Brussel, 6 juli 2006 (11.07) (OR. en)
RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
11335/06
FISC 100
INGEKOMEN DOCUMENT van: de heer Jordi AYET PUIGARNAU, directeur, namens de secretarisgeneraal van de Europese Commissie ingekomen: 5 juli 2006 aan: de heer Javier SOLANA, secretaris-generaal/hoge vertegenwoordiger belastingheffing van spaargelden - besprekingen met belangrijke Betreft: financiële centra
Hierbij gaat voor de delegaties Commissiedocument SEC(2006) 917
Bijlage: SEC(2006) 917
11335/06
lv DG G I
NL
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 04.07.2006 SEC(2006) 917
WERKDOCUMENT VAN DE DIENSTEN VAN DE COMMISSIE BELASTINGHEFFING VAN SPAARGELDEN BESPREKINGEN MET BELANGRIJKE FINANCIËLE CENTRA
NL
NL
INLEIDING 1.
Op 1 juli 2005 zijn de bepalingen van Richtlijn 2003/48/EG van de Raad (hierna “de spaarrichtlijn” genoemd) en van de daarmee gelijklopende overeenkomsten met 15 niet-EU-landen en -gebieden die in dezelfde of gelijkwaardige maatregelen voorzien, in werking getreden. De spaarrichtlijn strekt ertoe de lidstaten in staat te stellen hun heffingsbevoegdheid uit te oefenen over inkomsten uit spaargelden die in de EU woonachtige particulieren buiten hun woonstaat verwerven.
2.
De spaarrichtlijn voorziet in een systeem van automatische informatieuitwisseling tussen de lidstaten over rentebetalingen van uitbetalende instanties in een lidstaat aan particulieren die in een andere lidstaat wonen. België, Luxemburg en Oostenrijk passen een overgangsregeling toe waarbij bronbelasting wordt geheven en de opbrengsten daarvan worden gedeeld met de woonstaat van de belastingbetaler.
3.
De spaarrichtlijn zorgt er mede voor dat financiële intermediairs onder gelijke voorwaarden op de gehele interne markt met elkaar kunnen concurreren.
GELIJKLOPENDE OVEREENKOMSTEN
NL
4.
In het verslag van de Raad Ecofin aan de Europese Raad van Santa Maria da Feira van 19 en 20 juni 2000 is overeengekomen dat de Raad, teneinde het concurrentievermogen van de Europese financiële markten hoog te houden, pas unaniem tot uitvoering van de spaarrichtlijn zou besluiten nadat hij voldoende waarborgen had verkregen dat dezelfde maatregelen zouden worden toegepast door alle relevante onafhankelijke of geassocieerde gebieden van lidstaten, en dat maatregelen van gelijke strekking zouden worden toegepast door de Verenigde Staten van Amerika, Zwitserland, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino.
5.
Aansluitend zijn, na jaren van gevoelige discussies en onderhandelingen, op 1 juli 2005 gelijklopende overeenkomsten (in het geval van Nederland een gezamenlijke regeling met zijn gebiedsdelen) die voorzien in dezelfde of gelijkwaardige maatregelen als de bepalingen van de spaarrichtlijn, in werking getreden tussen de Europese Gemeenschap en vijf andere belangrijke Europese landen (Zwitserland, Andorra, Liechtenstein, Monaco en San Marino) en tussen elk van de 25 EU-lidstaten en elk van de onafhankelijke of geassocieerde gebieden die daarvoor volgens het verslag van Feira in aanmerking kwamen (Jersey, Guernsey, het eiland Man, Caymaneilanden, Anguilla, Montserrat, Britse Maagdeneilanden, Turks- en Caicoseilanden, de Nederlandse Antillen en Aruba).
6.
Wat de Verenigde Staten van Amerika betreft, is de Raad Ecofin op 21 januari 2003 op basis van een verslag van de Commissie tot de conclusie gekomen dat met de bestaande bepalingen in de belastingverdragen met de EU-lidstaten al
2
NL
was voldaan aan de voorwaarde dat voldoende waarborgen in verband met de uitvoering van maatregelen van gelijke strekking dienden te worden verkregen. NAAR EEN UITBREIDING VAN HET “GELIJK SPEELVELD” 7.
