leuven historisch Leuvens Historisch Genootschap
04 In Leuven verdiept Prof. G. Roosemont 16 2de ringmuur wandeling 24 Molens Redingeneiland
06 WO II - Belgie in de greep 20 Alexianen in Leuven 36 Hertogendal en torenmania
vzw
P.B. / P.P. 3000 Leuven 1 2 / 2540 driemaandelijks
nieuwsbrief
44
jaargang 11 maart 2015
10 Napoleon en Leuven 01 Logo LHG 18 LHG-Nieuwjaarssalon 2015
DANK aan onze leden! - Lidmaatschap vergeten? Geen probleem - vernieuw NU NOG. Verantwoordelijke uitgever: Paul Reekmans, Brusselsestraat 46 bus 05, 3000 Leuven Afgiftekantoor: 3000 Leuven 1 - Erkenningsnummer: P. 408467
Redingenmolen zicht vanaf de Dijlebrug - Fotoarchief SAL
Editoriaal Paul Reekmans Deze ‘Leuven Historisch’ is weer rijkelijk gevuld met bijdragen die elke Leuvenaar ter harte zal nemen. Ons Nieuwjaarssalon werd met ruime belangstelling gevolgd en fier konden we dit jaar onze LHG-oorkonde aan het Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant overhandigen. De voordrachten rond archeologie, monumentenzorg en landschap werden als eerbetoon gebracht. We kunnen weer zeggen dat we dank zij de meer dan 450 vernieuwde leden nu al dit jaar ons enthoesiasme rond erfgoed en geschiedenis opnieuw graag willen waarmaken. Het overzicht van 2014 was sprekend. Want soms loopt het mis zoals nu in het geval van het kloosterpand van de ontwerper Helleputte in de Kapucijnenvoer waar de Provincie Vlaams-Brabant, tegen haar eigen Agentschap Onroerend Erfgoed in en na een weigering van de stad Leuven, aan de projectontwikkelaar toch een bouwtoelating verleent voor het weinig respectvolle nieuwbouw en omgaan met dit unieke en waardevol pand. Gelukkig is er de geschreven pers, zoals recent Leuven Actueel, die met een erg sprekende cartoon haar lezers op de hoogte brengt van wat er allemaal gebeurt met de geplande hoogbouw in de Hertogensite en mogelijk verder in heel de stad. Torens en nog eens torens, die onderling wedijveren, mekaar verdringen en ons historisch patrimonium letterlijk te ‘min’ achten en overvleugelen. Hopen maar dat de Leuvenaars bewust worden wat er op termijn als waardevol uitzicht nog overblijft. Zie even op de achterzijde! Als vereniging die graag herinneringen ophaalt, moeten we toch blijven stilstaan bij feiten die het grootste deel van de Leuvenaars hebben meegemaakt, of het verhaal aan hun nazaten hebben verteld. De herinneringen van de Grote Oorlog beginnen nauwelijks te vervagen en de herinneringen van de Tweede Wereldoorlog kleven nog taaier aan het geheugen. Die oorlog, die op tijd van enkele weken scheen beslist te zijn, en als Blitzkrieg triomfeerde bij de aanvallers, had toch vijf jaren nodig om beslecht te worden. Maar er is meer! Ruim tweehonderd jaar geleden wordt Europa duchtig door elkaar geschud door een beweging die brutaalweg ontstaat (met de naam de Franse Revolutie). Deze doet over héél Europa en nog veel verder een andere wereld ontstaan, ook in onze contreien. Hier zullen we vele namen kunnen op het appèl roepen. Maar één figuur volstaat om de wereldgeschiedenis een andere wending te geven. Die moeten we aan het woord laten: Napoléon, le petit corporal. Miljoenen zullen hem verfoeien… miljoenen zullen hem tot vandaag nog koesteren… Alexander de Grote was zijn grootste ideaal – of was het Nero...? Het loont de moeite een poging te doen om zijn figuur, zijn trots, zijn intenties, op een rijtje te zetten… Hebben Hitler of Mussolini of Stalin zich aan hem gespiegeld? Wie zal het zeggen? De belangrijkste cultuurlandschappelijke bijdrage wordt deze keer geleverd rond het voormalig molenpark van het Redingeneiland, waar we in het vooruitzicht van de erfgoeddag al een boeiende voorzet geven. Meer kan je vernemen op dat ogenblik. We opteren om onze reeks rond verdwenen, herbestemde en bewaarde kloosters te stofferen met telkens een bijzondere geschiedenis. De Alexianen bijten de spits af. De verkenning van de tweede ringmuur en de ontwikkeling van het landschap worden in een tweede voordracht en wandeling uitgewerkt. Zo, tot ziens!
3
In Leuven verdiept
Bericht uit het ondergrondse van prof. Godschalk Roosemont In een reeks verhalen over archeologie
Sonia Busselen
Bij de restauratiewerken in het Augustinessenklooster in de Brusselsestraat heeft ons toenmalig (1982) BTKproject ‘Stadsarcheologie’ opgravingen uitgevoerd in de huidige laatgotische kapel van het complex. Op 1 m onder het vloerniveau werden de funderingen teruggevonden van een oudere romaanse kapel die geïntegreerd was in het Sint-Pieters- of Sint-Elisabethgasthuis, ook Groot Hospitaal genoemd, dat op het ’s-Hertogeneiland in 1222 was opgericht. Bij de opgraving in het koor vonden we vlak boven de gedeeltelijk afgebroken romaanse fundering van de apsis een overwelfde bakstenen grafkelder (binnenmaten: 224 x 90 cm). Deze grafkelder werd op 7 september 1982 geopend. We troffen er een skelet en enkele houten kistresten in Fig. 1: Koor Kapel aan. De kist was geplaatst op bakstenen dwarsbalkjes Augustinessenklooster van 14cm hoogte en 10cm breedte. Bij het vergaan van Foto Sonia Busselen de kist was het skelet een weinig ingevallen, want het lag niet meer in anatomisch verband. Het was georiënteerd met het hoofd naar het westen en met de voeten in het oosten en had geen resten van kleren of enige bijgiften. De wanden waren binnenin met een dikke witte kalklaag bepleisterd. Tegen de noordelijke lange wand was een leistenen plaatje met een vierkante spijker vastgenageld. Het plaatje droeg een inscriptie. Deze kon ontcijferd worden op 30 september 1982 door de paleografen Professor Leon Van Buyten en Marcel Haverals. Het betreft hier het graf van Godschalk Roosemont, doctor in de godgeleerdheid en schrijver van ascetische werken. Hij werd geboren te Eindhoven ca. 1483 en overleed te Leuven op 5 december 1526. Hij werd ingeschreven aan de universiteit op 6 november 1499 en staat vermeld als Godscalcus de Eyndovia, Leodiensis. Hij studeerde filosofie in de pedagogie de Valk, waar hij in 1515 zijn meester Lucas Walteri opvolgde als buitengewoon hoogleraar in de theologie. Het daaropvolgende jaar behaalde hij het doctoraat. In 1524 werd hij benoemd tot eerste president van het Pauscollege, gesticht door Adriaan Florensz. van Utrecht, de latere paus Adrianus VI, met wie hij innig bevriend was. Vanaf 1517 tot bij zijn overlijden had hij de geestelijke leiding over de communauteit van de kloosterzusters van het Groot Hospitaal. Godschalk Roosemont was een verdraagzaam en vredelievend man, of zoals Erasmus het uitdrukte: ‘vir melior quam pro vulgari sorte theologorum’. Hij liet geschriften na over religieus onderricht en over devotie, de meeste in het Nederlands geschreven en voor het volk bestemd. Zijn belangrijkste werk is zijn biechtboekje, voor het eerst verschenen te Antwerpen, bij Henrick Eckert van Homberch op 6 maart 1517. De in 8°-druk telt 436 bladzijden en is met enkele houtsneden versierd, waarvan de interessant4
Fig. 2a: voorzijde plaat 1526 meester god(-)/ sch(a)lc doctoer betelmeus van/ kessel heeft mij Foto Stad Leuven
Fig. 2b: begrave(n) int/ koer 1526/ in decemb(er) den/ vijden dach Foto Stad Leuven
