1
De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: Regierol sociale economie Ontwerp van Besluit tot bepaling van de regierol van gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie, vermeld in artikel 15 van het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen: principiële goedkeuring met het oog het advies van de Raad van State
1. Situering Het (nieuwe) decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen (hierna ‘ondersteuningsdecreet’ genoemd) voorziet in een aantal ondersteuningselementen op het vlak van de lokale sociale economie. Het artikel 15 van het decreet voorziet in de mogelijkheid tot steun voor die gemeenten die een regierol op het vlak van de lokale sociale economie opnemen. Die regierol bestaat uit de ontwikkeling van een beleidsvisie op sociale economie, en het faciliteren van de samenwerking met en tussen de sociale economie. Het decreet kent de vaststelling van de nadere voorwaarden omtrent de ondersteuning van de regierol evenals de begunstigden op steun, de subsidievoorwaarden, de aanvraag- en toekenningsvoorwaarden, en de omvang van de subsidie aan de Vlaamse regering toe. Het voorliggend ontwerp van besluit geeft uitvoering aan voormeld artikel 15 van het ondersteuningsdecreet en wordt wat betreft de plan- en rapporteringsverplichtingen afgestemd op het planlastendecreet van 15 juli 2011 (zie verder). De ondersteuning van de regierol op het vlak van de lokale sociale economie wordt, zoals voorzien in voornoemd planlastendecreet, gekenmerkt als een Vlaams beleidsprioriteit, waarop de lokale besturen kunnen intekenen.
2
2. Voorstel 2.1 Inhoudelijke situering voorstel Binnen de lokale diensteneconomie hebben lokale overheden een dubbele rol. Enerzijds vervullen lokale overheden een belangrijke rol bij de invulling van de dienstverlening bij lokale klaverbladen. Anderzijds zijn zij regisseur en nemen ze een coördinerende rol op zich. Al van bij de oprichting van de werkwinkels kregen de lokale besturen een ‘regisseursrol’ voor de uitbouw van de lokale diensteneconomie. Deze rol werd bevestigd in artikel 5 van het decreet van 22 december 2006 houdende de lokale diensteneconomie. De lokale besturen moeten zelf een invulling te geven aan deze taak, vertrekkend vanuit de lokale eigenheid en ingekleurd samen met andere lokale betrokkenen. Om die rol te ondersteunen en te stimuleren werden vanuit de Vlaamse overheid verschillende initiatieven genomen: - Centrumsteden kunnen al sinds 7 december 2001 op basis van het artikel 79 quinqies van het Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende een impuls- en ondersteuningsprogramma van de meerwaardeneconomie, financiële ondersteuning krijgen ter delging van loon- en werkingskosten van een regieondersteuner. - Om ook de andere lokale besturen te ondersteunen werd in 2007 gekozen voor de opmaak van een regiehandboek diensteneconomie voor lokale besturen. 'Als lokaal bestuur werk maken van werk' is een publicatie van VVSG-Politeia i.s.m. HIVA, de Vlaamse Overheid en VZW ESF-Agentschap Vlaanderen. - Maar een handboek alleen bleek onvoldoende handvaten te bieden aan de lokale besturen van niet-centrumsteden om deze regierol invulling te geven. Daarom besliste de Vlaamse Regering in 2009 om op projectbasis een financiering voor projectontwikkelaars ‘regie lokale diensteneconomie’ onder de vleugels van RESOC/SERR te voorzien. Deze werd in 2010 eenmalig verlengd. Op basis van de actieplannen en eindrapporten werd in 2011 een evaluatie gemaakt door het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie en het Departement Werk en Sociale Economie over de invulling van de regierol door de centrumen niet- centrumsteden. Hieruit blijkt dat voor de meeste gemeenten het concept ‘regierol’ nog onvoldoende aanspreekt of onvoldoende is afgebakend. Daarnaast stel ik vast dat wanneer de ondersteuning van de regierol dichter bij de lokale besturen zelf staat, zoals in het geval van de centrumsteden, er meer concretere aanzetten mogelijk zijn, alhoewel hier ook de schaalgrootte, visie en bestuurskracht een rol spelen. Daarom wordt er in de toekomst gekozen voor het ontdubbelen van de ondersteuning van enerzijds de rol als actor en anderzijds de regierol van de lokale besturen, dit in tegenstelling tot bvb. de rol van de projectontwikkelaars die ter onder-
3
