DIERENZORGTECHNIEKEN TWEEDE GRAAD TSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS September 2004 LICAP – BRUSSEL D/2004/0279/069
DIERENZORGTECHNIEKEN TWEEDE GRAAD TSO LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS LICAP – BRUSSEL D/2004/0279/069 September 2004 vervangt het leerplan D/2002/0279/03 ISBN 90-6858-355-7
Vlaams Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs Guimardstraat 1, 1040 Brussel
Inhoud LESSENTABEL ...................................................................................................................5 1
BEGINSITUATIE.....................................................................................................7
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN ...........................................................................7
2.1 2.2
Op het vlak van vaardigheden, kennis en inzichten............................................................................7 Op het vlak van attitudevorming..........................................................................................................8
3
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN ......................................8
3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8
Geïntegreerde aanpak ........................................................................................................................8 Graadleerplannen................................................................................................................................9 Verticale samenhang...........................................................................................................................9 Horizontale samenhang ......................................................................................................................9 Projectmatige aanpak........................................................................................................................10 Aanschouwelijke aspecten................................................................................................................10 Integratie ICT.....................................................................................................................................10 Aantal lestijden: indicatief..................................................................................................................10
4
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN, PEDAGOGISCHDIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN...................................11
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
Situering sector gezelschapsdieren ..................................................................................................11 Classificatie van de gewervelde dieren.............................................................................................12 Uitwendige bouw van gezelschapsdieren.........................................................................................13 Inwendige bouw van gewervelde dieren ...........................................................................................17 Levensloop en ontwikkeling van dieren die als huisdier worden gehouden .....................................25 Diergedragingen................................................................................................................................26 Gezondheid en welzijn van dieren ....................................................................................................27 Voeding van dieren ...........................................................................................................................28 Huisvesting van dieren ......................................................................................................................29 Verzorgingsactiviteiten van dieren ....................................................................................................32
5
EVALUATIE ..........................................................................................................34
6
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN ..................................................................34
7
BIBLIOGRAFIE .....................................................................................................35
8
NUTTIGE ADRESSEN..........................................................................................37
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
3 D/2004/0279/069
Dierenzorgtechnieken Pedagogische vakbenaming Minimum-maximum
uren/week
Administratieve vakbenaming
33-36
33-36
Godsdienst
2
2
AV Godsdienst
Aardrijkskunde
1
1
AV Aardrijkskunde
Frans
2
2
AV Frans
Geschiedenis
1
1
AV Geschiedenis
Informatica
1
1
AV Informatica
Lichamelijke opvoeding
2
2
AV Lichamelijke opvoeding
Nederlands
4
4
AV Nederlands
Wiskunde
3
3
AV Wiskunde
Toegepaste biologie
2
2
TV Landbouw/Toegepaste natuurwetenschappen/Tuinbouw
Toegepaste chemie
2
2
TV Landbouw/Toegepaste natuurwetenschappen/Tuinbouw
Toegepaste economie
1
1
TV Landbouw/Toegepaste economie/Tuinbouw
Toegepaste fysica
2
2
TV Landbouw/Toegepaste natuurwetenschappen/Tuinbouw
Dierenzorgtechnieken
4
4
PV Praktijk Landbouw/Toegepaste natuurwetenschappen/Tuinbouw
6
6
TV Landbouw/Toegepaste natuurwetenschappen/Tuinbouw
Voor deze vakken is het leerplan in deze brochure opgenomen.
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
5 D/2004/0279/069
1
BEGINSITUATIE
In de eerste graad van de A-stroom maken leerlingen kennis met het productieproces van planten en dieren. Ze leren de behoeften en noodzaak van voeding voor mens en dier ontdekken. Daarna wordt onderzocht welke middelen er nodig zijn om voedsel voor mens en dier te produceren. Door analyse verwerven ze inzicht in de factoren die het productieproces beïnvloeden en gaan ze zelf plantaardig en dierlijk voedsel produceren. Als slot worden eigen producties geëvalueerd. De leerinhouden worden opgebouwd volgens de vijf stappen van het technologisch proces. Naast het leren ontdekken van de behoefte van de mens aan groen, verfraaiing en een gezond leefmilieu is er ook de behoefte voor de mens aan het houden van gezelschapsdieren. De pedagogisch-didactische aanpak richt zich vooral op de exploratie van alle deelgebieden van de agrarische en biotechnische sector. Een hoofddoel is de leerlingen voldoende kennis, inzichten en attitudes te laten verwerven om na het tweede leerjaar van de eerste graad een verantwoorde keuze inzake studierichting in de tweede graad te maken.
2
ALGEMENE DOELSTELLINGEN
2.1
Op het vlak van vaardigheden, kennis en inzichten
–
Het belang van de sector dierenzorg inschatten en de mogelijke uitbatingsvormen en kansen op tewerkstelling herkennen.
–
Via waarnemingen en onderzoek de delen van de uitwendige bouw van de meest voorkomende gezelschapdieren herkennen, noemen en de functie verklaren.
–
Via waarnemingen en onderzoek de delen van de inwendige bouw van de meest voorkomende gezelschapdieren herkennen, noemen en de functie verklaren.
–
Basiskennis, basisvaardigheden en inzichten verwerven in het groei- en ontwikkelingsproces van dieren en de gevolgen voor de relatie mens-dier in te schatten.
–
Via waarnemingen de factoren die het groei- en ontwikkelingsproces bij dieren positief of negatief beïnvloeden, herkennen.
–
Diergedragingen observeren en rapporteren, alsook afwijkend gedrag vaststellen.
–
Het verband kunnen leggen met dierengezondheid en dierenwelzijn.
–
Basiskennis en –inzichten verwerven in de voeding van de meest voorkomende gezelschapsdieren.
–
Door observatie en onderzoek de huisvestingsvormen voor de verschillende soorten gezelschapsdieren herkennen en op diervriendelijkheid beoordelen.
–
De reglementering in het verband met het houden, aan- en verkopen van dieren kennen en naleven.
–
De basiskennis, inzichten en vaardigheden verwerven om:
dieren op een efficiënte wijze te voeden, te verzorgen, te huisvesten en eventueel de vruchtbaarheid te begeleiden; op een veilige, diervriendelijke en ergonomische manier om te gaan met dieren; de veiligheidsvoorschriften, hygiënische en milieuafspraken na te leven; de juiste gereedschappen en werktuigen te kiezen, correct te gebruiken en te onderhouden; voldoende kritisch te staan ten opzichte van eigen realisaties (product) en ten opzichte van eigen werkzaamheden (proces) en het eigen handelen bij te sturen tot kwaliteitsverbetering.
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
7 D/2004/0279/069
2.2
Op het vlak van attitudevorming
Het is belangrijk om attitudes bewust en expliciet op diverse momenten als doelstelling na te streven. Attitudes die bijzondere aandacht verdienen zijn: –
Erop gericht zijn binnen de voorgeschreven tijd een opgedragen taak nauwkeurig te voltooien.
–
Diervriendelijk omgaan met dieren.
–
Streven naar en ijveren voor een zo hoog mogelijk dierenwelzijn (voeding, hygiëne, huisvesting …).
–
Voor zijn mening en gevoelens durven uitkomen en deze op een beleefde manier formuleren en argumenteren.
–
Spontaan handelen volgens de regels en afspraken.
–
Erop gericht zijn, ondanks moeilijkheden, verder te werken om het einddoel te bereiken.
–
In staat zijn om op systematische wijze te beslissen welke stappen men bij de uitvoering van een taak zal zetten.
–
Zich inleven in de situatie waarin mensen zich bevinden, er begrip voor opbrengen en er tactvol mee omgaan.
–
Bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden (andere materialen, andere gereedschappen, nieuwe opdrachten).
–
Handelen met het oog op de tevredenheid voor zichzelf en voor de anderen: klantgerichtheid.
–
Handelen met het oog op het vermijden van verspilling en respect voor het milieu.
–
Bereid zijn om informatie op te zoeken.
–
Aandacht hebben voor de impact die het eigen gedrag en voorkomen op anderen kan hebben.
–
Bijdragen tot een leef- en werkomgeving als een gemeenschap van mensen die iets voor elkaar betekenen.
–
Handelen met de bekommernis om zichzelf, de anderen en het milieu optimaal te vrijwaren.
–
Bereid zijn om in team te werken.
3
ALGEMENE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN
3.1
Geïntegreerde aanpak
–
Het is vanuit pedagogisch-didactisch standpunt absoluut noodzakelijk om een degelijke samenhang tot stand te brengen tussen praktijk en theorie. Een eerste stap om op dit vlak goede resultaten te bereiken is te vertrekken vanuit een geïntegreerd leerplan. Dit betekent dus dat er geen afzonderlijk leerplan theorie en praktijk wordt gemaakt. Het onderscheid tussen TV en PV in de lessentabel is louter omwille van administratieve redenen gemaakt.
–
De leerplandoelstellingen en leerinhouden worden zodanig aangeboden dat de praktijk en de theorie als één geheel worden ervaren. Het is in deze optiek ook wenselijk om de praktijk en de theorie door één en dezelfde leraar te laten geven.
–
Indien de school toch opteert om de uren over verschillende leraren en verschillende vakken te verdelen, zullen de leraren de leerplandoelstellingen en leerinhouden, in overleg opnemen in een gezamenlijk jaarplan. De vakwerkgroep is hiervoor de aangewezen weg.
8 D/2004/0279/069
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
3.2
Graadleerplannen
De leerplannen zijn uitgeschreven als graadleerplannen. De leerdoelstellingen dienen binnen de graad gerealiseerd te worden. De leraar dient er naar te streven de verschillende leerinhouden zo geïntegreerd mogelijk te behandelen.
3.3
Verticale samenhang
–
De tweede graad heeft een schakelfunctie tussen de eerste en de derde graad. Om de verticale opbouw optimaal te verzekeren, is het noodzakelijk om naast de eigen doelstellingen ook deze van de andere graden te kennen. Enerzijds moet men nauw aansluiten op wat voorafging in de eerste graad en anderzijds moet men duidelijk zicht hebben op de te bereiken einddoelen in de derde graad.
–
In de eerste graad is er de basisoptie ‘Agro- en biotechnieken’: exploratie en oriëntatie van de agrarische en biotechnische sector.
