Vlaamse Woonraad Koning Albert II-laan 19 bus 23 1210 Brussel
[email protected] www.vlaamsewoonraad.be Advies 2011/07 datum bestemmeling
onderwerp
30 juni 2011 Mevrouw Freya Van den Bossche, Vlaams minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie Advies over het ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering van 27 mei 2011 tot instelling van een tegemoetkoming voor kandidaat-huurders
1. Situering Op 27 mei 2011 verleende de Vlaamse Regering haar principiële goedkeuring aan het ontwerpbesluit tot instelling van een tegemoetkoming voor kandidaat-huurders. De Vlaamse Woonraad werd op 31 mei 2011 verzocht hierover advies te verlenen. Voorliggend advies werd op 30 juni 2011 goedgekeurd door de Vlaamse Woonraad en op 1 juli 2011 aan de minister bevoegd voor wonen bezorgd.
2. Opzet van het ontwerpbesluit Het ontwerpbesluit voorziet in een huursubsidie van 120 euro per maand voor huishoudens die minstens vijf jaar op de wachtlijst voor een sociale huurwoning (SHM) staan. De huursubsidie richt zich op de laagste inkomensgroep. De woning moet aan de minimale kwaliteitsnormen voldoen en de huurprijs mag maximum 530 euro bedragen. Zowel het toegelaten inkomen, de maximum huurprijs als de toegekende huursubsidie worden aangepast in functie van de gezinsgrootte. Er wordt geopteerd voor een semiautomatische toekenning van de huursubsidie. 5.000 à 7.000 huishoudens zullen deze huursubsidie ontvangen. Voor deze maatregel wordt jaarlijks 8,8 à 9,6 miljoen euro uitgetrokken in de Vlaamse begroting.
3. Standpunt van de Vlaamse Woonraad over de huursubsidie De voorbije jaren bracht de Vlaamse Woonraad verschillende adviezen uit m.b.t. de huursubsidie en de private huurwoningmarkt.1 In essentie stelde de Vlaamse Woonraad in deze adviezen dat: - de sociale woonmarkt alle dimensies van het recht op wonen voor kwetsbare doelgroepen kan realiseren, maar het aanbod momenteel niet afdoende is om op korte of middellange termijn aan hun woonnood te voldoen. Het Vlaamse woonbeleid heeft naast de sociale huisvesting eveneens de private huurmarkt nodig om precaire doelgroepen te huisvesten. Mede vanuit dit oogpunt moet de private huurmarkt een volwaardige deelmarkt zijn, met een eigen dynamiek en finaliteit; - er nood is aan een globaal beleid ter ondersteuning van de private huurmarkt dat de verdere afkalving van deze deelmarkt tegengaat, private huurders een kwalitatieve en betaalbare woonst verzekert en de nodige zekerheid en stimuli biedt aan private verhuurders; - de huursubsidie als volwaardig beleidsinstrument moet worden uitgebouwd voor de naar schatting 180.000 huishoudens met een laag inkomen die een private woning huren die onvoldoende betaalbaar en/of kwalitatief is. In de reguleringsimpactanalyse van het voorliggende ontwerp wordt de optie om de huursubsidie als een volwaardig beleidsinstrument uit te bouwen niet onderzocht. Als reden wordt aangehaald dat dit ‘budgettair niet haalbaar’ is. De Vlaamse Woonraad meent dat budgettaire keuzes samengaan met het expliciteren van prioriteiten2, en vraagt op termijn een evaluatie en bijsturing hiervan op basis van de reële huisvestingsnoden. Hoewel de Vlaamse Woonraad in eerdere adviezen aangaf geen voorstander te zijn van de koppeling van de huursubsidie aan de wachtlijsten van een sociale woning (een huursubsidie op basis van de reële woonnood van de potentiële begunstigden lijkt een meer effectieve besteding van overheidsmiddelen), zullen wij ons in wat volgt beperken tot de bespreking van voorliggend ontwerpbesluit, dat uitvoering geeft aan het Regeerakkoord i.v.m. de huursubsidie voor kandidaat-huurders van een sociale woning.
