Patiënteninformatie
Zwangerschapsdiabetes
1234567890-terTER_
Inhoudsopgave Wat is diabetes? Onderzoek Complicaties bij zwangerschapsdiabetes Behandeling De internist De diabetesverpleegkundige De gynaecoloog De diëtist Voeding Koolhydraten Overige belangrijke voedingsstoffen tijdens de zwangerschap Tips voor de maaltijden Koolhydraatarm? Zelfcontrole Insuline Korte handleiding insuline spuiten Injectieplaatsen Huidproblemen ten gevolge van het injecteren Hypo De bevalling Na de bevalling Tot slot Meer informatie Contactgegevens Diabetesverpleegkundigen Diëtist Poli Interne Poli Gynaecologie
Pagina 4 6 6 6 6 7 7 7 8 8 9 9 10 10 11 11 12 12 12 13 14 14 14 15 15 15 15 15
3
Zwangerschapsdiabetes U heeft een afspraak in Tergooi voor een behandeling. Onze artsen en medewerkers doen er alles aan om u met de beste zorg te omringen en uw bezoek aan het ziekenhuis zo aangenaam mogelijk te maken. Ter voorbereiding op uw afspraak informeren we u met deze folder over de gang van zaken bij zwangerschapsdiabetes. Daarnaast zetten we een aantal praktische zaken voor u op een rij. Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen? Achterin deze folder vindt u de contactgegevens van de betreffende afdeling. De medewerkers van de afdeling of uw behandelaar beantwoorden uw vragen graag.
Wat is diabetes? Bij diabetes mellitus (suikerziekte) is er te veel suiker (glucose) in uw bloed: de bloedglucosespiegel is te hoog. Er bestaan verschillende vormen van diabetes, onder andere: • diabetes mellitus type 1; • diabetes mellitus type 2; • zwangerschapsdiabetes. Als u tijdens uw zwangerschap diabetes krijgt, dan gaat het meestal om zwangerschapsdiabetes. Diabetes kan gevolgen hebben voor de zwangerschap of de bevalling, zowel voor uzelf als voor uw baby. Het is belangrijk dat de bloedglucosespiegel onder controle wordt gehouden. U wordt begeleid door de gynaecoloog of de verloskundige, de internist, de diabetesverpleegkundige en de diëtist. Diabetes type 1 is een auto-immuunziekte; het eigen lichaam vernietigt door een fout in het afweersysteem de cellen die insuline produceren in de alvleesklier (bètacellen in de eilandjes van Langerhans).
4
Daardoor maken de bètacellen geen of nauwelijks insuline meer aan. Het gevolg hiervan is dat de cellen onvoldoende glucose opnemen en dat de bloedglucose stijgt. Hier passen allerlei klachten bij als veel dorst hebben, veel drinken, veel plassen en erg vermoeid zijn. Diabetes type 1 kunnen we alleen maar behandelen met het toedienen (injecteren) van insuline. Bij diabetes type 2 is er sprake van een combinatie van problemen: de alvleesklier maakt te weinig insuline waardoor de bloedglucose gaat stijgen én de lichaamscellen zijn ongevoelig voor insuline waardoor glucose niet goed de cel in kan en dus ook de bloedglucose laat stijgen. Diabetes type 2 kan allereerst met een gezonde leefstijl en zo nodig later met tabletten en/of insuline worden behandeld. Zwangerschapsdiabetes ontstaat tijdens de zwangerschap. Vaak ontstaat zwangerschapsdiabetes na de twintigste zwangerschapsweek. De placenta (of moederkoek) maakt zwangerschapshormonen die ervoor zorgen dat het lichaam minder gevoelig wordt voor insuline. Er is tijdens de zwangerschap daardoor veel meer insuline nodig om de bloedglucosespiegel normaal te houden. Als de alvleesklier niet in staat is deze extra insuline te maken, spreken we van zwangerschapsdiabetes. Meestal heeft u hierbij geen klachten. U heeft een grotere kans op zwangerschapsdiabetes als: • er in uw familie diabetes voorkomt; • u van Hindoestaanse of Marokkaanse afkomst bent of uit een Aziatisch land of uit het Midden-Oosten komt; • uw eerdere kinderen een hoog geboortegewicht hadden; • u bij een vorige zwangerschap zwangerschapsdiabetes had; • één van uw kinderen al voor de geboorte is overleden; • u overgewicht heeft (een BMI > 30); • als u bekend bent met Poly Cysteus Ovarium syndroom (PCOS). Als na de zwangerschap de extra behoefte aan insuline weer afneemt, is deze vorm van diabetes meestal weer verdwenen. Wel bestaat er een kans van 50 procent dat u later diabetes type 2 krijgt. De behandeling bestaat uit een dieet en/of injecties met insuline.