In dezelfde conclusies van de Raad Ecofin van 21 januari 2003 was een beginselverklaring opgenomen, die in de daaropvolgende conclusies van die Raad van 3 juni 2003 – bij de vaststelling van de spaarrichtlijn – in de volgende bewoordingen is herhaald: “De Raad verzoekt de Commissie ook tijdens de in artikel 10 van de richtlijn bedoelde overgangsperiode besprekingen te gaan voeren met andere belangrijke financiële centra om ervoor te zorgen dat in deze rechtsgebieden maatregelen worden aangenomen die gelijkwaardig zijn met die welke in de Gemeenschap worden toegepast.”
8.
De vijf andere belangrijke Europese landen die met de Europese Gemeenschap een overeenkomst hebben gesloten betreffende de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, hebben op hun beurt van de Gemeenschap verlangd dat deze zich ervoor inzet dat ook met andere rechtsgebieden die een belangrijke financiële-dienstensector hebben, gelijkwaardige regelingen worden opgezet.
9.
Het kan nog enkele jaren duren voordat betrouwbare conclusies kunnen worden getrokken over het effect dat de spaarrichtlijn en aanverwante initiatieven op het internationale spaargedrag hebben gehad. De diensten van de Commissie erkennen evenwel dat er niet mag worden getalmd met passende actie om de territoriale werkingssfeer van gelijkwaardige maatregelen verder uit te breiden, teneinde te vermijden dat er onnodige bezorgdheid ontstaat in verband met de internationale concurrentie tussen financiële intermediairs. Zij zijn dan ook bereid alle noodzakelijke stappen te ondernemen om een vervolg te geven aan de bovenstaande Ecofin-conclusies en de schriftelijke toezeggingen aan de andere belangrijke Europese landen. In dat verband zullen zij nagaan hoe ook met andere belangrijke financiële centra overeenkomsten betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden kunnen worden gesloten, zodat een gelijk speelveld ontstaat dat verder reikt dan de interne markt, het Europese continent en zelfs de Oeso-landen.
BESCHIKBARE
INFORMATIE OVER DE OMVANG VAN DE BUITENLANDSE BELEGGINGEN IN DE BELANGRIJKSTE FINANCIËLE CENTRA BUITEN DE HUIDIGE TERRITORIALE WERKINGSSFEER VAN DE SPAARRICHTLIJN EN AANVERWANTE INITIATIEVEN
10.
NL
Het is niet mogelijk om aan de hand van de gegevens die over de belangrijkste financiële centra beschikbaar zijn, passend toezicht op de buitenlandse beleggingen uit te oefenen voor alle financiële producten die in de Europese Unie onder het huidige toepassingsgebied van de spaarrichtlijn vallen. Dit is in zekere mate onvermijdelijk, omdat de richtlijn gebaseerd is op het principe van de uitkerende instantie en niet op dat van het land van de inkomstenbron, dat gewoonlijk de basis voor statistieken vormt. Analyses van de sterkte en de aantrekkingskracht van die financiële centra, die buiten de huidige territoriale
3
NL
werkingssfeer van de richtlijn vallen, kunnen alleen maar worden gebaseerd op indirecte indicatoren, zoals gegevens van de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) over de omvang van de banktegoeden van buitenlandse nietbancaire beleggers in specifieke landen (zie bijlage). Deze gegevens hebben echter ook alleen maar betrekking op tegoeden en geven geen uitsluitsel over andere financiële activa zoals effecten (aandelen, obligaties en derivaten), die naar alle waarschijnlijkheid het leeuwendeel vormen van de activa die EUingezetenen in het buitenland aanhouden. Bovendien wordt geen onderscheid gemaakt tussen particuliere en zakelijke beleggers of tussen in de EU dan wel daarbuiten woonachtige of gevestigde beleggers. De BIB-gegevens omvatten ook niet alle geografische gebieden, aangezien enkele mogelijk relevante landen of grondgebieden zoals Macau en Dubai, er niet in opgenomen zijn. De beschikbare cijfers, ten slotte, hebben een vertraging van zes maanden en de laatst beschikbare gegevens, die van september 2005 dateren, geven niet noodzakelijk een volledig beeld van de gevolgen van de toepassing van de spaarrichtlijn en aanverwante initiatieven in gebieden die buiten de werkingssfeer ervan vallen.
NL
11.
Bij de analyse van de omvang van de tegoeden van niet-ingezetenen en het tempo waarin deze tegoeden zich in de eerste drie kwartalen van 2005 hebben ontwikkeld (gecorrigeerd voor wisselkoersbewegingen), zijn drie groepen van niet-EU-landen die aan de BIB rapporteren, onderscheiden: niet-EUrechtsgebieden die ten minste een overeenkomst hebben gesloten inzake de uitwisseling van informatie op verzoek, op basis van wederkerigheid (groep I: onder meer Australië, de Bahama’s, Canada, Japan, Noorwegen, Taiwan en de Verenigde Staten van Amerika); andere niet-EU-rechtsgebieden waar de omvang van de financiële activiteiten in kwestie aanzienlijk is (groep II: onder meer Bahrein, Hongkong en Singapore); en andere niet-EU-rechtsgebieden waar de omvang van de buitenlandse niet-bancaire tegoeden gering is (groep III: onder meer Bermuda en Panama).