4. Bespreking van het ontwerpbesluit 4.1. Algemene bedenkingen 4.1.1. Verruiming van de huursubsidie De Vlaamse Woonraad onderschrijft een aantal belangrijke opties m.b.t. de verruiming van de huursubsidie (t.o.v. de bestaande tegemoetkoming in de huurprijs) uit het ontwerpbesluit: - de toekenning van de huursubsidie wordt losgekoppeld van de verhuisbeweging van een niet-conforme naar een goede woning (als eerste tussenstap naar een huursubsidie voor zittende huurders);
1
Advies 2009/01 (8/05/09): Standpuntbepaling huursubsidie; Advies 2010/02 (26/01/10): Huursubsidie voor kandidaat-huurders sociale huisvestingsmaatschappijen; Advies 2010/11 (30/09/10): Naar een beleid ter ondersteuning van de private huurwoningmarkt. Deze adviezen zijn beschikbaar op www.vlaamsewoonraad.be Het advies 2010/02 wordt niet integraal onderschreven door het Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen. 2 De sociale uitgaven op het vlak van wonen bedragen in België 0,23% van het BBP (2008). In de EU-15 is dit 0,55%. In de meest relevante (landen met) benchmarkregio’s (cf. ViA / Pact2020) varieert dit van 0,36% in Nederland tot 0,71% in Denemarken (Bron: Eurostat – social protection expenditure, housing function).
2
-
de duurtijd van de huursubsidie wordt gekoppeld aan de daadwerkelijke bewoningstermijn van de private huurwoning (in principe 6 jaar met mogelijkheid tot verlenging); de toekenning van de huursubsidie wordt gekoppeld aan minimale kwaliteitsnormen voor de woning, en er wordt een systeem van behoud van rechten uitgewerkt wanneer de huurder een niet-conforme woning dient te verlaten; de huursubsidie wordt opengesteld voor kamerbewoners; de huursubsidie is prioritair gericht op inkomenszwakke huishoudens.
De Vlaamse Woonraad wenst te benadrukken dat dit ontwerpbesluit slechts de eerste stap vormt in uitvoering van het Regeerakkoord dat stelt dat “Het stelsel van huursubsidie wordt dan ook uitgebreid om tegemoet te komen aan de noden van mensen die lang op de wachtlijst voor een sociale woning staan. Een volgende stap is de integratie van de bestaande stelsels waarbij minstens de originele doelgroepen blijven behouden (…) Hierbij wordt onderzocht of het haalbaar is om verruimingsinitiatieven te nemen waarbij een tijdelijke oplossing wordt geboden aan mensen met een zeer laag inkomen.” (eigen onderlijning). De Vlaamse Woonraad kan instemmen met een stapsgewijze aanpak, maar wenst de nood aan een effectieve verruiming van de huursubsidie te beklemtonen. De Vlaamse Woonraad meent dat voor de toekenning van de huursubsidie de woonnood in beginsel het doorslaggevend criterium moet zijn, wat niet herleid kan worden tot de wachttijd voor een sociale huurwoning. In geval de huursubsidie wordt verruimd, moet worden nagegaan hoe de woonnood kan worden vertaald in accurate modaliteiten (bv. resterend inkomen en woningkwaliteit).3 4.1.2. Semiautomatische rechtentoekenning en administratieve procedure De Vlaamse Woonraad onderschrijft de keuze om de huursubsidie semiautomatisch toe te kennen. Om de administratieve lasten voor de potentiële begunstigden in de toekomst tot een minimum te beperken, stelt de Vlaamse Woonraad voor om: - de vereiste toestemmingen voor het raadplegen van persoonsgegevens voortaan te integreren in de inschrijvingsformulieren voor een sociale huurwoning; - te onderzoeken of een koppeling met andere relevante databestanden mogelijk is (bv. Kadaster i.v.m. eigendomsvoorwaarden en FOD Financiën i.v.m. registratie huurcontract). Mogelijks kan de huursubsidie (en bij uitbreiding de actualisatie van de wachtlijsten) hierdoor op termijn nog meer automatisch verlopen. De procedure voor de administratieve afhandeling, toekenning en opschorting van de tegemoetkoming wordt in detail uitgewerkt in het ontwerpbesluit. De Vlaamse Woonraad merkt op dat deze procedure bijzonder complex is en dat er een groot aantal actoren bij betrokken is (VMSW, Agentschap Wonen-Vlaanderen, één of meerdere SHM, OCMW). De vraag rijst of een grondige herziening van de huidige modaliteiten m.b.t. de inschrijving op en het beheer van de wachtlijsten voor een sociale huurwoning op termijn niet aangewezen is (bv. maximaal gebruik maken van bestaande administratieve data). Zowel voor de kandidaat-huurders als voor de betrokken diensten kan dit de transparantie en het gebruiksgemak ten goede komen.
