Zorgverzekeraars in 2014 (Campagne 2015) Augustus 2015
Index Titel
1.
Introductie
2.
Winst zorgverzekeraars
3.
Solvabiliteit zorgverzekeraars
4.
Bedrijfskosten zorgverzekeraars
5.
Belangrijkste inzichten
Introductie Titel
I. Achtergrond en opdracht II. Methodologie en Scope III. Landschap zorgverzekeraars
Introductie – Achtergrond & Opdracht Titel • Zorgverzekeraars moeten met elkaar concurreren met als doel bij te dragen aan een goede en toegankelijke zorgvoorziening tegen een eerlijke prijs. • Ondertussen hebben de zorgverzekeraars grote reserves opgebouwd die ieder jaar groeien. Deze reserves zijn veel hoger dan DNB voorschrijft. • De zorgverzekeraars claimen dat zij dit doen om voldoende solvabel te zijn om ‘natuurlijke schommelingen’ –zoals het aansluiten van een groot collectief- op te kunnen vangen. • Deze reserves zouden echter ook kunnen worden teruggegeven aan verzekerden via een premieverlaging en of zorgverzekeraars wel een ‘eerlijke prijs’ vragen voor hun diensten is daarom niet voor iedereen duidelijk. • Ook de bedrijfskosten van zorgverzekeraars maken aandacht. Waar zijn de acquisitiekosten bijvoorbeeld uit opgebouwd en in welke mate is dit nou een efficiënte besteding van gelden? • Het is voor de consument lastig vast te stellen of hun verzekering niet te duur is -transparantie ontbreekt. Aangezien zorgverzekeringen wel duur gevonden worden, ontstaat veel aandacht voor de kosten van de zorgverzekering ook in de media. • Een deel van deze media aandacht is veroorzaakt door de campagne die de consumentenbond vorig jaar voerde onder de naam “premiejagen” gebaseerd op onderzoek door Annalise. Dit is een voortzetting van dat onderzoek voor het jaar 2014.
Key Intelligence Question: Hoe presteerden de 4 zorgverzekeraars in scope in 2014, specifiek m.b.t. winst, solvabiliteit en andere belangrijke financiële KPI’s?
De gebruikelijke intelligence vraagstukken m.b.t. winst en solvabiliteit worden aangepakt.. Winst: o Hoe ontwikkelen de winsten zich? o Hoeveel zou de premie per verzekerde theoretisch omlaag kunnen als de winst wordt teruggegeven aan de verzekerde? o Hoe is de winst opgesplitst tussen basis verzekering en aanvullende verzekering en wat betekent dit voor het theoretisch omlaag brengen van de premies? o Hoe ontwikkelde de theoretisch teruggave van de winst ten opzichte van de hoogte van de basispremie over de periode? Solvabiliteit: o Hoe ontwikkelde de solvabiliteit zich over 2011-2014? o Hoeveel hoger is dit dan de minimale eisen van DNB? (totaal en per verzekerde) o Wat was het verwachte en werkelijk effect van de overheveling van de AWBZ op de solvabiliteit?
..en specifiek voor het 2015 project een extra nadruk op opbouw van bedrijfskosten: Acquisitiekosten: o Hoe ontwikkelen de acquisitiekosten zich? o Hoeveel nieuwe klanten levert dat op van buiten het concern, als wel overstappers binnen het concern? o Hoeveel kosten is dat per klant? o Hoeveel zou er teruggegeven kunnen worden indien acquisitiekosten niet zouden leiden tot kannibalisatie binnen de concerns? Bedrijfskosten: o Hoe ontwikkelen de bedrijfskosten zich? o Hoeveel is dit per verzekerde? o Hoeveel is dit in relatie tot de basispremie?
Introductie – Methodologie & Scope Titel Methodologie • Voor dit onderzoek zijn de zorgverzekeraars op financieel gebied met elkaar vergeleken. Voor deze financiële analyse zijn de jaarverslagen en jaarcijfers van de zorgverzekeraars als bron gebruikt én de cijfers die DNB jaarlijks presenteert.