12.
De buitenlandse tegoeden van de niet-bancaire sector zijn in alle drie de landengroepen gestegen, waarbij de stijging in groep II enigszins sneller was dan in groep I en die in groep III onder het gemiddelde lag. Deze cijfers wijzen niet onmiddellijk op een veranderd spaargedrag ten voordele van de landen van groep II. Het is ook niet mogelijk om uit deze gegevens specifieke ontwikkelingen af te leiden voor particulieren die in de EU wonen. Binnen elke groep zijn sterk uiteenlopende ontwikkelingen vastgesteld. Japan, de Bahama’s en Bahrein kenden een sterke groei, voortbouwend op een reeds aanzienlijk uitstaand bedrag, terwijl de groei in de Verenigde Staten ruim onder het gemiddelde bleef.
13.
Van de landen en gebieden die in de BIB-statistieken zijn opgenomen, bevat groep II financiële centra die mogelijkerwijs in aanmerking komen voor besprekingen in verband met de belastingheffing van inkomsten uit spaargelden. Zo waren eind september 2005 de buitenlandse tegoeden in Singapore goed voor een uitstaand bedrag van 158,1 miljard USD, in Hongkong vertegenwoordigden zij 82 miljard USD, in Bahrein 32,3 miljard USD en in Brazilië 3,1 miljard USD. De stijging in de eerste drie kwartalen van 2005 lag in Singapore licht boven het gemiddelde, in Hongkong bleef zij eronder. In Bahrein is een sterke
4
NL
groei opgetekend, die mogelijkerwijs verband houdt met de recente stijging van de olieprijzen. CONTACT LEGGEN MET ANDERE FINANCIËLE CENTRA
NL
14.
Simultane besprekingen met een groot aantal nationale overheden uit de hele wereld bieden maar weinig kans op succes. Daarom zal de Raad een rangorde van de vooraanstaande financiële centra moeten opstellen en beslissen met welke daarvan besprekingen worden aangeknoopt.
15.
Uitgaande van de bovenstaande analyse zouden Singapore en Hongkong deel moeten uitmaken van de eerstvolgende rechtsgebieden waarmee besprekingen worden aangeknoopt. Beide herbergen zij immers belangrijke financiële centra en uit de beschikbare gegevens over de tegoeden van niet-ingezeten nietbancaire beleggers blijkt dat de omvang van dergelijke tegoeden bij financiële instellingen in Singapore en Hongkong verhoudingsgewijs groot is.
16.
Als handelspartner van de EU komt Singapore wereldwijd op de dertiende plaats, maar van de Asean-landen bekleedt het, met circa 30 % van de handel tussen de EU en de Asean, de eerste plaats. In 2003 ging ongeveer de helft van de directe buitenlandse investeringen uit de EU in de Asean naar Singapore. Met een bilaterale handel die jaarlijks goed is voor een bedrag van bijna 40 miljard euro, is de EU Singapores tweede grootste handelspartner, na Maleisië. Singapore is een sterk voorstander van een bilateraal vrijhandelsakkoord met de EU. Singapore heeft weliswaar al uitgebreide dubbelbelastingverdragen gesloten met vele lidstaten, maar deze voorzien niet in de mogelijkheid van een brede informatie-uitwisseling op verzoek tussen de verdragslanden.
17.
Ook Hongkong is een vooraanstaand centrum voor offshore vermogens- en fondsenbeheer. Een van de belangrijkste slogans waarmee Hongkong buitenlandse investeringen wil aantrekken, is dat het land geen bronbelasting of andere belastingen heft. Ondanks zijn politieke band met de Volksrepubliek China vaart Hongkong een eigen fiscale koers. Het land heeft onlangs een dubbelbelastingverdrag gesloten met België (december 2003) en is met enkele andere EU-lidstaten nog in onderhandeling over een dergelijk verdrag (informatie-uitwisselingsvereisten hebben hierbij kennelijk een knelpunt gevormd). Tot slot spelen ook de historische band en de nauwe handelsbetrekkingen tussen Hongkong en het VK een belangrijke rol bij alle internationale discussies.