–
Het leerplan Dierenzorgtechnieken wordt over de tweede en derde graad heen concentrisch opgebouwd. In de tweede graad ligt de nadruk op het verwerven van de noodzakelijke transfereerbare basiskennis, inzichten en basisvaardigheden bij het houden en verzorgen van huisdieren. Volgende leerinhouden worden aangeboden in de tweede graad TSO Dierenzorgtechnieken:
kennis van de uitwendige bouw van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vissen die als huisdier worden gebruikt; kennis van de inwendige bouw van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vissen die als huisdier worden gebruikt; kennis van de levensloop en productiecyclus van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vissen die als huisdier worden gebruikt; diergedragingen observeren en interpreteren; basiskennis gezondheid en welzijn van dieren; kennis van de voedingsmiddelen van dieren; basisprincipes i.v.m huisvesting van zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën, vissen die als huisdier worden gebruikt; basisvaardigheden i.v.m het veilig omgaan met dieren; basisvaardigheden i.v.m de dagelijkse verzorging van dieren; basisvaardigheden i.v.m het registreren van dieren; basisvaardigheden i.v.m persoonlijke bescherming van dieren.
–
In de derde graad worden de leerinhouden en doelstellingen in verband met dierzorgtechnieken verruimd en uitgediept. De klemtoon van de vorming ligt op het kunnen toepassen van de verworven kennis, inzichten en vaardigheden in concrete praktijksituaties. De doelstellingen in de derde graad zijn gericht op het maken van keuzes en het nemen van beslissingen bij het houden, fokken, opvoeden, huisvesten, voederen en verzorgen van huisdieren of dieren die worden gehouden als huisdieren, in dierentuinen e.a. Nog in de derde graad worden de onderwerpen in verband met ziektes en hun preventie en behandeling behandeld. Ook het berekenen van het rantsoen behoort tot de leerinhouden van de derde graad.
–
Voor de tweede graad zijn de leerplannen dieronafhankelijk opgesteld. In de derde graad is duidelijk gekozen om leerinhouden en doelstellingen te realiseren via concrete diersoorten (dierspecifiek). Naast enkele verplichte diersoorten of typevoorbeelden (diersoorten per groep) kunnen de leerkrachten nog andere diersoorten behandelen binnen de extra complementaire uren Dierenzorgtechnieken. Nog in de derde graad worden de onderwerpen in verband met ziektes, hun preventie en behandeling behandeld. Ook het berekenen van het rantsoen behoort tot de leerinhouden van de derde graad.
3.4 –
Horizontale samenhang Bij het uitschrijven van het leerplan Dierenzorgtechnieken werd rekening gehouden met het tijdstip waarop bepaalde leerinhouden in de andere vakken van het fundamenteel gedeelte aan bod komen.
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
9 D/2004/0279/069
–
Per thema wordt via de pedagogisch-didactische wenken aangegeven welke voorkennis en inzichten de leerlingen moeten verworven hebben in andere vakken.
–
Sommige onderwerpen dienen vakoverschrijdend te worden aangepakt. De realisatie van alle geformuleerde doelstellingen van vakoverschrijdende thema’s zal een zaak worden voor de hele school en vraagt een coördinatie van de jaarplannen via de vakwerkgroepen.
3.5
Projectmatige aanpak
Dit leerplan leent zich tot projectmatig werken. Met een project wordt bedoeld: een geïntegreerde oefening of thema door één of meer leerlingen uit te voeren. Dit kan deels onder begeleiding, deels zelfstandig gebeuren. Bij het uitvoeren van een project kunnen veel vakoverschrijdende basisvaardigheden worden uitgevoerd. Het project is geen doel op zich, maar een middel om verschillende vakoverschrijdende basisvaardigheden te integreren.
3.6
Aanschouwelijke aspecten
Er wordt tijdens de lessen Dierenzorgtechnieken veel aandacht besteed aan het aanschouwelijk aspect. De leerlingen zo veel als het kan in contact brengen met reële praktijkomstandigheden is een must.
3.7
Integratie ICT
Het bijhouden van commerciële gegevens, stockbeheer, voederlijsten, de verplichte registratiegegevens van een aantal diersoorten, en andere, wordt met behulp van de computer verricht. Het is aan te bevelen de leerlingen vertrouwd te maken met de professionele softwarepakketten die hiervoor aangewend worden. In de tweede graad leren de leerlingen de gegevens op de juiste wijze registreren met de computer. In de derde graad wordt de computer gebruikt als ondersteuning van de beleidsvoering. Met andere woorden: deze gegevens worden aangewend om bedrijfsbeslissingen te nemen.
3.8
Aantal lestijden: indicatief
Bij elk hoofdstuk geven we een raming van het vereiste aantal lestijden. Deze raming is indicatief: de leraar is niet verplicht zich hier strikt aan te houden. Bovendien is de leraar niet verplicht alle doelstellingen van één hoofdstuk chronologisch na elkaar te behandelen tenzij het expliciet in onderstaande tabel wordt aangeduid. TV ZOÖTECHNIEK – GEZELSCHAPSDIEREN 6 uur/week in de 2 leerjaren = 300 lesuren lesuren 1
Situering sector gezelschapsdieren
10
2
Classificatie van de gezelschapsdieren
15
3
Uitwendige bouw van gezelschapsdieren
50
4
Inwendige bouw van gezelschapsdieren
75
5
Levensloop en ontwikkeling
25
6
Diergedragingen
25
7
Gezondheid en welzijn van gezelschapsdieren
25
8
Voeding van gezelschapsdieren
25
9
Huisvesting van gezelschapsdieren
50
10 D/2004/0279/069
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
PV ZOÖTECHNIEK – VERZORGEN VAN GEZELSCHAPSDIEREN 4 uur/week in de 2 leerjaren = 200 lesuren Verzorgingsactiviteiten van dieren Goede omgang met dieren Juiste hantering van dieren Dagelijkse verzorging en hygiëne van de dieren Basistechnieken diergeneeskunde Huidverzorging dieren Huisvesting Registratie huisdieren
4
LEERPLANDOELSTELLINGEN, LEERINHOUDEN, PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN EN DIDACTISCHE MIDDELEN
De doelstellingen en leerinhouden worden eerst naast elkaar weergegeven. Deze worden gevolgd door de pedagogisch-didactische wenken en didactische middelen. Een (U) staat voor uitbreiding. De leerinhouden voor dierenzorgtechnieken zijn voor de tweede graad TSO ‘Dierenzorgtechnieken’ dieronafhankelijk opgesteld. De reptielen en amfibieën worden telkens in hetzelfde hoofdstuk behandeld omdat het allebei terrariumdieren zijn.
4.1
Situering sector gezelschapsdieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
Het begrip domesticatie verklaren.
Ontstaan van de gezelschapsdieren: Domesticatie
De definitie van “gezelschapsdier“ verwoorden.
Definitie van gezelschapsdieren
Het nut en de betekenis voor de mens van verschillende Nut van de gezelschapsdieren: gezelschapsdieren verwoorden. – gezelschapsdieren en productiedieren
–
– –
–
gezelschapsdieren en andere culturen
–
sociaal belang voor de mens
Informatiebronnen raadplegen omtrent het econo- Economisch belang van de dierenzorgmisch belang en de evolutie van de dierenzorg– sector: sector. – dierenzorg in België De toestand van de dierenzorgsector in eigen streek (Vlaanderen) analyseren. – dierenzorg in relatie met andere sectoren De toestand van de dierenzorgsector in de buur- – landen.
dierenzorg in de buurlanden
De verschillende bedrijfstypen en uitbatingsvormen in Betekenis van: verband met het houden en verkopen van gezel– dierenspeciaalzaken en andere distributiekanalen schapsdieren herkennen en opnoemen. – dierenartspraktijk –
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
dierenpensions
11 D/2004/0279/069
–
fokkerijen
–
dierenasiel
–
kinderboerderijen
–
dierenparken, en andere
–
beroep van dierenverzorger
–
rattenvanger
Informatiebronnen raadplegen omtrent de belangrijkste De verenigingen in verband met het houden van verenigingen in verband met het houden van gezel- gezelschapsdieren in België schapsdieren. – overzicht –
rol en betekenis
–
voornaamste activiteiten
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN De indeling van het dierenrijk wordt behandeld in het vak Toegepaste biologie tweede graad tweede leerjaar. In het hoofdstuk classificatie wordt dit verder uitgewerkt en toegepast. Leerlingen kunnen gegevens in verband met de omvang en het belang van de dierenzorgsector opzoeken op diverse websites. De leerinhouden in verband met het belang van de dierenzorgsector komen ook aan bod in het vak Toegepaste economie. Overleg met de collega is noodzakelijk.
4.2
Classificatie van de gewervelde dieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
De meest courante diersoorten die als huisdier voorko- Classificeren van de gewervelde dieren: men, herkennen en classificeren binnen de stam van de – de zoogdieren gewervelde dieren van het dierenrijk. – de vogels –
de reptielen
–
de amfibieën
–
de vissen
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Gezien de omvang van de leerinhouden van dit vak beperken we de leerplannen in de tweede graad TSO Dierenzorgtechnieken tot de gewervelde dieren. Een goede samenwerking met de leerkracht Biologie is noodzakelijk. De classificatie van de ongewervelde dieren komt aan bod in het tweede leerjaar van de tweede graad. De leerinhouden van beide vakken TV Toegepaste biologie en TV Dierenzorgtechnieken zijn complementair.