ste een biechtscène voorstelt. Het eerste tractaat handelt over doodzonden en dagelijkse zonden in het algemeen en over het “consent”, of de toestemming tot zonde. In het tweede tractaat komen voornamelijk de biecht en de doodzonden ter sprake. In het derde heeft hij het over het onrechtvaardig verkregen goed en de restitutie, terwijl in het vierde het leedwezen over de zonden aan bod komt. In het vijfde spreekt hij over de dagelijkse zonden. Het zesde handelt over de kennis van God en van onszelf en het zevende is gewijd aan enkele vormen van devotie. Een jaar na het uitgeven van zijn ‘Boecxken vander Biechten’ liet Roosemont een Latijns ‘Confessionale’ verschijnen. Dit werk vertoont veel overeenkomst met het ‘Boecxken’, maar was voor een andere kring van gebruikers bestemd. Godschalk Roosemont stierf op 5 december 1526 en werd begraven op 7 december 1526 in het koor van de hospitaalkapel. Aan het klooster liet hij bij testament de helft van zijn bezit na nadat alle legaten betaald waren. Zijn twee grafschriften in de hospitaalkapel gingen verloren, wellicht tijdens de Franse Revolutie: een bronzen grafplaat en een tweede grafschrift, aangebracht op de muur naast het graf. Roosemont was kanunnik van het Sint-Pieterskapittel. Wellicht omwille van begrafenisrechten werd op ons grafplaatje vermeld dat Bartholomeus van Kessel (koster van Sint-Pieter) de begrafenis verzorgd had. Deze van Kessel was niemand minder dan de bekende Leuvense beeldsnijder, broer van Jan. Hij werkte tussen 1495 en 1529. Van hem werd verteld dat hij de modellen voor zijn Christussen-in-het-graf naar lijken zou gefigureerd hebben. 5
10 mei 1940 Hoe kwam België in de greep van de vijand? Paul Reekmans
Op 1 april 1939 verspreidde de wereldpers een angstaanjagende bericht. Engeland zou een laatste poging ondernemen om te beletten dat Polen onder de voet zou gelopen worden door de Duitsers. Deze hadden namelijk de eis dat de corridor van Danzig binnen de eerstvolgende dagen werd opgeheven. Enkele aantal maanden voordien – op 29 september 1938 – had de Engelse premier sir Neville Chamberlain samen met de Franse minister Daladier in München gepoogd een overeenkomst af te dwingen. Ze waren hierbij in de geënsceneerde aanwezigheid van de flamboyante Italiaanse duce Benito Mussolini, hoewel die zeker geen garantie betekende om de gemoederen te bedaren. De druk van het Verdrag van Versailles Duitsland had sinds het opgelegde, naar hun opvatting, schandelijke Verdrag van Versailles van 1919, zich een harde politiek aangemeten. In 1933 mondde deze uit in ongeoorloofde eisen, waarbij hun landsgrenzen niet meer zouden bedreigd worden. Het Duitse regime verkreeg van de Sovjet-Unie een niet-aanvalspact, op voorwaarde dat deze de intenties van Duitsland niet zou dwarsbomen. Intussen, in 1936, was het bezette gebied van de Rijn helemaal onder de voeten gelopen door de brutaal gedrilde Wehrmacht. Het Saargebied, dat – volgens Versailles – een natuurlijke grens met Frankrijk moest blijven, werd door “vrije verkiezingen” voor Duitsland teruggewonnen. “Die Saar kehrt Heim”, luidde de zegekreet. Weldra volgden eisen tot annexatie van andere groepen ‘van Duitsch bloed’: Oostenrijk Sudeten-Duitsers, de Memel, ... Een onmachtige Volkenbond De Volkenbond kon onvoldoende de gemoederen verzachten bij het uitvoeren van de overeenkomsten, om het verslagen Duitsland het Verdrag van Versailles te doen naleven. Meer zelfs: sommige landen, ook politici, stelden vast dat de sancties tegen Duitsland niet veel uithaalden. De buitenlandse wapenindustrie (en zeker de vliegtuigfabrieken) werd namelijk royaal gesteund en aangemoedigd. Ook hier waren de Sovjets een loyale klant. Hun oneindig grote steppe stelden ze aan de ‘bevriende’ naties ter beschikking om er te komen oefenen. Dit geldde ook voor de allernieuwste modellen van de Luftwaffe, zonder brokken te maken zoals in Guernica tijdens de Spaanse burgeroorlog (1936-1939). De inval in Polen als begin… Op 1 september 1939 trok de Duitse oorlogsmachine Polen binnen en annexeerde onmiddellijk Danzig (Gdansk). Nu hadden ze deze “corridor” in handen. Na enkele weken was het moedige Poolse leger totaal verslagen. Op 3 september 1939 overhandigde Groot-Brittannië een ultimatum; ook Frankrijk verklaarde meteen de oorlog aan Duitsland. De eerste zware vijandelijkheden deden zich voor in Noorwegen waar de kansen wisselvallig luidden, maar het meest toch om de rush naar oorlogsnodige grondstoffen, zowel voor de Britten als voor de Duitsers. 6
Fig.1: Inval in Polen - Duitsers verwijderen slagbomen
België in het “vizier” Op 10 januari 1940 moest een Duits verkenningsvliegtuig op Belgische grond in Mechelen-aan-de-Maas een noodlanding maken. Hierdoor viel de datum van het Aanvalsplan België – 24 februari 1940 – in de geallieerde handen. Dit verplichtte de Duitse generaal von Manstein een nieuwe datum te claimen, en dit op 10 mei 1940 – om 3u55... In afwachting ervan gebeurde er nergens iets meldenswaardig – zo min aan de Siegfried- als aan de Maginot-lijn. De Fransen hadden het over ‘la drôle de guerre’ en het spotliedje “We will hang our washing on the Siegfried-line” was de grap van de Britten... dat de Nazi’s razend maakte. Het startschot werd gegeven op bevel van von Manstein, zoals voorzien op vrijdag 10 mei – 03u55. Op die zonnige vrijdagochtend van het pinksterweekend werd de bevolking gewekt door een oorverdovend geluid van tientallen zware bombardementsvliegtuigen, bommenwerpers type Heinkel 111. Deze vlogen haast vleugel aan vleugel en hadden slechts één doel: de vliegvelden te vernietigen. Zo vertelde men ons later: zowel Evere, Schaffen, Bevekom, als Florennes hadden al de volle lading gekregen... De eskaders, die we zagen vliegen, keerden op dat moment reeds terug naar hun basis. Leuven In de stad begon het leven in een zenuwslopende versnelling... De drukte op de straten bestond vooral uit soldaten en officieren die zich naar hun meldpost moesten haasten. Het verkeer zwol aan met de minuut, auto’s meestal – op de daken bedekt met matrassen en dekens. Hele families vluchtelingen, hoofdzakelijk uit het oostelijk deel van het land, probeerden zo veiligere oorden te ontdekken langs de kust... of om snel naar Frankrijk te geraken. 7
Fig.2: Stempel op de indentiteitskaart met vermelding ‘verplicht weggevoerden’ archief LHG
Ook de Leuvenaars moesten hun voorzorgen nemen, want iedereen werd het aangeraden de stad te verlaten wegens de acute oorlogssituatie. Op de identiteitskaarten was een stempel aangebracht met de tekst ‘verplicht weggevoerde’... De intentie was goed bedoeld, maar straten en steenwegen slibden dadelijk dicht en stoorden maximaal de militaire bewegingen. In de late namiddag waren volop reeds Britse troepen gesignaleerd die naar het front vertrokken om hun stellingen te bemannen. Een massa volk wilde die jongens toejuichen en troepte samen aan de Tiensepoort, langs waar ze naar het front reden. Plots verschenen hoog in de lucht een drietal vliegtuigen in groep – maar de luchtafweer zou daar wel gemakkelijk mee afrekenen. En inderdaad... één na één doken die vliegtuigen naar beneden en de menigte riep de kelen schor: “Ze vallen, ze vallen...!”. Met een scherp gierend geluid stortten die vliegtuigen uit de hemel naar beneden, maar na een kleinere hoogte trokken ze plots terug naar omhoog en lieten ze hun bommen vallen. Elk vliegtuig maakte het zelfde maneuver, met het zelfde resultaat. De menigte stoof krijsend uiteen... Tientallen toeschouwers hadden toevlucht genomen in een openstaande hangar van een garage, waar – helaas – één bom binnenstortte. Een bloediger beeld kon men zich niet indenken. De kennismaking met de Stuka’s (Sturzkampfflugzeug) was een gruwelijke vuurdoop. Ziekenwagens waren niet voorhanden om de tientallen slachtoffers naar hulpcentra te brengen. De gekwetsten werden dan maar op opgevorderde vrachtwagens geladen om hen zo haast mogelijk de nodige zorg te kunnen geven... Leuven had op de eerste dag al zwaar kennisgemaakt met de oorlog... Met angst zorgde iedereen er voor om veilig thuis te geraken, iedereen zocht bescherming in de kelders die beschikbaar waren... Gelukkig bleef de nacht rustig, maar vanaf ‘s morgens 6 of 7uur was de hemel al druk bevolkt met doorrazende vliegtuigen... die we wel kenden uit de kranten... Het waren – helaas – geen Spitfires, maar vijandige snelle Messerschmitts met het balkenen hakenkruis... Het was nog maar de tweede dag... van vijf jaren die ons in angst zouden houden.
