- ~---
--~- -
-- -
KWALITEITSVERKLARINGEN EN HET BOUW- EN WONINGTOEZICHT
Henk Visscher
,
I
._........... '
'
'
'~
ellllllli ll II I eillil III 'i.........,j.. ,_. 1I I I1 BOUWMANAGEMENT EN TECHNISCH BEHEER
i
J
5 Delftse Universitaire Pers
KWALITEITSVERKLARINGEN EN HET BOUW- EN WONINGTOEZICHT
Bibliotheek TU Delft
111111~lIIm
C 1874121
'Ij
....
I U
BOUWMANAGEMENT EN TECHNISCH BEHEER
I
'
:;.:~
i
•. ) r ' :. I
Onderzoeksinstituut OTB Thijsseweg 11 2629 JA Delft tel. 015 - 783005
--_'I
5
~
_11
KWALITEITSVERKLARINGEN
EN HET
BOUW- EN WONINGTOEZICHT
Henk VlSscher
Delftse Universitaire Pers, 1992
De serie 'Bouwmanagement en Technisch Beheer' wordt uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1 2628 CN Delft tel.: 015 - 783254 In opdracht van: Onderzoeksinstituut OTB Thijsseweg 11 2629 JA Delft tel.: 015 - 783005
CIP-GEGEVENS KONINKLUKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Visscher, Henk Kwaliteitsverklaringen en het Bouw- en Woningtoezicht / Henk Visscher. - Delft; Delftse Universitaire Pers. 1Il.- (Bouwmanagement en technisch beheer, ISSN 0925-6466 ; 5) Met lit. opg. - Met samenvatting in het Engels. ISBN 90-6275-800-2 NUGI655 Trefw.: kwaliteitszorg; Bouw- en Woningtoezicht / bouwvergunningen. Copyright 1992 by Henk Visscher. No part of th is book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means, without written permission from the publisher, Delft University Press, Delft, The Netherlands.
INHOUD
VOORWOORD 1
INLEIDING ......... . . . . .. .... ... ........ . .... . ........ . . . . 1.1 1.2 1.3 1.4
2
3
Aanleiding tot onderzoek . . . . . . .. . ... . ............. ... Probleemstelling . .. .. . ... ...... . .................. . . Onderzoeksvragen en onderzoeksaanpak ... . .. .. . . . . ...... Opzet van de rapportage . ............ . ... . ............
1 1
. . . .
3
KWALITEITSVERKlARINGEN ................... . ... . ........ .
7
2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 2.8 2.9 2.10 2.11 2.12 2.13
7 7
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Kwaliteit .............. . . ........... . . ... .. .. . ..... Wat is een kwaliteitsverkIaring? ... . ........... . ........ Geschiedenis van de certificering . . .. . ............. . .. . .. Status van kwaliteitsverkIaringen in de bouwregelgeving ...... . Juridische status van kwaliteitsverkIaringen . . . . ...... . .... . Organisatie certificering . . ..... . .... . .. . ..... . ....... . Certificatie-instellingen . . . ... . . . .. . . . .. . . . ..... .. .... . Bestaande kwaliteitsverkIaringen met betrekking tot de bouw .. De voorschriften van het Bouwbesluit - prestatie-eisen .... . .. . Normen en praktijkrichtIijnen ............. . ......... . . . Europa 1992 .............. . ....................... . Conclusie . .... .. .... . . ............ . ...... . .... . .. .
. . . .
BOUW- EN WONINGTOEZICHT . .. . .. .. . . . ... . .............. .
2 2
8 9 12 12 13
16 16 16 18 19
22 23 23 23
3.1 3.2 3.3 3.4 3.4.1
Inleiding .... .. . . . ...... . ..... . .... . ..... .. . . .. . . . . Plaats van het BWf binnen het gemeentelijk apparaat ...... . De interne organisatie van het BWf . . . . . . . . ...... .... .. . Taken van het Bouw- en Woningtoezicht . ... . ..... . ..... . . Wetten, regelingen en verordeningen met betrekking tot het
3.4.2 3.5 3.6
Taken .................... . ..................... . . 30 Veranderingen ten gevolge van de Herziene Woningwet .... . . 30 Procedure van de plantoetsing en het toezicht op de bouwen taakverdeling ... .. . . . . . . . . . . ..... . ............... .. 32
BWT ...... . ... . . . ............ . .... ... ...... . ... .
26 28
28
3.6.1 3.6.2 3.6.3 3.6.4 3.6.5 3.7 3.7.1 3.7.2 3.8 3.9 3.10 4
~ 5
Toetsingsonderdelen voor een bouwvergunning ............. Vooroverleg ...... . ................................ Plantoetsing ....................................... Constructie-controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Toezicht op de uitvoering van de bouw . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Werkwijze en hulpmiddelen ........................... Verdeling van de aandacht over de verschillende taakvelden ... Computerondersteuning ... ........................... BWT en de kwaliteit van het bouwen .................... Knelpunten en oplossingen ............ .. .............. Conclusie ........ . ................................
DE ROL VAN KWALI1EITSVERKlARINGEN BU DE PlANBEOORDELING................ . ............... . ........ . ....... 4.1 Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2 Plan toetsing ...... . ................................ 4.3 Constructie-controle . ............... .. ............... 4.3.1 Toegepaste certificaten en attesten ...................... 4.3.2 Vloeren. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 4.3.3 Wanden ......... . ................................ 4.3.4 Daken. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 4.3.5 Totale bouwsystemen ................................ 4.3.6 Ervaringen van constructie-controleurs met kwaliteitsverklaringen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 4.3.7 Overige opmerkingen van constructie-controleurs over attesten. 4.4 Buiteninspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 4.4.1 Toegepaste certificaten en attesten ...................... 4.4.2 Vloeren .......................................... 4.4.3 Wanden.......................................... 4.4.4 Gevels. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 4.4.5 Daken........................................... 4.4.6 Totale bouwsystemen ................................ 4.4.7 Ervaringen van buiteninspecteurs met certificaten en attesten .. 4.4.8 Overige opmerkingen van buiteninspecteurs over certificaten en attesten ....... . .......... . .......... . . . ........ 4.5 Conclusie ..... . .. . ....... . ........................ Betekenis van kwaliteitsverklaringen voor het BWT . . . . . . . . .. 4.5.1 4.5.2 Rol van kwaliteitsverklaringen per fase van de planbehandeling . VERGELQKING DRIE CONSTRUCfIESYSTEMEN ................ 5.1 Inleiding. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 5.2 Typering van de plannen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 5.3 Plan 1 (tunnelbekisting) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 5.3.1 Constructie-controle. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 5.3.2 Buiteninspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 5.4 Plan 11 (kalkzandsteen + kanaalplaatvloeren) ..............
33 34 34 36 37 37 37 38 38 39 40
41 41 42 44 44 45 46 47 47 49 49 51 51 51 52 53 53 55 55 59 59 60 61 63 63 63 64 64 66 66
5.4.1 5.4.2 5.5 5.5.1 5.5.2 5.6 5.7
6
Constructie-controle. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. Buiteninspectie .................. ..... .. .. ...... . . " Plan III (Heembeton casco) ..................... . .. .. . Constructie-controle . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Buiteninspectie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Vergelijking constructiesystemen .. ...................... Conclusie: betekenis van attesten voor de constructie-controle en het buitentoezicht ... ... .. . . ...... .... ............
66 69 69 69 71 71 74
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ..
77
6.1 6.2 6.3
77 78
6.4 6.5 6.6
Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. De betekenis van kwaliteitsverklaringen voor het BWf ....... De rol van kwaliteitsverklaringen bij de technische planbehandeling van het BWf ........... . . . . . .... .. . .. . .. .. Aanbevelingen met betrekking tot de werkwijze van het BWf .. Het effect van de toepassing van een kwaliteitsverklaring . ... " De waardering van kwaliteitsverklaringen en aanbevelingen ter verbetering .... .. .. ... ....... ... ..... ... . ...... .
80 82 85 86
LI1ERATIJURLUST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ..
89
BUIAGE 1 LUST VAN GEiNTERVIEWDE PERSONEN . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
95
BUIAGE2 BEOORDELINGSRICHTLUNEN, CERTIFICATEN EN ATTESTEN OKTOBER 1991 .... ... . . ... ... ... ... . .. ... . ... . . . . . .. . ..... ..
97
BUlAGE3 CHECKLIST ROOSENDAAL . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
107
BUlAGE4 BOUWPIANPROCEDURE UIT DE MBV 1992 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ..
111
BUIAGE 5 MODEL-PROCEDURE BOUWPLANNEN ONDER DE 'OUDE' WONINGWET IN EEN VAN DE ONDERZOCHTE GEMEENTEN
113
BUIAGE 6 VOORBEELD INHOUD ATIEST . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ..
115
SUMMARY ....... . .............................. . .. . .. .. .. .
117
VOORWOORD
Het voor u liggende rapport bevat de resultaten van een onderzoek naar de toepassing van kwaliteitsverklaringen bij de behandeling van bouwaanvragen door het gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer. Het is een vervolg op het onderzoek "De toekomst van het Bouwen Woningtoezicht" uitgevoerd door Wijnja en Priemus van het OTB in 1990. Het onderwerp van het onderhavige onderzoek is vanuit twee invalshoeken tot stand gekomen. Naar aanleiding van de resultaten van het onderzoek van Wijnja en Priemus was er enerzijds behoefte aan meer informatie over praktische consequenties van de invoering van de herziene Woningwet en het Bouwbesluit voor het BWT. Anderzijds was het voor het Ministerie van belang om inzicht te krijgen in de betekenis van kwaliteitsverklaringen voor het BWT. Om praktische en doelmatigheidsoverwegingen is er voor gekozen om het onderzoek te richten op een analyse van de praktijk van het BWT onder de vigerende regelgeving, dat wil zeggen: de 'oude' Woningwet en de bouwverordeningen. Het onderhavige onderzoek vormt het eerste deel van mijn nadoctorale opleiding bij het OTB. Vanuit het OTB is de begeleiding van het onderzoek verzorgd door ir. D.C. Kooijman en ir. H.L. Swets. Van de kant van de opdrachtgevers werd het onderzoek begeleid door ir. M. van Overveld van het Ministerie van VROM (DOK-DGVH), ir. E.G.e. Coppens van de Stichting Bouwkwaliteit, mw. J. Goedhart en mr. ing. C.H.N.M. Petit van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en ir. T.e. Hoolsema van de Hinderwet- en Bouwtoezichtvereniging. Voor hun inbreng en bijdragen ben ik de genoemde personen erkentelijk. Voorts wil ik de ambtenaren van de diensten Bouw- en Woningtoezicht die aan het onderzoek hebben meegewerkt hartelijk danken. Zonder hun uiterste bereidwilligheid in zeer uitgebreide gesprekken de werkwijze en praktijkervaringen uitvoerig uit de doeken te doen, was dit onderzoek niet mogelijk geweest. Henk Visscher Delft, april 1992
1 INLEIDING
1.1 Aanleiding tot onderzoek
Het gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht is belast met de overheidscontrole van de kwaliteit van het bouwen en het gebouwde. Het BWT draagt er zorg voor dat de publiekrechtelijke voorschriften worden gehandhaafd. Om te kunnen bouwen is een bouwvergunning vereist. Hiertoe dient de initiatiefnemer van de bouw een bouwaanvraag in bij het BWT. De bouwaanvraag bestaat uit een uitgebreide set met documenten betreffende het bouwplan. De set bestaat uit tekeningen, constructie-berekeningsrapporten, testrapporten, en eventueel kwali tei tsverklaringen. Het woord 'kwaliteitsverklaring' is een verzamelnaam voor verschillende soorten en vormen van certificaten en attesten. Dit zijn rapporten waarmee bepaalde produkten of diensten worden gespecificeerd, afgegeven door onafhankelijke, erkende certificatie-instellingen. In dit onderzoek staat de relatie tussen de door de Minister erkende kwaliteitsverklaringen en de controle-werkzaamheden van het BWT in het kader van het verlenen van een bouwvergunning en de inspectie bij de uitvoering van de bouw, centraal. De aanleiding voor dit onderzoek vormen de deregulering van de bouwregelgeving en ontwikkelingen op Europees niveau. Door deze veranderingen krijgen kwaliteitsverklaringen een publiekrechtelijke functie. Daarnaast lijkt de toepassing van kwaliteitsverklaringen voor het aantonen van het voldoen aan voorschriften belangrijker te worden nu door het Bouwbesluit landelijk-uniforme voorschriften worden vastgelegd en kwaliteitsverklaringen op de voorschriften worden afgestemd. Door de herziene Woningwet is de behandeling van bouwplannen aan fatale termijnen gebonden. Dit lijkt een extra belasting op de werkdruk te geven. Vanuit die optiek is het interessant te onderzoeken in hoeverre kwaliteitsverklaringen als instrument het werk van het BWT kunnen ondersteunen.
1
1.2 Probleemstelling De probleemstelling voor dit onderzoek luidt: Welke rol spelen kwaliteitsverklaringen bij de controle- en inspectiewerkzaamheden van het BWT in het kader van het verlenen van een bouwvergunning en de inspectie bij de uitvoering van de bouw?
1.3 Onderzoeksvragen en onderzoeksaanpak Het onderzoek heeft zich gericht op een analyse van de praktijk van het BWT en de rol van kwaliteitsverklaringen hierbij. Ter verduidelijking en afperking van het onderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: - In hoeverre verlangt of eist het BWT dat de indiener van een bouwplan cp.rtificaten en attesten gebruikt om aan te tonen dat er aan bepaalde voorschriften wordt voldaan? - Voor welke onderwerpen van controle zijn kwaliteitsverklaringen van belang? - In welke fasen van de toetsing, controle en inspectie spelen kwaliteitsverklaringen een rol? - Op welke wijze wordt een kwaliteitsverklaring door het BWT gehanteerd (welke specificaties zijn van belang)? - Wat is het effect van de toepassing van een gecertificeerd of geattesteerd produkt in vergelijking met een niet gecertificeerd of niet geattesteerd produkt op de planbehandeling van het BWT? - Hoe zijn de ervaringen met kwaliteitsverklaringen? Wat zijn de sterke en zwakke punten? - Hoe kunnen kwaliteitsverklaringen aan belang voor het BWT winnen? - Wat is de invloed van kwaliteitsverklaringen op de kwaliteit van de bouwen wat is de invloed op de kwaliteit van het toezicht? - Welke veranderingen met betrekking tot de rol van kwaliteitsverklaringen zijn er te verwachten door de ontwikkelingen in de regelgeving? Het onderzoek is uitgevoerd in de periode vóór de invoering van de herziene Woningwet en het Bouwbesluit. Bovenstaande vragen richten zich in hoge mate op de praktische werkwijze van het BWT. Daarom is besloten de in de tijd van het onderzoek vigerende praktijk te onderzoeken. Dat wil zeggen onder de 'oude' Woningwet en de bouwverordeningen. Er is een schatting gemaakt van de mogelijke gevolgen van de veranderingen in de regelgeving door de invoering van de herziene Woningwet en het Bouwbesluit, die van invloed zijn op het BWT en de werkzaamheden en handelingen in het kader van het verlenen van een bouwvergunning. Attesten en certificaten zijn van belang voor de technische toetsing van bouwplannen. Naast deze technische toetsing worden bouwplannen aan nog vele andere aspecten van controle en verwerking van bouwplannen voor het BWT 2
onderscheiden. In hoofdstuk 3 worden deze werkzaamheden wel genoemd; bij de rest van het onderzoek is daaraan echter geen aandacht meer aan besteed. De onderzoeksaanpak bestaat uit de volgende onderdelen: 1. Beschrijving van het kader waarbinnen het onderzoek geplaatst moet worden. Onderwerpen zijn onder meer: Definities kwaliteitsverklaringen, formele en J, praktische betekenis kwaliteitsverklaringen, formele taken BWT, organisatie en werkwijze van het BWT. Bij deze onderwerpen zal zowel de situatie onder de herziene Woningwet en het Bouwbesluit, als de oude situatie worden beschreven. Informatie is verzameld door literatuurstudie en gesprekken met deskundigen. 2. Analyse van de praktische werkwijze van het BWf en de rol die kwaliteitsverklaringen daarbij spelen. In een eerste fase zijn er 'open' gesprekken gevoerd met medewerkers van verschillende disciplines van het BWT in drie gemeenten. Na aanleiding van de resultaten van deze gesprekken is een vragenlijst opgesteld. De vragen richtten zich op de praktische werkwijze van het BWT en 'algemene' en specifieke ervaringen met kwaliteitsverklaringen. Op basis van deze vragenlijst zijn uitgebreide interviews uitgevoerd met telkens drie medewerkers van verschillende specialisaties in 15 gemeenten. 3. Ter verduidelijking en concretisering van de betekenis van attesten voor de BWT-controle is na de interviews in nog eens 4 gemeenten een experimentpIanbeoordeling uitgevoerd. Een drietal verschillende karakteristieke constructie-wijzen voor eenvoudige woningbouwprojecten zijn vergeleken. Dit waren: een plan met een casco van in het werk gestort beton met een tunnel bekisting; een plan waarbij de constructie bestaat uit ankerloze kalkzandsteen bouwmuren, kanaalplaatvloeren (met attest) en houten dakplaten (met attest) en een plan met een volledig geprefabriceerd casco (met attest). Zie ook het schema in afbeelding 1.1.
1.4 Opzet van de rapportage Hoofdstuk 2 beschrijft de kwaliteitsverklaringen. Het bevat de volgende onderwerpen: kwaliteit; definitie van een kwaliteitsverklaring; functie van een kwaliteitsverklaring; status van kwaliteitsverklaring in de bouwregelgeving organisatie certificering; certificatie-instellingen; bestaande kwaliteitsverklaringen met betrekking tot de bouw; afstemming kwaliteitsverklaring op de voorschriften.
3
1:;W
zw
__ "I
II
t dW
I i j'
j
ti
IIIIl
i I
i .111
Atb. 1.1 Structuur van de rapportage K walltettsverklal'Ulgen
Bouw- en Wonmgtoezlcht
definitie
taken organisatie
toepusing produkten betelrenis ontwikkelingen
procedure bouwplannen praktijk
H2
specialisaties kwaliteit bouwtoezicht hulpmiddelen
H3
.Rol van Kwaliteitsverklaringen bij het Bouw- en Woningtoezicht
I
Interviews
H4
In 15 gemeenten gesprekken met: - pIantoetsers
- constructie-cootroleurs - buiteninspecteurs Onderwerpen per specialisatie: - vereiste kwaliteitsverklaringen - gehanteerde kwaliteitsverk1aringen - invloed op de planbehandeling - vergelijking van de beoordeling van wel- en niet-geattesteerde constructieonderdelen - waardering van kwaliteitsverldaringen
Planbeoordelingsvergelijking
4
Conclusies en aanbevelingen - de rol van kwallteitsverklaringen bij de versclilllende fasen van de planbeoordeling - hoe kan de betekenis van kwallteitsverklaringen voor het BW!' vergroot worden?
4
•
,
i
H5
In 4 gemeenten vergelijking van de constructie-controle en buiteninspectie van drie type woningbouwplannen: I in het werk gestort beton met behulp van tunnelbekisting D kalkzandsteenwanden, kanaalplaatvloeren houten dakplaten m casco van geprefabriceerde betoneiementen van een systeem
H6
De inhoud van dit hoofdstuk is gebaseerd op literatuurstudie en gesprekken met enkele deskundigen. Hoofdstuk 3 beschrijft het Bouw- en Woningtoezicht. Hierin komt aan de orde: organisatie van het BWT; taken van het BWT; procedure plantoetsing; fases en specialisaties plantoetsing; werkwijze en hulpmiddelen; knelpunten. Dit hoofdstuk is gebaseerd op literatuur en resultaten van de interviews in 15 gemeenten. Hoofdstuk 4 gaat in op de praktische rol van kwaliteitsverklaringen bij de verschillende fasen van het Bouwtoezicht. Beschreven worden: de rol van kwaliteitsverklaringen bij de plantoetsing, de constructie-controle en het buitentoezicht; specifieke ervaringen met attesten met betrekking tot vloer-, wand-, gevelen dakelementen voor de constructie-controle en het buitentoezicht; vergelijkingen van traditionele bouwwijzen met geprefabriceerde constructieelementen met attest. De informatie is verzameld door middel van interviews met medewerkers van verschillende disciplines in 15 gemeenten. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van drie karakteristieke constructieprincipes en de kenmerken van het BWT-toezicht van deze constructies. de aandachtsverdeling van het BWT; de integrale aanpak van de controle van een bouwplan; de betekenis van attesten van constructie-onderdelen voor de controle van het integrale bouwplan. Dit hoofdstuk is gebaseerd op de experiment-planbeoordelingen van drie geselecteerde bouwplannen in vier gemeenten. Hoofdstuk 6 bevat een samenvatting van de resultaten van het onderzoek op basis waarvan conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan.
5
· •
C"rr= ... ' ,
t
2 KWALITEITSVERKLARINGEN
2.1 Inleiding
In deze rapportage wordt met het woord kwaliteitsverklaring een certificaat of attest, afgegeven door een door de Minister erkende certificatie-instelling, bedoeld. Dit hoofdstuk gaat over de betekenis van kwaliteitsverklaringen, de te onderscheiden soorten, de status die kwaliteitsverklaringen hadden onder de 'oude' Woningwet en de veranderingen die zullen optreden door de invoering van de herziene Woningwet, de organisatie met betrekking tot de afgifte van kwaliteitsverklaringen en de juridische betekenis die aan kwaliteitsverklaringen gegeven kan worden. Tevens wordt ingegaan op normen, praktijkrichtIijnen en de voorschriften zoals die in het Bouwbesluit worden omschreven (prestatieeisen). Tenslotte wordt kort ingegaan op de gevolgen van de ontwikkelingen in de bouwregelgeving en certificatie op Europees niveau.
2.2 Kwaliteit
Kwaliteit is in. We zien de term overal te pas en te onpas gehanteerd worden. Een bedrijf dat 'kwaliteitszorg' niet hoog in zijn vaandel voert, telt niet meer mee. Om het begrip 'kwaliteit' in het bedrijfsleven een duidelijker betekenis te geven, worden meer en meer afspraken gemaakt en regelingen getroffen. Op een internationaal niveau zijn de 'kwaliteitsbegrippen' gedefinieerd in de ISO 8402 (1987) norm. Deze norm heeft een Nederlandse vertaling gekregen in de norm NEN-ISO 8402. Het begrip kwaliteit wordt hierin als volgt omschreven: 'Het geheel van eigenschappen en kenmerken van een produkt of dienst dat van belang is voor het voldoen aan vastgelegde of vanzelfsprekende behoeften.' Voorts bevat de norm een reeks opmerkingen over de hantering van het kwaliteitsbegrip in de bedrijfssituatie en definities van tal van begrippen en termen zoals kwaliteitsbeleid, kwaliteitszorg, kwaliteitsborging, kwaliteitssysteem, keuring, gebrek, specificatie enz.
7
_, 'AJa_-.-. . _
mrrww",
3rr 'I
1 1J ,
~
'r
.
,
2.3 Wat is een kwaliteitsverklaring?
Een kwaliteitsverklaring is een verzamelnaam voor verschillende soorten certificaten en attesten. De kwaliteitsverklaringen zijn te onderscheiden in: produktcertificaat; procescertificaat; attest; attest met produktcertificaat; attest met procescertificaat. In dit onderzoek gaat het voornamelijk om produktcertificaten. Een produktcertificaat is een technische specificatie van een bepaald produkt, vervaardigd door een bepaalde producent, waarbij ook is aangegeven dat het produkt getest is en aan de specificatie bleek te voldoen. Een certificaat heeft betrouwbaarheid, doordat ze wordt afgegeven door een onafhankelijke certificatie-instelling. Een produktcertificaat biedt echter geen garantie dat elk geleverd produkt ook werkelijk aan de omschreven specificaties voldoet. Vervolgens kan er op een vrijwillige manier gebruik worden gemaakt van de certificaten op een manier zoals die wordt afgesproken tussen de verschillende participanten in het bouwproces. Marktpartijen kunnen in contracten vastleggen dat het certificaat een bewijs van kwaliteit is, of het voldoen aan bepaalde voorschriften inhoudt. Zo kan bijvoorbeeld in een bestek worden aangegeven dat gecertificeerde produkten door de directie slechts uitwendig, visueel moeten worden gecontroleerd. Bij een certificaat hoort vaak een keurmerk waarmee de produkten gemerkt kunnen worden. Op deze wijze worden de herkenbaarheid en bruikbaarheid van de certificatie vergroot. Het praktisch nut van een kwaliteitsverklaring omvat het volgende: Technische specificatie van een produkt. Beschrijving van de verwerking en toepassing van het produkt. Wetenschap dat een produkt goed is (met een redelijke betrouwbaarheid). Algemene globale 'kwaliteits-uitstraling' van het produkt, verhoging marktwaarde. Bewijs dat het produkt aan de normen van bepaalde voorschriften voldoet. Beperking van keuringen (kostenbesparing), in plaats van het keuren van elk produkt dat uit de fabriek komt, wordt een algemene keuring uitgevoerd. Een certificaat is een door een certificatie-instelling afgegeven verklaring, dat een bepaald produkt gecontroleerd is op het voldoen aan de in het certificaat vermelde eisen. Een attest is een door een certificatie-instelling afgegeven verklaring, dat een bouwdeel met duidelijk omschreven functie, op de omschreven wijze op de bouwplaats vervaardigd met een bepaald produkt, geacht kan worden de in het attest omschreven kwaliteit te hebben. Het is in feite een kwaliteitsverklaring met betrekking tot een ontwerp. Attesten zijn kwaliteitsverklaringen, gericht op
8
de gebruikswaarde van een bouwdeel. Zij zijn vooral van belang omdat zij een specificatie van de eigenschappen van het produkt bevatten, terwijl ook de verwerkingsvoorschriften en een duidelijk omschreven toepassing een essentieel onderdeel vormen van een attest. In een attest van een systeemvloer van een bepaalde fabrikant verklaart een certificatie-instelling dat het systeem goed is beoordeeld voor bepaalde toepassingen qua berekening, oplegging, dikte, wapening enz. Een attest houdt echter slechts de beoordeling in van een prototype en een produktiemethode, de afnemer zelf zal door keuring moeten laten nagaan of het op de bouwplaats afgeleverde produkt voldoet aan de in het attest opgenomen specificatie. Een attest-met-certificaat is een combinatie van voorgaande typen kwaliteitsverklaringen.
2.4 Geschiedenis van de certificering Stichting KOMO De Stichting KOMO is in 1961 opgericht tot keuring en onderzoek van materialen en openbare werken. De oprichters van deze centrale keuringsinstantie kwamen hoofdzakelijk voort uit de diensten van gemeentewerken, waar een streven was ontstaan om de vele materiaalkeuringen, die door de functionarissen van de openbare technische diensten in de fabrieken werden uitgevoerd, centraal uit te voeren. Bij de uitvoering van de keuringen bleek dat eisen die verschillende opdrachtgevers aan dezelfde materialen stelden, vaak verschilden en dat het schortte aan voldoende normalisatie van kwaliteitseisen en keuringsmethoden. Voor zover het NNI daarin niet kon voorzien, heeft de Stichting KOMO zelf verschillende commissies ingesteld zoals voor betonwaren, gietijzer en kunststoffen. De door de commissies tot stand gebrachte uniforme kwaliteitseisen zijn door het NNI als Nederlandse Normen erkend. Ca. 30 NEN-bladen zijn op deze wijze tot stand gekomen. In 1967 verenigde KOMO zich met de tot dan toe onder auspiciën van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten werkzame Stichting Beoordeling Bouwconstructies en Bouwmaterialen SBBB, die zich vooral bezighield met het onderzoek van de afgifte van certificaten voor bijzondere of specialistische kennis vereisende bouwconstructies en materialen. Later traden beide stichtingen tezamen op onder de naam Stichting voor Onderzoek, Beoordeling en Keuring van Materialen en Constructies KOMO. De Stichting vervulde een coördinerende en overkoepelende functie. De uitvoerende werkzaamheden waren ondergebracht bij elders reeds bestaande of daartoe opgerichte instituten en commissies, zoals het Keuringsinstituut voor Waterleidingartikelen KIWA, de Stichting Keuringsbureau Hout SKH, certificatiecommissies die namens KOMO certificaten kunnen afgeven, attestencommissies die op dezelfde wijze namens KOMO attesten kunnen afgeven en voorts de Stichting Bouwcentrum/Ratiobouw en verschillende instituten van TNO die uitvoerende keuringswerkzaamheden verrichten. KOMO kende een viertal werkmethoden, namelijk de partijkeuring in 9
opdracht van afnemers, de produktcontrole, waarbij de gehele produktie van één bepaald materiaal van een fabriek wordt goedgekeurd, de produktiecontrole, waarbij het produktieproces gecontroleerd werd aan de hand van richtlijnen en de beoordeling van een bouwdeel ten aanzien van het gedrag in gebruiksomstandigheden. In overeenstemming daarmee werden uiteenlopende kwaliteitsbeoordelingen afgegeven. Voor de daadwerkelijke uitvoering van keuringen maakte KOMO niet alleen gebruik van eigen keurmeesters maar ook van talrijke keuringsinstituten en reeds bestaande instellingen. Te noemen zijn: voor de houtsector de Stichting Keuringsbureau Hout SKH die alle keuringen en controles in die sector uitvoerde; het reeds ter sprake gekomen KIWA dat werd belast met de opdrachtkeuringen en de produktiecontrole in de sectoren beton, kunststof, rubber en gietijzer; het Metaalinstituut TNO werd ingeschakeld voor voorspanstaal en het Houtinstituut TNO voor de sector gelijmde dragende houtconstructies; voor zover bepaalde keuringsproeven niet in de laboratoria van het KIWA zelf konden worden uitgevoerd, werden deze uitbesteed aan het Instituut voor Bouwmaterialen en Bouwconstructies TNO, het laboratorium van het Gemeentelijk Bouw- en Woningtoezicht in Den Haag of enige wegenbouwlaboratoria. Voor de controle van de tot het systeem van produktiecontrole toegelaten bedrijven werd steeds vaker gebruik gemaakt van de laboratoria van deze bedrijven zelf. Deze laboratoria dienden daartoe aan bepaalde eisen qua personeel en apparatuur te voldoen. Ook kwam het steeds vaker voor dat het bedrijfsleven zelf de resultaten van verrichte onderzoekingen en proeven ter beschikking stelde aan de commissies die belast waren met de vaststelling en formulering van kwaliteitseisen. Daar staat tegenover dat enkele gemeenten de medewerking van de fabrikanten bij de opstelling van kwaliteitseisen en beoordelingsrichtlijnen van de hand wezen en vasthouden aan de mening dat het stellen van eisen aan de te leveren materialen door de afnemers dient te geschieden zonder enige inmenging van fabrikanten. Deze gemeenten wijzen op die grond samenwerking met KOMO van de hand, omdat die juist berust op het tot stand brengen van normalisatie door samenwerking van alle partijen. Naast de Nederlandse Normen werden in de praktijk bij de afgifte van kwaliteitsverklaringen Ontwerp-normen (NEN-ontwerpen) en de KOMO-kwaliteitseisen (K) gehanteerd. Deze laatste worden door KOMO afgegeven wanneer met het desbetreffende produkt nog onvoldoende ervaring was opgedaan of wanneer er een internationale Norm in voorbereiding was waardoor een spoedige herziening van de kwaliteitseisen te verwachten was. Ontwerp-Normen en KOMO-kwaliteitseisen waren voorbestemd om Nederlandse Normen te worden. Daarnaast werden KOMO-beoordelingsrichtlijnen (KBR) gehanteerd als basis voor de afgifte van kwaliteitsverklaringen voor bouwdelen of fabricageprocessen. Ook Ratiobouw heeft gedurende vele jaren kwaliteitsverklaringen van bouwdelen uitgebracht onder uiteenlopende benamingen als kenmerkbladen, attesten en keuren.
10
(
i
Kwaliteitsverklaringen
In de loop der jaren zijn een groot aantal verschillende namen en vormen van kwaliteitsverklaringen ontstaan, waardoor in de bouwpraktijk niet in alle opzichten duidelijkheid en overzichtelijkheid bestond. Sinds 1967 is er een ontwikkeling op gang gekomen om voor alle kwaliteitsverklaringen in de bouw één uniforme regelgeving te treffen. Dat heeft er onder meer toe geleid dat Bouwcentrum/Ratiobouw en KOMO in 1974 een Centrale Commissie voor het Attest (C.c.A.) hebben ingesteld met als taak om namens deze beide instellingen de centrale afgifte van attesten te verzorgen. Het was de bedoeling dat de Centrale Commissie voor het Attest na een overgangsperiode een onderdeel van de KOMO-organisatie zou worden. In 1978 werd er gewerkt met vier nieuwe benamingen van kwaliteitsverklaringen voor de bouw, n.l. certificaten, attesten, attesten met certificaat en keuringsrapporten, maar ook oude benamingen bleven daar nog verwarrend tussen door spelen. Keuringsrapporten werden verstrekt na partijkeuringen in opdracht van de afnemers. De keuringen geschiedden op basis van eisen die afnemers en producenten vooraf waren overeengekomen. Goedgekeurde partijen werden door de keurmeester met het merk voor partijkeuringen (zegel of stempel) gemerkt. De keuring vond doorgaans plaats in de fabriek of, voor zover de produkten goed vervoerbaar waren, in keuringslaboratoria. Deze centrale partijkeuringen hadden als voordeel dat ze een grote efficiency hadden door centralisatie en inschakeling van beroepskeurders. De keuringsrapporten zeiden echter niets van de rest van de produktie van die fabriek. Certificaten hebben betrekking op de gehele produktie van een bepaalde fabriek. Wanneer deze werd goedgekeurd, ontving het bedrijf een certificaat en mochten de desbetreffende produkten voorzien worden van een KOMO-keurmerk (ook een stempel of zegel). KOMO had daarbij als controlerende instantie invloed op de kwaliteitsbeheersing tijdens het produktieproces door zorgvuldige doorlichting van het bedrijf bij het toelatingsonderzoek, door beoordeling van de interne kwaliteitsbewaking en van het daarbij behorende produktie- en controleapparaat van de fabrikant zelf en door het incidenteel uitvoeren van een externe kwaliteitscontrole van produktieproces en gereedgekomen produkten. Bij deze produktiecontrole was er geen rechtstreekse band tussen de afnemer van het produkt en de centrale keurende instantie, doch uitsluitend tussen het keuringsitituut en de fabrikant.!