12 D/2004/0279/069
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
4.3
Uitwendige bouw van gezelschapsdieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN 4.3.1
Uitwendige bouw van de zoogdieren
Op een tekening, foto en levend dier de delen van de Delen van de uitwendige bouw bij een aantal uitwendige bouw van een huisdier dat behoort tot de zoogdieren klasse van de zoogdieren herkennen en benoemen. De belangrijkste zoogdieren die als huisdier voorkomen, Classificatie van zoogdieren classificeren binnen de klasse van de zoogdieren. Klasse 1: Zoogdieren (Mammalia) –
Subklasse 1: Prototheria Orde: Monotremata
–
Subklasse 2: Theria Infraclassis 1: Metatheria Orde: Buideldieren Infraclassis 2: Eutheria (hogere zoogdieren) Orde 1 – 13
Aan de hand van de uitwendige kenmerken de belang- Belangrijkste soorten van veel voorko-mende rijkste soorten zoogdieren die voorkomen op bijgaande zoogdieren lijst “te kennen dierensoorten en rassen“ herkennen, benoemen en classificeren. 4.3.2
Uitwendige bouw van de vogels
Op een tekening, foto en levend dier de delen van de Delen van de uitwendige bouw bij een aantal uitwendige bouw van een huisdier dat behoort tot de vogels klasse van de vogels herkennen en benoemen. De belangrijkste vogels die als huisdier en in de vrije Classificatie van vogels natuur voorkomen classificeren binnen de klasse van de Klasse 2: Vogels (Aves) vogels. – Subklasse 1: Archaeornithes –
Subklasse 2: Neornithes Orde 1 – 8
Aan de hand van de uitwendige kenmerken de belang- Belangrijkste soorten en rassen van veel voorkorijkste soorten en rassen van vogels die voorkomen op mende huisdieren die behoren tot de klasse van de lijst “van te kennen dierensoorten en -rassen” her- de vogels kennen, benoemen en classificeren. 4.3.2 Uitwendige bouw van reptielen en amfibieën De verschilpunten (inwendig, uitwendig en voortplan- Verschillen tussen een reptiel en een amfibie ting) tussen een reptiel en een amfibie kennen en benoemen. Op een tekening, foto en levend dier de delen van de Delen van de uitwendige bouw bij een aantal repuitwendige bouw van een huisdier dat behoort tot de tielen en amfibieën klasse van de reptielen en amfibieën herkennen en benoemen. De belangrijkste reptielen en amfibieën die als huisdier Classificatie van de reptielen en in de vrije natuur voorkomen classificeren binnen de Klasse 3: Reptielen (Reptilia) klasse van de reptielen en amfibieën. – Orde 1: Schildpadden
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
13 D/2004/0279/069
–
Orde 2: Krokodillen
–
Orde 3: Hagedissen
–
Orde 4: Slangen
Classificatie van de amfibieën Klasse 4: Amfibieën (Amphibia) –
Orde 1: Anura (staartlozen)
–
Orde 2: Caudata (staartdragers)
Aan de hand van de uitwendige kenmerken de belang- Belangrijkste soorten van veel voorkomende rijkste soorten reptielen en amfibieën die voorkomend huisdieren die behoren tot de klasse van de repop de lijst “te kennen dierensoorten en -rassen” herken- tielen en amfibieën nen, benoemen en classificeren. 4.3.4
Uitwendige bouw bij de vissen
Op een tekening, foto en levend dier de delen van de Delen van de uitwendige bouw bij een aantal visuitwendige bouw van vissen herkennen en noemen. sen: –
bespreking van de vorm (torpedo-, pijl-, aal- en schijfvorm)
–
korte bespreking bektypen
–
bespreking vinnen, staart en huid
De belangrijkste vissen die als huisdier en in de vrije Classificatie van de vissen natuur voorkomen classificeren binnen de klasse van de Klasse 5: Vissen (Pisces) vissen – Subklasse 1: Sarcopterygii –
Subklasse 2: Actinopterygii Infraclassis 1-3 Belangrijkste families en soorten
De vissoorten die voorkomen op bijgaande lijst “te ken- Soorten en rassenkennis van de vissen die als nen dierensoorten en -rassen” herkennen, benoemen huisdier worden aangewend en classificeren. PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het is de bedoeling dat de leerlingen reeds in de tweede graad een aantal dierensoorten en -rassen van veel voorkomende huisdieren herkennen op basis van de uitwendige kenmerken. Van deze soorten moeten er enkele kenmerken van de uitwendige bouw per soort worden verwoord. De kennis van de uitwendige kenmerken in de tweede graad vormt het fundament van het keuren van dieren, en opstellen van een signalement in de derde graad. Het is zeer belangrijk dat het identificeren van rassen per diersoort vanuit de praktijk gebeurt en zoveel mogelijk in contact met het dier zelf. Laat de leerlingen zo mogelijk zelfstandig informatie zoeken over onderstaande diersoorten en -rassen. Het is goed voor TSO-leerlingen een “dierenboek” te laten bijhouden waarin de dierensoorten en -rassen zijn opgenomen die worden behandeld in de les en die door de leerlingen moeten gekend zijn. Hierin worden de belangrijkste kenmerken per dierensoort genoteerd. Als werkinstrument bij dit thema wordt onderstaande tabel toegevoegd. Ze bevat een overzicht van de dierensoorten en –rassen die de leerlingen op het einde van de tweede graad TSO herkennen en juist benoemen. Verder kunnen de leerlingen de voornaamste soorten binnen een bepaalde groep classificeren. Het aantal vermelde dieren op bijgaande lijst van “te kennen dierensoorten en –rassen” is een minimum. De leerkrachten zijn vrij om
14 D/2004/0279/069
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
hieraan nog dieren toe te voegen. Een meer uitgebreide studie van de verschillende dierensoorten en -rassen en de kenmerken ervan komt aan bod in de derde graad. Het is belangrijk dat bij de start van de tweede graad de leerlingen een lijst ontvangen waarop de dieren worden vermeld die ze, op het eind van de tweede graad, moeten kunnen herkennen en benoemen. Lijst van de te kennen diersoort en – rassen Rassen
Diersoort Kleine zoogdieren
Muizen
Kleurmuizen, renmuizen, veeltepelmuizen
Ratten
Huskyrat, Japanse rat, jumborat
Gerbils
Bleke gerbil, Syrische gerbil, Egyptische gerbil
Cavia’s
Gladharige (rus, agoutti, egaal), Tessel Gekruinde cavia’s (engels, Amerikaans), Borstelharige cavia’s Peruviaan Rex
Hamsters
Gewone hamsters, Chinese en Russische dwerghamsters
Konijnen
Dwergkonijnen (kleurdwerg, pooltjes) Middenslag (hangoortjes, Hollanders, Alaska) Grote rassen (Rijnlander, Japanner, Franse en Engelse hangoor, Vlaamse reus) Belgisch haaskonijn
Chincilla Fret Grote zoogdieren
Hond
Gezelschapshonden (bv. mopshond) Herdershonden (bv. Bearded collie, Duitse herder) Jachthonden (bv. Golden en Labrador retriever, Duitse brak) Sledehonden (bv. Samojeed) Teckels (bv. teckel) Teriërs (bv. Airedale Terrier, Cairn Terrier, Parson Jack Russell) Waakhonden (bv. Dobermann, Rottweiler, Duitse dog) Windhonden (bv. afghaan, Ierse wolfshond
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
Kat
Britse Korthaar, de Siamees, Perzische kat, Main Coon
Schaap
Texelaar, Suffolk, Blue du Maine, Hampshire
Geit
De witte Saane, de Nubische geit, de Turinger, de dwerggeit
Varken
Vietnamees en Indonesisch hangbuikvarken
15 D/2004/0279/069
Vogels
Pony/paard
Werkpaarden (Belgisch, Ardenner, Fries, Haflinger) Rijpaarden (Arabisch volbloed, Lipizaner) Pony (Shetlander)
Volièrevogels
Zangvogels (kanarie, rijstvogel, buulbuul) Exoten (zebravink, Japanse meeuwtjes, bandvinken) Kromsnaveligen (Australische parkiet, ZuidAmerikaanse parkiet, agaporniden, papegaaiachtigen) Kwartels (Chinese dwergkwartel, Virginische boomkwartel, Californische kuifkwartel)
Neerhofvogels
Kippen – Groothoenders (Mechelse koekoek Brahma, Marans, Cochin, Brakel) – Krielen (Shabo, Cochin, Antwerpse baardkriel, Sebright) Duiven – kroppers (Gentse kropper) – meeuwen (Oud Hollandse Meeuw) – structuurduiven (Raadsheer, Kapucijn) – tuimelaars (Belgische tuimelaar, Oosterse roller) – kleurduiven (vinkduif, Poolse lunckx) – kipduiven (King, Mondain) – vormduiven (Pauwstaart) – wratduiven (Carriër) – vliegduiven (postduif)
Reptielen
Parkvogels
Kalkoenen (Ronquière kalkoen, brons-kleurige Amerikaanse kalkoen) Pauwen (blauwe pauw, Java-pauw) Fazanten (goudfazant, leliefazant, koningsfazant, oorfazant) Glansfazanten Lachduiven Kwartels en patrijzen Parelhoenders
Watervogels
Ganzen (knobbelgans, maangans, Toulousegans) Eenden (Mandarijneend, Carolinaeend, Ta-ling, loopeend, Hollandse kwaker, wilde eend) Zwanen (witte zwaan, zwarte zwaan)
Loopvogels
Nandoe Emoe Afrikaanse struisvogel
Slangen en hagedissen
Slangen – gifslang (adder, cobra, ratelslang) – wurgslang (python, korenslang) Hagedissen – skinken (bananenskink) – basilisken (helmbasilisk)
16 D/2004/0279/069
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
–
echte hagedissen (smaragdhagedis, parelhagedis) agame (baardagame, kardoen) gekko (daggekko en nachtgekko) eguanen (groene leguaan, aardleguaan) varanen (nijlvaraan, steppevaraan) kameleons
– – – – –
Amfibieën
Vissen
4.4
Schildpadden
Landschildpad Moerasschildpad (roodwangschildpad, bijtschildpad)
Krokodillen
Brilkaaiman
Brughagedis
Gewone brughagedis
Kikkers
Pijlgifkikker, groene kikker
Padden
Buffo marinus
Salamanders
Vuursalamander
Warmwatervissen
Scalara, neon, guppi, discus
Koudwatervissen
Karperachtigen (Koi, goudvis) Winde, zeelt, voorn, zonnebaars
Inwendige bouw van gewervelde dieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN 4.4.1
Inwendige bouw van zoogdieren
Het bewegingsstelsel bij zoogdieren –
De functie van het geraamte en de verschilpunten – tussen enkele veel voorkomende zoogdieren verwoorden.
Functie van het geraamte
–
Aan de hand van een geraamte of levend dier de – belangrijkste delen herkennen en benoemen.
De bouw van het geraamte bij zoogdieren
–
Het verband tussen geraamte en uitwendige bouw – verklaren.
Bouw van de beenderen
–
De stoffen die belangrijk zijn voor de vorming van beencellen opnoemen.
–
Het nut van het beenvlies verwoorden.
–
De delen van een been op tekening en op het been herkennen en benoemen.
–
Een doorsnede van een bot tekenen en de onderdelen benoemen.
–
Soorten beenderen onderscheiden.
–
Aan de hand van tekeningen, transparanten of – skeletten, de verschillende soorten gewrichten herkennen en benoemen.
