$BIFE@
LANGE ADEM
De nieuwe relatie tussen de katholieke kerk en het joodse volk heeft veel te danken aan kardinaal Jo Willebrands. In de eerste week van september viel zijn honderdste geboortedag en werd in Utrecht een internationale conferentie gewijd aan zijn betekenis. Het congres focuste op de beginjaren vóór en tijdens het Concilie. Enkele oudgedienden behoorden tot de sprekers en deelnemers, maar ook een jongere generatie kwam aan het woord. Hierdoor ontstond een perspectief van vele decennia. De verdiensten van Jo Willebrands zijn groot en gevarieerd. Ze omvatten de toenadering tot de Oosterse kerken, de Anglicanen, de Oudkatholieken en diverse Protestantse kerken. En zijn bijdrage aan de verhoudingen tussen Joden en katholieken werd op dit congres niet vergeten. Drie sprekers gingen op dit thema in. Een Joodse vrouw uit New York, dr.Judith Banki, schetste een persoonlijk beeld van de (latere) kardinaal. Zij leerde hem kennen toen zij een memorandum aanbood over het beeld van Joden bij katholieken. Dit gebeurde tijdens de voorbereidingsperiode van het Concilie. Uit haar betoog – en de dagboeken die werden gepubliceerd – bleek hoeveel de kardinaal in de praktijk toevertrouwde aan zijn jongere medewerker. Een Vlaamse hoogleraar, Lamberigts, schetste de moeite die Willebrands deed om de Concilievaders uit het Midden-Oosten te winnen voor hoofdstuk 4 van Nostra Aetate. De middelste lezing, door Marcel Poorthuis, riep de theologische erfenis op die Willebrands naliet voor het gesprek tussen Joden en christenen. Uit de dagboeken en lezingen werd ook duidelijk welke enorme worsteling tijdens en na het Concilie heeft plaats gevonden om tot een nieuwe theologische visie te komen op de verhouding tot het Jodendom. Maar ook welke weg inmiddels is afgelegd. Het is jammer dat die nieuwe inzichten nog weinig bekend zijn aan de basis. Dit is een opdracht voor de KRI – en een kwestie van lange adem. JAAP VAN DER MEIJ Voorzitter KRI
*&)''0 Informatiebulletin van de Katholieke Raad voor Israël
Benoit Wesly, voorzitter NIHS in Maastricht:
‘Zonder Israël zouden wij Joden vogelvrij zijn’
Interieur van de synagoge in Maastricht Voor het statige kantorencomplex van de Limburgse hotelondernemer en vastgoedmagnaat Benoit (Baruch) Wesly in de binnenstad van Maastricht, wappert naast de Nederlandse driekleur bijna uitdagend de Israëlische vlag. Dat is niet zomaar. Wesly, voorzitter van de Joods-orthodoxe Nederlands-Israëlitische Hoofdsynagoge (NIHS) in Limburg, legt uit: ‘De staat Israël betekent heel veel voor mij. Al wil dit niet zeggen dat ik soms geen kritiek heb op wat ze doet. Maar
als die staat niet bestond zouden wij, Joden, vogelvrij zijn. Een triest feit, maar het is nu eenmaal de realiteit. Dat kunnen niet-Joden zich aanrekenen.’ Hij zegt dat de Israëlische regering hem onlangs heeft benoemd tot honorair consul, de eerste in Nederland. ‘Daar ben ik trots op.’ Tevreden constateert hij: ‘Bij de plechtigheid van mijn installatie zaten de opperrabbijn en bisschop Wiertz van Roermond gebroederlijk naast elkaar’. Wesly legt
uit waarom dat bijzonder was. ‘De trieste manier waarop Rome in de affaire rond Shoahontkenner bisschop Richard Williamson is opgetreden, heeft de relaties tussen Joden en christenen jaren teruggeworpen.’ Hij vertelt hoe Wiertz zich begin dit jaar in eigen persoon bij hem meldde. De bisschop kwam in Maastricht zijn excuses aanbieden voor de gang van zaken. Wesly waardeerde de geste, maar tevreden is hij niet. ‘Ik zou liever hebben gezien dat het Nederlandse episcopaat als geheel afstand had genomen van het Vaticaanse beleid inzake Williamson. Dat men openlijk had verklaard: “Dit kan niet”. Ze hebben dat wel in besloten kring tegen onze Joodse vertegenwoordigers gezegd, maar men had er geen behoefte aan dit openlijk te ventileren. Een gemiste kans.’