Informatie over de geschiedenis van de certificatie is grotendeels ontleend aan Straver, preadvies van de Vereniging voor Bouwrecht nr. 6. 1978.
11
....
-.
2.5 Status van kwaliteitsverklaringen in de bouwregelgeving
Tot aan de invoering van de herziene Woningwet en het Bouwbesluit (medio 1992) is de formele betekenis van kwaliteitsverklaringen beperkt geweest. In de bouwregelgeving werd daar niet specifiek naar verwezen. Door de overheid wordt echter al jaren geëist dat voor de gesubsidieerde bouw, voor zo ver dat mogelijk is, gecertificeerde bouwprodukten worden toegepast. Er zijn gemeenten die voor alle bouwwerken vergelijkbare eisen stellen. In vele gemeenten wordt in de 'nadere voorwaarden' van de bouwvergunning de eis opgenomen dat geprefabriceerde constructie-elementen van een attest moeten zijn voorzien (meer hierover in Hoofdstuk 3). Met de invoering van de herziene Woningwet wordt de huidige praktijk geformaliseerd. In de wet staat niet dat het gebruik van kwaliteitsverklaringen verplicht is. Toch is de constructie van de regelgeving zo, dat de kwaliteitsverklaringen een duidelijke spilfunctie krijgen voor het aantonen van het voldoen aan voorschriften. In art. 3 van de herziene Woningwet staat dat er bij of krachtens het Bouwbesluit wordt verwezen naar kwaliteitsverklaringen. Er wordt verwezen naar kwaliteitsverklaringen, afgegeven door, door de minister erkende certificatieinstellingen. Inmiddels is een lijst van erkende kwaliteitsverklaringen in een ministeriële regeling gepubliceerd. Bij een bouwaanvraag dient de aanvrager ten genoegen van het BWT aan te tonen dat het ontwerp aan de voorschriften voldoet. Dit kan ondermeer door het toepassen van gecertificeerde produkten. Van de andere kant is het zo dat het BWT erkende kwaliteitsverklaringen dient te accepteren als voldoende bewijs dat er aan de voorschriften van het Bouwbesluit wordt voldaan.
2.6 Juridische status van kwaliteitsverklaringen
Een kwaliteitsverklaring heeft feitelijk niet meer waarde dan wat er tussen de verschillende marktpartijen hierover wordt afgesproken. Zo kan er in een bestek worden opgenomen dat erkende kwaliteitsverklaringen voldoende kwaliteitsgarantie bieden. Dat wil zeggen dat de directie op de bouw niet alle produkten grondig behoeft te inspecteren. Een uitwendige visuele controle volstaat. Wanneer er dan toch later iets mis mocht blijken te zijn, kan de producent van die produkten aansprakelijk worden gesteld. De verhouding tussen certificatieinstelling - certificaat - producent - produkt is als volgt: De certificatie-instelling is verantwoordelijk voor de kwaliteit van het certificaat, de producent blijft altijd verantwoordelijk voor de kwaliteit van het produkt. Er heeft lange tijd grote onduidelijkheid bestaan over de aansprakelijkheid wanneer er in het bouwproces gebruik is gemaakt van kwaliteitsverklaringen. Ook de aansprakelijkheid van het Bouw- en Woningtoezicht in een situatie waarbij is verwezen naar kwaliteitsverklaringen, is niet zo duidelijk. Door middel 12
'r 'I • • '
-_"_"" '6'
van enkele jurisprudentiezaken en een duidelijker status in de bouwregelgeving wordt deze aansprakelijkheid nu duidelijker. Toch worden er door de juristen nog enkele open einden geconstateerd. Door middel van enkele clausules zouden die ook gedicht kunnen worden. In hoofdlijnen lijkt de situatie nu wel duidelijk. Ter overweging het volgende: Uitspraak van de Raad van Arbitrage voor de Bouwbedrijven, 29 maart 1989.2 'In een bestek is voorgeschreven, de hardhouten (Merbau) kozijnen te betrekken van een timmerfabriek die over een KOMO-certificaat beschikt. De directie keurt de kozijnen, waarbij de bepaling van de vochtigheidsgraad wordt volstaan met meting tot 10 mm diepte. Nadat de kozijnen zijn goedgekeurd en gegrondverfd, treden daaraan gebreken op. Het is de vraag of de aanwezigheid van een hoger vochtgehalte in het hout is aan te merken als een verborgen gebrek in de zin van par. 12, lid 3 UAV. Verder is het de vraag of de omstandigheid dat wordt geleverd onder KOMO-keur van invloed is op de omvang van de keuring van de bouwstoffen als bedoeld in par. 18 UAV: Principieel onjuist is de opvatting dat meer dan een vochtmeting aan de buitenzijde niet nodig werd geacht omdat de directie er in beginsel vanuit mocht gaan, dat het houtwerk, geleverd door een timmerfabriek onder KOMO-keur, aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Immers, keuring van bouwstoffen door de directie heeft ten doel na te gaan of inderdaad de bouwstoffen voldoen aan de door de directie gestelde eisen. Dit betekent dat de keuring door de directie erop gericht behoort te zijn na te gaan, of in dit geval het geleverde hout daadwerkelijk voldeed aan de voorwaarden, die daaraan door het KOMO-keur worden gesteld. Anders gezegd, dient de directie te controleren, of de aannemer en in diens verlengde zijn leverancier inderdaad leveren, hetgeen zij beweren te leveren. Indien de architect het vochtgehalte van het hout tot de kern had gemeten, zou hij tijdens de uitvoering van het werk dit gebrek hebben ontdekt. Niet aannemelijk is gemaakt dat een dergelijke meting niet zou hebben kunnen plaatsvinden. De arbiter acht meting tot in de kern in deze te behoren tot het nauwlettend toezicht als bedoeld in par. 12, lid 3 UAV. Afwijzing.'
2.7 Organisatie certificering In samenhang met de deregulering van de bouwregelgeving, welke leidt tot de invoering van de herziene Woningwet en het Bouwbesluit, is ook de structuur en de organisatie van de certificering gereorganiseerd. Als uitgangspunten zijn hierbij gehanteerd: uiterste betrouwbaarheid;
Uit: Bouwrecht nr. 11, november 1989
13
ww , a_a
_11. , _"4LW.,
marktmechanisme bij de certificatie; het inrichten van de regelgeving en organisatie zodanig dat deze aansluit bij de praktijksituatie; harmonisatie van voorschriften, normen, praktijkrichtlijnen, beoordelingsrichtlijnen en kwaliteitsrichtlijnen; structuur die aansluit op de Europese afspraken en regelingen. Ter verhoging van de betrouwbaarheid van de certificatie staat er boven de certificatie-instellingen de Stichting Raad voor de Certificatie. De in de herziene Woningwet, art. 3 geformuleerde 'door de minister erkende certificatie-instellingen', verkrijgen deze erkenning van de Raad voor de Certificatie. De Raad voor de Certificatie heeft betrekking op certificatie in alle branches, dus niet slecht op de bouw. De Stichting heeft als doel: 'het bewerkstelligen van de regulering van certificatie-systemen, dit met inachtneming van nationale en internationale afspraken en ontwikkelingen op dit gebied.' Zij tracht dit te bereiken door onder meer: 'opstellen van criteria (erkenningscriteria) waaraan certificatie-systemen dienen te voldoen, het verlenen van erkenning aan certificatie-instellingen wanneer zij aan de criteria voldoen, het controleren van de instellingen op het naleven van de criteria en het bevorderen van coördinatie tussen de certificatie-instellingen en van harmonisatie van de gehanteerde certificatiesystemen.' Het bestuur van de Stichting is samengesteld uit vertegenwoordigers van het bedrijfsleven (VNO/NCW en RFG), van instituten (NNI, KOl en TNO), consumenten (Konsumenten Kontakt, Consumentenbond, de overheid (zeven ministeries en de VNG) en de erkende certificatie-instellingen. Ter voorkoming van een monopoliesituatie waarbij een verstarde en dure certificatie zou bestaan, heeft men de markt geopend voor verschillende private certificatie-instellingen. Certificatie-instellingen kunnen erkenning aanvragen bij de Stichting Raad voor de Certificatie. Inmiddels is er een achttal certificatieinstellingen erkend (zie blz 16). De instellingen richten zich voornamelijk op een eigen specialiteit, een eigen branche, er zijn echter ook vele overlappingen. Verschillende instellingen kunnen de zelfde produkten certificeren. Ook al zijn alle instellingen op de zelfde criteria van de Raad voor de Certificatie erkend, toch is het in een dergelijke situatie mogelijk dat de certificaten van de verschillende instellingen niet de zelfde waarde zouden hebben. Dit brengt de producent in problemen. Door de ene afnemer wordt verlangd dat hij een certificaat van instantie A toont, terwijl een andere afnemer eerder geneigd zal zijn, zijn produkt te kopen indien deze bekroond is met een certificaat van instantie B. Dit dwingt hem dan om kwaliteitsverklaringen te verzamelen van alle instellingen die dat produkt zouden kunnen certificeren. Dit is geen gewenste situatie. De praktijk wil wel concurrentie, maar binnen een zekere harmonisatie. Voor de harmonisatie van de certificering in de bouw is de Stichting Bouwkwaliteit opgericht. De stichting kent een bestuur, een Kwaliteitsraad en een Harmonisatie Commissie Bouw.
14
De Stichting Bouwkwaliteit zorgt voor de afstemming van de grondslagen voor de afgifte van kwaliteitsverklaringen in de bouw. Hiertoe worden beoordelingsrichtlijnen opgesteld. Op deze wijze zullen produkten bij de verschillende certificatie-instellingen op de zelfde wijze worden gecertificeerd. Er wordt bij de opstelling van de beoordelingsrichtlijnen voor de certificatie in de bouw naar gestreefd om deze zo goed mogelijk af te stemmen op de voorschriften van het Bouwbesluit. Op deze wijze wordt er gewerkt aan een harmonisatie van voorschriften (Bouwbesluit) - normen (NEN's) - beoordelingsrichtlijnen - kwaliteitsverklaringen (zie afbeelding 2.1). Produkten waarvoor een kwaliteitsverklaringen is afgegeven door een erkende certificatie-instelling, opgesteld volgens een beoordelingsrichtlijn op basis van het Bouwbesluit mogen het KOMO-merkteken dragen. De harmonisatie-commissie draagt zorg voor de harmonisatie van kwaliteitsverklaringen in de bouwsector, of wel het afstemmen van de kwaliteitsverklaringen op de voorschriften van het Bouwbesluit. Om deze structuur te regelen hebben de Stichting Raad voor de Certificatie, de Stichting Bouwkwaliteit en de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een zgn. tripartite-overeenkomst gesloten Quni 1988).
Afb.2.1 Organisatie certificering Stichting Bouwkwal iteit
Raad voor de Certificatie
I beoordel ingsrichtli jnen kwal iteitsverklaringen
criteria cert i f i cat i einsteIl ingen
I erkenning erkende certificatie instellingen
I
I
Icertificatieinstell ingen IKWAL J TE J TSVERKLAR J NGEN I
15
2.8 Certificatie-instellingen De certificatie-instellingen, erkend door de Raad voor de Certificatie, hebben zich op vrijwillige basis verenigd in de VECIBIN (Vereniging van Certificatie Instellingen in de Bouw in Nederland); ook instellingen die erkenning hebben aangevraagd kunnen lid worden. De VECIBIN-doelstelling luidt: Het zijn van een orgaan van samenwerking tussen de door de 'Stichting Raad voor de Certificatie' erkende, in Nederland gevestigde, certificatie-instellingen in de bouw. Thars zijn lid: BDA: Bureau Dak Advies; BKB: B.V. Kwaliteitsverklaringen Bouw; KIWA: Keuringsinstituut voor Waterleidingsartikelen; BMC: Certificatie-instelling voor betonrnortel, (metsel)mortels, cement en andere grondstoffen voor beton; IKOB: Stichting Instituut voor keuring en onderzoek Bouwmaterialen; INTRON: Instituut voor Materieel- en Milieu-onderzoek B.V.; SKG: Stichting Kwaliteitscentrum Gevelelementen; SKH: Stichting Keuringsbureau Hout Belangrijk bij het tot stand komen van kwaliteitsverklaringen is dat de keuringslaboratoria voldoen aan adequate specificaties. Hiervoor is in Nederland de Stichting STERIAB opgericht met het doel laboratoria te toetsen op hun onafhankelijkheid en deskundigheid inzake een kwaliteitssysteem en in vervolg daarop erkenning te verlenen.
2.9 Bestaande kwaliteitsverklaringen met betrekking tot de bouw De Stichting Bouwkwaliteit publiceert regelmatig een geactualiseerde lijst geharmoniseerde beoordelingsrichtlijnen en inmiddels is er een lijst met erkende kwaliteitsverklaringen die toepasbaar zijn voor het aantonen dat aan voorschriften van het Bouwbesluit wordt voldaan gepubliceerd. De meest recente lijst van oktober 1991 is opgenomen in bijlage 2. Certificaten en attesten die op basis van deze beoordelingsrichtlijnen worden afgegeven zullen geharmoniseerde kwaliteitsverklaringen zijn. Dit wil zeggen dat de kwaliteitsverklaringen als voldoende bewijs kunnen dienen om aan te tonen dat een bouwprodukt aan bepaalde voorschriften van het Bouwbesluit voldoen.
2.10 De voorschriften van het Bouwbesluit • prestatie-eisen De voorschriften van het Bouwbesluit zijn opgesteld uit het oogpunt van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid en energiezuinigheid (niet bij de voorschriften
1 lil
i
Q2;
'fi _ _
W
i
W
, •• •
W
i ai
.
aAS&!
~
16
.w
voor de bestaande woningen). Hiermee sluit het Bouwbesluit nauw aan bij de uitgangspunten die worden gehanteerd bij de Europese richtlijnen. Om aan de doelstellingen van de deregulering te kunnen voldoen zijn voor de voorschriften de volgende toetsingscriteria3 opgesteld: het voorschrift moet zoveel mogelijk (rechts)zekerheid en (rechts)gelijkheid bieden; het voorschrift moet ondubbelzinnig zijn; het voorschrift moet meetbaar en controleerbaar zijn; het voorschrift moet zo min mogelijk vrijheidsbeperkend en innovatiebelemmerend zijn. De voorschriften van het Bouwbesluit zijn geformuleerd in de vorm van prestatie-eisen waarbij tevens de doelstelling van het voorschrift in een functionele omschrijving is weergegeven. De functionele omschrijving geeft aan waartoe de norm dient. Zo is bijvoorbeeld in artikel 3 bepaald dat een vloer van een woning of woongebouw, ter voorkoming van het van die vloer naar beneden kunnen vallen (functionele omschrijving), bij de randen moet zijn voorzien van een afscheiding van ten minste 1 m (prestatie). Zou volstaan zijn met een functionele eis, dan zou het voorschrift slechts bepalen dat een vloer van een woning of woongebouw zodanig moet zijn dat wordt voorkomen dat van die vloer naar beneden kan worden gevallen". In de (Model)Bouwverordening werden functionele eisen gesteld. Ten aanzien van die functionele eisen kunnen Burgemeester en Wethouders krachtens de bouwverordening veelvuldig nadere eisen stellen of vrijstellingen verlenen. Dit was ook noodzakelijk om te voorkomen dat de voorschriften belemmeringen opwerpen tegen de toepassing van technische of technologische vernieuwingen. Nu komt er met het Bouwbesluit een uniform stelsel voorschriften voor in de plaats. De vorm van prestatie-eisen maakt het stellen van nadere regelen of nadere eisen en het verlenen van vrijstellingen overbodig. Prestatie-eisen schrijven niet de weg voor waarlangs het doel, de functie, van het desbetreffende voorschrift moet worden bereikt, maar alleen de prestatie die moet worden geleverd. Het kiezen van de weg wordt aan de bouwpraktijk overgelaten en biedt alle mogelijkheden om vernieuwingen toe te passen. Hierbij dient dan wel bij het aanvragen van een bouwvergunning, ten genoegen van Burgemeester en Wethouders te worden aangetoond dat de vereiste prestaties zullen worden geleverd. De gelijkwaardigheidsbepalingen zullen er voorts voor zorgen dat nieuwe ontwikkelingen in de techniek niet worden belemmerd. Prestatie-eisen geven aan hoe een bepaalde eigenschap objectief gemeten, beproefd of berekend moet worden en welke waarde de eigenschap moet hebben. De meet- of berekeningsmethode is in de regel niet in het Bouwbesluit
Nota van toelichting van het Ontwerp-Bouwbesluit (deel nieuw te bouwen woningen en woongebouwen) par. 2.1, oktober 1988.
17
zelf beschreven, maar in normen waarnaar bij of krachtens het Bouwbesluit wordt verwezen. Prestatie-eisen zijn in hoge mate (in principe volledig) onafhankelijk van de toe te passen bouwprodukten. Met andere woorden: de eisen zijn materiaal- en produktonafhankelijk. Het Bouwbesluit maakt zo een objectieve beoordeling van alle materialen en produkten van welke herkomst dan ook mogelijk en werpt zodoende geen handelsbelemmeringen op voor de Europese 'interne markt'. Het principe van prestatie-eisen maakt het afstemmen van kwaliteitsverklaringen op de voorschriften eenvoudiger. Voor oplossingen in alle mogelijke verschillende en nieuwe materialen is een kwaliteitsverklaring op te stellen waarin wordt aangegeven dat de oplossing met dat materiaal de vereiste prestatie levert.
2.11 Normen en praktijkrichtIijnen
Een norm is een document waarin regels zijn vastgelegd die gewoonlijk betrekking hebben op de kwaliteit van produkten of diensten. Bij of krachtens het Bouwbesluit kan verwezen worden naar normen. Dit betekent dat bij het bouwen aan die norm moet worden voldaan. Dit wijkt af van de betekenis van de verwijzing naar normen in de (model)bouwverordening in de huidige situatie. Met die verwijzing beoogt de gemeente slechts aan te geven dat zij het voldoen aan die norm in de regel zal accepteren als bewijs dat aan de desbetreffende functionele eis van de bouwverordening is voldaan. Een aanvrager van een bouwvergunning is in de huidige situatie dus niet verplicht de norm te hanteren. In ons land worden de normen waarnaar bij of krachtens het Bouwbesluit kan worden verwezen, uitgegeven door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI). De normen worden in de regel ontwikkeld door normcommissies die bestaan uit deskundigen uit verschillende sectoren van het bouwbedrijf op het terrein van de desbetreffende norm. Na vaststelling van de tekst van een norm door de betreffende normcommissie wordt die tekst ter kritiek gepubliceerd. Na verwerking van de geleverde kritiek wordt de norm definitief vastgesteld en gepubliceerd. Sommige NEN-normen geven een prestatie aan die door een onderdeel van het bouwwerk geleverd moet kunnen worden. Artikel 2 van het Bouwbesluit heeft betrekking op de constructieve veiligheid. Het eerste lid luidt als volgt: "De uiterste grenstoestand van een onderdeel van een woning of woongebouw mag, ten behoeve van het duurzaam bestand zijn van de woning of het woongebouw tegen de op die woning of dat gebouw werkende krachten, bij belastingcombinaties als bedoeld in NEN 6702, niet worden overschreden." Andere NEN-normen geven een bepalingsmethode aan, welke een beproevingsof een berekeningsmethode kan zijn. Het tweede lid van artikel 2 luidt: "Het overschrijden van de in het eerste lid bedoelde uiterste grenstoestand moet worden bepaald overeenkomstig het gestelde met betrekking tot de bepaling van het draagvermogen in: a. NEN 6710, indien het onderdeel is vervaardigd van in die norm bedoeld aluminium; 18
yjnl'"
.......
wt
b. NEN 7620, indien het onderdeel is vervaardigd van in die norm bedoeld beton; ..................." Indien een norm een beproevingsmethode bevat en geen berekeningsmethode, levert toetsing van dergelijke normen in de praktijk problemen op; een plan kan niet vanaf de tekening gecontroleerd worden en voor sommige beproevingsmethoden zal destructief onderzoek nodig zijn. Hiertoe worden er door het NNI praktijkrichtlijnen ontwikkeld: de NPR's. De praktijkrichtlijnen zullen het toetsen van woningen of bouwaanvragen aan de voorschriften vereenvoudigen. Naast het nationale normalisatiewerk vindt er ook een internationale normalisatie plaats op zowel Europees als mondiaal niveau. In Europa geschiedt dat door middel van het Comité Européen de Normalisation (CEN) dat in Brussel is gevestigd. De normalisatie op wereldniveau wordt nagestreefd door van de International Organisation for Standardization (ISO) die in Genève is gevestigd (zie ook paragraaf over Europa 1992). 2.12 Europa 1992
In het kader van de verdwijnende grenzen voor het Europa van na 1992 wordt er gewerkt aan het op elkaar afstemmen van de bouwvoorschriften in de afzonderlijke landen. In december 1989 is de Europese 'richtlijn bouwprodukten' vastgesteld. De richtlijn zorgt ervoor dat uiterlijk in 1992 bouwprodukten aan 'Europese eisen' moeten voldoen en dat overheidsregelingen het gebruik en het in de handel brengen van bouwprodukten met een EG-keur niet belemmeren. Ook hier zullen kwaliteitsverklaringen (afgestemd op het EG-keur) een belangrijke rol spelen. Atb. 2.2 Infrastructuur bouwregelgeving VROM
'-r----,---' 1-----1
NNI (Nederlands Normal isatie Instituut)
:::
m 1----~RvC
(Raad voor de Certificatie) SBK (Stichting Bouwkwal iteit) Certi ficatie- insteIl ingen
19
I
De Europese Commissie heeft in 1985 het 'Witboek' uitgebracht, waarin maatregelen zijn opgenomen, gericht op het tot stand brengen van de interne markt in de Europese Gemeenschap (EG). Het wegvallen van de grenzen tussen EG-landen zal allereerst de totstandkoming van een meer internationaal gerichte bouwmarkt bevorderen. Hiervan zullen vooral de toeleveringsindustrie en de grote bouwbedrijven kunnen profiteren. Het optreden van buitenlandse architecten, uitvoerende bouwbedrijven en projektontwikkelaars in Nederland zal de taak van BWT in de jaren negentig flink kunnen compliceren: taalbarrières, kultuurverschillen en verschillen in bouworganisatie en bouwmethode zullen tot vele communicatieproblemen kunnen leiden. De zeer uiteenlopende en ingewikkelde regelgeving op het gebied van de bouw blijkt belemmerend te werken voor het grensoverschrijdend verkeer van bouwprodukten. Derhalve voert de EG een harmonisatiebeleid om te komen tot technische voorschriften, die zoveel mogelijk op elkaar zijn afgestemd. In het kader van het harmonisatiebeleid is op 21 december 1989 de 'richtlijn bouwprodukten' vastgesteld. Deze richtlijn verplicht de lidstaten om hun publiekrechtelijke regelgeving zodanig aan te passen dat er geen belemmeringen zijn voor produkten die in overeenstemming zijn met 'Europese Technische Specificaties'. Deze technische specificaties zijn gerelateerd aan zes fundamentele eisen waaraan een bouwwerk volgens de richtlijn moet voldoen. Deze fundamentele eisen betreffen: mechanische sterkte en stabiliteit; brandveiligheid; hygiëne; gezondheid en milieu; gebruiksveiligheid; geluidhinder, energiebesparing en warmtebehoud.
-
De technische specificaties worden vervolgens vastgelegd in Europese Normen of 'Europese Technische Goedkeuringen'. Met die Europese Normen moeten de desbetreffende normen van de lidstaten (in Nederland NEN's) in overeenstemming worden gebracht. Europese Technische Goedkeuringen (een soort kwaliteitsverklaringen ) worden afgegeven door daarvoor in de lidstaten volgens de Richtlijn aangewezen instituten. Wanneer een voor de bouw bestemd produkt in overeenstemming is met de Europese Technische Specificaties of met door de Europese Commissie erkende nationale technische specificaties mag dat produkt het EG-merkteken voeren. Een fabrikant of zijn in de Gemeenschap gemachtigde brengt het EGmerk op zijn produkten aan op basis van een verklaring van overeenkomst. Die verklaring kan een conformiteitsverklaring van de fabrikant zelf zijn, maar ook een conformiteitscertificaat zijn van een certificatie-instelling. Deze verklaringen en certificaten moeten zijn gebaseerd op kwaliteits- en certificatiesystemen. Produkten dien niet aan het vorengaande voldoen, mogen volgens de Richtlijn niet in de handel worden gebracht.
20
Vanwege het feit dat het onderwerp van de Richtlijn samenhang vertoont met het Bouwbesluit, heeft de nadere implementatie van de richtlijn gestalte gekregen in een afzonderlijk hoofdstuk van het Bouwbesluit. De systematiek van de richtlijn sluit wat het EG-merkteken betreft, ~oed aan op de regeling in art. 3 van de Woningwet met betrekking tot de verwï ng naar kwaliteitsverklaringen. In dat hoofdstuk wordt ook de mogelijkhei aangegeven van het geven van voorschriften omtrent het gebruik van het EG-merkteken. Op grond van die voorschriften kan tegen onjuist gebruik worden opgetreden door bijvoorbeeld het verdere gebruik te verbieden en de reeds in de handel gebrachte bouwprodukten uit de handel te (laten) nemen. Verder is in dit hoofdstuk van het Bouwbesluit het verbod tot het in de handel brengen van produkten die niet voldoen aan de richtlijn neergelegd. Er is daarbij een uitzondering gemaakt voor bouwprodukten die slechts van geringe betekenis zijn voor de volksgezondheid en de veiligheid (art.4 lid 5 en art.6 lid 2). In het Bouwbesluit zijn deze bouwprodukten gelijkgesteld aan bouwprodukten waarvoor een kwaliteitsverklaring is afgegeven om ook de vrije verhandelbaarheid van die produkten te waarborgen. Dergelijke produkten moeten bij de Europese Commissie worden aangemeld en worden, indien zij aan de daarvoor geldende criteria voldoen, opgenomen op een door de commissie opgestelde en bijgehouden lijst die in het EG-publikatieblad wordt gepubliceerd. De fabrikant van een dergelijk produkt dient overeenkomstig de richtlijn een verklaring van conformiteit met de 'acknowledge rule of technology' te verstrekken. Ten behoeve van degenen die gebruik willen maken van dergelijke bouwprodukten, zal evenals dat het geval is voor bouwprodukten waarvoor een kwaliteitsverklaring, als bedoeld in het Bouwbesluit is afgegeven, door de Stichting Bouwkwaliteit een lijst van dergelijke bouwprodukten worden opgesteld, bijgehouden en gepubliceerd. Aan de hand van de lijst kan eenvoudig worden nagegaan of een bouwprodukt dat geen EG-merkteken voert, toch vrij verhandelbaar en toepasbaar is. Bouwprodukten als bedoeld in artikel 6 lid 2 van de richtlijn, zijn produkten waarvoor (nog) slechts nationale bepalingen gelden. Of en in hoeverre aan deze uitzonderingsmogelijkheid uitvoering zal worden gegeven, is nu nog niet duidelijk. Hierover wordt nog gediscussieerd in het Permanent Comité voor de Bouw. De introductie van het EG-merkteken voor bouwprodukten zal geleidelijk plaatsvinden, omdat ten tijde van de inwerkingtreding van het Besluit nog niet voor alle bouwprodukten Europese Technische Specificaties zullen bestaan. Dit betekent dat de in het Bouwbesluit vervatte verbodsbepaling voor die produkten eerst geldt op het moment dat die specificaties zijn vastgesteld. Een overtreding van het verbod op het in de handel brengen van bouwprodukten wordt aangemerkt als een economisch delict in de zin van de wet op de economische delicten.4
Uit: Memorie van Toelichting, behorend bij de Wijziging van de Woningwet art. 110,9 juli 1991.
21
._" 1:""'" .
N
... , ""'--'
Een aantal BWT-organisaties in enkele lidstaten van de EG hebben een Europese koepel opgericht, die grensoverschrijdende activiteiten en problemen waarmee diensten met een 'bouw- en woningtoezicht-achtige' functie te maken hebben of zullen krijgen, gaat coördineren: het Consortium of European Building Control. 2.13 Conclusie
De behoefte aan certificatie komt van ambtenaren van het BWT die zelf materiaalkeuringen uitvoerden in de fabrieken. Men achtte het efficiënter als dit centraal zou worden gedaan. In de loop der jaren heeft de certificatie een grote vlucht genomen. In de regelgeving was tot aan de invoering van de herziene Woningwet geen formele betekenis aan kwaliteitsverklaring gegeven. Met de herziene Woningwet wordt de rol die aan kwaliteitsverklaringen in de gemeentelijk praktijk was gegeven, geformaliseerd. Hierin staat onder meer dat het BWT een door de Minister erkende kwaliteitsverklaring dient te accepteren als voldoende bewijs dat het produkt aan de voorschriften van het Bouwbesluit voldoet. Een kwaliteitsverklaring is een uitgebreide technische specificatie van een produkt waarbij tevens wordt aangegeven dat de produkten regelmatig getest worden. Toch kan een koper van een produkt geen enkele 'garantie' aan een kwaliteitsverklaring ontlenen. Door juristen wordt daarom aangeraden in bestekken duidelijk aan te geven welke status aan een kwaliteitsverklaring wordt toegekend. Atb.2.3 Het KOMO-keur en het CE-merk
22
3
BOUW- EN WONINGTOEZICHT
3.1 Inleiding
Het gemeentelijk of regionaal Bouw- en Woningtoezicht (BWT) verzorgt de overheidscontrole en inspectie van nieuw- en verbouwactiviteiten en het toezicht op de kwaliteit van de gebouwenvoorraad. De Woningwet schrijft voor dat zonder een bouwvergunning, afgegeven door het BWT, niet gebouwd mag worden. De bestaande voorraad wordt door het BWT geïnspecteerd. Indien er gebreken worden aangetoond, dienen deze naar tevredenheid van het BWT te worden verholpen. Dit hoofdstuk beschrijft het Bouw- en Woningtoezicht. Met name zullen de taken van het BWT, de organisatievormen en de praktische werkwijze aan de orde komen. Het onderzoek heeft plaatst gevonden vóór de invoering van de herziene Woningwet. De organisatie en werkwijze van het BWT zijn hier beschreven zoals die in de praktijk zijn aangetroffen onder het regime van de 'oude' Woningwet. Voor de taken en bevoegdheden van het BWT is in eerste instantie uitgegaan van de oude situatie waarbij dan telkens wel de veranderingen zijn aangegeven.
3.2 Plaats van het BWf binnen het gemeentelijk apparaat
De gemeenten in Nederland vertonen een grote onderlinge verscheidenheid in aard en omvang. Evenzo lopen de lokale bestuurlijke en ambtelijke organisaties sterk uiteen. Het is dan ook niet mogelijk om een algemeen geldende aanduiding van de plaats van het BWT binnen de gemeentelijke organisaties te geven. In het onderzoek 'De toekomst van het Bouw- en Woningtoezicht' (Wijnja en Priemus 1990) wordt een aantal representatieve organisatiestructuren beschreven. Hier zal de typering, die gemaakt is voor een kleine en een grote gemeente, worden aangehaald.
23
Afb. 3.1 Organisatie-schema van een kleine gemeente gemeenteraad
I burgemeester &
wethouders
I gemeentesecretar i s &
--1technische dienst l
secretarie
I secretarie afdel ingen
J
In de Gemeentewet is met betrekking tot het gemeentelijk apparaat slechts geregeld dat er een secretaris is en dat deze de raad, burgemeester en wethouders en de commissies behulpzaam is in alles wat het hun opgedragen bestuur aan gaat. De secretaris wordt ondersteund door ambtenaren die zijn ondergebracht in een aantal secretarie-afdelingen. Op deze wijze komt in de kleinere gemeenten een organisatiestructuur tot stand volgens het schema in afbeelding 3.1. Volgens de Gemeentewet (art. 252) kan de raad takken van dienst instellen (Dienst of Bedrijf). Meestal blijken afdeling met een technisch karakter hiervoor het eerst in aanmerking te komen. Aan het hoofd van een dergelijke dienst staat in het algemeen een directeur. Deze is niet ondergeschikt aan de gemeentesecretaris. Bij de meeste kleine gemeenten is het BWf een onderdeel van een afdeling ter secretarie, of een zelfstandige afdeling ter secretarie. Bij een klein aantal kleinere gemeenten en bij de meeste grote gemeenten is er sprake van een aparte technische dienst die buiten de verantwoording van de gemeentesecretaris valt. Wanneer het BWf een secretarie-afdeling is, wordt in de regel alleen de beleidsuitvoerende taak door technisch deskundige ambtenaren verricht, terwijl de beleidsvoorbereiding en de administratieve en juridische ondersteuning van verschillende afdelingen tegelijkertijd op de secretarie plaatsvinden. Ook de begroting wordt door de secretarie opgesteld. Wanneer het BWf onderdeel van een tak van dienst is, wordt tenminste de begroting door de 'eigen' dienst opgesteld. Naarmate de gemeente groter is, krijgt de dienst een meer zelfstandig karakter ten opzichte van de secretarie.
24
Afb. 3.2 Organisatie-schema van een grotere gemeente
burgemeester .-------i
&
wethouders
gemeentesecretaris &
secretarie
Afhankelijk van de mate van zelfstandigheid van de verschillende diensten kan de secretaris als orgaan tussen het college van B & W en de diensten fungeren.Ter secretarie wordt in dat geval het specialistisch-technische advies van BWT bewerkt tot een raadsvoorstel (concept-besluit met toelichting), of een adviesdocument voor het college van B & W (zie afbeelding 3.2). Naarmate een gemeente groter is, de bouwproduktie van een gemeente omvangrijker is en de bestaande gebouwenvoorraad groter is, worden er hogere eisen gesteld aan het BWT. Er kan dan meer en kwalitatief beter personeel worden aangetrokken en kan men zich veroorloven enkele specialisten aan te trekken. In de kleine gemeenten werkt het heen en weer zenden tussen secretarie en diensten van de verschillende stukken (in verband met de administratie en juridische beoordeling) vertragingen in de hand. Waar bij kleine gemeenten de beleidsvoorbereiding en de juridische beoordeling nog door de secretarie worden verzorgd, hebben de verschillende takken van dienst in grotere gemeenten hun eigen administratie en juridische afdeling, of beschikken zij tenminste over personeel, dat dusdanig is opgeleid, dat ook goede kennis aanwezig is van de juridische aspecten van het werk. Het komt voor dat een wethouder gaat functioneren als een soort "vakminister" voor een bepaald beleidsterrein, terwijl een deel van de secretarie als het ware verspreid is over de verschillende diensten. Al naar gelang de dienst meer deskundigheid in huis heeft, zal zij meer verantwoordelijkheden aankunnen. In grotere gemeenten komt het voor, dat het hoofd van de dienst, waarin het BWT is ondergebracht, of het hoofd van BWT zelf, is gemandateerd om beslissingen aangaande het BWT te nemen, waartoe anders alleen burgemeester en wethouders bevoegd zouden zijn. Alleen beslissingen die van meer politiek belang lijken te zijn, komen in dat geval nog op het bureau van B& W terecht. 25
Gemandateerde bevoegdheden die vaak voorkomen: het afgeven van bouwvergunningen voor kleine bouwwerken; het verlenen van reclame-vergunningen; het verstrekken van subsidies ten bate van woningverbetering, of aanpassing van een gebouw aan gehandicapten. 3.3 De interne organisatie van het BWf
Wanneer een dienst belast met het bouw- en woningtoezicht, uit meer dan één persoon bestaat, treedt er een zekere taakverdeling op. Deze taakverdeling kan op verschillende manieren plaats vinden. Grofweg kunnen taken op de volgende wijze worden verdeeld: naar de aard van de taak, die moet worden uitgevoerd; op deze wijze ontstaat bijvoorbeeld een organisatorisch onderscheid tussen Binnen- en Buitendienst, Constructie-controle, Vergunningen, Woningtoezicht en Subsidies; per wijk; het te beheren gebied wordt verdeeld in sectoren (districten, rayons), iedere sector heeft zijn eigen inspecteur(s); doelgroepgericht; onderscheid tussen Nieuwbouw, Particuliere woningen, Corporatiewoningen, Utiliteitsbouw, etc.
