Verslag Digitale Cinema Denktank no. 2, 13/4/07 in Mustsee Delft Na een welkomstwoord van de theatermanager en de organisator, begon de dag met een sessie over techniek, die startte met een split screen 35mm/digitaal van zo’n 10 minuten van de film ‘The Departed’. Toen deze synchroon liep, konden de aanwezigen hun mening over de projectie delen. Sommigen begonnen over de huidtinten, kleuren of juist over de zwarttinten van de film. Een enkeling meende dat dit geen geschikte film voor een splitscreen zou zijn. Het verschil tussen de filmversie en de digitale was niet zo overduidelijk als tijdens de eerste editie met de film ‘Afblijven’, maar toch won de digitale versie de krachtmeting. Edwin Pielanen van FTT Filmtronics gaf hierop een presentatie over de DLP Cinema techniek. Met behulp van een powerpoint liet hij zien dat de techniek gebaseerd is op minuscule spiegeltjes, die via elektronica worden bestuurd, waarbij iedere projector 3 chips bevat voor elk van de primaire kleuren. Door deze kleuren te combineren, oa door het heel snel knipperen van de spiegeltjes, kunnen miljoenen kleuren worden weergegeven. Hierna ging hij in op de beeldverhouding van de chipset en hoe die zich verhoudt tot de courante beeldverhoudingen in de bioscoop. Wat hierbij immer opviel, is dat het grotere beeld van CinemaScope digitaal wordt verwezenlijk met minder pixels dan het kleinere WideScreen-beeld. Aan de hand van een projector van Christie die voor het doek was geplaatst, behandelde Pielanen hoe deze techniek er in de praktijk uitziet, waarbij een camera verbonden met de projector in de cabine e.e.a. duidelijk zichtbaar op het doek bracht. Opvallend aan de projectoren van Christie is o.a. dat chipset en prisma redelijk onbeschermd in de projector liggen, waarbij het dus van cruciaal belang is om een gefilterde luchtstroom door de projector te hebben, zodat deze schoon blijven. Bij de vragensessie met de zaal werd onder meer gevraagd of de spiegeltjes niet op dezelfde manier als bij een tft-scherm dead pixels konden veroorzaken, maar Pielanen verzekerde dat zij een veel grotere betrouwbaarheid hebben dan consumentenelektronica. Philippe Grandclaudon van XDC introduceerde vervolgens – wederom met camera – de nieuwe server Solo G3 van dit bedrijf. De G3 is een zogenaamde hybride server, die naast Mpeg-2 bestanden ook Jpeg2000 films kan afspelen. Grandclaudon liet zien hoe via een touchpanel gemakkelijk playlists op de server zijn aan te maken, die hoofdfilms, trailers en dergelijke kan bevatten, ook als deze op verschillende manieren geëncodeerd zijn. Daarna haalde hij de deksel van de server af, zodat het publiek in de zaal via de camera ook een kijkje in het apparaat kon nemen. Hierbij vertelde hij onder meer over de grotere betrouwbaarheid van het apparaat in vergelijking met zijn voorganger, door het toepassen van een geavanceerde RAID-configuratie. Ook vertelde hij dat door toepassing van een nieuwe technologie, de veel grotere Jpeg2000-bestanden nog steeds in dezelfde tijd konden worden geladen als films in Mpeg-2 codering. Doordat één deelnemer alleen ’s ochtends beschikbaar was, was het panel filmverhuurders in de technieksessie beland. Marcus van der Zwaag (Cinemien), Carolyn van Liefland (BFD) en Wilco Wolfers (Warner Bros), bogen zich over een aantal stellingen die op de powerpoint werden gepresenteerd, en bedoeld waren om de tongen los te krijgen, van het panel èn de zaal. De eerste stelling betrof de kip-en-ei situatie van digitale films en apparatuur en hoe die te doorbreken. ‘Wist ik het maar’, verzuchte een van de deelnemers hierop. Maar was het niet gewoon een kwestie van vertrouwen kweken om het momentum te creëren, om dus verder te denken dan die ene release, of die ene projector in die ene zaal? Volgens Wolfers is het vertrouwen in digitaal er momenteel meer dan genoeg, maar is het meer het debat of het snel gaat komen. Er liggen weinig barrières meer voor de technische specs, maar wel voor de businessmodels en volgens Wolfers is het evident dat het basis-businessmodel eerst in Amerika ontwikkeld gaat worden en dat daar een Europees broertje van komt, dat wij niet in