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
–
Soorten beenderen Beenverbindingen
17 D/2004/0279/069
–
De verschillende soorten gewrichten op een geraamte en op dieren situeren. Het spierstelsel bij zoogdieren
–
De functie en het belang van het spierstelsel bij – zoogdieren verwoorden.
Belang en functie van het spierstelsel
–
De bouw en kenmerken van spieren beschrijven.
De bouw van een spier
–
Verwoorden wat een pees is en haar functie be- – schrijven.
Functie van pezen
–
De werking van een spier verklaren.
–
Werking van de spieren
–
Het begrip antagonist verwoorden.
–
Het begrip antagonist
–
Het bloedvatenstelsel bij zoogdieren –
De functie van het bloedvatenstelsel verwoorden.
–
–
Aan de hand van een figuur of model de belang- – rijkste delen van het bloedvatenstelsel herkennen en benoemen.
Bouw van het bloedvatenstelsel
–
De kleine en grote bloedsomloop op een schema – aanduiden.
Werking van het bloedvatenstelsel
–
Het onderscheid in functie tussen de kleine en de – grote bloedsomloop verwoorden.
Functie van de diverse onderdelen van het bloedvatenstelsel
–
De functie van ieder belangrijk onderdeel van het bloedvatenstelsel verwoorden.
–
De samenstelling van het bloed opnoemen.
–
De rol van de bloedcellen weergeven.
–
Functie van het bloedvatenstelsel
Samenstelling van het bloed
Het spijsverteringsstelsel bij zoogdieren –
De zoogdieren indelen volgens voedselbehoefte.
–
Uitleggen welk voedsel bij een bepaalde diersoort hoort.
–
–
Aan de hand van een tekening van een maagdarmstelsel kunnen bepalen welk soort voedsel het dier kan verteren.
–
Aan de hand van een gebit en/of tekening de soor- – ten tanden herkennen en benoemen.
–
Aan de hand van een gebit bepalen welk voedsel een bepaalde diersoort tot zich neemt.
–
De belangrijkste redenen opnoemen waarom een dier zich voedt. De verschillen in eetgedrag van dieren kunnen verklaren.
–
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de – voornaamste onderdelen van het spijsverteringsstelsel herkennen en benoemen.
–
De delen van het spijsverteringsstelsel in de juiste volgorde plaatsen.
–
Aan de hand van figuren het onderscheid tussen – het spijsverteringsstelsel van diverse diersoorten kunnen aanduiden en verwoorden.
18 D/2004/0279/069
Indeling van de dieren volgens de aard van het voedsel waarmee ze zich voeden: ( (
carnivoren of vleeseters herbivoren of planteneters omnivoren of alleseters
Het gebit van zoogdieren
Functie van het spijsverteringsstelsel
Bouw van het spijsverteringsstelsel:
bij herbivoren (herkauwers, niet-herkauwers) bij carnivoren en omnivoren
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
–
De stappen tijdens de vertering van voedsel bij – verschillende diersoorten schematisch weergeven.
–
De taak van de belangrijkste delen van het spijsverteringsstelsel bij het verteringsproces verwoorden.
–
Factoren die een invloed uitoefenen op de verte- – ring opnoemen.
Het principe van de vertering:
bij herbivoren (herkauwers, niet-herkauwers) bij carnivoren en omnivoren
Factoren die een invloed hebben op de vertering
Het urinestelsel bij zoogdieren –
De functie van het urinestelsel verwoorden.
–
Functie van het urinestelsel
–
Aan de hand van een schematische voorstelling of – model de belangrijkste delen van het urinestelsel herkennen en aanduiden.
Bouw van het urinestelsel
–
Aan de hand van een figuur de werking van het – urinestelsel verklaren.
Werking van het urinestelsel
Het ademhalingsstelsel bij zoogdieren –
Het belang en de functie van de ademhaling bij – zoogdieren aantonen.
Belang en functie van het ademhalingsstelsel
–
Aan de hand van een schematische voorstelling de – verschillende delen van het ademhalingsstelsel herkennen en benoemen.
Bouw van het ademhalingsstelsel
–
Uit de bouw van het ademhalingstelsels de be- – schermingsmogelijkheden van de luchtwegen tegen infecties bij dieren opsommen.
Bescherming van de luchtwegen
–
De werking van het ademhalingsstelsel aan de – hand van een figuur toelichten.
Werking van het ademhalingsstelsel
–
De gasuitwisseling verklaren. Het voortplantingsstelsel bij zoogdieren
–
Het doel van de voortplanting bij zoogdieren ver- – woorden.
Functie van het voortplantingsstelsel
–
De delen van het vrouwelijk en het mannelijk ge- – slachtsorgaan op een schematische voorstelling herkennen en benoemen.
Bouw van het voortplantingsstelsel
–
De werking van het vrouwelijk en het mannelijk – geslachtsorgaan aan de hand van een schematische voorstelling verduidelijken.
Werking van het vrouwelijk en mannelijk geslachtsorgaan
–
Primaire en secundaire geslachtskenmerken her- – kennen en benoemen.
Primaire en secundaire geslachtskenmerken
–
Aan de hand van een gekozen diersoort de ge- – beurtenissen van een geslachtscyclus herkennen en in de juiste volgorde op een tijdsbalk plaatsen.
Voortplantingsproces en voortplanting:
–
dekrijpheid bronst bevruchting
Aan de hand van een gekozen diersoort de bronst – waarnemen, herkennen en noemen. Hormonen
–
De definitie van hormonen verwoorden.
–
De relatie tussen de soort klieren, de geproduceer- – de hormonen en de functie ervan herkennen.
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
–
Definitie van hormonen Belangrijke klieren die hormonen produceren en hun vorming
19 D/2004/0279/069
–
De algemene werking van de hormonen verwoor- – den.
Algemeen werkingsprincipe
–
Verschil tussen natuurlijke en synthetische hormo- – nen kennen.
De soorten hormonen en hun functie:
–
natuurlijke hormonen synthetische hormonen
Via dissectieoefeningen inzicht verwerven in de Dissectieoefeningen bij zoogdieren inwendige bouw van zoogdieren. 4.4.2
De inwendige bouw bij vogels
Het bewegingsstelsel bij vogels –
De verschilpunten in de bouw en functie van het – geraamte tussen zoogdieren en vogels verwoor– den. –
Inleiding Functie van het geraamte De bouw van het geraamte bij vogels
Spierstelsel bij vogels –
De bouw en werking van spieren bij vogels verkla- – ren.
–
Het begrip antagonist verwoorden.
–
De verschilpunten bij het spierstelsel van vogels tegenover zoogdieren kennen.
Bouw en werking van de spieren bij vogels
Het bloedvatenstelsel bij vogels –
De functie van het bloedvatenstelsel bij vogels – verwoorden.
Functie van het bloedvatenstelsel
–
Aan de hand van een figuur of model de belang- – rijkste delen van het bloedvatenstelsel herkennen en benoemen.
Bouw van het bloedvatenstelsel
–
De functie van ieder belangrijk onderdeel van het – bloedvatenstelsel verwoorden.
Werking van het bloedvatenstelsel
–
De verschillen in samenstelling van het bloed bij – vogels tegenover zoogdieren opnoemen.
Samenstelling van het bloed
Het spijsverteringsstelsel bij vogels –
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de – voornaamste onderdelen van het spijsverteringsstelsel herkennen en noemen.
Functie van het spijsverteringsstelsel
–
De delen van het spijsverteringsstelsel in de juiste – volgorde plaatsen.
Bouw van het spijsverteringsstelsel
–
De vogels indelen volgens voedselbehoefte.
Indeling van de vogels volgens de aard van het voedsel: graaneters, zaadeters, vleeseters, andere
–
Aan de hand van de soort snavel bepalen welk – voedsel een bepaalde vogelsoort tot zich neemt.
–
De verschillen in eetgedrag van vogels kunnen verklaren.
–
De stappen tijdens de vertering van voedsel bij – vogels schematisch weergeven.
20 D/2004/0279/069
–
Bespreking soorten snavels
Het principe van de vertering: verschilpunten tussen graaneters, zaadeters, vleeseters, andere
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
–
De taak van de belangrijkste delen van het spijsverteringsstelsel bij het verteringsproces bij vogels verwoorden. Het ademhalingsstelsel bij vogels
–
Aan de hand van een schematische voorstelling de – verschillende delen van het ademhalingsstelsel bij – vogels herkennen en benoemen en de functie van het ademhalingsstelsel verwoorden.
Functie van het ademhalingsstelsel
–
De werking van het ademhalingsstelsel aan de – hand van een figuur toelichten.
Werking van het ademhalingsstelsel
–
Bescherming van de luchtwegen tegen infecties bij – vogels verwoorden.
Bescherming van de luchtwegen
Bouw van het ademhalingsstelsel
Het uro-genitaalstelsel bij vogels –
De functie van het uro-genitaalstelsel verwoorden – met betrekking tot de uitscheiding en de voortplanting.
Functie van het uitscheidingsstelsel
–
Aan de hand van een schematische voorstelling of – model de belangrijkste delen van het uitscheidingsstelsel herkennen en aanduiden.
Bouw van het uitscheidingsstelsel
–
Aan de hand van een figuur de werking van het – uitscheidingsstelsel bij vogels verklaren.
Werking van het uitscheidingsstelsel
–
Het doel van de voortplanting bij vogels verwoor- – den.
Functie van het voortplantingsstelsel
–
De delen van het vrouwelijk en mannelijk ge- – slachtsorgaan op een schematische voorstelling herkennen en benoemen.
Bouw van het voortplantingsstelsel
–
De werking van het mannelijk en vrouwelijk ge- – slachtsorgaan aan de hand van een schematische voorstelling verduidelijken.
Werking van het mannelijk en vrouwelijk geslachtsapparaat
–
Uitleggen hoe vogels zich voortplanten.
–
Voortplantingsproces en voortplanting
–
Bevruchting
Zenuwstelsel bij vogels –
De belangrijkste kenmerken van het zenuwstelsel – bij vogels verwoorden.
Kenmerken
–
Via dissectieoefeningen inzicht verwerven in de Dissectieoefeningen bij vogels inwendige bouw van vogels. 4.4.3 De inwendige bouw bij reptielen en amfibieën Het bewegingsstelsel bij reptielen en amfibieën
–
De verschilpunten van het geraamte en de functie – ervan tussen reptielen en amfibieën opnoemen en – verwoorden. –
Soorten beenderen Functie van het geraamte De bouw van het geraamte bij reptiel en amfibie
Het spierstelsel bij reptielen en amfibieën –
De werking en functie van het spierstelsel bij reptie- – len en amfibieën verklaren. –
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
Functie van het spierstelsel Bouw en werking van de spieren bij reptielen en bij amfibieën
21 D/2004/0279/069
Het bloedvatenstelsel bij reptielen en amfibieën –
De functie van het bloedvatenstelsel en verschil- – punten ervan bij reptielen en amfibieën verwoor– den.
