Ouderen
&
1
relaties
V.z.w. Vlaams Centrum voor Kinderen en Gezinnen
Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Centrum voor volwassenenonderwijs
T~emadag
5 mei 2002
tergegevens. CBGS-werkdocumen t, 4 , Brussel Mehraban Pienta A., M.D.Hayward and K Rahrig Jenkins (2000), HeaJth consequ ences of marriage fOT the retirement years, Journal offamily issues, vol 21, 5: 559-586 N ationaal Instituut voor de Statistiek (2001), Mathematische demografre. Bevolkings vooruitzichten 2000-2050 per arrondissement, Ministerie van Economische zaken, Brussel Phillipson C. (1997), Family care in Great Britai n: sociological perspeclives. Ageing International, voJ.xxiv, 1:63 -80 Van den Boer L., T. Jacobs, L. Vanderleydcn, V. Auden aert en K. Pauwels (2001), Het leefsituatieollderzoek Vlaamse Ouderen (LaVO) 1. Thuiswonende 55-plussers.
Onderzoeksdesign, theoretische achtergrorulen, concepten, meetinstrumenten. CBGS-Werkdocument, 8, Brussel Vanderleyden L. & G. Dooghe (red) (1993), De ouder wordende vrouw in de samen leving. Een uitdaging. CBGS -Monografie, 3, Brussel Van Tilburg T. (1 998), Losing and gaining in old age: changes in personal networ.k size an d sociaJ support in a four-year longitudinal study, Journalof gerontology, vo1.53B, n06: S313-S323 Wengcr G .c. (2002), Transformation of support to care networks. Paper presentcd at The Valencia Forum, Au intern ational scientific Congress,l-4 april
DE GEVOLGEN VAN ECHTSCHEIDING
OP LATERE LEEFTUD
DIMITRI MORTELMANS (1)
Universiteit Antwerpen
7. Inleiding Wie aan echtscheiding de nkt, krijg t zelden het beeld van oudere mensen voor oge n. De oudere generaties worden immers vaak geassocieerd met huwe lij kstrouw en stand vas tigheid. De cijfers die wc in deze bijdrage zullen presenteren lijken dit beeld te bevestigen. Het aa ntal huwelijken dat op latere leeftijd ontbonden wordt, is beperkt en gaat niet echt in stijgende lijn. De oudere generaties lijken aan de echtscheidingsboom ontkomen te zijn. Vanaf de jaren zestig eu zeventig is er im mers een sterke stijging van het aantal echtscheidingen te merken. De meeste breuken situeren zich bij koppels tus sen dertig en vijftig jaar. Door het frequent voo rkomen is de echtscheiding ui t de sfeer van het taboe verdwenen en een breed maatschappelijk verschijnsel geword en(7). De impact va n een echtscheiding op het leven van de voormalige partners of het welzijn van de kinderen heeft er voor gezorgd dat echtscheiding in de academische wereld veel aan dacht genie t (zie verder). Het studiedomein strekt zic h u it van demografische stu-dics naar vC?randerende gezinssamenstellin gen of de evolutie van echtscheidingsratio's, over studies naar de oorzaken van echtscheiding en het verloop van een echtscheidings-pro ces tot onderzoek naar de gevolgen va n de breuk voor de partners en hun omgev ing. In deze bijdrage willen we licht werpen op een relatief nieuw fenome en: de gevolgen op latere leeftijd van echtscheiding. Het eerder geschetste beeld van een getrouwde oudere bevolkingslaag wordt immers in toe nemende mate bijgestuurd door nieuwe gen eraties oude ren waaronder zich wél een grote groep echtgescheidenen bevinden . Het probleem van echtscheiding op latere leeftij d kan op twee manieren benaderd worden. In de eerste plaats kunnen we kijken hoeveel mensen op latere leeftijd scheiden. In de Verenigde Staten is men al langer vertrouwd met het verschijnsel dat huwelijken stnin de n na een zeer lange periode. Voor België is er nauwelij ks cijfermateriaal besch ikbaar over het aantal echtscheidingen bij mensen op hogere leeftijd. Een tweede mam er om het probleem te benaderen, is te kijken naar de gevolgen van een echtscheiding bij het ouder worden. Het doormaken van een echtscheiding in de levensloop kan mogelijk gevolgen hebben die blijven doorwegen bij het ouder worden . De beleving en de gevol gen van een echtscheiding op latere leeftijd blijken in belangrijke mate and ers te zijn
(1) De auteur wenst Martine VersIIeken te danken voor haar hulp bij de analyses die in het kader van dit artikel uitgevoerd werden . (2) Cijfers van het Nationaal Instituut voor de Statistiek lOnen aan dat het aantal echt,chcidingeo in de afge lopen jaren scbommelt rond de 2.6 per 1000 in woners: 2.60 in J998, 2.59 in 1999, 2.64 in 2000 en 2.86 in 2001 (Bron: www.statbeIJ gov.be).
dan op jongere leeftijd omdat he l verwachtingspatroon ten aanzien van het huwel ijk en de echtscheiding zoals gezegd anders is dan bij de jongere generaties (Stroup, Pollock, 1999). Berardo stelt zelfs dat een echtscheiding op latere leeftijd erger is dan op jongere leeft ijd (Berardo, 1982). De gevoeligheid voor dit probleem is afkomstig van twee demografisc he trends die elkaar nu kruisen: de vergrijzing van de samenleving en de stijgende echtscheidings gr aad. In dit artikel wiJlen we inzoomen op de gevolgen op latere leeftijd van een echt scheiding in de It,'vensloop. Wc beperken o ns daarbij tot de psychologische, economi sche en sociale gevolgen va n echtscheiding. De data die voor de studie gebruikt werden, ijn afkomstig van de Pan el Studie van Belgische Huishoudens (PSBH). Deze pa- nel s tudie bevat een representatieve steekproef va n de Belgische bevolking, ouder dan 16. Sinds 1992 worden jaarlijkse bevragingen georganiseerd. Voor deze studie gebrui-ken we in hoofdzaak. de meest recente gegevens uit de golf van 1998. Voor de evolutie van het aantal ec htgescbeidenen wo rdt tevens gebruik gemaaJ..."t van de golve'n van 1992 en 1995 . Enkel de personen die in elk van deze golven meededen, worden geselecteerd . Dat levert een databestand op van 4413 volwassenen.
