ZANDBAKKEN
Zware metalen en microbiologische besmetting Rapport nummer: NDTOY004/01
K. Bouma F. Dannen A.M. Bruijn-Mulder J.M. Nab-Vonk E. Wijma KEURINGSDIENST VAN WAREN, Noord Postbus 465 9700 AL Groningen telefoon: 050 - 588 6000 fax: 050 - 588 6100 email:
[email protected] internet: www.keuringsdienstvanwaren.nl datum: augustus 2002
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
INHOUDSOPGAVE pagina Samenvatting en trefwoorden Summary and keywords 1.
INLEIDING 1.1 Wetgeving zandbak 1.2 Hygiëne in de zandbak 1.3 Zware metalen in zand
1 1 1 2
2.
MATERIAAL EN METHODEN 2.1 Monstername 2.2 Droge stof gehalte 2.3 Zware metalen in zand 2.4 Microbiologisch onderzoek zand
4 4 4 4 4
3.
RESULTATEN 3.1 Inspectiegegevens 3.2 Zware metalen in zand 3.3 Microbiologische gesteldheid zand
6 6 6 6
4.
DISCUSSIE 4.1 Zware metalen in zand 4.2 Microbiologische gesteldheid zand
7 7 7
5.
CONCLUSIES
9
6.
LITERATUUR
10
Bijlage I:
Inspectiegegevens
Bijlage II: Zware metalen in zand Bijlage III: Vergelijking gehalte zware metalen met speelgoed norm en schone grond norm Bijlage IV: Microbiologische resultaten Bijlage V: Vochtgehalte versus kiemgetal van zand Bijlage VI: Pathogeniteit van Bacillus spp. Bijlage VII: Pathogeniteit van Clostridium spp. Verzendlijst
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
SAMENVATTING en TREFWOORDEN Kleine kinderen, die in zandbakken spelen, krijgen naar schatting gemiddeld 0,2 g zand per dag binnen. Het doel van dit project was om het gezondheidsrisico te onderzoeken voor kinderen die in de zandbak spelen. Daarom is het gehalte aan zware metalen in het zand van zandbakken bepaald. Daarnaast is ook gekeken naar de microbiologische kwaliteit van het zand. In de periode mei-juli 2001 zijn 17 zandbakken geïnspecteerd. Van zowel de toplaag als een diepere laag (50 cm diepte) is een monster genomen. Ter referentie zijn ook 5 grond monsters in tuinen en bossen genomen. Alle geïnspecteerde zandbakken bevonden zich in openbare speelgronden. Er is geen specifieke norm voor het gehalte aan zware metalen of de microbiologische besmetting gespecificeerd. Van de onderzochte zware metalen werden lood, chroom en nikkel aangetroffen in de orde grootte van enkele mg/kg. Van kobalt, zilver en cadmium werden lagere gehaltes aangetroffen (<1 mg/kg). Al het zand voldeed ruimschoots aan de gezondheidskundige grenswaardes en de limieten voor een schone grond verklaring. Wanneer er wordt vergeleken met de speelgoed norm, overschreden alle zandbakken de limiet voor chroom gemiddeld met een factor 3. Het lood en cadmium gehalte van de zandbakken voldeed aan de limiet van de speelgoed norm. De ter referentie onderzochte grond had gemiddeld een hoger gehalte aan zware metalen dan het zandbakken zand. Eén grond monster voldeed niet aan de limieten voor een schone grond verklaring wat betreft lood en cadmium. Er is geen relatie tussen het droge stof gehalte en de microbiologische besmetting van het zand. Het totaal kiemgetal van het zand was in de orde grootte van 105-106 kve/g. Schimmels en gisten waren in de meeste zandbakken aanwezig (tot 104 kve/g). Ook werden in de meeste zandbakken Bacillus en Clostridium sporen gevonden (103 kve/g). In enkele zandbakken werden Enterobacteriaceae aangetroffen. De pathogene micro-organismen Salmonella en Campylobacter waren echter niet aantoonbaar aanwezig. De referentie monsters van normale grond hadden een lager droge stof gehalte dan het zandbakken zand. Het totaal kiemgetal was over het algemeen lager van deze normale grond, echter het aantal gisten en schimmels iets hoger. Gezien de lage inname van het zand, zal het gevonden gehalte aan zware metalen en de microbiologische besmetting geen gevaar opleveren voor de gezondheid van spelende kinderen in de zandbak of in normale grond (bijvoorbeeld in de tuin of in het bos). Trefwoorden: zandbak, zand, zware metalen, hygiëne, totaal kiemgetal, microbiologische besmetting
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
SUMMARY and KEYWORDS Small children playing in sandpits are estimated to have an average daily intake of 0.2 g sand. The aim of this project was to investigate the health risk for children playing in sandpits. Therefore the heavy metal content of sand in sandpits was measured. In addition, the microbiological quality of the sand was determined. In the period May-July 2001 17 sandpits were inspected. Samples of sand were taken from the top layer and a deeper layer (50 cm). As a reference, also 5 soil samples were taken in gardens and woods. The sand pits were all in public playgrounds. No specific limits are set for heavy metal content or microbiological contamination. Of the determined heavy metals, lead, chromium and nickel were found at levels of several mg/kg. Lower levels of cobalt, silver and cadmium were detected (< 1 mg/kg). The content of these heavy metals was far below the health limits and the limits specified for a clean soil declaration. Comparing these levels with the toy standard, all sand pits exceeded the limit for chromium on average 3 times. The lead and cadmium content of all sandpits complied with the limits of the toy standard. All sandpits easily complied with the limits for a clean soil declaration, regarding the determined heavy metals. The soil samples, taken as reference, had a higher level of heavy metals. One soil sample did not comply with the limits of the clean soil standard with respect to lead and cadmium content. There is no correlation between the dry matter content and the microbiological contamination of the sand. The total count of the sand was in the order of 105-106 cfu/g. Yeast and moulds were present in most sandpits (up to 104 cfu/g). In most sandpits also Bacillus and Clostridium spores were detected (103 cfu/g). Enterobacteriaceae were present in few sandpits. The pathogenic microorganisms Salmonella and Campylobacter were not detected in any of the sand samples. The reference soil samples had a lower dry matter content than the sandpits. In general, the total count of the soil samples was lower, the number of yeast and moulds was however somewhat higher. Considering the low intake of sand, the found heavy metal content and the microbiological contamination of the sand does not raise concern for the health of children playing in sandpits, or children playing in normal soil (for example in gardens and in woods). Keywords: sandpit, sand, heavy metals, hygiene, total count, microbiological contamination