8
Fig.3: Leuven maakt kennis met de Stuka’s (Sturzkampflugzeug) - archief LHG Fig.4: Engelse troepen nemen de verdediging tegen de Duitsers over - archief LHG. Fig.5: De bevolking van Leuven werd aangeraden de stad te verlaten - archief SAL
9
1815 - Napoleon en Leuven Tom Vanderstappen
Napoleonjaar 2015: Napoleon aan de macht in 1799, en later op bezoek in Leuven
Fig. 1: Een geromantiseerd beeld: Napoleon trekt de Alpen over in 1800 (1804)
Het jaartal 1815 doet velen onmiddellijk aan Napoleon denken. Op 18 juni 2015 is het precies 200 jaar geleden dat keizer Napoleon Bonaparte en zijn legers in Waterloo definitief verslagen werd. Daarmee kwam er een einde aan jarenlange oorlogen in Europa en ook aan het directe Franse bestuur in onze streken. Om te kijken hoe Napoleon aan de macht kwam en als staatshoofd ook over de Zuidelijke Nederlanden heerste, gaan we even in de tijd terug. We kunnen hem niet los zien van de Franse Revolutie en de nasleep ervan, met de Revolutionaire Oorlogen, en daarom geven we hier enkele kaders van mee. In slechts een dikke tien jaar tijd kwam Frankrijk van een absolutistische monarchie terecht in een constitutionele monarchie, in een Republiek (met het Directoraat, het Consulaat) en tenslotte in een Keizerrijk. Hierbij hield de staat een moeilijke evenwichtsoefening tussen democratie en dictatuur. Na dit overzicht komt onze focus op onze streken en Leuven, onder het bestuur van Napoleon, en mogen we zelfs hoog hoopvol bezoek van hem verwachten in 1803… Verlichte idealen in Europa, of een duistere schaduw?
Fig. 2: Bestorming van de Bastille: symbool van onrecht en willekeur absolutistische vorst én startschot Franse Revolutie
Fig. 3: Bestorming van het Palais des Tuileries in 1792 (1793)
10
Na de Franse Revolutie (1789) wilden de Fransen met een sterk leger hun verlichte idealen (liberté, egalité, fraternité) militair kunnen verdedigen in Europa. De levée en masse is dan een feit, tegenover het vroegere beroepsleger. De schoonbroer van de regerende Franse koning Lodewijk XVI, Keizer Leopold II van het Heilige Roomse Rijk, en de Pruisische vorst Frederik Willem II vaardigden de Verklaring van Pillnitz uit (augustus 1791). Hierbij riepen ze de Europese staten op samen in te grijpen wanneer de Franse koning zou bedreigd worden. Hiermee wilden ze de revolutionairen waarschuwen. Ze wisten ook dat de andere Europese staten nog geen eensgezinde positie tegenover de Franse Revolutie hadden. De Fransen vonden dit dreigement echter zeer reëel en dit leek de uitvoering van hun idealen in de weg te staan. Op 20 april 1792 verklaarden ze dan ook zelf de Eerste Coalitie de oorlog, aangezien ze het als een verdoken oorlogsverklaring zagen.
De Fransen hoopten bovendien, door een bezetting van de Zuidelijke Nederlanden, op een opstand tegen de Oostenrijkers zoals in 1790 met de Brabantse Omwenteling. Op 28 april vielen ze de Zuidelijke Nederlanden binnen. In juli begonnen de Pruisen een inval in Frankrijk. Het daarbij uitgevaardigde Manifest van Brunswijk (1 augustus) drong opnieuw aan op de veiligheid van de Franse koninklijke familie en bedreigde hierbij Parijs. Omdat dit, volgens de Fransen, bewees dat de invallers de Franse vorst weer aan de absolute macht wilden helpen, werd op 10 augustus 1792 het Palais des Tuileries (waar de Franse koninklijke familie gedwongen verbleef) bestormd en werd het grootste deel van de Zwitserse Wacht gedood. Geheime briefwisseling van de koning werd gevonden, waaruit bleek dat hij de Revolutie niet oprecht gesteund had, maar wel contrarevolutionaire adel.
Fig. 4: Ondervraging van Lodewijk XVI, door de Nationale Conventie (prent 1842)
Na de constitutionele monarchie: de Nationale Conventie De Franse Revolutie had al eerder voor de scheiding van de machten gezorgd. De opvolger van de Wetgevende Kamer, namelijk de Nationale Conventie (verkozen bij algemeen mannenstemrecht) riep op 21 september 1792 de Franse Republiek uit. In januari werd koning Lodewijk XVI als verrader veroordeeld en terechtgesteld. Een schokgolf ging door Europa! Ook Spanje, GrootBrittannië, de Nederlandse Republiek, … hadden zich nu bij het anti-Franse kamp van Oostenrijk en Pruisen gevoegd. Het feit dat het anti-Franse kamp nu nog groter werd, had tot gevolg dat in Parijs de macht centraliseerde en er vond er een sterke repressie plaats. De radicale jacobijnen, onder leiding van Robespierre, werden de meest dominante fractie in de Nationale Conventie, ten nadele van de meer gematigde girondijnen. Om zich tegen de steeds groter wordende binnenlandse oppositie te kunnen wapenen, gingen ze over tot massale executies (la Terreur). Door een staatsgreep in 1794 en de terechtstelling van Robespierre werd er een einde gemaakt aan de dictatuur van de jacobijnen. Bijna 40.000 executies van “vijanden van het volk” hadden onder hun regime plaatsgevonden.
Fig. 5: Executie van Lodewijk XVI op 21 januari 1793 (prent 1794)
Fig. 6: Portret van Maximilien de Robespierre (1790)
11
De spanning tussen democratie en dictatuur: het Directoraat Met een nieuwe Franse grondwet van 1795 werd er komaf gemaakt met de Nationale Conventie en kreeg de Franse Republiek een nieuwe regering, het Directoraat (Directoire). Op haar laatste zitdag had de Nationale Conventie ook een algemene amnestie afgekondigd om de rust te bewaren. Een absolute scheiding van de machten werd ingevoerd om het vorige hoofdstuk te vermijden: een uitvoerende macht in handen van vijf Directeurs (vandaar de naam), een wetgevende macht met twee Kamers, een verkozen rechterlijke macht, … Door de nieuwe stabiliteit keerden veel émigrés terug en verschillende stromingen van tijdens de Revolutie probeerden nu de macht naar zich toe te trekken. Een erg onrustige periode brak aan, tot… Staatsgreep Napoleon: het Consulaat In de uitlopers van deze diverse regerings-
Fig. 7: Legendarisch schilderij: Napoleon voor de Sfinx in 1798 (1868)
Fig. 8: De drie Consuls: De Cambacérès, Napoleon en Lebrun (1803)
12
vormen en verschillende staatsgrepen installeerde generaal Napoleon in 1799 het Consulaat als regering. Hij had naam gemaakt als generaal in de Franse revolutionaire oorlogen (Italië, Egypte). Door enkele militaire nederlagen in 1798 en 1799 en onenigheid tussen Directeuren was de Franse regering (het Directoraat) gevallen. In de nieuwe regeringsvorm komt Napoleon als consul aan de macht, als deel van een triumviraat (cfr. Romeinse Rijk). Zoals het de Romeinen verging, gebeurde het hier ook: Napoleon houdt zijn collegaconsuls onderdanig. Een referendum in 1800 vestigt alle macht in Napoleon, als Eerste Consul. Verschillende hervormingen van de Franse Revolutie geeft hij een meer duurzame vorm, die we nog altijd kennen: de rechterlijke en bestuurlijke organisatie, notariaat, kadaster, burgerlijke stand, onderwijs, kerkelijk apparaat en decimaal stelsel, …). Andere, zoals de republikeinse kalender, werden afgeschaft. Politieke clubs werden uitgeschakeld (zie jacobijnen en girondijnen) en zijn economische maatregelen begunstigden de burgerij. Een nieuw, ‘modern’ Europa ontwaakt stilaan!
