(b
Raadsvoorstel
~~ Gemeente ~~,~Emmen
Jaar
stuknr. Raad
categoric/ agendanr.
stuknr. B.enW.
2016
RA16.0024
B
16/354
2
~
Onderwerp:
I InvoeringWet Taaleis Participatiewet Portefeuillehouder:
B.R. Arends
Afdeling:Inkomen Team: Kwaliteit E. Kroodsma-Bos1 J. Hekman-Odink,telefoonnummer 140591
Aan de gemeenteraad Vooraesteld besluit
De gewijzigdeAfstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Emmen vast te stellen
2015
Samenvatting
We willen zoveel mogelijk mensen, ook mensen met een beperking, bij reguliere werkgevers aan de slag krijgen. Voorkomen moet worden dat mensen langdurig langs de kant komen te staan. Hiertoe voeren we een krachtig beleid dat toekomst biedt aan mensen die langs de kant staan. Om te kunnen participeren in onze maatschappij en de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten vinden wij het belangrijk dat uitkeringsgerechtigden de Nederlandse taal goed beheersen. Wanneer de beheersing van de Nederlandse taal een belemmering vormt om een baan te kunnen vinden, ondersteunen wij uitkeringsgerechtigden bij het leren beheersen van de Nederlandse taal. Wij bieden daartoe taalcursussen aan en leveren maatwerk. Dit doen wij op verschillende manieren bijvoorbeeld door het aanbieden van een taalcursus in de sluitende aanpak van het TDC en via de aanpak laaggeletterdheid. De Wet Taaleis borduurt verder op het reeds bestaand flankerend beleid van de gemeente Emmen. De wet Taaleis heeft als doel er voor te zorgen dat iedere uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal op tenminste niveau 1F beheerst en zo geen belemmering kent voor deelname op de arbeidsmarkt. Met deze aanpak wordt invulling gegeven aan de Wet Taaleis Participatiewet die op 1 januari 2016 is ingevoerd. Om te kunnen beoordelen of de uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal voldoende beheerst om zijn individuele kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, zetten we een taaltoets in, indien de betrokkene niet vooraf, conform de Wet Taaleis (8 jaar Nederlandstalig onderwijs, diploma inburgering of anderszins) kan aantonen over het vereiste niveau te beschikken. Indien daaraan niet kan worden voldaan is de taaltoets onderdeel van de aanpak in het TDC, waarmee ook aan de uitkeringsgerechtigde die het vereiste niveau 1F (nog) niet (geheel) beheerst, een maatwerktraject kan worden aangeboden. Hiervoor is het van belang dat de uitkeringsgerechtigde meewerkt aan de taaltoets. Om het mogelijk te maken een waarschuwing te kunnen opleggen als de uitkeringsgerechtigde niet meewerkt aan de taaltoets en om de uitkering te kunnen verlagen indien de uitkeringsgerechtigde echt niet wil meewerken aan de taaltoets moet de afstemmingsverordening worden aangepast. Tevens wordt voorgesteld artikel 4 aan te passen en daarbij aan te geven wanneer de uitkering wordt verlaagd. Dit om het moment van het opleggenvan de maatregel directer te koppelen aan het constateren van de gedraging. Bijlage: n.v.t. Stukken ter inzage: Collegebesluit 31 maart 2016 en achterliggende stukken
Gemeente Emmen, blad z-s
jaar
stuknr.
categorie/agendanr,
stuknr. B.enW.
