============================================================================= HOE “STRALEND” IS UW WOON- EN WERKOMGEVING? ============================================================================= Een kort overzicht van de diverse soorten electromagnetische straling waarmee we in onze woon- en werkomgeving te maken hebben, en de daaraan verbonden risiko’s. Auteur: ir. Jelle Dirksen
INHOUD: 1. Inleiding 2. Electro-magnetische straling : waardoor veroorzaakt? 3. Waarom levert electro-magnetische straling risiko’s op? 4. Om welke risiko’s gaat het? 5. Grenswaarden voor stralingsniveaus 6. Welke maatregelen zijn mogelijk? 7. Terrestrische straling (“aardstralen”) 8. Meten is weten: onderzoek gewenst
Versiedatum: 10-04-2004
1
1. INLEIDING De meeste mensen willen graag tot in lengte van jaren gezond en gelukkig zijn en blijven. Daarom proberen we veelal risiko’s voor de gezondheid zoveel mogelijk te vermijden. Van een deel van die risiko’s zijn we ons bewust; dat geldt bijvoorbeeld voor ongezonde voeding, besmettingsrisiko’s, slechte leefgewoonten e.d. Deels lopen we echter ook onbewust risiko’s door onzichtbare veroorzakers. Straling is daar een voorbeeld van: je ziet het niet, je hoort het niet en je ruikt het niet. Straling lijkt in onze dagelijkse leefwereld niet te bestaan en daardoor onderkennen we ook niet, dat in bepaalde omstandigheden straling wel degelijk risiko’s voor de gezondheid met zich mee kan brengen. Dat geldt inmiddels niet meer voor bekende stralingsvarianten met een ultrahoge frequentie zoals Rontgen- en Gammastraling. De schadelijkheid daarvan is inmiddels voldoende onderkend. We worden echter zowel thuis als op ons werk omringd door allerlei soorten electrische apparatuur, die electromagnetische straling produceren in allerlei frequenties en sterktes. Daardoor kunnen we onbewust risiko’s lopen. Het is daarom van belang om een beter beeld te krijgen van de diverse soorten straling in onze woonen werkomgeving (ook wel Electrosmog genoemd), van de effecten en risiko’s die dat op kan leveren voor de gezondheid, en van de beschermingsmogelijkheden die er bestaan om die risiko’s te minimaliseren. In de afgelopen jaren is veel onderzoek verricht naar de effecten van diverse soorten straling, waardoor langzamerhand een beter beeld ontstaat van de mogelijke effecten daarvan op de gezondheid in relatie tot de stralingsintensiteit. Daarbij is nog geen sprake van een consistent beeld; daarvoor is de materie (nog) te complex. Er blijken uit het onderzoek echter wel tendenzen en indicaties, die niet mogen worden genegeerd en die in bepaalde omstandigheden aanleiding kunnen zijn voor (preventieve) maatregelen. In dit rapport wordt nader ingegaan op de hiervoor aangestipte materie. Eerst wordt beschouwd, welke stralingsbronnen ons omringen en welke soorten straling daardoor wordt afgegeven. Vervolgens wordt ingegaan op de risiko’s die electro-magnetische straling met zich meebrengt, waarna de grenswaarden worden besproken waar beneden het stralingsniveau moet blijven uit oogpunt van een acceptabel gezondheidsrisiko. Daarbij komen tevens de maatregelen aan bod, die kunnen worden getroffen ter reductie van het stralingsrisiko. Tot slot komt het onderwerp “aardstralen” aan bod, om daarmee het stralingspalet te completeren.
2. ELECTRO- MAGNETISCHE STRALING : WAARDOOR VEROORZAAKT? In onze woon- en werkomgeving bevinden zich tal van stralingsbronnen, die in mindere of meerdere mate electro-magnetische wisselvelden produceren. Deze stralingsvelden werken in op ons lichaam. In het laagfrequente bereik (tot circa 500.000 Hertz) kunnen de electrische en de magnetische stralingscomponent afzonderlijk gemeten worden; de electrische veldsterkte wordt uitgedrukt in V/m (Volts per meter) en de magnetische veldsterkte in nT (nanoTesla). In het hoogfrequente bereik (groter dan circa 500.000 Hertz) kan alleen het gecombineerde veld worden gemeten; de electro-magnetische veldsterkte wordt uitgedrukt in W/m2 (Watts per vierkante meter). Voor de 3 genoemde stralingsvarianten bestaan afzonderlijke grenswaarden, zie paragraaf 5. In onze woon- en werkomgeving vinden we buiten de deur hoogspanningsleidingen, transformatorhuisjes, televisie- en radiozenders en in toenemende mate gsm-zenders. Binnenshuis en deels op ons werk treffen we ondermeer computers, computerschermen, zendstations voor draadloze telefonie, televisie, magnetrons, digitale wekkers, transformatoren in dimmers, tl-balken met condensator en mobieltjes aan. Met name in de grote steden wordt inmiddels zoveel straling geproduceerd, dat langzamerhand van een permanente “electrosmog” sprake is.