3
Voor de bedenkingen van de Vlaamse Woonraad bij dit uitgangspunt verwijzen we naar onze adviezen 2009/01 en 2010/02 m.b.t. de huursubsidie.
3
De Vlaamse Woonraad meent alvast dat het aangewezen is de administratieve formaliteiten tot een minimum te beperken. Er dient te worden nagegaan of het opvragen van alle genoemde documenten wel écht essentieel is (bv. kopie van het huurcontract), en of een steekproefsgewijze controle niet meer aangewezen is dan het stelselmatig opvragen van stavingstukken. Dit zowel vanuit het perspectief van de gebruikers (mogelijke drempels en administratieve lasten) als vanuit het oogpunt van de Vlaamse overheid (beperking van de beheerskosten). 4.1.3. Maximumhuurprijs en omvang van de huursubsidie Naar analogie met de huidige tegemoetkoming in de huurprijs wordt een maximumhuurprijs van 530 euro ingesteld (te verhogen met 37 euro per persoon ten laste tot maximum 678 euro). In de centrumsteden en de Vlaamse Rand worden deze bedragen met 10% verhoogd. De Vlaamse Woonraad meent dat het instellen van een maximumhuurprijs in het voorgestelde systeem niet wenselijk is: - zittende private huurders die momenteel een duurdere woning huren, waren bij het afsluiten van hun huurcontract niet op de hoogte van deze voorwaarde. Moet deze groep in afwachting van een sociale huurwoning nogmaals verhuizen om in aanmerking te komen voor een huursubsidie?; - de aftopping van de huursubsidie resulteert niet in een financieel voordeel voor de huurder indien deze een duurdere woning betrekt; - in duurdere steden of regio’s dreigt de maximumhuurprijs huurders uit te sluiten die wel aan de inkomensvoorwaarden voldoen (verhoging van 10% is onvoldoende om dit te remediëren). De Vlaamse Woonraad stelt daarom voor om de maximumhuurprijs los te laten bij de invoering van de tegemoetkoming voor kandidaat-huurders. Indien de Vlaamse Regering toch vasthoudt aan een maximumhuurprijs, lijkt het ons alvast aangewezen een hogere maximumhuurprijs te hanteren4 en deze in meerdere regio’s dan nu het geval is met 10% te verhogen (op basis van de effectieve verschillen in huurprijzen). Verder is het wenselijk de maximumhuurprijs jaarlijks te indexeren (net om te voorkomen dat de huurder door de indexering van de huurprijs geconfronteerd wordt met een overschrijding van de maximumhuurprijs). De huursubsidie bedraagt een derde van de huurprijs, met een maximum van 120 euro (te verhogen met 20 euro per persoon ten laste). De Vlaamse Woonraad meent dat deze tegemoetkoming eerder gering en te weinig gedifferentieerd is. De Vlaamse Woonraad stelt voor om de huursubsidie inkomensafhankelijk te maken en deze af te toppen op één derde van de reële huurprijs.5
4.1.4. Inschrijving op de wachtlijst voor een sociale huurwoning bij een domiciliemaatschappij
4
In 2005 (Woonsurvey) bedroeg de gemiddelde huurprijs op de private huurmarkt 431 euro. Na indexering is dit anno 2011 489 euro. Naar schatting betaalt minstens één derde van de private huurders meer dan 530 euro huur. 5 Bij de begrotingsopmaak 2011 werd voor de tegemoetkoming aan kandidaat-huurders 11,9 miljoen euro vastgelegd. De huidige berekeningen gaan uit van een benodigd bedrag van 8,8 à 9,6 miljoen euro. Er is m.a.w. voldoende budgettaire ruimte om de huidige vooropgestelde bedragen gedifferentieerd te verhogen.