5
Onderzoek Zwangerschapsdiabetes wordt vastgesteld door middel van de zogenoemde glucosetolerantietest (OGTT), tussen de 24e en 28e zwangerschapsweek. Heeft u al eerder zwangerschapsdiabetes gehad, dan wordt een OGTT eerder in de zwangerschap gedaan, vanaf ongeveer de 16e week. Levert deze test nog geen te hoge waarden op, dan wordt de test tussen de 24e en 28e zwangerschapsweek herhaald. Complicaties bij zwangerschapsdiabetes Meestal heeft de vrouw zelf weinig tot geen klachten, maar er kunnen wel verschillende complicaties optreden. De kans is groter dat u een hoge bloeddruk krijgt. Ook is er een grotere kans dat het geboortegewicht van de baby hoger wordt dan gemiddeld (macrosomie). Dit kan gevolgen hebben voor het verloop van de bevalling. Bij sterke schommelingen in de bloedsuikerspiegel kan de rijping van de longen bij de baby langzamer verlopen. Dit is van belang als er sprake is van vroeggeboorte of wanneer er een geplande keizersnede plaats gaat vinden. Hoge glucosespiegels tijdens de laatste periode van de zwangerschap kan als gevolg hebben dat de baby een te lage bloedglucosewaarde krijgt net na de bevalling. Tevens zijn er aanwijzingen dat kinderen met een te hoog geboortegewicht een groter risico hebben om later in het leven zelf diabetes te ontwikkelen Een goede en tijdige verbetering van de bloedglucosewaarde bij de moeder kan deze risico’s verkleinen.
Behandeling In Tergooi bestaat het behandelteam uit een internist, een diabetesverpleegkundige, een gynaecoloog en een diëtist. Als u de eerste keer op de polikliniek komt, zult u de internist, de diabetesverpleegkundige en de gynaecoloog op dezelfde ochtend zien, in een zogeheten carrouselafspraak. De diëtist geeft iedere donderdagochtend een groepsvoorlichting over voeding. De internist De internist stelt de diagnose zwangerschapsdiabetes en bespreekt met u wat dit ziektebeeld inhoudt voor u. Samen met u wordt dan een behandelplan gemaakt. Gedurende de zwangerschap zal de internist 6
regelmatig met de diabetesverpleegkundige overleggen over uw glucosewaarden. Meestal volstaan dieetmaatregelen om goede glucosewaarden tijdens de zwangerschap te houden. Soms is echter insuline noodzakelijk. Dit wordt altijd met de internist en gynaecoloog overlegd. Ongeveer zes weken na de zwangerschap zal de internist u terugzien op de poli. Er zal gekeken worden naar de bloedglucoses, maar ook naar risicofactoren voor hart- en vaatziekten. Samen met u zal gekeken worden of er in de levensstijl nog aanpassingen gedaan kunnen worden om de risico’s op diabetes en hart- en vaatziekten in de toekomst te verminderen. Ook worden afspraken gemaakt over controles in de toekomst en controles bij eventuele volgende zwangerschappen. De diabetesverpleegkundige De diabetesverpleegkundige geeft u een bloedglucosemeter en zal u instrueren uw bloedglucose zelf te meten. De diabetesverpleegkundige zal tijdens de zwangerschap wekelijks contact met u houden over de bloedglucoses die u zelf meet en om vragen en problemen met u te bespreken. De gynaecoloog De gynaecoloog zal met u bespreken wat de consequenties kunnen zijn van diabetes voor u en uw kindje en na een echoscopie bepalen of u verder begeleid kunt worden door uw verloskundige of dat de begeleiding overgenomen wordt door de gynaecoloog. De diëtist De diëtist geeft u informatie en adviezen over voeding. De diëtist van het ziekenhuis geeft iedere donderdagochtend een groepsvoorlichting over voeding bij zwangerschapsdiabetes. U kunt zich hiervoor laten inschrijven door de assistente van de gynaecoloog of de diabetesverpleegkundigen. De groepsbijeenkomst is van 09:00 uur tot 10:00 uur. U kunt zich op de donderdagochtend om 08:45 uur melden op poli gynaecologie (poli 21) in Blaricum. U kunt ook een afspraak maken bij een diëtist bij u in de buurt.