\">
In de praktijk blijken ook wel een aantal van deze criteria tegelijkertijd te worden toegepast. Uit het onderzoek van Wijnja en Priemus (1990) is gebleken dat in 51,8 % van de gemeenten geen onderscheid wordt gemaakt tussen binnen- en buitendienst, bij 32,5 % wordt wel een duidelijk onderscheid gemaakt en bij de overige 15,7 % bestaat er een gedeeltelijk onderscheid. Het zijn voornamelijk gemeenten met meer dan 100.000 inwoners waar een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen binnen- en buitendienst. 'Ëvenzo zijn het voornamelijk de gemeenten met meer dan 100.000 inwoners waar een onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwbouw, verbouwen beheer. Tegelijkertijd dient te worden opgemerkt dat opsplitsing van taken evengoed voorkomt in de kleinste gemeenten, terwijl het bij de grote gemeenten kan voorkomen dat er vrijwel geen sprake is van opsplitsing van taakveld en. Als voorbeelden van de geïnterviewde gemeenten ten behoeve van het onderhavige onderzoek, zijn te noemen: de gemeente s'Gravendeel en Leiden. s'Gravendeel, een gemeente met 8.500 inwoners, behandelde in 1991 141 bouwvergunningen met een totale bouwsom van 3 miljoen. De dienst BWT bestaat uit drie personen. Een chef die zich bezighoudt met de (binnen) plantoetsing en welstandstoezicht, er is een buiteninspecteur en een constructiespecialist. In de gemeente Leiden, met 110.500 inwoners, werden in 1991 1200 bouwvergunningen verstrekt met een totale bouwsom van 220 miljoen. Bij de dienst BWT kent men twee functies, te weten Bouwinspecteur en Assistentbouwinspecteur. Beide functies omvatten het volledige takenpakket van het technische bouwtoezicht. 26
01
wo
.,.
.,...;1..
Mrt# rt', .... W
drM'.'
Afb. 3.3 Organisatieschema Bouw- en Woningtoezicht Breda afd. hoofd
1
vak-coërdi nator 1
secr welstand 1
afdel ings bureau
bureau beleids onderst.
I jUri~iSch 111
I tech~isch 111
I
sector I
beheer
sector 11
2
beheer
2
sector III
sector IV
beheer
beheer
2
2
afd.secr. 2
IH
jur.adm. 1 ondersteun
~H
plan 1 beoordel ing
plan 1 beoordel ing
plan 1 beoordel ing
H
constr. 1 berekening.
constr. 1 berekening.
constr. 1 berekening.
constr. 1 berekening.
bouw· 1 begeleiding
bouw· 1 begeleiding
bouw· 1 begeleiding
bouw1 begeleiding
stat i st i ek cartoth. ,
plan 1 beoordel i ng
~~
I I
I I
Bron: OTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
In de gemeente Groningen is een doelgroepen opsplitsing gemaakt. Er is een afdeling Woningproduktie en een afdeling Bouwtoezicht. De afdeling Bouwtoezicht houdt zich alleen bezig met utiliteitsbouw. Binnen beide afdelingen komen de specialisaties planbeoordeling, constructie en buitentoezicht voor. De gemeente Breda heeft ongeveer 126.000 inwoners. Er werden in 1991 980 bouwvergunningen verstrekt met een totale bouwsom van ongeveer 250 miljoen gulden. Na recente reorganisaties is de dienst Bouw- en Woningtoezicht momenteel georganiseerd volgens het model in afbeelding 3.3. We zien hier een sectorale indeling en een indeling naar taken. In een dergelijke organisatiestructuur worden de voordelen van specialisatie verenigd met een goede afstemming. Planbeoordelaar, constructie-specialist en de bouwbegeleider vormen samen een team. Op deze wijze is het eenvoudig om opmerkingen over de plannen van de ene beoordelingsfase over te dragen aan de volgende. Bij een eerste evaluatie bleek overigens dat het als een gemis werd ervaren dat de horizontale banden erg dun zijn geworden. Overdracht van specialistische kennis en ervaring wordt hierdoor belemmerd.
27
3.4
) ,
Taken van het Bouw- en Woningtoezicht
3.4.1 Wetten, regelingen en verordeningen met betrekking tot het BWT Sinds 1983 is in de Grondwet artikel 22 opgenomen, dat luidt: "Bevordering van voldoende woongelegenheid is voorwerp van zorg der overheid". De toelichting luidt: "De zorg voor voldoende woongelegenheid is immers te zien als een taak ter bevrediging van een der primaire levensbehoeften van de mens ....De term voldoende heeft betrekking op het volume, de kwaliteit, de gezondheid etc. van de woningen." De overheidszorg voor de woningbouw bestaat al veel langer; dit blijkt wel het meest uit de Woningwet. De Woningwet uit 1901 is vele malen aangepast. De huidige versie stamt uit 1962 en zal nog dienst doen tot juli 1992, wanneer de Herziene Woningwet wordt ingevoerd. De herziene Woningwet kent een aantal veranderingen waarop later zal worden teruggekomen. De taken die in de Woningwet van 1962 zijn vastgelegd met betrekking tot het bouw- en woningtoezicht, zijn ondermeer de volgende: - Voorschriften met betrekking tot het bouwen, slopen, gebruik en onderhoud (art. 2 t/m 23). Deze voorschriften moeten worden vastgelegd in een gemeentelijke Bouwverordening. - Bijzondere bevoegdheden. Er zijn aan de gemeentelijke overheid twee middelen gegeven die zij kan toepassen, indien een bouwwerk wordt aangetroffen, dat niet voldoet aan de eisen zoals die zijn gesteld in de gemeentelijke bouwverordening; zij kan, respectievelijk moet de eigenaar aanschrijven tot het treffen van voorzieningen (art. 24 t/m 32), of zij kan overgaan tot onbewoonbaar verklaren van de woning (art. 33 t/m 46). - Het is verboden te bouwen zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van Burgemeester en Wethouders, de bouwvergunning. Omtrent het al of niet benodigd zijn van een vergunning, op welke gronden een vergunning geweigerd kan worden, zijn bepalingen opgenomen (art. 47 t/m 53). - Het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht is "geregeld" in de artikelen 85 t/m 90. De Woningwet is de enige wet, opgesteld door de centrale overheid, die bindende taken aan het BWT toedeelt. Voorts zijn er een aantal andere wetten waaruit werkzaamheden voortvloeien die in het takenpakket van bouw- en woningtoezicht kunnen zijn opgenomen. In de Wet op de Ruimtelijke Ordening, die in 1962 is 'afgesplitst' van de Woningwet, zijn onder meer bepalingen omtrent bestemmingsplannen opgenomen. Uit de Woningwet volgt dat het BWT een bouwplan aan het bestemmingsplan moet toetsen. In sommige gemeenten wordt dit door of in samenwerking met een andere dienst (Ruimtelijke Ordening) uitgevoerd. De Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing van 1985 heeft de subsidiëring van een groot aantal stadsvernieuwingsactiviteiten gedecentraliseerd. Daarv66r dienden de gemeenten per subsidieregeling en per project een aparte subsidieaanvraag in bij de Rijksoverheid. Door deze wet zijn negentien specifieke 28
uitkeringen aan gemeenten samengevoegd tot een doeluitkering: het stadsvernieuwingsfonds. Voorts zijn nog te noemen: Hinderwet en Milieuwetten, Brandweerwet en Brandbeveiligingsverordening en de Monumentenwet. Ook van groot belang zijn de Welstandsbepalingen die in art. 12 van de Woningwet worden gegeven. De hier genoemde wetten zijn opgesteld door de centrale overheid. Een voor het BWT zeer belangrijk wettelijk document echter, de Bouwverordening, dient, krachtens de Woningwet, door de Gemeenteraad te worden vastgesteld. In de Bouwverordening zijn (tot de invoering van de Herziene Woningwet en het Bouwbesluit) ondermeer de bouw- en woontechnische voorschriften opgenomen. In de Woningwet was vastgelegd met betrekking tot welke zaken zeker voorschriften dienen te zijn vastgesteld. Met de Herziene Woningwet wordt een Algemene Maatregel van Bestuur in werking gesteld, het Bouwbesluit, waarin voortaan de bouw- en woontechnische voorschriften, landelijk-uniform worden gegeven. In art. 85 van de Woningwet is de "bestaansplicht" van het BWT vastgelegd. Deze luidt: "Artikel 85 1. Er is, behoudens indien ingevolge samenwerking met andere gemeenten een regeling ter zake tot stand gekomen is, in elke gemeente een gemeentelijk bouw- en woningtoezicht, dat tot taak heeft: a. de staat van de volkshuisvesting in de gemeente te onderzoeken en middelen tot verbetering daarvan aan te wijzen: b. het toezicht op de naleving van de wet en van de krachtens deze wet uitgevaardigde voorschriften binnen de gemeente uit te oefenen; c. andere werkzaamheden in verband met de uitvoering van deze wet te verrichten (b.v. subsidietaken). 2. Wij kunnen op voordracht van Onze Ministers van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en van Volksgezondheid en Milieuhygiëne te zamen, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regelen geven omtrent de uitoefening van het toezicht op de naleving van de voorschriften, bedoeld in artikel 3, zevende lid. 3. De gemeenteraad wijst een deskundig college aan voor het schriftelijk uitbrengen van advies bij de toepassing van de voorschriften omtrent de welstand. 4. De gemeenteraad stelt een instructie vast voor de ambtenaren, belast met de in het eerste lid bedoelde taak. In deze instructie wordt bepaald, dat het aan deze ambtenaren verboden is voor derden tegen vergoeding arbeid te verrichten op het gebied van het bouwbedrijf, met dien verstande, dat burgemeester en wethouders bevoegd kunnen worden verklaard in bijzondere gevallen om zeer gewichtige redenen van dit verbod ontheffing te verlenen.
29
5. Indien een gemeenschappelijke regeling omtrent het bouw- en woningtoezicht tot stand komt, houdt deze overeenkomstige bepalingen in als in de vorige leden van dit artikel zijn gegeven." 3.4.2 Taken
Uit de hiervoor genoemde wetten, regelingen en verordeningen zijn c;Ie taken af te leiden die mogelijk door het BWf worden uitgevoerd (zie tabel 3.1). In dit onderzoek gaat het om het technische BWT-werk met betrekking tot nieuw( of ver-)bouw. Dit is het toetsen van bouwplannen aan de bouwverordening (straks bouwverordening en Bouwbesluit), brandweervoorschriften en eventueel toetsing aan milieuwetten en het toezicht op de uitvoering van de bouw. De rapportage gaat verder slechts in op deze taken van het Bouw- en Woningtoezicht. 3.5 Veranderingen ten gevolge van de herziene Woningwet Op 29 augustus 1991 (Stb. 1991, 439) is de herziene Woningwet aangenomen. Per 1 juli 1992 zal de wet samen met het Bouwbesluit en overige van belang zijnde Algemene Maatregelen van Bestuur van kracht worden. Ook wordt door de VNG een nieuwe (afgeslankte) Model Bouwverordening uitgebracht. In deze paragraaf zijn een aantal essentiële veranderingen beschreven. In de herziene Woningwet worden met betrekking tot de bouwvergunning drie typen bouwwerken onderscheiden: - De zogenaamde vrije bouwwerken; dit zijn bouwwerken waarvoor geen vergunning vereist is, noch een meldingsplicht geldt. De memorie van toelichting op de Woningwet (artikel 43) geeft een vrij uitgebreid overzicht van voorbeelden. Dit zijn onder meer: gewoon onderhoud, bouwen ingevolge een aanschrijving, een kippenhok, een carport, een telefooncel, een pergola, een antenne en een erfafscheiding. - Meldingsplichtige bouwwerken; de melding wordt getoetst aan eventuele bouwverboden in het bestemmingsplan. Binnen een maand nadat de melding is ontvangen, dient de aanvrager te worden medegedeeld of er sprake is van een meldingsplichtig bouwwerk, waarvoor geen bouwvergunning vereist is. Indien de aanvrager een maand na de melding nog geen bericht heeft ontvangen, mag het bouwwerk conform de melding en de voorschriften worden gebouwd.
30
Tabel 3.1 Taken BWf Bouwverordening Het adviseren aan B&W omtrent wijzigingen in de gemeentelijke bouwverordening. Bouwaanvragen Adviseren aangaande bouwaanvragen, met medewerking van andere afdelingen of diensten (Brandweer, Openbare Werken en Welstand), Toetsen van aanvragen aan de gemeentelijke bouwverordening. Toetsen van aanvragen aan de logementenverordening. Toetsen van aanvragen aan het bestemmingsplan. Controleren van de ingediende berekeningen en tekeningen van een constructie. Voeren van het secretariaat van de welstandscommissie. Toezicht Controleren van in uitvoering zijnde werken. Opsporen van en optreden tegen illegale bouw. Opsporen van en optreden tegen illegaal gebruik van gebouwen en erven. Opnemen en bijhouden van de staat van de woningvoorraad. Behandelen van onbewoonbaarheidsverklaringen. Aanschrijvingen Behandelen en verlenen van: Reclame vergunningen. Vergunningen voor gebruik openbare gemeentegrond. Vergunningen voor splitsingen van woningen. Vergunningen voor samenvoegen van woningen. Vergunningen voor standplaatsen van woonwagens. Vergunningen voor woonschepen. Sloopvergunningen. Schouwen van woonschepen. Adviseren omtrent en het verzorgen van huis- en hernummering. Kermissen en speeltuinen.
Toetsen van bestaande logeer- en kamerverhuurinrichtingen aan de logiesverordening. Adviseren omtrent verlening van drank- en horecavergunningen. Juridische ondersteuning van de verschillende BWT-activiteiten. Administratieve werkzaamheden. Subsidieaanvragen Toetsen van aanvragen van gesubsidieerde woningen aan de voorschriften voor nieuwe woningen en woongebouwen 1974 (cq. de bouwverordening). Behandelen van subsidieaanvragen op grond van de Wet op de Stads- en Dorpsvernieuwing, voorzover deze geen betrekking hebben op Monumenten. Behandelen van subsidie-aanvragen op grond van het Besluit Geldelijke Steun Volkshuisvesting. Controleren of uitvoering geschiedt conform de subsidievoorwaarden. Monumenten Behandelen van subsidieaanvragen voor (particuliere) restauraties op grond van de monumenten-regelingen, of de Wet op de Stadsen Dorpsvernieuwing. Adviseren aangaande aanvragen ingevolge de Monumentenwet. Opstellen of bijstellen van het meerjarenprogramma restauratie monumenten. Controleren of uitvoering geschiedt conform de ingevolge de Monumentenwet, een Monumentenverordening, of de Wet op de Stadsen Dorpsvernieuwing verleende subsidies. Milieu Behandelen van aanvragen voor een Hinderwetvergunning. Toezicht op de naleving van de Milieuwetten. Behandelen van klachten i.v.m. Hinderwet en Milieuwetten. Het verrichten van metingen in het kader van toezicht op de naleving van de Hinderwet en Milieuwetten.
(Bron: OTB-enquête Toekomst BWT, 1989)
31
----------------~
- - - - - - - - - --
-- -
~
--
.- -
-
- --
~ -I
!
I
- Vergunningsplichtige bouwwerken. Aangaande vergunningen voor bouwwerken, waarvoor een bouwvergunning geëist wordt, dient binnen drie maanden te worden beslist. Is dat niet het geval, dan wordt de vergunning geacht te zijn verleend. Het is echter mogelijk dat er eenmalig een uitstel van 3 maanden wordt aangevraagd. Bouw- en woningtoezicht moet dan aan de gemeenteraad vragen om met een raadsbesluit dit uitstel goed te keuren. Op deze wijze bestaat er een drempel om al te gemakkelijk tot uitstel over te gaan. Verdere veranderingen: Er wordt een registratieplicht ingevoerd. De gemeenten zijn verplicht een openbaar register van de verleende bouwvergunningen bij te houden. In dat register zal onder andere informatie over bouwer en bouwwerk dienen te worden vastgelegd. Momenteel wordt bij de aanvraag van een bouwvergunning door een welstandscommissie beoordeeld in hoeverre het ontwerp voldoet aan 'redelijke eisen van welstand'. Dit zal in de toekomst niet meer bij alle bouwaanvragen verplicht zijn; de gemeente kan dan gebieden uitsluiten van welstandstoezicht. In die gebieden behoeft dan geen advies door de welstandscommissie plaats te vinden. Bij meldingsplichtige bouwwerken kan welstandstoezicht plaatsvinden, maar dit is niet noodzakelijk. Het is de bedoeling van de nieuwe regelgeving dat evenals in de huidige situatie, het eindoordeel over de welstand ondubbelzinnig bij B & W ligt. De verplichting tot het oprichten van een gemeentelijke dienst is gewijzigd in de verplichting voor het gemeentebestuur om 'te voorzien in het bouw- en woningtoezicht..'. Het staat het gemeentebestuur dus vrij om (een deel van) het Bouw- en Woningtoezicht te privatiseren, aan een andere gemeenteafdeling of gemeentelijke instelling (bijvoorbeeld: de brandpreventieve controle door de brandweer) op te dragen, of te regelen in een regionaal verband. Toch valt niet te verwachten dat - behoudens het uitbesteden van enkele deeltaken - de privatisering van diensten BWT een hoge vlucht zal nemen. Enerzijds zou er dan een belangenverstrengeling tussen marktpartijen kunnen optreden, anderzijds zijn de meeste taken van BWT te zeer gekoppeld aan publieke verantwoordelijkheden van de gemeente.
3.6 Procedure van de plantoetsing en het toezicht op de bouwen taakverdeling De activiteiten van het BWT met betrekking tot (ver)nieuwbouw laten zich in vier fasen splitsen: - vooroverleg; - plantoetsing; - constructie-controle; - buiteninspectie.
32
3.6.1 Toetsingsonderdelen voor een bouwvergunning Voor het oprichten of wijzigen van een gebouw is het aanvragen van een vergunning verplicht. Bij het behandelen van een bouwaanvraag worden de bouwplannen nauwkeurig getoetst aan de geldende voorschriften. In de bouwverordening staan de eisen vermeld met betrekking tot de bij de bouwaanvraag te leveren bescheiden. Naast een aantal tekeningen moeten - voorzover de aard van het bouwwerk daartoe aanleiding geeft - tevens gegevens over ondermeer de draagkracht van de bodem, een gewichtsberekening en een statische berekening worden bijgevoegd. Door burgemeester en wethouders kunnen nadere gegevens worden verlangd. Voordat de bouwvergunning kan worden verleend, dient de bouwaanvraag op de volgende punten te worden getoetst: - Eisen op grond van de Wttniflgwet-en- bouwverordMîng ~dit--werdt·-·i-n--tle-nieuwe- situatJe: · herziene Woningwet, bouwverordening en Bouwbesluit); dit wordt getoetst door ambtenaren van het BWT. - Eisen op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening; op grond van deze wet mag het bouwplan niet in strijd zijn met het geldende bestemmingsplan. Advies hierover wordt ingewonnen bij de afdeling of dienst, die zich bezig houdt met de ruimtelijke ordening. - Eisen met betrekking tot de brandveiligheid. Hiertoe kan advies worden ingewonnen bij de brandweer. Soms wordt de beoordeling m.b.t. deze eisen ook uitgevoerd door een brandveiligheidsdeskundige uit de dienst BWT zelf. BWT stelt met betrekking tot de brandveiligheid eisen aan de constructie van de bouwwerken, terwijl de brandweer dergelijke eisen stelt ten aanzien van het gebruik van bouwwerken. - Eisen aangaande de uiterlijke verschijning van een gebouw. Indien het een bouwplan betreft waaromtrent advies van een welstandscommissie nodig is, draagt de ambtenaar zorg voor een goede coördinatie met het welstandstoezicht. - Het komt voor, dat men naast een bouwvergunning tevens een Hinderwetvergunning nodig heeft. Indien dat waarschijnlijk het geval is, wordt het bouwplan door BWT aan de Hinderwetafdeling doorgestuurd, of wordt men geadviseerd het bouwplan ook aan de Hinderwetafdeling voor te leggen. Om doublures, en nog erger, onderlinge tegenstrijdigheden te voorkomen bij de in de bouwvergunning te stellen eisen, kan overleg plaatsvinden met de Hinderwetafdeling. De af te geven bouwvergunning zal een juridisch 'waterdicht' document moeten zijn; advies van juridische deskundigen is dan ook op zijn plaats. Indien dit voor de behandeling van een bouwvergunning nodig wordt geacht, zal door het BWT advies worden gevraagd aan andere afdelingen, instellingen en bedrijven, zoals bijvoorbeeld: de beplantingsdienst en het gemeentelijk energiebedrijf. Het BWT controleert of het bouwplan in overeenstemming is met de bouwtechnische eisen uit de gemeentelijke bouwverordening; ook bij de bouwaanvraag
33
geleverde berekeningen worden door BWf gecontroleerd. Indien een BWfafdeling een berekening ter controle voorgelegd krijgt die haar deskundigheid te boven gaat, wordt een dergelijke berekeningscontrole in sommige gevallen uitbesteed aan een ingenieursbureau. 3.6.2 Vooroverleg De procedure van de planbeoordeling begint met een voorbereidingsfase, het vooroverleg, waarin aspirant-aanvragers de mogelijkheid wordt geboden in overleg met het BWf te komen tot een bouwplan dat bij de behandeling van de bouwaanvraag zo weinig mogelijk problemen zal opleveren. Aan de hand van plantekeningen en een mondelinge toelichting wordt het plan door het BWf beoordeeld. In deze fase zal het BWf beoordelen of er, indien het een 'kleinschalig' plan betreft, wel een bouwvergunning behoeft te worden aangevraagd. Bij grotere plannen zullen aanwijzingen worden gegeven omtrent de nadere uitwerking van het plan. Er kan gewezen worden op eventuele moeilijkheden. Ook zal de aanvrager te horen krijgen welke tekeningen en berekeningen en eventuele andere gegevens er voor de bouwaanvraag zullen moeten worden ingediend (Zie bijlagen 4 en 5 voor een bouwplanprocedure volgens de nieuwe Modelbouwverordening en zoals die in één van de onderzochte gemeenten is aangetroffen in de situatie onder de 'oude' Woningwet). Zeker bij kleine bouwaanvragen, waarbij de plannen niet door gerenommeerde architecten zijn uitgewerkt, fungeren de BWf-ambtenaren ook als technisch adviseurs. Ze zullen adviezen geven hoe het plan (technisch) verbeterd kan worden. In deze gevallen wordt er niet slechts gesproken over de vraag, hoe aan de voorschriften van de bouwvergunning zal kunnen worden voldaan, maar worden ook praktische oplossingen aangedragen. Deze fase van vooroverleg zal, wanneer de herziene Woningwet van kracht is, nog belangrijker worden. De bouwaanvragen dienen binnen een termijn van drie maanden beoordeeld te zijn. Vele gemeenten geven aan dat de behandelingstermijn in de huidige situatie vaak uitloopt, doordat de aanvragers te snel plannen indienen. Wanneer de ingediende tekeningen en berekeningen niet volledig zijn, is het onmogelijk om tot een snelle verlening van de bouwvergunning over te gaan en zal er om een nadere uitwerking worden gevraagd. De gemeenten zullen overgaan tot een strikte formulering van de in te dienen stukken en van de mate waarin deze uitgewerkt dienen te zijn. Alvorens een aanvraag te accepteren zal men de ingediende stukken controleren. Pas wanneer de gehele set compleet is, zal men de beoordelingstermijn laten starten. 3.6.3 Plan toetsing In de fase van de plantoetsing zijn de bouwplannen nog niet volledig uitgewerkt. Het ontwerp is gemaakt (ruimteplan), de volledige materialisatie van het plan wordt overwegend pas uitgewerkt, indien de bouwvergunning verleend is en het plan is aanbesteed. De plantoetsers zullen de plannen voorzover mogelijk aan de voorschriften toetsen. In eerste instantie wordt gekeken naar de voorwaarden uit het bestemmingsplan of planologische voorschriften uit de bouwverordening. Dit 34
zal in de meeste gevallen reeds in de vooroverleg-fase op hoofdlijnen al gedaan zijn. Bij de plantoetsing zal nauwgezetter worden gelet op voorwaarden met betrekking tot de afmetingen van het bouwwerk. Daarna komen technische voorwaarden aan de orde die voortkomen uit de kenmerken van de locatie van het bouwwerk. Dit kunnen bijvoorbeeld voorwaarden zijn met betrekking tot het vloerniveau, in verband met de waterhuishouding op die locatie. Ook zal de wijze van funderen in relatie tot de bodemgesteldheid worden beoordeeld. Het Bwr kan putten uit de ervaring die men eerder heeft gehad met verschillende paalsystemen die in die omgeving zijn toegepast. Voorts worden de woontechnische en bouwfysische aspecten van het bouwwerk bekeken. Dit zijn bij een woongebouw onder meer aanwezigheid en afmetingen en bereikbaarheid van kamers, keukens, toiletruimten, badkamers, balkons, galerijen, vluchtwegen, trappen, liften; aanwezigheid van voorzieningen; inrichtingsmogelijkheden, lichttoetreding, afvoerkanalen., vochtwerendheid, ventilatie, doorspuibaarheid, geluidwering, warmte-isolatie, vochtwerendheid, afvoer van hemelwater, riolering, etc. (Zie ook Bijlage 3: Checklist Roosendaal) Brandveiligheidsaspecten worden in de meeste gemeenten door de brandweer beoordeeld. In sommige gemeenten heeft men bouwfysica-specialisten. Deze specialisten houden zich voornamelijk bezig met geluidsisolatie. In de plantoetsingsfase worden (afhankelijk van het soort gebouwen de omgeving waar het geplaatst wordt) soms geluidsrapporten van een adviesbureau gevraagd. Wanneer het gebouw opgeleverd wordt, zal men de geluidsisolatie-prestatie meten. De stukken die worden ingediend ten behoeve van de plantoetsing, blijken in de huidige situatie vaak niet goed genoeg of onvolledig te zijn uitgewerkt, zodat de beoordeling belemmerd wordt. Er worden opmerking op de tekeningen gemaakt die worden teruggestuurd naar de architect of men voert telefonisch overleg. Wanneer er veel tekortkomingen aan de tekeningen worden geconstateerd, kan het lang duren voordat men aan B & W het advies kan geven dat de bouwvergunning wordt verleend. In vrijwel alle gemeenten wordt bij een bouwvergunning een zogenaamde lijst van 'nadere voorwaarden' verstrekt. In de nadere voorwaarden worden o.a. berekeningen, TNO-rapporten of attesten en certificaten verlangd met betrekking tot de verdere uitwerking van het plan, vaak met betrekking tot de bouwwijzen en toe te passen materialen. Door middel van deze documenten kan worden aangetoond dat de toegepaste materialen de vereiste eigenschappen hebben. In een latere fase, bij de constructieve controle of bij het toezicht op de uitvoering van de bouw, kunnen deze documenten worden gecontroleerd of gebruikt worden bij de controleberekeningen. In de meeste gemeenten worden geen standaard checklisten afgewerkt waarop wordt bijgehouden welke voorschriften gecontroleerd zijn. Men toetst aan de hand van de voorschriften uit de bouwverordening, maar de voorschriften worden niet letterlijk allemaal afgewerkt. De plantoetser werkt 'uit ervaring' en kent de bouwvergunning uit zijn hoofd (denkt te kennen). Het gevaar bestaat derhalve dat een beoordeling van persoon tot persoon en zeker van gemeente
35
tot gemeente kan verschillen. Het Bouwbesluit zal medio 1992 de technische voorschriften uit de gemeentelijke bouwverordeningen gaan vervangen en verzorgt daarmee landelijk uniforme voorschriften. 3.6.4 Constructie-controle De controle van de constructie vereist een specialistische kennis van mechanicaberekeningen en eigenschappen van toegepaste materialen en bouwsystemen. In de meeste gemeenten wordt dit dan ook uitgevoerd door specialisten. Voor de meeste onderdelen van de constructieve controle dient het plan vrijwel volledig te zijn uitgewerkt. De fase in het planbeoordelingsproces waarin de constructiecontrole wordt uitgevoerd, is niet vastgelegd. Het is mogelijk dat de volledige documentatie (tekeningen, berekeningen, attesten) pas wordt ingediend na de verlening van de bouwvergunning. Echter, voordat er met de bouw mag worden begonnen, dient er een goedkeuring te komen van de constructie-afdeling. Voor de constructie-controle dienen onder meer de volgende stukken te worden ingediend: - bestektekeningen; - grondonderzoeksrapport; - funderingsadvies van een gespecialiseerd adviseur (in sommige gemeenten); - palenplan; - paaltekening; - gewichtsberekening; - stabiliteitsberekening; - attesten. Bij de constructie-controle worden de fundering, de sterkte en stabiliteit van het bouwwerk gecontroleerd. De mate van controle is sterk afhankelijk van het plan dat wordt ingediend en de constructeur die de berekeningen heeft uitgevoerd. De ervaring die een BWT-ambtenaar heeft gehad met eerdere plannen waarbij de zelfde constructeur betrokken was, is deels bepalend voor de intensiteit waarmee de berekeningen en tekeningen worden gecontroleerd. Ook is van belang op welke wijze de berekeningen van de constructeur worden gepresenteerd. Bij 'standaard' plannen van grote constructiebureaus worden de berekeningen in een standaard vorm gepresenteerd. Bij de berekeningen is gebruik gemaakt van computerprogramma's. Als de BWT-ambtenaar vertrouwen heeft in de gehanteerde werkwijze en de gebruikte programmatuur, kan de controle zich beperken tot de ingevoerde gegevens en de vertaling hiervan naar de uitwerking van de tekeningen. In de meeste gevallen echter worden de berekeningen op hoofdlijnen door de BWT-ambtenaren nagerekend. Kleine bouwplannen vergen wat de constructie-controle betreft, vaak relatief meer werk dan grotere plannen, omdat er geen of minder bekwame constructeurs bij betrokken zijn geweest. In sommige gevallen wordt er contact gezocht met de constructeurs om inzicht te krijgen in de gehanteerde werkwijze. Deze thematiek wordt in hoofdstuk 4 verder uitgewerkt.
36
3.6.5 Toezicht op de uitvoering van de bouw Wanneer er gebouwd wordt, ziet het BWT erop toe of er conform de bouwvergunning gebouwd wordt. De capaciteit van het BWT laat het niet toe dat dit toezicht volledig wordt uitgevoerd, er is een steekproefsgewijze controle. De intensiteit van het toezicht is ook erg afhankelijk van de ervaring die men heeft met de aannemer die het werk uitvoert en van de mate waarin er een interne kwaliteitsbewaking op de bouwplaats vindt. Alle geïnterviewde buiteninspecteurs hebben de ervaring dat dit interne toezicht op de bouw de laatste jaren steeds minder is geworden. De situatie dat er namens de opdrachtgever iemand op de bouwplaats de directie voert, komt slechts nog voor bij grote projecten. Ook de coördinatie tussen constructeur en uitvoerder vindt men erg slecht. Ook de constructie-specialisten van het BWT noemen dit als een groot knelpunt. De buiteninspecteurs vinden zich vaak voor de taak gesteld om als coördinator op de bouw op te treden. De buiteninspecteur bezoekt de bouw regelmatig. In sommige gemeenten zijn er een aantal vaste inspectie-momenten. Dit zijn onder meer het heien van de eerste paal (om vast te stellen tot welke diepte de funderingspalen geheid dienen te worden), het storten van de vloeren (controle van de wapening, bekisting en onderstempeling) en bij het opleveren van het gebouw. Als bij de oplevering alles door het BWT akkoord wordt bevonden, eindigt op dat moment het bouwtoezicht ). Wanneer er fouten bij het bouwen worden geconstateerd of indien er ten behoeve van de constructie- of bouwfysica-controle bepaalde berekeningen of rapporten die vereist waren, nog niet ingediend zijn, of wanneer men bepaalde produkten die verwerkt worden waar men, om inzicht te krijgen in de eigenschappen van dat produkt, een onderzoeksrapport of certificaat vereist, kan de BWTinspecteur de bouw stilleggen tot de vereiste documenten geleverd worden of men aantoont hoe eventuele problemen opgelost kunnen worden. De buiten-inspecteur werkt nog veel minder dan de 'binnenmensen' volgens de exacte voorschriften. Het is veel moeilijker om 'alles' te controleren. Daarnaast zal men niet te lichtvaardig besluiten om een bouw stil te leggen of erg kostbare aanpassingen te verlangen. Als bepaalde bouwfouten worden geconstateerd halverwege de uitvoering, zal men op een 'creatieve' wijze trachten een oplossing te vinden om de fouten te herstellen. Of daarmee dan exact de normen uit de voorschriften gehaald zullen worden, speelt niet altijd een doorslaggevende rol. Er wordt getracht 'een voor iedereen aanvaardbare oplossing' te vinden.