Scope 2014: de 4 grote zorgverzekeraars en hun labels o Achmea Agis Avéro De Friesland FBTO Interpolis OZF Achmea Zilveren Kruis
• Specifiek ten behoeve van de vragen rondom de bedrijfskosten zijn de verzekeraars ook direct benaderd.
o CZ CZ Delta Lloyd OHRA (2 sublabels)
• Een belangrijk verschil met eerdere jaren is dat de verzekeraars de resultaten op de basisverzekering volgens een voorgeschreven template rapporteren. Dit geeft een veel rijker, gedetailleerder beeld van de bedrijfsvoering.
o VGZ IZA IZZ UMC Univé VGZ (2 sublabels)
• Deze rapportage is ook langs de lijnen van deze jaarcijfers opgezet.
o Menzis AnderZorg Azivo Menzis
• De verzekeraars in scope zijn op holding niveau onderzocht. De onderliggende labels van elke holding zijn geaggregeerd meegenomen in dit project, waardoor een kleine 90% van de markt gedekt is in dit onderzoek. • Ten opzichte van 2013 hebben er geen bijzondere wijzigingen plaatsgevonden in het aantal verzekeraars en concerns. (bron: Nza)
Marktaandelen zorgverzekeraars
Aantallen zorgverzekerden (in miljoenen) 5,3 4,2
Mln. verzekerden
3,4
2,1
8
Achmea
CZ
Menzis
VGZ
Winsten Titel
I.
Totaalresultaat & Trend
II.
Totaalresultaat opbouw
III. Resultaat basisverzekering opbouw IV. Besteding van overschotten V.
Cijfers per verzekerde
De vier concerns realiseerden in 2014 een totaalresultaat dat 12% lager lag dan in 2013 • In 2014 hebben de vier grootste zorgverzekeraars bij elkaar opgeteld een lager netto resultaat (-12%) geboekt dan in het voorgaande jaar: €169 mln. minder. • De resultaten van VGZ (-66%) en Achmea (-21%) liepen sterk terug terwijl de resultaten van Menzis (+82%) en CZ (+65%) juist sterk stegen. Omdat VGZ en Achmea een groter marktaandeel hebben dan CZ en Menzis viel het totaalresultaat lager uit. • Alle verzekeraars hebben geld teruggegeven via premieverlagingen, VGZ het meest met een premieverlaging van ruim 11%. De opvallende daling in resultaat van VGZ wordt hier goeddeels mee verklaard: “Het saldo van zorgkosten en verdiende premies […]is € 584 miljoen, € 376 miljoen minder dan in 2013”
Netto resultaat zorgverzekeraars in 2014
Ontwikkeling netto resultaat zorgverzekeraars 2012
€600,0
€527,7
€518,1
Totale netto resultaat € 1.187,0*
2014
2013
€555,7
€418,0
Achmea
CZ
Menzis
VGZ €315,2
€300,0
€274,1
Winst (in mln)
€221,2
€418
€315,2
€230,2
€230,2
€190,7
€223,4
€223,5 €179,7
€118,9
€0,0 Achmea
CZ
Menzis
VGZ
Winsten werden vooral behaald op de basisverzekering • Alle verzekeraars laten positieve resultaten zien op de basisverzekering, maar de opbouw van deze positieve resultaten laat zien t dit relatief weinig zegt over het verzekeringsresultaat in 2014 (dit wordt nog verder toegelicht). • CZ, en VGZ laten verliezen zien op de aanvullende verzekering. Menzis en Achmea laten hier een positief resultaat zien*. • In onderstaande staafdiagram zijn de ‘Basisresultaat’ en ‘aanvullend resultaat’ te zien, maar deze tellen niet op tot het ‘totaalresultaat’. Dit komt met name door ingecalculeerde premieteruggaven voor 2015 die als een negatieve voorziening worden opgenomen in de jaarrekening.