2
len, zigeuners, zwarten en zeker moslims. Onze samenleving verhardt. En de huidige financieel-economische crisis maakt het er allemaal niet beter op.Wij Joden zijn echter al eeuwen aan discriminatie en verkettering gewend. Daarom doet zo’n brief me ook weinig. Ik vind het leven veel te interessant om aan zoiets lang aandacht te besteden. Iedereen mag me een ‘rot Jood’ noemen. Dat zal me een zorg zijn. Het is immers niet aan hen om te beoordelen of ik een rot Jood of een goede Jood ben, dat wordt “boven” gedaan.” Bewijst die brief niet dat veel mensen de staat Israël en het Joodse volk op één hoop gooien? ‘Klopt. Dat wordt gestimuleerd door voormalig prominente katholieke politici als ex-premier Dries van Agt en oudminister van buitenlandse zaken Hans van den Broek die,
FAMILIE UITGEMOORD Het ontkennen van de Holocaust kwam bij Wesly hard aan. Tijdens de oorlog is bijna heel zijn familie uitgemoord. ‘Als kind heb ik nooit een familiegevoel gekend, met opa’s en oma’s, tantes en ooms, neven en nichten.” Alleen vader, moeder en een oudere zus overleefden de massamoord; ze doken onder bij een streng protestants gezin. Broertje Léon, toen drie jaar oud, was elders ondergebracht. Het werd verraden en vermoord. Wesly (64), kort na de bevrijding geboren, gelukkig getrouwd met Bella, en vader van twee zonen, bekent: ‘Ik heb mijn broer nooit gezien en toch mis ik hem elke dag’. Bij een bezoek aan Auschwitz kwam Wesly tot de schokkende ontdekking dat de naam van Léon nergens in het kampregister voorkomt. Hoogstwaarschijnlijk is de kleuter al tijdens het transport omgekomen. Of is hij ergens anders terechtgekomen? Knagende gedachte. Heeft het na de affaire-Williamson nog zin de dialoog tussen katholieken en Joden voort te zetten? ‘Natuurlijk. Een samenleving zonder dialoog is geen samenleving, maar een slangenkuil. Christenen en Joden moeten altijd met elkaar in gesprek blijven en vooral praten over de dingen die ons binden. Dan blijft er weinig tijd over om het te hebben over de zaken die ons scheiden. En dat is goed, want die verschillen zijn in feite niet zo belangrijk. De overeenkomsten zijn groter. Logisch, het christendom, en dus ook het katholicisme, komt niet voor niets uit het Jodendom voort. Als iemand mij vraagt, ‘Meneer Wesly, bent u van Joodse afkomst?’, antwoord ik daarom altijd: ‘Nee, ik ben Jood, u bent van Joodse afkomst. Ik ben overigens van huis uit met respect voor andere godsdiensten opgevoed, met name voor het rooms-katholicisme. Dat is de basis van elke dialoog: dat je respect hebt voor andermans geloofsovertuiging en kennis wilt nemen van de inhoud ervan.’ Op de vraag of ook de moslims bij zo’n dialoog betrokken dienen te worden antwoordt Wesly met een volmondig ja. ‘Dat is een must. Het moet alleen niet landelijk worden geëntameerd, maar dient van binnenuit te komen, op lokaal niveau plaats te vinden. En je moet er alle stromingen binnen je eigen club aan laten deelnemen.’
publiciteitsgeil als ze zijn, in hun nadagen dat misverstand eerder stimuleren dan bestrijden. Opvallend daarbij is dat Van Agt vroeger positiever over Israël was dan over zijn eigen wijwater.’ In NRC-Handelsblad zei hij onlangs dat hij zich schaamt over zijn opstelling van toen. ‘Het is te hopen voor hem dat zijn huidige uitlatingen vroege symptomen zijn van ouderdomsdementie. Dat zou dan als verzachtende omstandigheid kunnen gelden. Anders ben ik bang dat latere generaties hem eerder zullen beoordelen naar zijn kwalijke, want foutieve en bewust eenzijdige standpunten over Israël en de Palestijnen, dan naar zijn prestaties als minister-president. Dat zou jammer zijn, want in die laatste hoedanigheid heeft hij veel voor ons land betekend.’