Amsterdam kunnen ontwikkelen. Toch is het voor de beschikbaarheid van product volgens hem belangrijk dat er een plan als CinemaNet van de grond komt, of dat een aantal exploitanten om gaan, om de vicieuze cirkel te doorbreken. De tweede stelling, dat digitale prints veel goedkoper zijn dan 35mm en dat films dus veel groter uit zullen gaan werd bestreden. Volgens Marcus van der Zwaag gaat het om de potentie van een film en zullen besparingen eerder in de marketing worden gestopt, dan dat de release echt heel veel groter wordt uitgebracht. Want als er veel groter wordt uitgebracht, zullen films een korter leven leiden op de doeken. Volgens Wolfers is 35mm de laatste jaren ook in prijs gedaald, maar wordt er in Europa aan de tussenpersoon encodering en decodering betaald per harddrive en per sleutel. Het is dan ook niet zo dat als de 35mm index 100 is, dat die van digitaal bijna 0 is: er komt ook bij een digitale print nog heel wat fysieke handling en kwaliteitscontrole kijken en die moet ook betaald worden. Op de opmerking dat men in Deventer verwacht dat men zometeen hetzelfde kan draaien als in Amsterdam, reageert Wolfers dat de grote middencategorie aan films grote uitbrengproblemen krijgt in de nabije toekomst, omdat het goedkoper is om die niet in een groot deel van het land uit te brengen. Maar in het digitale tijdperk is dat juist wel makkelijker. De standaard grote roulementen zijn volgens Wolfers uitgevonden om de dure 35mm print te kunnen betalen, maar in het digitale tijdperk kan sneller worden ingespeeld op de vraag van de consument, want uiteindelijk is hij degene die bepaalt wat een succes wordt. De kostenvoordelen voor de distributeur worden volgens Van der Zwaag erg overdreven – dit komt ook omdat de kosten van een print hoog worden gehouden als onderdeel van businessmodellen – maar daarom moet er wel nog steeds samen worden gezocht naar oplossingen om de omslag te financieren. Volgens Wolfers winnen de distributeurs financieel wel het meest bij de digitalisering, maar zijn kunnen de bioscopen ook kostenvoordeel halen, waardoor men zich niet blind moeten staren enkel op de voordelen aan distributeurszijde. Daarbij is het volgens hem toch een businessmodel dat centraal vanuit Burbank zal worden aangestuurd. Maar dat de omslag naar digitaal komt, is volgens Wolfers onvermijdelijk. De laatste behandelde stelling betrof het huidige gebrek aan enthousiasme bij distributeurs om digitale prints uit te brengen. Het lijkt er nl op, dat deze momenteel een afwachtende houding aannemen m.b.t. digitale releases. Maar deze stelling was mede zo geformuleerd wegens de moeite die het had gekost om dit forum te vullen, in ieder geval vanuit de kant van de majors. Volgens Van der Zwaag wachten de distributeurs niet af, maar zoeken zij naar het juiste businessmodel. Wolfers wees er fijntjes op dat Warner al 7 digitale releases op hun naam hebben staan, dus dat hen weinig te verwijten is. Maar volgens Wolfers is het wel zo dat Amerika nu een beetje met zijn eigen roll out bezig is en lijkt het erop dat zij een pas op de plaats maakt m.b.t. Europa. Vanuit de zaal werd er wel degelijk opgemerkt dat de distributeurs erg veel gaan besparen en dat die dus de omslag