Republiek Montenegro.
8
NL
tot toekenning van communautaire macrofinanciële bijstand aan Libanon is verleend, bestaat voor 50 miljoen EUR uit leningen en voor maximaal 30 miljoen EUR uit giften. Het is de bedoeling de lening in twee gelijke tranches uit te betalen met ingang van 2008. Voor Euratom-leningen aan lidstaten of in bepaalde in aanmerking komende derde landen (Russische Federatie, Armenië en Oekraïne) geldt een plafond van 4 miljard EUR, waarvan ongeveer 85% reeds is opgebruikt. De resterende marge bedraagt ongeveer 600 miljoen EUR. In de loop van 2008 kunnen in het kader van de bestaande leningsovereenkomst van 2004 (leningsfaciliteit van 83 miljoen USD) aan K2R4 in Oekraïne, waarvan al 39 miljoen EUR is uitbetaald, nieuwe tranches worden uitgekeerd. Het vorige algemene mandaat van de EIB liep af op 31 juli 2007. Op die datum waren er overeenkomsten gesloten die tezamen 98% vertegenwoordigden van het totale plafond onder dit mandaat (20 060 miljoen EUR – zie tabel A5 van de bijlage). Er moet nog een totaalbedrag van 7 663 miljoen EUR worden uitbetaald uit hoofde van vorige EIB-mandaten, waarvan 93% in verband met het vorige algemene mandaat12. Uitbetaling van dit bedrag dient te geschieden binnen tien jaar na afloop van dit mandaat, aangezien de garantie van de Gemeenschap na het verstrijken van deze periode vervalt13. De factor die in de toekomst het grootste effect op het risico voor de begroting zal sorteren, is de recente communautaire garantie die in het kader van het nieuwe algemene mandaat aan de EIB is verleend. Deze communautaire garantie is beperkt tot 65% van het totale bedrag van de in het kader van de financieringsverrichtingen van de EIB uitbetaalde kredieten en verleende garanties, verminderd met de terugbetaalde bedragen en vermeerderd met alle daarmee verband houdende bedragen, waarbij een maximumplafond van 27 800 miljoen EUR geldt14. In 2007 is voor een bedrag van 1 898 miljoen EUR aan overeenkomsten gesloten onder dit nieuwe mandaat, waarvan 1 820 miljoen EUR eind 2007 nog niet was uitbetaald. In grafiek A2 van afdeling 1.3 van de bijlage wordt een simulatie gemaakt van een aantal uitbetalingsscenario's in het kader van zowel de van voor het nieuwe algemene mandaat daterende lopende mandaten als het nieuwe algemene mandaat zelf, omdat deze uitbetalingen een groot effect op de stortingen in het Fonds sorteren. 5.
WABETALIGE,
5.1.
Gebruik van kasmiddelen
BEROEP BETALIGSACHTERSTADE
OP
BEGROTIGSGARATIES
E
De Commissie spreekt haar kasmiddelen aan om in geval van laattijdige betaling door een debiteur vertragingen bij de dienst van door haar opgenomen leningen en de daaruit voortvloeiende kosten te voorkomen15.
12 13
14
15
NL
Zie afdeling 1.3. van de bijlage. Zie artikel 1.06 van de geherformuleerde en gewijzigde garantieovereenkomst tussen de EG en de EIB ondertekend op 30 augustus/2 september 2005. Uitgesplitst in een basisplafond van een vast maximumbedrag van 25 800 miljoen EUR en een facultatief mandaat van 2 000 miljoen EUR waarover de Raad besluit. Zie artikel 12 van Verordening (EG, Euratom) nr. 1150/2000 van de Raad van 22 mei 2000, als gewijzigd, houdende toepassing van Besluit 94/728/EG, Euratom betreffende het stelsel van eigen middelen van de Europese Gemeenschappen.
9
NL
5.2.
Overmakingen uit de begroting
Er is niet om een krediet uit hoofde van begrotingsartikel 01 04 01 "Garanties van de Europese Gemeenschap voor verstrekte leningen" verzocht, aangezien in de tweede helft van 2007 geen wanbetalingen zijn voorgekomen. 5.3.
