VROM
KC-105/02
December 2002
Keuringscriteria Keuringscriteria voor de inwendige inspectie van ondergrondse tanks (kunststof en staal) voor het bepalen van de restlevensduur van het tanklichaam
VROM
KC-105/02
December 2002
Keuringscriteria Keuringscriteria voor de inwendige inspectie van ondergrondse tanks (kunststof en staal) voor het bepalen van de restlevensduur van het tanklichaam
2002 Auteursrechten, VROM. Het is toegestaan overeenkomstig artikel 15a Auteurswet 1912 gegevens uit dit document te kopiëren of te citeren in artikelen of publicaties, mits de bron op duidelijke wijze wordt vermeld: VROM KC-105/02 “Keuringscriteria voor de inwendige inspectie van ondergrondse tanks(kunststof en staal) voor het bepalen van de restlevensduur van het tanklichaam”, december 2002, Ministerie van VROM, Den Haag.
Bindend verklaring Deze keuringscriteria zijn door de commissie "Periodieke Milieuinspecties" vastgesteld per december 2002
VOORWOORD
Deze keuringscriteria zijn tot stand gekomen op initiatief van het ministerie van VROM in het kader van de herziening van de amvb Tankstations Milieubeheer die naar verwachting in het eerste kwartaal van 2003 zal worden gepubliceerd. Op het moment van vaststellen is de commissie “Periodieke Milieu-inspecties” als volgt samengesteld: drs.ing. P.J. Baars (Kiwa, voorzitter), ir. R.G. Braat (Kiwa, secretaris), ing. R. Duba (VROM), R.F.M.A van Lin (BETA), ing.J.T. van der Hoeven (Texaco Nederland B.V.); ing.J.H. Nieuwstraten (Shell Nederland Verkoopmaatschappij B.V.),ing. M.C. Prins (VTI), T.Ph. Schotte (TotalFinaElf Nederland N.V.), J.W. Schouten, (NOVE), ing. J. de Visser (BP Nederland B.V.), M. Wijma (VTI).
De inwendige inspectie van zowel kunststof als stalen tanks beoogt een objectieve, onafhankelijke en deskundige beoordeling van de tankwand. De resultaten van de inspectie geven zowel de eigenaar als het bevoegde gezag inzicht in de technische conditie en betrouwbaarheid van de het tanklichaam, op basis waarvan de restlevensduur van het tanklichaam kan worden bepaald.
Inhoud
Pagina
1.0 Onderwerp 6 2.0 Definitie inwendige inspectie 6 3.0 Toepassingsgebied
6
4.0 Termen, definities en afkortingen
7
5.0 Aanvraag van een inwendige inspectie van een tank
8
5.1 Te treffen voorbereidingen door opdrachtgever
8
5.2 Scope van de inwendige inspectie
9
6.0 Inspectie-interval van de inwendige inspectie 7.0 Personeel van de inspectie-instelling
9
7.1 Kwalificatie deskundige inspecteurs
9
7.1.1 Verkrijgen van de kwalificaties
9
10
7.2 Kwalificatie van de (technisch) leidinggevende 10 7.2.1 Verkrijgen van de kwalificatie 7.3 Behoud van kwalificaties
11 11
8.0 Faal- en degradatiemechanismen, eisen en bepalingsmethoden 8.1 Stalen tanks
12
12
8.1.1 Inwendige beoordeling stalen tanks 12 8.1.1.1 Beoordeling afschot van de bodemplaat van een stalen tank
12
8.1.1.2 Beoordeling vervorming van het stalen tanklichaam 13 8.1.1.3 Beoordeling inwendige aantasting van stalen tanklichaam door putcorrosie 13 8.1.1.4 Beoordeling inwendige aantasting van stalen tanklichaam door oppervlaktecorrosie 13
8.1.1.5 Beoordeling inwendige coating in een stalen tank 14 8.2
Kunststoffen tanks 14
8.2.1
Inwendige beoordeling van kunststoffen tanks 14
8.2.1.1 Beoordeling mechanische eigenschappen van het kunststof tanklichaam 14 8.2.1.2 Inwendige controle op ontoelaatbare vervorming van kunststof tanklichaam 15 9.0
Meetapparatuur, onderhoud en kalibratie 15
9.1
Veiligheidsmiddelen 16
10.0
Inspectierapport 16
10.1
Model van het inspectierapport 16
10.2
Archivering 17
11.
Veiligheid 17
11.1
Besloten ruimte 17
11.2
Veiligheidsdocumenten 18
11.3
Veiligheidschecklist 18
12.0
Uitbesteden 19
13.0
Zekerheidstelling 19
14.0
Literatuurlijst 20
1.0
Onderwerp Deze keuringscriteria bevatten regels en eisen die door een onafhankelijke
inspectie-instelling, die is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie overeenkomstig EN-45004 als type-A instelling, moeten worden gehanteerd om middels een inwendige inspectie de technische conditie en de betrouwbaarheid van een tanklichaam te bepalen. Toelichting: Middels het stellen van regels en eisen aan onafhankelijkheid en deskundigheid wordt een uniforme beoordeling beoogd wanneer door verschillende onafhankelijke inspectie-instellingen een keuring wordt uitgevoerd.