steuning van de gemeenten via de RESOC’s werkten en op het terrein vaak beide beide rollen op zich namen. Binnen het beleidsdomein sociale economie wordt de ondersteuning van de actorrol volledig geïntegreerd binnen het nieuwe ondersteuningsdecreet. Als actor kunnen lokale besturen, net zoals andere actoren in de sociale economie, immers beroep doen op de in het ondersteuningdecreet voorziene instrumenten zoals de collectieve dienstverlening (art 9, §2. 3°begeleiding van starters), de financiële ondersteuning op maat (art. 11) en de subsidie voor managementsadvies (art 12). De regierol van de lokale besturen op vlak van de invulling van de lokale dienstverlening zal enerzijds worden versterkt in het nieuwe decreet op de lokale diensteneconomie dat nog dit jaar zal ingediend worden in het parlement. Anderzijds wordt de lokale regierol versterkt door een specifieke ondersteuning van de gemeenten zoals opgenomen in artikel 15 van het ondersteuningsdecreet. Artikel 15 stelt de regierol vast en voorziet in hieraan gekoppelde ondersteuningsmiddelen (zie ook supra). Er wordt hierbij, aansluitend bij de uitgangspunten van het Witboek interne staatshervorming, gekozen om die ondersteuning intern en rechtsreeks te organiseren bij de lokale besturen zelf, en niet via een intermediair niveau. De criteria voor de verdeling van financiële ondersteuning van de regierol zijn het (minimum) aantal inwoners op het betrokken grondgebied en het ontwikkelen van een gedragen beleidsvisie omtrent de lokale sociale economie. Om aan de nodige schaalgrootte en bestuurscapaciteit te komen is het de bedoeling om via die regieondersteuning intergemeentelijke samenwerkingsverbanden1 (IGS) te stimuleren. Centrumsteden kunnen een beroep blijven doen op ondersteuning en kunnen extra ondersteuning krijgen indien ze een samenwerkingsverband met omliggende gemeenten aangaan. Daarnaast kan de ondersteuning ook gebeuren via intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met en tussen kleinere steden en gemeentes, los van de centrumsteden. Gemeenten (niet-centrumsteden) die niet in zo’n samenwerkingsverband stappen kunnen bijgevolg vanuit de Vlaamse overheid hier geen aanspraak maken op financiële ondersteuning.
2.2 Voorstel De mogelijke begunstigden voor de ondersteuning van hun regierol zijn dus (art. 2 ontwerp van besluit): 1° de centrumsteden: de steden, vermeld in artikel 4 van het decreet van 13 december 2002 tot vaststelling van de regels inzake de werking en de verdeling van het Vlaams Stedenfonds; 2° de intergemeentelijke samenwerkingsverbanden: de samenwerkingsverbanden, vermeld in artikel 3 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking. 1
Decreet houdende de intergemeentelijke samenwerking van 6 juli 2001
4
Om in aanmerking te komen voor een subsidie moeten de begunstigden een gedragen beleidsvisie ontwikkelen en aangeven via welke doelstellingen en actieplannen in hun strategische meerjarenplanning ze de Vlaamse beleidsprioriteit zullen uitwerken op het vlak van de lokale sociale economie en het maatschappelijk verantwoord ondernemen. De doelstellingen omvatten minimaal een jaarlijkse actie die de netwerking op het grondgebied bevordert en een jaarlijkse actie die bijdraagt aan de ontwikkeling van de lokale sociale economie. De uitwerking van de genoemde Vlaamse beleidsprioriteit in de strategische meerjarenplanning gebeurt in samenspraak met de lokale belanghebbenden en de bevoegde adviesraden. De begunstigde die naast de regierol ook de rol van actor op het vlak van de sociale economie opneemt, moet de beiden op het vlak van organisatie en aansturing onderscheiden. Er mag m.a.w. binnen dezelfde stedelijke of gemeentelijke dienst geen vermenging zijn van de regierol enerzijds en het opzetten van activiteiten in kader van de lokale diensteneconomie of andere maatregelen binnen de sociale economie. (art 3 ontwerp) De gemeenten dienen hiervoor geen afzonderlijke plannen meer op te maken, maar kunnen, indien ze op deze Vlaamse beleidsprioriteiten intekenen, hun beleidsdoelstellingen en actieplannen opnemen binnen hun reguliere meerjarenplanning en rapportering die zij dienen op te maken in het kader van hun beheers- en beleidscyclus. Een subsidie ter ondersteuning van de regierol wordt toegekend op basis van volgende verdelingscriteria: (art 4 ontwerp) Het aantal inwoners per begunstigde, volgens de volgende verdeelsleutel: 1) 25.000 euro voor de centrumsteden tot 80.000 inwoners of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met 60.000 tot 80.000 inwoners; 2) 50.000 euro voor de centrumsteden of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met 80.000 tot 150.000 inwoners. 3) 75.000 euro voor de centrumsteden of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met 150.000 tot 220.000 inwoners; 4) 100.000 euro voor de centrumsteden of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met 220.000 tot 290.000 inwoners; 5) 125.000 euro voor de centrumsteden of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met 290.000 tot 360.000 inwoners; 6) 150.000 euro voor de centrumsteden of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met 360.000 tot 430.000 inwoners; 7) 175.000 euro voor de centrumsteden of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met 430.000 tot 500.000 inwoners; 8) 200.000 euro voor de centrumsteden of intergemeentelijke samenwerkingsverbanden met meer dan 500.000 inwoners.
