DECEMBER NIEUWS -
Nieuwe loongrenzen vanaf 1 januari 2013 betreffende de Wet op de Arbeidsovereenkomsten
De toepassing van bepaalde clausules en de mate waarin deze kunnen worden toegepast, is afhankelijk van bepaalde loongrenzen. Dit is onder andere het geval voor de geldigheid van een proefbeding, van een scholingsbeding en van een nietconcurrentiebeding. Ook de lengte van de opzeggingstermijn die moet worden geëerbiedigd zal (gedeeltelijk) afhankelijk zijn van de al dan niet overschrijding van bepaalde loongrenzen. De oorspronkelijke grenzen die zijn voorzien door de wet worden op 1 januari van elk jaar geïndexeerd. Vanaf 1 januari 2013, zijn de geïndexeerde bedragen als volgt: Wet (oorspronkelijke bruto bedragen) EUR 16.100 EUR 19.300 EUR 32.200
1 januari 2013 (geïndexeerde bruto bedragen) EUR 32.254 EUR 38.665 EUR 64.508
Wij merken op dat de notie “loon” niet enkel het basisloon van de werknemer omvat, maar ook de eindejaarspremie en vakantiegeld evenals de loonvoordelen zoals de werkgeversbijdrage in de groepsverzekering en de hospitalisatieverzekering, de werkgeversbijdrage in de maaltijdcheques, het voordeel van het privégebruik van de bedrijfswagen of mobiele telefoon enz. -
Werkgelegenheidsplan voor Oudere Werknemers
In onze nieuwsbrief van juli 2012 informeerden wij u dat ondernemingen die meer dan 20 werknemers tewerkstellen een “Werkgelegenheidsplan voor Oudere Werknemers” zullen moeten opstellen. Het plan moet maatregelen bevatten om de werkgelegenheid van werknemers van 45 jaar en ouder te behouden of te verhogen. De voorziene datum van inwerkintreding was oorspronkelijk 1 juli 2012. De Nationale Arbeidsraad sloot echter een collectieve arbeidsovereenkomst nr. 104 dd. 27 juni 2012 (CAO nr. 104). CAO nr. 104 werd algemeen verbindend verklaard door een Koninklijk Besluit van 24 oktober 2012 dat in het Belgisch Staatsblad van 8
november 2012 werd gepubliceerd. De datum van inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving werd 1 januari 2013 zodat ondernemingen die meer dan 20 werknemers tewerkstellen vanaf 2013 jaarlijks een plan zullen moeten opstellen. -
Federale begroting 2013: geen loonsverhogingen in 2013?
Midden november bereikte de Belgische federale overheid een akkoord over de federale begroting voor 2013. Eén van de maatregelen is dat er in principe geen ruimte is voor loonsverhogingen in 2013, met uitzondering van de gebruikelijke indexeringen en verhogingen van de loonschalen die geen invloed hebben op de zogenaamde “loonnorm”. De loonnorm geeft de maximale marge aan waarbinnen de Belgische lonen mogen groeien. Deze werd voor 2013 dus bepaald op 0%. De Belgische federale regering nam een gelijkaardige maatregel voor 2011 en 2012 die tot heel wat discussies heeft geleid of bepaalde vormen van loon al dan niet nog konden worden toegekend. In dit verband werd aanvaard dat bepaalde vormen van loon niet in aanmerking moesten worden genomen om te berekenen of de maximale marge werd bereikt of overschreden zoals onder andere verhogingen op basis van winstdeelnemingen en de zogenaamde niet-recurrente resultaatgebonden bonussen in het kader van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 90. Op dit moment werden de definitieve teksten nog niet goedgekeurd door het parlement en wij zullen u op de hoogte houden in onze volgende nieuwsbrieven.
BUITENLANDSE VENNOOTSCHAPSMANDATARISSEN NIET LANGER ZELFSTANDIG? Artikel 3, §1, 4e lid van het KB nr. 38 van 27 juli 1967 houdende inrichting van het sociaal statuut der zelfstandigen bepaalt dat vennootschapsmandatarissen van een Belgische vennootschap op onweerlegbare wijze vermoed worden een zelfstandige beroepsbezigheid uit te oefenen in België ingevolge waarvan zij onderworpen zijn aan het Belgisch sociaal zelfstandigenstatuut. Het Grondwettelijk Hof besliste in haar arrest nr. 176/2004 van 3 november 2004 al dat voormeld onweerlegbaar vermoeden ongrondwettig is ten aanzien van mandatarissen die in België een aan de Belgische belasting onderworpen vennootschap of vereniging beheren. Sinds dit arrest neemt de RSVZ aan dat het vermoeden weerlegbaar is voor deze mandatarissen. Ten aanzien van de mandatarissen die hun mandaat wél vanuit het buitenland uitoefenen, oordeelde het Grondwettelijk Hof dat het onweerlegbaar vermoeden wel noodzakelijk kon worden geacht en niet kon worden weerlegd. Met een recent arrest van 27 september 2012 zet het Europese Hof van Justitie deze visie op de helling. Het Hof gaf een Waalse taartenbakker gelijk in een geschil met Partena waarbij deze laatste een aanzienlijk bedrag aan achterstallige sociale bijdragen vorderde. De vennootschap en de betrokken bestuurder argumenteerden dat het mandaat steeds vanuit Portugal was uitgeoefend. Het Europese Hof van Justitie oordeelde dat de doelstelling van voormeld vermoeden (= socialezekerheidsfraude tegengaan die erin bestaat zich aan het verplichte sociaal statuut der zelfstandigen te onttrekken door de activiteit van mandataris van een vennootschap met zetel in België kunstmatig elders te vestigen) legitiem is, maar dat het onweerlegbaar karakter ervan niet strikt noodzakelijk is voor het bereiken van die doelstelling. De betrokken vennootschapsmandatarissen worden door het onweerlegbaar karakter van het vermoeden immers de mogelijkheid ontnomen om voor de nationale rechter aan te tonen dat hun werkzaamheid daadwerkelijk wordt uitgeoefend op het grondgebied van een andere lidstaat, waar zij in concreto de aan die werkzaamheid verbonden handelingen verrichten. Kort samengevat zal voortaan ten aanzien van de ‘buitenlandse’ vennootschapsmandatarissen, net zoals ten aanzien van de ‘Belgische’ vennootschapsmandatarissen slechts een weerlegbaar vermoeden gelden dat zij een zelfstandige beroepsbezigheid in België uitoefenen. Wanneer deze mandataris kan aantonen dat hij de activiteit, verbonden aan zijn mandaat, uitoefent in een andere lidstaat, zal hij toch kunnen ontsnappen aan de verzekeringsplicht in België. Enige omzichtigheid blijft geboden, nu niet elke buitenlandse bestuurder zich op de rechtspraak van het Hof van Justitie kan beroepen (daartoe zal hij onder het toepassingsgebied van de Verordening 1408/71 of 883/2004 moeten vallen).