B
16/354
Raad 2016
1
RA16.0024
2
Aanleiding voor het voorstel
We willen zoveel mogelijk mensen, ook mensen met een beperking, bij reguliere werkgevers aan de slag krijgen. Voorkomen moet worden dat mensen langdurig langs de kant komen te staan. Hiertoe voeren we een krachtig beleid dat toekomst biedt aan mensen die langs de kant staan. Om te kunnen participeren in onze maatschappij en de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten vinden wij het belangrijk dat uitkeringsgerechtigden de Nederlandse taal goed beheersen. Wanneer de beheersing van de Nederlandse taal een belemmering vormt om een baan te kunnen vinden, ondersteunen wij de uitkeringsgerechtigden bij het leren beheersen van de Nederlandse taal. We bieden daartoe taalcursussen aan en leveren maatwerk. Dit doen wij op verschillende manieren bijvoorbeeld door het aanbieden van een taalcursus in de sluitende aanpak van het TDC en via de aanpak van laaggeletterdheid. De Wet Taaleis borduurt verder op het reeds bestaand flankerend beleid van de gemeente Emmen. De Wet Taaleis heeft als doel ervoor te zorgen dat iedere uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal op tenminste niveau IF beheerst en zo geen belemmering kent voor deelname op de arbeidsmarkt. Om te kunnen beoordelen of de uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal voldoende beheerst om zijn individuele kansen op de arbeidsmarkt te vergroten, zetten we een taaltoets in, indien de betrokkene niet vooraf, conform de Wet Taaleis (8 jaar Nederlandstalig onderwijs, diploma inburgering of anderszins) kan aantonen over het vereiste niveau te beschikken. Indien daaraan niet kan worden voldaan is de taaltoets onderdeel van de aanpak in het TDC, waarmee ook aan de uitkeringsgerechtigde die het vereiste niveau IF (nog) niet (geheel) beheerst, een maatwerktraject kan worden aangeboden. Hiervoor is het van belang dat de uitkeringsgerechtigde meewerkt aan de taaltoets. Om het mogelijk te maken een waarschuwing te kunnen opleggen als de uitkeringsgerechtigde niet meewerkt aan de taaltoets en om de uitkering te kunnen verlagen indien de uitkeringsgerechtigde echt niet wil meewerken aan de taaltoets moet de afstemmingsverordening worden aangepast. Met deze aanpak wordt invulling gegeven aan de Wet Taaleis Participatiewet die op i januari 2016 is ingevoerd. De invoering van de Wet Taaleis heeft tot doel ervoor te zorgen dat iedere uitkeringsgerechtigde de Nederlandse taal op tenminste niveau IF beheerst. De taaleis gaat voor iedere uitkeringsgerechtigde gelden. Voor bestaande uitkeringsgerechtigden vanaf 1 juli 2016. Deze wet verplicht gemeenten om een taaltoets af te nemen wanneer een uitkeringsgerechtigde niet kan aantonen de Nederlandse taal voldoende te beheersen. We leggen de taaltoets uit door in te zetten op spreken, verstaan, lezen en schrijven van de Nederlandse taal. . Daarbij zijn wij ons bewust van het gegeven dat laaggeletterdheid in onze gemeente met name onder de autochtone bevolking relatief hoog is en daarmee een beperking vormt voor een actieve deelname aan de arbeidsmarkt. Daarnaast verplicht deze wet gemeenten om de uitkering te verlagen wanneer zij niet bereid zijn de Nederlandse taal te leren beheersen of zich onvoldoende inspannen om de Nederlandse taal te leren beheersen. Tevens wordt voorgesteld artikel a aan te passen en daarbij aan te geven wanneer de uitkering wordt verlaagd. Dit om het moment van het opleggen van de maatregel directer te koppelen aan het constateren van de gedraging. Tenslotte wordt voorgesteld om artikel 6 en 7 aan te passen en daarbij aan te geven dat het niet verlenen van medewerking die redelijkerwijs nodig is om de wet te kunnen uitvoeren als verwijtbare gedraging wordt aangemerkt. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het verlenen van medewerking aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met arbeidsinschakeling. 2
Argumentatie/beoogd
effect
Met het leren beheersen van de Nederlandse taal wordt beoogd de maatschappelijke participatie te verhogen en de kansen op de arbeidsmarkt te vergroten.