2
Ook in de natuur komen stralingsvelden voor. Deze zijn echter statisch van aard en niet dynamisch zoals de kunstmatig opgewekte electro-magnetische velden. In paragraaf 7 wordt nader op dit onderwerp ingegaan.
3. WAAROM LEVERT ELECTRO- MAGNETISCHE STRALING RISIKO’S OP? Eeuwenlang heeft het door Newton gepromote beeld bestaan, dat de mens een soort zeer geavanceerde fysische machine is, waar je brandstof in stopt (voeding, zuurstof) en die ten behoeve van een goed functioneren af en toe onderhoud nodig heeft (dokter, ziekenhuis). Inmiddels zijn we wijzer geworden, en heeft de wetenschap ontdekt dat de menselijke machine naast een fysisch systeem tevens een energetisch systeem omvat. Elk onderdeel van ons fysische systeem blijkt een energieveld te bezitten dat wordt gekarakteriseerd door een specifiek en meetbaar frequentiespectrum. Ons lichaam werkt bij de gratie van een zeer gecompliceerd energetisch besturingssysteem, dat communiceert door middel van electro-magnetische energie-pulsen van bepaalde frequenties. De specialist in het ziekenhuis kan daardoor bijvoorbeeld een EEG of een ECG maken. Gezien het voorgaande is het begrijpelijk, dat dit fijngevoelige systeem beinvloed kan worden door externe energievelden, die het lichaam “doorstralen”. Met name als de frequenties van externe energie- cq stralingsvelden geheel of gedeeltelijk resoneren met de “interne” frequentiespectra vindt er energieoverdracht plaats, waardoor het interne systeem en de informatieoverdracht kan worden ontregeld. Daardoor kan het lichaam uit balans raken en kunnen zich op den duur (deels niet omkeerbare) afwijkingen manifesteren. De stralingsrisiko’s hangen overigens mede af van de vraag, of het lichaam in waak- danwel in slaaptoestand verkeert. In waaktoestand is het lichaam “alert”, en funktioneren het afweersysteem beter. Daardoor is het effect van straling minder groot dan in de slaaptoestand. Tijdens de slaap ontspant het lichaam zich en is het ontvankelijker voor verstoringen; het afweersysteem functioneert op een lager niveau. Bovendien bevindt het lichaam zich langdurig op dezelfde plaats, hetgeen een ongunstige situatie oplevert. Aan de slaapplaats dienen dan ook hogere stralingseisen te worden gesteld dan aan de werkplek cq de woonplek. Sommige mensen zijn “kwetsbaarder” dan anderen als het om e.m.-straling gaat. Dit zijn de zogenaamde “electro-sensibelen”, die veel gevoeliger op straling reageren dan anderen. Daarnaast vormen (kleine) kinderen en zwangere vrouwen groepen, die extra risiko’s lopen.
4. OM WELKE RISIKO’S GAAT HET? De voornaamste kenmerken van stralingseffecten zijn: = aandoeningen zijn hardnekkig en vaak chronisch = de oorzaak wordt door een reguliere arts niet echt gevonden = medicijnen werken nauwelijks of helemaal niet Onderstaand volgt een niet uitputtende lijst met voorbeelden van mogelijke aandoeningen ten gevolge van electrosmog: = pijn in nek, schouders = muisarm (RSI) = algemeen gevoel van onrust en onbehagen = (chronische) vermoeidheid, burn-out = hoofdpijn, migraine = concentratiestoornissen = geheugenstoornissen = slaapstoornissen, bedplassen (kinderen!) = nerveusheid, prikkelbaarheid = krampen
3
Op de langere termijn kunnen de volgende symptomen optreden: = maag- en darmklachten = verhoogde bloeddruk = hartritmestoornissen = miskramen ten gevolge van misvormingen bij de foetus = leukemie Ter illustratie worden de volgende praktijkvoorbeelden van stralingsrisiko’s vermeld. = Bij de Nederlandse Strijdkrachten bleek tijdens de beginperiode na invoering van radar, dat onder radartechnici een verhoudingsgewijs hoog percentage chronische klachten voor te komen; daarnaast werd veel leukemie in deze beroepsgroep geconstateerd. =Uit onderzoeken in de Verenigde Staten blijkt, dat onder electrotechnische monteurs in verhouding veel leukemie en longkanker voorkomt. = Eveneens blijkt uit onderzoek in de V.S., dat mensen die in de buurt van hoogspanningsleidingen wonen, een verhoogd leukemierisiko lopen; dat blijkt in het bijzonder voor de betreffende kinderen te gelden. = Bij een onderzoek in de V.S. onder vrouwelijke beeldschermwerkers is gebleken, dat onder zwangere vrouwen een verhoudingsgewijs aanmerkelijk verhoogd aantal miskramen en vroeggeboortes voorkomt. Blijkbaar ondervindt de kwetsbare foetus een nadelige invloed van de stralingsbelasting, die door het beeldscherm wordt afgegeven. = Er zijn vele onderzoeken op proefdieren zoals muizen uitgevoerd, waarin de schadelijke invloed van electro-magnetische straling werd aangetoond. Uit het voorgaande blijkt, dat de risiko’s van een te grote stralingsbelasting serieus moeten worden genomen. Naarmate de blootstellingsperiode langer is worden de risiko’s groter.