maar moeten betalen. Daarnaast werd er gedebatteerd over de moeilijkheid voor kleinere filmtheaters om deze apparatuur te financieren. Volgens Wilco Wolfers moeten de kleinere filmtheaters niet voorop marcheren, maar ook niet achteraan, want er is voor hen veel te winnen, wegens het voor hen sneller beschikbaar komen van films. Daarom zouden zij gelijk op moeten lopen met commerciële theaters. In de marge van deze discussie kwam ook de kwestie van ‘interoperability’ aan de orde, oftewel zijn films die ergens zijn geëncodeerd wel op alle apparatuur af te spelen. Momenteel is dat nog niet zo simpel: Mustsee Delft heeft als eerste XDC-bioscoop ook een film van CinemaNet geprogrammeerd, maar daar ging een heel traject van heen en weer sturen van haardisks aan vooraf. Een van de dingen die dit moet voorkomen zijn de ‘certified labs’, waarbij serverfabrikanten garanderen dat als materiaal bij een bepaald digitaal lab is geëncodeerd, dit ook op hun server zal kunnen worden afgespeeld. Om dit te testen hebben deze labs ook elkaars server in huis. Als de omslag van Mpeg-2 naar Jpeg2000 een feit is, zullen deze problemen echter grotendeels verdwijnen, zo wordt ons beloofd. Tijdens de lunch werd er in de zaal door 2 spelers op de Xbox 360 het spel ‘Gears of War’ gespeeld. Toen er aan de zaal gevraagd werd wie er al ervaring had met gaming en hoe dat
dan financieel geregeld was, kwam er niet veel respons. Hoewel gaming bij de consument mateloos populair is en bioscopen de spelcomputers kunnen aansluiten op hun digitale projector, worstelen zij nog met of en hoe dit door bioscopen uit te baten is. Kinepolis heeft in België een concept opgezet dat ze XL Gaming noemen, maar daar vragen ze slechts 15 euro per half uur voor, wat voor een exploitant niet echt interessant is. Nico Simon van de Utopia Group en vice-president van Europa Cinemas was vervolgens gevraagd om de digitale situatie in Nederland af te zetten tegen die in de rest van Europa. Zonder powerpoint besprak Simon in heldere bewoordingen de Europese situatie, waarbij opviel dat Nederland absoluut geen koploper is als theaters nu gaan investeren in digitaal. Na een kort trailerblok van Europese trailers, was het de beurt aan pitches van een drietal bedrijven dat voor bioscopen en distributeurs de stap naar digitaal wil vergemakkelijken: CinemaNet, XDC en Arts Alliance. Waar de rest van de dag zoveel mogelijk van commerciële belangen was ontdaan, moet de stap toch worden gemaakt, en een mogelijkheid om deze 3 proposities naast elkaar te zien, was er in Nederland nog niet geweest. Daarbij gingen zij ook allemaal, in meerdere of mindere mate, in op de financiële aspecten van hun voorstel. Eerste spreker Kees Ryninks van CinemaNet ging onder meer in op de ervaring die zij de laatste jaren hebben opgedaan in de filmhuizen, dat CinemaNet zich niet meer louter richt op de arthouses, en hij vertelde dat hij gesprekken heeft gehad met een aantal van de studio’s uit Hollywood, die grotendeels enthousiast waren over het nieuwe CinemaNet dat Ryninks aan het opzetten is. Philippe Grandclaudon van XDC legde in zijn presentatie de nadruk op de ervaring die dit bedrijf over heel Europa heeft opgedaan. Marcel van Berkel van Arts Alliance begon zijn betoog met dat er meer aandacht op de kostenaspecten moest worden gelegd, aangezien het al duidelijk was dat iedereen baat heeft bij digitale cinema, zodat we ons zouden moeten focussen op hoe de branche zo snel mogelijk kan worden gedigitaliseerd. Daarna ging hij onder meer in op de vraag waarom er ‘third party integrators’ nodig zijn, de kwestie van de ‘virtual print fee’ en de hoge mate van beveiliging die nodig is om afspraken te