559
548 418
totaal
350
315 230 247
basis aanvullend
223
99 21 -23
-9
Basisverzekering: het resultaat verder geanalyseerd
• Het resultaat op de basisverzekering is de som van (1) het verschil tussen de premie-inkomsten en uitgekeerde zorgschades (oftewel het verzekeringsresultaat), (2) het resultaat op beleggingen, én (3) eenmalige posten. • De eenmalige posten zijn met name de afwijkingen t.a.v. eerder ingeschatte zorgkosten. Zorgverzekeraars bepalen de hoogte van de premie o.a. op basis van een inschatting van de hoogte van de zorgkosten in het betreffende jaar. Aan het einde van het jaar is bekend hoe hoog de zorgkosten werkelijk waren én hoe hoog de bijdragen uit het zorgverzekeringsfonds van de overheid waren. Zo ontstaat er een verschil dat wordt meegenomen naar het volgende jaar. • Het resultaat op de basisverzekering is dus echt iets anders dan het verzekeringsresultaat en dit is een belangrijk onderscheid.
Verzekeringsresultaat basis
Opbrengsten beleggingen
Saldo mee/tegenvallers geregistreerd in 2014
Resultaat basisverzekering
Basisverzekering: Resultaatopbouw totaal
€49mln 9%
€3mln 1%
€58 mln 19%
€50mln 20%
€113mln 32%
132mln 24%
€38mln 12%
€194mln 79%
€377mln 68%
€214mln 69%
€158mln 45%
€78mln 22%
Premies:
verzekeringsresultaat
€1199,‐*
€1146,‐
€1150,‐
Opbrengsten beleggingen
Saldo mee/tegenvallers geregistreerd in 2014
€1151,‐
Resultaat
Wat betekent dit? • CZ was het meest winstgevende label kijkend naar het resultaat op de basisverzekering, Achmea had het hoogste resultaat op het totaalpakket. VGZ presteerde het beste -net als in 2013 -op basis van het verzekeringsresultaat. Menzis valt verder op door het lage verzekeringsresultaat, dat maar net positief uitvalt. • De positieve totaalresultaten op de basisverzekering kunnen gemakkelijk verkeerd geïnterpreteerd worden. Het grootste deel van het positieve resultaat werd in 2014 (in ieder geval bij Achmea, CZ en Menzis) gecreëerd doordat eerder gemaakte te hoge ramingen terugvloeiden in 2014. Dit hoge resultaat betekent dus niet dat in 2014 te veel premie werd betaald; het betekent met name dat in eerdere jaren te veel premie werd betaald. • Wanneer gekeken wordt naar het verzekeringsresultaat dan valt op dat deze bij Menzis slechts 1% uitmaakt van het totaalresultaat op de basisverzekering. Menzis zat met een marge van slechts € 3mln dicht tegen een tekort aan. VGZ laat met 45% een heel ander beeld zien, dat terwijl de premies van VGZ niet hoger lagen dan die van de concurrenten. • Opvallend is ook het flinke aandeel van beleggingsinkomsten op het resultaat. Verzekeraars verdienen geld met eerder betaalde premiegelden. Dit komt wellicht wat vreemd over, maar het zorgt er wel voor dat het verzekeringsresultaat (dus puur het verschil tussen wat er aan premies betaald wordt en er aan zorgkosten uit gaat) bescheiden of zelfs negatief kan zijn. Zo zien we dat Menzis een heel minimaal verzekeringsresultaat heeft, terwijl het totaalresultaat met €247 mln wellicht anders doet vermoeden. • Met de positieve resultaten kunnen een aantal dingen gedaan worden: • Reserves kunnen worden opgebouwd. • Verliesgevende activiteiten kunnen gedekt worden (bijvoorbeeld verliezen op aanvullende verzekeringen). • Premieverlagingen kunnen gedekt worden.
Basisverzekering: Waar worden overschotten aan besteed?
6% €39mln 16%
62 mln 18%
€147mln 26% €181mln 34% €327mln 61%
€412mln 74% €208mln 84%
Teruggaaf Toevoeging aan reserves Overig (alleen FBTO)
• •
€288 mln 82%
FBTO is het enig label dat zijn overschotten niet oormerkt (categorie ‘overig’). Agis is het enige label dat zijn reserves verlaagt.