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
1. INLEIDING 1.1 Wetgeving zandbakken Zandbakken in openbare speelplaatsen vallen onder het Besluit Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen [6.1]. Attractie- en speeltoestellen moeten zodanig zijn ontworpen en vervaardigd, dat zij bij redelijkerwijs te verwachten gebruik geen gevaar opleveren voor de veiligheid of de gezondheid van personen. Te verwachten is dat kinderen een kleine hoeveelheid van het zand innemen. Er zijn in dit besluit echter geen nadere chemische of microbiologische eisen gespecificeerd. Privé zandbakken vallen onder het Warenwetbesluit Speelgoed [6.2]. Speelgoed en kinderwaren dienen zodanig te zijn samengesteld en zodanige eigenschappen te hebben, dat zij bij gebruik overeenkomstig de bestemming of bij gebruik op een wijze die gezien het gangbare gedrag van kinderen te verwachten is, geen bijzonder gevaar opleveren voor de veiligheid of gezondheid. In dit besluit worden eisen gesteld voor wat betreft de hoeveelheid zware metalen die een kind per dag mag binnenkrijgen (zie hoofdstuk 1.3). Er zijn geen nadere microbiologische normen vastgesteld. 1.2 Hygiëne in de zandbak De Keuringsdienst van Waren heeft in 1999 een literatuuronderzoek uitgevoerd naar de hygiëne in de zandbak [6.3]. Door het RIVM en de GGD is reeds veel onderzoek uitgevoerd naar de mogelijke gezondheidsrisico's voor kinderen door het spelen in zandbakken. In zandbakken spelen ook hele jonge kinderen (< 3 jaar). Kinderen in die leeftijdscategorie hebben de neiging om alles in hun mond te stoppen. Geschat wordt dat een kind gemiddeld 0.2 g zand per dag binnen krijgt. De zandbak gezien door de ogen van een kind
Else Dannen, 26-6-2002
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
1
In de zandbak worden allerlei biologische verontreinigingen aangetroffen. De twee gevonden hoofdgroepen zijn etensresten en natuurlijk materiaal (bijvoorbeeld bladeren, paddestoelen, gras). Deze verontreinigingen zijn op zich niet gevaarlijk. Er is echter een gevaar dat er muizen, ratten en vogels op de etensresten afkomen, waardoor uitwerpselen in het zand terechtkomen. Limonade en snoep kunnen mieren, wespen en bijen aantrekken. Deze insecten leveren naast ongemak ook gevaar voor steken op. Ook parasieten kunnen aanwezig zijn in zandbakken. Deze zijn voornamelijk in onafgedekte zandbakken te vinden. Voor sommige parasieten, zoals Toxoplasma, is het niet noodzakelijk om een norm op te stellen, omdat de overdracht via de zandbak geen belangrijke besmettingsroute is. Voor Toxocara lijkt dit wel wenselijk te zijn: 2.1 eieren per 5 g zand leidt tot een infectie bij kinderen. Deze parasiet wordt meegedragen door honden en katten. Spelen in de zandbak levert een reëel risico op voor besmetting van kinderen met Toxocara. Tot nu toe is er veel aandacht geweest voor de besmetting van zandbakken met Toxocara. Een ander mogelijk gevaar is de microbiologische besmetting van zand. Wanneer kinderen microbiologisch besmet zand binnen krijgen, kan dit leiden tot een vergiftiging, lijkend op een voedselvergiftiging. Coliformen zijn indicatief voor een recente besmetting met uitwerpselen. Het algemeen kiemgetal geeft een indicatie van het totaal aantal bacteriën. Voor de bacteriologische verontreiniging is daarom een aantal normen voorgesteld [6.3] (zie tabel 1). Tabel 1: Voorgestelde bacteriologische norm voor zandbakken [6.3] zand kwaliteit goed matig slecht
aantal coliformen (kve/g) <10 10-50 >50
totaal kiemgetal (kve/g) <106 106-107 >107
In dit project wordt de microbiologische gesteldheid van het zand bepaald. Het totaal kiemgetal (aëroob en anaëroob), gisten, schimmels, Enterobacteriaceae, Bacillus en Clostridium sporen en een aantal pathogene micro-organismen worden bepaald. Vervolgens kunnen zich ook nog fysische verontreinigen bevinden in de zandbak in de vorm van stenen, bouwafval, straatvuil, glas, plastics, blikjes, kroonkurken, sigaretten en nog vele andere voorbeelden. Deze zichtbare vervuiling kan een negatieve invloed hebben op de veiligheid van spelende kinderen. De verontreiniging van de zandbak door al dit soort vervuilingen kan sterk worden verminderd door de zandbak af te dekken wanneer er niet in gespeeld wordt. 1.3 Zware metalen in zand Het doel van dit project is het gehalte aan zware metalen in zandbakken zand te bepalen en te kijken of er een mogelijk risico bestaat voor de gezondheid van het kind. De volgende zware metalen zijn bepaald: lood, cadmium, chroom, kobalt, nikkel en zilver. In de Besluit Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen staan geen nadere eisen gespecificeerd voor wat betreft zware metalen. Daarom worden de gevonden resultaten vergeleken met de norm gesteld in het Warenwetbesluit Speelgoed [6.2] (EN 71-3 [6.4]). Hierin zijn normen gesteld voor zware metalen, gebaseerd op orale dagelijkse inname. Wanneer er wordt uitgegaan van een orale inname van 0.2 g zand per dag, kan het maximale gehalte aan zware metalen worden berekend (zie tabel 2).