kunnen maken met de studio’s. Na afloop gingen de heren met elkaar en de zaal in debat. Serge Plasch van Screenvision merkte hierbij op dat hij al jaren hoort dat men erg dichtbij het tekenen van een deal is, en dat hoe langer men onderhandelt, hoe lager de bijdrage van de studio’s zal zijn. Arts Alliance gaf aan dat zaken in de filmwereld langzaam gaan maar dat men verwacht dat dit binnen 2 maanden gerealiseerd is, waar de anderen weer op reageerden m.b.t. de situatie voor hun bedrijf. Philippe Grandclaudon betoogde bijvoorbeeld dat de situatie in de Europese landen zo verschillend is qua marktaandeel van de Amerikanen, dat zij per land verschillend zullen willen bijdragen. Ook werd de vraag opgeworpen of er met verschillende systemen in de theaters straks verschillende afspraken moeten worden gemaakt, met verschillende financiële plaatjes. Kees Ryninks gaf hierbij aan dat veel contact tussen de verschillende partijen dit zou moeten kunnen voorkomen. Vanuit de zaal werd er door iemand van Movie Unlimited naar voren gebracht dat het hem als exploitant niet uitmaakt bij welke partij hij zich aansluit, zolang dat maar de machtigste is. Martin Ruttenberg van RCV ging een stap verder, met de hypothetische situatie wat er zou gebeuren als hij een film via Arts Alliance uitgebracht, terwijl LUX Nijmegen zich al aan CinemaNet had gecommitteerd. Hier bleef wat onduidelijkheid over, maar de vraag zou later in alle hevigheid terugkomen. Op de vraag aan Kees Ryninks of zijn systeem een open systeem was, reageerden hij instemmend, hoewel hij wel aangaf dat men zich in enige mate aan het systeem moest committeren en dat men dan coulant zou worden behandeld. XDC was ooit een gesloten systeem, maar Philippe Grandclaudon legde uit dat als Martin Ruttenberg zijn film nu wilde laten draaien op een digitaal scherm van XDC, dat dat een overeenkomst is tussen hem en het theater en dat XDC daar niet tussen zit. Hierop waren er nog vragen hoe het in de UK
was geregeld met interoperability in het AAM-systeem en vroeg Kees Ryninks aan Marcel van Berkel hoe hij een virtual print fee ziet in de arthouses. Hierop hield Serge Plasch een presentatie over reclame en digitaal. Hij had dezelfde presentatie gebruikt die hij gebruikt had voor reclamemensen; volgens hem was het namelijk dezelfde discussie. Hij vertelde dat Screenvision al eerder tests had gedaan bij Kinepolis en nu opnieuw een test heeft opgezet. Screenvision is voorstander van een eigen digitaal systeem, naast de cinemaserver. Het gebruikt een HD-systeem met 5.1 geluid, wat volgens Plasch uniek is in de wereld. Volgens Serge Plasch is additional revenue vooral te halen uit extra verkopen door meer flexibiliteit. Screenvision werkt hiervoor samen met het NOB, onderdeel van Technicolor / Thomson – dezelfde groep als Screenvision. Een klant zou in een digitaal systeem per genre kunnen willen kopen, of alleen het weekend. ‘Never an empty screen’ is iets dat Plasch ook als een van de voordelen van digitaal ziet; het voorprogramma zou kunnen beginnen als de aftiteling eindigt. Maar waar het uiteindelijk volgens Plasch om gaat is dat de ‘preshow’ aantrekkelijker wordt. Aan het eind van zijn presentatie liet Plasch vanaf zijn laptop een home-made demo zien. Een deel hiervan bestaat volgens hem al in 35mm, een ander nog niet. Het was een homogene mix van reclame, branded content, cinemasponsoring, trailers etc. Hoewel de kwaliteit niet geweldig was, gaf het een goede indruk van de mogelijkheden. Hierna hield Marlene Wickel van Jean Mineur Mediavision een korte introductie van het RoWo-systeem, een Duits reclame-systeem waarvan het de bedoeling is dat er in Mustsee Delft binnenkort een