3.7 Werkwijze en hulpmiddelen 3.7.1 Verdeling van de aandacht over de verschillende taakvelden In de meeste van de geïnterviewde gemeenten beschikt men wel in beperkte mate over kengetallen met betrekking tot de tijdsbesteding aan de te onderscheiden taakvelden. Vaak wordt dit cijfermateriaal gebruikt om begrotingen voor de organisatie vast te stellen. Uit deze kengetallen en de personele bezetting van de
37
verschillende specialisaties is enigszins af te leiden, hoe de aandachtsverdeling is met betrekking tot de verschillende taken en specialisaties. De spreiding van de personele bezetting over de taken plantoetsing, constructiecontrole en buitentoezicht in de gemeente is in de geïnterviewde gemeenten ongeveer gelijk (1:1:1). In gemeenten waar de verhouding niet evenredig is, kent de plantoetsing een iets grotere bezetting. 3.7.2 Computerondersteuning De meeste gemeenten beschikken wel op enigerlei wijze over een computerondersteuning. Over het algemeen beschikt men slechts over programmatuur voor enkele administratieve functies zoals bijvoorbeeld het opstellen van een bouwvergunning. Voor de constructie-controle van bouwplannen worden wel rekenprogramma's gebruikt. In één van de geïnterviewde gemeenten (Roosendaal) wordt gewerkt met een uitgebreider computerprogramma. Het is een voornamelijk administratief registratie- en voortgangsbewakingsprogramma waarin uitgebreide informatie wordt bijgehouden over de plannen die in behandeling zijn. Voor de voortgangscontrole zijn checklisten met de controle-onderwerpen opgesteld (zie Bijlage 3). De plantoetsers en controleurs en inspecteurs zullen per bouwplan steeds moeten invoeren wat er gecontroleerd is. Naast het voordeel dat men op deze wijze uitgebreide gegevens over de voortgang van de planbehandeling genereert, wordt de planbehandeling op een systematische wijze uitgevoerd. De eenduidige behandeling van verschillende plannen wordt hierdoor bevorderd. In verband met de fatale termijnen in de bouwplanbehandelingsprocedure volgens de herziene Woningwet, wordt een voorgangs(termijn)bewaking steeds noodzakelijker. De VNG wijst ook hierop in de nieuwe MBV. Bij de afdeling IBA (Informatiebeleid, Beleidsanalyse en Automatisering) van de VNG wordt gewerkt aan het Gemeentelijk Functioneel Ontwerp Bouw- en Woningtoezicht (GFO-BWT). Dit GFO-BWT definieert alle produkten en produktgegevens en brengt deze samen in een produktgegevensmatrix. Het is een onderlegger voor de automatisering van het BWT en maakt volgens de VNG een gestructureerde en volledige automatisering van de BWT-diensten mogelijk. Als raadplegingssysteem voor voorschriften, normen en kwaliteitsverklaringen is het BRIS programma ontworpen. BRIS staat voor Bouwregelgeving InformatieSystemen en is een door de Stichting Bouwresearch en TNO-bouw ontwikkeld management instrument. Het zal voor de gebruiker op dit computersysteem aanmerkelijk eenvoudiger zoeken zijn dan in de zeer uitgebreide gedrukte exemplaren van het Bouwbesluit (400 pag.) en het overzicht van Normen, Kwaliteitsverklaringen, jurisprudentie en gelijkwaardige oplossingen (4000 pag.).
3.8 BWT en de kwaliteit van het bouwen De geïnterviewden zijn vrijwel allen ervan overtuigd dat de interne kwaliteitsbewaking op de bouw in het algemeen genomen slechter wordt. Bij grote bouwwer38
ken en bouwwerken in opdracht van een belegger e.d, is de kwaliteitsbewaking goed. Bij grote aannemers zijn er ook weinig problemen. In een aantal gemeenten heeft men ervaring gehad met een aannemer die een (gecertificeerd?) kwaliteitsbewakingssysteem heeft. Ook daarmee heeft men positieve ervaringen. Bij kleinere projecten voert de architect geen directie meer op het werk zoals dat vroeger wel het geval was. Bij sommige projecten zijn meer aannemers of onderaannemers betrokken en verschillende constructie-adviseurs die zich niet meer met de uitvoering bemoeien. Dit soort ontwikkelingen verhoogt de werkdruk van het BWT. Als de coördinatie op de werkplek ontbreekt wordt het BWT gemakkelijk in die rol gedrukt. Wat dit betreft wordt het als een groot gemis gezien dat er meestal niet meer een hoofdconstructeur ook bij de uitvoering van de bouw verantwoordelijk blijft en het toezicht verzorgt, zoals vroeger wel gebruikelijk was. Men is van mening dat het BWT slechts toetsend en controlerend zou moeten werken, maar door het ontbreken van een goede coördinatie tussen constructeur en aannemer en het ontbreken van toezicht op de bouw hebben de meeste BWT-medewerkers de indruk dat ze actief moeten meewerken om de kwaliteit van het bouwwerk hoog te houden.
3.9 Knelpunten en oplossingen Op de vraag of de dienst BWT de haar opgedragen taken naar behoren kan uitvoeren, antwoordden 13 van de 15 geïnterviewden 'niet volledig'. De overige twee vonden dat binnen de doelstellingen behoorlijk uitvoering kan worden gegeven aan de taken. Vervolgens is gevraagd welke knelpunten men wist aan te geven. 9 van de 15 gemeenten vinden dat het BWT over te weinig personeel beschikt om het steeds breder wordende takenpakket uit te voeren. Slechts in een tweetal gemeenten vond men dat er aan de taken voldaan kon worden. Dit betekent in die gemeenten wel dat er een strikte afbakening is gemaakt van het takenpakket. Een knelpunt voor het efficient werken wordt gevormd door de onvolledigheid of onduidelijkheid van de ingediende documenten van de bouwaanvraag. Er gaat op die manier veel tijd verloren. Wanneer een tekening niet volledig is, zal de architect deze moeten verbeteren. Op die manier moet de BWT-controleur zich twee maal over de zelfde tekening buigen. In een enkel geval voelde het BWT zich in het werk gefrustreerd door politieke beslissingen. Wanneer een gemeente er veel aan gelegen is om een bepaald project (i.v.m. prestige) snel gerealiseerd te krijgen, kan B&W een bouwvergunning forceren, ook al is het BWT nog lang niet klaar met de toetsing of zelfs wanneer er een negatief advies gegeven is. Tabel 3.2 verstrekt een overzicht van de knelpunten.
39
.
'
.'w-" "
N'
.., _ _ l '
- _ ....
-IIft'
I!'.-.'.~
., _....
Rl
1"
Tabel 3.2 Knelpunten bij de werkzaamheden van het BWf Knelpunten bij de werkzaamheden van het BWTO
aantal
Te weinig personeel Te veel verschi11ende taken (organisatie) Ingediende stukken onvoldoende voor beoordeling Door politieke beslissingen gefrustreerd Te weinig specialistische kennis in huis Geen tijd voor bijscholing
9 3 8 2
Totaal
1 1
15
° meer dan één antwoord was mogelijk Bron: OTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
3.10 Conclusie Het BWT is van gemeente tot gemeente zeer verschillend georganiseerd. De splitsing en samenvoeging van takenpakketten kan op zeer veel manieren gestalte krijgen. Gelet op de taken welke verband houden met de technische toetsing, dat wil zeggen de controle op de voorschriften die in het Bouwbesluit zijn ondergebracht, zijn de functies van plantoetser, constructie-controleur, bouwfysica-specialist en buiteninspecteur te onderscheiden. Bij de plantoetsing worden bouwplannen voornamelijk getoetst aan het bestemmingsplan en de bouwverordening (wordt bestemmingsplan, Bouwbesluit en bouwverordening). De constructie-controleur toetst het plan in feite ook aan de voorschriften van de bouwverordening (Bouwbesluit), maar hanteert uiteindelijk slechts de rekenvoorschriften (TGB's, VB's e.d.). Dit zijn in feite de normen (NEN's) waarnaar in de voorschriften wordt verwezen. Het werk van een bouwfysica-specialist is hiermee te vergelijken. De buiteninspecteur hanteert de voorschriften nog slechts zeer indirect. Hij ziet als zijn taak erop toe te zien dat de bouw conform de bouwvergunning wordt gerealiseerd. Hij hanteert hiervoor af en toe de documenten van de bouwvergunning. Voor alle fasen van de toetsing geldt dat er steekproefsgewijs wordt gecontroleerd. Daarbij heeft men vrijwel nooit de voorschriften waarop getoetst dient te worden bij de hand. Men denkt uit ervaring alle plannen goed en snel te kunnen beoordelen.
40
4
DE ROL VAN KWAUTEITSVERKLARINGEN BU DE PLANBEOORDELING
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden de verschillende fasen van de planbeoordeling (de plantoetsing, de constructie-controle en de buiteninspectie ) op basis van de resultaten van de interviews beschreven. Er wordt voornamelijk ingegaan op de rol van kwaliteitsverklaringen bij de beoordeling. Om de invloed van de toepassing van gecertificeerde of geattesteerde produkten op de planbeoordeling vast te stellen zijn steeds vergelijkingen gemaakt tussen de planbeoordeling bij de toepassing van gecertificeerde of geattesteerde bouwprodukten en -systemen met vergelijkbare bouwoplossingen van niet-gecertificeerde of geattesteerde produkten en -systemen. Deze alternatieven zijn niet altijd zonder meer binnen de zelfde constructiewijze uitwisselbaar. Uit de vergelijking is dus niet volledig vast te stellen wat de effecten zijn van het attest of certificaat. Op deze wijze worden de belangrijkste kenmerken van de controle en het toezicht bij de toepassing van gecertificeerde of geattesteerde produkten wèl duidelijk. In dit hoofdstuk worden controle- en inspectie-onderwerpen per bouwdeel beschreven. In de praktijk blijkt dat de mate van controle van een bouwdeel, behalve van de wijze van uitvoering van dat onderdeel zelf, ook in zeer grote mate wordt bepaald door de totale constructie waarin het onderdeel toegepast wordt. In hoofdstuk 5 worden daarom drie verschillende karakteristieke constructietypen beschreven. In dat hoofdstuk wordt duidelijk wat wordt bedoeld met het feit dat het BWT voornamelijk aandacht heeft voor het 'samenstel der delen'. Daarnaast beïnvloeden ook externe factoren, die niets met de toegepaste bouwwijze of gebruikte bouwprodukten te maken hebben, de intensiteit van de controle. Zulke factoren zijn bijvoorbeeld: de kwaliteit van de bij het plan betrokken architect, de constructie-adviseur(s), de samenwerking tussen deze participanten, de ervaringen die de BWT-ambtenaren bij eerdere projecten met de betrokkenen hebben gehad, de volledigheid en overzichtelijkheid van de ingediende documenten van de bouwaanvraag, de kwaliteit van de aannemer, het al of niet aanwezig zijn van toezicht op de uitvoering van de bouw (directie 41
namens de opdrachtgever, constructie-adviseur die ook toeziet op de uitvoering, aannemer met kwaliteitsborgingssysteem). De invloed van het toepassen van gecertificeerde of geattesteerde produkten is uitgesplitst naar: - invloed op de moeilijkheidsgraad van de controle; - invloed op de tijdsbesteding van de controle; - invloed op de kwaliteit van de controle; - invloed op de kwaliteit van het plan of het bouwwerk (of wel: de mate waarin fouten door de BWf-ambtenaar worden geconstateerd). Voor het onderzoek zijn in vijftien gemeenten uitgebreide gesprekken gevoerd, telkens met twee of drie BWT-ambtenaren die gespecialiseerd zijn in respectievelijk plantoetsing, constructie-controle en buiteninspectie.
4.2 Plantoetsing Certificaten en attesten spelen bij de plantoetsing hoofdzakelijk een passieve rol. In het vorige hoofdstuk is duidelijk geworden dat in de fase van de plantoetsing het ontwerp nog niet volledig gematerialiseerd is. Certificaten en attesten zijn produkt-gebonden en kunnen derhalve in deze fase meestal nog niet worden overlegd. Daarentegen stelt het BWf naar aanleiding van de plantoetsing in sommige gevallen wel vast dat voor bepaalde onderdelen van het bouwplan gecertificeerde of geattesteerde produkten dienen te worden toegepast. Het BWT stelt belang in een certificaat of attest in verband met de kwaliteitsbewaking die daarbij hoort (door de certificatie-instelling) en de uitgebreide technische specificaties die nodig zijn om te beoordelen wat de eigenschappen van de produkten zijn en om zicht te krijgen in de toepassingsmogelijkheden en voorwaarden. Het eisen van certificaten of attesten Het BWf zal in sommige gevallen reeds in de vooroverlegfase aan de bouwaanvrager mededelen dat voor bepaalde produkten kwaliteitsverklaringen worden verlangd. In de meeste gemeenten wordt voor een aantal produkten in de 'nadere voorwaarden' van de bouwvergunning omschreven dat door middel van een certificaat of attest moet worden aangetoond dat het produkt de vereiste eigenschappen heeft. Een aantal van de geïnterviewde gemeenten heeft op basis van artikel 152 lid 3 van de MBV een voorwaarde geformuleerd die altijd wordt opgenomen in de nadere voorwaarden. In de gemeente Vlaardingen luidt deze: "Bij toepassing van niet-traditionele constructies en/of materialen dient door middel van certificaten en/ of attesten van een door hen aanvaardbare deskundig( e) instantie of persoon te worden aangetoond, dat deze constructies en/of materialen voldoen aan de eisen, welke gesteld worden in de afdelingen C en D van hoofdstuk 3 van de bouwverordening." Praktisch gezien komt deze formulering erop neer dat een 42
~ I
niet-traditioneel bouwsysteem geattesteerd dient te zijn, hoewel dat hier niet expliciet genoemd wordt. Naast deze algemene voorwaarde worden ook dergelijke formuleringen opgenomen die directer op de bouwwijze zijn afgestemd. Zo luidt in dezelfde lijst van nadere voorwaarden van de gemeente Vlaardingen een formulering voor systeemvloeren: "Van de systeemvloeren dienen de standaardberekeningen met tabellen en een overzichtstekening, alsmede voor afwijkende gevallen een aanvullende berekening, ter goedkeuring aan het Bouw- en Woningtoezicht te worden overlegd. Voorts dient het attest met certificaat aan het Bouw- en Woningtoezicht te worden overlegd." In de gemeente Rotterdam luidt de formulering in de nadere voorwaarden: "De samenstellende materialen van de systeemvloeren moeten voldoen aan de in NEN 3880, uitgave 1984, gestelde eisen. De systeemvloerelementen moeten zijn vervaardigd in een fabriek waar de kwaliteitszorg wordt gecontroleerd door een onafhankelijke, deskundige instantie. Deze instantie dient te verklaren, dat het bedrijf de elementen kan vervaardigen op basis van de in de norm gestelde kwaliteitseisen. Hieraan wordt geacht te zijn voldaan, indien voor de systeemvloer een KOMO-attest of KOMO-attest met certificaat is afgegeven." Ongeveer in de helft van de geïnterviewde gemeenten worden dergelijke voorwaarden voor een aantal bouwelementen opgenomen. Het gaat dan voornamelijk om: systeemvloeren, geprefabriceerde wandelementen, dakplaten, wapeningsstaal en betonrnortel. In de gemeente Zoetermeer eist men dat voor alle type bouwprodukten voor zover mogelijk, gecertificeerde merken worden toegepast. De formulering in de bouwvergunning onder de nadere eisen luidt: "Ter waarborging van de kwaliteit van het gebouwde dienen, voor zover de mogelijkheid van certificering aanwezig is, alle bouwmaterialen en onderdelen te zijn voorzien van een certificaat dat is afgegeven door een door de Raad voor de Certificatie toegelaten instelling. Indien er tevens sprake is van bepaalde systemen, dan behoren deze systemen, indien de mogelijkheid daarvoor aanwezig is, geattesteerd te zijn." Ook in gemeenten waar men dergelijke formuleringen niet expliciet in de bouwvergunning opneemt, komt het er in de praktijk in een latere fase van de planbeoordeling toch op neer dat er certificaten of attesten worden verlangd. Het BWT kan de aanvrager van een bouwvergunning in een latere fase vragen aan te tonen dat het bouwwerk of toegepaste produkten aan de voorschriften voldoen. Zeker als er nieuwe of onbekende produkten worden toegepast, zal men zeker een onderzoeksrapport opvragen waarin wordt aangetoond welke eigenschappen het produkt heeft. Een certificaat of attest is daarvoor een zeer geschikt instrument. Het al of niet toepassen of opvragen van een attest of certificaat is ook in sterke mate afhankelijk van het produkt of de eigenschap. Geprefabriceerde constructie-elementen zijn vrijwel altijd voorzien van een attest. Beton en wapeningsstaal zijn gecertificeerd. Met betrekking tot brandwerendheid wordt vaak een TNO-rapport gehanteerd. Het al dan niet gecertificeerd- of geattesteerd zijn van produkten is branche-afhankelijk. Binnen de branche worden afspraken gemaakt over de noodzakelijke eigenschappen van de produkten die neergelegd 43
r
!'!Wl '
':;-"1
1
11
worden in een beoordelingsrichtlijn op basis waarvan certificaten of attesten kunnen worden verleend. In verband met de concurrentie zullen de fabrikanten die in die branche opereren trachten een certificaat te verkrijgen. De betonbranche is hiervan een goed voorbeeld. Gewenste kwaliteitsverklaringen In de interviews is gevraagd of de plantoetsers zouden wensen dat bepaalde produkten waarvoor dat nu nog niet het geval is, gecertificeerd of geattesteerd zouden zijn. In een enkel geval noemde men suskasten, houtskeletbouw en geprefabriceerde heipalen. In dertien van de vijftien gemeenten kon men geen produkten noemen die men graag gecertificeerd zou zien. Brandveiligheid Naar aanleiding van de brandveiligheidstoets van de brandweer worden ook bepaalde voorwaarden geformuleerd voor een definitieve goedkeuring van het plan. Naar aanleiding van de beoordeling van het 'ruimte-plan' zal de brandweer voor een aantal onderdelen van het bouwwerk eisen dat men door middel van een rapport, opgesteld door deskundigen, kan aantonen dat een bouwdeel de vereiste eigenschappen zal hebben. Overwegend vraagt men niet expliciet naar een certificaat of attest. Er worden vaak TNO-rapporten gebruikt die door het BWT zeer worden gewaardeerd. Meer en meer gebruikt men nu ook de specificaties van certificaten en attesten voor dit doel. Nutsvoorzieningen In alle geïnterviewde gemeenten worden elektriciteit-, gas- en watervoorzieningen door de plaatselijke nutsbedrijven gecontroleerd. De indiener van een bouwplan dient zelf zijn installatie-tekening aan de nutsbedrijven voor te leggen. Of daarbij door de nutsbedrijven eisen worden opgesteld met betrekking tot certificaten en attesten, is bij de gemeenten niet bekend. Milieuvoorschriften In verband met milieuvoorschriften eist het BWT slechts zelden dat bepaalde produkten gecertificeerd of geattesteerd dienen te zijn. Als spaarzame voorbeelden noemde men certificaten met betrekking tot sloop van asbest, mestbassins en spaanplaat. Voor een hinderwet-vergunning, kunnen er met betrekking tot de geluidsisolatie uiteindelijk wel kwaliteitsverklaringen ter sprake komen. In dergelijke gevallen worden ook andere onderzoeksrapporten geaccepteerd.
4.3
Constructie-controle
4.3.1 Toegepaste certificaten attesten In de fase van de constructie-controle komen de kwaliteitsverklaringen voor het eerst actief aan de orde bij het BWT. Attesten (met of zonder certificaat) zijn voor de constructie-controle het meest van belang. Het attest beschrijft hoe een
44
constructie-element toegepast dient te worden en welke constructieve waarde eraan kan worden toegekend. In de interviews is aan de constructie-specialisten gevraagd met welke geattesteerde of gecertificeerde produkten men in de praktijk wordt geconfronteerd en met name welke attesten of certificaten men werkelijk raadpleegt bij de constructie-controle. Voorts is een vergelijking gemaakt tussen de controles van geprefabriceerde geattesteerde constructie-elementen en niet-geattesteerde alternatieven (in het werk gemaakt). Bij de constructie-controle worden onder meer attesten met betrekking tot complete bouwsystemen van geprefabriceerde elementen (beton of houtskeletbouw), vloerplaten, wandelementen, gevelelementen, dakplaten en bepaalde houtconstructies gehanteerd. Vele soorten geprefabriceerde vloersystemen worden overal in de nieuwbouw veel toegepast. In enkele gemeenten komen 'in het werk gestorte' vloeren vrijwel niet meer voor. In de woningbouw worden vrijwel altijd geprefabriceerde dakplaten toegepast. Geprefabriceerde wanden (dragend, niet-dragend), binnenspouwbladen en gevelvuIlende elementen komt men veel minder vaak tegen. Ook met bouwsystemen waarbij het gehele casco bestaat uit geprefabriceerde elementen van de zelfde fabrikant, heeft men slechts in een enkele gemeente ervaring. Overigens zijn dit juist wel gemeenten met een zeer grote nieuwbouwproduktie. Het is voor de geïnterviewden vaak moeilijk om een vergelijking te maken tussen traditionele en geprefabriceerde constructies. De in de inleiding van dit hoofdstuk genoemde externe factoren vertroebelen het beeld. Zowel bij traditionele als bij geprefabriceerde constructies zijn voorbeelden te noemen waarbij vrijwel geen controle of juist een zeer intensieve controle vereist is. 4.3.2 Vloeren Er bestaan vele systemen van geattesteerde geprefabriceerde vloerplaten die veelvuldig worden toegepast. In de interviews is een vergelijking gemaakt van de traditionele (in het werk gestorte) vloer met de geprefabriceerde kanaalplaatvloeren. De verschillen voor de constructie-controle tussen beide systemen ervaart men als betrekkelijk klein. Voor de constructie-controle moeten berekeningen van een constructie-adviseur worden gecontroleerd. De belastingsberekeningen zijn voor beide systemen in hoge mate vergelijkbaar. Vervolgens dient de constructiecontroleur te controleren of de ontworpen constructie de belastingen kan verdragen. De tekeningen van een traditionele vloer zullen er anders uitzien dan de tekeningen behorend bij een vloer bestaande uit geprefabriceerde platen. Desalniettemin zal toch in beide gevallen de wapening moeten worden gecontroleerd. Bij de traditionele constructie is er een volledige wapeningstekening. Bij het plan met de geprefabriceerde vloerplaten controleert men het 'legplan' en voorts dient evenzeer gecontroleerd te worden of de juiste platen (met voldoende wapening) worden toegepast.
45
-
"FM
Er kunnen wel degelijk enkele verschillen worden genoemd. De attesten van geprefabriceerde vloerplaten dienen goed bestudeerd te worden op de toepassingsmogelijkheden en de verwerkingsvoorwaarden. Wat dit betreft, verdient een systeemvloer wel wat extra aandacht voor de opleggingen en verbindingen. Indien de vloer een stabiliteitsfunctie heeft, zullen er extra maatregelen genomen moeten worden om dit te realiseren. De platen moeten dan in de dwarsrichting gekoppeld worden door middel van stalen strippen die in de dekvloer verwerkt worden. Tegenover deze extra aandachtspunten staat de winst die gehaald kan worden uit de meer systematische manier van werken. De berekeningen, soms door de fabrikant van de vloerplaten zelf uitgevoerd, worden overwegend systematischer gepresenteerd en kunnen indien men reeds ervaring met het systeem heeft, betrekkelijk eenvoudig en snel worden gecontroleerd. Ook bestaan er wel traditionele constructies waarbij de berekeningen op een vergelijkbare wijze worden gepresenteerd. Constructies opgebouwd met een tunnelbekisting kennen een overwegend goede, zorgvuldige uitwerking en ook de uitvoering is van een hoge kwaliteit. Een aantal van de geïnterviewden merkt op dat de attesten eigenlijk vaak niet ver genoeg gaan. Er zou vrij strikt in moeten worden aangegeven hoe de berekening ten behoeve van de toepassing van de elementen moet worden uitgevoerd, zodat elke constructie-adviseur dit op de zelfde manier uitvoert. Dan pas wordt de controle van het BWT een stuk eenvoudiger en kwalitatief beter. In hoofdstuk 6 wordt hierop bij de aanbevelingen op teruggekomen. In tabel 4.1 is aangegeven hoe de geïnterviewden hun voorkeuren hebben gegeven. De vloeren bestaande uit geprefabriceerde platen blijken iets gunstiger uit te pakken bij de beoordeling. In ieder geval worden er minder fouten in de plannen geconstateerd dan bij in het werk gemaakt vloeren, hoewel men daarbij ook aangeeft dat er in het algemeen vrij weinig fouten bij vloerconstructies worden geconstateerd. 4.3.3 Wanden
Geprefabriceerde wandsystemen (binnenspouwbladen, dragende wanden) worden veel minder toegepast dan traditionele wandconstructies. Slechts 9 van de 15 geïnterviewde constructie-specialisten hadden ervaring met geprefabriceerde wandsystemen. Zoals uit tabel 4.2 blijkt, zijn de verschillen tussen de beoordeling van traditionele en geprefabriceerde wanden niet erg groot. Er bestaat een lichte voorkeur voor de traditionele wanden. De geprefabriceerde systemen komen niet zo vaak voor, de bestudering van een attest kost in dat geval wel enige tijd. Men heeft bij de controle voornamelijk aandacht voor de verankering en de aansluiting van de wandelementen op de vloeren. Dit is van belang in verband met de stabiliteit van de constructie. Men constateert voornamelijk problemen wanneer geprefabriceerde wandelementen worden aangesloten op geprefabriceerde vloerplaten van een systeem van een andere fabrikant. (Zie ook hoofdstuk 5)
46
4.3.4 Daken Geprefabriceerde dakplaten worden erg veel toegepast. Er bestaat een uitgebreid scala van types en merken. Er zijn zelfdragende dakplaten en dakplaten op gordingen. In de woningbouw komen traditioneel opgebouwde houten daken vrijwel niet meer voor. Dit maakt het moeilijk om een vergelijking te maken tussen traditioneel en geprefabriceerd met attest. De vergelijking is voornamelijk opgezet om de aspecten die kenmerkend zijn voor de geprefabriceerde systemen en attesten aan te geven. In de interviews is daarom aangedrongen op een vergelijking met de traditionele constructies zoals men die vroeger wel diende te controleren, of om een fictieve vergelijking te maken. De aandacht voor dakplaten bij de constructie-controle varieert sterk (zie tabel 4.3). In de eerste plaatst is het afhankelijk van de constructie waarin ze toegepast worden. Als er een stabiliteitsfunctie aan het dakvlak is toegekend, zal de aandacht voor het dak groter zijn. Daarnaast bestaat er een groot verschil van controleur tot controleur wat betreft aandacht voor het dak. Er wordt gekeken naar de wijze van bevestigen en naar de aansluiting op de rest van de constructie. Het blijkt dat men nogal wat problemen met deze platen heeft. In het verleden waren de attesten onzorgvuldiger. Langzamerhand lijkt de kwaliteit te verbeteren. De geïnterviewden hebben de indruk dat de ontwerpers en constructeurs de attesten niet goed kennen of er onzorgvuldig mee omgaan. 4.3.5 Totale bouwsystemen In de helft van de geïnterviewde gemeenten heeft men ervaring met totale bouwsystemen. Hiermee worden de bouwsystemen bedoeld waarbij één fabrikant zowel de wand- als vloerelementen levert en een attest heeft met betrekking tot het samenstellen van het gehele casco. Zoals uit tabel 4.4 blijkt, zijn de meningen over deze systemen verdeeld. Er blijken verschillende ervarjngen te zijn met de verschillende bestaande systemen. Sommige geïnterviewden konden slechts putten uit ervaringen met dergelijk systemen van jaren geleden. In die gemeenten waar men nu een grote woningbouwproduktie heeft, wordt redelijk veel met moderne geprefabriceerde casco-systemen gebouwd. Het BWT in die gemeenten is overwegend positief over deze systemen; men heeft veel vertrouwen in de constructie. Het is een groot voordeel wanneer vloer- en wandelementen door een zelfde fabrikant worden gemaakt. De aansluiting van de delen is dan veel beter dan wanneer er verschillende systemen worden gecombineerd. Toch beweert de constructie-specialist uit een gemeente waar misschien de laatste jaren wel het meest met dit systeem is gebouwd dat de controle van dit systeem niet veel afwijkt van andere systemen. Ook hij vindt het een goed systeem, er zijn goede ervaringen mee en er bestaat veel vertrouwen in de bij de projecten betrokken constructeur. Maar al deze pluspunten ten spijt blijft er toch vrijwel evenveel controle nodig als bij de andere constructiesystemen. Er zijn wel degelijk verschillen aan te geven, maar dit zijn eerder nuanceringen dan essentiële andere aanpakken. (Zie ook de beschrijving van een voorbeeld van zo'n systeem (Heembeton) in hoofdstuk 5)
47
Tabel 4.1
Vergelijking constructie-controle van het Bwr van traditionele vloeren en geprefabriceerde systeemvloeren (n = 15) prefab
Vloeren
controle eenvoudiger controle sneller controle beter minder fouten geconstateerd
traditioneel
gelijk
totaal'
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
7 8 4 8
50 57 31 57
6 5 5 1
43 36
1 1 4 4
7 7 31 31
14 14 13 13
100 100 100 100
38 8
Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWf 1992
Tabel 4.2
Vergelijking constructie-controle van het Bwr van traditionale wanden en geprefabriceerde wandelementen (n = 15)
Wanden
prefab
controle eenvoudiger controle sneller controle beter minder fouten geconstateerd
traditioneel
gelijk
totaal
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
2 2 1 3
20 20
4 4 2 2
40 40 22
4 4 6 2
40 40
10
67 29
9 7
100 100 100 100
11 43
29
10
Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWf 1992
Tabel 4.3
Vergelijking constructie-controle van het Bwr van traditionele daken en geprefabriceerde dakplaten (n 15)
=
Daken
controle eenvoudiger controle sneller controle beter minder fouten geconstateerd
prefab abs. 1 1 1 2
traditioneel
%
abs.
13
5 5 3 4
13 13 25
gelijk
%
abs.
63 63 37 50
2 2 4 2
totaal
%
abs.
%
25 25
8 8 8 8
100 100 100 100
50
25
Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWf 1992
5 Met totaal wordt bedoeld het totaal aantal respondenten (van 15) dat een antwoord heeft
gegeven op de betreffende vraag. Sommige respondenten moesten een antwoord schuldig blijven, omdat men in de desbetreffende gemeente geen ervaring met de bedoelde bouwwijze heeft, anderen vonden het te moeilijk om tot een vergelijkingsoordeel te komen. Dit geldt voor de tabellen 4.1 tlm 4.15.
48
4.3.6 Ervaringen van constructie-controleurs met kwaliteitsverklaringen Vrijwel alle geïnterviewde constructie-specialisten vinden de kwaliteitsverklaringen goed te begrijpen (zie tabel 4.5). Ze zijn degelijk opgesteld en er staan veel specificaties in van de bouwelementen. Vaak wordt opgemerkt dat het veel tijd kost om een attest of certificaat grondig te bestuderen, wanneer men deze voor het eerst toegepast ziet. Opvallend is dat een klein aantal constructiespecialisten uit gemeenten met een grote nieuwbouwproduktie, waar veel met attesten gewerkt wordt en waar de BWf-ambtenaren verhoudingsgewijs deskundig zijn, opmerken dat de kwaliteitsverklaringen toch eigenlijk te moeilijk zijn om volledig te kunnen worden begrepen. Het gevaar bestaat daarom, dat in kleinere gemeenten, waar men wellicht minder ervaring heeft met nieuwe bouwsystemen en attesten, niet alle voorwaarden en voorschriften uit een attest volledig worden opgemerkt. Slechts een kwart van de respondenten heeft nooit problemen met kwaliteitsverklaringen (zie tabel 4.6). Grote problemen met certificaten of attesten heeft men echter ook vrijwel niet. Soms is het attest moeilijk verkrijgbaar of ontvangt men een kopie i.p.v. het origineel, soms is het attest verouderd. Slechts in enkele gevallen wordt dit als een probleem ervaren. 4.3.7 Overige opmerkingen van constructie-controleurs over attesten Voorts zijn er nog enkele opmerkingen gemaakt over de veiligheidsfactoren bij traditionele en geprefabriceerde elementen, de kwaliteit van de constructieadviseur en wat er aan attesten verbeterd zou kunnen worden. Veiligheid Gecertificeerde elementen worden in de fabriek onder gelijkmatige omstandigheden geproduceerd. De kwaliteit van de elementen kan hierdoor uitstekend worden. Dit brengt tevens met zich dat er veel minder met overmaten en extra veiligheden gewerkt wordt. Op zich hoeft dat geen probleem te vormen, want de berekeningen zijn gebaseerd op de voorschriften en normen die daarvoor bestaan. De consequentie hiervan is echter wel dat er absoluut geen fouten mogen worden gemaakt, niet bij het ontwerpen van de constructie en niet bij de uitvoering; de elementen kennen geen verborgen veiligheden. Vanuit deze optiek is een strikter toezicht nodig bij de toepassing van geprefabriceerde elementen in een constructie dan bij de traditionele systemen. Kwaliteit constructie-adviseur Door enkele geïnterviewden werd opgemerkt dat het zinvol zou zijn meer aandacht te schenken aan de kwaliteit van de constructeur. Zo zou er bijvoorbeeld voor gezorgd kunnen worden dat er binnen de beroepsgroep van constructie-adviseurs er bepaalde normen (diploma's) voor de kwaliteiten van de constructeur worden gehanteerd. Het zou goed zijn wanneer elk werk op het constructie-adviesbureau onder de verantwoordelijkheid zou staan van een hoofd-constructeur, die de berekeningen en tekeningen controleert en het liefst ook later op de bouw de constructie inspecteert. Ook werd gesteld dat het goed 49
Tabel 4.4
Vergelijking constructie-controle van het BWI' van traditionele bouwsystemen en bouwsystemen met een geprefabriceerd casco (n= 15) prefab
Bouwsysteem abs. controle eenvoudiger controle sneller controle beter minder fouten geconstateerd
3 4 3 3
%
38 50 38 43
traditioneel abs.
3
2 3 0
gelijk
totaal
%
abs.
%
abs.