Gemeente Emmen, blad 3-8
3
Relatie met bestaand beleid/eerder
- RA.14.0101:
4
genomen besluiten
verordening tegenprestatie en afstemming Participatiewet
Afstemming met externe partijen/communicatie
Het voorstel is afgestemd met de gemeenten Borger-Odoorn en Coevorden. Daarnaast is het voorstel afgestemd met de cliëntenraad Participatiewet . Zij hebben aangegeven in te stemmen met het voorstel. 5
Financiële eonsequenties/voorgestelde
dekking
Bij de septembercirculaire 2015 heeft het Rijk voor de uitvoeringskosten Wet Taaleis, waaronder het afnemen van de taaltoets, de volgende middelen structureel beschikbaar gesteld.
Uit deze middelen worden de uitvoeringskosten wet Taaleis, waaronder de taaltoets en het afnemen daarvan door een deskundige, gedekt. Dit wordt middels een begrotingswijziging aan u voorgelegd.
Een concept-besluit is bijgevoegd.
Emmen, 31 maart
2016.
Burgemeester en wethouders van Emmen, de gemeentesecretaris,
o'ö)\C. Bijl
Gemeente Emmen, blad a-S
Jaar
stuknr. Raad
categotie/ agendanr.
stuknr. B.enW.
2016
RA16.0024
B
16/354
2
Raadsbesluit De raad van de gemeente Emmen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 31 maart 2016, nummer: 16/354; gelet op het bepaalde in artikel 8, eerste lid, aanhef en onderdeel a en e van de Participatiewet, artikel gg van de Wet op de inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en artikel gg van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; bes I u i t: vast te stellen de volgende verordening tot wijziging van: - de afstemmingsverordening Participatiewet, IOAWen IOAZ gemeente Emmen 2015. Artikelt de afstemmingsverordening Participatiewet, IOAWen IOAZgemeente Emmen 2015 wordt alsvolgt gewijzigd: A. Artikel 2 komt alsvolgt te luiden:
In het besluit tot het opleggen van een verlaging van de uitkering als bedoeld in artikel rz tweede lid van de Participatiewet, artikel iê, tweede, vijfde en zesde lid, van de Participatiewet, de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 20 en 38, twaalfde lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen worden in ieder geval vermeld: a. de reden van de verlaging; b. de duur van de verlaging; c. het bedrag of percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd, en d. indien van toepassing, de reden om af te wijken van de standaardverlaging. B. Artikel a komt als volgt te luiden: 1. Een verlaging wordt toegepast op de uitkering of bijzondere bijstand die is verleend met toepassing van artikel tz van de Participatiewet met ingang van de datum waarop de gedraging heeft plaatsgevonden. 2. Wanneer de uitkering al is betaald op het moment van het besluit de maatregel op te leggen wordt de maatregelopgelegd over de eerst volgende kalendermaand. Daarbij wordt uitgegaan van de op dat tijdstip voor die belanghebbende geldende bijstandsnorm. 3. Als een verlaging niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd als gevolg van de beëindiging of intrekking van de uitkering, wordt de verlaging of dat deel van de verlaging dat nog niet is uitgevoerd, alsnog opgelegd als belanghebbende binnen een jaar opnieuween uitkering ontvangt.
c. Artikel 6. komt als volgt te luiden: Gedragingen van een belanghebbende waardoor een verplichting op grond van de artikelen 9, 9a en 55 van de Participatiewet niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën: a. eerste categorie: het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie;
Gemeente Emmen, blad g-B
b. tweede categorie: het niet of onvoldoende meewerken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel aaa van de Participatiewet; 2°. het onvoldoende nakomen van verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9, eerste lid, of 55 van de Participatiewet, voor zover het gaat om een belanghebbende jonger dan 27 jaar, gedurende vier weken na een melding als bedoeld in artikel ag, vierde en vijfde lid, van de Participatiewet, voor zover deze verplichtingen niet worden genoemd in artikel rê, vierde lid, van de Participatiewet; 3°. het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken verplichtingen als bedoeld in artikel ç, eerste lid, onderdeel b, van de Participatiewet niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder, bedoeld in artikel 9a, eerste lid, van de Participatiewet; 4°. het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel ç, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet; 5°. Het niet desgevraagd medewerking verlenen, die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van de Participatiewet, waaronder in ieder geval wordt verstaan het verlenen van medewerking aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel rz Iid 2 van de Participatiewet. 1°.