testperiode mee wordt ingegaan. Er was een speciaal digitaal reclameblok gemaakt voor deze dag, maar wegens een technische storing was het niet mogelijk om deze te vertonen. Er werden daarom wel enige Duitse commercials vertoond. De paneldiscussie digitale filmvertoning had plaats met Alex de Ronde (Ketelhuis Amsterdam), Krijn Meerburg (Cinegrafie), Ron Sterk (Minerva / Mustsee), wederom via een aantal stellingen op het doek. Eerste stelling ‘de gehele branche heeft baat bij de digitalisering’ werd door Alex de Ronde instemmend begroet, maar hij zei dat hij dacht dat die voor de Amsterdamse situatie weinig effect zou hebben, in tegenstelling tot de second run theaters. Hij haalde hierbij echter wel het voorbeeld van ‘Forever’ aan, dat in 5 digitale kopieën in Amsterdam volgens hem overkill was geweest. Ook Ron Sterk was het met de stelling eens. Tweede stelling ‘moeten we niet wachten tot er een Europese virtual print fee is’, werd door Sterk beantwoord met volgens mij wachten we ook, zelfs al hebben we hier nu al 2 projectoren staan. Dit is niet om vooruit te lopen op wat gaat komen. Volgens Krijn Meerburg geeft de digitalisering meer mogelijkheden m.b.t. programmering, maar zijn er nog verschillende onduidelijkheden bij de facilitators, die hem tot nu toe niet hebben kunnen overtuigen om een werkelijke commitment te maken. Hij vindt dus dat de filmtheaters nog moeten wachten. Volgens Meerburg zal het aantal vertoningplekken toenemen, waardoor de koek in kleinere parten wordt verdeeld. Met hogere kosten van de apparatuur, moeten de programmeurs inventiever worden om deze terug te verdienen. Wat betreft besparen op personeelskosten verwacht Meerburg niet dat het veel effect heeft op de branche, aangezien hij vindt dat in zijn theaters nog altijd een techneut moet rondlopen. Meerburg: ‘zelfs ik begrijp iets over oliepeil in een machine, maar als ik deze kasten zie dan weet ik het echt niet meer.‘ De Ronde: ‘het technisch personeel weg, dat vind ik erg ongezellig.’ De vierde stelling ging over de bedrijven die de omslag helpen te maken. Ron Sterk is daar op dit moment wel blij mee, maar op termijn denkt hij dat we er onverstandig aan doen om met leasemaatschappijen in zee te gaan, want zij verdienen eraan en je verliest als exploitant de controle over je content. De Ronde vroeg hierop of Sterk vond dat er 1 bedrijf moest komen, oftewel CinemaNet. Volgens Sterk is CinemaNet dicht bij de goede oplossing, maar gaat het niet om het bedrijf dat ertussen zit, maar om de afspraken die onderling gemaakt moeten worden. ‘Wij zouden zo ook wel een lening bij de bank kunnen krijgen voor de apparatuur, daar heb je geen XDC of Arts Alliance voor nodig’, aldus Sterk. Volgens Sterk
is het momentum voor de omslag er nu nog niet, maar is het al wel een stuk dichterbij dan een paar jaar geleden. Krijn Meerburg vertelde hierop over de werkgroep die een tijd geleden vanuit voornamelijk filmtheaters is gestart en die zich later bij Ryninks cs heeft aangesloten. Deze had volgens Meerburg als uitgangspunt een gemeenschappelijkheid zoals het filmtransport, en niet dat je andere partijen ertussen gaan zitten. Probleem werd volgens Meerburg op een gegeven moment dat zij geen greep hadden en hebben op de grote Amerikaanse maatschappijen en hun gedrag. Warner en anderen krijgen vanuit Amerika dingen opgelegd en Pathé misschien ook wel vanuit Frankrijk. Het is goed dat er een technische norm is afgesproken, vindt Meerburg en hij is voorstander van het aansluiten bij een systeem, maar het is nu volgens hem nog wel te vroeg. Vanuit de zaal vroeg Gerard Bunnik van het Filmfonds aan Ron Sterk wat er op tegen is om bepaalde zaken gemeenschappelijk