5
De ondersteuning van de regierol geschiedt binnen de perken van de begroting. Indien er meer aanvragen zijn dan dat binnen de voorziene kredieten kunnen gehonoreerd worden zal er naast de inwonerscriteria en de inhoudelijke beoordeling van de regierol ook rekening gehouden worden met het aantal niet-werkende werkzoekenden op het grondgebied van de begunstigde. Afstemming op het planlastendecreet De plan- en rapporteringsverplichtingen dienen te geschieden conform de bepalingen van het decreet van van15 juli 2011 houdende vaststelling van de algemene regels waaronder in de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest periodieke plan- en rapporteringsverplichtingen aan lokale besturen kunnen worden opgelegd ( ‘planlastendecreet’). Dit met het oog op een planlastvermindering van de lokale besturen. Op basis van dit planlastendecreet dient de Vlaamse Regering ten laatste tegen 30 oktober 2012 haar beleidsprioriteiten bekend te maken. De Vlaamse beleidsprioriteiten zijn de beleidsdoelstellingen - waaraan al dan niet subsidies worden verbonden die vanuit de Vlaamse overheid worden geformuleerd en die de lokale besturen aanmoedigen hierrond een eigen lokaal beleid te voeren. Op basis van deze beleidsprioriteiten kunnen de gemeenten hierop desgevallend intekenen in hun reguliere meerjarenplanning die ze in 2013 dienen op te maken in het kader van de beheers- en beleidscyclus (BBC). Hierbij dienen de lokale besturen geen afzonderlijke plannen meer op te maken maar kunnen zij hun beleidsdoelstellingen en actieplannen opnemen binnen hun reguliere meerjarenplanning en rapportering in het kader van die beheers- en beleidscyclus (zie art. 5 §2 ontwerp). De intergemeentelijke samenwerkingsverbanden vallen echter buiten het toepassingsgebied van de BBC waarnaar het planlastendecreet verwijst. Zij voeren bijgevolg een andere boekhouding dan de gemeenten die de meerjarenplanning en boekhouding volgens de BBC hanteren. Dit neemt niet weg dat zowel gemeenten als samenwerkingsverbanden kunnen intekenen op de Vlaamse beleidsprioriteiten. Voor de begunstigden zal aanvraag en rapportering via BBC verlopen. Voor de begunstigden die die niet onderworpen zijn aan de voormelde strategische meerjarenplanning, wordt maximaal afgestemd op de plan- en rapporteringsverplichtingen, vermeld in het voormelde decreet. (art 5§3 BVR). Toch zal ook hier naar maximale afstemming gestreefd worden op de rapportering binnen de BBC van de lokale besturen. In het geval dit intergemeentelijke samenwerkingsverband een interlokale vereniging is (geen rechtspersoonlijkheid en geen beheersoverdracht, één van de deelnemende gemeentes of steden wordt als beheerder aangesteld), kan een maximale afstemming gebeuren waarbij al de deelnemende gemeenten over hun doelstellingen, actieplannen en acties rapporteren in hun (binnen BBC voorziene) meerjarenplanning, budget en jaarrekeningen, maar waarbij enkel de gemeente of stad die de lead heeft hieraan de financiële gegevens koppelt.
6
3. Budgettaire Weerslag
Voor de ontwikkeling van de regierol is er binnen het begrotingsartikel JC0/1JE-F-2C/WT in totaal een krediet voorzien van 1.583.000 €. Zoals in het verleden zullen hiermee zowel de centrumsteden als de niet-centrumsteden (vroeger via de RESOC’s) worden gefinancierd onder de voorwaarden zoals hoger uiteengezet.