c. derde categorie: het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen voor zover dit niet voortvloeit uit een gedraging als bedoeld in artikel iê, vierde lid, van de Participatiewet. D. Artikel 7 komt alsvolgt te luiden: Gedragingen van een belanghebbende waardoor of een verplichting op grond van de artikelen 37 en 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 37 en 38 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet of onvoldoende wordt nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën: a. eerste categorie: het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie; b. tweede categorie: het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling; 2°. het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of de artikelen 36, eerste lid, en artikel gz, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor zover dit niet heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening; 3°. het uit houding en gedrag ondubbelzinnig laten blijken de verplichtingen als bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel gz, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen niet te willen nakomen, wat heeft geleid tot het intrekken van de ontheffing van de arbeidsplicht voor een alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 38, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel gê, eerste lid, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; 4 0• het niet of onvoldoende verrichten van een door het college opgedragen tegenprestatie naar vermogen als bedoeld in artikel gz, eerste lid, onderdeel f, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel 37, eerste lid, onderdeel f, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; 5°. het niet desgevraagdmedewerkingverlenen die redelijkerwijsnodig is voor de uitvoering van de wet zoals bedoeld in artikel ig lid 2 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers of artikel rg lid 2 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. Hieronder wordt in ieder 1
0•
Gemeente Emmen, blad6-8
geval verstaan het verlenen van medewerking aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met arbeidsinschakeling; derde categorie:
c. 1°. 2°.
het niet naar vermogen proberen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen; het niet of onvoldoende gebruik maken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 36, eerste lid, en 37, eerste lid, onderdeel e, van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, voor zover dit heeft geleid tot het geen doorgang vinden of tot voortijdige beëindiging van die voorziening.
E. Artikel ig a niet meewerken aan de taaltoets komt als volgt te luiden: 1.
2.
Als een belanghebbende aan de door het college opgelegde verplichting tot het maken van de taaltoets op grond van artikel rê b Participatiewet geen gehoor geeft, wordt dit aangemerkt als het niet voldoen aan de medewerkingsplicht als bedoeld in artikel rz, lid 2 van de Participatiewet en wordt een verlaging van 20% toegepast. Wanneer het de eerste keer is dat de belanghebbende de taaltoets niet maakt kan eerst een waarschuwing worden gegeven.
Artikel a, Deze verordening treedt met ingang van 1 januari 2016 in werking. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 31 maart 2016. de griffier,
de voorzitter,
H.D. Werkman
c. Bijl
Gemeente Emmen, blad 7-8
Toelichting Artikelsgewijze toelichting Artikel
2.
Het besluit tot opleggen van een verlaging
Het verlagen van een uitkering op grond van deze verordening vindt plaats door middel van een besluit. Tegen dit besluit kan een belanghebbende bezwaar en beroep indienen. In dit artikel is aangegeven wat in het besluit in ieder geval moet worden vermeld. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) en dan vooral uit het motiveringsvereiste. Het motiveringsvereiste houdt onder andere in dat een besluit kenbaar is en van een deugdelijke motivering is voorzien. Artikel a. Ingangsdatum en tijdvak van een verlaging Om ervoor te zorgen dat de maatregel direct wordt gevoeld door de belanghebbende verdient het de voorkeur om de maatregel zo kort mogelijk op de gedraging uit te voeren. Wanneer de uitkering al is uitbetaald op het moment van opleggen van de uitkering is het verlagen van de uitkering die in de nabije toekomst wordt verstrekt, de gemakkelijkste methode van het opleggen van een verlaging. Dan hoeft niet te worden overgegaan tot herziening van de