2. Scheiden mensen op hoge leeftijd? Wie nu zestig jaar of ouder is, heeft een hoge kan s dat hij of zij trouwde in de loop van de jaren veertig of vijftig. Dat betekent in een periode waarin het huwelijk nog ee n belangrijk maatschappelijk instituut was. Wanneer de houding ten aanz ien van e,cht scheiding veranderde in de loop van de jaren zeven tig cn tach tig, hadden deze koppe ls reeds een lange huwelijksgeschiedenis achter de rug. Dat m aakt dat het langzaam ver dwij nen van het taboe op echtscheiding aa n deze generatie voorbij gegaan is. We zien dan ook dat de oudste geboortcco horte (geboren vóór 1930) een betrekkelij k laag per centage ecbtgescbeidenen kent (Tabel 1). Sinds 1992 is dit percentage licht gestegen, al blijft het de laatste jaren bettekkelijk stabiel. Tabel 1 Percentage echtgescheidenen, naar geboortecohorte (PSBH, 1992, '94, '98)
voor 1930 30-39 40-49 50-59 60-69
1992
1995
1998
231 6.48 937 7.27
2.61 7.24 8.88 9.19
2_61 8.88 9.19
2.29
3.91
3.91
7.24
Theo retische modellen voorspellen echter dat de echtscheidingsgraad vari ouderen in de loop van de volgende jaren za l stijgen. Hiervoor worden verschillende argumen ten aangehaald (Hammond, Muller, 1992; Uoyd, Z iek, 1986). Ee n eerste hypothese bouwt ·
38
voo rt op de acceptatie-these. Omdat het taboe op echtscheiding in de samenleving weggevallen is, word t de drempel o m te scheiden alsmaar lager. Vo lgens de diffusiethe orie (Jacobs e.a., 2000) is dit proces gestart bij de hoger opgeleiden en vandaar verder uitgeb reid n
(3) Dit
i~
het aantal
s chciding~n
per
tooo ge trouwde vro uwen in ee n bepaalde JceflijdsCIIlcgorie.
39
mensen van 65 jaar of ouder gescheiden zal zijn . Van de co horte die trouwde in 198 1 schat hij dat in 2020 (wan ner deze co horte ongevee r de leeftijd van 65 bereikt) ongeveer de helft een scheiding meege maakt zal hebben . Goldsch eider stelt dat in de VS het per ce ntage ec htgescheidenen in de leeftijdsgroep 70 tot 74 jarigen gelijk was aan 15 in 1970 en 25 % in 1990 (Goldseheider, 1994). Tabel 2
Huwelijksgeschiedenis, naar leeftijd (PSBH, 1992, '94, '98)
Eerste huwelijk
50-59
60 en ouder
TOTAAL
1992 1995 1998 1992 1995 1998 1992 1995 1998
76.9
n.2 77.7 63.4 62.4 62.1 64.6 65.0 67.0
Ooit Ooit gescheiden, gescheiden, geen nieuwe wel nieuwe partner partner 8.4 7.4 6.6
4.0 4.5 3.9 4.9 5.7
4.4
4.1 5.5 6.0 1.0 1.0 0.9 4.5 3.8 3.4
Verwe duwd
S.8 4.4 3.1 25.8 25.7 26.8 6.7 8.1 9.8
Nooit
gehuwd
4.9 5.4 6.7 5.9 6.3 6.2 19.2 17.4 15.4
Voor België is deze evolutie nog niet zichtbaar. Het aantal echtgescheiden mensen van zestig jaar en ouder (onafhankdijk van hel feit of men een nieuwe partner heeft) schom melt rond vijf percent. Het aantal stijgt licht in 1995, wat grotendeels verklaard kan wor den door de nieuwe echtscheidingswet uit 1994_ Door deze wet werd de procedure van de echtscheiding met onderlinge toestemming drastisch verkort. Algemeen mag aangenomen worden dat koppels met de intentie o m te scheiden op de uitvoering van deze wet gewacht hebben om hun echtscheidingsprocedure in gang te zetten_ In 1998 zien we dat de cijfers opnieuw gedaald zijn naar het niveau van 199i Eenzelfde trend zien we trouwens bij mensen in hun eerste huwelijk. Dit aantal stijgt in de jo ngste leef tijdsgroep wat niet het gevolg is V'dn een daling in het aa ntal echtscheidingen maar wel in het langer leven van de partner en het dalen van het aantal verweduwden. Een belang rijke opmerking bij Tabel 2 is wel dat het om de huwe lijksgeschiedenis gaat. De tabel gceft dus geen zicht op het aantal mense n dat in een bepaald jaar ec n echtscheidings procedure doormaken. Die aantallen zij n dusdanig klein dat PS BH geen goed instru ment is om hier betrouwbare uitspraken over te doen. We hebben met o nze gegevens dus geen zicht op de omvang van de echtscheidingen die op lalere leeftijd ingezet worde n, noch op de eventuele evolutie hiervan. De beperkte aan tallen gescheidenen geven echter een indicatie dat een echtscheiding op latere leeftijd niet frequent voorkomt.
~n
3. De gevolgen van echtscheiding op latere leeftijd De centrale focus van deze bijdrage ligt echter niet op de echtscheiding op latere leef tijd . Zoals gezegd geven de gegevens van PS BHonvoldoende grond om daar vaststaan de uitspraken over te doen. Daaren tege n is het panelonderzoek wel geschikt om een aa n tal gevolge n van ec htscheiding op bet leven van de ex-partn ers na te gaan. Zo kunnen we gaan kijken naar de financiële en ec onomische gevolgen van echtscheiding of naar sociale en in minder mate ook naar psychologische fa ctoren. Ook al lijke n deze gevol gen mooie afzonderlijke domeinen, onde rzoek maakt steeds meer duid elijk dat deze gevolgen niel los van elkaar gezit:n mogen worden. Zo too nde Brdcke op dl: PSBI-I-data bijvoorbedd aan dat de gevolgen op het gebied van de mentale gezondheid nict onafhankelijk zijn van de economisc he gevolgen van echtscheiding. Zowel de rda tionele als de materiële gevolgen van echtscheiding hebben een effect op dl;; geestelij ke gezondheid van ech tgescheidenen (Bracke, 1998). Ook al moeten we hier oppassen voor selectie-effecten bij cross-sectÎoneel o nderzoek (Marks , 1996), de resultaten van het onderzoek wijzen in de rich ting van een vervlechting van de gevolgen van echt scheiding. Om de duidelijkheid van het overzicht niet te verliezen, behandelen we de verschillende soorten gevolgen toch apart. Waar nod ig zullen we de dwa rsverbanden tussen de drie aangeve n.