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
2
Naast zand uit de zandbak, zullen kinderen ook zand uit bijvoorbeeld de tuin binnen krijgen. Voor bouwgrond heeft de gemeente normen gesteld aan het gehalte van zware metalen voor een 'schone grond verklaring' [6.5]. Een schone grond verklaring stelt behalve limieten voor het gehalte aan zware metalen, ook limieten voor onder andere anorganische verbindingen, aromatische verbindingen, PAK's, gechloreerde koolwaterstoffen en bestrijdingsmiddelen. 'Schone grond verklaring' wordt ook wel een 'schone bodem verklaring' genoemd. Bedoeld wordt een bewijsstuk (analyserapport) dat aangeeft dat een stuk bodem (waarop bijvoorbeeld gaat worden gebouwd) geen verontreinigingen bevat hoger dan de streefwaarde bodemkwaliteit. Voor verschillende metalen zijn gezondheidskundige grens- of richtwaardes gesteld [6.6]. Wanneer wordt uitgegaan van een kind van 10 kg en een gemiddeld dagelijkse inname van 0.2 g kan het maximale gehalte in zand worden berekend. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de gehanteerde normen. De norm voor speelgoed ligt voor arseen, chroom en lood een stuk lager dan de norm voor een schone grond verklaring. Voor barium, cadmium en kwik is de norm voor een schone grond verklaring veel strenger dan de speelgoed norm. Wanneer wordt gerekend met de gezondheidskundige grens- en richtwaardes, dan liggen de maximale gehaltes aan zware metalen een stuk hoger. Deze gezondheidskundige grenswaarde is echter gebaseerd op de totale dagelijkse inname. Behalve het binnen krijgen van zand, zijn er andere blootstellingroutes aan zware metalen voor kinderen. Vandaar dat de norm gesteld in het Warenwetbesluit Speelgoed een stuk lager ligt. Tabel 2: Normen voor zware metalen in zand element antimoon arseen barium cadmium chroom kwik lood seleen kobalt nikkel
EN 71-3 [µg/dag] 0.2 0.1 25 0.6 0.3 0.5 0.7 5
maximaal gehalte EN 71-3 [mg/kg] 1.0 0.5 125 3.0 1.5 2.5 3.5 25
gezondheids grenswaarde TDI=0.86 PMTDI=2 TDI=51 PTWI=7 100 µg/dag* PTWI=5 PTWI=25 20 µg/dag*
maximaal gehalte [mg/kg] 43 100 255 50 500 36 179 100
40 µg/dag*
200
norm schone grond [mg/kg] 15 39 0.4 50 0.20 50 4.4 10
TDI: Tolerable Daily Intake [µg/kg lichaamsgewicht/dag] PDTMI: Provisional Maximum Tolerable Daily Intake [µg/kg lichaamsgewicht/dag] PTWI: Provisional Tolerable Weekly Intake [µg/kg lichaamsgewicht/week] * richtwaarde voor drinkwaarde, omgerekend naar maximale dagelijkse inname
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
3
2. MATERIAAL EN METHODEN 2.1 Monstername In de periode mei-juli 2001 zijn 17 zandbakken geïnspecteerd in de regio Noord (provincies Friesland, Groningen en Drenthe). Van iedere zandbak zijn 2 monsters genomen: 1 van de bovenlaag en een op een diepte van 50 cm. Wanneer deze diepte van 50 cm niet kan worden gehaald, wordt een monster op het diepste punt genomen. Daarnaast is ter referentie ook op 5 andere plekken (bos, tuin) grond bemonsterd. Ieder monster bestaat uit 2 deelmonsters: 1 voor microbiologisch onderzoek en 1 voor de bepaling van zware metalen. Per monster wordt een steriele pot (100 ml) gevuld met behulp van een steriele lepel. Voor dieptemonsters wordt eerst met een gewone schep gegraven tot de gewenste diepte. 2.2 Droge stof gehalte Voor het microbiologisch onderzoek kan het vochtgehalte van invloed zijn. Daarom is het droge stof gehalte van het zand bepaald volgens NEN 5748 [6.7]. 10 tot 15 gram zand wordt ingewogen in een aluminium bakje en gedroogd in een droogstoof bij 105˚C gedurende minimaal 6 uur, tot een constante massa is bereikt. 2.3 Zware metalen in zand De 2 monsters genomen op dezelfde locatie (uit toplaag en bodemlaag) zijn samengevoegd in de verhouding 1:1 (gewicht), gemengd en gedroogd volgens NEN 5748 [7]. Maximaal 0.5 g van dit gedroogde monster is afgewogen en in bewerking genomen volgens NEN 6465 [6.8]. 4 ml geconcentreerd salpeterzuur en 12 ml geconcentreerd zoutzuur worden toegevoegd aan het zand. Dit geheel wordt vervolgens gedurende 2.5 uur gekookt (met refluxkoeler). Na afkoeling wordt het overgebracht in een maatkolf van 50 ml en aangevuld met water. Met behulp van atomaire absorptie spectrometrie (AAS) met grafietoven wordt het gehalte aan lood, kobalt, chroom, nikkel, zilver en cadmium bepaald. Voor het bepalen van het gehalte aan zware metalen in zand is gebruik gemaakt van NEN 5761 [6.9] en NEN 5762 [6.10]. 2.4 Microbiologisch onderzoek zand 10 gram zand wordt afgewogen en gemengd met negenvoudige hoeveelheid Pepton Fysiologische Zoutoplossing (PFZ) tot de 10-1 verdunning. Vanuit deze verdunning worden de volgende microbiologische bepalingen uitgevoerd: totaal anaëroob en aëroob kiemgetal, gisten, schimmels, Bacillus en Clostridium sporen en Enterobacteriaceae. Voor de bepaling van het aantal sporen wordt 5 ml van de 10-1 verdunning overgebracht in een steriele buis. Deze buis wordt gedurende 5 minuten verhit bij 80˚C en vervolgens snel gekoeld naar 20˚C. Met de resulterende oplossing wordt het aantal Clostridium en Bacillus sporen bepaald. Voor de bepaling van Salmonella wordt 25 gram zand afgewogen en gemengd met 225 ml Gebufferd Pepton Water (GPW). Voor het bepalen van Campylobacter wordt 25 gram afgewogen en gemengd met 225 ml Charcoal Cefoperazone Deoxycholate Bouillon (CCBD).