4
Het regeerakkoord stelt dat de huursubsidie wordt toegekend aan mensen die lang op de wachtlijst voor een sociale woning staan. In het ontwerpbesluit wordt hier een termijn van vijf jaar aan gekoppeld. De periode van vijf jaar lijkt de Vlaamse Woonraad een eerder willekeurige keuze, die wellicht louter om budgettaire redenen is ingegeven. In wezen kan de woonnood van een gezin dat drie jaar op een wachtlijst staat even hoog of zelfs hoger zijn dan deze van een gezin met een langere wachttijd. Dit ondersteunt het pleidooi voor een verruimde, substantiële huursubsidie toegekend op basis van de reële woonnood (zie §3 van dit advies). Om in aanmerking te komen voor de huursubsidie dient de kandidaat-huurder bovendien verplicht ingeschreven te zijn bij een domiciliemaatschappij. In de nota aan de Vlaamse Regering wordt dit verantwoord doordat “alleen daar een reële kans bestaat op toewijzing, gelet op de facultatieve prioriteit die de meeste maatschappijen toekennen”. De voorwaarde tot inschrijving bij een domiciliemaatschappij belemmert in belangrijke mate de residentiële mobiliteit van de kandidaat-huurders –wat net een van de troeven is van de private huurmarkt. De Vlaamse overheid dient zich de fundamentele vraag te stellen of de klemtoon op ‘lokale binding’ binnen het woonbeleid zowel op beleidsmatig vlak (bv. stimuleren van residentiële en arbeidsmobiliteit6) als op individueel vlak (bv. nood aan nieuwe sociale relaties) nuttig en wenselijk is. De Vlaamse Woonraad meent alvast dat de reële woonnood van de betrokkenen dient te primeren op lokale bindingscriteria.7 Tevens meent de Vlaamse Woonraad dat de toekenning van de huursubsidie niet mag worden beperkt tot kandidaat-huurders van een sociale huisvestingsmaatschappij, maar eveneens moet worden toegekend aan kandidaat-huurders van andere woonorganisaties (bv. SVK en sociaal verhuurde gemeentelijke of OCMW-woningen), voor zover ze voldoen aan de vooropgestelde voorwaarden. 4.1.5. Afstemming met het kaderbesluit sociale huur Gelet op de koppeling van de huursubsidie aan de wachtlijsten voor de sociale huur, wordt logischerwijze verwezen naar een aantal bepalingen uit het Kaderbesluit Sociale Huur (KSH). Hiermee wordt een consistente en voor de betrokkenen transparante regeling beoogd. In beginsel onderschrijft de Vlaamse Woonraad deze keuze, maar het is niet duidelijk waarom hier in een aantal gevallen van wordt afgeweken. De Vlaamse Woonraad vraagt alvast aandacht voor de schrapping bij weigering van een aangeboden sociale woning: volgens het KSH kunnen kandidaat-huurders één maal een woning weigeren zonder dat dit een schrapping van de wachtlijsten tot gevolg heeft. In voorliggend ontwerpbesluit wordt de huursubsidie stopgezet bij een eerste weigering. De Vlaamse Woonraad pleit ervoor de regeling uit het KSH ook toe te passen bij de toekenning van de huursubsidie. Principieel kant de Vlaamse Woonraad zich tegen de beperking van de mogelijkheid tot het weigeren van een aanbod en meent dat een absolute onmogelijkheid tot het weigeren niet strookt met de individuele keuzevrijheid. Ook de regeling waarbij de kandidaat huurder zijn actueel inkomen kan inbrengen als referentie bij de bepaling of het inkomen zou moeten toegepast worden voor de toekenning van de huursubsidie.
6
Voor het belang hiervan verwijzen we naar de OESO-studie “To Move or not to Move: What Drives Residential Mobility Rates in the OECD?” http://www.oecd-ilibrary.org/economics/to-move-or-not-to-movewhat-drives-residential-mobility-rates-in-the-oecd_5kghtc7kzx21-en 7 Zie ook ons advies 2009/05 (8/12/09): Reflectienota op de beleidsnota wonen 2009-2014. Ook de Vlaamse Ombudsdienst spreekt zich hier in zijn jaarverslag 2010 kritisch over uit.