%
38 25 38 0
2 2
25 25 25
8 8 8
100 100
57
7
2 4
100 100
Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWf 1992
Tabel 4.5
Inhoud
kwaliteitsverklaringen
volgens
constructie-controleurs
(n= 15) Vindt U kwaliteitsverklaringen inhoudelijk goed te begrijpen? Ja, goed te begrijpen Goed te begrijpen, maar bestudering kost veel tijd Eigenlijk te moeilijk om volledig te begrijpen Te moeilijk Totaal
aantal
5 7 2 1
15
Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWf 1992
Tabel 4.6
Problemen kwaliteitsverklaringen volgens constructie-controleurs (n=15)
Heeft U wel eens problemen gehad met kwaliteitsverklaringen?* Nooit problemen Kwaliteitsverklaring niet volledig, of kopie ingediend Kwaliteitsverklaringen niet verkrijgbaar Kwaliteitsverklaring verouderd Produkt anders dan beschrijving in attest Ontbrekende informatie op attest Totaal aantal mensen dat op deze vraag een antwoord gaf
(* meer dan één antwoord was mogelijk) Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWf 1992
50
aantal
3 4 5 4 2
13
zou zijn als de rekenprogramma's die de constructeurs hanteren, gecertificeerd zouden zijn, of als er in ieder geval een grotere eenheid zou komen in de presentatie van het staticaberekeningen. Verbetering attesten Een aantal constructie-controleurs heeft duidelijke ideeën over verbetering van attesten. In sommige gevallen vindt men de attesten te beperkt. Ze betreffen een enkel bouwelement en schrijven te weinig over de wijze waarop de elementen in voorkomende constructies verwerkt kunnen worden. Bovendien ontbreken standaard-berekeningen.
4.4
Buiteninspectie
4.4.1 Toegepaste certificaten en attesten De buiteninspectie is gebaseerd op de bij de bouwvergunning behorende tekeningen en controleert of er volgens de vergunning gebouwd wordt. De vereiste documenten moeten al bij de binnen-planbehandeling zijn gecontroleerd. Bij twijfel over de uitvoeringswijze of om te controleren of de uitvoering op de juiste wijze geschiedt of om te controleren of de juiste materialen worden toegepast, kunnen certificaten of attesten worden opgevraagd. De buiteninspecteurs kunnen te maken krijgen met alle mogelijke bestaande certificaten en attesten. Het blijkt echter dat de meeste certificaten en attesten niet op de bouwplaats aanwezig zijn. De houding met betrekking tot het al of niet opvragen van kwaliteitsverklaringen op de bouw blijkt inspecteur tot inspecteur sterk te verschillen. Een enkele inspecteur beweerde nog nooit naar een certificaat of attest te hebben gevraagd. Wanneer men veel vertrouwen in de aannemer heeft, of wanneer er met constructie-elementen wordt gebouwd die regelmatig worden toegepast, zal men niet naar het attest vragen; zowel de uitvoerder als de BWT-inspecteur (denken te) weten hoe er met de desbetreffende elementen gebouwd moet worden. Zoals in het vorige hoofdstuk al is beschreven, voert de buiteninspecteur een steekproefmatige inspectie uit. Het is ondoenlijk om het gehele bouwproces van a tot z te controleren. Dit heeft ook zijn weerslag op het opvragen en raadplegen van certificaten en attesten. Produkten die een aantal buiteninspecteurs ook gecertificeerd zouden willen zien, zijn o.a.: kunststof afwerkingsmaterialen (i.v.m. brandveiligheid), de samenstelling van dakbedekkingen, heipalen, voegwerk, betonnen gevelstenen, verankeringsmiddelen. 4.4.2 Vloeren De verschillen tussen de beoordeling van een constructie bestaande uit geprefabriceerde, geattesteerde vloerplaten en een traditionele vloerconstructie zijn voor de buiteninspecteur groter dan voor de constructie-controleur. Bij een traditionele in het werk gestorte betonnen vloer controleert de inspecteur de bekisting, de
51
onderstempeling en de wapening. Bij een tunnelbekisting wordt ook toegezien op het stookgedrag voor de verwarming van de tunnels. Vrijwel alle wapeningsstaal en betonmortel is tegenwoordig gecertificeerd. In een aantal grote gemeenten werden vroeger in een eigen laboratorium drukkubussen beproefd of wapeningsstaven getrokken. Dit wordt na de certificatie niet meer gedaan. In de gemeenten in het zuiden van het land krijgt men nog wel eens te maken met beton uit België. Deze is niet op dezelfde wijze gecertificeerd als de Nederlandse beton. Op andere wijze dienden deze betonleveranciers aan te tonen dat de betonmortel aan dezelfde kwaliteitsvoorschriften voldeed. Belangrijkste controlemoment is het moment juist voordat er gestort wordt. De inspecteur zal de bekisting en wapening op hoofdlijnen en kritieke plaatsen controleren. Bij een vloerconstructie van geprefabriceerde kanaalplaten, met attest-metcertificaat, controleert de Bwr-inspecteur of de juiste platen worden gebruikt (KOMO-merk en nummer), of er uiterlijk geen gebreken zijn waar te nemen (visueel uitwendige inspectie), of de juiste plaat op de juiste plaats in het werk wordt geplaatst (legplan) en of de oplegging juist is (voldoende lengte en op de juiste manier uitgevoerd). Als een elementenvloer een stabiliteitsfunctie heeft, dient er speciaal op te worden gelet dat de opleggingen juist worden uitgevoerd en eventueel in uitzonderingsgevallen dienen er extra maatregelen genomen worden. Bij een stabiliteitsfunctie van de vloer gaat men uit van schijfwerking. De platen moeten gekoppeld worden met extra wapeningsstaven of strippen. Eén Bwr-inspecteur meldde dat hij wel eens met een metaaldetector onderzoekt of de platen wel voldoende wapening bevatten. Vroeger werden de fabrieken waar de elementen werden gefabriceerd, door de Bwr-inspecteurs voor een controle op het produktieproces bezocht. In principe is dit nu niet meer nodig, de certificatie-instanties hebben deze taak overgenomen. Bij de vergelijking van traditionele en geprefabriceerde vloeren (tabel 4.7) blijkt dat een vloer met geprefabriceerde elementen sneller te controleren is en men de controle eenvoudiger acht. Voor de buiteninspecteur is er minder te controleren. De platen worden snel gelegd en de opleggingen en verbindingen worden snel in de constructie weggewerkt en aan het oog onttrokken waardoor de inspecteurs geen zekerheid hebben over de kwaliteit van de verbinding. De oplegging en verbindingen zijn essentieel. Daarom wordt de kwaliteit van de constructie en het vereiste toezicht voornamelijk bepaald door de aard van de wanden waarop de elementen worden opgelegd. Bij traditionele vloeren worden meer fouten geconstateerd die echter nooit ernstig zijn. In de interviews zijn ook enkele negatieve ervaringen met gecertificeerde vloerplaten ter sprake gekomen. In een aantal gevallen is geconstateerd dat de platen niet de wapening bezaten die ze volgens het certificaat of attest zouden moeten bevatten. 4.4.3 Wanden Bij geprefabriceerde wanden let de buiteninspecteur op de verankering, het stellen van de elementen en de verbinding (gietmortels) van de wandelementen met 52
de vloeren. De voor- en nadelen van geprefabriceerd ten opzichte van traditioneel zijn vergelijkbaar met wat hierover bij de vloeren is gezegd. Met dat verschil dat er bij de inspecteurs nu een lichte voorkeur bestaat voor traditionele constructies (zie tabel 4.8). Het wordt lastig gevonden om goed en voldoende toezicht uit te oefenen op de plaatsing, het stellen en het bevestigen van de wandelementen. 4.4.4 Gevels Met betrekking tot geprefabriceerde gevel-elementen zijn vergelijkbare opmerkingen gemaakt als bij de geprefabriceerde wandelementen (zie tabel 4.9). Naast het stellen en de bevestiging van de elementen is er ook aandacht voor bouwfysische aspecten, in dat verband is de afwerking ook van belang. Er wordt opgelet of er geen koudebruggen optreden. De vergelijkingsgetallen vallen bij de gevelelementen wel iets anders uit dan bij de wand-elementen. De controle van een bouwwerk met elementen kan sneller worden uitgevoerd dan een traditionele gevel-constructie. Over de andere criteria is men sterk verdeeld. Door een aantal inspecteurs werd opgemerkt dat ze een kijkje gaan nemen in de fabriek als de eerste serie gevel-elementen (balkonplaten, lateien) wordt vervaardigd. Ook in een gemeente waar men de eis stelt dat de elementen moeten worden vervaardigd door een fabriek, met een gecertificeerd produktieproces voor het vervaardigen van geprefabriceerde betonelementen, wordt dit gedaan. Men wil toch altijd zekerheid over de vervaardiging van de elementen die in het desbetreffende bouwproject worden verwerkt. Dit is een aardig voorbeeld van de betekenis die door BWT-inspecteurs aan certificaten kan worden gegeven. De inspecteur voert een steekproefsgewijze inspectie uit. Hij zal nooit volledige zekerheid hebben of alle verwerkte elementen goed zijn samengesteld en van voldoende wapening zijn voorzien. Een bezoek aan de fabriek is dan ook bedoeld om te inspecteren of het produktieproces betrouwbaar is en om de producent te laten merken dat het BWT toezicht uitoefent. De BWT-inspecteurs geloven dat van een dergelijke incidentele inspectie een preventieve werking uit zal gaan. In dit geval negeert de BWTinspecteur de betekenis van het certificaat voor de vervaardiging van geprefabriceerde betonelementen van de desbetreffende fabriek. Uiteraard garandeert het certificaat niet de kwaliteit van elk afzonderlijk element. Het geeft wel aan dat de fabriek een goed produktieproces heeft. De 'meerwaarde' van de BWTinspectie lijkt beperkt. 4.4.5 Daken De ervaringen met de geprefabriceerde dakplaten zijn niet erg positief, toch heeft men bij een vergelijking met een traditioneel opgebouwde kap een lichte voorkeur voor de geprefabriceerde platen (zie tabel 4.10). Er bestaat een veelheid aan merken en soorten met verschillende kwaliteiten en verwerkingsvoorschriften. Speciaal met betrekking tot de dakplaten hebben de buiteninspecteurs de indruk dat de uitvoerders de attesten niet kennen. Bij de dakplaten is de bevestiging, de vernageling van groot belang. Vrijwel alle geïnterviewde
53
-".'
'--~
Tabel 4.7
Vergelijking buiteninspectie BWI' van traditionele vloeren en geprefabriceerde (kanaalplaat-)vloeren (n = 15) prefab
Vloeren
controle eenvoudiger controle sneller controle beter minder fouten geconstateerd
traditioneel
gelijk
totaal
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
9 13 5 12
60 93 36 80
3 1 7 1
20 7 50 7
2 0 2 2
13 0 14 13
15 14 14 15
100 100 100 100
Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
Tabel 4.8
Vergelijking buiteninspectie BWI' van traditionele wanden en geprefabriceerde wandelementen (n =15) prefab
Wanden
controle eenvoudiger controle sneller controle beter minder fouten geconstateerd
traditioneel
gelijk
totaal
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
5 2 1 3
42 20
7 4 2 2
58
0 4 6 2
0
12 10 9 7
100 100 100 100
11
43
40
22 29
40
67 29
Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
Tabel 4.9
Vergelijking buitentoezicht BWI' traditionele gevels en geprefabriceerde gevelelementen (n 15)
=
Gevels
controle eenvoudiger controle sneller controle beter minder fouten geconstateerd
prefab
traditioneel
gelijk
totaal
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
4 7 3 5
40
4 2 4 2
40 20 40 20
2 1 3 3
20
70 30 50
10 10 10 10
100 100 100 100
10 30 30
Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
I
r 54
buiteninspecteurs hebben de indruk dat bijna geen enkele aannemer volgens de voorschriften van het attest werkt. Men vindt overigens ook dat de attesten met betrekking tot dakplaten niet goed afgestemd zijn op de uitvoeringspraktijk. De theorie van een attest is voor een ontwerper en een inspecteur na grondig lezen goed te begrijpen. Maar hoe komen de verwerkingsvoorwaarden en -voorschriften op de timmerman over? Een attest voor dakplaten kent altijd de voorwaarde dat de platen droog opgeslagen en verwerkt moeten worden. Hiermee wordt door de aannemers vrijwel nooit rekening gehouden. Met betrekking tot de opslag van de platen zal een BWT-inspecteur nog wel eens een aanwijzing geven om de opgeslagen platen af te dekken. Het is erg moeilijk om op te treden tegen de verwerking van dakplaten in de regen. De BWT-inspecteurs vinden wat dat betreft het attest van weinig realiteitszin getuigen. 4.4.6 Totale bouwsystemen De buiteninspecteurs die ervaring hebben met de inspectie van totale bouwsystemen, zijn vrijwel unaniem over het feit dat dergelijke constructies sneller te controleren zijn en dat er minder fouten worden geconstateerd dan bij een traditionele constructie (zie tabel 4.11). De constructie wordt vrij snel opgebouwd en men kan slechts toezicht uitoefenen op de elementen en op het stellen en verbinden van de elementen. Met bepaalde totale geprefabriceerde bouwsystemen heeft men goede ervaringen. De aansluitingen en verbindingen van één systeem zijn vaak beter dan bij een situatie waar elementen van verschillende fabrikanten op elkaar worden aangesloten. Toch zijn er ook wel mankementen in een attest van een op zich zeer goed en ver ontwikkeld systeem. Er werd met betrekking tot een bepaald detail een oplossing aangegeven die volgens de BWT-inspecteur duidelijk bouwfysische problemen zou geven. In een dergelijk geval is het voor de BWT-inspecteur erg moeilijk om zijn aanwijzing opgevolgd te krijgen. De uitvoerder schermt met het attest. 4.4.7 Ervaringen van buiteninspecteurs met certificaten en attesten Er blijkt een groot verschil te bestaan in de houding van de geïnterviewde buiteninspecteurs ten opzichte van de certificaten en attesten. De BWT-inspecteurs vinden het allen een grote verbetering als produkten gecertificeerd zijn. Er is dan een zekere mate van toezicht op de kwaliteit van dat produkt, dat er anders niet zou zijn. Toch wordt certificering niet als een zaligmakend instrument gezien. Er zijn vele slechte ervaringen met gecertificeerde produkten (zie tabel 4.13). Buiteninspecteurs vinden net als constructie-controleurs kwaliteitsverklaringen overwegend goed te begrijpen. De bestudering kost een eerste keer veel tijd. Als problemen met kwaliteitsverklaring werden genoemd: De kwaliteitsverklaring is verouderd en daardoor dus eigenlijk niet meer geldig. Een aantal geïnterviewden, die veel met kwaliteitsverklaringen werken, menen dat dit erg vaak voorkomt. Het produkt is veranderd ten opzichte van de beschrijving in het attest of certificaat dat wordt geleverd. Dit hoeft nog niet te betekenen dat de kwa55
..
, -
pt= , n
Tabel 4.10
r:x '
1!
Vergelijking buitentoezicht BWI' van traditionele daken met geprefabriceerde dakplaten (n = 15)
Daken
prefab
controle eenvoudiger controle sneller controle beter minder fouten geconstateerd
traditioneel
gelijk
totaal
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
7 7 6 2
63 63 50 18
4 2 5 6
36 18 42 55
0 1 1 3
0
11 11 12 11
100 100 100 100
9
8 27
Bron: OTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
Tabel 4.11
Vergelijking buitentoezicht BWI' van een totaal bouwsysteem met een traditionele bouwwijze (n= 15)
Bouwsysteem
prefab
controle eenvoudiger controle sneller controle beter minder fouten geconstateerd
traditioneel
gelijk
totaal
abs.
%
abs.
%
abs.
%
abs.
%
2 6 3
33 86
3 0
50 0 57 17
1 1 0 1
17 14 0 17
6 7 7 6
100 100 100 100
4
43 67
4
1
Bron: OTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
Tabel 4.12
Inhoud kwaliteitsverklaringen volgens buiteninspecteurs BWI'
Vindt U kwaliteitsverklaringen inhoudelijk goed te begrijpen? Ja, goed te begrijpen Goed te begrijpen, maar bestudering kost veel tijd Te moeilijk Nooit bekeken Totaal Bron: OTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
56
aantal
5 7 2 1 15
liteit minder is, het komt vaak voor dat produkten verbeterd worden maar dat het nog geruime tijd met het zelfde attest of certificaat geleverd wordt dat inmiddels dus de lading niet meer dekt. Het gecertificeerde produkt blijkt van slechte kwaliteit. Problemen met kwaliteitsverklaringen worden door de certificatie-instelling niet serieus genoeg behandeld. De BWT-medewerkers hebben de indruk dat een fabrikant het wel erg bont moet maken, voordat een certificaat wordt ingetrokken. De commerciële belangen lijken belangrijker dan de zorgvuldigheid van de kwaliteitsbewaking. De problemen die buiteninspecteurs met kwaliteitsverklaringen in de praktijk ondervinden, zijn vergelijkbaar met datgene wat door de constructie-controleurs werd opgemerkt (zie tabel 4.13) . Een specifiek probleem hier is de aanwezigheid van attesten en certificaten op het werk. Bijna de helft van de geïnterviewden beweerde dat kwaliteitsverklaringen meestal niet op het werk aanwezig zijn (tabel 4.14). Dit is een kwalijke zaak. Als de kwaliteitsverklaringen niet op het werk zijn, valt het sterk te betwijfelen of de uitgebreide verwerkingsvoorschriften wel goed worden opgevolgd. De buiteninspecteurs hebben de indruk dat uitvoerders de certificaten en attesten niet of nauwelijks kennen. De timmerlieden en metselaars en andere uitvoerenden werken nogal snel op een eenvoudige, traditionele wijze. Men stapelt de stenen en vernagelt het houtwerk op de meest voor de hand liggende wijze. Als er in een attest specifieke voorschriften met betrekking tot de uitvoering zijn opgenomen, zullen de uitvoerenden daarop goed moeten worden gewezen. Eigenlijk is de inhoud, de opzet van een attest niet gericht op de uitvoerenden op de werkplaats (de handwerkslieden). De tekst van een attest is daarvoor te 'wetenschappelijk'. Constructie-controleurs vinden de uitgebreide technische specificaties prima en zouden dit eigenlijk nog wel uitgebreid willen zien. Veel van de buiteninspecteurs vinden attesten niet uitermate geschikt als 'gebruiksaanwijzing' voor de uitvoering. Als er niet iemand het dagelijks toezicht op de bouw uitoefent is het gevaar erg groot dat uitvoeringsvoorschriften genegeerd worden. Misschien zouden attesten een soort uitvoeringshandleiding als bijlage kunnen krijgen. Aannemers die zich gespecialiseerd hebben in bepaalde bouwsystemen en daar vaak mee bouwen, zullen zich verdiept hebben in de voorschriften van attesten. Bij hen zullen dergelijke problemen niet vaak optreden. Zulke problemen komen het meest voor bij de kleinere aannemers die veel verschillende projecten aannemen. Bij deze projecten is vaak geen directie op de bouw. Er is geen hoofdconstructeur die ook toezicht houdt op de uitvoering van de constructie. Bij zulke projecten wordt nogal wat 'gerommeld'. De BWT-inspecteurs menen dat zij in de rol van coördinator van de bouw worden gedrukt. Het KOMO-merk als bewijs dat op het werk inderdaad het gecertificeerde produkt wordt verwerkt, is niet altijd op de produkten te vinden (zie tabel 4.15).
57
Tabel 4.13
Problemen met kwaliteitsverklaringen volgens buiteninspecteurs BWI' (n=15)
Heeft U wel eens problemen gehad met kwaliteitsverklaringen? Nooit problemen Kwaliteitsverklaring niet voUedig, of kopie ingediend Kwaliteitsverklaringen niet verkrijgbaar Kwaliteitsverklaring verouderd Produkt anders dan beschrijving in attest
aantal
3 5 2 4
3
14
Totaal Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
Tabel 4.14
Kwaliteitsverklaringen op bouwplaats volgens buiteninspecteurs HWf (n=15)
Zijn de kwaliteitsverklaringen op de bouwplaats aanwezig? Nooit Meestal niet Soms niet Nooit opgevraagd Wordt van te voren afgesproken
aantal
2 7 3 1 1
Totaal
15
Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
Tabel 4.15
Aanwezigheid KOMO-merk op bouwmaterialen volgens buiteninspecteurs HWI' (n 15)
=
Is het KDMO-merk altijd duidelijk te vinden op de gecertificeerde produkten? Altijd Soms niet Meestal niet Totaal Bron: DTB-enquête Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
58
aantal 7 6 1
14
Overigens wordt dit vrijwel nooit als een probleem ervaren. Uit de interviews is de indruk ontstaan dat daar op niet veel controle wordt uitgeoefend. 4.4.8. Overige opmerkingen van buiteninspecteur over certificaten en attesten Al met al kan worden gesteld dat de buiten-inspectie bij de geprefabriceerde constructies minder tijd kost dan bij de traditionele; men ontdekt ook minder fouten. Of er ook een zelfde mate van kwaliteitsbewaking is bij beide systemen, is moeilijk te zeggen. Als de inspecteur bij een geprefabriceerde constructie zijn toezichtstaak op de traditionele wijze uitvoert, is er een grote kans dat de kwaliteit minder goed bewaakt wordt. Een andere bouwwijze vraagt een andere inspectie. Als het stellen en verbinden van de elementen cruciaal wordt geacht, zal men daarbij moeten zijn of goed overleg moeten voeren met de aannemer over zijn manier van werken. Een willekeurig bezoek op basis van een steekproef op de bouwplaats is hiervoor niet de juiste werkwijze. Het toepassen van gecertificeerde in plaats van niet-gecertificeerde bouwprodukten heeft een marginale invloed op het werk van een buiteninspecteur. Het komt vrijwel niet meer voor dat het BWT de kwaliteit van bepaalde produkt zelf test. De produkten worden visueel uitwendig gecontroleerd. Bij de toepassing van nieuwe produkten met onbekende eigenschappen vraagt men de bouwer om door middel van testrapporten aan te tonen dat het produkt voldoet aan de voorschriften die daaraan gesteld kunnen worden. Dit behoeft geen attest of certificaat te zijn. Men is erg tevreden over TNO-rapporten. Het BWT blijft zich in de eerste plaats bezighouden met 'het samenstel der delen' en daarop heeft de certificatie en attestering vooralsnog maar een beperkte invloed. Wanneer de uitvoerders zich meer gaan toeleggen op kwaliteitsbewaking, is daarvan wel een invloed te verwachten op het inspectiewerk van het BWT. Dan kan het BWT zich misschien beperken door er op toe te zien dat de kwaliteitsbewaking op de bouw goed uitgevoerd wordt en of er conform de bouwvergunning gebouwd wordt. Momenteel hebben alle buiten-inspecteurs de indruk dat ze zelf actief moeten bijdragen aan de kwaliteitsbewaking van de uitvoering.
4.5 Conclusie
Uit de interviews is gebleken dat kwaliteitsverklaringen voor de kwaliteitscontrole van het BWT een verschillende betekenis kunnen hebben. In § 4.5.1 wordt een uitsplitsing gemaakt naar de invloed die de toepassing van kwaliteitsverklaringen in het algemeen kunnen hebben op de planbehandeling van het BWT. In § 4.5.2 is de betekenis van kwaliteitsverklaringen uitgesplitst per fase van de planbehandeling. Conclusies over de ervaringen met kwaliteitsverklaringen en de waardering van de kwaliteit van een kwaliteitsverklaring, alsmede aanbevelingen om de betekenis van kwaliteitsverklaringen voor het BWT te vergroten, komen in hoofdstuk 6 aan de orde.
59
4.5.1 Betekenis van kwaliteitsverklaringen voor het BWf De betekenis van kwaliteitsverklaringen voor de planbehandeling van het BWT kan worden uitgesplitst naar: 1. Kwaliteitsbewaking van het produkt: a. een toevoeging van kwaliteitscontrole; b. een vervanging van kwaliteitscontrole; c. een verschuiving van kwaliteitscontrole. 2. Specificatie van het produkt: a. specificatie ten behoeve van berekeningen; b. specificatie ten behoeve van de toepassing en verwerking. ad la. In de meeste gevallen is er bij het gebruik van gecertificeerde produkten sprake van een toevoeging van kwaliteitscontrole. De kwaliteit van de te verwerken bouwprodukten wordt niet door het BWT onderzocht. Er is meestal wel een uitwendige, visuele controle. Het BWT beschikt niet over laboratoria en materieel om de prestaties van de bouwprodukten te testen. Als er gecertificeerde produkten worden gebruikt, betekent dit dus een toevoeging van kwaliteitscontrole. In sommige gemeenten eist men dat voor bepaalde bouwdelen gecertificeerde of geattesteerde produkten worden toegepast. ad lb. Slechts in enkele gevallen is er sprake van een vervanging van kwaliteitscontrole. Als voorbeelden zijn te noemen: beton en wapeningsstaal. Vroeger werden door het BWT drukkubussen beproefd en staven getrokken; nu dient het produktcertificaat als voldoende bewijs voor de kwaliteit. ad Ic. De belangrijkste rol spelen de attesten. Voor het BWT zijn vooral de attesten met betrekking tot geprefabriceerde bouwelementen zoals vloerplaten, gevelelementen, wanden of dakplaten van belang. Er is bij de attesten sprake een verschuiving van controle. Attesten beïnvloeden het werk van de constructie-controleur in beperkte mate. Een grotere invloed heeft het op de buiteninspecteurs. Deze kunnen een bouwwerk met een geattesteerd elementen-systeem sneller controleren. Of de kwaliteit van het toezicht wel even goed is blijft de vraag. ad 2a. In sommige gevallen worden de technische specificaties van het produkt uit de kwaliteitsverklaringen gebruikt ten behoeve van de controle van berekeningen. De meeste aandacht gaat bij de bouwcontrole uit naar de samenstelling van bouwprodukten en de prestatie van het gehele bouwwerk. Technische specificaties van de produkten zijn nodig voor de berekeningen van de bijdrage van dat produkt aan het geheel. Zo wordt ten behoeve van de constructie-controle bijvoorbeeld de druksterkte van de toegepaste kalkzandstenen in een kwaliteitsverklaring aangegeven. ad 2b. In de kwaliteitsverklaring wordt aangegeven hoe het produkt in een bouwwerk verwerkt dient te worden. Dit komt aan de orde bij de constructie-controle en vooral bij het toezicht op de uitvoering van de bouw.
60
.. '
••
""
4.5.2 Rol van kwaliteitsverklaringen per fase van de planbehandeling
Per fase van de planbehandeling hebben kwaliteitsverklaringen een andere rol van betekenis. (
Plantoetsing In de fase van de plantoetsing spelen kwaliteitsverklaringen overwegend een passieve rol. In de helft van de geïnterviewde gemeenten worden aan de hand van de plantoetsing 'nadere voorwaarden' aan de bouwvergunning verbonden, waarin formuleringen staan die de aanvragers van de vergunning gelasten om met betrekking tot de toepassing van bepaalde produkten attesten of certificaten in te dienen. In de latere fasen van de planbehandeling worden de kwaliteitsverklaringen werkelijk bekeken. Constructie-controle Bij de constructie-controle kunnen attesten een rol spelen. Het zijn voornamelijk attesten voor geprefabriceerde, geattesteerde (eventueel met produktcertificaat) bouwelementen, zoals vloerplaten, wand- of gevelelementen of dakplaten. Wanneer dergelijke elementen in een constructie verwerkt worden, zijn attesten een onmisbaar instrument voor de controleur. Het attest is een intermediair tussen de rekenvoorschriften (TGB's, VB's) en het samengestelde element. Het attest vervangt geen rekenwerk van de controleur. Het effect van een attest op de controle is erg afhankelijk van de totale constructie waarin de elementen worden toegepast. Het merendeel van de controle-werkzaamheden is zeer vergelijkbaar. Zowel bij traditionele als geprefabriceerde vloeren dienen belastings- en stabiliteitsberekeningen te worden gecontroleerd. Voorts moet gecontroleerd worden of de ontworpen constructie de belastingen kan verdragen. De hoeveelheid rekenwerk is voor beide systemen vergelijkbaar groot. Het te controleren materiaal is wel verschillend. De berekeningen en tekeningen van constructies met geprefabriceerde elementen zullen overwegend op een meer systematische wijze worden gepresenteerd. Bij de traditionele constructies worden meer (kleine) fouten geconstateerd. De controle kan in sommige gevallen door de toepassing van geprefabriceerde elementen met attest extra gecompliceerd worden. Dit is het geval als de coördinatie van verschillende constructie-adviseurs die bij de uitwerking van de plannen betrokken zijn geweest, slecht was of wanneer verschillende geprefabriceerde constructie-elementen slechts moeizaam op elkaar aansluiten. Buiten-inspectie
Bij de uitvoering van de bouw moet de inspecteur controleren of er conform de bouwvergunning wordt gebouwd. Wanneer in de nadere voorwaarden eisen met betrekking tot kwaliteitsverklaringen zijn geformuleerd, zal de buiten-inspecteur moeten controleren of hieraan uitvoering gegeven wordt. Het buitentoezicht is de minst gestructureerde fase van de planbehandeling, er wordt steekproefmatig gewerkt. Er worden ook maar zo nu en dan certificaten of attesten opgevraagd (die overigens zelden op de bouwplaats aanwezig zijn). De 61
ii
, I tm fB W I
uwaJw.•
I 'I_IIIOC_I,/
'.
"'
If. . . •
___ W !
el!
M ..... _ _
:lft1W'lmmn_'. . . . . ' _ _ W
• • U l I I !• • • • _ _ "
. . . !. . . . . '
I
)
buiten-inspecteur controleert dan of het juiste produkt wordt verwerkt en eventueel worden de kwaliteitsverklaringen bestudeerd en wordt er gelet of de verwerkingsvoorschriften worden opgevolgd. Ook voor de buiten-inspectie gaat de meeste invloed op hun werk uit van de attesten met betrekking tot geprefabriceerde bouwelementen. Bij deze andere bouwsystematiek kan de inspecteur in verhouding tot de traditionele bouw op het eerste gezicht minder controleren. De geïnterviewden vinden ook meestal dat deze controle sneller is uit te voeren. Misschien is dit in hoofdzaak terug te voeren op het feit dat de buiteninspectie traditioneel is ingesteld; De inspectie wordt uitgevoerd vanuit de eigen kennis en ervaring. Geprefabriceerde constructie-elementen kennen vrijwel geen overdimensioneringen en derhalve geen verborgen veiligheden. In die zin zijn constructie methoden met geprefabriceerde elementen fout-gevoeliger en verdienen een strikt toezicht.
62
5 VERGEWKING DRIE CONSTRUCfIESYSTEMEN
5.1 Inleiding
Uit de interviews is' gebleken dat van de verschillende soorten kwaliteitsverklaringen de attesten de meeste invloed hebben op de werkzaamheden van het BWT en met name op de werkzaamheden van de constructie-controleurs en buiteninspecteurs. Om de betekenis van de attesten te concretiseren zijn controle- en inspectiehandelingen voor een drietal verschillende karakteristieke constructiesystemen van eenvoudige woningbouwprojecten vergeleken. In vier gemeenten, te weten Amersfoort, Breda, Lelystad en Zoetermeer, zijn de drie plannen besproken met constructie-controleurs en buiteninspecteurs. De planbeoordeling is een integraal geheel. De aandacht voor de afzonderlijke bouwdelen wordt voor een groot deel bepaald door de totale constructie waarin ze toegepast worden. De meeste aandacht van het BWT is gericht op 'het samenstel der delen', De attesten worden voornamelijk gehanteerd voor de toepassingsvoorschriften van de bouwelementen in de constructie en de voorwaarden die zijn opgesteld met betrekking tot de aansluitingen op andere bouwdelen. Bij de experiment-planbeoordeling is de aandacht voornamelijk gericht geweest op de bovenbouw (vloeren, wanden en daken) van de constructie. De fundering van de drie plannen kent geen typerende verschillen en de plannen kennen ook geen attesten met betrekking tot deze onderdelen.
5.2 Typering van de plannen
1
11
35 woningen in een blok van drie verdiepingen met een plat dak. De constructie bestaat uit een in het werk gestort betonskelet met behulp van een tunnelbekisting. 14 woningen van twee verdiepingen met daarop een zadeldak. De wanden zijn opgetrokken van kalkzandsteen blokken als ankerloze spouwmuren. De verdiepingsvloeren bestaan uit voorgespannen kanaalplaten (attest-met-
63
LW i i
I ri _ 1
All
i
i i
' . ani
_IJ "iLW.
I
I
III
certificaat). Het dak bestaat uit een sporenkap van geprefabriceerde dakplaten (attest-met-certificaat). 55 woningen van twee verdiepingen en een zadeldak. Het casco (Heembeton bouwsysteem met attest) bestaat volledig uit geprefabriceerde elementen van gewapend beton. Dit zijn kanaalplaten voor de vloeren, betonnen woningscheidende wanden, binnenspouwbladen en stabiliteitsbinnenwanden. Het dak bestaat ook bij dit plan uit een sporenkap van geprefabriceerde dakplaten (attest-met-certificaat).
De begane-grondvloer van alle drie de plannen bestaat uit een systeemvloer van voorgespannen balken met polystyreen vulelementen (attest) (zie afbeelding 5.1).