7
Om de bloedglucosespiegel goed te houden, is er een aantal zaken die u zelf kunt doen: 1. Voeding. Bij de behandeling van diabetes speelt voeding een belangrijke rol. Algemene tips betreffende uw voeding vindt u verderop in deze folder. Maar het is van belang dat u ook een diëtist bezoekt. 2. Voldoende lichaamsbeweging. Insuline werkt beter als u regelmatig beweegt. Dit kan bijvoorbeeld door dagelijks een halfuur een flinke wandeling te maken. Maar elke vorm van sport en beweging die u tijdens de zwangerschap kunt doen zal positief effect hebben op uw bloedglucoses. 3. Uw bloedglucose zelf meten. De diabetesverpleegkundige geeft u een instructie. Later in de folder vindt u hier meer informatie over. 4. Gezond leven. Een gezonde levensstijl kan een positieve bijdrage leveren. Voldoende lichaamsbeweging, niet roken, geen alcohol gebruiken, eventuele gewichtsvermindering en het vermijden van (te veel) stress zijn factoren die uw bloedglucose positief kunnen beïnvloeden.
Voeding Uitgangspunt van het dieet is een gezonde basisvoeding met voldoende voedingsstoffen voor moeder en kind. Het doel is om normale bloedglucosewaarden te bereiken bij een volwaardig eetpatroon. Dat kunt u bereiken door een evenwicht te vinden tussen het aantal koolhydraten dat u eet en de mate waarin u beweegt. Het advies is om minstens vijf dagen per week een halfuur te bewegen. Koolhydraten Koolhydraten dienen net als vetten als energiebron voor ons lichaam. Koolhydraten is een verzamelnaam voor: • Zetmeel: dit zit in brood, aardappelen, rijst, couscous, peulvruchten, macaroni en andere deegwaren. • Melksuiker (lactose): dit zit in alle soorten melkproducten, ook de ongezoete soorten zoals melk, karnemelk, yoghurt en kwark. • Vruchtensuiker (fructose): dit zit in fruit, vruchtensappen en vruchtenmoes, ook de ongezoete soorten.
8
• Suiker uit de suikerpot: dit komt voor in koek, gebak, ijs, snoep, drop et cetera. U kunt het beste de koolhydraten die u eet goed over de dag spreiden: In drie hoofdmaaltijden en drie tot vier keer iets tussendoor. Een tussendoortje kan zijn: een snee brood, een portie fruit of een melkproduct. U kunt het beste ongeveer anderhalf tot twee uur tussen de maaltijden/eetmomenten aanhouden. Overige belangrijke voedingsstoffen tijdens de zwangerschap Vitamine D is belangrijk voor een goede botopbouw van uw kindje. Het zorgt dat calcium uit de voeding wordt opgenomen. U kunt tijdens de hele zwangerschap 10 microgram vitamine D per dag innemen. Calcium is ook belangrijk voor een goede botopbouw van uw kindje. U krijgt voldoende calcium binnen als u 450 milliliter aan melkproducten (twee of drie glazen melk) en anderhalf plak kaas per dag neemt. IJzer is nodig om de kans op bloedarmoede te voorkomen. U krijgt genoeg ijzer binnen door bijvoorbeeld volkorenbrood te eten en vlees of een vleesvervanger met toegevoegd ijzer. Als u bij elke maaltijd vitamine C-rijke producten eet, zoals groente en fruit, neemt uw lichaam gemakkelijker ijzer op. Vitamine A: Te veel vitamine A verhoogt de kans op aangeboren afwijkingen. Een zwangere vrouw mag daarom niet meer dan 3.000 microgram vitamine A per dag