De Zuidelijke Nederlanden onder Frans bestuur vanaf 1795 Zoals eerder reeds gezien waren de Fransen op 28 april 1792 de Zuidelijke Nederlanden binnengevallen. Om de plunderingen te stoppen gingen afgevaardigden van talloze steden aankloppen bij de Franse regering (de Nationale Conventie). De enige uitweg was de aanhechting bij Frankrijk. Op 1 oktober 1795 werd de annexatie van de Zuidelijke Nederlanden, het prinsbisdom Luik en het hertogdom Bouillon per decreet afgekondigd. Het veroverde gebied werd ingedeeld in negen departementen en snel geassimileerd. De oude structuren van het ancien régime werden ook hier gauw afgebroken (ook tienden, tolsysteem, …) Fig. 9: Slag bij Fleurus in 1794, hieren het republikeinse wetsysteem werd van door vallen de Zuidelijke Nederlanden kracht. In 1796 verving de burgerlijke stand volledig in Franse handen de oude parochieregisters en werden alle abdijen en kloosters opgeheven. In 1798 werd de conscriptie van jonge mannen tussen 20 en 25 jaar vastgelegd. Spanningen namen hierdoor toe; verschillende opstanden resulteerden in de Boerenkrijg, die hard onderdrukt werden door de Franse regering. Onder het Consulaat (1799), met Napoleon aan het roer, was het de bedoeling om terug de wet, orde en de eendracht te herstellen – en dat in alle departementen, ook de nieuwe! De huidige provincies Vlaams- en Waals-Brabant en het Brusselse Gewest vormden samen het Département de la Dyle. In 1803 zal Napoleon een bezoek brengen aan de departementen in de Zuidelijke Nederlanden. Voor het Département de la Dyle zal dit betekenen dat Napoleon niet alleen de hoofdstad ervan, Brussel, zal bezoeken, maar ook Leuven. Een nieuwsgierige Leuvenaar Jan Baptist Hous, een man van bescheiden afkomst, pikt als pruikenmaker en, na het ancien régime, als dienstbode heel wat Leuvense feiten op en pent ze samen met nieuws uit affiches, bulletins, kranten… in zijn Leuvense kroniek (1780-1829) neer. We laten nu even Hous aan het woord. Een Leuven, vermoeid door de woelige jaren voorheen, opstanden, grondige hervormingen, ontwrichting van de oude sociale orde, maakt zich op voor de komst van de Eerste Consul! Leuven wil zich van zijn beste en mooiste kant laten zien! Op 10 april 1803 noteert Hous dat de Eerste
Fig. 10: Bonaparte als Eerste Consul, door Gérard Chantilly (1803)
13
Consul Napoleon een bezoek zal brengen aan de Nederlanden. In Leuven wordt er een erewacht aangesteld en deze houden exercitie in het voormalige Sint-Maartensklooster. Ze doen dit zeker niet tegen hun zin (of ze zijn van mening dat zij al aan een beloning toe zijn) en houden al Fig. 11: Toespraak aan de snel een groot diner eerste consul Napoleon in Leuven in het Brouwershuis, in vol ornaat. Half juni bereikt het officiële nieuws Leuven dat binnen 14 dagen Napoleon in Brussel zal zijn. Het Leuvense stadsbestuur schenkt 30.000 franken aan de regering voor een “bateau plat van de eerste klasse”. Deze plotse schenking valt op en dingt duidelijk naar de gunsten van Napoleon. Hous houdt zowel de vorderingen van de reis van Napoleon, als de voorbereidingen van Leuven hiervoor bij. Op 1 juli vermeldt hij dat naast het Stadhuis aan de Naamsestraat en ook aan de Brusselstraat een versierde ereboog opwordt gebouwd. Napoleon neemt zijn route langs Amiens, Abbeville, Boulogne, Calais, Duinkerke, Rijsel, Oostende, Brugge, Antwerpen en Mechelen. Door het pas uitgebroken conflict met Groot-Brittannië (mei 1803) zal een inspectie van onze kusten voor Napoleon niet geheel oninteressant geweest zijn. Op 21 juli kwam Napoleon in Brussel aan. Hij werd daar meteen rijkelijk onthaald en kreeg een koets “die zijn weerga nooit in Brussel gezien heeft”. “Madame Bonaparte” kreeg een kleed, geheel in Brusselse kant. Op 26 juni komt een deel van de consulaire garde in Leuven aan: “jagers, grenadiers, gendarmen, huzaren en mamelukken […] uit Egypte”. Dat maakte indruk op de Leuvenaars, vooral de laatsten waren net “kleine reuzen”. Deze kwamen duidelijk even poolshoogte nemen en waren de dag nadien weer weg. Napoleonmanie Op 23 juli waren de Leuvense burgers al ijverig bezig met het versieren van de stad. Overal werden bomen geplant: elke burger deed dit voor zijn huis en waar er geen huizen stonden werd dit door werklieden van de stad gedaan. Tussen elke boom werd een slinger gehangen, de kruinen werden versierd en in het midden van elke slinger hing een lantaarn. Aan de Brusselsepoort stond een tent en een ereboog. Van daaruit liep een heel pad van versierde bomen tot de ereboog aan de Naamsestraat. Ook de Tiense- en Diestsestraat waren met de versierde bomen opgevrolijkt. Tussen het Tafel Rond en het Brouwershuis stond een ereboog in Spaans groen en daaraan drie vaandels. Hous stelt vast dat hoe langer Napoleon nog wegblijft, hoe mooier de stad wordt! De Leuvenaars lieten het daar allemaal niet bij, de bomen werden ook nog eens beschilderd in 14
fris aspergegroen. Boven de twee deuren van het Stadhuis plaatste men twee schilderijen, op de ene werd Napoleon door twee engelen gedragen. 30 juli kwam het grote moment heel nabij. De dag voorheen was er nog een consulaire wacht gearriveerd, samen met drie generaals. Om 4 uur ’s ochtends luidden de klokken van Sint-Pieter en SintGeertrui en de twee beiaarden speelden. Een uur voordien stond er al een menigte Napoleon aan de Brusselsepoort op te wachten. Om 5 uur trok de Leuvense ere- Fig. 12: Het Pauscollege deed dienst wacht de poort uit, samen met het stads- als bijgebouw voor het Parijs Hôtel des bestuur, de Rechtbank van Eerste Aanleg, Invalides- een tehuis voor veteranen van Koophandel, het Bureel van Welda- Fig. 13: In de voormalige Pedagogie De digheid (een Franse innovatie!) en enkele Valk bevond zich een militair hospitaal: geestelijken (met gunsten in gedachten). het Hospitaal van de Invaliden Buiten de Brusselsepoort was er ook een grote tribune van 25 trappen hoog opgesteld, met tapijten bekleed, waar 24 jonge meisjes in het wit gekleed en met een bladerenkrans rond hun hoofd de komst van de Eerste Consul zaten op te wachten. Om 7 uur naderde Napoleon de stad, in een koets getrokken door acht paarden en met voorop de erewacht van Brussel. Hij werd gevolgd door nog zes andere rijtuigen, onder kanongebulder. De klokken van de stad werden allemaal geluid en het volk riep langdurig “Vivat Napoleon, vivat den Eersten Consul!”. Buiten de poort werden hem de sleutels van de stad gepresenteerd. Daarna bracht Napoleon een bezoek aan het Hotel der Invaliden (Pauscollege) en daarna aan het Hospitaal van de Invaliden (Pedagogie De Valk, van de afgeschafte Universiteit). Twee uur en half na zijn langverwachte aankomst was Napoleon weer vertrokken. Deze keer trok hij naar Tienen, met de Leuvense erewacht voorop. Napoleon had dus vooral militaire aandacht in Leuven: zijn oud-strijders en zijn instellingen ervoor bezoeken. Het zogeheten Hotel der Invaliden was trouwens per zijn decreet in 1800 opgericht. Leuven laat het echter niet aan haar hart komen en gaat zeker niet in mineur eindigen. Na de middag hadden de vaartwerkers een feest met “groot muziek” en er werd gedanst op het kerkhof van Sint-Jakob (dat al eerder onder revolutionair bestuur geprofaneerd was). Het geheel werd nog opgevrolijkt door dertien tonnen peeterman, die ze van de rechtbank van koophandel of van de stad zelf hadden gekregen. Zij waren namelijk Napoleon om de gunst gaan vragen om het afgenomen Entrepot terug te schenken. ’s Avonds was het nog een groot algemeen feest in Leuven. Zoiets hadden ze in Leuven al lang niet meer mogen meemaken! Leuven haalde opgelucht adem. Het vele leed dat Napoleon met zijn doorgeschoten keizerlijke ambities nog zou meebrengen, met de dienstplicht als gevreesd revolutionair instrument, is nog maar een jaartje van hen verwijderd. Hoop en wanhoop kunnen mekaar soms héél snel opvolgen… Het wordt vervolgt… 15