De inwendige tankinspectie heeft tot doel het beoordelen van alle van toepassing zijnde faal- en degradatiemechanismen van een tanklichaam, het voorspellen van faalmoment (restlevensduur) en het voorkomen van daadwerkelijk falen van het tanklichaam, middels het nemen van maatregelen of het uitvoeren van reparatiewerkzaamheden.
2.0
Definitie inwendige inspectie Een inwendige inspectie van een kunststof of stalen ondergrondse tank
omvat een beoordeling van alle relevante faal- en degradatiemechanismen die op een tanklichaam (tankwand) van toepassing zullen zijn.
De inwendige inspectie is een inspectie waarin toestandbepalende grootheden worden bepaald zoals o.a. de resterende wanddikte en afschot. De inwendige inspectie is een instrument om de technische conditie, betrouwbaarheid en resterende verwachte levensduur van een tanklichaam te bepalen.
3.0
Toepassingsgebied Deze keuringscriteria zijn specifiek van toepassing op tankinstallaties die
vallen onder de Wet Bodembescherming en de Wet Milieubeheer. De voornaamste amvb's waarop deze keuringscriteria betrekking hebben, zijn de amvb "Besluit Tankstations Milieubeheer" en de amvb "Besluit Opslag Ondergrondse Tanks". De keuringscriteria kunnen eveneens worden toegepast op tankinstallaties van industriële procesinstallaties die vallen onder een milieuvergunning of situaties waarbij het wenselijk is inzicht te hebben, dan wel te krijgen, in de conditie en duurzaamheid van een tanklichaam van een ondergrondse tankinstallatie bij de opslag van: -water- en slobhoudende vloeistoffen; -corrosiebevorderlijke vloeistoffen.
Deze keuringscriteria hebben betrekking op zowel kunststof als stalen ondergrondse drukloze tanks, waarin vloeibare producten worden opgeslagen die als milieu-, bodembedreigend of (brand)gevaarlijk moeten worden aangemerkt.
Toelichting: Uit de Wet Milieu Gevaarlijke Stoffen (WMS) kan worden afgeleid welke producten als milieu,-, bodembedreigend of (brand)gevaarlijk moeten worden aangemerkt.
De keuringscriteria kan behoudens enkelwandige tanks ook worden toegepast op compartimenten tanks en dubbelwandige tanks. Bij een inwendige inspectie moeten alle ruimten van een tank (spouw en/of compartimenten) worden geledigd.
Met betrekking tot het veilig betreden van tanks, voorschriften en constructie richtlijnen komen ondergrondse tanks vóór het jaar 1996 met een mangat kleiner dan 50 cm niet in aanmerking voor een inwendige inspectie. Vanaf het jaar 1996 moeten tanks een mangat hebben van tenminste 60 cm. Tanks vanaf het jaar 1996 en een mangat kleiner dan 60 cm komen niet in aanmerking voor een inwendige inspectie. Toelichting: Vanuit ARBO-regelgeving zijn doelvoorschriften geformuleerd om tanks veilig te kunnen betreden. Het Arbeidsinformatieblad AI-5 “Besloten Ruimten” beschrijft een reeks van maatregelen die bij het betreden van een tank moeten worden nageleefd. In dit informatieblad is een aanbeveling gegeven voor de afmeting waaraan een mangat dient te voldoen. In het kader hiervan hebben voorschriften & (constructie)normen van ondergrondse tanks sedert 1995 integraal de eis dat tanks een mangat moeten hebben met een diameter van tenminste 60 cm. Vanuit het oogpunt van veiligheid zullen tanks die vanaf 1996 zijn geconstrueerd en een mangat kleiner dan 60 cm hebben daarom niet meer mogen worden betreden. De mangaten moeten in deze situatie eerst worden aangepast. Omdat een inwendige inspectie een activiteit is waar zorgvuldig veiligheidsmaatregelen voor moeten worden genomen en een grote operatie is met hoge kosten is het voor de eigenaar, vanuit economisch oogpunt, zinvol na te gaan of de tank(opslag)installatie niet direct in aanmerking moet komen voor een (her)keuring overeenkomstig KC-106/02 ”Keuringscriteria voor (her)keuring van drukloze tank(opslag)installaties”.
4. 0 Termen, definities en afkortingen Amvb: Algemene Maatregel van Bestuur. BRL: Beoordelingsrichtlijn. CPR: Commissie Preventie Rampen door gevaarlijke stoffen. (Toelichting: inmiddels is de CPR commissie
opgeheven en in een nieuwe structuur onder Adviesraad Externe Veiligheid ondergebracht)
Genormeerde wanddikte: De normwanddikte die in het ontwerp op basis van de BRL of norm is gespecificeerd. Inspectie-instelling: Een inspectie-instelling welke is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie als onafhankelijke partij, type A inspectie-instelling, zoals is omschreven NEN-EN 45004, waarmee wordt gewaarborgd dat de inspectie-instelling op generlei wijze een relatie heeft tot het te beoordelen object om belangenverstrengeling met alle betrokken partijen in relatie tot het inspectieresultaat te voorkomen. De inspectie-instelling en haar personeel mogen zich niet inlaten met het ontwerp, vervaardiging, levering, het gebruik, onderhoud of installatie van de objecten die worden geïnspecteerd of gelijksoortige objecten die ermee concurreren. Putdieptemeter: Meetklok om de diepte van putcorrosie vast te stellen. Tank(opslag)installatie: Een opslagtank met bijbehorende leidingen (o.a. vulleiding(en), zuig- of persleiding(en), peilleiding(en), ontluchtingsleiding(en)) en bijbehorende appendages (o.a.
