EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 11-VII-2006 C(2006) 3259
Betreft:
Steunmaatregel nr. N 96/06 "Eneco duurzame energie "
Excellentie, De Commissie wenst Nederland ervan in kennis te stellen dat zij, na onderzoek van de door uw autoriteiten over de bovengenoemde maatregel verstrekte informatie, heeft besloten geen bezwaar te maken tegen deze steunmaatregel. I.
PROCEDURE
1.
Bij brief van 30 januari 2006 hebben de Nederlandse autoriteiten, overeenkomstig artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 20041 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag2, bovenstaande maatregel aangemeld. De Commissie verzocht om aanvullende informatie bij brief van 22 maart 2006. Bij brief van 24 mei 2006 hebben de Nederlandse autoriteiten de gevraagde informatie verschaft.
2.
In de aanmelding verklaarden de Nederlandse autoriteiten dat met de maatregel de voorwaarden van de communautaire kaderregeling inzake staatssteun ten behoeve van het milieu3 (hierna "het milieusteunkader" genoemd) worden nageleefd.
1
PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1. PB L 83 van 27.3.1999, blz. 1. PB C 37 van 3.2.2001, blz. 5.
2 3
Zijne Excellentie de Heer B. Bot Minister van Buitenlandse Zaken Bezuidenhoutseweg 67 Postbus 20061 NL - 2500 - EB ’s-GRAVENHAGE Commission européenne, B-1049 Bruxelles – Belgique Europese Commissie, B-1049 Brussel – België - Telefoon: 00- 32 (0) 2 299.11.11
II.
GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE STEUN
3.
Deze aanmelding betreft investeringssteun voor een demonstratieproject ("Morgenstond") in het zuidwesten van Den Haag, waarbij warmte uit rioolpersleidingen wordt gebruikt voor de verwarming van woningen. Voor de verwarming in de woningen worden warmtepompen gebruikt. Met het project zal naar schatting een CO2-reductie van 25% worden gerealiseerd ten opzichte van een woning welke gebouwd is volgens het huidige bouwbesluit.
4.
Volgens de door de Nederlandse autoriteiten verstrekte informatie dragen de huishoudens in Den Haag voor 43% bij aan de CO2-uitstoot. Warmtepompen in combinatie met koude-warmte-opslag is een oplossing voor de verwarming van woningen maar in stedelijke gebieden zijn de beschikbare hulpbronnen beperkt. De Nederlandse autoriteiten hebben daarom gezocht naar alternatieven, zoals warmte van bestaande rioolpersleidingen. De temperatuur van deze rioolpersleidingen is naar het schijnt geschikt als warmtebron voor een warmtepomp.
5.
In 2004 is een haalbaarheidsstudie gedaan naar warmtewinning uit de rioolpersleiding. Uit de studie bleek dat er voldoende warmte beschikbaar is om aan de warmtevraag te voldoen en de afkoeling van het rioolwater die de warmtewinning met zich meebrengt is verwaarloosbaar. Uit de haalbaarheidsstudie bleek dat het project technisch en economisch haalbaar kan zijn. Het project wordt als innovatief beschouwd en kan als voorbeeld dienen voor soortgelijke projecten in de toekomst.
6.
In het demonstratieproject worden ongeveer 250 woningen van warmte voorzien uit de rioolpersleiding; Indien het project slaagt, zal het in de toekomst worden uitgebreid met 450 woningen.
7.
De CO2-reductie voor de eerste 250 woningen die van warmte worden voorzien uit de rioolpersleiding wordt geraamd op 240 ton CO2 per jaar. Indien het project wordt uitgebreid met 450 woningen zal de CO2-uitstoot volgens de ramingen jaarlijks met 432 ton worden verminderd.
8.