binnenkrijgen. Een teveel aan vitamine A komt bijna niet voor, tenzij u vaak lever(producten) eet of vitamine A supplementen slikt. Daarom is het belangrijk om die producten niet te nemen. Een keer een boterham met leverworst of leverpaté kan wel, maar neem dan maximaal één boterham op een dag. Tips voor de maaltijden • Broodmaaltijd: Kies hartig beleg op/bij het brood: magere kaas of vleeswaren, pindakaas, salades, sandwichspread, olijven, tapenade, vis et cetera. Halvajam kan ook, maar met mate. • Warme maaltijd: Neem bij de warme maaltijd slechts één zetmeelproduct: aardappelen óf rijst of pasta of couscous of bakbanaan of bonen/peulvruchten óf kleine roti óf brood. U kunt een halve pizza met salade nemen. Neem weinig pindasaus en appelmoes. 9
• Tussendoortjes: Vermijd zoveel mogelijk de zoete tussendoortjes: chocolade, taart, koekjes, nagerechten met suiker. Een (klein) stukje mag. Een hartig belegde boterham mag wel, of een portie fruit, maar neem geen twee porties fruit tegelijk. • Drinken: Kies drinken zonder suiker: water, kruidenthee, lichte thee of koffie (met mate). Ongezoet of vers vruchtensap bevatten vruchtensuikers en zijn geen goed alternatief voor frisdrank. Gebruik niet meer dan vier glazen met een zoetstofbevattende drank per dag. Koolhydraatarm? Het is NIET de bedoeling om zo min mogelijk koolhydraten per dag te gebruiken! De voeding kan dan onvolwaardig worden. Het is wel belangrijk de koolhydraten goed over de dag te spreiden.
Zelfcontrole De diabetesverpleegkundige geeft u een bloedglucosemeter en zal u instrueren hoe u uw bloedglucose zelf kunt controleren. Geadviseerd wordt dit drie dagen in de week doen, en dan vier keer op een dag: nuchter, anderhalf uur na het ontbijt, anderhalf uur na de lunch en anderhalf uur na het avondeten. Deze bloedglucosemeter wordt vergoed door uw ziektekostenverzekering, maar de kosten zullen wel van uw eigen risico afgaan. Afhankelijk van uw verzekering krijgt u 100 of 400 stripjes vergoed tijdens de zwangerschap. De meter wordt geleverd door een groothandel in medische hulpmiddelen. Bij hen kunt u eventueel ook meer stripjes en/of lancetten (naaldjes) bestellen. Algemene tips bij het zelf meten van uw bloedglucose: • Was eerst uw handen met warm water en droog goed af. • Doe een nieuwe lancet (naaldje) in de prikpen. Hoe hard de pen gaat prikken kunt u instellen aan de achterkant van de pen. (meestal is stand drie goed). • Doe een strip in de meter. De strips zijn erg gevoelig voor licht, lucht en temperatuur, daarom moeten de strips altijd worden bewaard in het buisje waarin ze geleverd worden en niet in extreme kou of hitte liggen. • Prik uzelf in de zijkant van uw vingertop (gebruik liever niet de duim en wijsvinger). 10
• Hou het uiteinde van de strip in de bloeddruppel, de strip zuigt dan de juiste hoeveelheid bloed op. • Binnen enkele seconden verschijnt uw bloedglucose op het scherm van de meter. • De lancet gooit u in de naaldencontainer. Het stripje mag daar ook in, maar kan ook gewoon in de vuilnisbak. • Noteer de waarde in uw dagboekje. Nuchter is de streefwaarde 5,3 mmol/l of lager, en anderhalf uur na het eten 7,5 mmol/l of lager.