Resultaten per verzekerde in euro’s per premiebetaler:
Resultaat
184
206
144
90
Verzekeringsresultaat
14
18
2
26
Beleggingsresultaat
20
49
29
21
Mee‐ en tegenvallers
151
139
113
43
Lagere premie 2015
62
152
121
77
Toevoeging aan reserves
105
54
23
13
Teruggave als percentage van resultaat
34%
74%
84%
82%
•
•
CZ boekt het hoogste totaalresultaat, deels veroorzaakt door grote meevallers en de hoogste beleggingsresultaten. CZ geeft ook het meeste terug aan verzekerden door middel van premieverlagingen Achmea heeft grote meevallers en geeft het minste terug aan de verzekerden*
* Resultaten Achmea zijn een ongewogen gemiddelde en geven mogelijk een vertekend beeld.
Achmea resultaten per label (in euro’s per premiebetaler)
Resultaat
104
110
178
117
248
181
350
Verzekeringsresultaat
38
‐22
5
‐25
8
‐19
110
Beleggingsresultaat
13
12
13
7
17
61
15
Mee‐ en tegenvallers
53
120
160
135
222
140
225
Lagere premie 2015
65
136
46
‐
85
102
‐
Toevoeging aan reserves
39
‐26
132
‐
162
79
350
Teruggave als percentage van resultaat
63%
124%
26%
0
34%
56%
0
• Agis boekt een negatief verzekeringsresultaat en spreekt de reserves aan om tot een teruggave van maar liefst 124% van het totaalresultaat te komen. • OZF boekt binnen de groep veruit het grootste resultaat, maar geeft niets terug aan de verzekerden
CZ resultaten per label (in euro’s per premiebetaler)
totaal Resultaat
211
78
227
206
Verzekeringsresultaat
19
‐65
45
18
Beleggingsresultaat
49
56
48
49
Mee‐ en tegenvallers
144
86
135
139
Lagere premie 2015
150
271
120
152
Toevoeging aan reserves
60
‐193
107
54
Teruggave als percentage van resultaat
71%
347%
53%
74%
• Delta Lloyd heeft een negatief verzekeringsresultaat en doet een grote claim op de reserves om tot een teruggaaf te komen die 3,5 keer zo hoog is als het resultaat; veruit de hoogste teruggaafpercentage van alle verzekeraars. De solvabiliteit van Delta Lloyd wordt daarmee 115 % (Solvency II), één van de laagste in het veld. • OHRA daarentegen pot bijna de helft van het resultaat weer op en komt uit op 176% (Solvency II).
Menzis resultaten per label (in euro’s per premiebetaler)
totaal Resultaat
155
74
126
144
Verzekeringsresultaat
2
‐11
23
2
Beleggingsresultaat
31
14
32
29
Mee‐ en tegenvallers
122
71
72
113
Lagere premie 2015
126
81
138
121
Toevoeging aan reserves
30
‐6
‐12
23
Teruggave als percentage van resultaat
81%
109%
110%
84%
• Azivo en AnderZorg dikken beiden in op hun reserves om meer terug te geven aan de premiebetaler dan het totaalresultaat van beide labels in 2014. • Anderzorg is één van 6 labels met een negatief verzekeringsresultaat.
VGZ resultaten per label (in euro’s per premiebetaler)
totaal
cares
zorg
Resultaat
131
99
204
62
91
90
104
Verzekeringsresultaat
117
‐22
124
29
59
26
47
Beleggingsresultaat
9
32
25
27
25
21
23
Mee‐ en tegenvallers
4
89
53
6
7
43
34
Lagere premie 2015
124
139
81
92
91
77
85
Toevoeging aan reserves
7
‐40
123
‐30
0
13
18
Teruggave als percentage van resultaat
95%
140%
40%
148%
100%
86%
82%
• UMC en IZZ spreken reserves aan om tot een hoge teruggaafpercentages te kunnen realiseren. UMC is 1 van de 6 labels met een negatief verzekeringsresultaat. • IZA pot een groot deel van het positieve resultaat op, ruim 60%.