Gebruik van het Garantiefonds
Wanneer de begunstigde van een door de Gemeenschap toegekende of gegarandeerde lening (een derde land) in gebreke blijft, wordt binnen drie maanden na de datum waarop de betaling verschuldigd was, een beroep op het Garantiefonds gedaan.16 In de tweede helft van 2007 is geen beroep gedaan op het Fonds. De achterstallige betalingen per 31 december 2007, d.w.z. de achterstandsrente van de Republiek Argentinië, bedroegen in totaal 1 718 493,12 USD. Daarvan moet nog 1 448 433,44 USD (983 923,27 EUR) door het Fonds worden teruggevorderd. Aangezien voor het resterende verschil geen beroep op het Fonds is gedaan, is dit bedrag aan de EIB verschuldigd. De Commissie en de EIB hebben de Argentijnse autoriteiten er meermaals aan herinnerd dat de EIB pas nieuwe leningen in het land zal verstrekken nadat de betalingsachterstanden volledig zijn ingelopen. 6.
GARATIEFODS
6.1.
Teruggevorderde bedragen
In 2007 hebben geen terugvorderingen plaatsgevonden. 6.2.
Activa
Op 31 december 2007 bedroegen de netto-activa van het Fonds 1 026 515 043,63 EUR. 6.3.
Streefbedrag
Het Fonds dient een passende omvang te hebben (streefbedrag), die is vastgesteld op 9% van het uitstaande bedrag in hoofdsom van het totaal van de verplichtingen die uit elke operatie voortvloeien, vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten. De verhouding tussen de middelen van het Fonds (1 026 515 043,63 EUR) en het uitstaande bedrag in hoofdsom van de verplichtingen in de zin van de Fondsverordening17 (12 427 584 330,13 EUR) beliep 8,26%. De middelen van het Fonds waren eind 2007 lager dan het streefbedrag. In overeenstemming met de op 30 januari 2007 door de Raad goedgekeurde nieuwe voorzieningsregeling18 is een voorziening van 91,60 miljoen EUR in het voorontwerp van algemene begroting voor 2009 opgenomen, alsmede een bedrag van 500 000,00 EUR voor de externe evaluatie uit hoofde
16 17 18
NL
Voor nadere bijzonderheden, zie afdeling 1.4.3 van de bijlage. Vermeerderd met de verschuldigde en niet-betaalde interesten. Verordening (EG, Euratom) nr. 89/2007 van de Raad van 30 januari 2007, PB L 22 van 31.1.2007, blz. 1.
10
NL
van de tussentijdse evaluatie van het EIB-mandaat voor projecten buiten de Gemeenschap overeenkomstig Besluit 2006/1016/EG van de Raad van 19 december 200619.
19
NL
PB L 414 van 30.12.2006, blz. 102.
11
NL
7.
EVALUATIE
VA DE RISICO'S: ECOOMISCHE E FIACIËLE TOESTAD I DE DERDE LADE WAAROP DE VOORAAMSTE EU-LEIGSOPERATIES BETREKKIG HEBBE
7.1.
Inleiding
In de voorgaande afdelingen van het verslag wordt informatie over de kwantitatieve aspecten van het risico voor de begroting verstrekt. Er moet echter ook worden gekeken naar de kwalitatieve aspecten, die afhangen van de aard van de operaties en de kredietwaardigheid van de debiteuren (zie afdeling 4.3). De tabellen betreffende de evaluatie van het landenrisico zijn apart opgenomen in het werkdocument van de diensten van de Commissie. Hieronder volgt een beknopte samenvatting van deze analyse voor de tien landen die in 2008 het grootste jaarlijkse risico voor de begroting vertegenwoordigden (zie afdeling 4.3) en voor de landen die een direct risico vormen voor de communautaire begroting. 7.2.