5
Omgekeerd zijn er een aantal bepalingen uit het KSH die voor verbetering vatbaar zijn maar die momenteel wel worden doorgetrokken naar de regeling voor de huursubsidie. De Vlaamse woonraad dringt ter zake aan de hiernavolgende suggesties te willen meenemen in de op stapel staande wijzigingen van het KSH. Zo meent de Vlaamse Woonraad dat de bepaling van het ‘aantal personen ten laste’ op een andere wijze kan worden uitgewerkt, zodanig dat effectief rekening wordt gehouden met de feitelijke toestand van de gescheiden ouder die op de private huurmarkt een voldoende ruime woning moet huren om zijn kinderen (nu en dan) te kunnen opvangen. Indien het niet opportuun is dit te regelen in het KSH vraagt de Vlaamse Woonraad een aparte regeling op te nemen binnen het ontwerp van besluit voor de huurpremie. Ook de niet beperkende keuze voor type en locatie moet worden ingevuld in het KSH, zodanig dat de kandidaat-huurders voor de huurpremie weten wanneer ze voldoen aan deze voorwaarde. Bovendien mogen de keuzes die in het verleden zijn gemaakt in functie van de kandidaatstelling voor een sociale woning zich niet retroactief keren tegen kandidaat huurder die in aanmerking komt voor de huurpremie. In dit licht zullen de nodige overgangsmaatregelen noodzakelijk zijn. Tenslotte lijkt het De Vlaamse Woonraad aangewezen om bij een wijzigend KSH eveneens de gevolgen op het huurpremiestelsel voor de kandidaat-huurders na te gaan. 4.1.6. Budgettaire impact De jaarlijkse kostprijs van deze maatregel wordt geraamd op 8,8 miljoen euro in 2012 tot 9,6 miljoen euro in 2017. De Vlaamse Woonraad vermoedt dat dit een onderschatting is van het benodigde budget: - de toewijzing van sociale huurwoningen aan de doelgroep vanaf 2012 wordt wellicht overschat (+30% t.o.v. toewijzingen in 2009, groeiritme sociale huurwoningen ligt beduidend lager); - de huursubsidie zal vanaf 2012 wellicht voor een aanzuigeffect op de wachtlijsten zorgen, met een belangrijke budgettaire impact vanaf 2017. De Vlaamse Woonraad dringt aan op een degelijke monitoring van het aantal potentiële begunstigden en een adequate inschatting van de benodigde budgetten voor de huursubsidie. Het gaat hier om een noodzakelijk inkomenssupplement voor de betrokkenen, waarvan de regelmatige en stipte betaling ten allen tijde gegarandeerd moet blijven. Wellicht zal vanaf 2017 (5 jaar na de inwerkingtreding van de maatregel) een substantieel hoger budget moeten worden uitgetrokken, vooral door het gestelde aanzuigeffect. Dit laatste houdt eveneens in dat de termijnen en het aantal kandidaten op de wachtlijsten structureel zullen toenemen. Ook dit zal door het beleid moeten worden vertaald in gepaste maatregelen (onder meer op vlak van sociale huisvesting en een beleid voor de private huurmarkt). 4.2.
Puntsgewijze opmerkingen
Huursubsidie voor kamerbewoners Omwille van de duidelijkheid lijkt het de Vlaamse Woonraad aangewezen om in art.2 van het ontwerpbesluit expliciet aan te geven dat de huursubsidie ook kan worden toegekend aan kandidaat-huurders die een kamer als hoofdverblijfplaats huren. Nu wordt enkel de term ‘woning’ gebruikt. Volgens de Vlaamse Wooncode is een kamer ook een woning,
6
maar gelet op het bestaan van een afzonderlijk Kamerdecreet kan deze terminologie mogelijks verwarring scheppen. Hetzelfde geldt bij verhuis van een niet-conforme naar een conforme kamer: in art.8 §1 van het ontwerpbesluit wordt namelijk gesteld dat na verhuis een conforme woning moet worden betrokken (de kamer wordt niet langer expliciet vernoemd, terwijl in hetzelfde artikel elders wel de term “woonentiteit die niet voldoet aan de vereisten (…) van (…) het Kamerdecreet” wordt gebruikt). Beroepsmogelijkheid Art.6 §3 voorziet in de mogelijkheid tot het aantekenen van bezwaar tegen de toekenning van de huursubsidie door het OCMW of de domiciliemaatschappij wanneer deze beslissing gebaseerd is op foutieve gegevens. - de correctheid van de gegevens dient vóór de toekenning van de huursubsidie te worden gegarandeerd; - is dit de opdracht van het OCMW? In de begeleidende stukken wordt alvast niet ingegaan om de impact van deze bepaling op de lokale besturen (geen