Wat betekent dit?
• Het verzekeringsresultaat is in 2014 bescheiden te noemen bij alle verzekeraars. Daar zou je uit kunnen concluderen dat de premiestelling voor 2014 best in orde was. • In eerdere jaren was de premiestelling blijkbaar minder scherp waardoor grote overschotten zijn ontstaan die in 2014 deels terugvloeien in het resultaat (post ‘éénmalig’). • Een behoorlijk deel van het totaalresultaat vloeit in 2015 terug naar de verzekerden d.m.v. een premiedaling. Achmea steekt hier wat schril bij af. Hoewel de totaalcijfers van Achmea op dit vlak wellicht iets vertekenen, laat de breakdown naar labels van Achmea niet een totaal ander beeld zien. • Er zijn enorme verschillen tussen de labels binnen één concern. OZF maakt het bijvoorbeeld erg bont: zij hebben de grootste overschotten, een solvabiliteit van 531% (Solvency I), maar OZF laat nul euro terugvloeien naar de verzekerden. Agis is het andere uiterste: met een negatief verzekeringsresultaat durven zij het aan om reserves verder af te bouwen. Agis gaat op in Zilveren Kruis in 2015, dus dat zal hier zijn invloed op hebben. • Oppotten kan nuttig zijn om aan de gewenste solvabiliteit te komen, daar zullen we in het vervolg van deze presentatie aandacht aan besteden. • De teruggave via premieverlaging is fors te noemen, met name bij Menzis en VGZ die hun reserves ook zouden kunnen inzetten voor het verbeteren van solvabiliteit (meer hierover in hoofdstuk 3).
Solvabiliteit
I. Solvabiliteitsontwikkeling (Solvency I) II. Ontwikkelingen t.a.v. Solvency II
Hoe werkt dat, solvabiliteit en zorgverzekeraars?
De Nederlandse Bank stelt solvabiliteitseisen aan de verzekeraars. • Wanneer exact het vereiste vermogen in huis is, komt de dekkingsgraad uit op 100%. • De afgelopen jaren bouwde de vermogens bij de zorgverzekeraars ieder jaar op waardoor de solvabiliteit sterk steeg.
Intern hanteren ziektekostenverzekeraars doorgaans als norm een minimale solvabiliteitsratio van circa 150% (onder solvency I). • Verzekeraars willen niet te dicht bij de DNB norm komen omdat de DNB anders zou kunnen ingrijpen. • De DNB norm is een ondergrens, het is bedrijfsmatig gezien niet onverstandig om extra buffers in te bouwen om bijvoorbeeld grote veranderingen (aansluiten van een groot collectief) op te kunnen vangen. • De vraag is wel hoe groot de extra buffers moeten zijn; in de praktijk gaan de verzekeraars ver boven de 150% veldnorm. • Onder Solvency II zal deze 150% norm niet meer gehanteerd worden.
Solvabiliteit is de afgelopen jaren steeds gestegen, de verzekeraars delen een vermogen van bijna €8 mld.
300
CZ Menzis VGZ Achmea
Dekkingsgraad in %
250 200 150 100 50 0 2011
2012
2013
2014
Op dit moment voldoen alle zorgverzekeraars ruim aan ‘de veldnorm’ van 150% maar.. • Solvency II is het nieuwe risico gebaseerde toezichtraamwerk voor verzekeraars dat per 1 januari 2016 in werking treedt. Dit houdt in dat de vereiste solvabiliteit op een andere wijze zal worden vastgesteld. • Met de ingang van Solvency II vallen de dekkingsgraden sterk terug!