De 2de ringmuur: het optrekken van de stadsmuur Hans Lenaerts
Op de top van de aarden wal bouwde men de eigenlijke ringmuur. Deze was een vijftal meter hoog, en haar fundering lag twee meter onder de grond. Meester Jan Horen kreeg de leiding over alle metselwerken, dus stond hij zowel in voor de bouw van de muren als van de definitieve poorten en waterpoorten. Vanaf 1358 nam de stad ook Henric Sammen als bouwmeester aan om de metselwerken te leiden, samen met Jan Horen. De stad kocht al in juni 1357 grote hoeveelheden bakstenen, zand, kalk en natuursteen aan en liet deze vervoeren naar de vesten zodat de metselaars konden beginnen op de stukken waar de wal voltooid was. Voor de vesten aan de zuidkant wilde men goed voorbereid te werk gaan, met de ervaringen van de binnenvesten in het achterhoofd. Op plaatsen waar deze binnenvesten door een drassig gebied liepen, waren er immers veel vaker herstellingen nodig. Daarom liet men de bouwmeesters van de Brusselse tweede stadsomwalling – die ook op dat moment gebouwd werd – naar Leuven komen om advies te geven voor de aanleg van de vesten aan de Hovepoort. De nieuwe stadsmuur wordt pas expliciet vermeld in oktober 1360, maar hier betreft het dan ook een uitgavenpost voor de uitbetaling van een aannemer. In dergelijke posten staan doorgaans meer details om de uitgaven te rechtvaardigen. Toch zien we dat beide bouwmeesters die vanaf 1358 instonden voor de metselwerken al vanaf dan regelmatig betaald werden voor bewezen diensten, vaak met de vermeldingen “ane die vesten en met sijner werclieden”. We kunnen daaruit gerust afleiden dat beiden al vanaf 1358 met muren (en stadspoorten) bezig waren. Op 28 oktober 1360 volgt dan de hoger vermelde post samen met andere uitbetalingen aan de aannemers die de muur “verdinct” (de aanbesteding gewonnen) hebben. Hier vinden we tevens een eenheidsprijs van 3 Oude Schilden per roede. De bouw van de muur vorderde gestaag – we kunnen het verloop goed volgen aan de hand van een regelmatig terugkerende betaling van een ploeg stemetsers (steenmetsers, metselaars) – en was zowat voltooid in mei 1362. Dit lijkt enorm snel, maar de muur van de tweede stadsomwalling was dan ook zeer eenvoudig van opbouw, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de eerste Leuvense stadsomwalling. Het is opvallend dat de pas afgewerkte muur op sommige stukken, waar hij gevallen was, al heropgetrokken moest worden. Dat dit enkel aan de kwaliteit van het metselwerk lag, is echter niet zeker: indien de wal waarop de muur gebouwd werd op sommige plaatsen onder de al aangehaalde erosie of verzakkingen te lijden had, had zelfs de stevigste muur niet stand kunnen houden. De enorme tijdsdruk waaronder de bouw van deze versterkingsbouw diende te gebeuren, zal alleszins deels verantwoordelijk geweest zijn voor het vaak invallen van de muur. Natuurlijk kan een slechte uitvoering op sommige plaatsen eveneens een rol hebben gespeeld. Nota redactie: De masterproef voor de opleiding ‘Geschiedenis van de Middeleeuwen’, van Hans Lenaerts onder leiding van promotor, professor Erik Aerts, werd aangeboden aan het LHG als documentatie rond de tweede ringmuur, waaruit geput kan worden voor artikels. Deze handelen over de bouw van de nuwen vesten, of de tweede stadsomwalling, van Leuven van 1356 tot 1363. 16
De 2de ringmuur: de ontwikkeling van een stadslandschap met voordracht en wandeling Het Leuvens Historisch Genootschap nam in 2013 het initiatief om de eerste ringmuur te verkennen met een reeks thematische voordrachten, met telkens aansluitend een bezoek aan een deel van deze eerste ringmuur. Na deze boeiende ervaring, waarbij ook nieuw materiaal boven water kwam, werd geopteerd om ook de tweede ringmuur op een vergelijkbare manier te verkennen. Naast het eigen onderzoekswerk werkt het LHG ook nu weer samen met externe experten voor het bundelen van de beschikbare kennis en nieuwe documenten rond de tweede ringmuur. Naast het historische luik wordt ook de cultuur- en natuurlandschappelijke ontwikkeling rond de vesten doorheen de eeuwen belicht. Hiervoor wordt beroep gedaan op de medewerking vanuit de KU Leuven en van Natuurpunt.
Ramon Kenis en Etienne Franckx
Fig. 1 a,b,c: Brusselsepoort anno 1600 - anno 19de eeuw - anno: 2015 Fig. 2: Plan Ferraris aanduiding wandeling
2
PRAKTISCH: Op ZONDAG 24 MEI VOORDRACHT en/of WANDELING Deel 2: Van Tervuursepoort tot Mechelsepoort ONTHAAL in de BRASSERIE BOERKE NIJS Tervuursepoort Leuven Twee momenten om uit te kiezen: 11u en 14u Start met korte voordracht in het café gevolgd door een wandeling langs de vesten. De duur van de voordracht is één uur en de wandeling - vanaf de Tervuursepoort tot Mechelsepoort - anderhalf uur. Gratis voor LHG-Leden - Niet-leden €5. BEST INSCHRIJVEN via e-mail aan
[email protected] met vermelding uur, aantal personen, namen & telefoonnummer
17
NIEUWJAARSSALON 2015 UITREIKING OORKONDE 2014 Sfeerbeelden van de receptie In de kapel van de Romaanse Poort werden de genodigden verwelkomd door voorzitter Paul Reekmans. De avond werd gemodereerd door Tom Vanderstappen. Lambert Juveyns bracht het overzicht van de werking 2014 met de vele activiteiten Etienne Franckx richtte de blik op de nieuwe gevulde kalender van 2015. Als eerste gastspreker bracht Geert Vynckier van het Agentschap Onroerend Erfgoed een voorsmaak van onze publicatie ‘Graven naar geschiedenis - Archeologie in Leuven’ met de relatie tussen geschiedenis en archeologische opgravingen in Leuven, als achtergrond van de afbakening van de archeologische zone van de historische stad Leuven. Yves Vanhellemont nam ons mee in de voetsporen van Vesalius en maakte een virtuele wandeling doorheen het stadscentrum rond de jaren 1600, een sfeerbeeld met vele details en verhalen. Hoe het Leuvense stadslandschap doorheen de eeuwen veranderde werd met veel illustraties en prenten uitgelegd door Ramon Kenis met een vraagteken rond de nieuwe torens op de Hertogensite. Naar jaarlijkse gewoonte beloont het Leuvens Historisch Genootschap een persoon, vereniging of initiatief voor de inzet rond het Leuvens erfgoed. Dit jaar werd het Agentschap Onroerend Erfgoed Vlaams-Brabant met haar geduldig en volgehouden werk rond inventarisatie en beheer gelauwerd, waarin archeologie, landschap- en monumentenzorg de basis vormen van ons erfgoedbeheer. Proficiat! Dat we ook dit jaar weer konden rekenen op trouwe erfgoedminnende Leuvenaars, bewees hun aanwezigheid op de nieuwjaarssalon. Dank zij hun steun aan onze vereniging hebben de acties van het Genootschap een sterk draagvlak in onze stad. En daar konden we na de boeiende voordrachten met een drankje nog de nodige verhalen bij vertellen. Dank aan alle leden gastsprekers en medewerkers! 18
19
Van Alexianen en Conventuelen tot Camillo Torres Leo Galicia, Ramon Kenis en Paul Reekmans