te regelen, waarop Ron Sterk aangaf dat hij dan verkeerd begrepen was, dat het erom gaat waar de vrijkomende geldstroom naar toe gaat en wie er aan de knoppen gaat zitten van het product. Hierop ontstond er een discussie met de ‘facilitators’ hoe de toegang tot het netwerk in elkaar steekt en of men als distributeur en exploitant vrij blijft, ook financieel om te programmaren wat en waar men wil. Nico Simon ging hier verder op door, door te stellen dat wanneer een distributeur een film heeft en geen toegang heeft tot een bepaald netwerk, het best eens zou kunnen gebeuren dat deze zijn film wel wil leveren aan het theater, zonder dat er wordt betaald. Grote vraag is wat er dan gebeurt. Oftewel: kan een theater over iedere film beschikken, en wat gebeurt er als een distributeur geen toegang wil betalen voor een netwerk, maar deze wel beschikbaar stelt? Ron Sterk: er zit een andere partij tussen, waardoor de onderhandelingen met de verhuurder ingewikkelder worden. Marcel van Berkel van AAM : er is absoluut geen enkele belemmering. Philippe Grandclaudon van XDC: voor ons is er geen enkel probleem, het blijft een zaak tussen exploitant en verhuurder. Nico Simon: dat is het probleem. Als er niet een overeenkomst is per land, zal het uiteindelijk de exploitant zijn die betaalt, want die wil de film. Alex de Ronde: dit is de essentie van de hele dag natuurlijk. Als wij hier in het panel met 3 verschillende systemen in zee gaan, dan zullen er problemen ontstaan tussen de intermediairs en de distributeurs. Als ik een distributeur was zou ik zeggen ik wil maar 1 keer een bedrag aan een systeem betalen, maar ik ga niet voor 3 verschillende systemen betalen. Het is een heel ingewikkeld financieel afsprakensysteem, dus dat is de essentie. De laatste stelling die werd behandeld ging over of het de consument wel wat uitmaakte of bioscoopfilms digitaal worden vertoond. De panelleden waren het er over eens dat hen dat niks uitmaakt, maar ook dat de branche verder moet gaan in het digitaliseringstraject, aangezien dat andere redenen heeft: kostenbesparing en beter programmeren. In de pauze werd een film op blu-ray vertoond en de zaal bleek het er algemeen over eens, dat de kwaliteit daarvan goed genoeg was om te vertonen in de bioscoop. Struikelblok bleek wel dat er verschillende regelingen waren bij de verschillende distributeurs over of de rechten hiervoor bij henzelf moesten worden geregeld, of dat men daarvoor bij Videma moest zijn. In kwesties als deze zal Videma echter altijd, wanneer benaderd, de distributeur consulteren. Daarna hield San Fu Maltha een speech over de digitalisering gezien vanuit distributie en als producent, dat u hier bijgevoegd aantreft. Toen er geen vragen uit de zaal kwamen, lichte San Fu Maltha een opmerking uit zijn verhaal, nl dat hij stelt dat een aantal partijen in de markt in de digitale toekomst een andere functie zullen krijgen, bv omdat je als producent zelf je product aan de consument kan gaan aanbieden. Helaas wilde hier nog steeds niemand van de betrokkenen hierop reageren. Toen er toch een vraag kwam over communities op internet, ging het al snel over de vluchtigheid hiervan, maar dat je er toch gebruik van moet maken, hoewel consumenten uiteindelijk afgaan op media waar ze vertrouwen in hebben. De vraag waarom ‘Zwartboek’ niet digitaal is gedistribueerd, werd door Maltha beantwoord met dat er weinig tijd was en dat bij een release op èn 35mm èn digitaal weinig wordt