Onder Solvency II krimpen de dekkingsgraden sterk! Solvency I
289%
Solvency II
246%
228% 163%
162%
216% 129%
137%
2,9
aanwezig
2,8
2,1
2,1
2,1
2,0
vereist Achmea
CZ
Menzis
VGZ
1,1
Achmea I
1,8 0,7
II
CZ I
1,3
II
1,1 0,5
Menzis I
1,1 0,9
II
Solvency II zorgt voor grote terugval in de dekkingsgraden • De gemiddelde terugval in dekkingsgraad is 95 procentpunt. • Alle zorgverzekeraars komen onder Solvency II in de buurt van veldnorm van 150%, Menzis en VGZ duiken daar zelfs ruim onder. • Onder Solvency II zal deze norm echter niet meer gehanteerd worden omdat Solvency II strenger is dan Solvency I en daarmee de noodzaak tot het aanhouden van een extra 50% buffer teniet doet. • T.o.v. de 100% DNB norm zijn de cumulatieve overschotten: • Solvency I: €4,7 mld, Solvency II:€2,7 mld. • T.o.v. de 150% veldnorm zijn de cumulatieve overschotten onder Solvency I €3mld.
1,0
VGZ I
1,6
II
Wat betekent dit?
• De verzekeraars hoeven hun reserves in principe niet verder op te bouwen tenzij zij reden hebben aan te nemen dat zij in de toekomst grotere buffers nodig gaan hebben. Hierbij kan gedacht worden aan: • Nieuwe strengere solvabiliteitseisen (b.v. Solvency III, maar daar is geen sprake van) • Extra kosten door overheveling AWBZ (wel aannemelijk, zie volgende sheet) • Sterk stijgende reguliere zorgkosten die niet direct doorberekend worden naar de verzekerde.(niet erg aannemelijk) • Uit het eerste hoofdstuk bleek dat alle verzekeraars (op concern niveau) echter nog (beperkt) extra reserves opbouwen: • • • •
Achmea: CZ: Menzis: VGZ:
€ € € €
181mln, 147mln, 39 mln, 62mln,
€ 105,- pp * € 54,- PP € 23,- PP € 13,- PP
• Opvallend is natuurlijk dat de verzekeraars met de laagste dekkingsgraad de minste reserves opbouwen. Dit doet vermoeden dat er al langer bewust gekozen wordt teruggeven i.p.v. oppotten.
Wat betekent dit?
Overheveling AWBZ en gevolgen voor solvabiliteit • Zorg die voorheen uit de AWBZ werd betaald, zal vanaf 2015 uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden betaald. Hierdoor zal de ZVW-premie stijgen. De stijging wordt echter gedempt door een Rijksbijdrage die tot 2019 stapsgewijs wordt afgebouwd. • Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport verwacht dat als gevolg van deze overheveling de Zvw-uitgaven met circa €3,2 miljard stijgen. Dit heeft tot gevolg dat de grondslag waarover de vereiste solvabiliteit wordt berekend toeneemt. • In 2017 zal het totale effect van de overheveling van de AWBZ op de solvabiliteit uitgewerkt zijn; de vereiste solvabiliteit zal circa 10% extra van de aanwezige solvabiliteit opnemen (dd 2014). • De extra solvabiliteitslasten zijn nog niet verwerkt in de huidige (Solvency II) berekeningen. Dat betekent dat de Solvency II dekkingsgraden die nu berekend zijn, lager zullen uitvallen eind 2015 (CP), en kan als argument aangedragen worden om extra reserves aan te leggen.
Acquisitie- en beheerskosten
I. Opbouw bedrijfskosten II. Ontwikkeling acquisitiekosten III. Ontwikkeling ledenaantallen
De totaalcijfers laten weinig spektakel zien Bedrijfskosten, beheerskosten en acquisitiekosten fluctueren en laten geen bijzondere trends zien • Menzis onderscheidt zich met al vier jaar licht oplopende acquisitiekosten én al vier jaar licht teruglopende beheers- en bedrijfskosten. • CZ onderscheidt zich door de beheerskosten op te delen in verschillende categorieën waardoor ‘acquisitiekosten’ en ‘beheerskosten’ niet optellen tot totale bedrijfskosten. Dit is overigens voor de basisverzekering cijfers niet het geval en deze zijn dan ook beter vergelijkbaar. • Achmea cijfers zijn lastig te achterhalen omdat het concern als geheel een jaarverslag oplevert waarin beperkt aandacht is voor de zorgtak. Achmea cijfers in de onderstaande grafiek zijn daarom een benadering. 650 600
Achmea
550 500 450
VGZ
400 350
CZ
300 250 200
Menzis
150 2012
2013
2014
De cijfers van de basisverzekering laten meer zien Bedrijfskosten zijn per label uitgesplitst naar: • • • •
Notabehandelingskosten Reclamekosten Acquisitiekosten minus reclamekosten Overige bedrijfskosten
• Cijfers zijn per label beschikbaar en meestal ook geconsolideerd (met uitzondering van Achmea) • Rapportage is in lijn met het model zoals overeengekomen tussen verzekeraars en minister, zoals besproken in de kamerbrief van 31 oktober 2014. • De laatste staaf ‘acquisitie totaal’ is op basis van DNB cijfers. Hier kunnen problemen optreden met vergelijkbaarheid (bijvoorbeeld CZ). reclame
acquisitie
506
Schadebehandeling
In € mln.