Kandidaat-lidstaten
In Kroatië bedroeg de reële groei van het bbp (bruto binnenlands product) in 2007 5,6%, tegen 4,8% in 2006. Deze groei was voornamelijk toe te schrijven aan een versnelde toename van de particuliere en overheidsconsumptie, die werd geschraagd door een krachtige, maar afnemende kredietgroei, eenmalige uitkeringen aan pensioengerechtigden en in de aanloop naar de verkiezingen gedane uitgaven. De investeringsgroei vertraagde tot 6,5%, tegen 10,9% in 2006, in reactie op een geleidelijke afronding van grote publieke investeringsprojecten in het vervoersnetwerk. Tegelijkertijd werden de particuliere investeringen dynamischer, mede als gevolg van verbeteringen in het ondernemingsklimaat als geheel. Het tekort op de lopende rekening is opgelopen tot 8,6% van het bbp, tegen 7,9% een jaar eerder. Dit is hoofdzakelijk te wijten aan een hoger tekort op de handelsbalans ten gevolge van de krachtige invoer en een afname van de exportgroei in het vierde kwartaal. De netto-instroom van BDI (buitenlandse directe investeringen) is aanzienlijk toegenomen en kwam uit op 9,1% van het bbp. Het tekort op de lopende rekening werd hierdoor dus meer dan goedgemaakt. De bruto buitenlandse schuld is blijven stijgen onder impuls van een toename van rechtstreekse leningen van de bedrijfssector, terwijl de overheid en de bankensector hun uitstaande buitenlandse verplichtingen hebben teruggebracht. De bruto externe schuldquote is gestegen van 85,5% van het bbp eind 2006 tot 88,9% eind 2007. In de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië is de (reële) productiegroei in 2007 aanzienlijk versneld tot ongeveer 5%, tegen 4% in 2006. Belangrijke groeifactoren waren de uitvoer van staalproducten en de particuliere consumptie. De lopende rekening verslechterde in de laatste maanden van het jaar en liet aan het einde van 2007 een tekort van bijna 3% van het bbp zien. De bruto BDI-instroom was eind 2007 weer teruggelopen tot 4,8% van het bbp, nadat de BDI-instroom in 2006 tot bijna 6% van het bbp was gestegen wegens een privatiseringsproject in de energiesector. Onder invloed van vervroegde schuldaflossingen daalde de buitenlandse schuld van het land tot circa 50% van het bbp. In Turkije is de bbp-groei op jaarbasis in 2007 op 4,5% uitgekomen, tegen 6,9% in 2006. Hogere inflatie en het sinds medio 2006 door de centrale bank gevoerde, sterk verkrappende monetaire beleid hebben de groei van de binnenlandse vraag getemperd. Het tekort op de lopende rekening is constant gebleven op bijna 6% van het bbp. In 2007 vertegenwoordigde de bruto BDI-instroom 3% van het bbp, waarvan de financiële sector ongeveer twee derden voor zijn rekening nam. In het afgelopen jaar daalde de buitenlandse schuld van het land met
NL
12
NL
ongeveer 2 procentpunt tot 37% van het bbp eind 2007. Tegelijkertijd is de overheidsschuld afgenomen tot 39% van het bbp, tegen 46% van het bbp in 2006. Turkse banken lenen veelvuldig internationaal om hun binnenlandse leningen te financieren, en de verwachting is dan ook dat zij geleidelijk aan de gevolgen van de wereldwijde kredietschaarste zullen ondervinden. 7.3.