5.3 Plan I (tunnelbekisting) De draagconstructie van dit eerste plan wordt gevormd door een ter plaatse gestort betonskelet. Over zes beuken vormt dit skelet, bestaande uit vloeren en woningscheidende wanden, één monoliet geheel met buigvaste knooppunten. (zie afbeelding 5.2) 5.3.1 Constructie-controle Sterkte en stabiliteit De berekeningen voor de sterkte en stabiliteit zijn door middel van een mechanica programma op basis van een tweede-orde momentenberekening uitgevoerd. Deze berekening is rekentechnisch moeilijk (iteratieberekening) maar het systeem is helder en overzichtelijk. Met behulp van de juiste programmatuur zijn de berekeningen eenvoudig te controleren. In één van de vier gemeenten Afb. 5.1 Beganegrond-systeemvloer
64
Afb. 5.2 Plan I: tunnelbekisting
beschikt men over een programma dat deze berekening ook werkelijk kan narekenen. In de andere gemeenten wordt de berekening gecontroleerd op basis van een eerste-orde berekening, waarna door middel van vuistregels een schatting wordt gemaakt van de tweede-orde momenten. De stabiliteit van een dergelijke constructie vraagt niet zoveel aandacht wegens het monoliete karakter van het skelet. Het is één groot frame met buigvaste knooppunten. De controleur heeft veel vertrouwen in de constructie-wijze. Uit de overzichtelijke berekening zijn eenvoudig belastingen op de verschillende onderdelen van het skelet af te lezen. Op hoofdlijnen wordt vervolgens gecontroleerd of de wapening juist is berekend en of dit op juiste wijze is aangebracht op de tekeningen. Voor de mate van controle is het van belang hoeveel vertrouwen de controleur heeft in de constructeur die de plannen heeft uitgewerkt. Eerdere ervaringen spelen hierbij een rol. Ook de presentatie van het materiaal is van belang. Als eenmaal een onnauwkeurigheid of een fout wordt vastgesteld, dan is het vertrouwen geschaad en zal de controleur vervolgens meer aandacht aan het plan schenken. Verbindingen
Bij de andere twee plannen is bij de controle veel aandacht voor de aansluitdetails van de verschillende constructieonderdelen. Bij deze monoliete constructie zijn de verbindingen beter gegarandeerd. Er wordt wel gelet op de dimensio-
65
nering van de knooppunten. In sommige knooppunten komt veel wapening bijeen. Er moet voldoende ruimte zijn om de beton te storten. Geprefabriceerde gevelelementen Voorts heeft de constructie-controleur aandacht voor de geprefabriceerde betonnen gevelelementen zoals balkonplaten en lateien. De wapening wordt gecontroleerd en er wordt gekeken naar de manier van bevestigen. Mogelijke werking door temperatuurverschillen en verschil in stijfheid moeten opgevangen kunnen worden. Voor alle geprefabriceerde onderdelen worden berekeningen en wapeningstekeningen ingediend. Dit levert in principe veel te controleren materiaal op. Attesten Voor de hoofddraagconstructie heeft alleen de begane-grond-systeemvloer een attest. Het beton en het wapeningsstaal zijn wel gecertificeerd. In sommige gemeenten wordt geëist dat de geprefabriceerde betonnen gevelelementen afkomstig zijn van een fabriek waarbij het vervaardigen van geprefabriceerde beton-elementen gecertificeerd is. 5.3.2 Buiteninspectie De buiteninspecteurs typeren het toezicht op een dergelijke constructie als intensief maar eenvoudig. Bij de uitvoering wordt regelmatig gewerkt. Dit is een groot voordeel voor het uitoefenen van het toezicht. Zoals de intensiteit van de constructie-controle beïnvloed wordt door de kwaliteit van de constructeur, zo wordt de intensiteit van de buiteninspectie in sterke mate beïnvloed door de kwaliteit van de aannemer en het eventueel aanwezige toezicht op de bouw. Als de BWT-inspecteur hierover zijn twijfels heeft, kan bij dit type plan de inspectie in sommige gevallen uitdraaien op een dagelijks toezicht. Men inspecteert de wapening en ziet toe op het stookgedrag voor de verwarming van de tunnels.
5.4 Plan 11 (kalkzandsteen
+ kanaalplaatvloeren)
De constructie van dit plan is opgebouwd uit bouwmuren van kalkzandsteen en geprefabriceerde, voorgespannen kanaalplaatvloeren met een attest en een schuine kap van geprefabriceerde houten dakplaten met attest (zie afbeelding 5.3). 5.4.1 Constructie-controle Stabiliteit De bouwmuren zijn ankerloze kalkzandstenen spouwmuren waardoor het plan eigenlijk bestaat uit een serie vrijstaande woningen. Dit betekent dat de stabiliteit in elke woning afzonderlijk gegarandeerd moet worden. In dergelijke plannen werken gevelpenanten meestal mee voor de stabiliteit, wat consequen-
66
Atb. 5.3 Plan 11: Kalkzandsteen en kanaalplaatvloeren
ties heeft voor de indeling (openingen) van de gevel. Bij het voorbeeldplan heeft de constructeur de dakvlakken betrokken bij de stabiliteit van de woningen.Typerend voor een dergelijke constructiewijze is de complexe opzet van het stabiliteitssysteem en de consequenties die daaruit voortkomen met betrekking tot de verbindingen van de verschillende constructieonderdelen. Als de constructeur niet duidelijk met een eenvoudig schema aangeeft hoe het stabiliteitssysteem is uitgedacht, heeft de controleur veel tijd nodig om dit uit de documenten te destilleren. Bij het voorbeeldplan moeten de vloeren en dakvlakken als schijven gaan werken. Voor de vloeren betekent dit dat de platen in dwarsrichting door middel van stalen strippen gekoppeld moeten worden. De bevestiging van de dakplaten aan de vloerplaten is ook belangrijk. Als het dakvlak een stabiliteitsschijf moet vormen, betekent dit dat er in latere instantie niet zonder meer een dakraam of een dakkapel kan worden aangebracht.In vergelijking tot de constructie van het vorige bouwsysteem zal de constructeur meer moeite hebben om vast te stellen hoe het stabiliteitssysteem bedacht is en of daar bij de detaillering de juiste consequenties uit zijn getrokken. De berekeningen zijn rekentechnisch echter eenvoudiger.
67
Verdiepingsvloeren en wanden
De kanaalplaatvloeren zijn voorzien van een KOMO attest-met-certificaat. Hierin staat uitgebreid omschreven hoe de platen zijn samengesteld, wat de eigenschappen zijn van het produkt en hoe eraan gerekend moet worden. Toch moet er ook voor een simpel bouwwerk als de eengezinshuizen van dit plan een specifieke berekening worden opgezet om de wapening van de platen te bepalen. In die zin dient de BWT-controleur een vergelijkbaar materiaal te controleren als bij een constructie van in het werk gestort beton. Alle geïnterviewden merken op dat een uitbreiding van de attesten van deze vloersystemen gewenst is. Met betrekking tot statische berekeningen vindt men de attesten te vrijblijvend, te globaal (zie ook opmerkingen in hoofdstuk 6). Bij de controle wordt het attest doorgenomen met betrekking tot de toepassingsen verwerkingsvoorschriften. In dit geval wordt er vooral gekeken naar de voorwaarden hoe de schijfwerking van de vloer gerealiseerd kan worden en naar de oplegging van de platen. Over de opleggingen worden door de geïnterviewden veelvuldig opmerkingen gemaakt. Het attest geeft aan dat het oplegvlak van het metselwerk goed vlak moet zijn. Indien de platen op kalkzandsteen wanden worden opgelegd, is dit vaak een groot probleem. Er wordt vaak een viltlaag op het oplegvlak van de kalkzandsteenmuur gelegd, zodat de spanning die van de vloeren op de wand moet worden overgebracht, gelijkmatig over het oplegvlak wordt verdeeld. Piekspanningen moeten worden vermeden. Door de grote oneffenheid van het oplegvlak is het vilt vaak nutteloos. Naast de problemen met betrekking tot spanningsoverdracht treden er ook andere problemen op door de kieren die ontstaan tussen wand en vloerplaat. Er wordt vaak geconstateerd dat deze kieren worden gedicht met pur-schuim. Dit is een zeer slechte oplossing met betrekking tot de brandwerendheid en de geluidsisolatie. Dak Het dak is opgebouwd uit geprefabriceerde dakplaten, in het attest-met-certificaat omschreven als: "zelfdragende dakelementen die bestaan uit enkelhuidige ribpanelen die zonodig dienen te worden ondersteund door een dragend knieschot". De elementen zijn voorzien van een KOMO attest-met-certificaat. De berekeningen en de detaillering van de gehele dakconstructie uitgewerkt door de fabrikant van de dakelementen. Door de geïnterviewden wordt met wisselende belangstelling gekeken naar de uitgebreide documentatie van het dak. De aandacht gaat uit naar de verbindingen in verband met de overdracht van krachten en een goede aansluiting en afdichting van geluidlekken. De detailleringen van de aansluitingen krijgen de meeste aandacht in verband met geluidlekken. Enkele details worden grondig bestudeerd, speciaal het detail van de aansluiting van het dakelement op de vloerplaat. Er wordt op gelet of het detail van de uitwerking van dit plan conform het voorbeeld van het attest is getekend. Door de goed oplettende controleur wordt een kwalijke fout ontdekt in de samenstelling van de platen. In het attest staan de toegepaste materialen beschreven; dit zijn: hout, spaanplaat, triplex en hardboard. Van deze materialen wordt beschreven welke kwaliteiten worden toegepast en wat de eigenschappen
68
*i;'
i '
! ••
ttft,··_
-'M/./t ! .
daarvan zijn. In het detail van dit plan is vezelplaat i.p.v. spaanplaat aangegeven. De kwaliteit van vezelplaat is beduidend minder. Over de consequenties voor de vernageling wordt in de documenten niet gerept. Dergelijke afwijkingen schaden het vertrouwen in het attest-met-certificaat en leiden ertoe dat de volledige uitwerking van het dak goed moet worden bestudeerd. De meerwaarde van het attest ten behoeve van de controle is in een dergelijk geval zeer beperkt. Een voorbeeld van de beperktheid van dit attest is een opmerking uit het attest als: "Wanneer stabiliteit ontleend wordt aan de kapconstructie, is dit alleen toegestaan wanneer dit door een berekening wordt aangetoond." Over de wijze waarop die berekening moet worden uitgevoerd, wordt met geen woord gerept. 5.4.2 Buiteninspectie De buiteninspectie op deze constructie is anders dan bij de constructie met de tunnelbekisting. De inspecteur zal van de aannemer willen weten wanneer er wordt begonnen met het leggen van de vloerplaten. Aan de hand van de labels wordt gecontroleerd of de juiste platen volgens de tekening worden toegepast. Er is veel aandacht voor de uitvoering van de details. De problemen met de oplegging van de platen worden hier zichtbaar. De inspecteurs constateren vaak dat de uitvoerders niet zorgvuldig omgaan met de opleggingen. Dit leidt ertoe dat ze vaak aanwijzingen geven hoe de bovenzijde van de muren moet worden afgewerkt en hoe de kieren moeten worden gedicht. De inspecteur moet uiterst alert zijn, want het leggen van de platen gaat snel en achteraf is het moeilijk te zien of het allemaal goed is uitgevoerd, laat staan om aanwijzingen te geven hoe problemen moeten worden opgelost.
5.5 Plan III (Heembeton casco) De constructie bestaat uit een casco dat geheel is opgebouwd uit geprefabriceerde betonelementen van het systeem van de firma Heembeton. De elementen worden in het werk constructief verbonden. Het dak bestaat uit geprefabriceerde dakelementen van een andere firma (zie afbeelding 5.4). 5.5.1 Constructie-controle Casco In gemeenten waar men veel ervaring met dit bouwsysteem heeft, is men enthousiast over de kwaliteit van het systeem. Men heeft er veel vertrouwen in en dat heeft zijn weerslag op de intensiteit van de controle. Het grote voordeel van het systeem is gelegen in het feit dat de gehele constructie van één fabrikant afkomstig is. De afstemming van de onderdelen onderling is uitermate goed en dit weerspiegelt zich in de aansluitdetails. De constructie wordt uitgewerkt door een constructieadviseur die aangewezen is door de fabrikant van het systeem. Dit betekent dat de adviseur ook veel ervaring met
69
het systeem heeft. Het materiaal dat wordt ingediend, is systematisch en eenvoudig te controleren. De elementen zijn van goede kwaliteit, daar heeft men bij de controle niet veel aandacht voor. De berekeningen worden globaal bekeken, de details krijgen de meeste aandacht. De stabiliteit wordt goed verzorgt. Hier dragen de binnenspouwbladen en enkele stabiliteits-binnenwanden toe bij. De geïnterviewden zijn zeer te spreken over het attest van dit systeem. Het is goed uitgewerkt. Er wordt een duidelijke indeling gemaakt naar gebouwgrootteklassen. Per klasse wordt aangegeven hoe de stabiliteit door het casco moet worden geregeld. De vloerelementen van het casco zijn evenals bij het vorige plan kanaalplaatelementen. Het rekenwerk dat hierbij hoort, is het zelfde als bij kanaalplaten van elk ander plan. In vergelijking met het vorige plan vormt de oplegging van de platen in dit geval geen probleem. De oplegvlakken zijn egaal en het vilt is in de fabriek al aangebracht op de wandelementen. Dak
Het dak wordt gevormd door geprefabriceerde houten dakplaten. In dit geval is de controle eenvoudiger dan bij het vorige plan daar dit dakvlak geen stabiliteitsfunktie heeft. De meeste aandacht gaat naar de aansluiting van de platen op het casco en de plaatsing van knieschotten. Het daksysteem is van een andere Afb. 5.4 Plan 111: Heembeton
70
!
F!'t ti"
firma dan die van het casco. Ook de constructie-adviseur die het dak heeft uitgewerkt, is een ander. Dit betekent dat men extra aandacht heeft voor de afstemming van het dak en het casco met betrekking tot de over te dragen belastingen en detaillering van de aansluitingen. Enkele constructeurs wijzen op een vreemd detail waarin wordt aangegeven dat de elementen verankerd moeten worden in de afwerklaag van de zoldervloer. Dit vergt een zorgvuldige uitvoering. 5.5.2 Buiteninspectie Vooropgesteld moet worden, dat de inspecteurs die veel te maken hebben gehad met dit systeem, veel vertrouwen hebben in de uitvoering. Het wordt meestal uitgevoerd door aannemers die ook al meer ervaring hebben met het systeem. Het feit dat alle constructieve elementen tot het zelfde systeem behoren, betekent dat de detaillering goed op elkaar is afgestemd. Er zal vrijwel nooit geïmproviseerd behoeven worden om problemen die zich bij de uitvoering voordoen op te lossen. Als dit goede vertrouwen er niet zou zijn, dan zou een goed toezicht waarschijnlijk lastiger zijn dan bij de andere bouwsystemen. Steekproefgewijs houdt men toezicht op: de labels van de elementen, een visuele controle van de elementen, het stellen van de elementen, de lasverbindingen en het aankouwen van de verbindingen.
5.6 Vergelijking constructiesystemen Als de controleurs en inspecteurs naar een vergelijking wordt gevraagd van de beoordeling van de drie verschillende bouwsystemen wordt vooropgesteld dat niet het bouwsysteem een bepalende factor is voor de intensiteit van de controle, maar dat dit veel meer wordt beïnvloed door de werkwijze, de kwaliteit van de bij het plan betrokken partijen; architecten, constructie-adviseurs, aannemers en opdrachtgever (wel of geen directie) en van de coördinatie tussen deze partijen. Het cascosysteem van Heembeton wordt als goed uitgewerkt en betrouwbaar ervaren. Er is een attest voor het gehele systeem. Het grote voordeel met betrekking tot de betrouwbaarheid van de constructie wordt gehaald uit een uitermate goede afstemming van de verschillende constructie-onderdelen op elkaar, welke ook in het attest geregeld is. De intensiteit van de controle zal bij dit systeem, zowel met betrekking tot de constructie als het buitentoezicht relatief laag kunnen zijn. Men heeft echter eerder ook ervaringen gehad met dergelijke systemen die minder goed uitgewerkt waren en waarin veel minder vertrouwen in bestond. In een dergelijk geval kan het beeld een hele andere wending krijgen. De kwaliteit van het attest is in dit geval van essentieel belang. Bij het plan met de tunnelbekisting heeft men ook een goed vertrouwen in de constructie. Het documentatiemateriaal, dat wordt ingediend, is overzichtelijk en goed te controleren. Er is wel een uitgebreid toezicht nodig op de wapening, vooral bij de uitvoering.
71
-
Tabel S.l
'we'
Typering van de constructie-controle en mate van aandacht per onderwerp Plan 11
Plan III
Constructiecontrole
Plan 1 typering
aandache
typering
aandacht
typering
aandacht
Vloeren
gewapend beton (in werk)
++
geprefabriceerde kanaalplaten
++
geprefabriceerde kanaalplaten
++
Wanden
gewapend en ongewapend beton
+
kalkzandsteen
0
geprefabriceerde betonelementen
+
Dak
gewapend beton + dakbedekking.
+
geprefabriceerde elementen
+
geprefabriceerde houten dakplaten
+
Stabiliteit
tweede-orde momenten berekening
++
schijfwerking vloer en dakvlak
+++
casco, binnenspouwblad en stabiliteits binnenwanden
+
Constructieve verbindingen
skelet met buigvaste monoliete knooppunten
+
aansluiting verschillende systemen (attesten)
+++
lassen, gietmortels, één systeem
+
Bron: OTB-onderzoek Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
De controle en het toezicht voor een plan zoals plantype 11 (kalkzandsteen wanden, kanaalplaatvloeren en houten dakelementen) is erg wisselend. Het rekenwerk is eenvoudig, maar de veelheid van verschillende systemen die niet goed op elkaar zijn afgestemd, maakt een intensieve controle vaak noodzakelijk. Deze bouwwijze kan meestal getypeerd worden als 'rommelig'. De uitvoeringswijze wordt ook nogal vaak gehanteerd door kleine aannemers, bij projecten waar geen directie gevoerd wordt, waarbij een minder ervaren architect betrokken is en eventueel ook nog eens een slechte coördinatie bestaat tussen de verschillende bij het plan betrokken constructie-adviseurs. Dergelijke factoren leiden er allemaal toe dat het BWT meer aandacht aan zo'n plan zal moeten schenken.
Codering aandacht verdeling (tabel 5.1 en 5.2) vrijwel geen aandacht + geringe aandacht ++ gemiddelde aandacht +++ veel aandacht ++++ zeer veel aandacht
o
72
Tabel 5.2 Buiteninspectie
Typering van de buiteninspectie en mate van aandacht per onderwerp Plan 11
Plan I
Plan III
typering
aandacht
typering
aandacht
typering
aandacht
Vloeren
gewapend beton (in werk)
++
geprefabriceerde kanaalplaten
+
prefabriceerde kanaalplaten
+
Wanden
gewapend en ongewapend beton
++
kalkzandsteen
+
geprefabriceerde betonelementen
+
Dak
gewapend beton en dakbedekking
++
geprefabriceerde elementen
+
geprefabriceerde elementen
+
Constructieve verbindingen
starre monoliete verbindingen
+
aansluiting van verschillende systemen
+++ +
lassen, gietmortels, één systeem
+
Bron: DTB-onderzoek Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
Van de andere kant biedt deze bouwwijze wel de meeste mogelijkheden voor aanpassingen wanneer er fouten of problemen worden geconstateerd. In tabel 5.1 is de belasting voor de constructie-controle van de drie bouwplannen per onderdeel aangegeven. De 'plussen' zijn een interpretatie van de informatie van de resultaten van het planbeoordelings-experiment. In tabel 5.2 is het zelfde gedaan voor de buiten-inspectie. De geïnterviewden waren zeer moeilijk tot uitspraken omtrent een rangorde in de intensiteit van de controle van de drie verschillende typen constructies over te halen. Men bleef benadrukken dat dit van plan tot plan, ongeacht de constructiewijze, heel verschillend kan uitpakken. Toch blijkt er uiteindelijk veel overeenstemming te zijn (zie tabel 5.3). Het plan met de kalkzandsteen wanden, kanaalplaatvloeren en de dakplaten vergt de meeste aandacht. Het Heembetoncasco geniet een groot vertrouwen van de constructie-controleurs en krijgt derhalve minder aandacht bij de controle. Voor de buiteninspecteurs geldt min of meer hetzelfde als voor de constructiespecialisten, met dit onderscheid dat plan 1 (tunnelbekisting) en plan 11 ongeveer evenveel aandacht trekken. Bij de in het werk gestorte constructie vergen de bekisting en de wapening relatief veel aandacht. Een bouwsysteem met een tunnelbekisting is dan toch wel weer een stuk betrouwbaarder dan een andere bekistingswijze. Een aannemer die met een tunnel kist werkt, werkt systematisch en regelmatig en heeft veel ervaring.
73
-=-. __
1.,1
Tabel 5.3
WS'_Mi
__
- I t.. •
_2 \
"" . . .
Rangorde aandacht vergelijkingsplannen volgens controleurs stabiliteit
Constructiecontrole
Zoetermeer
,,,_.!.~
3
11
111
1
2
verbindingen
1
11
III
3
2
vloeren
wanden
11
III
11
1
constructie-
totaal
III
11
III
3
2
1
2
3
1
2
3
1
Lelystad
2
3
1
3
2
1
1
2
Amersfoort
2
3
1
1
3
2
1
3
2
Breda
2
3
1
2
3
1
3
2
1
3
1
2
2
3
1
totaal volgorde
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
2
2
2
3
1
1
2
3
(1: minste aandacht, 3: meeste aandacht) Bron: OTB-Onderzoek Kwaliteitsverklaringen en het BWT 1992
Tabel 5.4
Buiten inspectie Zoetermeer Lelystad Amersfoort Breda totaal volgorde
5.7
Rangorde aandacht vergelijkingsplannen volgens buiten-inspecteurs vloeren
verbindingen II
III
3 2 2
2 2 3
1 2 1
3 2 2
2
2
1
2
11
III
2 2
3
1 2 1
2
1
wanden
totaal
11
III
3 2 2
2 2 3
1 2 1
3
2
2
1
II
III
2 2
2 2 3
1 2 1
2
2
1
Conclusie: betekenis van attesten voor de constructie-controle en het buitentoezicht
Uit het planbeoordelingsexperiment wordt de betekenis van attesten voor de BWT constructie-controle en buiten-inspectie duidelijker. De constructie-specialist heeft in eerste instantie aandacht voor de sterkte- en stabiliteitsberekeningen. Een belastingsberekening is onafhankelijk van het systeem. Ook dimensioneringsberekeningen van de verschillende systemen zijn vergelijkbaar. De stabiliteitscontrole is sterk afhankelijk van het bouwsysteem. Hoe meer homogeen de constructie is, des te beter de stabiliteit geregeld zal zijn. Dit betekent dat er een goede afstemming van de verschillende constructiedelen op elkaar moet zijn. Bij een tunnelbekistingssysteem ontstaat er een monoliete constructie. Het Heembeton-casco kent een attest waarin de afstemming van de elementen goed wordt geregeld. Een systeem bestaande uit verschil-
74
lende constructie-elementen waarbij de onderlinge samenhang slecht is geregeld, is een veel intensievere controle vereist. De constructie-controle is het meest gebaat bij attesten die betrekking hebben op verbindingen. Bij het Heembeton-casco systeem zijn de verbindingen in één attest geregeld. Bij andere constructies waarbij geprefabriceerde elementen worden toegepast, zijn de attesten ook van groot belang. De attesten vormen de schakel tussen de rekenvoorschriften en de eigenschappen en van de produkten. Deze attesten die betrekking hebben op één constructie-element, zouden verbeterd kunnen worden. De huidige attesten gaan vaak te veel uit van het desbetreffende produkt en stellen voor een juiste toepassing voorwaarden aan de verbindingen. Er zouden meer praktische aanwijzingen moeten worden aangegeven voor veel voorkomende verbindingen. Daarnaast zou de rekentechnische informatie uitgebreid kunnen worden (zie voor een verdere uitwerking hoofdstuk 6).
75
- --
- - - - - -
-
-
6 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
6.1
I
Inleiding
De probleemstelling van het onderzoek luidt: "Welke rol spelen kwaliteitsverklaringen bij de controle- en inspectiewerkzaamheden van het BWT in het kader van het verlenen van een bouwvergunning en de inspectie bij de uitvoering van de bouw?" Bij de uitwerking van deze vraag zijn de volgende deelvragen geformuleerd: Wat is de betekenis van kwaliteitsverklaringen in de bouwvergunningsprocedure? Wat is de wettelijke basis, zowel onder de 'oude' Woningwet als onder de herziene Woningwet? Hoe gaan gemeenten hier in de praktijk mee om en wat zijn de te verwachten veranderingen door de ontwikkelingen in de regelgeving (nationaal en op Europees niveau)? Het gaat er in deze paragraaf om, in hoeverre het BWT eisen stelt met betrekking tot het toepassen van gecertificeerde of geattesteerde produkten (§ 6.2). Wat zijn de belangrijkste kenmerken van de planbehandeling, welke fasen zijn te onderscheiden en welke rol spelen kwaliteitsverklaringen bij deze verschillende fasen van de planbehandeling? (§ 6.3) Welke aanbevelingen zijn er te geven met betrekking tot de pIanbehandeling? Hoe kan de planbehandeling door het BWT worden verbeterd (efficienter, kwalitatief beter en met meer uniformiteit)? (§ 6.4) Wat is het effect van de toepassing van een kwaliteitsverklaring op het werk van een BWT-ambtenaar? (§ 6.5) -Welke specifieke ervaringen hebben BWT-ambtenaren met kwaliteitsverklaringen, wat zijn de sterke en zwakke punten? Welke aanbevelingen zijn te formuleren om de betekenis van kwaliteitsverklaringen voor het BWT te vergroten? (§ 6.6)
77
6.2 De betekenis van kwaliteitsverklaringen voor het BWI' Situatie vóór herziening van de Woningwet Tot aan de invoering van de herziene Woningwet en het Bouwbesluit (medio 1992) is de formele betekenis van kwaliteitsverklaringen beperkt geweest. In de bouwregelgeving werd daarnaar niet specifiek naar verwezen. Echter, met betrekking tot de gesubsidieerde bouw wordt al jaren door de overheid geëist dat, voor zo ver dat mogelijk is, gebruik gemaakt moet worden van gecertificeerde bouwprodukten. Er zijn gemeenten die voor alle bouwwerken vergelijkbare eisen stellen. In vele gemeenten wordt in de 'nadere voorwaarden' van de bouwvergunning de eis opgenomen dat geprefabriceerde constructie-elementen van een attest moeten zijn voorzien. In andere gevallen eist men dat de indiener van een bouwvergunning duidelijk aantoont door middel van een 'testrapport' dat het produkt over voldoende eigenschappen beschikt. Zo'n testrapport kan een certificaat of attest zijn. Ook in gemeenten waar in de 'nadere voorwaarden' geen enkele formulering wordt opgenomen omtrent het gebruik van kwaliteitsverklaringen, kunnen de individuele BWT-ambtenaren in de praktijk voor bepaalde produkten een certificaat of attest verlangen. Als er geen KOMO-kwaliteitsverklaring bestaat, zal men van de aanvrager toch een test-rapport met een vergelijkbare waarde opvragen. Een voorbeeld betreft betoncentrales. Verreweg de meeste centrales zijn gecertificeerd. Zo nu en dan wordt het BWT nog wel eens geconfronteerd met een niet-gecertificeerde betonleverancier. In het zuiden van het land komt het vaak voor dat er geleverd wordt door betoncentrales uit België. Als men in dergelijke gevallen de leverancier accepteert, wordt het hem behoorlijk lastig gemaakt. De niet-gecertificeerde leverancier zal grondig dienen aan te tonen dat zijn beton van goede kwaliteit is. Op die manier wordt er indirect druk op de betoncentrale uitgeoefend om ook aan certificatie te gaan werken. Uit dit voorbeeld blijkt dat men een KOMOcertificaat erg betrouwbaar acht. Herziene Woningwet en het Bouwbesluit De herziene Woningwet formaliseert in feite de huidige praktijk en geeft kwaliteitsverklaringen een duidelijke 'publiekrechtelijke' functie. De wet geeft niet expliciet aan dat alle produkten voor zo ver mogelijk van een kwaliteitsverklaringen moeten zijn voorzien, maar de constructie van de regelgeving is dusdanig dat de kwaliteitsverklaringen een duidelijke spilfunctie krijgen om aan te tonen dat de produkten aan de voorschriften voldoen. De erkende kwaliteitsverklaringen krijgen op een drietal manieren een functie: Het Bouw- en Woningtoezicht kan eisen dat de indiener van een bouwplan op voldoende wijze aantoont dat toegepaste produkten voldoen aan de voorschriften. Door het toepassen van gecertificeerde produkten is dit voor de indiener de eenvoudigste weg. Artikel 3 van de herziene Woningwet geeft aan dat bij of krachtens het Bouwbesluit wordt verwezen naar kwaliteitsverklaringen. Hierbij wordt verwezen naar kwaliteitsverklaringen afgegeven door een, door de Minister 78
erkende, certificatie-instelling (deze certificaten voeren het KOMO-merk). Inmiddels is heeft de Stichting Bouwkwaliteit een lijst met erkende kwaliteitsverklaringen gepubliceerd. Het Bouw- en Woningtoezicht dient deze kwaliteitsverklaringen, afgegeven door erkende certificatie-instellingen, bij het beoordelen van een bouwplan te accepteren als voldoende bewijs dat aan de voorschriften van het Bouwbesluit wordt voldaan. Het Bouwbesluit bevat een landelijk-uniform stelsel technische voorschriften. Met het opstellen van deze voorschriften is een uitgebreide herziening en harmonisering van normen (NEN's) en praktijkrichtlijnen (NPR's) doorgevoerd. Tevens is er gewerkt aan het harmoniseren van de kwaliteitsverklaringen. Dat betekent dat de kwaliteitsverklaringen expliciet dienen te verwijzen naar bepaalde voorschriften van het Bouwbesluit waaraan de produkten geacht mogen worden te voldoen. Op die wijze lijken kwaliteitsverklaringen gemakkelijker te hanteren bij de planbeoordeling. Europa Op de wat langere termijn zal de invloed van de Europese regelgeving steeds meer merkbaar worden. De basis van deze regelgeving is gelegd, maar er zal nog een aantal jaren overheen gaan, voordat hiervan de praktische gevolgen merkbaar worden. Het Bouwbesluit is zo opgesteld dat het naadloos bij de Europese Richtlijn Bouwprodukten aansluit. Op Europees niveau wordt geregeld dat alle bouwprodukten die in de EG verhandeld zullen worden, het EC-keurmerk moeten dragen. Het Europese stelsel met betrekking tot certificering en vergelijkbare 'produkt-specificaties' verschilt enigszins van het Nederlandse systeem. Vast staat in elk geval dat er een grote impuls zal uitgaan van de open Europese markt voor uniforme specificaties van de produkten. Dit zal duidelijk gevolgen hebben voor een verdergaande certificering. Fabrikanten zullen in verband met het EC-keur in ieder geval aan de normen en voorschriften moeten voldoen. In het zuiden van het land heeft men veel ervaringen gehad met leveranciers en aannemers uit België. De bouwsystemen, de normen en de specificaties van de produkten verschillen erg van de Nederlandse. Er zal op Europees niveau nog heel wat moeten gebeuren voordat de onderlinge technologieën en specificaties begrepen worden en er een vertrouwen zal bestaan in de kwaliteit van de produkten. Praktische veranderingen Die gemeenten die onder de 'oude' Woningwet in de 'nadere voorwaarden' van de bouwvergunning expliciet eisten dat indien mogelijk (als er voor dat type produkt gecertificeerde merken bestaan) gecertificeerde produkten dienden te worden toegepast, zullen dit onder de herziene Woningwet niet meer kunnen doen. In de praktijk, bij de behandeling van bouwaanvragen, kan men wel een uitgebreide specificatie eisen van bepaalde produkten. Praktisch gezien kan dit betekenen dat er een certificaat of attest moet worden overlegd. In de huidige praktijk wordt daar van gemeente tot gemeente, maar ook van inspecteur tot 79
inspecteur verschillend mee omgegaan. Het al dan niet opvragen van kwaliteitsverklaringen is ook produkt- en branche- atbankelijk. Geprefabriceerde elementen kennen vrijwel altijd een attest. In verband met brandveiligheidseisen worden vaak rnO-testrapporten gebruikt. De nieuwe regelgeving verandert wel iets in theorie maar in de praktijk zal het uiteindelijk weer op hetzelfde neerkomen. Indieners van bouwplannen kunnen door middel van kwaliteitsverklaringen snel toestemming krijgen om innovatieve produkten toe te passen, als deze een erkend KOMO-certificaat of -attest kennen. De verandering van de planbeoordeling in de praktijk als gevolg van zowel de invoering van landelijk-uniforme prestatie-eisen als de rechtstreekse verwijzing van kwaliteitsverklaringen naar deze voorschriften is, moeilijk voorspelbaar. Gezien de huidige werkwijze van het BWT lijken deze veranderingen geen grote consequenties te hebben voor de praktijk van de plantoetsers, constructiecontroleurs en buiten-inspecteurs van het BWT. 6.3
De rol van kwaliteitsverklaringen bij de technische planbehandeling van
het BWf De planbehandeling is te verdelen in vier fasen: voorbespreking; plantoetsing; constructie-controle; buiteninspectie. Tijdens de voorbespreking wijst men soms de indiener van een bouwplan op het gemeentelijk beleid met betrekking tot kwaliteitsverklaringen. Het is te verwachten dat in de situatie onder de herziene Woningwet, waarbij het BWT voor de behandeling van bouwplannen aan fatale termijnen gebonden is, men zeer expliciet in de vooroverlegfase zal aangeven welke stukken de aanvrager van een bouwvergunning moet indienen. Zo zal men laten weten dat voor bepaalde bouwdelen of -produkten certificaten of attesten moeten worden getoond. De fase van de plantoetsing start op het moment dat het plan wordt ingediend en loopt tot de gemeente de bouwvergunning verleent. BWT zal B& Wadviseren de bouwvergunning te verlenen op het moment dat men op basis van het ontwerp en de uitwerking van het plan voldoende vertrouwen heeft dat een bouwwerk zal worden gerealiseerd dat aan de voorschriften voldoet. Men heeft het plan nog niet op alle voorschriften kunnen toetsen. Meestal is het plan nog niet volledig gematerialiseerd en de constructie nog niet volledig uitgewerkt. Over het algemeen spelen attesten en certificaten in deze fase dan ook nog geen actieve rol. Wel formuleert het BWT naar aanleiding van het voorlopige plan 'voorwaarden' met betrekking tot de verdere uitwerking. Meestal kent de bouwvergunning in een bijlage een opsomming van deze nadere voorwaarden. Naast allerlei voorwaarden met betrekking tot de uitvoering van het plan staan
80
e:
_ ti
uz
in deze nadere voorwaarden welke documenten de aanvrager nog ter beoordeling moet indienen. Dit kunnen bepaalde testrapporten, constructieve berekeningen en kwaliteitsverklaringen zijn. Bij de constructie-controle krijgt men vaak te maken met attesten met betrekking tot geprefabriceerde constructie-elementen. In de attesten (met-certificaat) staan technische specificaties, rekenvoorschriften en verwerkingsvoorschriften vermeld. In een attest is niet direct te lezen welke belastingen de toegepaste produkten kunnen verdragen. Het is niet eenvoudig om aan te geven wat de betekenis is voor de constructie-controle wanneer er produkten met attest worden toegepast. Bij de constructie-controle beschouwt men de constructie integraal. Er is veel aandacht voor de stabiliteit van het geheel en de aansluitingen van de verschillende constructie-onderdelen op elkaar. Het is daarom beter om de betekenis van een attest met betrekking tot een bepaald constructie-element te beschouwen in een constructie waarin deze is toegepast. In het algemeen kan gesteld worden dat een attest voor geprefabriceerdeconstructie-elementen een onmisbare specificatie is. De voorwaarde voor de toepassing en de detaillering worden erin aangegeven. Het gebruik van een attest verschilt sterk. De volgende factoren kunnen dit beinvloeden: De bekendheid, of de ervaring van de controleur met het attest. De constructie waarin het element is toegepast. De aansluitingen op de andere constructiedelen. De complexiteit van de constructie waarin het element is toegepast. De bekendheid van de controleur met de toepassing van het element. De bekwaamheid van de constructie-adviseur die het plan heeft uitgewerkt (De uitwerking van het stabiliteitssysteem en de consequenties hiervan voor de verbindingen van de verschillende constructie-onderdelen).