administratieve lastenmeting OCMW); - het ontwerpbesluit voorziet niet in beroepsmogelijkheden voor potentiële begunstigden aan wie de huursubsidie niet wordt toegekend. Dit lijkt ons aangewezen. Tijdstip en frequentie van uitbetaling Art.7§1 stelt dat de tegemoetkoming minstens per kwartaal zal worden uitbetaald en voor de eerste keer binnen de vier maanden na de beslissing tot toekenning van de huursubsidie. Aangezien de huur maandelijks moet worden betaald, moet logischerwijze ook de huursubsidie maandelijks worden uitbetaald. Zowel voor de huurders als de verhuurders verhoogt dit de kans op een stipte en tijdige betaling van de huur, en kunnen financiële problemen worden voorkomen. De Vlaamse Woonraad vraagt dit op te nemen in het ontwerpbesluit. Ongeschikt- of onbewoonbaarheidsverklaring Art.8 stelt dat rechthebbenden die een woning of kamer bewonen die niet voldoet aan de woonkwaliteitsnormen acht maanden de tijd krijgen om een conforme woning te zoeken en te verhuizen. In die periode behouden zij de tegemoetkoming. De Vlaamse Woonraad stemt volmondig in met deze regeling. De Vlaamse Woonraad dringt er echter op aan dat rechthebbenden die zich in een dergelijke situatie bevinden, desgewenst voldoende ondersteuning zouden krijgen (hetzij bij hun zoektocht naar een nieuwe woning, hetzij bij het overleg met de verhuurder in functie van de conformiteitswerken). Hiertoe is het aangewezen de nodige werkafspraken te maken tussen de betrokken administraties, woon- en welzijnsorganisaties en lokale besturen. Stopzetting van de tegemoetkoming Art.9, 2° stelt dat de tegemoetkoming wordt stopgezet zodra de rechthebbende wordt geschrapt uit het inschrijvingsregister van de domiciliemaatschappij. Gezien het uitgangspunt van dit ontwerpbesluit (vijf jaar op wachtlijst) is dit een logische bepaling. De Vlaamse Woonraad vraagt evenwel al het mogelijke te doen om dergelijke schrappingen te vermijden. Deze zijn vaak het gevolg van de complexe procedure en/of de beperkte administratieve vaardigheden van de betrokkenen.8
8
Zie ook ons advies 2011/04 (28/04/11): Wonen en armoede.
7
Bovendien bepaalt het ontwerpbesluit dat de huursubsidie niet opnieuw kan worden verleend na een dergelijke schrapping. Dit lijkt ons te vergaand. De Vlaamse Woonraad vraagt daarom om in art.2, 5° de verwijzing naar art.9, 2° te schrappen.
5.
Besluit
De Vlaamse Woonraad meent dat de huursubsidie als volwaardig beleidsinstrument moet worden uitgebouwd voor de naar schatting 180.000 huishoudens met een laag inkomen die een private woning huren die onvoldoende betaalbaar en/of kwalitatief is. Voorliggend ontwerpbesluit kan slechts de eerste stap vormen in de uitvoering van de bepalingen inzake de huursubsidie in het Regeerakkoord. De Vlaamse Woonraad dringt aan op een snelle integratie van beide huursubsidies en een verdere verruiming ervan. Wat betreft de beperkte verruiming van de huursubsidie die in het ontwerpbesluit wordt uitgewerkt, meent de Vlaamse Woonraad dat ook binnen het huidige beschikbare budget een grotere doelmatigheid kan worden gerealiseerd door een sterkere koppeling aan de reële woonnood. Desalniettemin kan de Vlaamse Woonraad een aantal belangrijke opties uit voorliggend ontwerpbesluit onderschrijven. Onder meer de loskoppeling van een verhuisbeweging, het langdurige en niet-degressieve karakter van de huursubsidie en de openstelling ervan voor kamerbewoners zijn positief. Tevens onderschrijft de Vlaamse Woonraad de keuze om de huursubsidie semiautomatisch toe te kennen –al is verdere administratieve vereenvoudiging hier wel aangewezen. De Vlaamse Woonraad heeft bedenkingen bij de bepalingen in het ontwerpbesluit i.v.m. het invoeren van een maximumhuurprijs, de maximum huursubsidie en de verplichte inschrijving bij een domiciliemaatschappij. Tevens vermoedt de Vlaamse Woonraad dat de budgettaire impact van de maatregel wordt onderschat. Tot slot formuleert de Vlaamse Woonraad een aantal punctuele bedenkingen (onder meer i.v.m. de verduidelijking inzake kamers, de wijze van uitbetaling en stopzetting van de tegemoetkoming, de begeleiding bij niet-conformiteit van de woning en de beroepsmogelijkheden).
8