bespaard, maar dat een digitale release achteraf gezien misschien toch wel had moeten gebeuren. Hierna hield Benny IJntema van Luxor Hoogeveen een presentatie over zijn ervaringen met de digitale apparatuur, de digitale cinema gebruikersgroep en de toekomstige rol van de operateur. Kern van zijn betoog was dat de reguliere filmvoorstelling in de toekomst makkelijker te starten is, maar dat de rol van de operateur alleen maar ingewikkelder wordt, onder meer door alle randapparatuur die er op de machine kan worden aangesloten. De nieuwe operateur wordt volgens hem dan ook een mediamanager, waarbij de nieuwe operateur moet worden gezocht in de theatertechniek en bij de tv-opleidingen en de projectiecabine meer een soort regiekamer wordt. Digitale cinema blijft echter een onderzoek met veel eigenaardigheden, reden waarom de digitale theaters de koppen bij elkaar hebben gestoken en een digitale cinema gebruikersgroep hebben opgericht, om ervaringen, oplossingen en ontdekkingen uit te wisselen. Hierop werden 3 trailers vertoond vanaf een streaming HD-box die door de groep is ontdekt. Deze Kiss DP-600 is voor nog geen 300 euro bij bedrijven als Kijkshop te koop en speelt formaten als mpeg, wmv en avi. De trailers waren van de Apple-site gehaald en geconverteerd naar avi. Hoewel sommigen de kwaliteit voldoende vonden om in de bioscoop te vertonen, was de meerderheid toch van mening dat dit niet goed genoeg was. Het kan echter zijn dat de kwaliteit negatief beïnvloed is door het omzetten naar avi. In de wandelgangen werd achteraf door distributeurs nog opgemerkt dat indien bioscopen deze trailers zouden gaan vertonen (dat het kan betekent niet dat het gebeurt), distributeurs de start van een campagne niet meer in de hand hebben. Dorieke van Helden van Fortissimo Film was hierna gevraagd om recente ontwikkelingen in de theatrale rechten in relatie tot de digitalisering te belichten. Zij ging onder meer in op het respecteren van de windows wereldwijd, het fenomeen van simultane releases en wie de eigenaar is van de digitale rechten. Hierbij gaf zij een aantal voorbeelden, zoals dat in Rusland de markt onder druk staat door piracy, waardoor men vroeg of een simultane release mogelijk was. Het uitbreiden van territories werd door Van Helden aangevoerd als reden voor het in stand houden van de windows. Volgens Van Helden is er veel angst voor kwaliteitsverlies in een digitale omgeving, waarbij zij het voorbeeld van Jim Jarmusch noemde, die nooit een digitale print zou toestaan. Als positief voorbeeld vertelde zij over de ‘clippingrights’, die breder dan voorheen mogelijkheden biedt om benut te worden in meerdere media. In de discussie werd o.a. ingegaan op filmfinanciering met behulp van internet, naar analogie van de site sellaband.com. Als laatste spreker introduceerde Thomas Rüttgers zijn bedrijf FTT en hield hij een presentatie over digitale 3D-projectiesystemen. Rüttgers legde uit dat de goedkoopste versie die van Nuvision is, waarbij echter wel een dure actieve bril nodig is, met een scherm van maximaal 15 meter. Binnenkort komt Dolby met een eigen systeem uit, met een passieve bril. Real D is de derde partij, die ook films garandeert – 5 per jaar – maar dit kost wel 100.000 euro voor de complete periode. Voor dit systeem is een silverscreen nodig, het werkt tot maximaal 15 meter schermbreedte, maar bij grotere schermen kunnen er 2 projectoren worden ingezet. Hierna gaf Rüttgers een kort overzicht van aankomende releases, en vertelde ook over het fenomeen van 3D live events - zoals een concert van U2 en een basketball wedstrijd - wat tijdens de recente beurs ShoWest werd geïntroduceerd. De film ‘Meet the Robinsons’ die aansluitend werd vertoond, bracht in 3D tweemaal zoveel op als in 2D. Frank de Neeve 19/4/2007 NB helaas zijn niet alle sessies opgenomen, waardoor sommige discussies en presentaties uitvoeriger beschreven zijn dan anderen.