Potentiële kandidaat-lidstaten
In Bosnië en Herzegovina is de reële bbp-groei vertraagd van 6,7% in 2006 tot 6% in 2007. In 2007 heeft het verder oplopende handelstekort bijgedragen tot een toename van het tekort op de lopende rekening van 8,4% van het bbp in 2006 tot 13,1% van het bbp in 2007. Het tekort op de lopende rekening werd volledig gefinancierd door netto BDI omdat omvangrijke privatiseringsopbrengsten in de Republika Srpska in combinatie met betere relatieve prestaties van greenfield-investeringen een forse stijging van de BDI tot 13,8% van het bbp tot gevolg hadden. De buitenlandse overheidsschuld is gedaald tot 18,5% van het bbp aan het einde van 2007, terwijl de totale buitenlandse schuld op minder dan 50% van het bbp wordt geraamd. In Servië bedroeg de reële bbp-groei in 2007 7,5%. Het tekort op de lopende rekening is verder opgelopen tot 16% van het bbp als gevolg van een stijgend handelstekort en een afname van netto inkomensoverdrachten. De netto BDI-instroom is afgenomen tot 5,1% van het bbp, terwijl de buitenlandse leningen zijn gestegen tot 10,3% van het bbp. Ten gevolge van de afname van de kapitaalinstroom is de accumulatie van buitenlandse valuta van de Servische Nationale Bank gedaald tot 3% van het bbp. De deviezenreserves van de Servische Nationale Bank vertegenwoordigden aan het einde van het jaar 7,5 maanden invoer van goederen en diensten. De externe schuld is op 62% van het bbp gebleven, waarbij de externe schuldenlasten van de particuliere en de openbare sector eind 2007 goed waren voor respectievelijk 41% en 21% van het bbp. In Montenegro wijzen ramingen van het bbp op een groei van de economie met 7% in 2007. Deze ontwikkeling is toe te schrijven aan het beste toeristenseizoen ooit en aan de stijging van het beschikbaar inkomen van huishoudens onder impuls van de snelle toename van de kredietverlening. Het tekort op de lopende rekening is sterk gestegen tot 44,2% van het bbp ten gevolge van het omvangrijke handelstekort, en met name de teruglopende export. Toch is de BDI-instroom in de loop van het jaar fors gestegen, namelijk met 56%. Vanwege de enorme tegengestelde uitstroom kwamen de netto BDI echter uit op 23% van het bbp. De overheidsschuld is gestegen tot 32,4% van het bbp vanwege de forse toename van de binnenlandse schuldenlast. Daar staat tegenover dat de externe overheidsschuld met 20,3% van het bbp 8,3% lager uitkwam ten opzichte van dezelfde periode vorig jaar, na diverse vervroegde aflossingen aan multilaterale schuldeisers die mogelijk werden gemaakt door het goede begrotingsresultaat. 7.4.
ieuwe onafhankelijke staten
In Georgië verslechterde de lopende rekening in 2007 verder met een tekort dat uitkwam op bijna 20% van het bbp en een handelstekort van ongeveer 26% van het bbp. De diversificatie van de uitvoer is in gang gezet in de nasleep van het Russische handelsembargo, maar de totale exportgroei was niet groot genoeg om de fors gestegen algemene invoervraag en het effect van de hogere invoerprijs van aardgas te compenseren. Het tekort op de lopende rekening kon echter worden gefinancierd door de instroom van buitenlands kapitaal, met inbegrip van buitenlandse directe investeringen, die fors stegen tot 1 584 miljoen USD in 2007 (tegen 1 076 miljoen USD in 2006). Daarnaast is de bankensector meer gaan lenen op buitenlandse kapitaalmarkten. De economische groei was met 12,4% robuust, dankzij een
NL
13
NL