uitkering en terugvordering van het te veel betaalde bedrag. In de praktijk zal dit meestal inhouden dat een verlaging wordt opgelegd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand, die volgt op de kalendermaand waarin het besluit bekend is gemaakt. Voor de berekening van de hoogte van de verlaging moet worden uitgegaan van de voor die maand geldende bijstandsnorm. Een verlaging kan niet los worden gezien van het recht op bijstand. Het opleggen van een verlaging is niet mogelijk als een belanghebbende geen recht op bijstand (meer) heeft. Als een verlaging niet of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd als gevolg van de beëindiging of intrekking van de uitkering, is het ook mogelijk om de verlaging of dat deel van de verlaging dat nog niet is uitgevoerd, alsnog op te leggen als belanghebbende binnen een bepaalde termijn na beëindiging van de uitkering opnieuween uitkering op grond van de wet ontvangt. Het college moet wel rekening houden met de vervaltermijn voor het opleggen van een maatregel zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b. Een dergelijke maatregel kan vanwege de samenhang met het recht op bijstand niet bij voorbaat worden opgelegd. Het college moet bij het opnieuw toekennen van het recht op bijstand beoordelen in hoeverre er nog aanleiding bestaat om een verlaging toe te passen. Pas dan is sprake van een afstemmingsbesluit en staat de mogelijkheid van bezwaar tegen de maatregelopen. Artikel 6. Gedragingen Participatiewet De artikelen 6 en 8 moeten in onderlinge samenhang worden gelezen. In artikel 6 worden schendingen van verplichtingen uit de Participatiewet geformuleerd. De verwijtbare gedragingen die zijn genoemd in artikel6 zijn ondergebracht in categorieën. Aan die categorieën wordt in artikel8 een gewicht toegekend in de vorm van een verlagingspercentage. De categorieën zijn gerangschikt naar toenemende zwaarte. Een gedraging wordt ernstiger geacht naarmate de gedraging meer concrete gevolgen heeft voor het niet verkrijgen van betaalde arbeid. Niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen De verwijtbare gedragingen omvatten zowel het niet als het onvoldoende nakomen van diverse verplichtingen. Aan lid b is een verwijtbare gedraging toegevoegd. Het gaat hierbij om het niet verlenen van medewerking die redelijkerwijs nodig is om de wet te kunnen uitvoeren. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het verlenen van medewerking aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met arbeidsinschakeling. Artikel r. Gedragingen IOAW/IOAZ De artikelen 7 en 8 moeten in onderlinge samenhang worden gelezen. In artikel 7 worden schendingen van verplichtingen uit de IOAW en IOAZ geformuleerd. De verwijtbare gedragingen die zijn genoemd in artikel 7, zijn ondergebracht in categorieën. Aan die categorieën wordt in artikel 8 een gewicht toegekend in de vorm van een verlagingspercentage. De categorieën zijn gerangschikt naar toenemende zwaarte.
Gemeente Emmen, blad8-8
Een gedraging wordt ernstiger geacht naarmate de gedraging meer concrete gevolgen heeft voor het niet aanvaarden, verkrijgen of behouden van betaalde arbeid. Niet of onvoldoende nakomen van verplichtingen De verwijtbare gedragingen omvatten zowel het niet als het onvoldoende nakomen van diverse verplichtingen. Aan lid b is een verwijtbare gedraging toegevoegd. Het gaat hierbij om het niet verlenen van medewerking die redelijkerwijs nodig is om de wet te kunnen uitvoeren. Hieronder wordt in ieder geval verstaan het verlenen van medewerking aan een oproep om op een bepaalde plaats en tijd te verschijnen in verband met arbeidsinschakeling. Artikel rg a. Niet meewerken aan de taaltoets Per i januari 2016 treedt de Wet Taaleis in werking. De bijstand kan worden verlaagd wanneer een redelijk vermoeden bestaat dat de bijstandsgerechtigde niet of in niet voldoende mate de Nederlandse taal beheerst. Om dit te kunnen beoordelen wordt een toets afgenomen. In artikel iê b van de Participatiewet is geregeld wanneer een belanghebbende een maatregel krijgt als hij onvoldoende inspanningen verricht om de Nederlandse taal te leren. Er is echter niet de mogelijkheid opgenomen een maatregel op te leggen wanneer iemand niet verschijnt op de uitnodiging de taaltoets te maken. Dit kan worden aangemerkt als het niet voldoen aan de medewerkingsplicht genoemd in artikel rz, tweede lid van de Participatiewet.