overvulbeveiliger, terugslagklep). Ultrasone wanddiktemeter: Een meetapparaat dat door middel van zenden en ontvangen van ultrasonore signalen wanddikten van ferro en non-ferro materialen kan meten. LEL: Lowest Explosion Level of in het Nederlands OEG; Onderste Explosie Grens. Dit is de laagste dampconcentratie waarbij het damp-luchtmengsel nog ontstoken kan worden, waarna dit mengsel verbrandt zonder energietoevoer van buiten. MAC-waarde: Maximaal Aanvaardbare Concentratie van gas, damp, Meetsonde: Sensor van een ultrasone wanddiktemeter die met een contactvloeistof tegen het staal wordt gedrukt om een meting uit te voeren. Zuurstof/explosiemeter: Meetapparaat om het zuurstofgehalte en de laagste explosiegrens (Lowest Explosion Level) te bepalen.
5.0 Aanvraag voor een inwendige inspectie van een tank Een inwendige inspectie van een tank moet worden aangevraagd bij een onafhankelijke inspectieinstelling die is geaccrediteerd door de Raad voor Accreditatie op basis van de NEN-EN 45004 als type A instelling.
Bij de aanvraag moet de volgende informatie door de aanvrager worden overlegd: a) product in de tank (eventueel voorzien met een 3
product-informatieblad) b) inhoud van de tank (m ); c) het materiaal van de tank; d) aanwezigheid van een inwendige coating; e) het jaar van het afgegeven tankcertificaat; f) het jaar van het installatiecertificaat.
Aan de hand van de gegevens moet de inspectie-instelling bepalen of de tank in aanmerking komt voor een inwendige inspectie en op welke aspecten de tank moet worden geïnspecteerd. 5.1 Te treffen voorbereidingen door opdrachtgever Vóór de uitvoering van een inwendige inspectie moet de opdrachtgever er voor zorgen dat de vereiste voorbereidingen genomen zijn om de tank inwendig te kunnen inspecteren. De tank moet tenminste één dag van tevoren zijn geledigd voordat de inspectie-instelling de inwendige inspectie uitvoert.
5.2 Scope van de inwendige inspectie Afhankelijk van het materiaal van de tank moeten de volgende faal- en degradatiemechanismen worden beoordeeld:
Tabel 1: Overzicht van te beoordelen faal- en degradatiemechanismen tijdens de inwendige inspectie
6.0
Inspectie-interval van de inwendige inspectie In het periodiek keurregime van een tank(opslag)installatie
maakt de inwendige inspectie onderdeel uit van de (her)keuring die moet worden uitgevoerd overeenkomstig KC-106/02 “Keuringscriteria voor de (her)keuring van drukloze tank(opslag)installaties”. De inspectie-interval van de inwendige inspectie wordt in dit kader bepaald door de inspectie-interval van de (her)keuring.
De inwendige inspectie moet eveneens worden uitgevoerd indien in een stalen tank tijdens de periodieke controle op water en/of bezinksel, overeenkomstig KC-102/02 “Keuringscriteria voor de periodieke controle e
op de aanwezigheid van water/bezinksel in ondergrondse stalen (opslag)tanks”, voor een 3 maal agressief water en/of bezinksel wordt aangetroffen. Door de indicatie dat het tanklichaam onderhevig is aan corrosie van binnenuit moet binnen 6 maanden een inwendige inspectie worden uitgevoerd om de conditie en de restlevensduur van de tank vast te stellen. Een inwendige inspectie moet tevens worden uitgevoerd wanneer er (grond)verzakkingen aan het bodemoppervlak aanwezig zijn die wijzen op indicaties van schade(n) aan het tanklichaam. Deze situaties kunnen zich onverhoopt voordoen bij werkactiviteiten van derden met zwaar materieel, overstromingen, e.d.
7.0
Personeel van de inspectie-instelling De inspectie-instelling moet beschikken over deskundige inspecteurs
die inwendige inspecties uitvoeren en een deskundig technisch leidinggevende (technisch manager) die de verantwoordelijkheid draagt over de inspectieresultaten van de inwendige inspectie.
7.1
Kwalificatie deskundige inspecteurs Een inspecteur die belast is met het uitvoeren van inwendige
inspecties van tank(opslag)installaties moet beschikken over een diploma van een technische MBO-opleiding in het vakgebied werktuigbouw, procestechniek, elektrotechniek, energietechniek, onderhoudtechnologie, niet destructief onderzoek of meet- & regeltechniek. Hij moet beschikken over een aantoonbare kennis en ervaring van optredende faal- en degradatiemechanismen. De inspecteur moet bekwaam zijn om de resultaten van de inspectie professioneel te beoordelen en moet kennis hebben van:
-meet- en inspectietechnieken; -de geldende inspectiecriteria; -kennis van materiaaleigenschappen (staal en kunststof); -gebruik en beperkingen meet- en inspectie-apparatuur; -kennis van faal- en degradatiemechanismen; -kennis van Niet Destructieve Onderzoeksmethodieken (NDO-methodieken); -relevante weten regelgeving; -de branches waarvoor de inspecties van toepassing zijn; -uitvoeringsaspecten zoals in de normen en criteria zijn aangegeven.