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
4
In tabel 3 staat een overzicht van de gebruikte media, incubatie condities en methodes. Tabel 3: Uitvoering microbiologisch onderzoek bepaling gisten schimmels aëroob kiemgetal anaëroob kiemgetal Bacillus sporen Clostridium sporen Enterobacteriaceae Salmonella
medium OGGA OGGA TSA SAA MYP Sulfiet reducerende Agar VRBG MSRV
incubatie 5 dagen bij 25˚C 5 dagen bij 25˚C 72 uur bij 30˚C 72 uur bij 30˚C# 24 uur bij 30˚C 24 uur bij 37˚C# 24 uur bij 37˚C 24 uur bij 42˚C
methode [6.11] MIC01-WV113 MIC01-WV113 MIC01-WV101 MIC01-WV104 MIC01-WV111 MIC01-WV112* MIC01-WV106 MIC01-WV121
* i.p.v. TSC supplement is SFP supplement gebruikt voor bepaling van sulfiet reducerende Clostridia # bebroeding geschiedt anaëroob
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
5
3. RESULTATEN 3.1 Inspectiegegevens Totaal zijn 17 zandbakken geïnspecteerd. Dit resulteerde in 34 monsters. Ter referentie is ook op 5 andere locaties (tuin, bos) grond bemonsterd. De gegevens over de verschillende locaties staan gegeven in Bijlage I. 3.2 Zware metalen in zand In Bijlage II worden de resultaten gegeven van de gehaltes aan zware metalen in zandbakken en overige grondmonsters. De gemiddelde gehaltes in zandbakken en in grond zijn berekend. Ter referentie worden ook de norm gehaltes gegeven voor een schone grond verklaring, gezondheidskundige grenswaardes en het Warenwetbesluit Speelgoed (EN 71-3). 3.3 Microbiologische gesteldheid zand Per locatie zijn 2 monsters genomen (toplaag en bodemlaag). Van beide monsters is de microbiologische besmetting bepaald. In Bijlage IV worden deze resultaten gepresenteerd. Het vochtgehalte kan invloed hebben op de microbiologische gesteldheid van de het zand en is daarom bepaald voor alle monsters. Deze gegevens staan ook gemeld in Bijlage IV.
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
6
4. DISCUSSIE 4.1 Zware metalen in zand Aangezien alle geïnspecteerde zandbakken zich in openbare plaatsen bevinden, vallen deze onder het Besluit Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen [6.1]. Er zijn daarom geen specifieke normen voor het gehalte aan zware metalen. De zandbak mag echter bij redelijkerwijs te verwachten gebruik, geen gevaar opleveren voor de gezondheid van kinderen. In tabel 5 (Bijlage II), wordt het gemeten gehalte aan zware metalen gegeven van het zand. Ter referentie worden ook de limieten gegeven voor een schone grond verklaring [6.5], het Warenwetbesluit Speelgoed [6.2] en gezondheidskundige grenswaardes [6.6]. Al het onderzochte zand voldeed ruimschoots aan de gezondheidskundige grenswaardes. Van de onderzochte zware metalen werden lood, chroom en nikkel gevonden in gehaltes van enkele ppm (mg/kg) in het zand. Daarnaast werden in het zand ook lagere gehaltes aan kobalt, zilver en cadmium aangetroffen (<1 mg/kg). De limieten gesteld in het Warenwetbesluit Speelgoed en voor een schone grond verklaring liggen veel lager dan de gezondheidskundige grenswaardes. Ter referentie worden de gevonden gehaltes aan zware metalen ook vergeleken met deze normen. In Bijlage III (figuur 1 t/m 6) wordt per zwaar metaal aangegeven of het zand en de grond voldoet aan de limieten gesteld in het Warenwet Speelgoed en de schone grond verklaring. Wanneer wordt vergeleken met de speelgoed norm, blijkt dat het zand uit 3 van de 17 zandbakken de limiet voor lood overschreed (3.5 mg/kg zand) en dat ze allemaal de limiet voor chroom overschreden. Het gemiddelde chroomgehalte van het zandbakken zand lag een factor 3 hoger dan de speelgoed norm van 1.5 mg/kg. De zandbakken voldeden allemaal aan de cadmium limiet van de speelgoed norm. De onderzochte zandbakken voldeden echter ruimschoots aan de vereiste limieten voor een schone grond verklaring. Ter referentie zijn ook 5 grondmonsters geanalyseerd op gehalte aan zware metalen. Uit tabel 5 blijkt dat in het algemeen het gehalte aan zware metalen in de grondmonsters hoger was dan in de zandbak monsters. Opvallend is het hogere lood gehalte van de grondmonsters ten opzichte van de zandbakken. 4 van de 5 grondmonsters voldeden aan de vereiste limieten voor een schone grond verklaring. In 1 monsters (grond 2, moestuin) overschreed het lood gehalte de gestelde limiet en was het cadmium gehalte op de limiet. 4.2 Microbiologische gesteldheid zand In Bijlage IV worden de resultaten gepresenteerd van de gevonden microbiologische besmettingen van zandbakken zand en grond. In tabel 1 (hoofdstuk 1.1) wordt een classificering gegeven van zandbakken, op basis van microbiologische besmetting. Daarnaast kan ook vergeleken worden met microbiologische normen voor levensmiddelen, waarbij opgemerkt moet worden dat het bij zandbakken zand om een hele lage inname gaat (gemiddeld 0.2 g zand per dag). Wat betreft de classificatie gehanteerd in tabel 1, is het is niet mogelijk om de gevonden resultaten te vergelijken op basis van de gevonden besmetting aan Enterobacteriaceae, omdat de detectiegrens hiervoor te hoog is (102 kve/g). In 3 zandbakken (4, 10 en 12) waren Enterobacteriaceae aantoonbaar aanwezig en worden volgens tabel 1 als slecht beoordeeld. Voor levensmiddelen wordt echter een norm van 104 kve/g aangehouden voor Enterobacteriaceae. Dit zou betekenen dat alleen zandbak 4 een te hoge besmetting heeft.