krachtige kredietgroei, privatiseringen, buitenlandse directe investeringen en structurele hervormingen. De overheidsuitgaven (met name op militair gebied) zijn in de loop van 2007 verhoogd en het begrotingstekort wordt geraamd op 4,7% van het bbp. Omdat het tekort werd gefinancierd met privatiseringsopbrengsten, bleef de nominale overheidsschuld stabiel, maar daalde de overheidsschuld als percentage van het bbp tot ongeveer 25% (de externe overheidsschuld bedroeg ongeveer 17% van het bbp). De belangrijkste beleidsuitdaging op economisch terrein was om de inflatie onder de 10% te houden. In december 2007 bedroeg de inflatie op jaarbasis 11% en de internationale grondstoffenprijzen blijven druk uitoefenen op de consumentenprijzen. Standard & Poor's heeft Georgiës rating van langlopende staatsleningen op B+ gehandhaafd met een positief vooruitzicht. Fitch heeft Georgiës rating van langlopende staatsleningen in juli 2007 op BB- vastgesteld met een stabiel vooruitzicht, met name naar aanleiding van de daling van de overheidsschuld. In Oekraïne werd de reële bbp-groei in 2007 gehandhaafd op 7,3% als gevolg van een sterke kredietgroei en reële inkomensstijgingen. De lopende rekening is wat verslechterd met een tekort van 4,2% van het bbp. Het handelstekort bedroeg 5,6% van het bbp, onder impuls van een krachtige invoervraag en hogere invoerprijzen voor energie. Over het geheel genomen bleef de ruilvoet voor Oekraïne echter positief dankzij de hoge staalprijzen op de wereldmarkten (de staalindustrie is met een aandeel van 40% in de totale uitvoer de voornaamste exportsector van Oekraïne). Het begrotingstekort werd op 1,5% gehouden doordat de robuuste economische groei bijdroeg aan de belastinginkomsten van de overheid. Oekraïnes externe overheidsschuld is teruggelopen tot circa 10% van het bbp, maar doordat de bankensector op buitenlandse kapitaalmarkten leent, is de totale buitenlandse schuld gestegen tot circa 60% van het bbp. De inflatie op jaarbasis bleef eind 2007 versnellen en beliep in december 2007 16,6%, vooral ten gevolge van de voedselprijzen, die ongeveer 50% uitmaken van het consumptiepakket waarop de index is gebaseerd. De voornaamste risico's houden nog steeds verband met de woelige politieke toestand, die culmineerde in de vervroegde parlementsverkiezingen van september 2007. De kleine parlementaire meerderheid van de regering die na die verkiezingen aan de macht is gekomen en de voortdurende politieke strijd tussen de belangrijkste politieke spelers dragen niet bij tot de noodzakelijke structurele hervormingen. Met name dankzij de lage schuldenlast van de overheid heeft Standard & Poor's Oekraïnes rating van langlopende staatsleningen evenwel op BB- gehandhaafd. De economie van Tadzjikistan is in 2007 krachtig blijven groeien met 7,8% van het bbp. Na een begrotingsoverschot van 1,7% in 2006 zal de staatsbegroting in 2007 naar verwachting een tekort te zien geven van 14,1% van het bbp (raming van het IMF). Dankzij de succesvolle bilaterale schuldovereenkomsten met vooral Rusland – de belangrijkste schuldeiser van Tadzjikistan – en schuldverlichting in het kader van het MDRI (Multilateral Debt Relief Initiative) van het IMF in 2006, was de buitenlandse schuld in 2006 gedaald tot 33,6% van het bbp, maar na het scherp gestegen begrotingstekort in 2007 is de schuld weer opgelopen tot ongeveer 41,9% van het bbp in 2007. Het verslechterende handelstekort wordt slechts gedeeltelijk gecompenseerd door de snelle groei van overdrachten van migranten uit het buitenland. Het tekort op de lopende rekening is fors gestegen, namelijk van 3,0% in 2006 tot circa 9,5% in 2007. De invoerdekking van de bruto officiële reserves blijft relatief laag met circa twee maanden invoer. De PRGF (Poverty Reduction and Growth Facility) van het IMF werd in 2006 met succes beëindigd. De autoriteiten zijn begonnen met de voorbereiding van een vervolgregeling, mogelijk uit hoofde van het PSI-programma (Policy Support Instrument) van het IMF.
NL
14
NL
7.5.
Overige niet-lidstaten
7.5.1.