3.1 Op psychologisch vlak
De psychologische gevolgen van een echtscheiding worden vaak gereduceerd tot psy
chologische problemen die men ervaart o mwille van ee n relationele breuk. De aandacht
gaa t daarbij naar problemen als depressie, alcoholisme, druggebruik, en dergelijke.
Marks (Marks, 1996) stelt hier tegenover dat dit slech ts één z ijde van de medaille is die
te sterk wordt benadrukt. Naast de negatieve gevolge n kan een echtscheiding ook posi
tieve psychologische gevolgen teweeg brengen. Het zelfvertrouwen en de algemene
tevredenheid van een persoon kan bijvoorbeeld in sterke mate toen emen nà een echt
scheiding.
Vrouwen blij ken gevoeliger te zijn voor de negatieve gevolge n van de echtscheiding. Een van de mogelijke oorzaken hiervan is het onevenwicht aan huishoudelijk werk (Gander, 1991). Vrouwen krijgen vaker het hoederech t "Over de kinderen waardoor hun huishoudelijk takenpakket veel groter is dan dat van de man. Maar de gevolgen van echtscheiding op de mentale gezondheid zijn niet te reduceren tot vrouwen alleen. Het is immers al veelvuldig aangetoond dat zowel gescheiden mannen als vrouwen een lagere mentale gezondheid hebben dan gehuwde partners (Gove, 1989; Menaghan, Lieberman, 1986). Bij echtscheidj ng op hogere leeftijd wordt bove ndie n nog een bijko mend negatief effect verwacht omdat in deze groep de echtscheiding vaak ook als ee n fa len aanzie n wordt (Experience Exchange, geciteerd in Stroup, Pollock, 1999). Barbara Cain interviewde ccn steekproef van vrouwen die na hun zestig gescheide n waren. Het proces van echtscheiding werd door deze vrouwen als een vernederende gebeurtenis aanzien die een ernstige klap op hun zelfbeeld teweeg bracht. Een aantal vrouwen
41
omsc hreef zichzelf als "social deviant" (Ca in, 1988). De rolwijziging die gepaard gaat met de echtscheiding op latere leeftijd brengt de integratie van de oudere in de samen leving in het gedrang (Doogbe, 1996). Om de psychologische gèvolgen van echtscheiding te bekijken, gebruiken we de H ealth-and- Daily-L iving-depressieschaal van Moos (Moos e.a ., 1985) die in een vl:rko rte vorm is opgenomen in PS BH. De schaal peilt naar het voorkomen van specifieke gevoelens bij de respondenten (bv. je depressief voelen, aan zelfmoord denke n, prikkel baar zijn). Dc sc haal heeft in dl: golf van 1998 een interne betrouwbaarheid va n 0.90 (alpha-waarde). Hogere waarden op de schaal geve n een slech tere mentale gezondheid aan(4). Tabel 3 Gemiddelde DHL-schaalwaarde, naar geslacht, leeftijd en huwelijksgesch iede nis (PSBH, 1998)
Eerste huwelijk
Verwe-
Nooit
duwd
gehuwd
2.0
\.7
22
1.8
1.8 1.7 2.3
Ooit Ooit gescheiden, gescheiden, geen nieuwe wel nieuwe partner partner
3.2 Op sociaal vlak Een echtscheiding heeft niet a}leen psychologische maar ook sociale gevolgen. Een getrouwd koppel bouwt in de loop van het huwe lij k immers een gemee nschappelijk sociaal netwerk uit (al dan niet naast een persoo nlijk netwerk van de partners afzo nder lijk). Bij de cchtscheiding komt dit netwerk in het gedra ng. De leden uit hct sociale netwerk kiezen doorgaans één van beide zijden . Een echtscheiding impliceert dan ook in veel gevallen een verlies aan sociale contacten. Een van de belangrijkste gevolgen hiervan kan zij n dat de sociale eenzaamheid va n de gescheiden partners toeneemt. Sociale eenzaamheid wordt door Weiss (Weiss, 1973) gedefinieerd als ec n gemis aan sociale relaties, aan sociale integratie in een samenleving. Hij plaatst dit tegenover emo tionele eenzaamheid dat als een gemis aan geborgenheid beschouwd wo rdt. Omwille van het verkleinde netw erk van ecbtgescheidenen en het verlies aa n een partner, is het aandl:el sociaal én emotioneel eenzamen hoger onder de gescheiden bevolking dan bij de getrouwden. Dykstra en Fokkema voegen hier aan toe dat · niet all een he t aantal relaties maar ook de kwaliteit van de relaties een determinere nde factor is die bepaalt of iemand eenzaam is of niet (Dykstra, Fokkema, 2001).
Ongeacht de huwelijksgeschiedenis, ligt de gemiddelde schaalwaarde van mannen (1.9) significant lager dan die van vrouwen (2.16) (prob. H es!: 0.000). Tabel 3 geeft ee n ove r zicbt van de gemiddelde .oHL-schaalwaarde n opgesplitst naar enkele achtergrondken merken. Hieruit blijkt dat de waarden voor mensen die een echtscheiding doorgemaab:t bebben hoge r liggen dan voor de anderen. Met uitzondering van gescheide n mannen die geen nicllwe partner vonden, liggen de gemiddelden ook hoger bij de oudste leeftijds groep. We zouden kunnen verwachten dat iemand die een echtscheiding doorgemaakt heeft en geen nieuwe panner vindt, meer kans beeft om depressief te zijn dan wie wel een partner vindt. Deze hypothese gaat op voor de vrouwen, maar verrassend genoeg niet voor de mannen. Een mogelijke verklaring hiervoor kan de eerder vermelde huis houdelijke last zijn di e vrouwen op zich krijgen door het hoederecht over de kinderen op zich te nemen. Bij het ouder worden kan deze last zwaarder worden om drage n. bijvoorbeeld wanneer er ook gezorgd wordt voor de opvang van de kleinkinderen.