Bij de buiteninspectie ziet de BWT-inspecteur erop toe dat er conform de bouwvergunning wordt gebouwd. Dit betekent dat men de tekeningen raadpleegt op basis waarvan de bouwvergunning is verleend. Certificaten of attesten worden alleen opgevraagd en bestudeerd bij onduidelijkheden of problemen of om een aannemer te overtuigen. Het gaat dan om verwerkingsvoorschriften en aansluitdetails. Steekproefgewijs worden de verwerkte produkten visueel uitwendig door de buiteninspecteur gekeurd. Men controleert of het bedoelde produkt uit de tekening ook werkelijk in het bouwwerk wordt verwerkt en of dat produkt er 'gaaf uitziet. Voor gecertificeerde en niet-gecertificeerde produkten is deze controle ongeveer hetzelfde. Ondanks een oppervlakkige controle heeft men echter bij gecertificeerde propukten meer vertrouwen in de kwaliteit van het produkt.
81
1181 IJ
l il
f
Atb. 6.1 Typering planbehandeling
best-mingsplan
bouwverordeDingen Bouwbesluil rekenvoorschrifleD (TOB, VB,
NEN's, eoz.)
redelijk systematiscbe controle (geen checklist)
bouwwerk moet aao voorschriften voldoen
fomwleren eiseo met betrekking tot kwaliteltsver-
vaste controle ooderwerpen (gehele con-
coostructutie moet veilig zijo
bij geprefabriceerde CODSIructie elemeoten rekt:oe:o met
structie, intensileit afhaokeIijk VaD
bouwvergwmiog
iDdirect bouwverordening
klaringen
attesten
vertrouwen)
steekproefmatige controle
een goed en degelijk bouwwerk
cert. en attesten raadplegen bij twijfel of problemen
6.4 Aanbevelingen met betrekking tot de werkwijze van het BWf Dit onderzoek heeft zich in de eerste plaats gericht op de wijze waarop kwaliteitsverklaringen een rol spelen bij de werkzaamheden van het BWT. Hierbij is voornamelijk gefocust op de kwaliteiten en mogelijkheden van kwaliteitsverklaringen. Daarnaast is er ook veel inzicht ontstaan in de wijze waarop erbij het BWT gewerkt wordt enwelke knelpunten daarbij optreden. Er kunnen derhalve in dit slothoofdstuk ook enkele aanbevelingen gedaan worden voor de werkwijze van het BWT. Duidelijke omschrijving van de in te dienen documenten voor een bouwaanvraag De ambtenaren van het BWT vinden dat externe factoren de grootste invloed hebben op de behandeling van bouwplannen. Met deze externe factoren worden al die factoren bedoeld die niet in de eerste plaats te maken hebben met het ontwerp van het bouwplan, de toegepaste materialen en het al of niet gecertificeerd of geattesteerd zijn van de materialen. Het zijn zaken als: de kwaliteit van de bij het ontwerp en de uitvoering betrokken partijen en de zorgvuldigheid waarmee de documenten zijn uitgewerkt. In eerste instantie lijkt dit door het BWT moeilijk te beïnvloeden. Aanbeveling: Wanneer het BWT duidelijke omschrijvingen maakt van de in te dienen documenten en voorwaarden opstelt waaraan de documenten dienen te voldoen, kan er wellicht al heel wat geharmoniseerd worden, zeker wanneer de gemeenten dit gezamenlijk zullen aanpakken.
82
Afb. 6.2 Rol van kwaliteitsverklaringen per fase van de planbehandeling
Bouwfase
Planbeoordelingsfase
Rol van Kwaliteitsverklaringen
I soms worden kwaliteitsverklaringen belrelren voor de toetsing van voorschriften
in 'nadere voorwaarden' worden HP'~~~~~~~?;;;f~ eisen geformuleerd met betrekking tot in te dienen kwaliteitsverklaringen
in geval van twijfel, onduidelijkheid of meningsverschillen met de aannemer worden kwaliteitsverklaringen opgevraagd
I
11
In verband met de fatale termijnen voor de behandeling van bouwplannen onder de herziene Woningwet zullen gemeenten sterk gebaat zijn met een dergelijke standaard omschrijving. Men zal de bouwaanvraag kritisch moeten bekijken alvorens deze geaccepteerd wordt en de bouwplanprocedure in werking treedt.
83
Structurering werkzaamheden (checklisten - prioriteiten) In het onderzoek is de karakteristieke werkwijze van het BWT duidelijk geworden. Bouwplannen worden gecontroleerd op basis van de bouwverordening, maar dit wil allerminst zeggen dat alle voorschriften ook werkelijk gehandhaafd worden. Bij de plantoetsing controleert men nog het meest aan de hand van de voorschriften, maar (vrijwel) nooit met behulp van een checklist. Alle controleen inspectiewerkzaamheden zijn gebaseerd op 'ervaring'. Men denkt de voorschriften van de bouwvergunning te kennen. De buiten-inspectie is gebaseerd op de documenten van de bouwvergunning. Hierbij komen de voorschriften van de bouwverordening nog slechts indirect aan de orde. De overheid wil door het invoeren van landelijke bouwvoorschriften uniformiteit van kwaliteitseisen invoeren. In de huidige praktijk kan weliswaar elke gemeente zijn eigen bouwverordening opstellen, maar in verreweg de meeste gemeenten past men de voorschriften van de Model-bouwverordening ongewijzigd toe. Toch lijkt nauwelijks sprake te zijn van een uniforme beoordeling van bouwplannen door de grote verschillen in handelwijze van de Bwr-inspecteurs. Als de werkwijze van het BWT niet wordt aangepast, zullen er ook onder het Bouwbesluit verschillen in behandeling van bouwplannen blijven bestaan. Aanbeveling: Vastgelegde protocollen voor de bouwplanbehandeling, checklisten met onderwerpen die naar de voorschriften van het Bouwbesluit verwijzen en prioriteitenstellingen lijken onmisbare instrumenten voor een structurering van de behandeling van bouwplannen en het handhaven van uniforme voorschriften. Automatisering van het bijhouden van checklisten lijkt onontbeerlijk. Actuele kennis, scholing en specialisatie Uit het onderzoek is duidelijk gebleken dat BWT-ambtenaren zeer verschillende ervaringen hebben met het zelfde 'te controleren materiaal'. De een geeft de voorkeur aan de traditionele betonvloer, de ander controleert veel liever een geprefabriceerde kanaalplaatvloer. De één vindt de inhoud van een kwaliteitsverklaring veel te moeilijk, de ander is er uiterst tevreden mee. 'Ervaring' is nog altijd een sleutelwoord waarmee de BWT-ambtenaar zichzelf tot deskundige benoemt en sterke oordelen en vooroordelen koestert om zijn beperkte tijd te verdelen over de verschillende te behandelen bouwprojecten. Een slechte ervaring met een attest of certificaat van jaren geleden maakt het produkt nog steeds verdacht. Als eerste knelpunt bij de werkzaamheden noemt men de grote werkdruk. Dit heeft onder meer tot gevolg dat er nauwelijks tijd en mogelijkheden zijn voor bijscholing en om kennis op te doen van de ontwikkelingen in de bouw. Aanbeveling: Kennis over nieuwe bouwprodukten, constructiewijzen, berekeningsmethoden, certificaten en attesten enz. moet regelmatig op peil gehouden worden. Bijscholing lijkt essentieel om te komen tot een efficiënte en adequate bouwplanbeoordeling.
84
6.5 Het effect van de toepassing van een kwaliteitsverklaring In § 6.3 is de rol van kwaliteitsverklaringen in verschillende fasen van de planbeoordeling kwalitatief aangegeven. Om het effect van de toepassing van een produkt-met-kwaliteitsverklaring op de planbehandeling zo goed als mogelijk te kwantificeren, zijn er vergelijkingen gemaakt met de toepassing van alternatieve oplossingen van bouwmaterialen die niet door een kwaliteitsverklaring worden ondersteund. Voorts is er gekeken naar oplossingen waarbij de constructie wel is samengesteld uit gecertificeerde bouwmaterialen, maar waarvan de samenstelling op zich niet is gecertificeerd. Deze vergelijking is uitgevoerd voor bij de constructie-controleurs en buiteninspecteurs. De onderwerpen waren vloeren, wanden, gevels, en daken. De controle en toezicht zijn vergeleken met de criteria: moeilijkheidsgraad van de controle, de snelheid, de kwaliteit van de controle en het resultaat van de controle, ofwel de mate waarin fouten worden geconstateerd. De belangrijkste conclusie die uit deze vergelijking is te trekken, is dat Bwrinspecteurs blijkbaar erg verschillend werken, verschillende ervaringen hebben en vertrouwen in de diverse constructie-systemen hebben. Overwegend komt er een zeer divers beeld uit de vergelijking naar voren. Van de 14 constructiecontroleurs die een vergelijking hebben gemaakt tussen geprefabriceerde kanaalplaatvloeren met attest of een ter plaatse gestorte betonnen vloer, oordelen 7 dat de kanaalplaatvloeren eenvoudiger te controleren zijn, terwijl 6 de voorkeur geven aan een traditioneel uitgevoerde vloer Eén respondent beoordeelt beide systemen als gelijkwaardig. Van de respondenten achten 8 het geprefabriceerde systeem sneller te controleren, 5 de traditionele en 1 ziet geen verschil. De meesten hebben moeite om tot een oordeel te komen. Dit geeft aan dat de verschillen, wanneer ze al onderkend worden, niet groot zijn. Een dergelijk beeld treedt bijna bij alle constructie-delen op zowel bij constructie-controleur als buiten-inspecteur. De voorzichtige conclusies die uit de vergelijkingen te halen zijn, zijn: Voor de constructie-controleur: traditionele vloeren en geprefabriceerde vloeren zijn uiteindelijk voor de controle gelijk; er bestaat een licht voorkeur voor traditionele wanden; men heeft weinig vertrouwen in geprefabriceerde dakplaten. Voor de buiten-inspecteurs: geprefabriceerde vloeren zijn sneller en gemakkelijker te controleren, de controle is niet beter, er worden veel minder fouten bij geconstateerd; een lichte voorkeur voor traditionele wanden; toezicht op geprefabriceerde en traditionele gevelelementen is ongeveer gelijk; daken opgebouwd uit geprefabriceerde elementen zijn eenvoudiger en sneller te inspecteren maar er worden meer fouten geconstateerd dan bij traditioneel werk.
85
---------~--~---~~----~---~~-~-~--~-~~.------------......
Na de vergelijking van elementen is de beoordeling van drie bouwsystemen vergeleken. Hieruit wordt het meest duidelijk wanneer en waarom een attest wordt gehanteerd. Eén van de plannen betreft een woningbouwproject waarbij het casco uit geprefabriceerde elementen bestaat. Het geheel is van één en het zelfde systeem en kent ook een attest dat betrekking heeft op het gehele systeem. Dit heeft invloed op de intensiteit van de controle en het toezicht. Het is een degelijk attest, alles lijkt goed geregeld, de ervaringen zijn goed, er is altijd een goede constructie-adviseur bij betrokken die veel ervaring heeft met het systeem. Bij bouwsystemen waarvan het casco is opgebouwd uit elementen van verschillende systemen (eventueel met attest), is er veel toezicht nodig. Het attest is dan wel noodzakelijk voor de produktspecificaties, maar de invloed op de intensiteit van het BWT-toezicht is beperkt.
6.6 De waardering van kwaliteitsverklaringen en aanbevelingen ter verbetering Vertrouwen Certificering en attestering wordt alom toegejuicht. Ondanks slechte ervaringen en incidentele constateringen dat gecertificeerde produkten kwalitatief slecht zijn, geniet het KOMO-merk bij de meeste BWT-ambtenaren een groot vertrouwen. De BWT-ambtenaren zijn ervan overtuigd dat door certificatie de kwaliteit van produkten steeds groter geworden is. Ook acht men de kwaliteit van de certificaten steeds beter. Nut voor BWf-controle Voor de controle van onbekende produkten of samengestelde produkten zijn certificaten en attesten essentieel. Certificaten geven een kwaliteitsindicatie van een produkt, of als specificatie met betrekking tot bijvoorbeeld de bouwfysische eigenschappen van een produkt. Attesten dienen als hulpmiddel bij de berekeningen voor constructie-elementen of voor de toepassings- en verwerkingsvoorschriften. Kwaliteitsverklaring verouderd Certificaten en attesten zijn vaak verouderd: 5 van de 15 geïnterviewden noemen dit regelmatig optredend probleem. Op de verklaring staat een geldigheidsperiode aangegeven. Deze wordt vaak overschreden. Het produkt zou inmiddels verbeterd kunnen zijn, maar daarvan kan men niet zeker zijn. Dit komt het vertrouwen in de kwaliteitsverklaringen niet ten goede. Er wordt veel geklaagd over de traagheid waarmee kwaliteitsverklaringen tot stand komen en worden aangepast. Men vreest dat de innovaties in de bouw de vervaardiging van certificaten en attesten altijd ruim voor zullen blijven. Aanbeveling: Om het vertrouwen in kwaliteitsverklaringen te bevorderen zal men meer zorg moeten besteden aan het 'up to date' houden van de inhoud. (Zie ook aanbeveling onder 'Informatie over de sterkte-eigenschappen in attest').
86
..
_-
Gecertificeerd produkt voldoet niet Soms wordt toevallig geconstateerd dat een gecertificeerd produkt kwalitatief niet deugt. Dit heeft een zeer negatief effect op het vertrouwen. BWT-ambtenaren ondervinden het als een probleem om een klacht over een kwaliteitsverklaring door te geven. Als het wordt gemeld aan de certificatie-instelling, worden er niet of nauwelijks consequenties uit getrokken. Men vindt dat een kwaliteitsverklaring ingetrokken moet worden, wanneer meermalen wordt geconstateerd dat de produkten niet aan de kwaliteitsverklaringen voldoen. Bij de BWf-ambtenaren leeft de indruk dat certificatie-instellingen 'op de hand' van de producenten zijn. Met hen hebben ze een commerciële relatie. Het intrekken van een certificaat betekent het verlies van een klant. Wat dit betreft, bestaat er bij het BWf waarschijnlijk ook nog veel onbegrip over de wijze waarop er met zulke klachten omgegaan zou kunnen worden. Als er klachten over een certificatie-instelling zijn, zou men bij de Stichting Bouwkwaliteit of bij de Raad voor de Certificatie moeten aankloppen. Aanbeveling: Goede voorlichting aan BWf-ambtenaren. Hoe liggen de verhoudingen met betrekking tot het afgeven en intrekken van kwaliteitsverklaringen, waar moet men aankloppen in geval van klachten en wat zijn de procedures voor het behandelen van die klachten? Op die manier zou het vertrouwen in kwaliteitsverklaringen en de onafhankelijkheid van de certificatie-instellingen worden bevorderd. Betere informatie over de toepassing van constructie-elementen De meeste attesten hebben betrekking op één constructie-element. Het produkt waarop het attest betrekking heeft, staat centraal en wordt zeer uitgebreid beschreven. Aan de toepassing van het constructie-element in een constructie en de verbindingen worden voorwaarden gesteld, zonder verder expliciet aan te geven hoe veel voorkomende verbindingen praktisch gerealiseerd kunnen worden. Bij het planbeoordelingsexperiment is het voorbeeld van de kanaalplaatvloeren, opgelegd op kalkzandsteen bouwmuren, aan de orde gekomen. Het attest vermeldt over zo'n oplegging: "De steunpunten dienen ter plaatse van de opleggingen van de vloer voldoende vlak te worden uitgevoerd c.q. afgewerkt. Het bovenvlak van een tussensteunpunt mag, na afwerking, niet meer dan 5 mm onder een rechte door de eindopleggingen liggen. In toepassingsgebied 11 kan, na afwerking van de opleggingen, bovendien drukverdelend oplegmateriaal (vilt) noodzakelijk zijn. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij oplegvlakken van metselwerk of stortvlakken van beton." Het oplegvlak moet dus voldoende vlak worden uitgevoerd, maar wat men dient te doen als dit bij lange na niet het geval is en wat de toleranties zijn, wordt niet vermeld. Aanbeveling: Attesten kunnen voor de BWT-controle aan betekenis winnen wanneer er voor de toepassing van constructie-elementen in veel voorkomende situaties concrete standaardoplossingen worden aangedragen. Het gaat met name om verbindingsdetails waarbij rekening gehouden wordt met uitvoeringsproblemen.
87
Informatie over de sterkte-eigenschappen in attest Attesten zouden voor de controle van de constructie door het BWf van grotere betekenis kunnen zijn. De huidige attesten (-met-certificaat) geven vaak zeer algemene informatie over de samenstelling van de constructie-elementen en de technische eigenschappen. Het attest bevat geen lijst van de produkten die op basis van het attest vervaardigd worden en van de belastingen die die elementen zouden kunnen verdragen. Als reden voor deze 'algemene' vrijblijvende informatie in een attest ziet men het feit dat de produkten van tijd tot tijd worden vernieuwd. Het opstellen van een attest kost veel tijd en geld. De producent wil dus een attest dat een lange tijd mee kan gaan. Als er veel produktgebonden gegevens in het attest staan, is de kans op veroudering van het attest zeer groot. Aanbeveling: Als mogelijke oplossing voor dit dilemma wordt een onderverdeling van attesten gesuggereerd. Een splitsing in een algemeen gedeelte met een lange geldigheid waarin de basisspecificaties worden gegeven en een 'toegepast' gedeelte waarin de produkten worden beschreven die op basis van het attest worden vervaardigd, compleet met berekeningen en toepassingsvoorbeelden in standaard constructies. Zo'n tweede deel zou misschien de vorm moeten krijgen van een 'verklaring van de fabrikant' waardoor deze regelmatig zou kunnen worden aangepast om zo up to date te blijven. In het algemene gedeelte kunnen de voorwaarden voor de inhoud van het produktgebonden gedeelte worden aangegeven. Certificatie van constructie-adviseurs en rekenprogramma's Controle van de constructie wordt in grote mate bepaald door de werkwijze en kwaliteit van de bij het plan betrokken partijen en de onderlinge coördinatie tussen deze partijen. De werkwijze en de manier waarop het rekenwerk van een constructie-adviseur wordt gepresenteerd, varieert in hoge mate. Aanbeveling: Het zou zeer zinvol zijn als er meer gestandaardiseerd zou worden. Rekenprograrnmatuur van de adviseur zou gecertificeerd kunnen worden. Verder is er te denken aan een proces-certificaat voor het werk van constructie-adviseurs. Attest als gebruiksaanwijzing voor de uitvoering De inhoud, de opzet van een attest is feitelijk niet gericht op de uitvoerenden op de werkplaats (de handwerkslieden). De tekst van een attest is daarvoor te 'wetenschappelijk'. Constructie-controleurs vinden de uitgebreide technische specificaties prima en zijn voorstander van verdere uitbreiding. Veel van de buiteninspecteurs vinden attesten niet uitermate geschikt als 'gebruiksaanwijzing' voor de uitvoering. Als er niet iemand het dagelijks toezicht op de bouw uitoefent is het gevaar erg groot dat uitvoeringsvoorschriften genegeerd worden. Aanbeveling: Om een juiste verwerking van geattesteerde constructie-elementen te bevorderen, is het zinvol een praktische uitvoeringshandleiding als bijlage bij een attest op te nemen.
88
LITERATUUR
Aalders, M.V.C., 1987, RegeItoepassing in de ambtelijke praktijk van de Hinderwet Bouwtoezichtafdeling, Groningen (Wolters-Noordhot). Adriaansens, C.A., en Fortgens A.Ch., 1990, Volkshuisvestingsrecht, Deventer (Kluwer). Aussems, T., 1987, Volkshuisvestings- en stadvernieuwingsrecht, Zaltbommel (Koninklijke Vermande bv.) Aussems, T., 1990, Effectrapportage Herziene Woningwet en Bouwbesluit deel bestaande woningen en woongebouwen voor het Haagse (particuliere) voorraadbeleid, Zaltbommel. Bakens, WJ.P., 1990, Van gewone aannemer naar 'aannemer-plus' (de vraag naar topkwaliteit), Bouw nr.6, pp. 14 - 15. Bakens, W.J.P., JJ. Goudsmit en F.H. van den Bereken, 1989, De veranderde bouwproduktie, preadvies van de Vereniging voor Bouwrecht nr 17, Deventer (Kluwer). BDA (Bureau Dakadvies), 1990, BDA-dakboel\ie '90, Gorinchem (BDA). Beerepoot-Sangen, Y.G.M., en G. Leentvaar-Leistra, 1991, Consument en produktkwaliteit, Deventer (Kluwer). Bentvelsen, Th., 1989, Op weg naar kengetallen van gemeentelijke volkshuisvesting-, stadsvernieuwings- en ruimtelijke ordeningstaken, Delft (Delftse Universitaire Pers). Biemans, P.AJ.M., 1989, Praktijktoets ontwerp Bouwbesluit, deel te bouwen woningen en woongebouwen, Tilburg (Milieudienst).
89
Boonekamp, H.AL., J. Hengeveld, e. de Hoog, 1990a, Het prestatieconceptj begrip, inhoud en betekenis voor het bouwproces, deel I, Rotterdam (Stichting Bouwresearch). Boonekamp, H.AL., J. Hengeveld, C. de Hoog, 1990b, Het prestatieconcept; de vraagspecificatie uitgewerkt voor een woongebouw, deel 2, Rotterdam (Stichting Bouwresearch). Broersma, H., 1989, Kwaliteit in bouwprojecten, De Ingenieur nr. 6, pp. 27 - 29. Bruil, D.W. en Th.G. Drupsteen, 1991, De nieuwe Woningwet: machteloze deregulering, Nederlands Juristen Blad, mei, nr. 20, pp. 816 - 820. Clli, januari 1982, Working with the Performance Approach in Building, eIB Report, Publication 64, International Council for Building Research Studies and Documentation, Rotterdam. Derksen, M.D., 1990, Certificaat een kwestie van vertrouwen?, Bouwrecht, nr. 6, pp. 432 - 434. Doom. N. van, 1991, Kwaliteitszorg in het bouwbedrijf (1 & 2), De Bouwadviseur, april, pp. 24 - 26 en pp. 16 - 18. Donders, N.J.M., april 1991, Enkele kanttekeningen bij het rapport Mathurin "Study of responsibilities, guarantees en insurance in de construction industry with a view to harmonisation at community level", Bouwrecht nr. 4, pp. 261 -265. Duyvendijk, K. van, december 1990, De bouwvergunning in de herziene Woningwet: een analyse van enkele belangrijke wijzigingen, Bouwrecht nr. 12, pp. 879 885). Goemans, T. (SlliAS), H.S. Buitenkamp (lliBC-TNO), e.M. van den Hoff (IBW), 1988, De effecten van het Bouwbesluit, een regeleffectrapport voor het deel te bouwen woningen en woongebouwen, Zoetermeer (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting, Directie Onderzoek en Kwaliteitszorg). Goemans, T. (SlliAS), H.S. Buitenkamp (IBBC-TNO), C.M. van den Hoff (lliW), 1988, De effecten van het Bouwbesluit, een regeleffectrapport voor het deel bestaande woningen en woongebouwen, Zoetermeer (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting, Directie Onderzoek en Kwaliteitszorg). Gosselink, J., 1991, Brief over bureau gelijkwaardigheid (aan de leden van de COB), 's-Hertogenbosch, 4 april. 90
.I
-
--- - ------------------------------------
Instituut voor Bestuurswetenschappen, Bureau voor Bestuurs- en Beleidsadviezen, TNO-Bouw, 1991, Lokale toepassingsverschillen Bouwbesluit (rapport van de eerste fase van het onderzoek), Delft. Janmaat, N.l., 1991, Een keuring blijft een goede zaak (gecertificeerde bouwstoffen), Woningraad nr. 12, pag. 21. Jansen, PJ., 1991, Bouwbesluit en gemeentelijke bouwverordening, Woningraad nr 12, pag. 36. Kluwer 1982/1990, Handboek kwaliteitsbeleid, Deventer. Kooijman, D.e. en F. Pries., Prestatie-omschrijving in de bouwnijverheid, een instrument in het kader van R & 0 en kwaliteitszorg, Rotterdam, (Erasmus Universiteit Rotterdam). Lindner, G. en J.F.M. Verdonk, 1990, Rol toeleverende industrie in de bouw verandert, De Ingenieur nr.1, januari, pp. 34 - 36. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, 1989/1990, Bouwbesluit berichten 1,2,3 en 4 (nieuwsbrieven), Zoetermeer. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, september 1986, Het Bouwbesluit, nieuw te bouwen woningen en woongebouwen (voorlichtingsbrochure)', Zoetermeer. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Directoraat Generaal van de Volkshuisvesting, 1990, Technische Bouwregelgeving in Nederland en Europa, Zoetermeer. Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting, Directie Onderzoek en Kwaliteitszorg, 1988, Overeenkomst tussen de Stichting Raad voor de Certificatie, Stichting Bouwkwaliteit en de Minister van VROM, betretTende de afstemming van kwaliteitsverklaringen in de bouw, 20 juni, Zoetermeer. Moesker, H.C.W.M., 1988, Privatisering van het bouw- en woningtoezicht?, Bouwrecht nr. 8, pp. 570 - 573. Moesker, H.e.W.M., 1989, Aansprakelijkheid bouwtoezicht Woudrichem, (gastnoot bij jurisprudentie), Bouwrecht nr. 8, pp. 637 - 645. Moesker, H.C.W.M., 1990a, De toekomst van het bouw- en woningtoezicht, Bouwrecht nr. 10, pp. 740 - 747).
91
Moesker, H.C.W.M., 1990b, Het Bouwbesluit, Bouwrecht, nr. 12, pp. 890 - 908. Mulder, F.A, 1981/1988, Manager en produktkwaliteit in het middelgrote en kleine industriêle bedrijf, Deventer (Kluwer). Nolet, W.AA, 1990, Voorontwerp-Bouwbesluit, deel bestaande woningen en woongebouwen, Bouwrecht nr 3, pp. 185-189. NORMAG, 1988, Klantgericht effectief Bouwtoezicht en het Bouwbesluit, Zoetermeer (Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Directoraat-Generaal van de Volkshuisvesting, Directie Onderzoek en Kwaliteitszorg).
NWR, 1987, Symposium "Het Bouwbesluit, beter of slechter dan de bouwverordening", Almere. Oostwaard, AJ. van, 1987, De Europese gemeenschap en de bouw: Harmonisatie en normalisatie, BMT, Organisatie voor Bouw-, Markt- en Technologieontwikkeling b.v., in opdracht van Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, Directie Coördinatie Bouwbeleid, 's-Gravenhage, MVROM, Zoetermeer. Raad voor de Volkshuisvesting, 1986, Advies inzake het voorontwerp van de Wet tot Herziening van de Woningwet, Zoetermeer. Raad voor de Volkshuisvesting, 1987, Advies inzake het Voorontwerp-Bouwbesluit (deel te bouwen woningen en woongebouwen), Zoetermeer. Raad voor de Volkshuisvesting, 1989, Advies inzake het Voorontwerp-Bouwbesluit (deel bestaande woningen en woongebouwen), Zoetermeer. Sluizer, 0., 1989, Prestatie-concept en Architect, een discussienota, Amsterdam, (Bond van Nederlandse Architekten). Stichting Bouwkwaliteit, 1989/1992, Bouwkwaliteit Nieuws, nummers 1 t/m 8, Rijswijk. Stichting Bouwkwaliteit, 1991, Planning van de aansluiting van de kwaliteitsverklaringen aan het Bouwbesluit, Rijswijk. Stichting Bouwkwaliteit, 1991, Structuur procedure attestering, Rijswijk. Stichting Bouwkwaliteit, 1991, Lijst nationale beoordelingsrichtlijnen, Rijswijk.
92
.......
w,
Straver, C.M., 1978, Juridische aspecten van de kwaliteit van het bouwen, preadvies van de Vereniging voor Bouwrecht nr.6, Deventer (Kluwer). Vereniging voor Bouwrecht, 1990, Verslag jaarvergadering 1989 van de Vereniging voor Bouwrecht: "De veranderende bouwopgave", Bouwrecht nr. 3, pp. 149 189. Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1988, Reactie op ontwerp-Bouwbesluit, brief aan de vaste Commissie voor VROM uit de Tweede Kamer, 's-Gravenhage, 's-Gravenhage. Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1988, Reactie op ontwerp-Bouwbesluit, brief aan de vaste Commissie voor VROM uit de Tweede Kamer, 's-Gravenhage, 's-Gravenhage. Vereniging van Nederlandse Gemeenten, 1989, Verslag van vergadering 113, Commissie van de Bouwvoorschriften, 's-Gravenhage. Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Bouwbesluit, 's-Gravenhage.
1990, Projectplan Handleiding
Wijnja, J.G. en H. Priemus, 1990, De toekomst van het Bouw- en Woningtoezicht, Delft (Delftse Universitaire Pers).
93
ril!
_ __ ti. IliI"'_
i&&2L.
~
I
••
BQLAGEI WST VAN GEïNTERVIEWDE PERSONEN
Algemene interviews: (hoofdstuk 4) Gemeente
s'Gravendeel Druten Culemborg Goes Lelystad Roosendaal Vlaardingen Almere Zoetermeer Amersfoort Leiden Breda Groningen Den Haag Rotterdam
Aantal Geïnterviewde personen inwoners 8.500 14.800 21.500 32.000 57.600 60.200 73.800 85.000 96.300 99.400 110.400 123.000 167.900 441.500 579.200
Groenendijk, v.d. Heuvel en Brand Hagenbeek Brouwer, Brouwer, Pin en Den Teuling De Waard Wildeman en Lok Paantjes, Verbeek, Woerkom en De Rooy Romer, De Jong, Tunissen en Lankhorst Kuiper en Bakker Burger en De Rijke Giezen, Bos en Goudriaan Rasser en Kuyvenhoven Lemmens, Kavelaar en Oomen Haasjes, Drenth en Vos Schaaf, Jutte en Noman Van Tilburg, van Oudshoorn, Sagel en Knol
Planbeoordelingsvergelijkingen: (hoofdstuk 5) Gemeenten
Personen
Amersfoort Lelystad Zoetermeer Breda
Bos en Goudriaan Lok en Wildeman Burger Wijnbergh en Oomen
95
" ~l
Overige geinterviewde personen: Aalders, schrijver van het Boek 'Regeltoepassing in de ambtelijke praktijk van de Hinderwet en Boutoezichtafdeling'. Berg, BWf gemeente Delft. Moesker, jurist gemeente Delft, publisist in Bouwrecht Schalekamp, KIWA
96
r'
•
• __
BIJLAGE 2
BEOORDEllNGSRICHTLUNEN,CERTDnCATEN EN AtTESTEN OKTOBER 1991
Beoord.Richtl.
01. DAKCONSTRUCTIES Houtachtige dakconstructies Dakconstructies met dakplaten van gewapend gasbeton Houtachtige dakkapellen 02. VWERCONSTRUCTIES Vloerconstructies van gewapende gasbetonplaten Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton algemeen gedeelte met bijlagen: Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton bekistingsplaatvloer Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton voorgespannen bekistingsplaatvloer Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton - plaatvloer Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton voorgespannen plaatvloer Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton smalle plaatvloer
dat.
cert·fatt.
1991-03 1988-06 1990-10
1990-06 1989-05 aU. + prod.cert
1989-05
1989-05
1989-05 1989-05
1989-05
97
Mf
s ...,-;;-:;s
-.et_ZE
",aF' , _ _ . ,
,·f_r.
,8
_
..
___ '
Beoord.Richtl. Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton voorgespannen smalle plaatvloer Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton-ribbenvloer Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton voorgespannen ribbenvloer Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton combinatievloer samengesteld met voorgespannen balken en vulelementen van hard polystyreenschuim Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton combinatievloer samengesteld met gedeeltelijk geprefabriceerde balken en vulelementen van hard polystyreenschuim Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton combinatievloer samengesteld met voorgespannen balken en lichtbeton vulelementen Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton combinatievloer samengesteld met gedeeltelijk geprefabriceerde balken en lichtbeton vul elementen Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton lichtbeton vulelementen voor combinatievloeren Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton - wijziging Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton - aanvulling Vrijdragende systeemvloeren van vooraf vervaardigd constructief beton - 2e aanvulling Roostervloeren van gewapend beton voor stalgebouwen
98
1
"n.•
dat. 1989-05
1989-05
1989-05
1989-05
1989-05
1989-05
1989-05
1989-05 1989-05 1990-07 1990-12 1991-08 1990-12
cert.fatt.
Beoord.Richtl.
dat.
03. VOORSPANSYSTEMEN Voorspansystemen
1990-04 prod.cert.
04. BOUWELEMENTEN VAN BETON Bouwelementen van beton
1989-05
OS. BETON STAAL Betonstaal Tralieliggers Buig- en vlechtcentrales Mechanische verbindingen van betonstaal
1990-02 prod.cert. 1989-08 1989-11 proc.cert. 1988-04
06. HOUTVERDUURZAMING Houtverduurzaming onder vacuum en druk
1988-07
07. GEVELELEMENTEN VAN KUNSTSTOF Ingekleurde profielen van draaiende delen Profielen van ongeplastificeerd PVC Gecoëxtrudeerde raamprofielen van ongeplastificeerd PVC met een deklaag van doorgekleurd PMMA 08. GEVELELEMENTEN VAN HOUT Timmerwerk (met aanvulling) Houten gevel elementen en dakramen Houten buitendeuren
cert·fatt.
1988-04 1988-04
1990-03
1991-06 1988-07 1988-12
09. BOUWSYSTEMEN Bouwsystemen Bouwsystemen met een draagconstructie van constructief beton
1988-07 att. 1990-07
10. WANDEN Niet dragende binnenspouwbladen Niet dragende woningscheidende- en woningbegrenzende wanden (met wijziging) Niet dragende scheidingswanden Kalkzandsteen (stenen, blokken en elementen) Lijmmortels voor kalkzandsteen en gasbeton Metselbaksteen Dragende binnen- en buitenwanden
1987-03 1986-04 1984-11 1988-05 1988-05 1988-05 1987-12 99
•
ri
IJI, . I
_
Wi i 11• • "
Wil • • • ,
"'-"---"~-----------~---------- " -l
Beoord.Richtl.
dat.