7.1.1 Verkrijgen van de Kwalificatie Het opleidingsplan van een inspecteur moet de volgende elementen te bevatten: Introductieperiode De medewerker zal minimaal 5 inspecties op verschillende locaties bijwonen, welke worden uitgevoerd door een gekwalificeerde inspecteur. Hierbij moeten de faal- en degradatie-mechanismen, de Niet Destructieve Onderzoek (NDO) methodieken en de wijze van rapporteren worden onderricht.
Werkperiode onder toezicht van een gekwalificeerde inspecteur De medewerker zal minimaal 5 inspecties op kunststof tanks en 5 inspecties op stalen opslagtanks op verschillende locaties, zelfstandig maar onder direct toezicht van een gekwalificeerd inspecteur uitvoeren. De medewerker zal zelfstandig het eindrapport opstellen.
De medewerker in opleiding, zal door de inspectie-instelling worden gekwalificeerd wanneer de medewerker naar oordeel van de inspectie-instelling het opleidingsplan naar tevredenheid heeft afgerond. Toelichting: Tijdens de audit van de Raad voor Accreditatie moet de inspectie-instelling diploma’s van genoten opleiding(en) en registraties van de praktijkervaringen van de medewerkers kunnen overleggen.
7.2 Kwalificatie (Technisch) Leidinggevende De (technisch) leidinggevende is verantwoordelijk voor de inspectieresultaten van inwendige inspecties op tank(opslag)installaties. De (technisch) leidinggevende moet beschikken over een technisch HBO-diploma, of hoger, in de werktuigbouw, procestechniek, elektrotechniek, energietechniek, onderhoudtechnologie, niet destructief onderzoek of meet- & regeltechniek. Tevens moet de (technisch) leidinggevende in het bezit zijn van een diploma Inspectie en Keuringsdeskundige Niveau 2 (IKT2) of hoger waarmee wordt aangetoond dat hij beschikt over kennis van Niet Destructieve Onderzoek (NDO) methoden om faal- en degradatiemechanismen professioneel te kunnen beoordelen. Er moet kunnen worden aangetoond dat hij kennis heeft van: -meet- en inspectietechnieken; -de geldende inspectiecriteria; -kennis van materiaaleigenschappen (staal en kunststof); -gebruik en beperkingen meet- en inspectie-apparatuur; -kennis van faal- en degradatiemechanismen;
-kennis van Niet Destructieve Onderzoeksmethodieken (NDO-methodieken); -relevante wet- en regelgeving; -kennis van (europees geharmoniseerde ) normen, standaarden en voorschriften; -de branches waarvoor de inspecties van toepassing zijn; -uitvoeringsaspecten zoals in de normen en criteria zijn aangegeven.
7.2.1 Verkrijgen van de Kwalificatie Het opleidingsplan van de (technisch) leidinggevende moet de volgende elementen te bevatten: Introductieperiode De (technisch) leidinggevende zal minimaal 5 inwendige inspecties op verschillende locaties bijwonen, welke worden uitgevoerd door een gekwalificeerde inspecteur. Hierbij moeten de faal-en degradatiemechanismen, de Niet Destructieve Onderzoek (NDO) methodieken en de wijze van rapporteren worden onderricht.
Werkperiode De (technisch) leidinggevende zal van minimaal 5 inspecties, van verschillende locaties, de inspectieresultaten beoordelen.
De (technisch) leidinggevende in opleiding, zal door de inspectie-instelling worden gekwalificeerd wanneer de (technische) leidinggevende naar oordeel van de inspectie-instelling het opleidingsplan naar tevredenheid heeft afgerond. Toelichting: Tijdens de audit van de Raad voor Accreditatie moet de inspectie-instelling diploma’s van genoten opleiding(en) en registraties van de praktijkervaringen van de medewerkers kunnen overleggen.
7.3 Behoud van kwalificaties Gekwalificeerde medewerkers moeten middels vervolgopleidingen en onderling overleg op niveau worden gehouden met de ontwikkelde technologieën. De inspecteur moet om zijn kwalificatie te behouden, jaarlijks op tenminste 10 projecten (of mandagen), inwendige inspecties hebben uitgevoerd. De leidinggevende moet om zijn kwalificatie te behouden jaarlijks, op tenminste 10 projecten (of mandagen), inspectieresultaten van inwendige inspecties hebben beoordeeld.
De kwalificatie van de medewerkers moet één keer per jaar door de inspectie-instelling worden geëvalueerd en vastgelegd.
8.0 Faal- en degradatiemechanismen, eisen en bepalingsmethoden Door belastingen tijdens gebruik en veroudering zal een tanklichaam onderhevig zijn aan verschillende faalen degradatiemechanismen zoals corrosie, chemische aantasting, grond(mechanische) belastingen, schade door derden, etc. In belangrijke mate bepalen keuzes in het ontwerp, belastingen tijdens gebruik en omgevingscondities de optredende faal- en degradatiemechanismen. Om deze reden wordt onderscheid gemaakt tussen stalen en kunststoffen tanks. In tabel I, paragraaf 5.2, is weergegeven welke degradatiemechanismen tijdens de
inwendige inspectie moeten worden beschouwd. Als uitgangspunt geldt voor de beoordelingscriteria van de inwendige inspectie dat de faalkans in relatie tot de volgende levenscyclus of volgende inspectietermijn nihil moet zijn.