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
7
Opvallend is dat Enterobacteriaceae alleen in de toplaag worden aangetroffen. In de normale grond zijn ze niet aantoonbaar aanwezig. Een verklaring hiervoor is dat Enterobacteriaceae waarschijnlijk voortkomen uit dierlijke uitwerpselen en een dier niet graaft tot een diepte van 50 cm. Bacteriën verplaatsen zich vermoedelijk wel naar diepere lagen, bijvoorbeeld door regenwater en gegraaf van dieren of kinderen, maar zullen grotendeels zijn afgestorven voordat ze een diepte van 50 cm bereiken. Wanneer wordt gekeken naar het kiemgetal, dan blijkt dat het anaëroob kiemgetal voor zowel zandbakken als grond beneden 105 kve/g bleef. Voor de bepaling van het aëroob kiemgetal is ter vergelijking blanco zand meegenomen (gekocht in een winkel). In dit zand werden geen kiemen aangetoond (<103 kve/g). Het aëroob kiemgetal van zandbakken was in de orde grootte 105-106 kve/g. Door blootstelling aan lucht en vervuiling door (onder andere) dieren, wordt de grond verontreinigd met kiemen. Het is dus belangrijk om de zandbak goed af te dekken. Opvallend is dat de toplaag vaak een iets hogere besmetting heeft dan het zand op 50 cm diepte. Dit wordt waarschijnlijk veroorzaakt door het afsterven van de micro-organismen, voordat ze op een diepte van 50 cm terechtkomen. 14 van de 17 zandbakken (ruim 80%) werden volgens de classificatie van tabel 1 als matig beoordeeld. De bos- en tuingrond had een lager totaal kiemgetal dan het zand uit de zandbakken. Grond heeft een lagere zuurgraad dan zandbakken zand, waardoor bacteriën sneller afsterven. Gisten en schimmels duiden op de aanwezigheid van oud vuil. Een waarde beneden 104 kve/g wordt als acceptabel beschouwd. In 7 zandbakken werd een besmetting van deze orde grootte gevonden. In de grond monsters werd een hogere besmetting aan gisten en schimmels gevonden. 4 van de 5 monsters (80%) had een besmetting van 104 kve/g en hoger. Grond bestaat voor een deel uit organisch materiaal. Hierdoor heeft grond voor de groei van gisten en schimmels een gunstige zuurgraad en is het tevens een goede voedingsbodem. Clostridium en Bacillus sporen zijn bepaald omdat deze waarschijnlijk langer zullen overleven in zand en grond. Clostridium en Bacillus sporen werden aangetoond in de meeste zandbakken en grond monsters, tot een orde grootte van 103 kve/g. In Bijlage VI en VII worden overzichten gegeven van de pathogeniteit van respectievelijk Clostridium en Bacillus spp. Hieruit blijkt dat de aanwezige gehaltes Clostridium en Bacillus in zand geen gevaar zullen opleveren voor spelende kinderen. Gekeken is naar de aanwezigheid van pathogene micro-organismen Salmonella en Campylobacter. Zand kan mogelijk besmet raken met deze bacteriën door dierlijke uitwerpselen. Met name Salmonella maakt deel uit van de natuurlijke kringloop darm dier-grond-voedsel-darm dier/mens. Salmonella en Campylobacter waren echter niet aantoonbaar aanwezig, zowel in de zandbakken als de gewone grond. Het droge stof gehalte is gemeten van zowel de toplaag als de diepere laag (50 cm). Dit kan invloed hebben op de microbiologische gesteldheid van het zand. De toplaag heeft een hoger droge stof gehalte dan de dieper gelegen laag (25-50 cm) en is dus droger. In figuur 7 (bijlage V) wordt het aëroob kiemgetal uitgezet tegen het droge stof gehalte, voor zowel de zandbakken als de grondmonsters. Uit dit figuur blijkt dat er een grote spreiding is en er dus weinig verband is tussen droge stof gehalte en aëroob kiemgetal. De grondmonsters hadden over het algemeen een lager droge stof gehalte dan de zandbakken en zijn dus natter. Deze grondmonsters hadden over het algemeen ook een lager aëroob kiemgetal.
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
8
5. CONCLUSIES Het zandbakken zand voldeed ruimschoots aan de limieten gesteld voor een schone grond verklaring en gezondheidskundige grenswaardes, in zake het lood, kobalt, chroom, nikkel, en cadmium gehalte. Wanneer wordt vergeleken met de normen voor speelgoed, was het chroom gehalte van al het zand gemiddeld een factor 3 te hoog. Wat betreft lood en cadmium gehalte voldeed het merendeel aan de speelgoed norm. Het gehalte aan zware metalen in zandbakken zand levert geen gevaar op voor de gezondheid van de spelende kinderen. Het totaal kiemgetal van het zand was in de orde grootte van 105-106 kve/g. Gisten en schimmels waren aanwezig, tot 104 kve/g. Sporen van Clostridium en Bacillus werden aangetoond in het zand en waren in de orde grootte tot 103 kve/g aanwezig. In 3 van de 17 zandbakken werden Enterobacteriaceae aangetroffen. Salmonella en Campylobacter waren niet aantoonbaar aanwezig. Gezien de lage inname van zand (0.2 g per dag) geeft de microbiologische kwaliteit van het zand geen aanleiding tot zorg voor de spelende kinderen. Ten opzichte van normale grond (bos, tuin) had het zandbakken zand een lager gehalte aan zware metalen. Het totaal kiemgetal was ten opzichte van zandbakken iets lager, de grondmonsters bevatten echter een hoger aantal gisten en schimmels. Ook de onderzochte normale grond levert geen gevaar op voor de gezondheid van kinderen, wat betreft gehalte zware metalen en microbiologische besmetting.