Functie van het bloedvatenstelsel Bouw van het bloedvatenstelsel
–
Aan de hand van een figuur of model de belangrijkste delen van het bloedvatenstelsel herkennen en benoemen.
–
De functie van ieder belangrijk onderdeel van het – bloedvatenstelsel verwoorden.
Werking van het bloedvatenstelsel
–
De verschillen in samenstelling van het bloed te- – genover zoogdieren kennen.
Samenstelling van het bloed
Het spijsverteringsstelsel bij reptielen en amfibieën –
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de – voornaamste onderdelen van het spijsverteringsstelsel herkennen en benoemen.
Functie van het spijsverteringsstelsel
–
De delen van het spijsverteringsstelsel in de juiste – volgorde plaatsen.
Bouw van het spijsverteringsstelsel
–
Uitleggen welk voedsel bij een bepaalde reptiel of – amfibie hoort.
Indeling van de reptielen en amfibieën volgens de aard van het voedsel:
–
Aan de hand van het soort reptiel of amfibie bepalen welk voedsel een bepaalde soort tot zich neemt.
–
De verschillen in eetgedrag kunnen verklaren.
–
De werking en de functie van het kauwapparaat – verwoorden.
Bespreking soorten kauwapparaat
–
Het principe van voedselvertering bij reptielen en – amfibieën uitleggen.
Het principe van de vertering
–
De stappen tijdens de vertering van voedsel sche- – matisch weergeven.
Verschilpunten tussen insecteneters, vleeseters, planten- en vruchteneters en andere
–
De taak van de belangrijkste delen van het spijsverteringsstelsel bij het verteringsproces verwoorden.
insecteneters vleeseters planten- en vruchteneters andere
Het ademhalingsstelsel bij reptielen en amfibieën –
De functie van het ademhalingstelsel bij reptielen – en amfibieën verwoorden.
Functie van het ademhalingsstelsel bij reptielen en bij amfibieën
–
Aan de hand van een schematische voorstelling de – verschillende delen van het ademhalingsstelsel – herkennen en benoemen.
Bouw van het ademhalingsstelsel bij reptielen Bouw van het ademhalingsstelsel bij amfibieën
–
Het verschil tussen de zuurstofopname bij reptielen – en amfibieën verwoorden.
Werking van het ademhalingsstelsel bij reptielen
–
De werking van het ademhalingsstelsel aan de – hand van een figuur toelichten.
Werking van het ademhalingsstelsel bij amfibieën
–
De gasuitwisseling verklaren.
Gasuitwisseling
–
Bescherming van de luchtwegen tegen infecties – verwoorden.
22 D/2004/0279/069
–
Bescherming van de luchtwegen bij reptielen en amfibieën
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
Het uitscheidingsstelsel bij reptielen en amfibieën –
De functie van het uitscheidingsstelsel verwoorden. –
–
Aan de hand van een schematische voorstelling of model de belangrijkste delen van het uitscheidingsstelsel herkennen en aanduiden en de werking ervan verklaren.
Functie, bouw en werking van het uitscheidingsstelsel
Het voortplantingsstelsel bij reptielen en amfibieën –
Het doel van de voortplanting verwoorden.
–
Functie van het voortplantingsstelsel
–
De delen van het vrouwelijk en mannelijk ge- – slachtsorgaan, zowel bij reptielen als bij amfibieën – herkennen en benoemen.
Bouw van het voortplantingsstelsel bij reptielen
–
De werking van het vrouwelijk en mannelijk ge- – slachtsorgaan aan de hand van een schematische voorstelling verduidelijken.
Werking van het vrouwelijk en mannelijk geslachtsapparaat
–
De essentiële verschilpunten tussen de voortplan- – ting bij reptielen tegenover amfibieën kennen.
Voortplantingsproces en voortplanting bij reptielen
–
Voortplantingsproces en voortplanting bij amfibieën
Bouw van het voortplantingsstelsel bij amfibieën
Zenuwstelsel –
De belangrijke kenmerken van het zenuwstelsel bij – reptielen en amfibieën verwoorden.
–
Via dissectieoefeningen inzicht verwerven in de Dissectieoefeningen inwendige bouw van reptielen en amfibieën
Kenmerken
4.1.4
Inwendige bouw bij vissen
Het bewegingstelsel bij vissen –
De functie van het geraamte en het verschil tussen – enkele vissoorten verwoorden.
Functie van het geraamte en het verschil tussen vissoorten
–
Aan de hand van afbeeldingen de bouw van een – vin uitleggen en de verschillende soorten opsommen en herkennen.
Bouw en soorten vinnen (primaire en secundaire functie)
–
Het belang kennen van de vinformule.
Bespreking vinformule
–
Bouw en werking van het spierstelsel bij vissen Het spierstelsel bij vissen toelichten. – Functie en bouw van het spierstelsel
–
De spieren bij vissen indelen.
–
De belangrijkste voortbewegingswijzen van vissen – kennen.
Bespreking diverse voortbewegingswijzen
–
Functie van de zwemblaas in de voortbeweging – toelichten
Functie van de zwemblaas
–
–
Indeling en werking van de spieren
Het voortplantingsstelsel bij vissen –
Het doel van de voortplanting verwoorden.
–
De delen van het vrouwelijk en mannelijk ge- – slachtsorgaan, bij enkele courante vis- soorten, op een schematische voorstelling herkennen en benoemen.
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
–
Functie van het voortplantingsstelsel Bouw van het voortplantingsstelsel
23 D/2004/0279/069
–
De werking van het vrouwelijk en mannelijk ge- – slachtsorgaan aan de hand van een schematische voorstelling verduidelijken.
Werking van het vrouwelijk en mannelijk geslachtsapparaat
–
Uitleggen hoe vissen zich voortplanten
–
Voortplantingsproces en voortplanting
–
Bevruchting
Het bloedvatenstelsel bij vissen –
De functie van het bloedvatenstelsel verwoorden.
–
–
Aan de hand van een figuur of model de belang- – rijkste delen van het bloedvatenstelsel herkennen en benoemen.
–
De verschillen in verband met het bloedvatenstelsel tegenover zoogdieren kennen.
Functie en bouw van het bloedvatenstelsel Werking van het bloedvatenstelsel
Het spijsverteringsstelsel bij vissen –
De taak van de belangrijkste delen van het spijs- – verteringsstelsel bij het verteringsproces verwoorden.
Functie van het spijsverteringsstelsel
–
Aan de hand van een figuur, model of dissectie de – voornaamste onderdelen van het spijsverteringsstelsel herkennen en noemen.
Bouw van het spijsverteringsstelsel
–
De delen van het spijsverteringsstelsel in de juiste volgorde plaatsen.
–
Aan de hand van de bektypen bepalen welk soort – voedsel een bepaalde soort tot zich neemt.
Indeling van de vissen volgens het soort voedsel
–
De verschillende soorten bektypen herkennen en – opnoemen.
Bespreking soorten bektypen:
–
De verschillen in eetgedrag kunnen verklaren.
–
De stappen tijdens de vertering van voedsel sche- – matisch weergeven.
–
Aan de hand van een schematische voorstelling de Het ademhalingsstelsel bij vissen verschillende delen van het ademhalingsstelsel – Functie van het ademhalingsstelsel herkennen en benoemen.
–
De werking van het ademhalingsstelsel aan de – hand van een figuur toelichten.
Werking kieuwademhaling (bespreking kieuwbogen, kieuwdeksels, kieuwplaatjes)
–
De verschillende vormen van kieuwademhaling – uitleggen.
Soorten:
–
De gasuitwisseling verklaren.
Gasuitwisseling
–
Bescherming van de luchtwegen tegen infecties – verwoorden.
–
bovenstandige bek eindstandige bek onderstandige bek
Het principe van de vertering
darmademhaling abyrintademhaling huidademhaling
Bescherming tegen infecties
Het uitscheidingsstelsel bij vissen –
De functie van het uitscheidingsstelsel verwoorden. –
–
Aan de hand van een schematische voorstelling of model de belangrijkste delen van het uitscheidingsstelsel herkennen en aanduiden.
24 D/2004/0279/069
Functie en bouw van het uitscheischeidingsstelsel
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
–
Aan de hand van een figuur de werking van het – uitscheidingsstelsel bij vissen uitleggen.
Werking van het uitscheidingsstelsel
–
De belangrijkste kenmerken van het zenuwstelsel Zenuwstelsel van vissen bij vissen verwoorden.
–
Via dissectieoefeningen inzicht verwerven in de Dissectieoefeningen bij vissen inwendige bouw van vissen.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Het hoofdstuk over de inwendige bouw bij dieren, dient vakoverschrijdend te worden aangepakt. De leerinhouden in verband met de zintuigen, het zenuwstelsel en het klierstelsel bij zoogdieren worden behandeld in het vak Toegepaste biologie van de tweede graad Dierenzorgtechnieken. Coördinatie van de leerinhouden en doelstellingen in verband met de uitwendige en inwendige bouw van zoogdieren, vogels, vissen en reptielen en amfibieen via de jaarplannen zijn noodzakelijk. Een vakoverschrijdende aanpak maakt het mogelijk alle leerinhouden in verband met de inwendige bouw van dieren te integreren. Het is wenselijk om zo veel mogelijk te werken aan de hand van concrete voorbeelden van huisdieren. De verschillende stelsels hoeven niet chronologisch één na één behandeld worden. De leraar kan de verschillende stelsels ook linken aan andere hoofdstukken of aan verzorgingsactiviteiten. Als voorbeeld kan je de leerinhouden van het spijsverteringsstelsel tegelijkertijd behandelen met het hoofdstuk ‘voeding van dieren.’ of omgekeerd. Aanwenden van videomateriaal en cd-rom in verband met de uitwendige bouw is gewenst. Ook het gebruik van transparanten of ander beeldmateriaal met schematische voorstellingen van de inwendige bouw per diersoort is noodzakelijk. Het is wenselijk om didactische afbeeldingen in verband met de inwendige bouw van dieren op transparant of digitale informatiedrager te plaatsen. Modellen (op schaal in kunststof) zijn een must.