De ‘Congregatio Fratrum Alexianorum Cellularium’ was een orde kloosterbroeders die genoemd werden naar de Heilige Alexis. De aanwezigheid van de alexianen in Leuven is een raadsel en is onduidelijk. Deze onduidelijkheid komt voor een groot deel uit het feit dat de latere cellebroeders wellicht onder andere benamingen zoals lollarden of matemans werden vermeld. De broeders leefden in goede verstandhouding met de stad, een fenomeen dat men ook elders vaststelde, en dit omwille van hun caritatieve activiteiten. In 1342 werd hun aanwezigheid in plaatsen in Brabant en in Leuven vermeld. Enkele onbaatzuchtige leken verenigden zich als verzorgers van zieken en krankzinnige oudere mannen en hielpen bij het begraven van de doden, hoofdzakelijk bij epidemiëen zoals bij de pest, waar snel moest ingegrepen worden. In 1345 werden ze in de stadsrekeningen vermeld. Zekerheid bekwam men in 1404 waar het klooster vermeld werd als Cellen op de Biest van Sint-Jacob. In 1472 namen ze de regel van Sint-Augustinus aan en hadden dan vele stichtingen in het Rijnland en de Nederlanden. In 1484 bekwamen ze het alleenrecht om de doden te begraven. De welstellenden zouden een vast bedrag betalen; de anderen dienden kosteloos ter aarde besteld. Dit besluit bleef van kracht tot de aan de Franse Revolutie. In 1485 namen zij de regel aan van de derde-ordelingen van Sint-Franciscus, om niet blijvend als bedelorde beschouwd te worden. Bij aanvang was er een eenvoudige kapel gevestigd in de Wijngaardstraat (nu Brusselsestraat) op de plaats van het huidige studentencomplex Camillo Torres) (Fig. 1). Het nut van de broeders tijdens besmettelijke ziekten wordt aangetoond op het schilderij ‘de Pest in de Sint-Jakob van 1578’ waarop ze zijn voorgesteld (M: inv./3 378/0) waar ze de begrafenis van de pestslachtoffers ter harte nemen. (Fig. 2) In 1691 werd de eerste steen gelegd van de nieuwe kapel en ingehuldigd in 1695 met geld van de medicus Jensema in de buurt woonachtig. In 1739 werd het geheel grotendeels door een brand vernield. Dadelijk werd de herbouw van de kapel aangevat (Fig. 3 – uit Louvain Monumental). In 1750 werd de refter in orde gebracht en omstreeks 1754 werd het interieur door verscheidene kunstenaars versierd. In 1770 wordt ook de kapel versierd en de muren met marmer bekleed. Tal van kunstwerken werden in het klooster bewaard waaruit blijkt dat ze van een zekere welstand genoten. Bij de Franse Revolutie werden rond 1789 de alexianen niet uitgedreven, maar mochten ze blijven als nuttige orde. De kerk werd in 1797 gesloten en het klooster in 1802 terug geopend. In 1889 werden de gebouwen opnieuw door een grote brand vernield. Aanvankelijk wilden ze het geheel terug opbouwen, maar, toch besloten ze uiteindelijk 20
1
2
21
om een rustiger gelegen terrein te verwerven op de heuvel buiten de ring (het latere Lemmensinstituut). Het nieuwe klooster werd ingewijd in 1893 (Fig.8). In 1893 begaven de Leuvense alexianen zich naar een nieuw klooster aan de buitenkant van de vesten aan de overzijde van de Remyvest, in de hoek van de Brusselsteenweg en de ring. De alexianen staan het terrein van het voormalige klooster af in Brusselsestraat en in 1893 bouwden de franciscanen conventuelen er een nieuw studiehuis voor hun orde (Fig. 5). Rond 1970 verwierf de Universiteit het terrein in de Brusselsestraat van de conventuelen, terrein van de voormalige alexianen, om er een studentencomplex genaamd Camilo-Torres op te richten (Fig. 4). In 1961 sloten de alexianen de deuren van hun nieuw klooster buiten de ring en op dat ogenblik werden de kunstwerken verspreid overgebracht naar het museum van Leuven en het hoofdkwartier van de Broeders in Boechout Het klein Seminarie van Mechelen kwam na aankoop in 1963 van het verlaten klooster van de alexianen op de heuvel in Leuven en in 1964 werd hier het Seminarie Joannes XXIII opgericht (Fig. 8). Ook het Lemmensinstituut werd in 1968 vanuit Mechelen naar Leuven overgebracht na aankoop van het klooster door het interdiocesaan instituut voor kerkmuziek, beter bekend als Lemmensinstituut. Vandaag zijn een deel van de hofmuren van het oude klooster van de Alexianen nog zichtbaar (Fig. 6). Een pomp van het klooster is overgebracht naar het Groot-Begijnhof. Een oude grafkelder van de alexianen bestaat nog maar de toegang is afgesloten. Ook de poort met de barokke makelaar was recent nog aanwezig. In de omheiningsmuur werd een laatgotische deuromlijsting uit 1536 vermeld. Onderzoek naar deze restanten is bezig. Het voormalig klooster van de alexianen met mogelijke ondergrondse restanten is te situeren in het groen park aan de Brusselsestraat ( fig. 4 en fig.7). Bibliografie: ARCA, Werken van Barmhartigheid – 650 jaar Alexianen in de Zuidelijke Nederlanden,1985, p. 84 - Damiaan Steyaert, provinciaal overste. Meulemans - Sevranckx vanaf blz. 131. NOTA REDACTIE: In het kader van het ONDERZOEK van de “Verdwenen, herbestemde en bestaande KLOOSTERS van LEUVEN’ wordt stapsgewijze het resultaat van dit onderzoek in onze nieuwsbrieven gebracht. De bedoeling hiervan is telkens een korte reconstructie in de tijd te maken van kloosters en daarmee deze informatie aan te reiken aan de stad Leuven voor de eventuele toekomstige archeologische onderzoeken bij nieuwe projecten.
22
3 4
7
5
6
8
23
Redingeneiland, een watermolenpark Etienne Franckx, Ramon Kenis, Paul Reekmans, Wim Platteborze
In het kader van onze wandelingen “De Dijle levend door Leuven” in samenwerking met Natuurpunt, wordt bij gelegenheid van de ERFGOEDDAG op ZONDAG 26 APRIL 2015, het ‘REDINGENEILAND, voormalig WATERMOLENPARK’ historisch belicht door het LHG en cultuurlandschappelijk door Natuurpunt. Dit artikel vormt de aanzet voor een ruimer verhaal voor een doorlopend presentatie in de Dijlemolens vanaf 10u-18u. Voor de rondleidingen ben je uitgenodigd van 14u tot 15u30. Zie programma erfgoeddag. Ligging van het watermolenpark Als vervolg en deel drie van onze wandelingen “De Dijle levend door Leuven” komen we aan bij de noordelijke helft van het eerste Dijle-eiland binnen de stad, het Redingeneiland. Het is een ingesloten gebied met een oppervlakte van 2,1 hectare en een omtrek van ruim 600 meter. Het Redingeneiland ligt tussen beide ringmuren. Oostelijk was het de tuinzone langs de Begijnenstraete, de huidige Schapenstraat, en de lintbebouwing langs de Heverschestraete, de Naamsestraat van nu, die de grens vormde. Zuidelijk lag het Groot Begijnhof begrensd door de Goedenholenweghe, later de Molenstraete en nu de Zwartzustersstraat, met haar bijhorende landerijen. Westelijk de Rixksvonderen-, nadien de Begijnendijck, met de daarachter liggende velden van de patriciërs “van Redingen”. Vandaar de huidige Redingenstraat. De noordgrens werd gevormd door de eerste ringmuur. Via de Wolven- en de Fig. 1: Detail plan W. Bleau ca.1650 Redingenpoort kon men sinds de Middeleeuwen van en naar het gebied. Laat dit gebied nu net stroomafwaarts van de eerste woonkern “ten Hove” liggen. Niet alleen de oorsprong van onze stad maar ook de gedroomde plaats om een reeks molens neer te poten. Het werden er in totaal acht van de net meer dan twintig Leuvense watermolens, dus bijna de helft van het totale molenpark. De Dijle als krachtbron Vermits de Dijle een relatief groot verval en een behoorlijk minimumdebiet heeft was de rivier een ideale bron van waterkracht. Het realiseerbaar hoogteverschil tussen de vele opeenvolgende molens was echter klein waardoor er enkel onderslagmolens gebouwd konden worden. Hierdoor had iedere molen het recht om water op te stuwen, maar dit zonder de werking van de stroomopwaartse molen in het gedrang te brengen. Dit opstuwniveau noemde men de “pegel” 24
Fig. 2: Koppelwatermolen, voorbeeld, anonieme opname, internet
hetgeen werd geregeld met schotbalken. Hoe hoger de pegel, hoe meer niveauverschil tussen in- en uitgang van het waterrad en hoe hoger het rendement. Deze pegel is in de loop van de geschiedenis dikwijls een twistpunt tussen de onderlinge molens geweest. Getuige daarvan zijn de verschillende processen en minnelijke schikkingen die via de schepenbank beslecht werden. Frauduleus aanpassen van de pegel heeft zelfs voor overstromingen gezorgd, onder andere in het Groot Begijnhof. Van de watermolens leveren onderslagmolens het kleinste koppel waardoor men de raderen ging verbreden om alzo het koppel op te drijven, maar daardoor werden de raderen minder rigide. Een andere mogelijkheid was meerdere smalle, maar sterkere, raderen in tandem te plaatsen. Deze laatste optie werd bij ons gekozen zodat er naast de molen nog een doorgang mogelijk bleef voor de scheepvaart. De molenaars waren hierdoor eveneens sasmeesters. Bovendien kon men bij vloedwater het overtollige water massaal naast de molen afleiden om overstromingen door opstuwing te vermijden en alzo schade aan het molenwerk te vermijden. Het beheer van de watermolens Van in het prille begin van het feodaal tijdperk waren de Leuvense molens eigendom van de heren van het desbetreffende gebied. Deze heren waren ten eeuwigen tijde eigenaar van de waterlopen. Voor het gebied hetgeen later onze stad zou worden waren dat dus de graven van Leuven en later, na hun opwaardering, de hertogen van Brabant. Zij besteedden, als leenheer, het beheer van een deel van hun molens uit aan leenmannen. Bij ons de heren van Heverlee en Rotselaar. Zij schonken nadien een deel van deze molens aan kloosters en instellingen. De resterende molens werden in erfpacht gegeven aan Leuvense patriciërs die dikwijls hun naam verbonden aan de molen zoals later zal blijken. Vandaar de 25