Een van de strategieën om isolatie en vereenzaming tegen te gaa n, is hertrouwen. Dit ligt evenwel niet zo voor de hand bij de oudere generatie (Stroup, PolIoek, 1999). Dit is ook ee n van de uitgangspunten van de onafhankelijkheidsbypotbese van Beeker (1981) die stelt dat de echtscheidingskans het klemst is in traditionele buwelijken omdat daar ee n sterke taakverdeling is doorgevoerd. Steun voor deze hypothese is heel divers. Veel onderzoeken (South, Spitze, 1986; Trussell e.a., 1992) vinden een bevestiging van de samenhang tussen economische zelfstandigheid van de vrouwen een hogere kans op echtscheiding. Fokkema stelt echter dat in Nederlan d tot nog toc weinig steu n gevonden is voor deze hypothese (Fokkema, Liefbroer, 1999). In PSBH zijn gee n gegevens voorhanden om de onafhankelijkhcidsh ypothese uitgebreid te testen. Als we echter de huweJijksgcsehiedenis van de respondenten bekijken (Tabel 4), zien we dat ongeveer de helft van de ooit gescheidenen een nieuwe partner vindt(». Bij de jongste leeftijdsgroep ijn de nieuwe relaties zelfs talrijker. Vanaf de leeftijd van zestig slaat de balans echter volledig om. Het aantal mensen in de twee oudste leeftijdsgroepen dat een echtschei ding doormaakte en géén nieuwe partner heeft, is veel groter dan de groep met ecn nieuwe relatie. De (biologische) krapte op de partnermarkt is hier in grote mate verant woordelij k voor. Wie op hoge leeftijd scheidt heeft cen veel kleinere kans om een nieu we partner te vinden omdat het aantal kandidaten in sterke mate slinkt. Me n zou hierte gen J...-unnen inbrenge n dat het aantal verweduwden eveneens stijgt, wat een toe name van het aantal alleenstaanden meebrengt. Het hoge aan tal alleenstaande weduwen en weduwnaars duidt er echter op dat op het sterven van de partner in de meeste gevallen geen nieuwe partner volgt.
(4) De minimumwaarde van de schaal i~ 1. Het IIllIJcimum is 5. Voor 1998 is de ge middelde schaalwaarde over alle responde nten heen 2.05 met een standaardafwijking van 0.67.
(5) Hier zijn
Man Vrouw
50-59
1.9
60 en ouder
1.7
50-jQ
2.1 20
60 cn ouder
42
2.0 1.8 2.2 :!.4
2.1 2.1
-
\.9 2.0
1.9
samenwoonn:lali~
inbegrepen. Het gaal dus niel exclusief om nieuwe huwelijken.
dl
Tabel 4
Huwelijksgeschiedenis naar leeftijdscategorie (PSBH, 1998)
Eerste huwelijk
30-39
75.4
.to-49
50-59
76.7 77.7
60-69 7(1 en uuder
52.8
74.2
Ooit Ooit gescheiden, gescheiden, geen nieuwe wel nieuwe partner partner 2.7 3.9 73 6.2 b.b 6.0 5.9 1.2 0.7 :!.5
Verwe duwd
Nooit gehuwd
0.4 lA 3.1 12.8 37.7
17.6 8.4 6.7 6.0 6.4
Een tweede wijze om te kijken naar het sociale netwerk dat lllensen uitbouwen, is het lidmaatschap van een vereniging nagaan. Ook dit zegt nie ts over de omva ng van het netwerk dat iemand heeft maar het geeft opnieuw cen indicatie van het bestaan van een netwerk. De resultaten in Tabel 6 tonen geen opvaUende verschillen in het lidmaatschap van vere niging!.:n. Vrouwen participeren mi nder dan man nen, behalve wanneer ze ge trouwd zijn. Verder lijken getrouwde n en niet-getrouwden in gelijkmatige mate te par ticiperen aan ve renigingen. Dit lijkt er op te wijzen dat het doormaken va n een echt scheiding in mindere mate een invloed heeft op de lidmaa tschappcll va n voor de echt scheiding. Tabel 6
Lidmaatschap van een vereniging, naar geslacht en leeftijd (PSBH, 1998)
Daar waar bet starten van een nieuwe relatie een strategie is om voornamelijk emo tionele isolatie tegen te gaan, kan ook de sociale isolatie doorbroken worden door het uitbouwen van een nieuw sociaal netwerk. PSBH bevat echter geen gegevens om de grootte van het sociale netwerk in kaart te brengen. Om die reden gebruiken we twee afgeleiden manieren om na te gaan in welke mate mensen al dan nict sociale contacten uitbouwen. Tabel 5 kijkt naar het contact dat iemand heeft met vrienden of kennissen. Naast de familiale relaties (zie ve rder) zijn de vriendschapsbanden immers belangrijke sociale contacten . Geh uwden hebben het minst regelmatig contact met hun vrienden en kennissen. Het ontberen van een partner werpt iemand duidelijk terug op een vrienden en kennissen kring. Zowel bij de echtgescheidenen als bij de verweduwden en de nooit gehuwden wordt er een intenser contact met vrienden gerapporteerd. Opvallend is wel dat wie na een echtscheiding opnieuw een relatie aangaat, wel intens contact blijft houden met de vrie nden. Mogelijk heeft de ervaring van de echtscheiding en de inkrimping van het sociale netwerk als gevolg daarvan een dusdanig effect dat men het aangehaalde vrien dennetwerk intensiever blijft onderhouden.
TabeiS Regelmatig vrienden of kennissen zien, naar geslacht en leeftijd (PSBH, 1998)(6( Eerste huwelijk
Mlm
50-59
(N=89S) {j(1 cn ouder Vrouw SU-S9 (N= 1074 (i(1en oudt:r
44
55.2 67.9
57.R 115.1
Ooit Ooit Verwe gescheiden, gescheiden, duwd geen nieuwe wel nreuwe partner partner H·U 72.7 ,{100.0) 7K3 (89.:2J. 75.5 67.1-1 7704 76.3 (100.0) 74.5 79. L
Nooit gehuwd
76.6 83.4
73.5 7.13
i
J
Eerste huwelijk
Man 50-59 (N=890) 60 cn ouder Vrouw 50-59 (N=1060 60 en oudl:r
411.1 44.7 3H.4 39.4
Ooit Ooit gescheiden, gescheiden, geen nieuwe wel nieuwe partner partner 642 40.6 22.5 68.1 26.1 25.U 245 13.9
Verweduwd
Nooit gehuwd
(100.01
WA
29.1
51.9
272
44.7
34.7
37.7
Binnen het socialo netwerk spelen de fam iliale relaties van een echtgescheidene een belangrijke rol. Ga nder stelt dat voor mensen die op oudere leeftijd scheiden, de veran derde relatie met hun kinderen een van de belangrijkste factoren is om een scheiding al dan niet te ve rwerke n (Gander, 1991: Gander, Jorgensen, 1990). Normaal geven kinde ren steun aan hun ouders wanneer deze ouder worden . Zeker bij de oudere generatie is dat een verwachtingspatroon dat nog zeer sterk aanwezig is. Ecn echtscheiding zowel bij de oudere als bij de volwassen kinderen van de oudere maakt deze steun minder evi dent (Hirdes, Strain, 1995; Uhlcnberg e. a., 1990). Zoals gezegd heeft een echtelijke breuk in veel gevallen een sterkere invloed op de vrouwelijke partner. Zowel psycholo gisch, sociaal als economisch weegt een echtscheiding zwaarder op de vrouw dan op de man. Mogelijke consequenties van een scheiding zijn bijvoorbeeld het intreden op de arbeidsmarkt om zelf in een levensonderhoud te voorzien of het verhogen van het aan tal gepresteerde uren om te voorzien in de gewijzigde levensomstandigheden. Ook het hoederecht dat doorgaans naar vrouwen gaat, heeft een belangrijke im plicatie op de tijdsbesteding van eehtgescheiden vrouwen. Dat alles maakt dal de tijd die men kan besteden aan het hel pen of verzorgen van de bejaarde ouders beperkter wordt (Sm ye r, Hofland, 1982) . Vooral de traditionele zorgrol die dochters op zich nemen (Silverstein e.a., 1995), komt door een echtscheiding in gevaar. Vaak zlct men zelfs een omgekeerde (6) De verregaande opsplitsingen doen de frequenties in sommige cdlcn ernstig dalen. Wanneer de basis van het percentage niel meer dan 10 respondenten bevat, wordt het percentage tlls-,en haken vermeld.