TIENDE VERJAARDAG VAN HET PC-PRIVÉPLAN Op 1 januari 2013 zal de wetgeving inzake het PC-privéplan precies tien jaar van kracht zijn. Ondertussen heeft de wetgeving in 2009 een gedeeltelijke wijziging ondergaan, maar de basisprincipes bleven behouden. Tijd dus voor een bondige opfrissing van de basisbeginselen van deze wetgeving. Het principe van het PC-privéplan berust op een (para)fiscale gunstregeling: de tussenkomst van de werkgever in de aankoop door de werknemer van een nieuwe PC (al dan niet met randapparatuur en/of internetaansluiting en/of internetabonnement en/of bedrijfsvoering dienstige software) wordt voor een bepaald bedrag vrijgesteld van belastingen en sociale zekerheidsbijdragen. Tot 1 januari 2009 werd de tussenkomst van de werkgever vrijgesteld ten belope van 60% van de aankoopprijs of tot een bedrag van 1.660,00 EUR (geïndexeerd bedrag voor het inkomstenjaar 2008). Vanaf 1 januari 2009 geldt dit maximumpercentage in de werkgeverstussenkomst van de aankoopprijs niet langer. De vrijgestelde werkgeverstussenkomst wordt sindsdien jaarlijks vastgesteld op een maximumbedrag. Naar aanleiding van de prijsdalingen van de PC’s in het voorbije decennium, werden eveneens de fiscaal vrijgestelde werkgeverstussenkomsten beperkt. Voor het inkomstenjaar 2012 bedroeg dit bedrag 810 EUR. Deze wijziging van de fiscale wetgeving werd echter niet doorgetrokken naar de sociale zekerheidswetgeving. Dit berust waarschijnlijk op een vergissing of een vergetelheid van de wetgever. De Belgische Rijksdienst voor Sociale Zekerheid heeft evenwel in haar ‘RSZ-instructies’ van 2011 duidelijk gesteld dat zij zich eveneens schikt naar de nieuwe fiscaalrechtelijke regels bij de beoordeling van de vrijstelling van sociale zekerheidsbijdragen. Opdat de werkgeverstussenkomst in de aankoopprijs (para)fiscaal zou worden vrijgesteld, dienen de volgende voorwaarden te worden nageleefd: -
-
-
Het bruto jaarloon van de begunstigde werknemers mag niet meer bedragen dan 31,620.00 EUR (bedrag voor het inkomstenjaar 2012). Bij een tussenkomst van de werkgever voor werknemers die een hoger bruto jaarloon hebben, zullen de partijen niet kunnen genieten van een (para)fiscaal gunstregime. De werknemer moet minstens een PC in nieuwe staat kopen. Deze nieuwe PC kan eventueel vergezeld gaan van randapparatuur, bedrijfsvoering dienstige software, internetaansluiting, internetabonnement. Het aanschaffen van bv. enkel randapparatuur, zonder de aankoop van een nieuwe PC, valt niet onder het PCprivéplan. Een werknemer kan slechts in de loop van het derde jaar volgend op de aanschaf opnieuw ingaan op een
-
-
aanbod van de werkgever. De aankoop van de PC mag niet gebeuren bij de werkgever zelf, maar moet gebeuren bij een derde. De werkgever mag daarenboven op geen enkel moment zelf eigenaar worden van de PC. Gelet op de anti-discriminatieregels in arbeidszaken, dient het aanbod van de werkgever om tussen te komen in de aankoop van een nieuwe PC gericht te zijn aan alle werknemers, of een bijzondere categorie van werknemers.
Voor verdere informatie betreffende de invoering van een PCprivéplan in uw onderneming kan u ons uiteraard steeds contacteren.
Contact ALTIUS 3D Employment Team:
[email protected] [email protected] -
[email protected] Meer informatie inzake ALTIUS: www.altius.com ALTIUS - Tour & Taxis Building - Havenlaan 86C B414 - 1000 Brussel - BELGIË T + 32 2 426 14 14 - F + 32 2 426 20 30 De Nieuwsbrief Arbeidsrecht kan niet als een juridisch advies betreffende specifieke feiten of omstandigheden worden beschouwd. De inhoud is enkel voor doeleinden van algemene informatie bedoeld. Lezers kunnen het Altius 3D Employment Team contacteren voor specifieke juridische vragen.