titelkeuze. De heer kreeg een overeengekomen bedrag als pachtgeld en de winst was voor de pachter. Na de 14de eeuw werd het beheer van de molens één voor één afgestaan aan enerzijds de ambachten en anderzijds aan rijke Leuvense investeerders, de geldwisselaars. Het malen zelf werd uitbesteed aan molenaars die zich net voor 1360 verenigden in een molenaarsambacht. Langzamerhand werden de molenaars leenmannen van de heer en konden ze bestempeld worden als eigenaars van de molens. Zij dienden aan hem nog enkel het maalgeld te betalen. Het maalrecht en zeker de banmolens bleven tot aan de Franse Revolutie in bezit van de heren. De Dijle en zijn armen De beide armen van de Dijle, de brede hoofdloop en de smallere nevenloop vormen reeds decennia een twistpunt. Zijn het twee natuurlijke armen of is de nevenloop door de mens aangelegd? Als de nevenloop van natuurlijke origine is kan het beschouwd worden als een godsgeschenk voor de molens. Men kon zo op hetzelfde verval twee keer zo veel molens kwijt. Als deze zijloop er van oorsprong niet was zouden onze voorouders die zeFig. 3: Stadsplan 1581 ker zelf aangelegd hebben. Enkel archeologisch door Hogenberg, detail, onderzoek van de bedding kan uitsluitsel brengen. projectgebied Het ligt voor de hand dat de sterkste molens op de hoofdloop terug te vinden zijn, het werden er vijf, gegroepeerd op twee sites. De nevenloop bediende drie net kleinere molens waarvan er twee later ook een eenheid gingen vormen. Reeds voor het tekenen van de eerste stadskaart in 1550 bestond er tussen de beide armen een verbindingskanaal, “de Vorde”. Deze bypass zorgde ervoor dat de molens tijdens de zomerse lage waterstand toch konden blijven werken door water van de ene naar de andere arm om te leiden. Bij onderhoud aan de molens kon er daardoor ook de doorstroming verlegd worden zodat niet alle molens op de desbetreffende arm stil vielen als de bedding werd drooggelegd voor werken onder de waterlijn. Dit tussenkanaal is gedempt voor 1850 en ligt momenteel onder een parking. Eind 16de eeuw evolueerde het bijna volledig open gebied naar een randbebouwing. Het binnengebied bleef echter een volledig groene zone met weideen hoveniersgronden. In de 17de en begin 18de eeuw is het vooral het Zwartzusterklooster dat uitbreidt. Het binnengebied, samen met enkele molens, komt meer en meer in de handen van het Driutiuscollege waardoor er daar een grote binnentuin ontstond. Het is pas op het eind van deze eeuw dat de situatie gaat veranderen.
26
De Franse Revolutie zorgt er voor dat de kerkelijke- en adellijke eigendommen verkocht werden waardoor er klein ambachtelijke activiteiten in dit gebied voet aan de grond kregen. Het Zwartzusterklooster blijft wel functioneren omwillen van hun humanitair karakter. Zij zullen nog verder uitbreiden tot wat het nu is. De huidige Dijle die vandaag door een keurslijf stroomt was rond 1600, de vermoedelijk periode waarin de prent getekend werd, flink wat breder. Ze vormde na haar passage langs de molens een brede kom. Vooraan rechts, links van het wandelpad komt een stukje niemandsland aan de oppervlakte dat bij hoogwater de vloed kon opvangen.
Fig. 4: Schors- en Graetmolen, ca. 1600, prentenatlas f°110, detail, inkleuring EF
Zwanenzang van deze Leuvense watermolens Op het eind van de 17de eeuw was de Dijle niet meer in staat om nog meer watermolens te voeden zodat men genoodzaakt was om het tekort aan maalcapaciteit op te vangen door windmolens. Er werden er binnen de stadsmuren op verheven plaatsen twee gebouwd. Eén op de oude grafheuvel in de omgeving van de huidige Tomveldstraat aan de Tiensepoort. De andere op de fundatie van een vestingtoren van het hertogelijk kasteel op de Boelenberg, waar nu het Mariabeeld staat. Halfweg de Parkstraat kwam er ook een rosmolen in actie, waar met paard of os de maalstenen werden aangedreven. In de loop van de negentiende eeuw deed onder invloed van de industriële revolutie de stoommachine zijn intrede en werden eerst de wind- en nadien de watermolens één voor één buiten dienst gezet en verlaten. Soms werd het maalwerk ondersteunend aangedreven door stoomkracht. Vermits men dan de waterkracht van de Dijle en de Voer niet meer nodig had, verhuisde de maalactiviteiten naar de Vaartzone en ging men volledig over op de veel sterkere stoommachines als aandrijfkracht. 27
Een sfeerbeeld van rond het moleneiland Met een beetje goede wil kan men nu nog steeds ervaren hoe het binnengebied er ooit heeft uitgezien. Omgevingsfoto’s uit begin van vorige eeuw versterken dit beeld nog. Het lijkt wel een weggelopen stukje Brugge in Brabant.
Fig. 5: Redingenhoeve, samenloop Dijle, vooraan restant bebouwing Boemalemolen, SAL fotoarchief, inkleuring EF (zie plan F5) Fig. 6: Hoofdloop Dijle net voor samenvloeiing, SAL, fotoarchief (zie plan F6)
28
De molens in detail Een situatietekening van de site, uit 1830, maakt het allemaal net overzichtelijker. Links de hoofdloop, rechts de nevenloop. De “Vorde”, de verbinding tussen beide Dijlearmen is duidelijk te zien. Het binnengebied is nog volledig groen.
F5
F6 Fig. 7: Kadasterkaart, 1830, detail projectgebied, inkleuring EF
29
F11
F9 F12
Fig. 8: Begijnenmolens, kadasterkaart 1830, inkleuring EF Orientatiekaartje Fig. 8a: Familiewapen, “van den Graete”, W. Boonen 1594, inkleuring EF Fig. 8b: Familiewapen, “UtenBrule”, W. Boonen 1594, inkleuring EF Fig. 8c: Familiewapen, “van Nethen”, W. Boonen 1594, inkleuring EF Fig. 9: Molenwerk tussen Schors- en Graet, zicht vanop de Zwartzustersstraat, SAL Fig. 10: Reus Jan van Graetmolen, foto WP
30
Groep 1 - Schorsmolen, Vorstemolen en Graetmolen Op de hoofdloop vinden we twee clusters van molens. De eerste is een groep van drie molens die in de loop van de tijd versmolten zijn tot één molengroep en die momenteel nog steeds bestaat. Op de hoek van de Zwartzusters- en de Redingenstraat stond voorheen de Schorsmolen (1), Vorstemolen (3) en de Graetmolen (2). In de omgangstaal werd deze groep de Begijnenmolens genoemd, hun ligging net over het Begijnhof verklaart deze naamgeving. De Graetmolen begon zijn loopbaan als de Nethenmolen naar het patriciërsgeslacht die hem reeds voor 1282 in leen had. Nadien pakten de stadsedelen “van der Graet” deze over, die er dan definitief hun naam aan verbonden. Na twee branden en evenveel heropbouwen bleef hij tot 1979 als molen in dienst waarna het een ecologisch wooncomplex werd. De Schorsmolen was in 1304 eigendom van het patriciërsgeslacht Uten-Brule. De huidenvetters hebben er jarenlang eikenschors gemalen voor hun looiactiviteiten. Het maalwerk ging in 1818 in de vlammen op en werd niet meer heropgebouwd. De site werd opgeslorpt door de grotere Graetmolen. De Vorstemolen was voor 1275 door de hertog geschonken aan het groot Begijnhof en werd in 1407 samengevoegd met de Graetmolen waardoor diens capaciteit een heel stuk groter werd. Uit Straat Histories Groot-Redingenhof: Reus, Jan Van der Graetmolen, is genaamd naar Jan vander Grate, die in 1430 eigenaar was van de molen. De reus ziet het levenslicht op 23 april 1988, als zinnebeeld voor de buurtgemeenschap en is een creatie van Leo Fabri “. Zie onder de foto van de reus en de ontwerper.
Fig. Fig. Fig. Fig. Fig.