18.
De Speciale Administratieve Regio Macau, die is opgericht toen het land in december 1999 terugkeerde naar de Volksrepubliek China, kan ook tot een belangrijk financieel centrum uitgroeien. 23 van de 27 banken die op 30 september 2005 in Macau waren gevestigd, waren dochterondernemingen of bijkantoren van buitenlandse banken. Volgens gegevens van de monetaire autoriteit van Macau zijn de tegoeden van niet-ingezetenen in 2005 met een factor 2,4 toegenomen van 2,4 miljard tot 5,8 miljard USD. Voorts zijn de nauwe banden met en de geografische nabijheid van Hongkong factoren die ervoor pleiten om Macau tezamen met Hongkong in de discussies te betrekken.
5
NL
19.
Bahrein heeft een omvangrijke financiële sector die meer dan 100 banken herbergt, vele daarvan uit het buitenland. Gelet op de activa die door nietingezetenen worden aangehouden, zou het land, zij het misschien niet onmiddellijk, kunnen worden opgenomen in de lijst van landen waarmee besprekingen kunnen worden aangeknoopt. Bahrein heeft zich in 2001 akkoord verklaard met de OESO-beginselen inzake transparantie en effectieve informatie-uitwisseling op belastinggebied.
20.
Het andere opkomende financieel centrum, het naburige Dubai (dat deel uitmaakt van de Verenigde Arabische Emiraten), heeft slechts beperkte financiële middelen van niet-ingezetenen aangetrokken. De nadruk bij de beleggingen in Dubai ligt meer op specifieke instrumenten voor islamitische klanten, de zogenaamde “sukuks” (Arabisch voor certificaat), waarbij geen rente wordt betaald maar de crediteur een schuldbewijs voor winstdeelneming ontvangt.
21.
Uit de beschikbare gegevens voor Japan blijkt dat de buitenlandse investeringen daar hoofdzakelijk afkomstig zijn uit het bedrijfsleven (met name banken) en niet zozeer van particulieren. Daarom heeft het land in de voorliggende context ook een lagere prioriteit. De verdubbeling van de buitenlandse investeringen in Japan door niet-bancaire beleggers in het afgelopen jaar kan grotendeels toe te schrijven zijn aan een opverende economie, maar de komende jaren moet toch van nabij worden gevolgd hoe dit specifieke gegeven zich verder ontwikkelt.
22.
De Bahama’s trekken kennelijk omvangrijke buitenlandse investeringen van niet-bancaire beleggers aan, zij het hoofdzakelijk uit de Verenigde Staten. De Bahama’s hebben al verklaard dat zij de norm inzake transparantie, die in de Oeso-modelovereenkomst van 2002 betreffende informatie-uitwisseling op verzoek is vastgesteld, zullen toepassen.
23.
Canada herbergt verschillende belangrijke financiële centra, maar de omvang van de banktegoeden van niet-ingezetenen is hier duidelijk kleiner.
DOEL VAN DE BESPREKINGEN 24.
NL
De Raad dient de aan Hongkong en Singapore en eventueel ook aan Macau toe te kennen prioriteit uitdrukkelijk te bevestigen en de doelstellingen en specifieke instructies vast te stellen voor besprekingen met deze rechtsgebieden met het oog op de totstandbrenging van gelijke voorwaarden in de sector van de financiële dienstverlening. De technische oplossingen waarin de spaarrichtlijn voorziet, waaronder het systeem van de uitbetalende instantie, zouden in de mate van het mogelijke als uitgangspunt moeten dienen voor de alternatieven die met deze rechtsgebieden worden besproken om maatregelen van gelijke strekking in te voeren. Bijzondere aandacht moet worden gegeven aan het beginsel dat in 2000 is vastgelegd door de Europese Raad van Feira, volgens welk “uitwisseling van informatie op een zo breed mogelijke basis het einddoel [is] van de EU, overeenkomstig de internationale ontwikkelingen”.
6
NL
25.
Informatie-uitwisseling op belastinggebied is een gevoelig thema. Sinds 1998 leidt de Oeso een initiatief tegen schadelijke belastingpraktijken, waarbij onder meer wordt geijverd voor meer transparantie en een effectieve uitwisseling van informatie over belastingaangelegenheden met landen die zijn aangemerkt als “belastingparadijs”. In april 2002 heeft de Oeso een modelovereenkomst voorgesteld met een raamwerk voor een brede uitwisseling van informatie op verzoek. Deze modelovereenkomst is door Oeso-lidstaten gezamenlijk opgesteld en een aantal medewerkende rechtsgebieden heeft zich vastgelegd op de beginselen van transparantie en uitwisseling van informatie. In het kader van de bijeenkomst van het Oeso-wereldforum in november 2005 heeft de organisatie voorbereidende stappen genomen om Hongkong en Singapore en ook andere belangrijke financiële centra bij deze werkzaamheden te betrekken.