Insuline In het geval dat een dieet en beweging niet voldoende blijken te helpen en uw bloedglucose toch boven de grenswaarden komt, zal insuline injecteren noodzakelijk zijn. Veel vrouwen zien op tegen het insuline spuiten. De meeste vrouwen vinden het echter erg meevallen en zijn er snel aan gewend. Er zijn vele soorten insuline, maar tijdens de zwangerschapsdiabetes worden er over het algemeen maar twee soorten gebruikt: • Snelwerkende of kortwerkende insuline (Novorapid, oranje dop) Deze insuline werkt al tien minuten na inspuiten en werkt drie tot vijf uur. Indien uw bloedglucose na de maaltijden te hoog is, zult u starten met deze insuline. Dit wordt gespoten net voor de maaltijd. • Middellangwerkende insuline (Insulatard, groene dop) Dit type insuline werkt ongeveer anderhalf uur na inspuiten en is na ongeveer zestien uur weer uitgewerkt. Als uw nuchtere bloedglucose te hoog is zult u starten met deze insuline, dit wordt gespoten voor de nacht. Insulatard insuline moet voor gebruik worden gemengd door de pen tien keer te zwenken. Korte handleiding insuline spuiten • Bewaar de insulinepen die u gebruikt op kamertemperatuur, de voorraad in de koelkast (zorg dat het niet kan bevriezen). • Insulatard insuline moet voor gebruik worden gemengd door de pen tien keer te zwenken. Dit hoeft niet bij de Novorapid.
11
• Draai een nieuwe naald op de insulinepen en draai de knop aan de achterkant op 2 EH. Spuit deze weg door de knop in te drukken. Als er vloeistof uit de naald komt is hij klaar voor gebruik. Als er niets uitkomt draai er dan een nieuwe naald op en probeer het opnieuw. Komt er nog niets uit pak dan een andere pen en neem contact op met de diabetesverpleegkundige. • Draai de knop op het te injecteren aantal eenheden. • Zet de naald rustig in uw huid, en druk de knop langzaam in. • Houdt na de injectie de knop tien seconden ingedrukt en haal rustig de naald weer uit het been. • Draai de naald van de pen en gooi hem in de naaldencontainer. Injectieplaatsen Insuline injecteert u over het algemeen op een drietal plaatsen: buik, bovenbenen en in sommige gevallen de billen. De meeste zwangere vrouwen vinden het het prettigst om te spuiten in de bovenbenen. Door foutief spuiten kunnen een aantal huidproblemen ontstaan, met als gevolg een onregelmatige opname van insuline en dus schommelingen van de bloedglucose. Om dit te voorkomen is het noodzakelijk om regelmatig van plaats te wisselen (roteren) en een goede spuittechniek aan te leren. Huidproblemen ten gevolge van het injecteren Een bobbeltje op de huid direct na het spuiten: er is te ondiep gespoten. Harde schijven of bulten in de huid: te weinig afwisseling van de injectieplaats, of er is over een langere periode te ondiep gespoten. Blauwe plekken kunnen een aantal oorzaken hebben: • er is een bloedvaatje aangeprikt; • de naald heeft te veel bewogen in de huid; • er is te diep gespoten (in het spierweefsel). Wanneer één van de bovengenoemde dingen heel af en toe bij u voorkomen, dan hoeft u zich niet ongerust te maken. Wanneer het vaker voorkomt, is het raadzaam contact op te nemen met uw diabetesverpleegkundige. Hypo Als u insuline spuit is er een kleine kans dat uw bloedglucose te laag wordt. Dat wil zeggen lager dan 4 mmol/l. 12
Wij spreken dan over een hypoglycaemie of een ´hypo´. De verschijnselen van een hypo zijn niet bij iedereen hetzelfde. Verschijnselen kunnen zijn: • beven; • transpireren; • hoofdpijn; • hartkloppingen; • honger. De eerste verschijnselen van een ‘hypo’ kunt u snel doen verdwijnen door één van de volgende producten te nemen: • vijf dextrotabletten (druivensuiker); • één glas gewone limonade. Bepaal na zo’n vijftien minuten de bloedglucosewaarde en neem, wanneer de bloedglucosewaarde nog steeds te laag is, nogmaals ongeveer 15 gram koolhydraten. Dit komt overeen met bijvoorbeeld een boterham, een plakje ontbijtkoek of een stuk fruit. Neem contact op met de diabetesverpleegkundige als u een hypo heeft gehad. Dit kan tijdens kantooruren telefonisch op T 088 753 23 10, maar u kunt ook een mail sturen naar
[email protected].