8.1
Stalen tanks
8.1.1
Inwendige beoordeling stalen tanks
8.1.1.1 Beoordeling afschot van de bodemplaat van een stalen tank Afschot van de stalen bodemplaat is de voornaamste parameter bij inwendige beoordeling van een stalen tank. De controle van afschot geeft uitsluitsel over de betrouwbaarheid van waterverwijdering en de betrouwbaarheid van de periodieke water/bezinkselcontrole.
Eis is dat afschot naar de peilleiding (laagste punt) gewaarborgd moet zijn en tenminste 1: 100 moet bedragen. Het afschot van een tank kan bepaald worden door de tank te ledigen en te reinigen en middels een inwendige inspectie met behulp van een waterpas het afschot vast te stellen. Toelichting: Indien een tank niet op afschot ligt kan een richtinggevend advies worden gegeven om op de laagste zijde van de tank een extra peilleiding te plaatsen die moet worden gebruikt voor waterverwijdering en de periodieke water/bezinkselcontrole. Een (voet)plaat onder de peilleiding als bescherming tegen nadelige effecten van een peilstok is niet toegestaan conform de huidige BRL’s omdat hierdoor geen effectieve waterverwijdering en betrouwbare water/bezinkselcontrole kan plaatsvinden. Indien er een voetplaat op de tankbodem wordt aangetroffen kan er een richtinggevend advies worden gegeven om:
a) De voetplaat te verwijderen of; b) De tank te vervangen of;
8.1.1.2 Beoordeling vervorming van het stalen tanklichaam Middels beoordeling van de vervorming van het tanklichaam wordt een diagnose bepaald over de sterkte van de tank (o.a. lasnaden), dichtheid van verbindingen en aansluitingen op de tank, hechting van de in/uitwendige coating, de betrouwbaarheid van preventieve waterverwijdering en de betrouwbaarheid van de periodieke water/bezinkselcontrole.
Eis is dat er geen vervormingen in het tanklichaam mogen zijn die een nadelige invloed hebben op: de lasnaden, sterkte, verbindingen van leidingen, hechting van de in-/uitwendige coating, de betrouwbaarheid van waterverwijdering en de periodieke water/bezinkselcontrole. Indicaties van nadelige invloeden van vervormingen moeten visueel worden bepaald en beoordeeld. Wanneer er een indicatie is van een nadelige invloed moet op basis van risico-inschatting een kwalitatieve beoordeling worden uitgevoerd. Voor de kwalitatieve visuele beoordeling van lasnaden kan gebruik gemaakt worden van magnetisch of penetrant onderzoek.
8.1.1.3 Beoordeling inwendige aantasting van stalen tanklichaam door putcorrosie Putvormige corrosie kan door diverse corrosievormen plaatsvinden (zoals galvanische corrosie, bacteriologische corrosie en interkristallijne corrosie).
Eis is dat de resterende wanddikte tenminste 67% bedraagt van de genormeerde wanddikte Voor tanks in grondwaterbeschermingsgebieden geldt dat de resterende wanddikte tenminste 75% van de genormeerde wanddikte moet bedragen. Toelichting: Indien tijdens een (her)keuring putvormige corrosie wordt aangetroffen die niet dieper is dan 50% van de genormeerde wanddikte kan een richtinggevende aanbeveling worden gegeven om de tank met een coating te herstellen. De applicatie van de coating moet worden uitgevoerd overeenkomstig BRL 779.
Visueel moet worden vastgesteld waar putvormige corrosie aanwezig is. Vervolgens moet met een putdieptemeter de resterende wanddikte worden bepaald. Om geen foute indicaties te krijgen moet het oppervlak waar een putdieptemeting wordt uitgevoerd worden gereinigd met een koperborstel. Putvormige corrosie zal veelal over één of meerdere delen van het oppervlak zijn verspreid. Per plaat (segment) moet slechts de kleinst resterende wanddikte worden gerapporteerd.
8.1.1.4 Beoordeling inwendige aantasting van stalen tanklichaam door oppervlaktecorrosie Oppervlaktecorrosie van de tankwand is een gelijkmatige aantasting van het tankoppervlak, bijvoorbeeld als gevolg van condensvorming aan de bovenzijde van de tank of aanwezigheid van agressief water op de bodem van de tank.
Eis is dat de resterende wanddikte tenminste 90% bedraagt van de genormeerde wanddikte. Voor tanks in grondwaterbeschermingsgebieden geldt dat de resterende wanddikte tenminste 95% van de genormeerde wanddikte moet bedragen.
De wanddikte moet middels een steekproef worden bepaald door middel van het uitvoeren van ultrasone wanddiktebepaling. Om geen foutieve indicaties te krijgen moet het oppervlak, waar de meting wordt gedaan, goed worden gereinigd. Toelichting: Indien in het ontwerp van een tank vanuit duurzaamheid of (grond)mechanisch oogpunt een dikkere tankwand (corrosieslag) is toegepast dan in de norm wordt vereist, dient hier rekening mee te worden gehouden tijdens beoordeling van de resterende wanddikte. De opdrachtgever moet de inspectie-instelling informeren of tijdens de (her)keuring rekening moet worden gehouden met afwijkingen van de normwanddikte. Indien geen informatie beschikbaar wordt gesteld zullen de standaard percentages, als genoemd in dit document, als criteria worden aangehouden.