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
9
6. LITERATUUR 6.1
Besluit Veiligheid Attractie- en Speeltoestellen van 3 september 1996 tot vaststelling van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet op de gevaarlijke werktuigen. Stb. nr. 474, 26-09-1996 (laatstelijk gewijzigd Stb. nr. 352, 10-07-2002).
6.2
Warenwetbesluit Speelgoed, 29 mei 1991, houdende regelen betreffende de veiligheid van speelgoed en kinderwaren (Warenwet). Stb. nr. 269., 29-05-1991 (laatstelijk gewijzigd: Stb. nr. 328, 1998).
6.3
B. de Ruiter. 4 maart 1999. Hygiëne in de zandbak. Literatuurstudie. Onderzoeksrapport SH9502 van de Keuringsdienst van Waren 's Hertogenbosch.
6.4
EN 71-3. 1994. Veiligheid van speelgoed - deel 3: Migratie van bepaalde elementen.
6.5
S, T, I, en N waarden, gebaseerd op de circulaire 'Interventiewaarden Bodemsanering' Stcrt. 1994, 95; de circulaire 'Interventiewaarden Bodemsanering voor PAK' Stcrt. 1996,120; de circulaire 'Interventiewaarden Bodemsanering 2de en 3e tranche' Stcrt 1998, 127; de circulaire 'Aanpassing Interventiewaarden Bodemsanering' Stcrt. 1998, 127.
6.6
http://www.who.int/water_sanitation_health/GDWQ/Chemicals/Chemlist.html
6.7
NEN 5748. Bodem. Bepaling van vochtgehalte en het gehalte aan droge stof van luchtdroge grond; 1e druk. Augustus 1990.
6.8
NEN 6465. Water, lucht en bodem. Monstervoorbehandeling van slib, slibhoudend water, luchtstof en grond voor de bepaling van elementen met atomaire-absorptiespectrometrie. Ontsluiting met salpeterzuur en zoutzuur. 2e druk. November 1992.
6.9
NEN 5761. Bodem. Bepaling van het gehalte aan lood in grond met behulp van atomaireabsorptiespectrometrie (vlamtechniek) na ontsluiting met salpeterzuur en zoutzuur. 1e druk. Augustus 1990.
6.10 NEN 5762. Bodem. Bepaling van het gehalte aan cadmium in grond met behulp van atomaire-absorptiespectrometrie (vlamtechniek) na ontsluiting met salpeterzuur en zoutzuur. 1e druk. augustus 1990. 6.11 Kwaliteit handboek van de Keuringsdienst van Waren, regionale dienst Noord.
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
10
BIJLAGE I: INSPECTIEGEGEVENS Tabel 4: Gegevens monsterlocatie codering zandbak 1 zandbak 2 zandbak 3 zandbak 4 zandbak 5 zandbak 6 zandbak 7 zandbak 8 zandbak 9 zandbak 10 zandbak 11 zandbak 12 zandbak 13 zandbak 14 zandbak 15 zandbak 16 zandbak 17 grond 1 grond 2 grond 3 grond 4 grond 5
locatie school school openbare zandbak openbare zandbak openbare zandbak openbare zandbak openbare zandbak openbare zandbak speelplaats openbare zandbak openbare zandbak openbare zandbak openbare zandbak openbare zandbak openbare zandbak openbare zandbak openbare zandbak bospad moestuin siertuin zandgrond bos
project: NDTOY004/01; datum:augustus
datum monstername 22 mei 2001 25 mei 2001 22 mei 2001 25 mei 2001 25 mei 2001 25 mei 2001 22 mei 2001 25 mei 2001 25 mei 2001 25 mei 2001 22 mei 2001 14 mei 2001 14 mei 2002 1 juni 2001 1 juni 2001 31 mei 2001 29 mei 2001 28 juni 2001 4 juli 2001 4 juli 2001 4 juli 2001 28 juni 2001
Bijlage I
BIJLAGE II: ZWARE METALEN IN ZAND Tabel 5: Zware metalen in zand (mg/kg) locatie schone grond norm speelgoed norm* gezondheidskundige grenswaarde# zandbak 1 zandbak 2 zandbak 3 zandbak 4 zandbak 5 zandbak 6 zandbak 7 zandbak 8 zandbak 9 zandbak 10 zandbak 11 zandbak 12 zandbak 13 zandbak 14 zandbak 15 zandbak 16 zandbak 17
lood 50 3.5 179 2.3 3.9 2.8 1.2 3.2 2.7 2.4 2.5 1.5 4.9 2.4 1.9 4.1 2.2 1.4 3.1 2.4
gemiddeld grond 1 grond 2 grond 3 grond 4 grond 5 gemiddeld
kobalt 4.4
<0.05 <0.05 0.4 <0.05 0.2 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 1.0 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05 <0.05
chroom 50 1.5 500 3.8 5.3 4.6 3.2 4.2 3.8 3.9 4.7 2.8 5.9 4.3 5.2 4.8 6.2 2.0 8.5 4.5
nikkel 10
zilver
200 1.2 1.4 2.5 0.9 2.6 0.9 2.0 1.9 0.4 2.2 4.0 1.4 2.2 1.4 1.3 2.1 1.9
0.3 <0.01 0.06 <0.01 <0.01 0.03 <0.01 0.09 0.2 <0.01 0.2 <0.01 0.1 0.05 0.04 <0.01 0.5
cadmium 0.4 3.0 50 0.04 0.02 0.03 0.03 0.01 0.02 0.01 0.01 0.02 0.03 0.02 0.01 0.04 0.01 0.02 0.01 0.03
2.6 35 54 9.2 18 3.4
0.1 0.7 0.9 <0.05 <0.05 0.6
4.6 7.9 16 2.1 3.5 4.2
1.8 1.4 2.5 1.2 2.0 2.6
0.1 0.4 0.3 3.7 0.3 0.03
0.0 0.2 0.4 0.02 0.09 0.02
24
0.4
6.7
1.9
0.9