5. GRENSWAARDEN VOOR STRALINGSNIVEAUS Er is in de afgelopen jaren veel onderzoek verricht naar de effecten van de eerdergenoemde stralingsvarianten in allerlei situaties. Regelmatig komen daar nieuwe onderzoeksgegevens bij. Het beeld dat daarbij ontstaat is vanwege de complexiteit van de materie nog niet consistent, maar levert wel tendenzen en indicaties op. Overigens blijkt daarbij, dat onderzoekers die betaald worden door de producenten van electrische apparatuur, tot een “zonniger” beeld komen van de mogelijke gevolgen van straling, dan de onafhankelijke onderzoekers. Daardoor varieeren de in omloop zijnde grenswaarden voor de diverse stralingsvarianten ook aanzienlijk. Steeds meer wordt echter onderkend, dat vanwege de mogelijke risiko’s een preventief beleid wenselijk is, waarbij de resultaten van de onafhankelijke onderzoekers als norm gelden. De onderstaande grenswaarden zijn op dit uitgangspunt gebaseerd. Zoals in paragraaf 3 al werd aangegeven dient onderscheid gemaakt te worden tussen de woon- cq werkplek en de slaapplaats. De slaapplaats is zoals gezegd de meest kritische plek, omdat het lichaam zich tijdens de slaap ontspant waardoor het “bevattelijker” wordt voor invloeden van buiten. Om die reden gelden voor de slaapplaats strengere normen dan voor de woon- en werkplek. De aanbevolen grenswaarden zijn alsvolgt: Woon- cq werkplek: Lage frequentiebereik (lager dan circa 500.000 Hertz): = Electrische veldsterkte: 50 V/m = Magnetische veldsterkte: 100 nT Hoge frequentiebereik (hoger dan 500.000 Hertz): =Electro-magnetische veldsterkte: 50 microWatt/m2
4
Slaapplaats: LF-bereik: = Electrische veldsterkte: 5 V/m = Magnetische veldsterkte: 10 nT HF-bereik: = Electro-magnetisch veldsterkte: 5 microWatt/m2
6. WELKE MAATREGELEN ZIJN MOGELIJK? Als de gemeten straling te hoog blijkt te zijn, dan moeten er adequate maatregelen worden getroffen. In volgorde van effectivitei zijn de volgende maatregelen mogelijk: = Apparatuur uitschakelen. Dat geldt met name voor de slaaplaats. Deze dient zoveel mogelijk stralingsvrij te zijn, zodat het lichaam zich tijdens de slaap zo goed mogelijk kan herstellen, ook van overdag opgelopen stralingseffecten. Er zijn zg. netvrijschakelaars verkrijgbaar die hierbij van dienst kunnen zijn. = Afstand nemen (de stralingsintensiteit neemt veelal kwadratisch af met de afstand tot de bron). Dit is de goedkoopste oplossing; als er voldoende ruimte beschikbaar is om afstand te nemen dan verdient dit de voorkeur. = Afschermen met behulp van daartoe geschikte materialen. Met name het electrische veld laat zich (als de situatie zich daar voor leent) goed afschermen; er zijn diverse geschikte folies en weefsels in de handel. Kabels kunnen in metalen kokers worden ondergebracht. = Neutraliseren van het stralingseffect met behulp van “ontstorings” middelen. Er zijn diverse soorten “ontstoorders” verkrijgbaar, die deels gebaseerd zijn opt het principe van de anti-frequentie. Door het produceren van de juiste tegenfrequenties wordt het oorspronkelijke stralingsfrequentiepatroon geneutraliseerd.