8.1.1.5 Beoordeling inwendige coating in stalen tank Voor de kwalitatieve beoordeling van een inwendige coating moet de coating visueel worden beoordeeld op hechting, blaasvorming, mechanische schaden, chemische aantasting, verweking, zwelling, rimpeling, uitharding (verkrijting). Ter ondersteuning van de beoordeling kan een hechtproef worden uitgevoerd en een laagdiktemeting worden uitgevoerd. Toelichting: De hechtproef kan worden uitgevoerd door met behulp van een metalen hulpmiddel (mes, beitel of schroevendraaier) door middel van krassen, trekken of kloppen om de kleefkracht op het staal en samenhang van het materiaal te bepalen. Eventueel kan een unster worden gebruikt om de hechtkracht te bepalen. De trekkracht in de coating moet hierbij loodrecht op het staal worden uitgeoefend.
8.2
Kunststoffen tanks
8.2.1 Inwendige beoordeling kunststoffen tanks De mechanische eigenschappen van kunststof (GVK) kunnen degraderen door (chemische)aantasting van het opgeslagen product of (grond)mechanische belastingen van de omgeving waarin de tank is gelegen. Typerende optredende faal- en degradatiemechanismen zijn: -Verweking door chemische aantasting -Blaasvorming door delaminatie van kunststof lagen -Craquelé (barstvorming) door veroudering -Verkrijting door uitharding en onttrekking van componenten uit het materiaal (oplosmiddelen) -Scheurvervorming door vervorming
8.2.1.1 Beoordeling mechanische eigenschappen van het kunststof tanklichaam Het levensduurgedrag van kunststof kan niet worden voorspeld; daarom geldt als uitgangspunt dat de
mechanische en fysische
materiaaleigenschappen hetzelfde moeten zijn als tijdens de nieuwbouw. Eis bij de inwendige inspectie is dat mechanische eigenschappen van kunststof volledig moeten zijn behouden. Inwendig moet het gehele oppervlak visueel worden geïnspecteerd op indicaties die wijzen op het verlies van (mechanische) eigenschappen: verweking; rimpeling, hechting, blaasvorming, zwelling, verkrijting (uitharding), delaminatie van (glasvezel)lagen, scheurvorming, verkleuring of craquelé. Chemische aantasting, zwellingen en verweking kunnen worden waargenomen door een visuele beoordeling uit te voeren naar kleur van het materiaal en het uitvoeren van druktesten met een stomp voorwerp (spatel, achterzijde schroevendraaier). Blazen, rimpels, zwellingen en delaminatie kunnen
worden waargenomen door schuin met het licht van een sterke lamp over het inwendige oppervlak te schijnen en oneffenheden op te sporen. Verbindingsnaden van kunststof schalen of bodems zijn niet toegestaan en moeten glad zonder verbindingsovergangen worden afgewerkt.
Scheurvorming en craquelé moet worden opgespoord met een sterk licht of penetrant onderzoek (eventueel black light). Verkrijting en uitharding moet worden beoordeeld door met een voorwerp te krassen en de samenhang van het materiaal te beoordelen.
8.2.1.2 Inwendige controle op ontoelaatbare vervorming van kunststof tanklichaam De glasvezel versterkte (GVK) kunststof tank heeft in vergelijking met de stalen tank slechts beperkte elastische eigenschappen. Door (grond)mechanische belasting kan overmatige vervorming op het tanklichaam optreden die leidt tot scheurvorming in de tankwand en delaminatie van de lagen waaruit het glasvezel is opgebouwd. Een kunststof tank moet tijdens de inwendige inspectie, middels rondheidsmetingen, op vervorming worden gecontroleerd. De maximale spreiding en toelaatbare afwijking van de diameter bedraagt 3%. De rondheid moet worden bepaald middels het uitvoeren van kruismetingen met een schuiflineaal over iedere 45° van de diameter van de tank. De rondheidsmetingen worden middels een steekproef in lengterichting van de hartlijn genomen (1 kruismeting per ca.iedere 2 meter in lengterichting van de hartlijn).
9.0
Meetapparatuur, onderhoud en kalibratie De inspecteur van de inspectie-instelling moet over apparatuur
beschikken om alle activiteiten gerelateerd aan het uitvoeren van een inwendige inspectie uitvoerbaar te maken. Tevens moet zijn gegarandeerd dat alle gebruikte apparatuur geschikt is om een inwendige inspectie uit te voeren en dat alle apparatuur onderhouden c.q. gekalibreerd wordt volgens vastgelegde procedures.
Voor het vastleggen van de resultaten van een inwendige inspectie moet een inspecteur beschikken over de volgende apparatuur of aantoonbaar gelijkwaardig: Toelichting: Om gelijkwaardigheid aan te tonen moet de geschiktheid middels een fout- en nauwkeurigheidsanalyse zijn onderbouwd.