45
tTend ontstaan waar de bejaarde ouders bijkomende hulp verstrekken aan de echt gescheiden (volwassen) kinde ren (Hamon, 1995). Greenberg merkt daarbij wel op dat deze hulp vaak gepaard gaat met een bijkomende stress voor de ouderen zelf (Greenberg, &cker, 1988). Niet alleen de zo rg van een echtgescheiden dochter voor haar ouders vermindert. Ook de omgekeerde situatie heeft belangrijke implicaties. Wanneer we naar de echtschei ding van de ouderen kijken, zien we dat de steun die echtgescheiden ouderen krijgen ook anders ligt. Zo blijkt uit onderzoek dat echtgescheiden ouders minder hulp krijgen van hun kinderen dan mensen die vcrweduwd zijn (Choi, L995; Johnson, 1988). Camp bell ontkracht de mythe dat volwassen kinderen afstand nemen van de beslissingen die door hun ouders genomen wo rden, bijvoorbeeld ten aanzien van een echtscheiding. Echtscheiding op oudere leeftijd is een familiezaak waar de volwassen kinderen in sterke mate bij betTOkken zij n (Campbell, 1995). Ki nderen zijn bovendien ruet alleen nauw betrokken bij het proces, ze zijn ook een belangrijke bron van steun bij het ver werkingsproces dat gepaard gaat met de echtscheiding (Wright, Maxwell, 1991). Tabel 7 Laat zien dat de steun die kinderen aan hun ouders geven zeer sterk verschilt naar de huwelijksacbtergrond van de ouder. De respondenten we rd de vraag voorgelegd of zij op hulp van bun kindere n konden rekenen wanneer zij in nood waren. Het bevesti gend antwoorden op deze vraag is in sterke mate aan de leeftijd gebonden . Ouders die jonger zijn dan zestig zeggen minder snel dat zij op bun kinderen kunnen rekenen, ongeacht hun buwelijksgescbiedenis. De reden hiervoor is dubbel. Aan de ene zijde is de gezondheidstoestand van de meeste mensen op deze leeftijd nog dermate goed dat de huJpvraag zich nog niet stelt. Ten tweede hebben deze mensen vaak nog kinderen die bij hen in huis wonen. Dit keert de hulprelatie om waardoor minder mensen denken aan hun kinderen als een bron van hulp. Na de leeftijd van zestig jaar wijzigt deze relatie heel duidelijk. Tabel 7 Hulp van kinderen krijgen in nood, naar geslacht en leeftijd (PSBH, 1998) Eerste huwelijk
Man Vrouw
50-59 6111:n uuucr
72.2%
50-5'1
35.4%
60 cn ouder
76.7%
24.2%
Ooit Ooit gescheiden, gescheiden, geen nieuwe wel nieuwe partner partner 128% 55% 27.9% 29.6% 165% 42.7% 72.\lqf 66.3% -
Verwe duwd
47.9% 60.9%
43.1% 69.7%
Toch kan lang ruet iedereen in gelijke mate rekenen op steun van de kinderen . De gebo den steun is zelfs in sterke mate gebonden aan het geslacht van de ouder. Gescheiden
46
moeders krijgen bijna dubbel zo veel steun van hun volwassen kinderen dan vaders. Hiermee benaderen gescheiden moeders bijna het percentage van getrouwde of verwe du wde moeders. Vaders moeten echter nauweliJks rekenen op enige steun van hun ki n deren. Hierbij is er bijna geen ve rschil tussen vaders die een nie uwe relatie aangegaan zijn en vaders die na de echtscheidi ng alleen zijn gebl even. Andere onderzoeken bevestigen deze resultaten. Hagcstad stelt dat oudere vrouwen die ecn echtscheiding doormaakten tot vijf keer meer de eigen kinderen vernoemden als meest belangrijke bron van steun (Hagcstad e.a., 1982). Cooney vindt in haar onderzoek sterk negatieve verbanden tussen gescheiden vaders en de kinderen. Niet alleen het con tact tussen beide is beduidend lager dan bij echtgescheiden moeders, ook de perceptie van de vaders dat hun kinderen mogelijk hulp zouden kunnen bieden in moeilijke perio den ligt duidelijk lager (Cooncy, 1990). Een mogelijke verklaring is het verminderde contact tussen gescheiden vaders en hun kinderen door de toewijzing van het hoede recht aan de moeder. Het feit dat vaders hun kinderen minder zien, vloeit hier uit voort en zet zich ook door nadat de kinde ren volwassen geworden zijn. Dit ve rminderde con tact heeft mogelijk voor gevolg dat vaders en kinderen uit elkaar groeien en daarom ook minder geneigd zullen zijn om veel contact te. hebben met elkaar. Andere mogelijke verklari ngen die aangedragen worden voor deze verschillen in zorg benadrukken het feit dat moeders meer zorg zouden verwachten van hun ki nderen en dat in de perceptie van de volwassen kinderen zelf hun moeder meer zorgbehoevend is dan hun vader (Wright, Maxwell, 1991: 44-45).