overig totaal
342
202
167 176 18
46
101
97 6
Achmea
327
acquisitie totaal
39 30
93
92 5
CZ
133
23 12
Menzis
47
7
105
65 53
VGZ
Acquisitiekosten zijn minder dan 25% van de totale bedrijfskosten
• Zowel de bedrijfskosten als de totale acquisitiekosten per concern zijn de afgelopen jaren per saldo niet noemenswaardig veranderd. Alleen de acquisitiekosten van Menzis nemen structureel toe terwijl de totale bedrijfskosten structureel dalen. • De acquisitiekosten van Menzis zijn van €35mln in 2011 gestegen naar €46,5 mln in 2014. Dit wordt niet direct weerspiegeld in de acquisitiekosten per premiebetaler, die met €14,- aan de lage kant zijn. • Op de basisverzekering ziet de verdeling in bedrijfskosten er als volgt uit: In euro’s per verzekerde:
Schadebehandelingskosten
22
14
7
16
Reclamekosten
4
2
3
2
Acquisitiekosten ‐ reclame
17
14
14
19
Overige bedrijfskosten
72
34
54
60
totaal
115
64
78
97
% Acquisitie (inclusief reclame)
18%
25%
22%
22%
Acquisitie inspanningen hebben nauwelijks zichtbare invloed op het aantal verzekerden, maar er gebeurt wel iets.
Mln. verzekerden
6 Achmea
5
VGZ
4
CZ
3
Menzis
2 1 0 2011 • • • •
2012
2013
2014
De cijfers laten het netto resultaat van in- en uitstroom zien. CZ meldt desgevraagd dat er ongeveer 560 duizend overstappers waren, in- en uitstappers compenseren elkaar en netto was er dus maar een groei van 64 duizend* Het aantal overstappers tussen labels binnen het concern is verwaarloosbaar, ongeveer 40x zo klein als het aantal overstappers tussen concerns. Het grootste verschil werd in 2014 gerapporteerd door VGZ, zij groeiden met ongeveer 60.000 naar 4,24 mln verzekerden, op een totaal van ruim 15mln verzekerden.
* Dit is de ontwikkeling over 2014, dus dat is een ander getal dan de groei 2013-2014, die uitgaat van jaarsgemiddelden
Wat betekent dit?
• Achmea heeft de hoogste bedrijfskosten (per verzekerde) dit komt zowel tot uiting in de cijfers van de basisverzekering als in het totaal. CZ heeft de laagste gemiddelde kosten zowel in de basisverzekering als in het totaal. • De acquisitiekosten zijn in relatie tot de totale bedrijfskosten bij CZ het hoogst, 25%, maar niet spectaculair hoog. Achmea zit met 18% aan de ondergrens maar doordat hier een ongewogen gemiddelde wordt gebruikt kan dit cijfer vertekend zijn. • Hoewel de aantallen verzekerden niet noemenswaardig veranderen bij de grote vier, is de mobiliteit van verzekerden aanzienlijk – rond de 10% van het ledenbestand vernieuwt (op basis van cijfers van één van de verzekeraars). • De overstap tussen labels binnen een concern lijkt verwaarloosbaar – ongeveer 0,5% van het ledenbestand of 4,5 % van de instroom. • Wanneer alle acquisitiekosten teruggegeven zouden worden aan de verzekerden, dan kan de premie met maximaal €21,- per jaar omlaag (op basis van de som van acquisitie en reclamekosten bij VGZ die daar relatief het meest aan besteed), maar dit is niet wenselijk. • De acquisitiekosten die gemoeid zijn met overstappers binnen de concerns zijn verwaarloosbaar.