26.
Het zou derhalve zeer wenselijk zijn dat rekening wordt gehouden met de Oesowerkzaamheden, wat de onvoorwaardelijke uitwisseling van informatie op verzoek betreft, in besprekingen met Hongkong en Singapore en eventueel ook Macau.
VERLOOP VAN DE BESPREKINGEN 27.
NL
Op basis van de ervaring met derde landen waarmee de Gemeenschap al een overeenkomst betreffende de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden heeft gesloten, zouden de besprekingen met andere financiële centra als volgt kunnen verlopen: –
Informele verkennende gesprekken op politiek en technisch niveau, georganiseerd door de Commissie met de politieke steun van – bij voorkeur – niet alleen het huidige maar ook het volgende voorzitterschap van de Raad, teneinde continuïteit te garanderen. Van de resultaten van deze gesprekken dient regelmatig verslag te worden uitgebracht bij de Groep financiële vraagstukken van de Raad en, op een bepaalde datum, bij de Raad Ecofin.
–
Afhankelijk van de resultaten van deze gesprekken kan de Commissie in een later stadium de Raad officieel verzoeken om onderhandelingsrichtsnoeren te verstrekken met het oog op de sluiting van overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de desbetreffende rechtsgebieden.
7
NL
Bijlage Buitenlandse tegoeden, in alle valuta’s, van niet-bancaire oorsprong bij banken in relevante derde landen (in mld USD) Landen die aan de BIB rapporteren
Uitstaande bedragen
Dec 2003
Geraamde mutatie, gecorrigeerd voor wisselkoersbewegingen
Dec 2004
Juni 2005
Sept 2005
Jaar 2003
Jaar 2004
2004 K4
2005 K1
2005 K2
2005 K3
Totale 2005
mutatie
K1-K3
Mutatie K1-K3 2005 ten opzichte van uitstaande bedragen dec 2004
VERPLICHTINGEN I. Apart in de BIB-databank vermelde landen met ten minste één overeenkomst die in informatie-uitwisseling op verzoek voorziet
655,60
839,10
884,00
913,50
193,20
177,20
76,30
55,20
-1,00
31,00
85,2
9,33
Australië
18,3
22,1
25,4
23,1
4,1
3,5
3,7
2,1
1,6
-2,2
1,5
6,49
Bahama’s
114,4
82,8
102,1
102,3
34,5
-33,2
-6,2
10,9
10,9
0,5
22,3
21,80
Canada
35,9
41,6
37,2
38,8
7,1
4,8
2,7
-3,5
-0,3
1,1
-2,7
-6,96
Japan
55,5
65,6
127,1
121
2,8
8,7
2,2
62,3
3,7
-4,8
61,2
50,58
Noorwegen
5
4,7
5,4
6
-1
-0,7
-2
1,1
0
0,5
1,6
26,67
Taiwan, China
20,7
24,7
25
25
3,5
3,5
1,1
-0,6
1,1
0,3
0,8
3,20
Verenigde Staten
405,8
597,6
561,8
597,3
142,2
190,6
74,8
-17,1
-18
35,6
0,5
0,08
II. Andere niet-EU-rechtsgebieden met een aanzienlijke omvang van financiële activiteiten
231,40
257,50
264,80
274,50
10,50
25,50
13,50
8,00
7,90
10,60
26,50
9,65
Bahrein
21,1
26,1
29,3
32,3
0,4
4,5
2,8
0,7
3,3
3,1
7,1
21,98
Brazilië
1,9
1,8
2,5
2,1
0,8
-0,1
0,2
0,8
0
-0,4
0,4
19,05
SAR Hongkong
71,8
79,2
80,2
82
8,2
11,4
4,9
-1
3,7
2
4,7
5,73
Singapore
136,6
150,4
152,8
158,1
1,1
9,7
5,6
7,5
0,9
5,9
14,3
9,04
48,6
47,9
51,2
8,7
7,1
1,9
-0,4
-1
3,6
2,2
4,30
III. Overige, inclusief Bermuda, Chili, India, Korea, Mexico, Panama en Turkije
40,2
Bron: Bank voor Internationale Betalingen, kwartaalrapport
NL
8
NL