Ultrasone wanddiktemeter:De wanddiktemeter moet ultrasonor zijn en kalibreerbaar met behulp van een ijkplaatje. Het bereik van de meter moet minimaal 0-25 mm zijn met een absolute nauwkeurigheid van 0,02 mm. Putdieptemeter: De putdieptemeter moet een meetbereik hebben van 0-5 mm en dient een absolute nauwkeurigheid te hebben van 0,01 mm. Schuiflineaal:De schuiflineaal moet een meetbereik hebben van tenminste 3,5 meter en dient een absolute nauwkeurigheid te hebben van 1 mm. 9.1 Veiligheidsmiddelen Voor het uitvoeren van een (her)keuring moet een inspecteur beschikken over tenminste de volgende veiligheidsmiddelen of aantoonbaar gelijkwaardig:
Een onafhankelijke adembescherming met perslucht): onderhoudstermijnen moeten overeenkomstig de specificatie van de leverancier zijn.
Zuurstof/explosiemeter: Gasmeter om de concentratie zuurstof en explosieve gassen te bepalen, de meter moet iedere 6 maanden worden gekalibreerd met methaan. Explosieveilige lamp (£ 50 V). Veiligheidsgordel met voldoende touwlengte.
10.0 Inspectierapport Van de inwendige inspectie moet een inspectierapport met de geconstateerde bevindingen worden opgesteld.
10.1 Model van het inspectierapport Een inspectierapport van een inwendige inspectie moet de volgende items bevatten: -identificatienummer van het rapport; -naam en adres van de inspectie-instelling; -naam en adres van de opdrachtgever; -datum en identificatie van de ontvangen opdracht; -plaats van inrichting waar de tankinstallatie zich bevindt; -identificatie van de geïnspecteerde objecten; -beschrijving van de inspectiewerkzaamheden; -verwijzing naar de norm, KC-105/02, waaraan wordt getoetst; -indien activiteiten zijn uitbesteed, moeten de relevante gegevens van de onderaannemer zijn
vermeld; -plaats en datum van de inspectie; -naam van de inspecteur; -meetresultaten en daaruit volgende risico's; -conclusies; -bijzondere omgevingscondities; -indien van toepassing een lijst van gebruikte afkortingen; -vermelding naar wie afschriften zijn gestuurd van het inspectierapport; -bijzondere omgevingscondities.
10.2 Archivering Alle documenten en rapporten moeten door de inspectie-instelling worden opgeborgen en opvraagbaar zijn voor een periode van tenminste 5 jaar. Toelichting: Op de locatie van de voorziening moet een logboek van de tank(opslag)installatie aanwezig zijn. De eigenaar van de installatie dient er zorg voor te dragen dat een afschrift van de uitgevoerde inspectie in het logboek aanwezig is. In het kader van de handhaving van de wet- en regelgeving moet het logboek voor het bevoegd gezag ter inzage zijn.
11.0 Veiligheid
De inspectie-instelling moet in het bezit zijn van een geldig VCA*-certificaat (Veiligheids Checklist voor Aannemers) voor het uitvoeren van inspecties op tankinstallaties. Inspecteurs die belast zijn met het uitvoeren van inwendige inspecties moeten in het bezit zijn van: -Geldig persoonlijk veiligheidscertificaat VVA I (veiligheid voor aannemers); -Geldig persoonlijk veiligheidscertificaat VVA II (veiligheid voor leidinggevenden); -Medische keuring voor het dragen van perslucht (herhalingsfrequentie iedere 5 jaar); -Opleiding besloten ruimten (herhalingsfrequentie iedere 4 jaar); -Opleiding voor persluchtdrager (herhalingsfrequentie iedere 4 jaar); -Opleiding voor deskundige gasmeten (herhalingsfrequentie iedere 4 jaar).
Toelichting: Door de inspecteur zijn kennis en inzicht is vereist in: -Brandveiligheid; -Explosiegevaar; -Toxische aspecten. Deze kennis is noodzakelijk om te kunnen beoordelen welke veiligheidsmaatregelen getroffen moeten worden. De inspecteur moet extra oplettend zijn bij bepaalde weersomstandigheden. Omdat gassen en dampen van koolwaterstoffen zwaarder zijn dan lucht en dus laag bij de grond blijven hangen is extra oplettendheid vereist bij: -hoge luchtvochtigheid (mist); -lage luchtvochtigheid (vorst); -zeer hoge temperatuur; -lage windsnelheid bij veranderlijke windrichting; -windrichting i.v.m. benaderen tank.
11.1 Besloten ruimte Bij inwendige inspecties moeten de veiligheidsrichtlijnen van de arbeidsinspectie, zoals beschreven in het Arbeidsinformatieblad, AI-5, worden nageleefd voor het voorkomen van: -brand en ontploffingsgevaar; -verstikking en vergiftiging (b.v. gebrek aan zuurstof of aanwezigheid van loodresten); -letsel door bewegende delen; -gevaar van stroomdoorgang; -vallen/uitglijden en vallende voorwerpen.
11.2 Veiligheidsdocumenten Voor het uitvoeren van een inwendige inspectie is een vergunning/gasmeetrapport noodzakelijk. In een dergelijk document moeten de volgende zaken zijn geregeld: resultaten gasmetingen; naam en paraaf toezichthouder/mangatwacht; de te treffen veiligheidsmaatregelen.
11.3 Veiligheidschecklist Bij het uitvoeren van inwendige inspecties moet voldaan worden aan een aantal zware veiligheidseisen. De volgende aspecten moeten door de inspecteur middels een checklist worden gecontroleerd en vastgelegd:
• Afzetting gevaarlijke punten incl. aanduiding met pictogrammen of teksten; • Aanwezigheid van brandblusapparaat; • Publiek op veilige afstand (minimale afstand 10 meter); • Mangat moet goed bereikbaar zijn en er moeten voorzieningen zijn getroffen om instorting van de wanden van de gegraven put boven het mangat te voorkomen;
Toelichting: Indien een tweede mangat in de tank aanwezig is moet ook deze geopend zijn voor ventilatie.