0.1
* norm voor zware metalen van het Warenwetbesluit speelgoed zijn omgerekend naar een gehalte, gebaseerd op een dagelijkse gemiddelde inname van 0.2 g zand # zie tabel 2. TDI, PMTDI en PTWI omgerekend naar gehalte, uitgaande van een kind van 10 kg en dagelijks gemiddelde inname van 0.2 g zand blauw: overschrijding van de schone grond norm rood: overschrijding van de speelgoednorm
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
Bijlage II
BIJLAGE III: VERGELIJKING GEHALTE ZWARE METALEN MET SPEELGOED NORM EN SCHONE GROND NORM In figuur 1 t/m 6 staat in een staafdiagram weergeven hoeveel zandbakken en grondmonsters voldoen aan de speelgoed norm en de schone grond norm. Ter verduidelijking worden figuur 1 en 2 hieronder uitgelegd. Uit figuur 1 blijkt dat voor het lood gehalte 14 zandbakken voldoen aan de speelgoednorm. Voor 3 zandbakken is het lood gehalte tussen de speelgoednorm en schone grond norm in. Voor de grondmonsters voldoet 1 monster aan de speelgoednorm, 3 monsters bevinden zich tussen de speelgoed norm en schone grond norm. 1 monster overschrijdt de norm voor een schone grond verklaring. Uit figuur 2 blijkt dat, voor zowel de zandbakken als de grondmonsters, het kobalt gehalte onder de schone grond norm is. 18 < speelgoednorm speelgoednorm-schone grond > schone grond
aantal inspecties
16 14 12 10 8 6 4 2 0 zandbak
grond
Figuur 1: Lood gehalte in zand (speelgoed norm: 3.5 mg/kg; schone grond norm: 50 mg/kg) 18
aantal inspecties
16 14
< schone grond > schone grond
12 10 8 6 4 2 0
zandbak grond Figuur 2: Kobalt gehalte in zand (schone grond norm: 4.4 mg/kg)
project: NDTOY004/01; datum:augustus 2002
Bijlage III
18
< speelgoednorm speelgoednorm-schone grond > schone grond
aantal inspecties
16 14 12 10 8 6 4 2 0
zandbak grond Figuur 3: Chroom gehalte in zand (speelgoed norm: 1.5 mg/kg; schone grond norm: 50 mg/kg)
18 < schone grond norm > schone grond norm
aantal inspecties
16 14 12 10 8 6 4 2 0 zandbak
grond
Figuur 4: Nikkel gehalte in zand (schone grond norm: 10 mg/kg) 18 < 0.1 mg/kg 0.1-1 mg/kg > 1 mg/kg
aantal inspecties
16 14 12 10 8 6 4 2 0 zandbak
grond
Figuur 5: Zilver gehalte in zand
project: NDTOY004/01; datum:augustus 2002
Bijlage III
18
< schone grond norm > schone grond norm
aantal inspecties
16 14 12 10 8 6 4 2 0 zandbak
grond
Figuur 6: Cadmium gehalte in zand (speelgoed norm: 3.0 mg/kg; schone grond norm: 0.4 mg/kg)
project: NDTOY004/01; datum:augustus 2002
Bijlage III
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
Bijlage IIV
diepte
toplaag 50 cm zandbak 2 toplaag 50 cm zandbak 3 toplaag 50 cm zandbak 4 toplaag 50 cm zandbak 5 toplaag 50 cm zandbak 6 toplaag 50 cm zandbak 7 toplaag 50 cm zandbak 8 toplaag 30 cm zandbak 9 toplaag 50 cm zandbak 10 toplaag 50 cm zandbak 11 toplaag 50 cm zandbak 12 toplaag 50 cm
locatie blanco zandbak 1
droge stof aëroob (gew.%) kiemgetal <103 99.6 2 106 94.4 3 105 99.5 3 106 94.5 3 105 98.3 4 106 88.0 5 105 99.5 2 106 94.5 6 105 98.2 8 106 92.8 9 105 97.2 3 106 94.9 2 106 98.9 4 105 94.1 <105 97.8 1 106 96.7 <105 94.7 4 105 88.5 6 105 99.9 6 106 93.5 4 106 98.4 9 105 94.4 4 105 97.9 7 106 94.5 4 105 1 103 3 104 2 103 5 103 9 103 1 104 2 104 1 104 2 103 2 103 4 103 7 103 1 104 5 102 9 102 <102 1 103 3 103 2 104 3 104 3 103 6 103 4 103 6 103
2 102 8 102 6 102 3 103 1 103 1 103 <102 3 102 3 102 2 102 <102 7 102 2 102 3 102 <102 <102 <102 4 102 5 103 5 102 <102 4 103 <102 <102
<102 <102 5 102 <103 5 103 <102 <102 4 103 2 102 1 103 5 102 3 103 1 103 <102 <102 <102 <102 4 102 3 103 102-103* <102 <102 2 102 4 103
anaëroob kiemgetal
Bacillus Clostridium sporen sporen
Tabel 6: Microbiologische gesteldheid van zandbakken en grond (kve/g)
BIJLAGE IV: MICROBIOLOGISCHE RESULTATEN
4 102 <102 <104 <104 1 105 <104 <104 <104 <104 <104 6 103 <104 <104 <102 <104 <102 3 103 3 102 <104 <104 4 102 <102 2 102 <104
gisten 6 102 2 103 <104 <104 <104 4 104 6 104 <104 <104 2 104 2 103 <104 4 104 7 102 <104 2 102 1 103 2 102 4 102 3 102 4 102 6 102 3 103 <104
<102 <102 <102 <102 <102 <102 2 104 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 1 102 <102 <102 <102 1 103 <102
schimmels Enterobact. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a.