7. TERRESTRISCHE STRALING (“ AARDSTRALEN “) Ook de aarde zelf produceert energieen, die een natuurlijke straling veroorzaken.Dit rapport zou niet compleet zijn als ook deze terrestrische straling, en de mogelijke consequenties daarvan, niet aan de orde zouden komen. De wetenschap heeft zich tot voor kort niet of nauwelijks serieus bezig gehouden met dit onderwerp. We begeven ons hier op het terrein van de Geobiologie. Deze nog jonge wetenschap houdt zich ondermeer bezig met de door de aarde geproduceerde energieen en de effecten daarvan op mens en dier: de Geopathologie. Zo jong als de geobiologische wetenschap is, zo oud is de “ervaringsdeskundigheid” die is opgedaan met deze materie. Een aantal typen “aardstraling” passeren in het navolgende de revue. = Zoals bekend zal zijn is de aardbol negatief geladen met statische electriciteit. Dit statische veld straalt z’n lading af naar de ionosfeer. Het blijkt van levensbelang te zijn voor mens en dier; zonder dit veld is het leven op aarde niet mogelijk. = Het is een bekend feit, dat de aarde magnetische straling produceert. Deze straling blijkt de vorm van een orthogonaal, noord-zuid/oost-west georienteerd raster te hebben met rastermaten van circa 2 bij 2 meter. De maten varieeren overigens met de locatie op aarde. Een van de onderzoekers die zich in het verleden in deze materie heeft verdiept, is dr. Hartmann. Het raster wordt dan ook het “Hartmann-net” genoemd. = Daarnaast blijkt er een diagonaal energieraster te bestaan, dat een hoek van 45 graden met het Hartmann-net maakt, en dat een rastermaat van circa 2 bij 4 meter heeft. Een van de onderzoekers die zich in het verleden heeft verdiept in dit netwerk, is dr. Curry. Dit energieraster wordt dan ook gewoonlijk het Curry-net genoemd. = Als vierde bron blijken geologische aardbreuken ten gevolge van de optredende (moleculaire) wrijving in het breukvlak straling te produceren.
5
= Tenslotte produceren ondergrondse wateraders, eveneens ten gevolge van de wrijvingsweerstand die het stromende water opwekt, energie die straling veroorzaakt. Een aantal van de hiervoor genoemde stralingstypen blijken risiko’s op te kunnen leveren; zij veroorzaken z.g. geopathogene zones. De risiko’s manifesteren zich primair op de slaapplaats vanwege het al eerder geconstateerde feit, dat de mens in slaaptoestand bevattelijker is voor de invloeden van straling. Als over de slaapplaats bijvoorbeeld een rasterlijn van het Curry-net loopt dan kan dit problemen opleveren. Dat geldt zeker voor een situatie, waarbij zich op de slaapplaats (bijvoorbeeld ter plaatse van het hoofd of de maag) een kruispunt van Curry-lijnen bevindt. Niet voor niets wordt zo’n punt een kankerpunt genoemd. Dergelijke situaties hebben veelal chronische aandoeningen zoals slaappproblemen, migraine, hoofdpijn, depressiviteit, reuma, artrose en in het ongunstigste geval op termijn kanker ten gevolge. Ook wateraders kunnen vergelijkbare klachten opleveren, waarbij kruisingen met Curry-lijnen weer extra risiko’s opleveren. De reguliere huisarts staat in dergelijke situaties veelal voor een raadsel; medicatie levert geen afdoende oplossing.
8. METEN IS WETEN: ONDERZOEK GEWENST Hoe hoog het stralingsniveau op specifieke lokaties in de buurt van straling producerende apparatuur is, valt op theoretisch gronden moeilijk te voorspellen. Het uitvoeren van metingen ter plaatse met behulp van de juiste apparatuur is eigenlijk de enige methode, die een voldoende betrouwbaar beeld oplevert van de feitelijke stralingssituatie. Op basis daarvan kunnen zonodig maatregelen worden genomen. Daarnaast is het belangrijk om aan klachten van betrokkenen, die wijzen op chronische aandoeningen, voldoende aandacht te schenken. Het verdient uit oogpunt van ziektepreventie sterke aanbeveling om bij dergelijke klachten na te gaan, inhoeverre de oorzaak is terug te voeren op stralingsomstandigheden op de werkplek. Overigens kan, zoals vermeld, ook de stralingssituatie thuis (met name de slaapplaats) aanleiding zijn voor de klachten. Het valt te overwegen, om uit oogpunt van ziektepreventie (uiteraard met instemming van de betrokkene) eveneens de thuissituatie bij het meetonderzoek te betrekken. De auteur van dit rapport is in het bezit van de benodigde meetapparatuur; hij kan deze metingen uitvoeren en adviseren over eventuele maatregelen.
6