Middellandse Zeegebied
De economie van Marokko heeft veel te lijden gehad van de droogte in 2007; de daling van de landbouwproductie leidde tot een vertraging van de economische groei van 8% in 2006 tot 2,2% in 2007. De gestage groei van het niet met de landbouw verband houdende bbp (5,5% eind 2007, tegen 5,2% in 2006) en de voortschrijdende diversificatie helpen de Marokkaanse economie schokken beter te weerstaan. De bbp-groei is met name toe te schrijven aan de binnenlandse vraag: de particuliere consumptie werd gestimuleerd door de stijging van de lonen in de steden, de snelle kredietgroei, de positieve ontwikkeling van de arbeidsmarkt, en de hoge overdrachten van migranten; de overheidsconsumptie is krachtig versneld na een stijging van de gewone uitgaven met 8%. Het externe klimaat staat nog altijd in het teken van een aanzienlijk en oplopend handelstekort (21,0% van het bbp in 2007). In 2007 werd dit voor het eerst niet volledig gecompenseerd door inkomsten uit het toerisme en overdrachten van migranten, waardoor de lopende rekening van Marokko een tekort te zien gaf. Verwacht wordt dat het stijgende bbp de gestage daling van de externe schuldquote tot 22% van het bbp eind 2007 consolideert. Volgens ramingen zou het totale begrotingstekort in 2007 een aanzienlijke krimp laten zien tot 0,2% van het bbp (exclusief privatiseringsopbrengsten). De inflatiedruk werd beperkt gehouden, met een gemiddelde inflatie van 2,0% eind 2007. De kracht van de Marokkaanse munt (MAD) blijkt ook uit de gematigde prijsstijgingen. Het bestaande wisselkoerssysteem, waarbij de MAD is gekoppeld aan een door de euro gedomineerd valutapakket, heeft geresulteerd in een verslechtering van de ruilvoet vanwege de appreciatie van de MAD in lijn met de wisselkoers EUR-USD. De autoriteiten hebben besloten de externe kapitaalrekening geleidelijk te liberaliseren, wat zou betekenen dat de bestaande koppeling wordt losgelaten om te komen tot een flexibeler wisselkoerssysteem en een op inflatiedoelstellingen gericht beleid. De economische groei van Tunesië is versneld van 5,5% in 2006 tot 6,3% in 2007. Deze ontwikkeling is toe te schrijven aan de verwerkende nijverheid exclusief de textielsector, de energiesector, vervoer en telecomdiensten. Ondanks de sterkere economische groei blijft de werkloosheid met ongeveer 14% op een hoog peil. Een aanzienlijk deel van de werklozen heeft een universiteitsdiploma. Het tekort van de centrale overheid, exclusief privatiseringsopbrengsten, is gestabiliseerd op ongeveer 3%. De combinatie van een behoedzaam begrotingsbeleid en een verkrappend monetair beleid is gunstig gebleken voor de Tunesische economie, want de inflatie is in 2007 met 3,1% gematigd gebleven. Begrotingsdiscipline en twee stijgingen van de binnenlandse olieprijzen hebben ertoe bijgedragen dat de druk van de oliesubsidies op de begroting is afgenomen. Als gevolg van de sterkere economische groei en het feit dat de privatiseringsopbrengsten vooral voor schulddelging worden aangewend, is de schuld van de centrale overheid teruggelopen. Aangenomen wordt dat deze tendens zich in de nabije toekomst zal voortzetten. De (overwegend buitenlandse) schuld, vertegenwoordigt momenteel nog steeds meer dan 50% van het bbp. Toch is Tunesië vrij goed bestand tegen externe schokken vanwege de langetermijnstructuur van de buitenlandse schuld. Verwacht wordt dat de overheidsschuld verder zal afnemen dankzij de rooskleurige economische vooruitzichten op korte termijn. De economische groei van Egypte is versneld van 6,8% in het begrotingsjaar 2006 tot een recordpercentage van 7,1% in het begrotingsjaar 2007. De groei wordt geschraagd door de investeringen (met name buitenlandse directe investeringen) en de particuliere consumptie (mede via het toerisme). Ten gevolge van zowel de overheidsbestedingen als de hogere invoerprijzen voor voedsel is de inflatie in het begrotingsjaar 2007 opnieuw fors gestegen tot