De begunstigde van de steunmaatregel is Eneco, een van de vier grote energiebedrijven in Nederland. Eneco heeft de steun aangevraagd op grond van de Algemene subsidieverordening van de provincie Zuid-Holland4. Deze verordening bevat een gedeelte dat betrekking heeft op projecten inzake duurzame energie. Iedere onderneming kan in het kader van deze regeling een subsidie aanvragen mits zij aan de in de subsidieverordening vastgelegde criteria voldoet. Op basis van de ontvangen aanvragen worden de projecten onderling gewogen; de projecten met de hoogste rangschikking5 krijgen een positief subsidiebesluit. Eneco heeft geen andere subsidies voor het thans aangemelde project aangevraagd.
9.
De steun betreft een rechtstreekse subsidie van 450 000 EUR. Dit is de enige subsidie die Eneco voor het demonstratieproject zal ontvangen. Dit bedrag is berekend als 26% van de extra investeringskosten van het project. De totale kosten van het project worden geraamd op 2 362 000 EUR.
4 5
Algemene subsidie verordening Zuid-Holland, 1 juni 2004, artikel 6.6. Gebaseerd op criteria die in artikel 13 van de subsidieverordening worden opgesomd, bijvoorbeeld: het project is innovatief, het is een demonstratieproject, het bevordert kennisoverdracht. 2
III. BEOORDELING Bestaan van staatssteun en rechtmatigheid van de steun 10.
Volgens artikel 87, lid 1,van het EG-Verdrag "zijn steunmaatregelen van de staten of in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalsen of dreigen te vervalsen, onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt, voorzover deze steun het handelsverkeer tussen de lidstaten ongunstig beïnvloedt".
11.
In het kader van de voorgestelde steunmaatregel wordt de steun verleend voor een demonstratieproject (Morgenstond) van Eneco. De begunstigde is een elektriciteitsproductiebedrijf en krijgt een voordeel doordat het financiering verkrijgt door subsidies, d.w.z. staatsmiddelen. Aangezien er tussen de lidstaten handel in elektriciteit is, bestaat er een risico dat de steun dat handelsverkeer ongunstig zou kunnen beïnvloeden. Bijgevolg vormt de voorgestelde maatregel staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 61, lid 1, van de EEROvereenkomst.
12.
Concluderend is de Commissie van mening dat de maatregel onder de definitie van staatssteun van artikel 87, lid 1, van het EG-Verdrag valt.
13.
Door deze regeling bij de Commissie aan te melden is Nederland zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 88, lid 3, van het EG-Verdrag nagekomen. Verenigbaarheid van de steun
14.
In punt 32 van het milieusteunkader wordt bepaald: "Investeringen ten behoeve van hernieuwbare energie worden gelijkgesteld met investeringen ten behoeve van het milieu die bij afwezigheid van verplichte normen worden gedaan. Hierbij moet ook in aanmerking worden genomen dat maatregelen ten behoeve van deze energiebronnen eveneens tot de prioriteiten van de Gemeenschap op milieugebied behoren6. Het gaat hierbij om langetermijnmaatregelen die maximaal moeten worden aangemoedigd. Investeringen ten behoeve van deze energiebronnen komen dan ook in aanmerking voor het basissteunpercentage van 40% van de subsidiabele kosten".
15.
Wat subsidiabele kosten betreft, wordt in punt 37 van het milieusteunkader bepaald: "alleen de extra investeringskosten die noodzakelijk zijn voor het verwezenlijken van de milieudoeleinden komen voor steun in aanmerking".
16.
Dit heeft de hierna genoemde gevolgen: wanneer de investeringskosten voor de bescherming van het milieu niet gemakkelijk kunnen worden gescheiden van de totale kosten, zal de Commissie rekening houden met objectieve en transparante berekeningsmethoden, zoals bijvoorbeeld de kosten van een investering die in technisch opzicht vergelijkbaar is, maar waarmee niet hetzelfde niveau van milieubescherming kan worden bereikt.
6
Resolutie van de Raad van 8 juni 1998 betreffende duurzame energiebronnen (PB C 198 van 24.6.1998, blz. 1). 3
17.