DREIGBRIEF Begin dit jaar, tijdens de gewapende Israëlische interventie in Gaza, ontving Wesly een dreigbrief. Ook krijgt hij van tijd tot tijd telefoontjes met dezelfde strekking. Hij weigert ze louter als uitingen van antisemitisme te zien, maar bekijkt ze in een breder verband, namelijk als voorbeelden dat in Nederland de tolerantie duidelijk aan het afnemen is. ‘Daar hebben niet alleen de Joden last van, maar ook homofie-
LOT OF NOODLOT Tijdens een eerder interview antwoordde u op de vraag wat u met het Jodendom heeft: ‘Ik heb niks met het Jodendom, het Jodendom heeft iets met mij’. Wat bedoelde u daarmee? ‘Vrijwel mijn hele familie is uitgemoord omdat ze Joods was. Waarom zou ik dan iets met het Jodendom hebben? Ik heb er niet om gevraagd Jood te zijn, ik ben het. Ik heb het Jood zijn bij mijn geboorte van mijn moeder meegekregen.
Benoit Wesly, voorzitter van de Nederlands-Israëlitische Hoofdsynagoge in Limburg
Het is mijn lot, noodlot zo u wilt. Daarom kan ik mij er niet van losmaken. Dat eenmaal zo zijnde heb ik tegen mezelf gezegd: Jij gaat niet dood voordat er, net als vóór de oorlog, weer 350 Joden in Maastricht wonen.’ Hoeveel zijn er nu? ‘Toen ik voorzitter werd waren het er zo’n 60, 70, nu zitten we op 107.’ In een boek dat u zeven jaar geleden schreef, ‘Het paradijs kent vele gezichten’ (Eisma Busi-nessmedia Leeuwarden), staat de zin: ‘Ik ben geen gelovig mens’. Een opvallende uitspraak voor de voorzitter van de NIHS. ‘Ik geloof niet in God, althans niet in iemand waarvan ik mij een concreet beeld kan vormen, een soort man met een baard. Ik geloof in iets goddelijks, in een hogere macht die van minuut tot minuut bepaalt wat er met mij gebeurt en welke richting ik uitga. En die macht noem ik God. Ze geeft me energie. Is dat geloven? Ik heb niet de arrogantie om dat van mezelf te zeggen.’
nagoge. Ook Meersen en andere stadjes kregen een eigen sjoel. De hertogen van Gulik, waar delen van het huidige Nederlands Limburg toe behoorden, verbanden echter regelmatig de Joden van hun grondgebied. Na het einde van de Tachtigjarige Oorlog in 1648 keerden kleine groepen Joden naar Limburg terug. In gemeenten als Beek en Eijsden stond men hun de aanleg van eigen Joodse begraafplaatsen toe. Maar over het algemeen werden de Joden hier en in andere
TON CRIJNEN 3
Al in 1240 woonden er Joden in Limburg Benoit Wesly constateert: ‘Als Nederlanders het over de Joden in ons land hebben, dan bedoelen ze meestal die in Amsterdam. En natuurlijk, daar wonen en woonden de meesten van ons. Die zijn echter pas eind zestiende eeuw naar de Noordelijke Nederlanden geëmigreerd. Wat men echter niet weet is dat er al rond het jaar 1240 Joden in Limburg leefden. In Venlo bijvoorbeeld werd een mikwe (Joods ritueel bad) opgegraven dat hoogstwaarschijnlijk dateert uit de dertiende eeuw’ De Joden die toen naar Limburg kwamen waren de overbevolkte Jodenbuurten van steden als Keulen, Mainz en Worms ontvlucht. Zo’n vijftig, zestig jaar later voegden zich geloofsgenoten bij hen die door de koningen van respectievelijk Engeland (Edward I) en Frankrijk (Phi-lips de Schone) het land waren uitgezet. Maar ook in hun nieuwe woongebied kregen de vermeende ‘moordenaars van Christus’ het verre van