RAAD VAN DE EUROPESE UNIE
Brussel, 13 Januari 2004
5216/04
ENFOPOL 4
NOTA van: aan: nr. vorig doc.: Betreft:
1.
Nederlandse delegatie Groep politiële samenwerking SN 1024/04 Toelichting op het besluit betreffende de aanpak van voertuigcriminaliteit met grensoverschrijdende implicaties
Inleiding
Autodiefstal is een vorm van criminaliteit waarmee volgens schatting in de EU een bedrag van 10 miljard Euro is gemoeid per jaar. In 2001 zijn in de EU-lidstaten 1.175.000 auto’s gestolen. Daarvan is 63,25 % teruggevonden. Naast de gelegenheidsdief (joyrider) wordt een deel van de auto’s gestolen door de georganiseerde misdaad. Een aanzienlijk deel van de, vooral duurdere personenauto’s, verdwijnt richting van Afrika, het Midden Oosten, en Oost-Europa. Autodiefstal schaadt het rechtsgevoel en de persoonlijke levenssfeer van burgers. Sommige gevallen van autodiefstal (carjacking, home- en showroomjacking) zijn nog ingrijpender door hun gewelddadige aard. Voertuigcriminaliteit is het scharnierpunt voor vele andere vormen van criminaliteit. Veelal is er een relatie van autodiefstal en illegale autohandel met andere vormen van criminaliteit zoals verdovende middelen, vuurwapens en mensenhandel.
5216/04
WF/ils DG H II
1
NL
De politieactiviteiten moeten gericht zijn op alle schakels in de criminele keten. (de uitvoerder van de diefstal, de tussenpersonen, de opdrachtgever, transporteur, de ontvanger in bestemmingsland). Internationale samenwerking is geboden en een gericht toezicht binnen de Unie op de export van voertuigen en het transport via de buitengrenzen, zoals in de havens. In een doorlopende analyse van lidstaten en Europol zullen transportlijnen moeten worden blootgelegd en moet worden ingespeeld op de flexibiliteit van de dadergroepen. Slachtoffers van autodiefstal worden gevonden in alle categorieën autobezitters. Dit leidt tot forse investeringen in verzekeringspremies, alsmede beveiliging door kostbare voorzieningen in het voertuig. Oudere auto’s vormen steeds meer een gevraagd artikel in het criminele milieu omdat hier geen beveiligingsvoorzieningen zijn getroffen, waardoor minder draagkrachtigen worden getroffen. De kosten van het autobezit neemt gestaag toe door frequente diefstal van dit goed. Het profijt van de crimineel en zijn heler maar ook de schade van de verzekeringsmaatschappijen zullen door de autobezitter moeten worden opgebracht. Binnen de Raad wordt al enige jaren gesproken over de aanpak van voertuigcriminaliteit. Om deze adequaat aan te pakken is een breed scala van maatregelen nodig, zowel nationaal als EU-breed. In diverse nota’s is dit neergelegd, zie daarvoor onder meer 11222/01ENFOPOL 85. Het is dringend noodzakelijk dat samen wordt gewerkt tussen de verschillende betrokken partijen, te weten: politie en douane, de registrerende voertuigautoriteit, de autobranche en het verzekeringswezen. Deze maatregelen komen niet in de plaats van nationale maatregelen, maar zijn aanvullend. De maatregelen hebben vooral betrekking op de verbetering van de informatie en registratie voorzieningen tussen de betreffende diensten, de samenwerking, de deskundigheidsbevordering en ervaringsuitwisseling. 2.
Doelstelling
Met het voorliggende (ontwerp) besluit over de aanpak van voertuigcriminaliteit wordt beoogd deze vorm van criminaliteit terug te dringen. Aangezien de daders van deze criminaliteit zich niet houden aan de nationale grenzen van de lidstaten is een Europese aanpak geboden. Voor het traceren van daders en het terugvinden van voertuigen is snelheid van aanpak geboden.