4.5
Levensloop en ontwikkeling van dieren die als huisdier worden gehouden
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN De levensloop en ontwikkeling bij zoogdieren
–
– –
Aan de hand van concrete voorbeelden de ver- – schillende fasen in ontwikkeling tot volwassen – zoogdier herkennen en in de juiste volgorde plaat– sen. De verschillende fasen vanaf de bronst tot geboor- – te herkennen en benoemen. – De verschillende fasen tijdens de geboorte herken– nen en benoemen.
Bronst en bronstcyclus Bevruchting Dracht Geboorte Lactatieperiode De ontwikkeling van conceptie tot volwassen zoogdier
De levensloop en ontwikkeling bij vogels –
Aan de hand van concrete voorbeelden de ver- – schillende fasen in ontwikkeling tot volwassen vo– gel herkennen en in de juiste volgorde plaatsen.
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
Bevruchting Eivorming
25 D/2004/0279/069
– –
–
– –
De verschillende fasen in de levensloop van een – vogel herkennen en benoemen. – De verschillende fasen tijdens de geboorte herken– nen en benoemen.
– –
Broedzorg De ontwikkeling van conceptie tot volwassen vogel
De levensloop en ontwikkeling bij reptielen en amfibieën
Aan de hand van concrete voorbeelden de verschillende fasen in ontwikkeling tot volwassen rep- – tiel en/of amfibie herkennen en in de juiste volgor– de plaatsen. – De verschillende fasen in de levensloop van een – reptiel en/of amfibie herkennen en benoemen. De verschillende fasen tijdens de geboorte van een – reptiel en/of amfibie herkennen en benoemen. – –
–
Nestgedrag
Geslachtsrijpheid Bevruchting Nestgedrag Levendbarend, niet-levendbarend Eventueel broedzorg De ontwikkeling van conceptie tot volwassen reptiel De ontwikkeling van conceptie tot volwassen amfibie
Aan de hand van concrete voorbeelden de ver- De ontwikkeling bij vissen schillende fasen in ontwikkeling tot volwassen vis – Geslachtsrijpheid herkennen en in de juiste volgorde plaatsen. – Bevruchting De verschillende fasen in de levensloop van een vis herkennen en noemen. – Nestgedrag De verschillende fasen tijdens de geboorte van een – vis herkennen en noemen. –
Eventueel broedzorg De ontwikkeling van conceptie tot volwassen vis
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Over het verloop van de geboorte van dieren zijn in de handel interessante video’s te verkrijgen. Wanneer de gelegenheid zich voordoet, is het aan te raden met de leerlingen een geboorte van dieren bij te wonen. Laat de leerlingen de geslachtscyclus van een aantal soorten die op school aanwezig zijn opvolgen en alle gegevens ervan registreren. Het is aan te raden dat iedere leerling een bepaald dier van het schoolbedrijf opvolgt en de verschillende ontwikkelingsstadia registreert.
4.6
Diergedragingen
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
–
Het begrip gedragingen van dieren omschrijven.
Het begrip gedragingen van dieren
–
Gedragsprogramma’s en gedragshandelingen on- De gedragsprogramma’s bij dieren derscheiden. – Eetgedrag De verschillende gedragsprogramma’s bij dieren – Voortplantingsgedrag herkennen, benoemen en interpreteren. – Voedselzoekgedrag
–
–
26 D/2004/0279/069
Vluchtgedrag
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
– –
–
Verdedigingsgedrag
–
Sociaal gedrag
–
Leergedrag
–
Exploratiegedrag
–
En andere
Verband uitleggen tussen stereotiep gedrag en het Stereotiep gedrag (afwijkend gedrag) bij dieren welzijn van het dier. – Voorbeelden Aan de hand van voorbeelden afwijkend gedrag – Maatregelen kunnen interpreteren.
–
De gepaste maatregelen bij het vaststellen van afwijkende gedragingen.
–
De relatie omschrijven tussen diergedragingen en Verband tussen diergedragingen en dierenwelzijn dierenwelzijn.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN In dit hoofdstuk is het belangrijk dat de leerinhouden heel praktisch worden aangebracht. Het is de bedoeling de leerlingen te laten oefenen in het omgaan met dieren en het observeren van diergedragingen. Leerlingen moeten ook de dieren in hun eigen omgeving en in diverse stadia van hun levensloop kunnen observeren. Ze moeten de verschillende gedragspatronen kunnen waarnemen en interpreteren. De doelstelling is vooral afwijkend gedrag te kunnen interpreteren. Het specifiek trainen en begeleiden van stereotiep gedrag wordt behandeld in de derde graad. Het opstellen van dierspecifieke ethogrammen komt eveneens aan bod in de derde graad.
4.7
Gezondheid en welzijn van dieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
–
De definitie van conditie en gezondheid van dieren Begrip conditie en gezondheid verwoorden.
–
Aan de hand van tekeningen en/of levende dieren de conditie bij diverse diersoorten bepalen.
–
Het onderscheid tussen gezondheid, ziekte en Begrip ziekte en begrip gebrek gebrek verwoorden.
–
Enkele veel voorkomende gebreksziekten bij enkele diersoorten herkennen en beoordelen.
–
Factoren die een belangrijke invloed uitoefenen op Gezondheid van dieren de gezondheid van dieren herkennen en opsom– Begrip weerstand men. – Factoren die de weerstand beïnvloeden De verschillende maatregelen in verband met hygiene, gezondheid en welzijn van dieren herkennen – Factoren die de gezondheid van dieren beïnvloeden. en benoemen.
–
–
Hygiënische en andere omstandigheden waarin dieren leven beoordelen.
–
Het belang van een goede gezondheid van de Belang van een goede gezondheid van de dieren dieren aantonen.
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
27 D/2004/0279/069
–
Het begrip dierenwelzijn verwoorden.
–
Het verband leggen tussen dierenwelzijn en de – gezondheid van dieren. –
–
Dierenwelzijn Het begrip dierenwelzijn Het verband tussen dierenwelzijn en gezondheid van dieren
Via het raadplegen van informatie de minimum- Normen voor huisvesting van huisdieren normen waaraan dierenverblijven moeten voldoen, opzoeken en toepassen in concrete praktijksituaties.
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN In dit hoofdstuk worden enkele belangrijke basisprincipes van gezondheid van dieren besproken. De oorzaken, symptomen en behandelingen van diverse ziektes worden gezien in de derde graad.
4.8
Voeding van dieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN
–
De rol van de voeding voor dieren aantonen.
Doel van het voederen van dieren
–
Het begrip rantsoen verwoorden.
–
Levensonderhoud
–
Productie
–
Het begrip rantsoen
–
Aan de hand van concrete voorbeelden de relatie Voeding van dieren in hun natuurlijke leefomgeleggen tussen de manier van voeden van dieren in ving hun natuurlijke leefomgeving (vrije natuur) en als huisdier.
–
Voedingsmiddelen van voedingsstoffen onder- De samenstelling van voedingsmiddelen scheiden. Verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen
–
De belangrijkste voedingsstoffen die voorkomen in De belangrijkste voedingsstoffen voor dieren en hun voedingsmiddelen opnoemen. functie –
–
–
Water
Uitleggen wat we bedoelen met brandstoffen, – bouwstoffen en beschermende stoffen.
Bouwstoffen
Aangeven waarom dieren water, brandstoffen, – vetten, bouwstoffen en beschermende stoffen nodig hebben.
Brandstoffen
Vetten
–
Beschermende en regulerende stoffen
Voorbeelden en nut van voedingssupplementen – opnoemen.
28 D/2004/0279/069
glucose zetmeel vezelstoffen
–
–
eiwitten mineralen
vitaminen mineralen
Voedingssupplementen en andere
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
–
Rol van voedingstoffen in de groei en ontwikkeling Behoeften aan voedingsmiddelen en voedingsvan dieren verwoorden. stoffen bij dieren
–
Aan de hand van concrete voorbeelden de samen- – stelling van een doorsnee rantsoen voor herbivo– ren, carnivoren en alleseters bepalen. – De voornaamste voedingsmiddelen die in dierenspeciaalzaken worden verkocht herkennen en – noemen.
–
–
4.9
Rol van de voedingsstoffen Belangrijkste voedingsmiddelen voor herbivoren Belangrijke voedingsmiddelen voor carnivoren Belangrijkste voedingsmiddelen voor alleseters
De grondstoffen die men gebruikt voor het samen- De grondstoffen voor het samenstellen van voestellen van voedingsmiddelen voor dieren herken- dingsmiddelen voor dieren nen en benoemen.
Huisvesting van dieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Factoren die het klimaat in het dierenverblijf bepalen
–
–
De belangrijkste factoren die invloed hebben op het – klimaat in een dierenverblijf herkennen en opnoe– men. – Relaties leggen tussen het klimaat, gezondheid en welzijn van dieren. –
Temperatuur Licht en verlichting Lucht, luchtvochtigheid en ventilatie Stof, onrust en ongedierte
Eisen die verschillende soorten dieren stellen aan het klimaat van hun verblijf –
Aan de hand van concrete voorbeelden de eisen – die de dieren stellen aan het klimaat van hun verblijf formuleren. –
Specifieke eisen die zoogdieren stellen aan hun verblijf Specifieke eisen die vogels stellen aan hun verblijf
–
Specifieke eisen die reptielen en amfibieën stellen aan hun verblijf
–
Specifieke eisen die vissen stellen aan hun verblijf
Huisvestingsvormen voor zoogdieren –
Aan de hand van verschillende zoogdieren de ei- – sen en noodzakelijke voorzieningen in verband met een goede huisvesting formuleren.
Eisen aan en voorzieningen van een goed dierenverblijf
–
Voor een bepaalde diersoort verschillende moge- – lijkheden tot een goede huisvesting opsommen.
Inrichting en indeling van een dierenverblijf:
–
De materialen voor het bouwen van een dierenver- – blijf voor zoogdieren herkennen en noemen.
Materialen voor het bouwen van dierenverblijven
–
Dierenbedrijven op veiligheid en op diervriendelijk- – heid beoordelen.
Aandacht voor dierenwelzijn en veiligheid
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
plattegrond indeling per dierengroep overzicht van de diverse ruimten voedervoorzieningen drinkwatervoorziening verluchting en andere
29 D/2004/0279/069
–
De beschikbare ruimte per dier berekenen en ver- – gelijken bij verschillende huisvestingsnormen.