In ieder geval moeten de in aanmerking komende kosten worden berekend, exclusief de voordelen van een eventuele capaciteitsverhoging, de kostenbesparingen gedurende de eerste vijf jaar van de gebruiksduur van de investering en de extra bijproducten gedurende diezelfde periode van vijf jaar.
18.
Op het gebied van hernieuwbare energie zijn de investeringskosten die voor steun in aanmerking komen doorgaans de extra kosten die ten laste van de onderneming komen ten opzichte van een traditionele installatie voor de opwekking van energie van dezelfde capaciteit.
19.
Voor de berekening van de subsidiabele kosten worden de volgende factoren in aanmerking genomen. Om te beginnen moet een referentie-investering in aanmerking worden genomen. Volgens de Nederlandse autoriteiten is de referentie-investering voor de verwarming van huishoudens in Nederland een centrale-verwarmingsketel, verwarming- en gasaansluitingen. De kosten van deze referentie-investering bedragen 625 000 EUR.
20.
Hierna komt de variabele "voordelen van capaciteitsverhoging". Deze variabele is niet van toepassing op dit nieuwe project waarbij de warmte uit rioolpersleidingen wordt gebruikt.
21.
Wat de variabele "kostenbesparingen" betreft, deze komen ten gunste aan de (particuliere) huishoudens doordat deze minder gas- en elektriciteitskosten betalen. Voor Eneco (de begunstigde van de steun) zijn er geen kostenbesparingen vastgesteld.
22. De investeringskosten voor het demonstratieproject worden geraamd op: […]* EUR
Warmtepompen woningniveau Distributienet
[…] EUR
Transportleiding
[…] EUR
Pompen en appendages
[…] EUR
Gasketel
[…] EUR
Gasaansluiting
[…] EUR
Warmtewisselaar
[…] EUR
Bypassklep
[…] EUR
Meet- en regeltechniek
[…] EUR (+) 2 362 000 EUR
Totaal investeringskosten
625 000 EUR (-)
Referentie-investering
1 737 000 EUR
Subsidiabele investeringskosten
*
Zakengeheim
4
23.
De aangemelde steun van 450 000 EUR vertegenwoordigt 26% van de subsidiabele investeringskosten en blijft hiermee onder de maximum steunintensiteit van 40% die kan worden toegestaan voor investeringen in projecten inzake hernieuwbare energie overeenkomstig punt 32 van het milieusteunkader.
24.
Ten aanzien van de variabele "voordelen van bijproducten" merkt de Commissie op dat er niets anders wordt geproduceerd dan warmte en dat er derhalve in dit geval geen bijproducten zijn.
25.
Er is geen cumulering met andere steunmaatregelen omdat de subsidie van 450 000 EUR de enige subsidie is die Eneco voor het demonstratieproject zal ontvangen.
IV. CONCLUSIE 26.
De Commissie heeft daarom besloten geen bezwaar te maken tegen de aangemelde maatregel aangezien deze staatssteun verenigbaar kan worden verklaard met de gemeenschappelijke markt op grond van artikel 87, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag, daar hij voldoet aan de voorwaarden van het milieusteunkader. Ingeval deze brief vertrouwelijke gegevens mocht bevatten die niet mogen worden bekendgemaakt, wordt u verzocht de Commissie daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst van dit schrijven in kennis te stellen. Ontvangt de Commissie binnen de vastgestelde termijn geen met redenen omkleed verzoek, dan neemt zij aan dat u ermee instemt dat dit schrijven in zijn geheel wordt gepubliceerd. Dit verzoek dient bij aangetekend schrijven of bij faxbericht te worden gericht aan: Europese Commissie Directoraat-generaal Concurrentie Griffie Staatssteun B-1049 Brussel Faxnummer: + 32-2 296 12 42
Vermeld in alle correspondentie s.v.p. de benaming en het nummer van de zaak. Met bijzondere hoogachting,
Voor de Commissie
Neelie KROES Lid van de Commissie
5