3.3 Op economisch vlak Het wegvallen van een partner op oudere leeftijd pleegt een zware inbreuk op het economisch welzijn van mensen. Zowel het scheiden als het overlijde n van een partner doet een bron van inkomsten wegvallen die in veel gevallen moeilijk gecompenseerd kan worden. Toch lijken de gevolgen ya n een echtscheiding zwaarder te wegen dan die van verweduwing. Stroup (1999) vond dat gescheiden blanke vrouwen ongeveer 30 % van hun inkomen verloren in vergelijking met getrouwde vrouwen . Uhlenberg stelt vast dal echtgcscheiden vrouwen boven de 65 minder kans hebben om een eigen huis te bezitten (zie verder) en cen lager financieel welzijn hebben dan vèrweduwde vrouwen of getrouwde vrouwen in deze leeftijdsklasse (Uhlenberg e.a., 1990). Op basis van het Nederlandse NESTOR onderzoek komt Fokkema tot vergelijkbare resultaten. Over bet algemeen hebben ouderen al een meer precaire financiële situatie dan de werkende bevolking. Het risico om langdurig in armoede terecht te komen is groter. Een belang rijke reden hiervoor is bet feit dal ouderen niet de mogelijkheid hebben om hun inkomensval te compenseren op de arbeidsmarkt.. Fokkema concludeert dan ook dal een inkomensachteruitgang in veel gevallen onomkeerbaar is. Echtscheiding is naast de sociale achtergrond en het verweduwen voor vrouwen een van de belangrijks te oorza ken van een inkomensterugval op oudere leeftijd (Fokkema, Van Solinge, 2(00). Net als Fokkema constateert Fetbke (1989) dat gescheidenen zich vaak uit noodzaak op de arbeidsmarkt moeten begeven en dat dit voor ouderen vrouwen niet evident is. Hun
47
verwachtingspatroon Len aanzien van hertrouwen en hernieuwde economisc he verbeter ing van hun situatie is ook anders. Zij vertonen weinig vertrouwe n in de kans op een nieuw huwelij k el) zie n hun dal ing ill inkomen dan ook als ee n permanente staat. De economische situatie van ouderen werd voor de Belgische gegeve ns op twee manie ren nagegaan. In de eerste plaats wordt de financiële dra agkracht vergeleken . Dat is de verhouding van de werkelijke inkomsten ten opzichte van de noodzakelijke inkomsten. De noodzakelij ke inkomsten worden door de respondenten zelf opgegeven als ant woord op de vraag wat zij minimaal nod ig hebben om rond te komen. Ee n cijfer boven 1 wijst op een overschot van de reële inkomsten ten opzichte van de noodzakelijke inkomsten . Tabel 8 Loon t a311 dat tot de leeftijd va n zestig jaar, getrouwde koppels de grootste fin anciële draagkrac ht hebben. Na de leeftijd van zestig treedt voor veel men sen de pensioenlecftijd in en dalen de reële inkomsten. Hierdoor daalt bij ve le mensen ook de gepercipieerde draagkracht omdat de vroegere leve nsstij l nog steeds als norm gehanteerd wo rdt, waardoor de noodzakelijke en de reëel inkomsten dichter bij elkaar komen te liggen. Voor alle groepen geldt deze daling in meer of mindere mate. Wel z ien we dal mannen door de band een grotere fin anciële draagkrach t hebben dan v rouwe n. Een echtscheiding die niet gevolgd wo rdt door een nieuwe relatie heeft voor vrouwe n echter veel sterkere financ iële repercussies dan voor mannen. In beide leeftijdsgroepen . zien we dat alleenstaande gescheiden vrouwen een negatieve financiële draagkracht rap porteren. Mannen die na een scheiding alleen blijven, zijn duidelij k beter af. Tabel 8
Financiële d raagkracht, naar geslacht en leeftijd (PSBH, 1998)
Eerste huwelijk
Man Vrouw
50-59 60 cn ouder 50 -59 ()() cn (luder
1.39
Ooit Ooit gescheiden, gescheiden, geen nieuwe wel nieuwe partner partner 1.14 1 "7
Verweduwd
Nooit gehuwd
0.87
1.41
1.15
1.14
1.29
O.9.:!
1.33·
1.01
1.05
0.97
O.R4
L07
1.08
1.13
1..27
1.35
1.15
Een tweede manier om na te gaan of mensen moeilijkheden ervaren met hun financiële situatie is bet recht~treeks vragen of men met zij n huidige inkomen kan rondkomen, De c ijfers in Tabel 9 tonen aan dal mensen die all een komen te staan door een echtschei ding of een overlijden, de meeste problemen ondervinden om rond te komen. Hertrou we n of samenwonen met ecn nieuwe partner compenseert (te n dele) de fmanciële gevol ge n van de ech tscheiding.
Tabel 9 Moe~ijkrondkomen,naarges~chtenleeftijd(PSBH,1998)
Eerste huwelijk
Man
50-S9 60 cn uuder
V rouw
60
5H-59 I!n ouder
27.2 28.1 22.7
2R.6
Ooit Ooit gescheiden, ~eschelden, geen nieuwe wel nieuwe partner partner 56.2 31.9
48.0 65.Q 69.5
17.0,1 47 ) JlJ 2
Verwe duwd
Nooit gehuwd
52.J 285 24.2 37.7
27.1 34.0 35.6 3U.6
---
Niet allee n de financiële situatie maar ook de woonsituatie dreigt door een ecbtschei di ng op hogere leeftijd permanent te wijzigen. Zo wordt het echtelijk huis na de schei ding in vele gevallen verkocht. De kwaliteit van het wonen neemt in veel gevallen dan ook sterk af na de scheiding (Weitzman, 1985). Deze si tuatie wordt zelden rechtgetrok ken zodat ook op oudere leeftijd veel minder eigenaars terug Ie vinden zjjn onder echt gescheidenen dan onder gehuwden of verweduwden (lJhlenberg e.a., 1990). Als we het eigenaarscbap bekijken van de respo ndenten in onze steekproef, zien we dat op de leeftijd van vijftig jaar cn ouder ee n grote meerderheid van de gehuwden eigenaar is van een woning. Ook mensen die nooit gehuwd zijn , zijn vaak eige naa r van de woonst waarin zij wonen. ,Zoals verwacht, ligge n deze cijfers veel lager wanneer men een echtscheiding doormaakte. Toch zijn mannen na een echtscheiding beter in staat om (opnieuw ?) een buis te kopen dan vrouwen. E nkel wanneer de vrouw ee n nieuwe part ner vindt, slaagt zij er in om met deze partner eigenaar te worden . Wanneer de vrouw alleen blijft na de scheiding bezit slechts een kleine tien procent nog een eigen huis. Tabel 10
Eigenaar van een woning, naar geslacht en leeftijd (PSBH, 1998)