Gipskartonplaat Keramische tegels Lijmen voor tegels
1987-03 1988-06 1988-06
PLAATMATERIALEN 11 Spaanplaat Gipsvezelplaat Geprofileerde platen en bijbehorende hulpstukken van asbestvrij vezelversterkt cement Bedrijfsvloerplaten van beton
12. KUNSTSTOFFEN VOOR DE WATERBOUW Polypropeen (split) filmgaren voor blokkenmatweefsels Polypropeen (split) filmgaren voor steenasfaltweefsels 13. THERMISCHE ISOLATIE Thermische muurisolatie van voorgevormde produkten Platen van hard polystyreenschuim Bekistingselementen van hard polystyreenschuim Platen en dekens van minerale wol voor de thermische isolatie van geprefabriceerde wand- en dakelementen Thermische isolatie voor platte of hellende daken op een onderkonstruktie in kombinatie met een gesloten dakbedekkingssysteem - algemene bepalingen Dakisolatie van gecacheerd hard PF-schuim, bijzondere bepalingen Dakisolatie van hard polyurethaanschuim, bijzondere bepalingen Dakisolatie van hard polystyreenschuim, bijzondere bepalingen Dakisolatie van geperste steenwol, bijzondere bepalingen Dakisolatie van geëxpandeerd perliet, bijzonder bepalingen Isolatie van spouwmuren met UF-schuim. Eisen en verwerkingsrichtlijnen Isolatie van spouwmuren met glaswolvlokken. 100
cert.fatt.
1991-03 prod.cert. 1990-12 1991-01 1991-01
1988-04 1988-04
1988-04 att. + prod.cert. 1988-04 1988-04
1988-04
1991-05 1991-07 att. + prod.cert. 1991-01 1991-01 1991-01 1991-01 1987-05 att. + proc.cert.
Beoord.Richtl.
dat.
cert.jatt.
Eisen en verwerkingsrichtlijnen Isolatie van spouwmuren met steenwolvlokken. Eisen en verwerkingsrichtlijnen Isolatie van spouwmuren met gebonden PS-schuimparels, eisen en verwerkingsrichtlijnen Isolatie van spouwmuren met gesiliconeerde perlite korrels. Eisen en verwerkingsrichtlijnen Isolatie van spouwmuren met PUR-schuim met een gesloten cel-structuur. Eisen en verwerkingsrichtlijnen Isolatie van spouwmuren met PUR-schuim met een open cel-structuur. Eisen en verwerkingsrichtlijnen Kwaliteitseisen en verwerkingsrichtlijnen voor het isoleren van dakspouwen van hellende daken met gebonden PS-parels Voorlopige kwaliteitseisen en verwerkingsrichtlijnen voor het isoleren van dakspouwen van hellende daken met in-situ gebonden glaswolvlokken Voorlopige kwaliteitseisen en verwerkingsrichtlijnen voor het isoleren van dakspouwen van hellende daken met steenwolvlokken Voorlopige kwaliteitseisen en verwerkingsrichtlijnen voor het isoleren van dakspouwen van hellende daken met PUR-schuim Kwaliteitseisen en verwerkingsrichtlijnen voor buitengevelisolatie-systemen met gepleisterde afwerking Mechanische bevestigingssystemen voor platte of hellende daken met gesloten dakbedekkingssystemen - metalen schroeven en drukverdeelplaten voor bevestiging van thermische isolatie aan metalen ondergronden Platen en vormstukken van hard geëxpandeerd PS-schuim voor thermische isolatie van systeemvloeren
1987-05 att. + proc. eert. 1987-05 att. + proc.eert.
1987-05 att.+ proc.cert.
1987-05
1987-05 att. + proc.cert.
1987-05 att.+ proc.eert.
1985-02
1985-11
1985-11
1987-02
1991-09
1991-01
1991-02
101
Beoord.Richtl. 14. DRAINAGE Geribbelde draineerbuizen van ongeplastificeerd PVC Omhullingsmateriaal van kokosvezel voor draineerbuizen Omhullingsmateriaal van turfvezel voor draineerbuizen Cilindrische moffen van ongeplastificeerd PVC met klikverbinding voor geribbelde draineerbuizen Eindbuizen voor draineerbuizen Omhulde drainagebuis van polystyreenkorrels met een casing van geperforeerde polyetheenfolie Eindbuis met kogelscharnierkop en taludgoot van ongeplastificeerd PVC, bestemd voor geribbelde PVC-draineerbuizen Omhullingsmateriaal voor polystyreenkorrels met een casing van een polyetheennet voor draineerbuizen Omhullingsmateriaal van polypropeenvezels voor draineerbuizen 15. DAKBEDEKKING Dakbedekking met betonnen dakpannen Dakbedekking met metalen elementen met dakpanprofiel Geluidisolerend dakseparatiesysteem (de zgn. geluidwerende pan) Gesloten dakbedekking met roestvast stalen fabrieksmatig vervaardigde banen Gespoten of strijkbare dakbedekkingen Keramische dakpannen Pannendekken (met wijziging)
dat.
1988-Q4 1989-Q4 1989-Q4 1988-Q4 1988-Q4 1988-04
1988-04 1991-Q4 1989-07
1988-04 1988-Q4 1990-10 1988-Q4 1988-04 att. + prod.cert. 1988-05 cert. 1990-11
16. DUIKERELEMENTEN VAN BETON Duikerelementen van gewapend beton Duikerelementen van gewapend beton (speciaal)
1988-Q4 1988-Q4
17. HOUTEN BOUWCONSTRUCTIES Gelijmde dragende houten bouwconstructies Ribpanelen Verlengd triplex Gevingerlast hout Triplex
1989-04 1988-07 1988-07 1988-07 1989-Q4
102
cert./att.
prod.cert. prod.cert. prod.cert. prod.cert.
Beoord.Richtl.
dat.
18. BETONMORTELS Technisch reglement certificatie Betonmortel
1991-03 prod.cert.
19. MORTELS Metselmortels Krimparme, cementgebonden mortels
1990-06 prod.cert. 1989-06 prod.cert.
20. LEIDINGSYSTEMEN VOOR RIOLERINGEN PVC-buizen voor riolering onder vrij verval PVC-hulpstukken voor riolering onder vrij verval Buizen van ABS voor binnenriolering Hulpstukken van ABS voor binnenriolering PE-buizen voor binnenriolering PE-hulpstukken voor binnenriolering Expansiestukken van PVC en ABS Stankafsluiters van kunststof PVC-rioolpersleidingen Rioolbuizen en -hulpstukken GVK (vrij verval) Hemelwaterafvoerbuizen PVC Hemelwaterafvoerhulpstukken PVC Rubberringen en flenspakkingen voor verbindingen in drinkwater- en afvalwaterleidingen Lijmen voor PVC-binnenriolering Niet volwandige PVC-buizen Hulpstukken van PVC met zettingscapaciteit voor buitenriolering Putten van GVP Instortmoffen van PVC PVC-CPE rioolbuizen (bruin) Beluchters van kunststof naar binnenriolering voor secundaire beluchting bij renovatie Kolken, samengesteld uit onderdelen van kunststof en andere materialen Aansluitstukken van PVC-U voor PVC-U buitenrioleringen Lichtgewicht buizen en hulpstukken van PVC-U voor buitenriolering onder vrij verval Verzinkt stalen buizen voor binnenriolering Gietijzeren buizen (G.A.) Gietijzeren hulpstukken Gietijzeren buizen en hulpstukken van het mofloze type voor binnenriolering
1988-04 1988-04 1988-04 1988-04 1988-04 1988-04 1988-04 1988-04 1988-04 1988-04 1988-04 1988-04
cert·fatt.
prod.cert. prod.cert. prod.cert. prod.cert.
1990-12 1988-04 1988-04 1988-04 1988-04 1988-04 1989-04 1988-04 1988-04 1988-04 1989-12 1990-01 1988-04 prod.cert. 1988-04 prod.cert. 1988-04 prod.cert. 103
Beoord.Richtl.
dat.
Asbestcementbuizen, koppelingen en hulpstukken voor buitenrioleringen onder vrij verval en drainage Asbestcementbuizen, koppelingen en hulpstukken voor leidingen Asbestcement mantelpersbuizen, koppelingen en hulpstukken Duikerelement spiraalvormig verzinkt plaatstaal Duikerelement en gegolfd verzinkt plaatstaal meerplatige systemen Bladzink Dakgoten en hulpstukken van bladzink Beugels voor zinken dakgoten Beugels voor hemelwaterafvoerbuizen Dakgoten van met glasvezelversterkte polyester (GVP) met bijbehorende hulpstukken en beugels Buizen en hulpstukken van polypropeen (copolymeer) voor binnenhuisrioleringen Hemelwaterafvoerbuizen en hulpstukken van bladzink Roosters en deksels voor putten en kolken voor verkeersgebieden Keramische buizen met kraag Kolken, samengesteld uit beton en gietijzer Vetafscheiders en slibvangputten Olie-afscheiders en slibvangputten Closetafvoermanchetten van E.V.A. 21.
1990-06 1990-06
1990-06 1988-04 1988-04 1988-04 prod.cert. 1988-04 prod.cert. 1988-04 1988-04 1988-04 prod.cert. 1989-10 prod.cert. 1988-04 1990-01 1990-06 1990-09 1990-09 1990-10 1991-03
WOONWAGENS
Woonwagens (in de zin van de wet geen trekkerswagens zijnde) 22.
cert.jatt.
1987-05
DUBBELGLAS
Isolerend dubbel glas voor thermische isolatie Warmtereflecterend isolerend dubbel glas voor thermische isolatie Gecoate glasbladen voor warmtereflecterend isolerend dubbel glas voor thermische isolatie Isolerend dubbel glas voor thermische isolatie als klep- en draairamen
1988-04 prod.cert. 1988-04 prod.cert. 1988-04 1989-03 prod.cert.
104
i;
"NU
• _
i
i
."UAua ,
,
d't . . . .
'HW
Beoord.Richtl. 23. DIVERSE PRODUKTEN Naaldhout Houten heipalen (europees naaldhout) Drogen van hout Asbestcement golfplaten en hulpstukken Kuilvoerfolies Betonstraatstenen Betontegels Betonbanden Dakterrastegels Bestratingselementen van beton "welke vloeistofdicht zijn voor motorbrandstoffen en smeermiddelen" Gevels met sandwichelementen toegepast in nietwoongebouwen (staalplaat rond een kern van PURprocesgelaagd ) Lijmen voor dragende houten bouwconstructies Lijmen voor geveltimmerwerk Bouwblokken en -stenen van beton voor 'vuil metselwerk' Betonelementen voor mestbassins Fabrieksmatig vervaardigde geluidwerende voorzieningen voor natuurlijke ventilatie (suskasten) Mestbassins van hout Betonnen heipalen 24. VOORSPANSTAAL Voorspanstaal, voorspandraad en voorspanstreng Voorspanstaal, voorspanstaaf Voorspanstaal, voorspanwikkeldraad; voor voorgespannen betonhuizen
1
1
I
25a. TOESLAG~TERIALEN Licht toeslagmateriaal Zand en grind voor toepassing in beton en in metselmortels Reglement certificatie vulstof voor mortel en beton Poederkoolvliegas voor toepassing in ongewapend beton en in mortels
dat.
cert·/att.
1991-05 1990-10 1988-07 1990-06 1988-04 1988-04 1991-10 1991-10 1988-04 1991-03
1988-04 1988-07 1988-07 1988-12 1988-10 1988-06 1991-05 1991-08
1990-04 1990-04 1991-04
1991-01 prod.cert. 1989-11 1989-03 1989-11
105
MI
Beoord.Richtl.
dat.
25b. FUNDERINGSMATERIALEN AVI-slakken
1990-01
26. CEMENT Cement
1990-11
27. GEVELELEMENTEN VAN METAAL Kwaliteitseisen voor metalen en gevel elementen Keuringsreglement metalen gevelelementen Kwaliteitseisen inbraakwerend hang- en sluitwerk Keuringsreglement inbraakwerend hang- en sluitwerk
1986-08 1989-10 1983-09 1989-10
28. VOEGDICHTINGSMATERIALEN Voegdichtingsmaterialen - V2 beglazingskit (terugverend type) Voegdichtingsmaterialen - V3e en V5 geïmpregneerde sehuimband Voegdichtingsmaterialen - V3-V4-V5 blijvend elastische kitten voor het vullen en dichten van dilatievoegen en voegen in gevels 29. HOUT EN HOUTPRODUKTEN Houtverduurzamingseapsules Gelamineerd naaldhout voor niet-dragende toepassingen Houtverduurzaming d.m.v. dompelen gevolgd door diffusie Rondhoutpalen Gezaagd Europees naaldhout voor waterbouwkundige toepassingen Houtverduurzaming d.m.v. dompelen Gelamineerd loofhout voor niet dragende toepassingen Houten deuvels
.'M"
eert./att.
1988-04 1991-02
1988-04
1988-07 prod.cert. 1991-05 prod.cert. 1988-07 prod.cert. 1988-07 1988-07 1991-03 1991-03 1991-06
30. CENTRALE VERWARMING T-snelkoppelingen voor centrale verwarming
1988-04
32. BETONREPARATIE Erkenningsregeling betonreparatiebedrijven
1990-01 proc. eert.
106
'""j
BQLAGE3
CHECKLIST ROOSENDAAL
WELSTAND
o Welco : akkoord/mits/PC o Plenaire welstandscommissie: akkoord/mits /afgekeurd o Materiaal-specificatie: metselwerk betimmeringen kozijnen ramen/deuren dakbedekking gotenfboeiboorden
BESTEMMINGSPlAN geldend bestemmingsplan: voorbereidingsbesluit: ontwerp bestemmingsplan: procedure artikel .... : wel/geen bezwaren vrijstellingen: bestemming perceel plaatsing t.o.v. voorgevelrooilijn afstand tot zijdelingse perceelsgrenzen afstand tot overige perceelsgrenzen voorgevelbreedte goothoogte hoogtefbouwlagen hoofdbebouwing inhoud hoofdbebouwing oppervlakte bijgebouwen PLANOLOGISCHE VOORSCHRIFfEN MBV ligging van de voorgevelrooilijn verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn vrijstelling voor overschrijding voorgevelrooilijn
plaatsing van de voorgevel t.o.v. voorgevelrooilijn, afschuining hoek ligging van de achtergevelrooilijn verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn vrijstelling voor overschrijding van de achtergevelrooilijn erf bij tot woning bestemde gebouwen open ruimte tussen gebouwen toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn toegelaten hoogte zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn toegelaten hoogte voor- en achtergevelrooilijn toegelaten hoogte bouwwerken hoogte bouwwerken niet aan een weg grenzend terrein toegelaten afwijkingen van de bouwhoogte vrijstellingen hoogtes erf bij niet tot bewoning bestemde gebouwen inrichting van erven en terreinen nadere eis aanleggen parkeerterreinen en ruimte voor laden en lossen afscheiding van erven en terreinen draairichting van beweegbare delen van een erf- en terreinafscheiding
OVERIGE VOORSCHRIFfEN MBV invloed van een bouwwerk op zijn omgeving invloed van de omgeving op een bouwwerk bereikbaarheid van gebouwen aard van toegang in tot bewoning bestemde gebouwen
107
deuren in tot bewoning bestemde gebouwen afmetingen van deuropeningen parkeer- en stallingsgelegenheid, laden en lossen bij gebouwen voorzieningen t.b.v. invaliden nadere eisen aan gebouwen uit historischesthetische motieven ruimten die tot een tot bewoning bestemd gebouw behoren bereikbaarheid van niet gelijkstraats gelegen ruimten (vaste trap/hel.b.) onderlinge bereikbaarheid van ruimten en bereikbaarheid van het erf vluchtwegen hoogteligging van vloeren en ruimten van tot bewoning bestemde gebouwen hoogteligging van toiletten in tot bewoning bestemde gebouwen oppervlakte bergplaatsen toegankelijkheid toiletten en waterplaatsen afmetingen kamers afmetingen keukens hoogte kamers, keukens, bijkeukens afmetingen en hoogtes toiletten afmetingen en hoogtes badruimten plaatsingsruimte wasapparatuur oppervlakte, afmetingen, afsluiting balkons hoogte van niet tot een woning of wooneenheid behorende ruimten in gebouw hoogteligging van oppervlakken, gescheiden door een deur afmetingen deuropeningen afmeting portalen, gangen en galerijen van tot bewoning bestemde gebouwen afmeting portalen, gangen en galerijen in voor publiek bestemde gebouwen inrichting trappen en afmetingen trapbordessen en trapportalen eigenschappen van trappen breedte en begaanbaarheid trappen vrije hoogte boven vaste trappen en bordessen leuningen en balustraden langs trappen, galerijen en bordessen inrichting van hellingbanen liften in tot bowoning bestemde gebouwen liften in niet tot bewoning bestemde gebouwen liftkooi en tegengewicht over volle hoogte in een schacht voorzieningen t.b.v. het transport van huisraad en brancard
108
toetreding daglicht uitzicht door ramen verlichting van gemeenschappelijke trappehuizen en gangen doorspuibaarheid ventilatie geluidwering van tot bewoning bestemde gebouwen geluidwering van niet tot bewoning bestemde gebouwen geluidwering van de gevels van gebouwen afvoerkanalen voor verbrandingsgassen en stookgelegenheid in woningen afvoer van vuilnis en afval, containerruimte deurbel, deuropener, spreekinstallaties voorzieningen t.b.v. telecommunicatie-aansluitingen inrichting en afwerking toiletten en waterplaatsen inrichting en afwerking keukens warm water- en overige voorzieningen drinkwater-intallatie gasinstallatie flessegas-installatie elektrische installatie constructieve eisen, sterkte, stijfheid en stabiliteit duurzaamheid constructiedelen en materialen (vocht, temperatuur, corrosie) wering van ratten en muizen, aanlegbreedte, aanlegdiepte, soort en afmetingen funderigen bodem afsluiting brandveiligheid wanden en kolommen brandveiligheid vloeren brandveiligheid liggers van niet tot bewoningbestemde gebouwen brandveiligheid plafonds brandveiligheid daken van niet tot bewoning bestemde gebouwen brandveiligheid ramen/deuren van niet tot newoning bestemde gebouwen brandveiligheid trappen/bordessen in niet tot bewoningbestemde gebouwen brandveiligheid rookkanalen brandveiligheid ventilatiekanalen in niet tot bewoningbestemde gebouwen brandveiligheid luchtbehandelingskanalen brandveiligheid liftschachten en overige kokers brandveiligheid afvoerleidingen en ontluchtingen
- - - - - - - -- --
.........
---
-
nadere eisen brandveiligheid voor niet tot bewoningbestemde gebouwen brandveilige opstelling van liftmachines warmte-isolatie van wanden warmte-isolatie van vloeren warmte-isolatie van daken bouwfysische, mechanische en chemische kwaliteit metselwerk beperking warmteverliezen door ramen en deuren isolatieindex van niet tot bewoningbestemde gebouwen isolatie verwarmingselementen plaatsing verwarmingselementen vochtwerend vermogen kelderwanden regen-, vocht- en tochtwerendvermogen ramen en deuren vochtwerend vermogen vloeren bescherming tegen weersinvloeden door daken dakbeschot: winddichtheid dak veiligheids eisen dakbedekking aanvullende eis voor daken met een helling van minder dan 30' afvloeiing hemelwater/dakgoten afvoerleidingen voor hemel-, huishoud-, en bedrijfswater aansluitingen afvoerleidingen aan lozingstoestellen/openbaar riool aansluiten afvoerleiding anders dan aan het openbaar riool ondersteuning, bescherming en bereikbaar standleidingen met ontluchtingen afvoerleidingen voor hemelwater liggende en grondleidingen riolering nadere regelen afvoerleidingen en afvoerputten verankeringen oplegging van vloeren en liggers besloten ruimten onder de laagste vloer van een gebouw, ventilatiehoogte draairichting en beveiliging van deuren en beweegbare ramen verloop, doorsnede en inrichting gasafvoerkanalen inrichting en samenstelling van rookkanalen verloop, doorsnede en inrichting gasafvoerkanalen afvoer gastoestellen met gesloten verbrandingsruimte verloop en doorsnede ventilatiekanalen uitmonding en inrichtingventilatiekanalen
kanalen voor luchtbehandelingsinstallaties liftschachten bliksemafleiders voorzieningen voor veilig wassen ramen beveiliging tegen doorvallen door glas in de afscheidingen bouwen nabij hoogspannings- en hoofdtransportleidingen nadere eisen aan gebouwen uit historischestetische motieven constructie antennes bijzondere vrijstellingen schuilplaatsen kelderingangen koekoeken zonneschermen, uithangborden en andere uitstekende voorwerpen overgang over een weg of een openbaar water
109
-------------------------------------------------------------------------~,--'---------------------------- -
AFDEUNG E· TERUI.INENSCHEMA BOUWVERGUNNINGEN WONINCiWET
Uiterste termijnen
van: ~
tot:
10:114 dagen 1;::;:i:1 1 maand
Ei 13 maanden
Irl6 maanden
o 50 ww
110
geen termijn
BQLAGE4 BOUWPLANPROCEDURE UIT MBV 1992 VNG 2 december 1991
aI
'---------+--- .~. .... nee
j'~
doorgaan
•. 1ijà1go.
bij stan
ja
~ / -----
nee
vergunning
ja
mon owet
~~j~,------------------------
~---<.v .----_L-_
-<
'.eel .._. _____________
vrijsteHing 7WW(BB
nee
I
r - -··- ···-- · wttig6ring
\ bouwvergunning
GS verkl. v. geen
Ja
~zw••r/
nee
ne~
111
l
! J
I N
r I'
IJ
, . , Si i
WH
ww _
=
"_21
WWWL
i_.rwww"wWW::U:ML
:::a: ~
_ua;:
BQLAGES BOUWPLANNEN ONDER DE 'OUDE' WONINGWET IN ÉÉN VAN DE ONDERZOCHTE GEMEENTEN MODE~PROCEDURE
i nformat i everstrekking
juridische informatie technische informatie adninistr. informatie
planvoorbereiding le fase
nadere informatie
I
controle op volledigheid
toetsen schetsplan
j-
juridische toets welstandstoets techni sche voortoets adninistr. afwikkel ing
indienen bouwaanvraag
j-
controle op volledigheid registratie selectie
toetsen bouwaanvraag
I
juridische toets publicatie & ter visie legging beoordel ing en behandel ing eventuele bezwaren
indiening schetsplan
registratie
(voor) selectie
technische toets advies aan B & 11 dan wel aan mandataris
besluit B & \I C.q. mandataris
aanvang bouwwerkzaarmeden
-
tt-
construct i es I i jndiscipl i nes brandweer bouwverordeningen bui tendi enst mi I i euaspecten bouwfysica geluid
I
integratie toetsresul taten formuleren eindadvies en concept - ei ndbesch i kk i ng adninistr. begeleiding adninistr. afwikkel ing publ icatie besluit registratie interne doorkoppel ing plangegevens naar buitendienst registratie werkbespreking vergunning beoordel ing constructies & bouwfysica toetsing nadere technische gegevens adninistratief afwikkel ing werk besprek i ngen
oplevering
inspectie / vol tooi ingsverklaring administr. afwikkeling
afleggen dossiers
samensteIl ing dossier
-
bui tendienst constructies eventuele planbeoordel ing
113
----------
------ - ------------------------------------
BULAGE6
VOORBEELD INHOUD ATIEST
I 1
1
I
De voorgespannen kanaalplaatvloer is voorzien van een KOMO attest-metcertificaat. Dit attest met certificaat beschrijft de volgende onderwerpen: Produktspecificatie: algemeen vorm en samenstelling afmetingen en maatafwijkingen massa beton voorspanstaal maximale hoeveelheid toe te passen voorspanwapening per element betonstaal betondekking thermisch isolatiemateriaal Toepassing en gebruik: constructieve veiligheid: toepassingsvoorwaarden berekening van sterkte en stijfheid, opdeling in drie toepassingsgebieden die afhankelijk zijn van het type bouwwerk. Beschreven onderwerpen: vervorming, aantal steunpunten, verdeling van de momenten,inklemmingsmomenten, detaillering van de oplegging, berekening van de oplegkracht, dwarskracht, doorbuiging, opleglengte, beschouwing van lijnlasten en geconcentreerde lasten, maximale gebruikswaarden van lijnlasten en geconcentreerde lasten op de verschillende vloertypes bepalingen omtrent de wijze van wapenen aanbrengen van leidingen en sparingen koppelwapening, wapening voor dwarsverband druklaag toe te kennen schijfwerking en voorwaarden omtrent de koppeling brandveiligheid brandwerendheid dichtheid
115
akoestiek, geluidwerendheid (toepassingsvoorwaarden ) thermische isolatie duurzaamheid
Verwerking transport opslag montage voegvulling sparingen verantwoordelijkheid Tekeningen vormgeving van de platen voorbeeld-details met betrekking tot de oplegging en aansluiting van de platen.
!
\ 116
I
I
SUMMARY
Quality certiticates and the construction supervising authority Within the European Community a harmonisation program for building regulations will be carried out to reduce trade barriers. This harmonisation is in the flrst place focused on making the regulations of the different members understandabie to each other. There is a European directive for building products. This is a basis for the harmonisation of requirements, Eurocodes (norms) and European certiflcates. The mark for the European certificate is the CE mark. In a few years all the products will have to bear this mark. The European directive can also be seen as a guide for deregulation of the building regulations of the EC members. The result of the Dutch deregulation programme is the introduction of a new Housing Law and the Building Decree (Bouwbesluit) in October 1992. The Building Decree introduces nation-wide technical requirements for all buildings. Like the European directive for building products, this Dutch Building Decree is based on the performance approach, and the demands are also based on basic requirements such as safety, health, usability etc. One of the changes by the Dutch deregulation concerns the use of certificates within the building permit procedure. This is the subject of this investigation. The expectation is that more and more building materials will be certificated and that this will make the task of the municipal construction supervising authority easier. The investigation was performed in the time before the new regulations were operative. The main aim was to find out how municipal building supervision works in practice. In what way can these quality certificates be used in relation to the requirements? What experience is there with them? In what way could these certificates be improved for better use in the supervision for the building permit? With the new regulations the practical way of working of the building supervision employees wiIl not change quickly. Regulations form a basis for their work, but in practice they often disappear into the background.
117
»
9_
__ai.
IJ
lt_ I
j J
....,
New Housing Law To obtain a building permit, the applicant has to prove, in a way convincing for the municipal construction supervising authority, that the building wiIl meet the requirements of the Building Decree. This is done by presenting a set of documents on the design that consists of drawings, calculations, test reports and quality certificates. Tbe word quality certificate is introduced with the new regulations as an overall name for the different kinds of product and process certificates. Under the new Housing Law the municipal building supervising authority has to accept certain quality certificates as satisfactory proof for meeting the requirements of the Building Decree. These quality certificates are those that come from certification institutes that are recognised by the Minister and can be found on a list of recognised quality certificates in relation to the Building Decree. Tbere are eight recognised certification institutes at present. Tbe products that have an recognised quality certificate bear the KOMO mark. The use of quality certificates in the practice of building supervision In most eities the building permit procedure can be divided into three phases; plan checking, construction supervision and outside inspection. In general th ere is a division in functions for these three specialisations. The use and meaning of a quality certificate differ from ph ase to phase. In the plan checking phase the design of the building is mainly verified against the munieipal development plan and the munieipal building regulations (soon to be munieipal building regulations and the Building Decree). Tbis is mainly a check on the spatial design. Measurements, completeness, faeilities and physical aspects of the building are checked. Mter this check the building permit is granted. In most munieipalities a permit is issued together with a list of 'further conditions'. These conditions are demands that have to be met during the building process. These can be demands about the construction of the building, which is checked by the outside inspector. There can also demands for test reports in which it is shown that certain constructional solutions meet the requirements. Such test reports can be quality certificates. In some cases it is explieitly required that certain types of products are certificated or attested. Tbis is mostly demanded for compound, prefabricated construction elements such as prestressed fioor panels, roof panels, waIl and exterior elements. In some cities it is required to use certificated construction materials as far as possible. In fact, the result of using certificated materials is an extra quality assurance (by the certification institution). Tbe certificates mainly concern the quality of a building material. Tbe inspection of the materials by the outside inspector is no more than a visual outward inspection. This is the same for not-certificated materials as for certificated materiais. But a certificated material has somehow also a quality inspection during production! Tbe next phase after plan checking is the construction-check. Tbe basis for this check is formed by the calculation rules in accordance with the norms. Tbe drawings and the calculations of the construction adviser are checked. In this 118
I
1
l !
I
j
phase the quality certificates in the form of certificates of prefabricated construction elements play the major active role in the building permit procedure. Checking a design with certificated construction elements never results in just an administrative action. A certificate attests is an essential specification of the compound products. In general the time that is needed to check a structure with certificated elements is the same as to check a more traditional structure. It is practicaIly impossible to check the construction completely. Choices in what and how intensively to check have to be made. These choices are influenced by the experience that the construction supervisor has had with the construction advisers involved, the kind of construction, the complexity of the construction, etc. The intensity of the supervision is mainly defined by the confidence that the supervisor has in the quality of the construction. A construction in which different certificated construction elements that do not fit together very weIl are used together mostly needs more checking time than a monolithic-construction of cast-in-place concrete with tunnel formwork. The advantage gained because of the extensive specification is easily lost when the connection details are difficult. Much better is a construction system with prefabricated elements of one system, made by the same producer. The connections are much better because they are designed from one system. The supervisors have much confidence with its one certificate concerning the whole structure (Heembeton system). Outside inspection checks that building has been done in accordance to the building permit by using samples. This can mean sometimes that the inspector checks whether the building operation has been performed like the indications in the certificate. In general the inspector does not ask for the certificate until before he suspects th at something has gone wrong. Very often it proves that the certificates are not present at the building site.
I.
Conclusion The role of quality certificates in the building permit procedure will be a limited one. The construction supervision authority is mainly concerned with the whole building, with 'how it is put together'. Quality certificates have to do principaIly with the quality of the individual materials and construction elements. The use of certificated materials and elements increases the quality of these goods, but the effect on the checking and inspection work of the supervision authority is minimal. The use of certificates in th is matter might increase, though. There already are certificated complete caravans. Certification might also become more involved with 'how it is put together'. Process certificates could probably play a larger role in this. Since the pressure of work on the construction supervision authority increases by limitation of the building permit procedure, it has to reflect on more effective working procedures. One of the starting points of the deregulation programme of the building regulations was to create country-wide unification of the building regulations. Finally, the construction supervision authority has to check more strictly in accordance with to the regulations. These nation-wide regulations have
îl
119
I ,
i
iU , • •
, ____
w_ WIJ i ,_;.uaEl
to be upheld in the same way everywhere. Since the use of quality certificates in this way is limited the construction supervision authority has to consider how to handle this matter. Checklists and automation seem useful. Probably alternative instruments can be found. It is interesting to make a comparison of the effectiveness building supervision systems of the other members of the Be.
120
J I
REEDS VERSCHENEN UITGAVEN IN DEZE
SERIE
1.
Heleen Hüpscher en Frits Meijer, Technisch beheer door verenigingen van eigenaren; een analyse van het functioneren van gemengd samengesteld VvE's, 1990.
2.
Frits Meijer, Nieuwe strategieën voor het particuliere woningbeheer, 1990.
3.
G. Vijverberg, Planning van bouwkundig onderhoud aan schoolgebouwen, Oriëntering - modellering - institutionalisering, 1991.
4.
prof. dr. ir. H. Priemus, I. Smid, dr. G. Vijverberg, VLSies op onderhoudsplanning van schoolgebouwen, 1992.
P
i
i
I
i
i Ir
ii
i i
;
41
Hl
...
'
...
_
•
_ - - - - " " _ _ '11 · ' _ _ '·'M-
....
•• al1!l
I it j,
1
I
I
J
I
Met de herziening van de Woningwet en de introductie van het Bouwbesluit veranderen de technische bouwvoorschriften waar het Bouwen Woningtoezicht bouwplannen aan toetst. Tevens verandert er het een en ander aan de bouwverguhningsprocedure. Naar verwachting zullen kwaliteitsverklaringen (verzamelnaam voor certificaten en attesten) een grotere rol gaan spelen. "-' .. Certificaten en attesten worden al geruime tijd toegepast in de bouwwereld. Ze zorgen voor eenduidige specificaties en een kwaliteitscontrole door de certificatie-instellingen. In de nieuwe regelgeving verandertde status van kwaliteitsverklaringen. Er is een lijst opgesteld van erkende kwaliteitsverklaringen die kunnen dienen als voldoende bewijs dat aan bepaalde voorschriften van het Bouwbesluit wordt voldaan . Bij een bouwaanvraag ligt de bewijslast bij de aanvrager. De aanvrager van bouwvergunningen kan kwaliteitsverklaringen gebruiken om aan te tonen dat aan bepaalde voorschriften wordt voldaan. Het Bouw- en Woningtoezicht dient de kwaliteitsverklaringen als voldoende bewijs te accepteren. Op deze wijze verandert de formele rol van kwaliteitsverklaringen . Of daarmee in de praktijk van het Bouw- en Woningtoezicht ook veel verandert, lijkt twijfelachtig . Produktcertificaten hebben betrekking op de kwaliteit en specificaties van afzonderlijke bouwmaterialen zoals beton', dakpannen of kozijnen . Attesten hebben betrekking op de ontwerpen van samengestelde, geprefabriceerde bouwelementen. Dit kunnenzijn: kanaalplaatvloeren, dakelementen of gevelelementen. De meeste aandacht van het Bouw- en Woningtoezicht gaat uit naar de eigenschappen van het bouwwerk; naar 'het samenstel der delen'. Voor deze controles worden wel de specificaties van de kwaliteitsverklaringen gebruikt. Het is echter zelden zo dat door een kwaliteitsverklaring een bepaalde controle van het Bouw- en Woningtoezicht zou kunnen vervallen of in grote mate vereenvoudigd wordt. In dit boek wordt de relatie tussen kwaliteitsverklaringen en de controlewerkzaamheden van het Bouw- en Woningtoezicht gedetailleerd beschreven. Er zijn uitgebreide gesprekken gevoerd over de plantoetsing, de constructie-controle en de buiten-inspectie. Hierdoor is een levensecht beeld ontstaan van de praktijk van het Bouw- en Woningtoezicht .
otb
•• • •
ONDERZOEKSINSTITUUT CTB TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT
I f
-