Belangrijkste inzichten
Over overstappers, solvabiliteit, premieopbouw, winst enz.
Algemeen • De zorgverzekeraars hebben een grote stap gezet in het vergroten van de transparantie door het rapporteren van de jaarcijfers voor de basisverzekering in een uniform template. • Achmea laat nog wat te wensen over door cijfers niet geconsolideerd aan te bieden. • De DNB totaalcijfers zijn soms lastig te interpreteren door verschillen tussen vennootschappelijke cijfers, geconsolideerde cijfers en cijfers uit de jaarverslagen. Geldt met name voor Achmea en CZ. Winsten De totaalwinsten van de verzekeraars ogen nog steeds indrukwekkend, bijna €1,2 mld. Opvallend is dat de winsten op de basisverzekering hoger liggen, ruim €1,7 mld. Het verschil zit met name in reserveringen die gemaakt worden om premiedalingen voor 2015 af te dekken. Het resultaat op de basisverzekering bestaat uit exploitatiewinsten (verzekeringsresultaat), beleggingsresultaat én eenmalige posten. • Vooral deze eenmalige posten zijn indrukwekkend en bestaan uit premieoverschotten uit eerdere jaren. • Bij VGZ zijn deze posten goed voor 32% van het totaalresultaat op de basisverzekering, bij Menzis 79%. • De relatief bescheiden verzekeringsresultaten (bij Menzis zelfs maar krap positief) geven aan dat de premiestelling voor 2014 passend was.
• • • •
Winstbestemming • Veel van de overschotten worden via premieverlaging teruggegeven: VGZ 86%, Menzis 84%, CZ 74% en hekkensluiter Achmea met 34% die wel wat vertekend is (zie sheet 17). Er zijn grote verschillen tussen de labels van de concerns. • De rest van de winsten wordt opgepot.
Wat betekent dit?
Algemeen • De zorgverzekeraars hebben een grote stap gezet in het vergroten van de transparantie door het rapporteren van de jaarcijfers voor de basisverzekering in een uniform template. • Achmea laat nog wat te wensen over door cijfers niet geconsolideerd aan te bieden. • De DNB totaalcijfers zijn soms lastig te interpreteren door verschillen tussen vennootschappelijke cijfers, geconsolideerde cijfers en cijfers uit de jaarverslagen. Geldt met name voor Achmea en CZ. Winsten • De totaalwinsten van de verzekeraars ogen nog steeds indrukwekkend, bijna €1,2 mld. • Opvallend is dat de winsten op de basisverzekering hoger liggen, ruim €1,7 mld. • Het verschil zit met name in reserveringen die gemaakt worden om premiedalingen voor 2015 af te dekken. • Het resultaat op de basisverzekering bestaat uit exploitatiewinsten (verzekeringsresultaat), beleggingsresultaat én eenmalige posten. • Vooral deze eenmalige posten zijn indrukwekkend en bestaan uit premieoverschotten uit eerdere jaren. • Bij VGZ zijn deze posten goed voor 32% van het totaalresultaat op de basisverzekering, bij Menzis 79%. • De relatief bescheiden verzekeringsresultaten (bij Menzis zelfs maar krap positief) geven aan dat de premiestelling voor 2014 passend was. Winstbestemming • Veel van de overschotten worden via premieverlaging teruggegeven: VGZ 86%, Menzis 84%, CZ 74% en hekkensluiter Achmea met 34% die wel wat vertekend is (zie sheet 17). Er zijn grote verschillen tussen de labels van de concerns. • De rest van de winsten wordt opgepot.