• Beoordeling van de mangaten overeenkomstig de voorwaarden zoals gesteld in hoofdstuk 3; • Toezien dat alle leidingen zijn losgekoppeld of afgeblind en er geen resterende producten uit de leidingen in de tank kunnen komen;
Toelichting: Eventuele vulpunten moeten worden voorzien van een bordje dat men geen product mag storten in de leiding.
• Er moet een deugdelijke trap beschikbaar zijn om de tank veilig te kunnen betreden; • De tank moet goed schoon zijn en vrij van sludge op de bodem van de tank. Dit in verband met uitglijden en het uitvoeren van de werkzaamheden; • Gas- en zuurstofmetingen moeten zijn uitgevoerd door personen die daartoe zijn opgeleid. Het dragen van een onafhankelijke adembescherming kan noodzakelijk zijn indien er verwacht wordt dat er tijdens de inspectie als gevolg van schrapen/schuren van de tankwand schadelijke stoffen kunnen vrijkomen (In bijlage II is aangegeven welke persoonlijke beschermingsmiddelen gedragen moeten worden bij het uitvoeren van de inspectie). • Er moet een voorziening zijn om de inspecteur uit de tank te kunnen hijsen/trekken; • Er moet een veiligheidswacht worden aangesteld; • Er moet verlichtingsapparatuur beschikbaar zijn die explosieveilig is uitgevoerd; • Bij het gebruik maken van perslucht moet na een maximale arbeidsperiode van 45 min. een rustperiode van 15 min. in acht worden genomen.
Indien niet wordt voldaan aan één van bovengenoemde veiligheidsvoorzieningen moeten de werkzaamheden worden onderbroken en moeten terstond corrigerende maatregelen worden genomen om vereiste veiligheidsvoorzieningen ter beschikking te krijgen. Het is de verantwoordelijkheid van de opdrachtgever dat de veiligheidsvoorzieningen beschikbaar zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de inspecteur te verifiëren of de voorzieningen aanwezig zijn en de opdrachtgever hierop aan te spreken indien veiligheidsvoorzieningen ontbreken.
12.0
Uitbesteden De inspectie-instelling moet onder normale omstandigheden de inspectie zelf uitvoeren; er
mag geen structurele uitbesteding zijn naar onderaannemers.
13.0
Zekerheidstelling De inspectie-instelling moet een aansprakelijkheidsverzekering hebben in geval de
inspectie-instelling aansprakelijk wordt gesteld voor een schade. De verzekering moet een dekking geven tot een schade van € 4.000.000,-.
14.0 Literatuurlijst -Algemene Maatregel van Bestuur 414, Besluit Opslaan in Ondergrondse Tanks, 1 juli 1998. -Algemene Maatregel van Bestuur 53, Besluit Tankstations Milieubeheer, 20 januari 1994. -BRL-K 905/02, Beoordelingsrichtlijn, Tankreiniging. -BRL-K 903/06, Beoordelingsrichtlijn, Regeling Erkenning Installateurs Tanks en leidingen voor drukloze opslag van vloeibare aardolieproducten (REIT). -CPR 9-1, Ondergrondse opslag in stalen tanks en afleveringsinstallatie voor motorbrandstof, opslag in grondwater beschermingsgebieden, Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen, 5
e
druk 1993. -NEN 3350, stalen tanks voor de ondergrondse drukloze opslag van vloeistoffen, 2e druk, april 1991. -NEN-EN 45004, Algemene criteria voor het functioneren van verschillende soorten instellingen die
keuringen uitvoeren, oktober 1996,ICS 03.120.20. -Niet Destructief Onderzoek, W.J.P. Vink, 1989, Delfse Universitaire Pers, ISBN 90-407-1147-X -AI-5, Arbeidsinformatieblad, Werken in besloten ruimten, Ministerie SZW, Staatsdrukkerij.
Bijlage I: Tabellen voor het bepalen van de toegestane resterende wanddikte
"Keuringscriteria voor de inwendige inspectie van ondergrondse tanks (kunststof en
staal) voor het
bepalen van de restlevensduur van het tanklichaam" Bijlage I
.
Tabel 1: Nominale waarden en berekende waarden van tanks volgens NEN 3350 1e druk
"Keuringscriteria voor de inwendige inspectie van ondergrondse tanks (kunststof en
staal) voor het
bepalen van de restlevensduur van het tanklichaam" Bijlage I
.
Tabel 2: Nominale waarden en berekende waarden van tanks volgens NEN 3350 2e druk
Bijlage II: Tabel veiligheidsmaatregelen
"Keuringscriteria voor de inwendige inspectie van ondergrondse kunststof en stalen tanks voor het bepalen van de restlevensduur van het tanklichaam" Bijlage II
Bijlage III: Voorbeelden van schaden
Foto I : Detail van een scheur in wand van een kunststof tank
Foto II: Detail van craquelé herkenbaar door verkleuring
Foto III : Gat in een tankwand van een stalen tank pas zichtbaar na het stralen/reinigen van de tankwand met water.