Afmetingen van dierenverblijven
–
Wettelijke normen inzake beschikbare ruimte per – dier en per diersoort opzoeken.
Wettelijke normen inzake beschikbare ruimte per diersoort
Huisvestingsvormen voor vogels –
Het huisvestingsgedrag van vogels in de vrije na- – tuur verwoorden.
Woonplaatsen en broedplaatsen van vogels in de vrije natuur
–
Reglementering in het verband met het houden van – vogels verwoorden en toepassen.
Reglementering in verband met het houden van vogels
–
Aan de hand van verschillende vogelsoorten de – eisen van een goede huisvesting formuleren.
Eisen voor een goed vogelverblijf
–
Voor een bepaalde vogelsoort verschillende moge- – lijkheden tot een goede huisvesting opsommen.
Overzicht van de verschillende mogelijkheden tot huisvesting van vogels:
–
Voor een bepaalde vogelsoort de verschillende – voorzieningen opsommen.
indeling per dierengroep: binnenvolière, buitenvolière, kooien, rennen + parken, duiventillen, opkweekruimtes en andere
Voorzieningen voor verblijven voor vogels:
indeling in diverse ruimtes: bodem, zitstokken, rustplaatsen, schuilplaatsen, woon- en broedgelegenheden en andere voedervoorzieningen drinkwatervoorziening verluchting, verwarming, verlichting en andere Gebruikte materialen
–
De materialen voor het bouwen van een vogelver- – blijf herkennen en noemen.
–
De beschikbare ruimte per dier berekenen bij ver- – schillende huisvestingsnormen.
Bepalen van de afmetingen van een vogelverblijf in functie van de soort
–
Vogelverblijven op veiligheid en op diervriendelijk- – heid beoordelen.
Aandacht voor dierenwelzijn en veiligheid bij het houden van vogels
–
De gewenste verzorgingsactiviteiten aan vogel- – kooien en volièrs inventariseren en uitvoeren.
Onderhoud van vogelkooien en volières.
Huisvestingsvormen voor reptielen en amfibieën –
Het huisvestingsgedrag van reptielen en amfibieën – in de vrije natuur herkennen en verwoorden.
Woonplaatsen van reptielen en amfibieën in de vrije natuur
–
Reglementering in het verband met het houden van – reptielen en amfibieën verwoorden en toepassen.
Reglementering in verband met houden van reptielen en amfibieën
–
Aan de hand van verschillende reptielen en amfi- – bieën de eisen voor een goed terrarium formuleren.
Eisen voor een goed terrarium voor reptielen en amfibieën
–
Voor een bepaald soort reptiel en amfibie verschil- – lende mogelijkheden tot een goede huisvesting opsommen.
Overzicht van de verschillende mogelijkheden tot huisvesting van reptielen en amfibieën
–
De verschillende soorten terraria herkennen en – noemen.
Soorten terraria: aquaterraria, tropisch-regenwoudterraria, woestijnterraria, paludaria, steppenterraria, buitenterraria, quarantaineterraria, en andere
30 D/2004/0279/069
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
–
Voor een bepaald soort terrarium de verschillende – voorzieningen opsommen.
Noodzakelijke voorzieningen in een terraria
indeling in diverse ruimten: schuilplaatsen, en andere voedervoorzieningen drinkwatervoorziening verluchting, verwarming, verlichting en andere
–
De materialen voor het bouwen van een terrarium – herkennen en benoemen.
Materialen die worden gebruikt bij het inrichten van een terraria
–
De beschikbare ruimte per dier berekenen bij ver- – schillende terraria.
Bepalen van de afmetingen van een terraria in functie van de soort
–
Terraria op veiligheid en op diervriendelijkheid be- – oordelen.
Aandacht voor het dierenwelzijn en de veiligheid bij terraria
–
De gewenste verzorgingsactiviteiten aan terraria – inventarissen en uitvoeren.
Onderhoud terraria
Huisvestingsvormen voor vissen –
Het huisvestingsgedrag van vissen in de vrije na- – tuur kennen en kunnen interpreteren.
Woonplaatsen van vissen in de vrije natuur
–
Reglementering in het verband met het houden van – vissen verwoorden en toepassen.
Reglementering in verband met het houden van vissen
–
Aan de hand van verschillende vissen de eisen van – een goed aquarium formuleren. –
Eisen die worden gesteld aan een aquarium De waterkwaliteit, het inbrengen van waterplanten, uitrustingen en andere
–
Voor een bepaalde vissoort verschillende mogelijk- – heden tot een goede huisvesting opsommen.
Overzicht van de verschillende mogelijkheden tot huisvesting van vissen
–
De verschillende soorten aquaria herkennen en – noemen.
Soorten aquaria: aquaria voor koud watervissen, aquaria voor tropische vissen (zoetwater en zoutwater), en andere
–
Voor een bepaalde vissoort de verschillende voor- – zieningen opsommen. –
Noodzakelijke voorzieningen in een aquarium
–
De materialen en installaties voor het bouwen van – een aquarium herkennen en noemen.
Overzicht van de materialen en installaties die gebruikt worden bij het aanleggen van een aquarium
–
Reglementering in het verband met het houden van – het aanleggen van vijvers verwoorden en toepas– sen.
Inrichting en indeling van een vijver
–
De soorten vijvers onderscheiden.
–
Reglementering in het verband met het houden van vissen verwoorden en toepassen.
–
Systemen voor het zuiveren en beluchten van wa- – ter voor vijvers herkennen en noemen.
Systemen voor zuivering en beluchting van het water
–
De beschikbare ruimte per vis berekenen bij ver- – schillende huisvestingsnormen.
Aandacht voor dierenwelzijn en veiligheid
–
De gewenste verzorgingsactiviteiten aan aquaria – inventarissen en uitvoeren.
Onderhoud van een Aquaria
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
indeling in diverse ruimtes systemen voor waterzuivering zuurstofvoorziening beluchten van het aquariumwater verwarming van het aquariumwater
reglementering in verband met het aanleggen van vijvers soorten vijvers aanleg van vijvers bodem, randen, en andere
31 D/2004/0279/069
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Via bezoeken aan bedrijven en hobbyisten maken de leerlingen kennis met verschillende types van huisvesting. Het is belangrijk dat leerlingen plannen van dierenverblijven kunnen interpreteren; als het kan, bij voorkeur van verblijven die ze zelf kennen. Onder begeleiding kunnen ze bestaande en goed ingerichte dierenverblijven opmeten en tekenen. Laat hen zelf ontdekken op welke punten de verschillende verblijven goed of minder goed scoren op vlak van dier- en milieuvriendelijkheid. Via het uitvoeren van diverse metingen in een dierenverblijf, kunnen de leerlingen interessante informatie inwinnen.
4.10
Verzorgingsactiviteiten van dieren
LEERPLANDOELSTELLINGEN
LEERINHOUDEN Goede omgang met diverse soorten dieren
–
Op een veilige en diervriendelijke manier omgaan – met dieren (diverse diersoorten).
Voorkomen van stress:
–
Gevaren die verbonden zijn aan het omgaan met – dieren inschatten.
tijdens het vangen van het dier tijdens het hanteren van het dier (verhokken, samenzetten, wandeling, bezoek dierenarts) tijdens het transport van dier, en andere
Gevaarlijke situaties met dieren
Dagelijkse verzorging en hygiëne van diverse diersoorten –
–
–
Verschillende dagelijkse zorgen en controles aan – dieren uitvoeren. – Gezondheid van de dieren controleren. (diverse – diersoorten)
Voedervoorziening Watervoorziening Controle gezondheid:
voedselopname urineren, ontlasten, en andere waarnemen gedrag (bv. afwijkend)
–
Klauwverzorging
–
Verzorgen van nagels
Uitgevoerde werkzaamheden in verband met de – verzorging van dieren op een professionele wijze rapporteren.
Rapporteren van uitgevoerde werkzaamheden
Huidverzorging diverse dieren – – –
Onder begeleiding huid- en vachtverzorging van – dieren uitvoeren. – De verschillende verzorgingsproducten voor dieren – herkennen en op de juiste manier toepassen. – Dieren opmaken voor de keuringswedstrijd. –
Huidverzorging
–
Dieren wassen
–
Verzorging van huidziektes en oppervlakkige verwondingen
–
Verzorgingsproducten en toiletage
32 D/2004/0279/069
Functie van het scheren + scheerapparaat Vachtverzorging
Haarverzorging Verzorging vederbekleding vogels
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
Zorgen tijdens de opfok van diverse soorten dieren – –
De juiste verzorgingsmaatregelen toepassen tij- – dens de opfok van dieren. – De verschillende verzorgingshandelingen die moe– ten gebeuren aan jonge dieren herkennen en uitvoeren.
Opkweken van jonge dieren Dwangvoederen Verzorgingshandelingen bij jonge dieren
Onderhoud van het dierenverblijf – –
– – – – –
Verblijven van dieren op een hygiënische en veilige Algemeen onderhoud: manier schoonmaken. – Kleine herstellingen De meeste toegepaste ontsmettingsmiddelen en – Schoonhouden schoonmaakproducten herkennen en op een veili– Reinigen ge wijze toepassen. Eenvoudige herstellingen en opbouw van dieren- – verblijven zelf kunnen uitvoeren. – Een vogelverblijf onderhouden. – Een aquarium onderhouden. – Een terrarium onderhouden.
Desinfecteren en ontsmettingsmiddelen Schoonmaakproducten Zelf bouwen van dierenverblijven Onderhoud diverse dierenverblijven
Registreren van de belangrijkste informatie omtrent Opvolgen van de levensloop van enkele diersoorde levensloop van verschillende diersoorten. ten
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN Bij het uitvoeren van de dagelijkse zorgen wordt veel aandacht besteed aan de veilige omgang, de verzorging en de hygiëne bij dieren. Er zijn heel wat interessante video’s en cd-roms i.v.m. de omgang met dieren op de markt. Om de verschillende parameters bij gezondheidscontroles te meten zijn een stethoscoop, een chronometer en een temperatuurmeter onontbeerlijk. De leerinhouden in verband met de dierenziektes komen aan bod in de derde graad.