11: 12. 13. 14: 15:
Graet- en schorsmolen, na 1680, zicht vanuit binnengebied, anonieme prent, SAL Molenwerk Schors- en Graetmolen, Zwartzusterstraat, SAL fotoarchief, inkleuring EF Graet- en schorsmolen, net na WO III, zicht vanuit de Molenlaan, SAL fotoarchief Graet- en Schorsmolen - ca 1960 met opgetekend dak - SAL fotoarchief Dylemolens, voorheen Schors- en Graetmolen in 2015, foto EF
31
F1 7
F19
Groep 2 - Redingen- en Bomaelemolen
F20
F2 1
F18
Fig. 16: Orientatiekaartje Redingenmolen, kadasterkaart 1830, inkleuring EF Fig. 16a: Familiewapen, “Redingen”, W. Boonen 1594, inkleuring EF Fig. 16b: Familiewapen, “van Bomaele”, W. Boonen 1594, inkleuring EF Fig. 17: Redingenmolen, prentenatlas f°10 detail
32
Net voor de samenvloeiing met de nevenloop volgt terug een groep van twee molens. De grootste is de Redingenmolen (4) met er recht tegenover de Boemalemolen (5). Beide genoemd naar Leuvense patriciërsgeslachten. De Bomaelemolen was al actief in de 13de eeuw, maar werd in 1397 afgebroken zodat het Dijlewater van deze arm volledig voor de Redingenmolen beschikbaar kwam. De Redingenmolen was reeds in 1260 in de familie. Deze molensite was in 1920 nog steeds actief. Op een prent van de Leuvense Prentenatlas zien we de Redingenmolen als eenvoudig gebouw liggen. Het goed Redingen werd nadien aangebouwd tegen de Redingenmolen en breidde nadien uit tot een voornaam pand waar de Outgaardenaar Petrus Rega introuwde met de erfdochter Elisabetha Mertens. Met zijn tweede vrouw Christina Van Herberge werd hij de vader van de latere beroemde arts, professor en universiteitsrector Henricus Josephus Rega. Bij de wijktelling van 1726 heette het geheel “Den Reghen Blijckhoff”, er werden dus stoffen en lakens gebleekt op de achterliggende bleekweiden. In een latere fase zal het geheel vernieuwd worden tot een hoog molencomplex dat in het begin van 20ste eeuw nog te zien was op tekeningen en foto’s. Bij de WO II werd de brug over de Dijle hier verwoest en bleef er van de gebouwen minder en minder over. Tenslotte werd het geheel afgebroken en is een nieuwe weg met aanpalende nieuwe gebouwen in de plaats gekomen.
Fig. 18: Woning rechts, plaats waar ooit de Boemalemolen stond, op de achtergrond de Redingenmolen, zicht Redingenstraat rug naar Schapenstraat, SAL fotocollectie Fig. 19: Redingenmolen, aquarel Herman Reekmans 1924, zicht richting Begijnhof Fig. 20: Links Redingenmolen, rechts restant Boemalemolen, centraal Sint-Antoniusschool, zicht Redingenstraat rug naar het Grpot Begijnhof, SAL Fig. 21: Redingenhoeven, anonieme prent, zicht vanuit achterliggende velden richting Schapenstraat SAL fotocollectie
33
Groep 3 - Gaffelmolen: Cropel en Corbekemolen
F2
3
De nevenloop voedde eerst een losstaande molen, de Vliegmolen (6). Net voorbij de verbindingsarm stond nog een groep van twee molens tegenover elkaar. De linkse was de Cropelmolen (7), de rechtse heette de Corbekemolen (8). Samen werden ze meestal de Gaffelmolen genoemd. Het leen van de Corbekemolen was sinds begin 1200 van de patriciërs “van Corbeke” en dit tot 1420 wanneer de molen één geheel gaat vormen met deze op de andere oever, de Cropelmolen. De Cropel bestond met zekerheid voor 1140 onder zijn eerste naam de “Wissecummolen”. Nadien gingen ze samen als Gaffelmolen door hun maalleven. Deze bleef malen tot aan de Franse Revolutie waarna de zone getransformeerd werd in onder andere een koekjesfabriek Meurrens.
Fig. 22: Oriëntatiekaartje Gaffelmolen, kadasterkaart 1830, inkleuring EF Fig. 22a: Familiewapen, “van Corbeke”, W. Boonen 1594, inkleuring EF Fig. 23: Nevenloop Corbekemolen (Gaffelmolen), prentenatlas f°11 detail
34
F2
5 F2
De Vliegmolen begon zijn loopbaan voor 1263 als leengoed van het geslacht “van Nethen”. De molen met molenrad is nog lang blijven bestaan en spijtig genoeg in recente tijden vervangen door een stijlloos appartementenblok, op exact dezelfde plaats en met het quasi zelfde casco, vandaar onze reconstructie van wat eens was, zij het in een draadfiguur.
6
Groep 4 - Vliegmolen
Fig. 24: Orientatiekaartje Vliegmolen, kadasterkaart 1830, inkleuring EF Fig. 25: Vliegmolen en kapel Zwartzusters, na 1680, zicht vanuit binnengebied, anonieme prent, SAL fotoarchief, inkleuring EF Fig. 26 a: Vliegmolen, SAL fotocollectie, inkleuring EF Fig. 26 b: Vliegmolen, simulatie ligging molen en vorm, foto en simulatie RK
Bronnen: De Leuvense Watermolens, A. Meulemans, Eigen schoon en de Brabander 1963-1964 De Leuvense Watermolens, Madeleine Tits, GOKLO 1986 De Maalders, Leuvense ambachten, A. Meulemans, Eigen schoon en de Brabander, jaar 47 Eigendommen Driutiuscollege, Wim Platteborze, onuitgegeven onderzoeksprokkel, 2015 Foto’s en prenten, Stadsarchief Leuven, opname EF De Leuvense Prentenatlas, Evert Cockx en Gilbert Huybens, GOKLO jaargang 41 De Leuvense wijkboeken 1675 en 1726, Stadsarchief Leuven, selectie EF
35
ERFGOEDNIEUWS - VARIA
Cartoon uit artikel Leuven Actueel 12.02.2015 over nieuwe hoogbouw in de Hertogensite © Constantijn Van Cauwenberge
KLOOSTERPAND HELLEPUTTE opnieuw BEDREIGD - Na weigering STAD toch GOEDGEKEURD door de provincie Vlaams-Brabant. Het lijkt de wereld op zijn kop dat het Provinciaal Agentschap Onroerend Erfgoed de bescherming van dit pand ter harte neemt samen met de stad en dat de Provincie zelf tegen dit advies in de projectontwikkelaar terug de vergunning afgeeft. We hopen dat de stad alsnog met de steun van het Agentschap in beroep gaat bij de Raad van Vergunningsbetwisting om dit uniek driegevelpand naar interieur en dichtbouwen in de rij te behoeden. ‘GRAVEN NAAR GESCHIEDENIS’ Dit overzicht van de archeologische opgravingen in Leuven werd als extra thematische ‘Leuven Historisch’ in het vooruitzicht gesteld bij het nieuwjaarssalon en voorgesteld. Het vrijgeven van dit document voor ieder lid zal gebeuren nadat de publicatie van de archeologische zone van de stad Leuven samen met de andere steden in Vlaanderen per decreet is gepubliceerd in het staatsblad. Ons genootschap leverde de basistekst aan voor dit document onder de hoede van het Agentschap Onroerend Erfgoed. LIDMAATSCHAP LHG 2015 NOG NIET VERNIEUWD ? STEUN ONS ALS ONAFHANKELIJKE VERENIGING
De meesten vernieuwden hun lidmaatschap maar U kan nog altijd lid worden van het LHG. Dit kan door storting van 25€ op rek. nr. BE41 7350 1075 9510. U krijgt dan één jaar de driemaandelijkse nieuwsbrief en geniet van vele voordelen bij aankoop publicaties, uitstappen & voordrachten. Info:
[email protected] - tel 016/460422 - http://www.leuvenshistorischgenootschap.be COLOFON Eindredactie: Redactie: Layout - Druk: Info: Secretariaat:
Ramon Kenis en Paul Reekmans Sonia Busselen, Etienne Franckx, Leo Galicia, Lambert Juveyns, Ramon Kenis, Hans Lenaerts, Wim Platteborze, Paul Reekmans, Tom Vanderstappen Ramon Kenis i.s.m. EV & zonen - drukkerij Acco Herent
[email protected] - tel 016/460422 - http://www.leuvenshistorischgenootschap.be open op zaterdag 10-12u, Brusselsestraat 46/06, 3000 Leuven
© LHG, 2015 Leuven (België) Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De auteurs zijn verantwoordelijk voor de inhoud van hun artikels.