Eerste huwelijk
Man
50-59
60':0 ouder Vrouw
5U-SIJ 60 cn ouder
89.1J 85.6
Ooit OoIt gescheIden, gescheiden, geen nieuwe wel nieuwe partner partner 76.8 64.0 42.2 58.7
92.1
10.9
54.U
R6.6
35.4
74.2
Verwe duwd
NooIt gehuwd
47.9
8U.0 63 'l
55.3 66.5 64.1
68,7 55.6
Het hebben van een eigen buis zegt niets over de woo nkwal iteit. Om de woonkwaliteit na te gaan worden in de panelstudie verschillende aspecten van de woonkwaliteit
48
49
bevraagd. Een van deze kenmerken is de grootte van het huis. De respondenten wordt gevraagd ecn inschatting te geven van hun leefcomfort, afgemeten aan 'het aantal kamers dat men heeft. Tabel 11 geeft de percentages weer van mensen die vinden dat ze te weinig leefru imte (tc weinig kamers) hebben in hun woning. Ook hier blijkt dat de get.rouwden, maar ook de verweduwden en de nooit gehuwden betrekkelijk tevreden zijn met de grootte van hun woning. De cijfers liggen veel hoger hij de echtgescheide nen. De grootste problemen doen zich opnieuw voor bij mensen die na de echtschei ding zonder partner blijven. Hoewel het hebben van een partner de financiële situatie verbetert, is dat niet het geval voor de woonkwalileit. Zowel bij mannen als bij vrouwen vinden ongeveer tien tot vijftien percent van de nieuw samengestelde gezinnen dat ze te weinig kamers hebben. Deze cijfers komen in de buurt van die van de alleenstaanden . Over de leeftijdsgroep boven zestig kunnen we echter geen uitspraken doen omdat de aantallen daar te klein worden. Tabel 11
Te weinig kamers in het huis, naar geslacht en leeftijd (PSBH, 1998)
Eerste huwelijk
50-59 60 en ouder 5(1-59 Vrouw. tin en (lUder
Man
7 ~
4.(1
4.5 3.7
Ooit Ooit gescheiden, gescheiden, geen nieuwe weJnleuwe partner partner J4.6 13.7 (0.01 UiA 12. 1 21.1 Ill.1l (0.01
Verwe duwd
Nooit gehuwd
(0.0) 3. 1 0.0 5.7
4 .4
2A 25.0 10.0
4. Besluit De voorspelde boom aan echtscheidingen bij de oudere bevolking lijkt in België voor alsnog uit te blijven. In de Vererugde State n duikt het verschijnsel van echtelijke breu . ken na huwelijken van dertig of veertig jaar reeds langer op. In België blijft het tot nu toe een marginaal verschijnsel. Het aan tal mensen op oudere leeftijd dat een echtschei ding doormaakte in de levensloop zit echter wel in de lift. De eerste generaties die de echtscheidingsboom van de jaren zeventig en tachtig meemaakten, komen immers stil aan op pensioengerecbtigde leeftijd. Dat de vergrijzing van dit sègment van de bevol king specifieke zorguitdagingen met zich meebrengt, wordt door de cijfers aangegeven. De analyse uit deze bijdrage kan slechts cen voorlopig beeld geven van de gevolgen van echtscheiding op latere leeftij d. De groep echtgescheidenen van zestig jaar en ouder is immers nu nog te klein en te s\ccht vertegenwoordigd in onze data om een representatief beeld te geven, laat staan om toekomstvoorspellingen te doen. Dat maakt dat diep gaande analyses ook moeilijk zijn omw ille van de kleine aantallen. Zo zijn de periode dat de echtscheiding achter de rug ligt of het aantal echtscheidingen dat men doormaakt,
50
eveneens belangrijke factoren die nader onderzocht moeten worden. De resultaten uit deze analyse geven echter al een aantal belangrijke tendensen aan. Het probleem van het ouder worden na een echtscheiding is in belangrijke mate een gender-gerelateerd probleem . Gescheiden vrouwen kam pen op latere leeftijd met heel andere problemen dan gescheiden mannen. Voor vrouwen zet de fin anciële achteruit gang van een scheiding zich op latere leeftijd nog door. Vrouwen slagen er minder een voudig in om na de breuk eenzelfde welvaartsniveau te bereiken dan mannen. De meest succesvolle strategie is het hertro uwen of samenwone n met cen nieuwe partner. De mogehjkheden van vrouwen om op late re leeftijd een nieuwe partner te vinden, zijn echter beperkt. Vrouwen hebben immers een hogere levensverwachting dan mannen waardoor meer vrouwen alleen komen te staan . De problemen van mannen zijn van een andere aard. Niet alleen worden zij minder geconf ronteerd met de financiële impact van een echtscheiding, ook de psychologische gevolgen lijken minder zwaar dan bij vrouwen. Veel onderzoeken hebben reeds aa nge toond da t de gevolgen van een ech tscheiding voor mannen minder zwaar zijn dan voor vrouwen. Toch lijken de resultaten van onze analyse uit te wijze n dat de gevolgen voor mannen zich pas op lange termijn laten voelen. Bij het ouder worden kunnen mannen immers minder een beroep doen op hun kinderen in geval van nood. Omdat het hoede recht in de meeste gevallen aan de moeder wordt toegewezen, wordt de afstand tussen de vader en zijn kinderen groter. Dit doet zich voelen op het moment dat de ouder zorg behoevend wordt en moet terug vallen op bijvoorbeeld mantelzorg. Daar waar moeders ook op oudere leeftijd nog k'Unnen rekenen op hun volwassen kinderen, is dat voor de ma n niet het geval. Hij betaalt bij wijze van spreken op dat moment de emotionele tol van de echtscheiding. Voor de zorgverlening kan dit belangrijke implicaties hebben om dat de alleenstaande, zorgbehoevende mannen sneller naar de officiële hulpverlening zullen (moeten) stappen. De alleenstaande, echtgescheiden man zal in de eerstvolgende jaren nog geen belangrijke zorgproblemen stellen. Op middellang termijn, als de echt scheidingsboomers op zorgbehoevende leeftijd zijn gekomen, zal dit probleem zich echter duidelijk manifesteren.
5. Bibliografie Becker, G. S . (1981) A treatise on lire fa mi/y. Cambridge: Harvard University Press. Berardo, D.H. (1982) 'Divorce and remarriage at middle age and beyond', The Anflflls
of the Ameri.can Academy of Political and Social Sciences, 464: 132-139.