NL
15
NL
meer dan 10%. De hoge inflatie lijkt nu het belangrijkste risico te zijn voor de macroeconomische stabiliteit. Een positieve ontwikkeling was de daling van de werkloosheid, hoewel zij met bijna 10% relatief hoog blijft. Ondanks de krachtige economische groei en de verkoop van (semi)overheidsbedrijven is het overheidstekort nauwelijks teruggelopen (7,7% in het begrotingsjaar 2007, tegen 9,2% in het begrotingsjaar 2006). De bruto overheidsschuld is dan ook hoog gebleven: bijna 90% van het bbp. Bij de hervormingen in de financiële sector worden gestage vorderingen gemaakt. De combinatie van een gedegen begrotingsbeleid en een adequaat monetair beleid zal positieve gevolgen hebben voor de werkgelegenheidsschepping. Tegen de achtergrond van een voortdurende politieke patstelling en herhaaldelijke geweldsuitbarstingen herstelt de economie van Libanon zich van het conflict met Israël in 2006. De reële bbp-groei voor 2007 wordt geraamd op 4%, een veel beter resultaat dan aanvankelijk verwacht. De inflatie is afgenomen ondanks de depreciatie van de Amerikaanse dollar, waaraan het Libanese pond is gekoppeld. Vanwege de wederopbouwbehoeften is het tekort op de lopende rekening gestegen tot naar schatting 10,7% van het bbp. Dit wordt echter grotendeels gefinancierd door de instroom van overheidsgelden en buitenlandse directe investeringen. Het begrotingstekort werd binnen de perken gehouden doordat de belastinginkomsten hoger uitvielen dan verwacht. De schuldquote van de overheid is licht gedaald (tot 171% eind 2007), maar blijft zeer hoog. De regering handhaaft een zorgvuldig evenwicht tussen, enerzijds, wederopbouw en maatschappelijke behoeften en, anderzijds, de uitdagingen die uit de omvangrijke overheidsschuld voortvloeien. Het begrotingsbeleid heeft tot doel het primaire tekort binnen de perken te houden en tegelijkertijd uitgaven voor wederopbouw en hulpverlening mogelijk te maken. De financieringsovereenkomst die Libanon in april 2007 met het IMF heeft gesloten in het kader van de Emergency PostConflict Assistance (EPCA) van het fonds, is begin 2008 met succes beëindigd. De economische groei van Syrië nam af tot 3,9% in 2007, tegen 4,4% in 2006. Deze ontwikkeling is grotendeels terug te voeren op de teruglopende olieproductie en op ongunstige weersomstandigheden, die van invloed waren op de oogst. Verwacht wordt dat deze negatieve tendensen in de toekomst worden goedgemaakt door de aanhoudende expansie van de dienstensector onder impuls van een forse groei van het toerisme en van de vraag naar goederen en diensten, onder andere van de grote groep Iraakse vluchtelingen. Ook het verwachte herstel van de landbouwsector zal de economische groei een impuls geven. Het inflatiecijfer steeg in 2007 met gemiddeld 5,5%, met name door de aanwezigheid van de Iraakse vluchtelingen, maar ook ten gevolge van de met het toerisme verband houdende vraag naar voedsel en de hogere voedsel- en olieprijzen. De teruglopende olieproductie en de snel stijgende kosten van subsidies resulteerden in 2007 in een begrotingstekort van 5,0% van het bbp. Ondanks de hogere opbrengsten van de telecomsector en een kleine verhoging van de belastinginkomsten, zal de begrotingssituatie in 2008 naar verwachting verslechteren, omdat er nog geen besluit is genomen over de afschaffing van subsidies en de invoering van de btw is uitgesteld tot 2009. Als gevolg daarvan is de overheidsschuld in 2007 gestegen tot 37,8% van het bbp en zal deze in 2008 naar verwachting op 41% van het bbp uitkomen. Het slechte betalingsverleden, de begrotingstekorten en de dalende olieproductie van Syrië, alsmede de trage voortgang van de economische hervormingen en het risico van internationale sancties ondermijnen de kredietwaardigheid van het land. 7.5.2.