Salmonella
n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a.
Campylobacter
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
Bijlage IV
droge stof (gew.%) 98.0 88.8 96.5 90.4 95.4 90.0 98.0 97.6 99.8 98.1 88.7 89.5 91.7 94.5 88.8 70.8 72.6 33.3 59.6 83.8
aëroob kiemgetal 6 106 5 106 1 106 <105 4 106 <105 2 106 <105 6 106 4 106 <105 2 105 5 106 2 105 3 105 <105 2 105 <105 3 105 <105
Bacillus sporen <102 5 102 <102 <102 <102 <102 1 103 2 103 8 102 6 102 1 104 3 104 9 103 6 103 4 103 2 103 <102 <102 3 104 2 104
Clostridium sporen 8 103 2 103 3 103 <102 2 103 <102 <102 <102 8 103 5 103 6 102 4 103 1 103 <102 2 102 1 102 <102 <102 1 103 <102
* Clostridium niet telbaar n.a. niet aantoonbaar blauw: matige beoordeling microbiologische gesteldheid (zie hoofdstuk 1.1) rood: overschrijding van de norm voor levensmiddelen (zie hoofdstuk 4.2)
locatie diepte zandbak 13 toplaag 50 cm zandbak 14 toplaag 50 cm zandbak 15 toplaag 50 cm zandbak 16 toplaag 50 cm zandbak 17 toplaag 50 cm grond 1 toplaag 25 cm grond 2 toplaag 25 cm grond 3 toplaag 25 cm grond 4 toplaag 25 cm grond 5 toplaag 25 cm
anaëroob kiemgetal 5 103 8 103 8 103 5 102 3 103 2 103 5 103 4 103 1 104 1 104 6 103 4 104 4 104 4 104 2 105 4 103 <102 <102 5 104 4 104 gisten <104 4 104 <104 2 102 <104 <104 <104 <104 4 104 <104 <105 <103 1 105 <104 3 105 5 103 <103 <103 <104 <103
schimmels 3 104 <104 <104 2 102 3 104 <104 <104 <104 <104 <104 5 104 3 104 1 105 6 104 9 104 2 104 <103 <103 3 104 2 102
Enterobact. <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102 <102
Salmonella n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a.
Campylobacter n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a. n.a.
BIJLAGE V: VOCHTGEHALTE VERSUS KIEMGETAL VAN ZAND
aëroob kiemgetal (kve/g)
1,E+07 1,E+06 1,E+05 1,E+04 1,E+03 1,E+02
zandbak grond
1,E+01 1,E+00 0
20
40
60
80
100
droge stof gehalte (%)
Figuur 7: Aëroob kiemgetal van het zand versus het droge stof gehalte
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
Bijlage V
BIJLAGE VI: PATHOGENITEIT VAN CLOSTRIDIUM SPP. Tabel 7: Overzicht pathogeniteit verschillende Clostridia Bacterie
Ziekte
Clostridium tetani
Tetanus
Clostridium difficile
Clostridium perfringens
Clostridium botulinum
Hoe krijg je het
Sporen kunnen alleen in een open wond infecties veroorzaken. Ze produceren dan het tetanus toxine. Diarree, ook wel Onbalans van je antibiotica microflora in de darm, diarree genoemd door b.v. een antibiotica kuur, waardoor ook de ‘goede bacteriën doodgaan en de Cl.difficile de overhand krijgt en toxines gaat vormen Wondinfectie vaak bij: - Wondinfectie oorlogswonden - Voedselvergif- auto-ongelukken tiging complicatie bij (produceert abortus toxine die Voedselinfectie: diarree sporen die het veroorzaakt) kookproces overleven Voedsel Botulisme, Consumptie van besmet verschillende voedsel types o.a. kleine kinderen voedsel (onder de 12 kleine maanden) kinderen Vorming van toxine in wond niet bekend de darmen. Sporen afkomstig van b.v. grond/aarde, stof en 7 toxine types voedsel zoals bv. A,B,C,D,E,F en honing G Wond Komt zelden voor
Waar komen ze voor
Infectie dosis*
Risico voor zand
Sporen komen voor in grond/aarde
?
Geen risico bij inname van besmet zand met Cl.tetani
Miljoenen in de n.v.t. darmen gezonde en zieke mensen
Sporen komen voor in: grond/aarde voedsel feces van mens en dier insecten -
-
Komt voor in modder, beekjes en vis Ingeblikt voedsel
Bij voedsel inname van >108 veg. cellen Norm NL, 105 kve/g voedsel Sporen kunnen toxines vormen Een kleine hoeveelheid (een paar nanogram) toxine kan al een ziekte veroorzaken
Geen
Geen risico bij inname van 0.2 gram zand per dag
Niet waarschijnlijk In Nederland komt botulisme weinig voor. Eendenbotulis me komt wel vaak voor. Methode: Het aantonen van toxinen vindt plaats d.m.v. een muizenproef, en alleen door bevoegde personen b.v. ID Lelystad
* kinderen een verhoogde risicogroep
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
Bijlage VI
BIJLAGE VII: PATHOGENITEIT VAN BACILLUS SPP. Tabel 8: Overzicht pathogeniteit verschillende Bacilli Bacterie
Ziekte
Hoe krijg je het
Waar komen ze voor
Bacillus cereus
Voedselvergiftiging diarree
Besmet voedsel, het niet goed bereiden van voedsel
-
Bacillus anthracis
Miltvuur
Komt vaak voor bij dieren
grond/aarde lijkt er veel op Bacillus cereus
Infectie dosis*
Grond/aarde >106 kve/g Rijst
Risico voor zand Geen
Geen
* kinderen een verhoogde risicogroep
project: NDTOY004/01; datum: augustus 2002
Bijlage VI