Bracke, P. (1998) 'Depressiviteit en de economische gevolgen van echtscheiding voor
vrouwen en mannen', Mens & Maatschappij, 73(3): 239-258. Cain , B.S_ (1988) 'Divorce amo ng elderly wa men: a growing social phenomenon', Social casework: The joumal of COfllemp orary social work (November): 563 568.
51
Campbcll, M. (1 995) 'Oivorcc at mid-life: intergencrational issues', Jou rnfJl of Divorce & Remarriage, 23(1/2): 18S-202. Choi,. N. G. (1995) 'Lo ng-term elderl y widows and divo rcees: similarities and differ ences', Journal of wamen & aging, 7(3): 69-92. Cooney, T.M. (1 990) 'The. role of divo rce in men's relation s with their adult children . after mid-llfe', Journal of Marriage and rhe Family, 52(August): 677-688. Oooghe, G. (1996) 'Implicaties van echtscheiding op latere leeftijd', TIjdschrift voor Sociale Wetenschappen, 41(4): 406-428. Oykstra, P.A., Fokkcma, T. (2001) 'Emotionele en sociale eenzaamheid onder geschei den en gehuwde ma.nnen en vrouwen: de dcficiet- en cognitieve benaderingen vergeleken ', Nederlands Tijdschrift voor de psychologie, 56(4): 177-190. Fethke, c.c. (1989) 'Life-cycle modeIs of saving and teh effect of the timi ng of divorce on retirement eco nomie well-bcing', JOl/mal of Gerontology: SOCIAL SCfEN CES, 44(3) : S121-128. Fokkema, T., Liefb roer, A C. (1 999) 'Brengt werken echtscheiding dicbterbij? Oe invloed van economiscbe onafhankelijkheid op de echtscheidi ngska ns van vrou wen in de per iode 1903-1937', Mens & Maatschapp ij, 74(1): 62-8 t. Fokkema, T., Van Soli nge, H. (2000) 'Oe invloed van de' huwelijksgeschiedenis op het inkomen van oudere n', Sociale Wetenschappen, 43(3): 19-40. Gan der, A.M. (1991) 'After tbe divorce: fa milial factors that predict weU-being fo r older and younger persons', Journalof Divorce & Remarriage. 15(1/2): 175-192. Gan der, A.M., Jorgensen, L.AB. (1990) 'Postdivorce adjustment: social supports among Ider divorced persons', Joumai ofD ivorce, 13(4): 37-50. Goldsclleider, F.K (1994) 'Oivircc and remarriage: effects on the elderly population', Reviews in Clinical Gerontology, 4: 253-259. Gove, W. (1989) 'The psychological well-being of divorced and w idowed men and womeo', Journalof Family Issues, 10: 122-135. Grecnberg, J.S., Becker, M. (1 988) 'Aging parents as family resources', The Geronto" ' gist, 28(6): 786-79l. Hagestad , G.O., c.a. (1982) 'Parent-ch ild relations'in adulthood: The impact of divorce in middle age', Cohen, R., e.a. (Eds.), Paren.thood: psychodYllamic perspectives. New York: Gu ilford Press. Hammond, R.J., Mljller, G.O. (1992) 'The late-life divorced: another look', Joumal af Divorce & Rema rriage, 17(3/4): ] 35-150. Hamon, R.R. (1995) 'Parents as resources w hcn adult children divorce', Journalof Divorce & Remarriage, 23(1/2): 171-183. Hirdes, l .P. , Strain, LA. (1995) 'The balance of exchange in instrumental support with network membe rs outsidc the household', Journol of Gerontology: SOClAL SCIENCES, 50B(3) : S134-S142. Jacobs, T., e.a. (2000) Gezinsonthinding in Vlaalldere,~ Boek I Persoonlijke relaties in beweging. Antwerpen: Universiteit Antwerpen. Johnson, C. L. (1988) 'Postdivorce reorganization of relat ionships between divorcin g children and their parcnts', Jo umal of Marriage and the Family , 50 (February): 221,231.
52
. Lcvi nger, G. (1976) 'A ~ocia l psychological perspective on marital dissolution', Journal ofSociol Issues, 32: 21-47. Lloyd, S.A. , Zick, C O. (1986) 'Oivorce at mid and later Ijk does empirical evidcnce support the theory ?' Journalof Divorce, 9(3): 89-102. Marks, N.F. (1 996) 'Flying solo at midlife: gen der, marital status, and psyc hological well-bei ng', Journal of marriage and (he fami/y, 58(4): 91 7-932. Mcnaghan, E.G. , Lieberrnan, M.A. (1 986) 'Changes in depression follow ing divorce: a pan el study', Journa l of Marriage and Ihe Family , 48(May): 319-328. Moos, R.H. , e.a. (1985) Health and Daily L ivillg Farm mallUfJl. Social Ecology Laboratory. Munte rs, Q.l. (1977) Stijgende en dalende cultuurgoederen. De 'open' sa menleving Ier discllSsie. Alphen aan den Rijn: Samson Uitgeverij . Sil verstein , M., e.a . (1995) 'Factors thal peedispost: middle-agcd sons and daughters to provide social support to older parents', Journai of Marriage and the Family, 57(May): 465-475. Smyer, MA., Hoflancl, B.F. (1982) 'Oivorce and family support in later life', Journalof Family Issues, 3(1): 61-77. South, SJ ., Spitze, G. (1 986) 'Deterrninants of divorce over the marital life course', American Socialogieal Review, 51: 583-590. Stroup, A.L., PolIoek, G.E. (1 999) 'Economie wcll- being among white elderly divorced', JOl/rnal of Divoree & Remarriage. 31(3/4): 53-68. TrusseU, R., e.a. (1992) 'U nion dissolution in Sweden', Trussell, R., e.a. (Eds.), Demographic app licatums of event his/ory analysis. Oxford: Clarendon Press. Uhlenberg, P., e.a. (1990) 'Oivorce for women after midlife', JOl/mal of Gerontology: sOCJAL SCIENCES, 45(1): S3-11. Uhlcnberg, P., Myers, MAP. (1 981) 'Oivorcc and the Elderly', The Gerontologist, 21(3): 276-282. Weiss, R.S. (1973) Lone/iness: The experienee of emationai and social isolation. Cambridge : MIT Press. Wcitzman, LJ . (1985) The divoree revolution. The unexpected social a,ui economie eOllSequences for wamen and ehildren in America . Ncw York: T he Free Pres~. Wrigh t, c.L., Maxwell, J.w. (1991) 'Social support during adjustmcnt to later-life divorce : how adult children help parents', Journal of Divoree & Remarriage, 15(3/4): 21-48.
53