5216/04
WF/ils DG H II
2
NL
Wanneer kostbare tijd na ontvreemding van het voertuig verloren gaat dan bevindt het voertuig zich al ver over de nationale grenzen. Veel voertuigen verdwijnen over de buitengrenzen van de Europese Unie. Voor een aanpak daarvan is het primair noodzakelijk dat eerst orde op eigen zaken binnen de Unie wordt gebracht. Een belangrijk punt daarbij is dat gebruik wordt gemaakt van de beschikbare informatie en van de bestaande opsporing en registratiesystemen. Niet alle lidstaten zijn aangesloten op het Schengeninformatiesysteem en/of op het gestolen voertuigenregister van Interpol. Versterking van de samenwerking tussen overheidsdiensten, zoals de politie- en douanediensten, en Europol is noodzakelijk. De politiediensten alleen kunnen het fenomeen voertuigcriminaliteit niet terugdringen. Ook maatschappelijke actoren zullen moeten bijdragen aan het voorkomen en bestrijden van voertuigcriminaliteit. Aandacht wordt gevraagd voor de samenwerking tussen publiek en private partners, zoals verzekeringsmaatschappijen, autofabrikanten. Publiek/private samenwerking is geboden. Waar de publieke diensten geïnteresseerd zijn in de dader en in de auto als bewijsmateriaal vanuit het oogpunt van opsporing, zo zijn de private organisaties geïnteresseerd in het voertuig vanuit de positie van risicodrager. In de tekst worden geen besluiten voorgesteld op het gebied van technopreventie aan voertuigen. Dit is een verantwoordelijkheid die thuishoort in de eerste pijler en waarvan daarom het initiatiefrecht toevalt aan de Commissie, bijv. door Richtlijnen op het gebied van inrichtingseisen van voertuigen. 3.
Reden voor de gekozen vorm
Het onderhavige voorstel is een bijdrage aan de bestrijding van voertuigcriminaliteit. In het onderhavige voorstel is gekozen voor een besluit op grond van art. 34, lid 2 onder c VEU, aangezien de voorgestelde maatregelen een grotendeels feitelijk karakter hebben. Er is geen sprake van toenadering van regelgeving, terwijl de voorstellen anderzijds wel de intentie hebben om te komen tot bindende afspraken.
5216/04
WF/ils DG H II
3
NL
4.
Subsidiariteit en proportionaliteit
Aanpak van vele vormen van misdaad blijft een nationale aangelegenheid. Tegelijkertijd is internationale samenwerking noodzakelijk indien er sprake is van grensoverschrijdende criminaliteit. Dat is bij voertuigcriminaliteit veelal het geval en daarop richt zich dit besluit. Het voorstel treedt niet in de bevoegdheden van de lidstaten maar beoogt aanvullende afspraken te maken die leiden tot een betere internationale aanpak dan zonder deze afspraken mogelijk is. Het besluit richt zich op de internationale component van het politieoptreden. Het voorstel houdt rekening met de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit. 5.
Financieel memorandum
De voorgesteld maatregelen richten zich op een meer adequate informatie-uitwisseling tussen de wetshandhavingdiensten van de lidstaten. Daaraan zijn geen kosten ten laste van het EU-budget verbonden. 6.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1 – definitie Voor de definitie is het van belang die categorie voertuigen te duiden waarvoor een voertuig registratiebewijs volgens de Europese richtlijnen verplicht is. De in dit artikel omschreven categorie voertuigen is opgenomen in de nationale voertuigregisters. Tevens is met deze omschrijving aansluiting gevonden bij de bepalingen in de Schengenuitvoeringsovereenkomst in verband met het Schengen Informatie Systeem.
Artikel 3, 7 en 8 – samenwerking, registratie en voorkoming misbruik Politie- en douanediensten hebben onderscheiden taken en verantwoordelijkheden. De uitvoering daarvan kan worden versterkt door een goede wederzijdse informatie-uitwisseling en het verrichten van onderzoeken bij gezamenlijke acties. De douane heeft door haar controlebevoegdheid bij grensoverschrijdend goederenverkeer bij uitstek de mogelijkheid aan de opsporing van voertuigcriminaliteit bij te dragen. Over de uitvoering van opeen volgende taken maken politie en douane goede afspraken op het gebied van de controle en handhaving.