De bevalling Als er tijdens de zwangerschap geen complicaties zijn, de bloedglucoses met alleen een dieet goed blijven en uw kindje niet te groot is, kan de bevalling plaatsvinden onder begeleiding van uw eigen verloskundige. In verband met de beschreven risico’s zal de bevalling bij complicaties gedurende de zwangerschap in het ziekenhuis plaatsvinden. De bevalling zal voor de uitgerekende datum ingeleid worden als uw kindje te hard is gegroeid en/of als u insuline heeft moeten spuiten tijdens de zwangerschap. De conditie van de baby wordt tijdens de bevalling gecontroleerd door bewaking van het hartritme (cardiotocogram (CTG)). Als de baby een hoog geboortegewicht heeft, kan de bevalling soms moeizamer verlopen; soms wordt dan besloten een keizersnede te verrichten. 13
Na de bevalling Wanneer de baby na de geboorte groot (macrosoom) blijkt, of als er door de moeder insuline is gebruikt tijdens de zwangerschap wordt na de bevalling bij uw baby de bloedglucosespiegel verschillende keren bepaald. Dit kan betekenen dat u en uw kindje geadviseerd wordt 12-24 uur in het ziekenhuis te blijven om de glucose waarden te meten. Eventueel geeft de kinderarts een infuus met glucose en wordt uw baby opgenomen op de kinderafdeling. Als de longen van uw baby nog niet helemaal rijp zijn, kan de ademhaling moeilijk op gang komen. Ook dan kan het zijn dat u kindje kortdurend opgenomen wordt op de couveuseafdeling. Er bestaat geen bezwaar tegen borstvoeding. Als u tijdens de zwangerschap geen insuline heeft gespoten hoeft u uw bloedglucose niet meer te controleren. Wanneer u met insuline behandeld bent kan de insuline worden gestopt. Belangrijk is dan om nog drie dagen uw bloedglucoses te meten, dit om er zeker van te zijn dat de bloedglucosewaarden weer genormaliseerd zijn. De waarden hoeven dan echter niet meer zo laag te zijn als tijdens uw zwangerschap. Ongeveer zes weken na de bevalling komt u nog een keer op de poli voor een consult bij de gynaecoloog en de internist. Voor dit bezoek is er een nuchter laboratoriumonderzoek nodig.
Tot slot In het begin van deze folder staat vermeld dat wanneer u zwangerschapsdiabetes heeft gehad er een kans van 50 procent bestaat dat u later diabetes type 2 krijgt. Het krijgen van diabetes type 2 is niet altijd te voorkomen. Wel kan een gezonde levensstijl een belangrijke bijdrage leveren aan preventie. Gezonde voeding, voldoende lichaamsbeweging, niet roken, eventuele gewichtsvermindering en het vermijden van (te veel) stress zijn factoren die dit positief kunnen beïnvloeden. Tevens is een jaarlijkse controle op diabetes door uw huisarts belangrijk. TER-9925-nl--0616-2 © Tergooi 000908073 15022016
14
Meer informatie www.dvn.nl www.diabetesfonds.nl www.zwangerwijzer.nl www.voedingscentrum.nl Boekje: Kijk op koolhydraten van Nicoline Duinker- Joustra De app: Mijn eetmeter
Contactgegevens Diabetesverpleegkundigen Locatie Blaricum poli 13 T 088 753 23 10 Locatie Hilversum poli 25 T 088 753 16 00 E-mail:
[email protected] Diëtist T 088 753 22 60 of T 088 753 22 24 E-mail:
[email protected] Poli Interne Locatie Blaricum poli 13 Locatie Hilversum poli 25 T 088 753 11 50 Poli Gynaecologie Locatie Blaricum poli 21 Locatie Hilversum poli 40 T 088 753 11 30
15
T 088 753 1 753 www.tergooi.nl Locatie Blaricum Rijksstraatweg 1 1261 AN Blaricum Locatie Hilversum Van Riebeeckweg 212 1213 XZ Hilversum Locatie Weesp C.J. van Houtenlaan 1b 1381 CN Weesp