Zuid-Amerika
Ten gevolge van oplopende grondstoffenprijzen en een nog altijd zeer gunstig mondiaal economisch klimaat, heeft Brazilië in 2007 een bbp-groei van 5,4% gerealiseerd. De
NL
16
NL
economische groei was hoofdzakelijk toe te schrijven aan de binnenlandse vraag, terwijl de investeringen in vaste activa met meer dan 10% toenamen (+13,4%). Ook de particuliere consumptie gaf een krachtige ontwikkeling te zien met een groei van 6,5%. Door de zeer levendige binnenlandse vraag daalde het overschot op de lopende rekening van 1,3% van het bbp in 2006 tot 0,3% vorig jaar. Vanwege de grote instroom van zowel directe investeringen als investeringen in effecten vertoonde de betalingsbalans een overschot van 87,5 miljard USD. Doordat Brazilië er in 2006 in is geslaagd al zijn uitstaande schulden aan het IMF en de Club van Parijs af te betalen, zijn de externe schuldquotes aanzienlijk afgenomen. Daarnaast heeft het land deviezenreserves opgebouwd ter waarde van 180 miljard USD of 14% van het bbp. Hierdoor is Brazilië duidelijk minder kwetsbaar geworden voor economische onrust van buitenaf dan in het verleden. Vanwege de krachtige binnenlandse investeringen en consumptie bleef de economie van Argentinië in 2007 fors groeien, met een bbp-groei van 8,7%. Wegens de krachtige finale vraag steeg de invoer met 19,5% op jaarbasis, tegen een groei van 7,5% voor de uitvoer. Met een netto BDI-instroom die dichtbij de 2½% van het bbp bleef, stegen de deviezenreserves van Argentinië tot 46,9 miljard USD (18,6% van het bbp) en daalde de totale buitenlandse schuld van 51,5% van het bbp in 2006 tot 45,2% van het bbp vorig jaar. De toestand van de overheidsfinanciën is in 2007 echter enigszins verslechterd omdat de overheidsconsumptie met meer dan 10% steeg in het jaar van de presidentsverkiezingen. Nu de overheidsconsumptie waarschijnlijk weer zal normaliseren, is de verwachting dat de Argentijnse groei in het lopende jaar zal vertragen tot circa 6% van het bbp. Deze positieve ontwikkelingen worden overschaduwd door de verslechtering van de inflatievooruitzichten, die gedeeltelijk het gevolg is van de krachtige binnenlandse vraag en het beleid om de peso relatief ondergewaardeerd te houden. Argentinië heeft nog altijd betalingsachterstanden aan de EIB omdat het de achterstandsrente (1,7 miljoen USD) die in rekening is gebracht vanwege eerdere betalingsachterstanden in verband met een regionaal project inzake wegvervoer nog niet heeft betaald. Verder heeft het ook zijn betrekkingen met de Club van Parijs nog niet genormaliseerd. 7.5.3.
Zuid-Afrika
In Zuid-Afrika bedroeg de reële bbp-groei in 2007 5,1% met sterke bijdragen van de bouwnijverheid en de financiële sector. Het uitvoervolume liet tegen het einde van 2007 een sterke stijging zien onder impuls van mijnbouwproducten waarvan de voorraden werden aangesproken, terwijl de exportprijzen hoog waren. De reële invoer bleef hoog, terwijl de gemiddelde invoerprijzen iets stegen ten gevolge van onder andere de hogere prijs van ruwe olie. In 2007 steeg het tekort op de lopende rekening verder tot 7,3% van het bbp. De netto kapitaalinstroom was voldoende om de deviezenreserves ten opzichte van de invoer te doen stijgen (13,5 weken). De nominale effectieve wisselkoers van de rand daalde in 2007 met 3,5% en gedurende de eerste twee maanden van 2008 zelfs met 13,5% vanwege uit elektriciteitstekorten voortvloeiende negatieve sentimenten ten aanzien van de gevolgen van de vooruitzichten inzake economische groei voor de uitvoervolumes. In combinatie met de stijgende internationale prijzen van energie en voeding bleef dit de inflatievooruitzichten parten spelen, waardoor de CPI versnelde tot 9,4% op jaarbasis in februari 2008. Verwacht wordt dat de inflatie in de eerste helft van 2008 haar hoogtepunt bereikt. Door het oplopende tekort op de lopende rekening en de afhankelijkheid van de instroom van portefeuillebeleggingen is de kwetsbaarheid voor externe schokken toegenomen. Dankzij de krachtige fundamentele economische ontwikkeling van het land zou het negatieve effect van deze schokken op de economie beperkt moeten blijven. Er kunnen binnenlandse spanningen
NL
17
NL
ontstaan wegens energietekorten, de hoge werkloosheid, de grote ongelijkheid, hoge HIV/AIDS-prevalentiecijfers en hoge misdaadcijfers.
NL
18
NL