5216/04
WF/ils DG H II
4
NL
Eerder heeft de Raad benadrukt dat douane, politie en gerechtelijke autoriteiten doeltreffend moeten samenwerken om de Europese Unie als ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te handhaven en verder te ontwikkelen.12 De registrerende autoriteiten in de lidstaten kunnen met de gegevens over voertuigen de politie - en douanediensten bijstand verlenen met voertuiginformatie en informatie over met voertuigen verband houdende fraude en criminaliteit. De voertuigregisters van deze autoriteiten bevatten meer technische informatie over de voertuigen ter vaststelling van de identiteit van het voertuig dan de voorhandenzijnde opsporingsregisters. Tussen verschillende lidstaten van de Unie bestaat een systeem van voertuigregistratie dat elektronisch uitwisselbaar is op basis van een gemeenschappelijk Verdrag betreffende een Europees voertuig - en rijbewijsinformatiesysteem, EUCARIS. Politiediensten en registrerende autoriteiten werken samen ter voorkoming van een registratie van een gestolen (geïmporteerd) voertuig en/of ter voorkoming van misbruik van voertuig registratiebewijzen na een ernstige aanrijding (total loss) Artikel 4 – samenwerking tussen bevoegde autoriteiten en de private sector Verzekeringsmaatschappijen treden veelal in rechten van de eigenaar van het voertuig. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid bij het repatriëren van in het buitenland door politie en justitie vrijgegeven voertuigen. De maatschappijen hebben een stuk regie op de verdere levensloop van schadevoertuigen met de bijbehorende voertuig registratiebewijzen en de wijze waarop van voertuigen afstand wordt gedaan. De autobranche kan nuttige informatie inbrengen op het gebied van technische identificatie van voertuigen en onderdelen daarvan, merken en fabrieksnummers. Voor de bestrijding van voertuigcriminaliteit is het geboden dat politie, de registrerende voertuigautoriteit met de private sector periodiek komen tot uitwisseling van informatie.
1 2
PB C 171/01 Europese Raad van Brussel 16/17 oktober 2003, conclusie 34, SN 300/03
5216/04
WF/ils DG H II
5
NL
Artikel 5 – Contactpunten Om de samenwerking tussen de politiediensten van de lidstaten te versterken is het dienstig om nationale contactpunten aan te wijzen die door de lidstaten kunnen worden geconsulteerd en waar tussen informatie en deskundigheid kan worden uitgewisseld. Artikel 6 – informatie en melding van gestolen voertuigen Van belang is dat vermissing van het voertuig zo snel mogelijk in de opsporingsregisters wordt ingevoerd en dat het register actueel en betrouwbaar wordt gehouden. Eveneens is het van groot belang om diefstal van blanco voertuig registratiebewijzen in het Schengen Informatie Systeem op te nemen. Nog onvoldoende is bij de wetshandhavingdiensten bekend dat het SIS opsporingsregister daarvoor openstaat. Artikel 9 – Europol De bestrijding van voertuigcriminaliteit behoort tot het mandaatgebied van EUROPOL. Het is van groot belang dat de politiediensten van de lidstaten EUROPOL informatie aanleveren ten behoeve van het opstellen van de Analytical Work File voertuigcriminaliteit. EUROPOL stelt de politiediensten in de lidstaten het European Vehicle Identification Database (EuVID) ter beschikking. Artikel 10 en 11 – Deskundigheidsbevordering, opleiding en expertbijeenkomsten Voor de bestrijding van voertuigcriminaliteit is veel specialistische kennis noodzakelijk op het gebied van voertuigtechniek, technische opsporingsmiddelen in verband met de identificatie van voertuigen en van kennis op het gebied van voertuigdocumenten. Deskundigheidsbevordering is dringend noodzakelijk. Het houden van een jaarlijkse bijeenkomst voor deskundigen kan daaraan bijdragen. Daarnaast hebben EUROPOL en CEPOL veel kennis en informatie te bieden; CEPOL via het Europees Politie kennisnet.
5216/04
WF/ils DG H II
6
NL
Artikel 12 – Afspraken met derde landen Het is van belang dat tussen de Unie en derde landen afspraken worden gemaakt over de registratie van voertuigen, waarvan de voertuigen afkomstig zijn uit een van de lidstaten. Binnen de Unie zijn over de registratie van voertuigen afkomstig uit een andere lidstaat al afspraken gemaakt waaraan de lidstaten van de Unie gebonden zijn. (Richtlijn 1999/37/EG van de Raad van 29.04.1999, artikel 4 en 5). Hiermede wordt voorkomen dat een in een lidstaat gestolen voertuig wordt opgenomen in de nationale voertuigregisters van een derde land. ____________________
5216/04
WF/ils DG H II
7
NL