)
Leerplannen van het VVKSO zijn het werk van leerplancommissies, waarin begeleiders, leraren en eventueel externe deskundigen samenwerken. Op het voorliggende leerplan kunt u als leraar ook reageren en uw opmerkingen, zowel positief als negatief, aan de leerplancommissie meedelen via e-mail (
[email protected]) of per brief (Dienst Leerplannen VVKSO, Guimardstraat 1, 1040 Brussel). Vergeet niet te vermelden over welk leerplan u schrijft: vak, studierichting, graad, licapnummer. Langs dezelfde weg kunt u zich ook aanmelden om lid te worden van een leerplancommissie. In beide gevallen zal de Dienst Leerplannen zo snel mogelijk op uw schrijven reageren.
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
33 D/2004/0279/069
5
EVALUATIE
Evalueren is geen doel op zich. Het maakt deel uit van het didactisch proces. Via allerlei vormen van evalueren krijgen de leerlingen en de leraar informatie over de bereikte en niet-bereikte leerdoelen. Zowel het proces als het product worden geëvalueerd. De klemtoon ligt daarbij uiteraard op het proces, want de hoofdbedoeling van het evalueren is bijsturen en remediëren. Bij het evalueren wordt aandacht besteed aan: –
cognitieve vaardigheden (kennen, begrijpen, inzien, toepassen);
–
psychomotorische vaardigheden (nadoen, oog-hand-coördinatie, juistheid, ritme, snelheid van uitvoering, nauwkeurigheid, beheersingsniveau);
–
attitudes (doorzetting, efficiëntie, ordentelijk werken, motivatie, sociale gerichtheid).
De einddoelstelling is dat de leerling(e) door zelfevaluatie zijn (haar) eigen handelen leert bijsturen om te komen tot kwaliteitsverbetering. Het zelf kunnen deelnemen aan de evaluatie werkt stimulerend en motiverend voor de leerling(e). Het lerend bezig zijn van leerlingen en de vorderingen die ze daarbij maken, worden permanent beoordeeld en geëvalueerd. De evaluatie gebeurt bij elke stap die ze zetten bij de realisatie van een product. Hun technisch en technologisch kennen en kunnen worden permanent getoetst. Daarbij kunnen de leerlingen ook nog periodiek, aan de hand van goed gekozen en duidelijk omschreven opdrachten, bewijzen dat ze bepaalde vaardigheden en ondersteunende kennis verworven hebben. Evalueren helpt het onderwijsproces sturen. Daarom wordt het evalueren doorgedreven geïntegreerd in dat onderwijsproces. Evaluatie is geen afzonderlijke activiteit en is meer een leermoment dan een beoordelingselement. Daardoor wordt het leerproces van de leerling en de leraar geoptimaliseerd. Het is belangrijk bij iedere opdracht op voorhand aan te duiden welke items het voorwerp van de evaluatie uitmaken en hoe de beoordeling zal worden opgevat.
6
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN
Om projectmatig te kunnen werken, dient de studierichting ‘Dierenzorgtechnieken’ over de mogelijkheid te beschikken om praktijkoefeningen te organiseren in ‘lokalen’ met diverse soorten dieren. Deze ruimtes kunnen zich bevinden op een schoolhoeve die eigendom is van de school of op praktijkbedrijven die eigendom zijn van particulieren. Daarnaast zijn volgende lokalen, liefst aangrenzend, wenselijk: één klaslokaal met documentatiecentrum, een wasplaats, een kleedkamer en een bergruimte voor gereedschappen. Er moet ook een ruimte, al dan niet overdekt, voorzien worden voor het stapelen van materialen en het bergen van zwaar materieel. De dierenverblijven, werkruimten, de loodsen, het gereedschap, de machines en werktuigen, de uitrusting en de ladders moeten beantwoorden aan alle voorschriften in verband met preventie. Er moet gestreefd worden naar de best mogelijke benadering van de reële werkomstandigheden.
34 D/2004/0279/069
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
Alle ruimten moeten voldoende ruim, veilig en hygiënisch zijn om een degelijke opleiding te kunnen realiseren. De werkplaatsen moeten uiteraard beantwoorden aan de bepalingen van het ARAB en AREI. Verder dienen ze te voldoen aan de huidige wetgeving in verband met het houden van dieren, Vlaremwetgeving en wetgeving i.v.m. dierenwelzijn. Een gereedschapslokaal Naast de dierenverblijven en werkruimten, moet er voldoende ruimte voorzien worden voor het stapelen van materiaal en materieel. Vaklokaal Om projectmatig en geïntegreerd te kunnen werken (= voortdurende interactie tussen theorie en praktijk) is een klaslokaal, voorzien van documentatiekasten, met projectiemogelijkheid nodig. ICT-uitrusting is wenselijk. Bij voorkeur een apart vaklokaal. Een klasbibliotheek voorzien van enkele belangrijke standaardwerken is een noodzaak. Didactisch materiaal Verder is de beschikbaarheid van volgend didactisch materiaal gevraagd: –
geraamtes, modellen en schema’s van de inwendige bouw van diverse diersoorten
–
een brede waaier van diverse dierenbenodigdheden
–
cd-roms voor de kennis van de onderdelen uitwendige bouw van dieren
–
cd-roms over het gedrag van een aantal diersoorten
–
video’s in verband met de voorgestelde leerinhouden
–
documentatie in verband met dierkunde en praktische verzorging van diverse diersoorten
–
stethoscoop, chronometer en thermometers
Een kleedkamer voor de leerlingen Hierin moeten sanitaire installaties worden voorzien in functie van het aantal leerlingen. Gereedschappen en uitrustingen Iedere leerling(e) dient over de noodzakelijke gereedschappen en uitrustingen te beschikken, om de vooropgestelde doelstellingen van het leerplan te kunnen realiseren. Werkkledij Voor de praktische oefeningen dient iedere leerling(e) over aangepaste kledij te beschikken. Beschermingskledij Voor de toegang tot stallen moeten de leerlingen kunnen beschikken over de wettelijk voorziene beschermingsmiddelen.
7
BIBLIOGRAFIE
–
Dieren dineren (voeren gezelschapsdieren), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Van snack tot dieet (voeren gezelschapsdieren), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Voer en water geven (opdrachten), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
35 D/2004/0279/069
–
Dieren assisteren (theorie), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Dieren assisteren (opdrachten), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Geen half werk (opdrachten en theorie), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Het verzorgde paard (theorie en opdrachten), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Voeren paarden (opdrachten), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Gedrag (uitvoeren dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Rassen van zoogdieren en vogelsoorten (uitvoeren dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Voeding (uitvoeren dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Huisvesting (uitvoeren dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Voeren van gezelschapsdieren (inzetten dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Nederland.
–
Verzorgen van gezelschapsdieren (inzetten dierverzorging), Ontwikkelcentrum Ede, Neder-land.
–
Gezelschapsdieren, rechten en plichten bij het houden van gezelschapsdieren, Verbond voor Dierenziektebestrijding en de Provinciale Landbouwdienst Limburg.
–
Pluimvee, rechten en plichten bij het houden van méér dan 100 stuks pluimvee, Verbond voor Dierenziektebestrijding en de Provinciale Landbouwdienst Limburg.
–
Runderen en kleine herkauwers, rechten en plichten bij het houden van herkauwers, Verbond voor Dierenziektebestrijding en de Provinciale Landbouwdienst Limburg.
–
Varkens, rechten en plichten bij het houden van varkens, Verbond voor Dierenziektebestrijding en de Provinciale Landbouwdienst Limburg.
–
De veehouderij, algemene reglementeringen en tips voor de veehouder, Verbond voor Dierenziektebestrijding en de Provinciale Landbouwdienst Limburg.
–
Paarden gezond houden, Ministerie van Middenstand en Landbouw, Dienst Ontwikkeling Dierlijke productie.
–
The completely illustrated Atlas of Reptiles and Amphibians for the terrarium, Fritz Jürgen Obst, Dr. Klaus Richter, Dr. Udo Jacob, Germany.
–
Beginselen van de dierkunde, Deel II, Prof. Dr. Ir. L. Tirry.
–
Papegaaienboek, over het houden, verzorgen, fokken en leren spreken van papegaaien, inclusief dwergpapegaaien en agaporniden, Dr Thijs Vriends.
–
Mijn eerste volière, Alles over voeding, huisvesting en verzorging, Dr Thijs Vriends.
–
Duiven in de volière, Houden – kweken – soorten, J. Nicolai.
–
Kippen, 101 vragen aan de dierenarts, Henk Lommers.
–
Het kennen en keuren van duiven en hoenders, Verbeke W., Keurmeester K.B.O.F.
–
Eerste hulp bij honden, Margaret Rothery Sheldon en Barbara Lockwood; vertaling en bewerking: Ruud Haak.
–
Geïllustreerde terrariumencyclopedie, Reptielen, amfibieën, spinnen, insecten, Alles over voeding, huisvesting, behandeling, ziekten, zelf kweken, Eugène Bruins.
–
300 terrariumdieren, inrichting, onderhoud, levensgewoonten, voeding, Dr. Thomas Berndt.
–
Gids voor het terrarium, Aanschaf-bouw-inrichting-onderhoud, Harry van Meeuwen en Dieter Lilge.
–
Voedsel voor aquarium- en terrariumdieren, Willy Jocher; Nederlandse bewerking: Dr. J.D. van Ramshorst en B.M. van Ramshorst-Hinlopen.
–
Voedingswijzer terrariumdieren, J. Lucassen.
–
Het terrarium, inrichting, dierkeuze, voeding, Manfred Rogner.
–
Konijnen en knaagdierenencyclopedie, Esther Verhoef – Verhallen.
36 D/2004/0279/069
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
8
NUTTIGE ADRESSEN
Ontwikkelcentrum Educatieve uitgaven en dienstverlening Willy Brandtlaan 81 Postbus 451 6710 BL Ede tel. 0138 642 992 fax: 0138 642 866 e-mail:
[email protected] internet: www.ontwikkelcentrum.nl STOAS Wageningen Agro business Park 10 Postbus 78 6700 AB Wageningen Nederland tel. 0317 47 27 11 e-mail:
[email protected] internet: www.stoas.nl Faculteit Dierengeneeskunde Salisburrylaan 133 9820 Merelbeke ANDI BEL (Belgische Beroepsfederatie van handelaars in Vogels, Gezelschapsdieren en Toebehoren vzw) Veerstraat 55 9031 Drongen-Gent IPC Plant Dier (innovatie - praktijkcentrum dieren) Wesselseweg 32 Postbus 64 NL – 3770 AB Barneveld 0031/ 342 414 881
2de graad TSO Dierenzorgtechnieken
37 D/2004/0279/069