4. Kwaliteit van de regelgeving 4.1. Taal – en wetgevingstechnisch advies Het ontwerp van besluit werd onderworpen aan wetgevingstechnisch en taaladviesnummer 9274 van 14 maart 2012. 4.2. Reguleringsimpactanalyse Voorliggend ontwerp van besluit wordt niet onderworpen aan een reguleringsimpactanalyse (RIA) wegens ontbreken van vrije en wezenlijke politieke beleidsruimte (implementatie van een decretale bepaling). 4.3. Administratieve lasten Het voorliggend voorstel verleent uitvoering aan het ondersteuningsdecreet en het planlastendecreet (zie supra). De beide decreten streven in belangrijke mate administratieve lastenvermindering na. De lokale sociale regierol moet worden begrepen als een Vlaamse beleidsprioriteit die onderhevig is aan de globale plan- en rapporteringsverplichtingen zoals vastgesteld in het planlastendecreet. Tot nu toe dienden de centrumsteden met betrekking tot de concrete uitoefening van de regierol jaarlijks een tussentijdse en een eindverantwoording voor te leggen aan het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Deze eindverantwoording dient een inhoudelijk eindrapport aangaande de concrete invulling van de regierol te omvatten evenals een overzicht van de hieraan gerelateerde loon- en werkingskosten en ontvangsten met inbegrip van bewijsstukken zoals loonstaten en facturen. In het kader van de afstemming op het planlastendecreet dienen de lokale besturen geen aparte subsidieaanvraag te doen of rapportering meer op te maken maar dit te doen binnen de reguliere rapportering van hun beheers-en beleidscyclus waarbinnen ze kunnen rapporteren over budget en jaarrekeningen. De aanvraag en toekenning van de financiële ondersteuning geschiedt aan de hand van deze integratie in de reguliere meerjarenplanning en rapportering van de begunstigden zoals voorzien in hun beheers-en beleidscyclus.
5. Weerslag lokale besturen
7
Het voorstel heeft geen onmiddellijk rechtstreekse weerslag op de financiën van de lokale besturen noch op personeelsvlak, noch op het vlak van de werkingsuitgaven, de investeringen en schuld, en de ontvangsten. De lokale besturen zijn mogelijke begunstigden op ondersteuning voor hun regierol op het vlak van de lokale sociale economie. Lokale besturen kunnen geheel vrijblijvend een aanvraag tot ondersteuning van hun regierol op het vlak van de lokale sociale economie indienen. Het komt de lokale besturen zelf toe te beslissen in welke mate en op welke wijze ze die regierol uitbouwen (cf. planlastendecreet).
6. Weerslag op het personeelsbestand en /of personeelsbudget Het voorstel van beslissing heeft geen weerslag op het personeelsbestand en op het personeelsbudget, zodat het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen beleid inzake personeel en organisatieontwikkeling, niet vereist is.
7. Advies Inspectie van Financiën Het advies van de Inspectie van Financiën dd. 15 mei 2012 (zie bijlage) was zonder bezwaar, de opmerkingen werden in ogenschouw genomen maar nopen niet tot aanpassingen van het BVR.
8. Voorstel van beslissing De Vlaamse Regering: 1. hecht haar principiële goedkeuring aan het ontwerp van besluit tot bepaling van de regierol van gemeenten op het vlak van de lokale sociale economie, vermeld in artikel 15 van het decreet van 17 februari 2012 betreffende de ondersteuning van het ondernemerschap op het vlak van de sociale economie en de stimulering van het maatschappelijk verantwoord ondernemen 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, te gelasten over het voorontwerp van decreet het advies in te winnen van: 2.1. de SERV 2.2 de Raad van State, met verzoek het advies mee te delen binnen een termijn van 30 dagen zoals bepaald in artikel 84, §1, eerste lid, 1° van de gecoordineerde wetten op de Raad van State, op voorwaarde dat het in punt 2.1. vermelde advies geen aanleiding geeft tot wijziging van de heden door de Vlaamse Regering principieel goedgekeurde tekst. 3. gelast de Vlaamse minister, bevoegd voor de sociale economie, met de uitvoering van deze beslissing.
8
Freya VAN DEN BOSSCHE Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie
Bijlagen: 1. ontwerp van besluit 2. advies van de inspectie van financiën dd 15 mei 2012 3. begrotingsakkoord dd