gemakkelijk. Zo brandden in 1309 in Born bendes die een kruistocht naar het Heilige Land wilden organiseren - sommigen spreken van rondtrekkende flaggelanten of ‘geselbroeders’ - het kasteel af waar Joden uit de omgeving hun toevlucht hadden gezocht. Ruim honderd van hen vonden de dood. Wesly: ‘In de veertiende eeuw, toen hongersnoden en een grote internationale pestepidemie ook de bevolking in de Nederlanden decimeerden, kregen de Joden daarvan de schuld. Voor zover men hen niet afslachtte, werden zij verdreven. In Sittard en Susteren was zelfs sprake van regelrechte pogroms. Na het jaar 1349 woonden er in Limburg lange tijd vrijwel geen Joden meer’. In de twee eeuwen die volgden, komt men geleidelijk toch weer vermeldingen van Joodse families tegen, zoals in Born, Roermond en Munstergeleen. Volgens een kroniek uit 1725 had Sittard rond 1500 een sy-
Het exterieur van de synagoge in Maastricht Limburgse steden, zoals Beek, Gulpen, Grevenbicht, Heerlen, Hoensbroek, Vaals, Valkenburg en Venlo, op z’n gunstigst geduld. Pas na de komst van de Fransen kregen zij in 1796 gelijke burgerrechten, en dat bleef na de val van Napoleon gehandhaafd. Wesly: ‘Maastricht dat tot die tijd geen Joden binnen zijn muren toeliet, ontwikkelde zich geleidelijk tot centrum van Joods leven in Limburg. De Joden raakten er volledig geïntegreerd binnen de rest van de samenleving. Dat uitte zich bijvoorbeeld in 1840 tijdens de plechtige opening van de Maastrichtse synagoge aan de Capucijnengang 2. Bij die gelegenheid was heel de niet-Joodse elite aanwezig. In andere delen van de provincie, waar vooral uit Duitsland en Oost-Europa afkomstige Joden woonden, was er minder assimilatie.’ Wellicht mede daardoor kwam in Limburg nogal wat antisemitisme voor. Wesly: ‘Zo werden in Meersen al rond 1900 antisemitische vlugschriften verspreid. En er waren voorbeelden van katholieke priesters die Joden probeerden te bekeren.’ Van de 1394 Joden die in mei 1940 in Limburg woonden werd tweederde deel door de nazi’s vermoord. De synagoge in Maastricht werd geplunderd en gebruikt als opslagplaats. Wesly: ‘De overlevenden ondervonden aanvankelijk weinig sympathie van hun niet-Joodse “buren”. Pas eind jaren ’50, begin jaren ’60 begon de katholieke meerderheid gewend te raken aan het feit dat er in haar midden weer een georganiseerde Joodse gemeenschap bestond. Tot 1986 telde de provincie meer dan tien onafhankelijke Joodse gemeenschappen. Toen besloot men ze samen te voegen tot de huidige NIHS.’ (t.cr)
Van Seelisberg tot Berlijn: zestig jaar dialoog Begin juli vond in Berlijn de jaarlijkse conferentie plaats van de International Council of Christians and Jews (ICCJ). Het zwaartepunt lag op de vraag wat de opdracht voor de Joods-christelijke dialoog in de komende jaren is. De aanwezige vertegenwoordigers van aangesloten instellingen kregen een uit twaalf punten bestaande intentieverklaring voorgelegd. Behalve een programma voor de toekomst vormen deze Twaalf Punten van Berlijn een overzicht van meer dan zestig jaar dialoog.
4
SEELISBERG 1947 De naam de Twaalf Punten van Berlijn (zie kader) verwijst naar de Tien Punten van Seelisberg uit 1947. In dat jaar kwamen 65 Joden en christenen uit negentien landen samen in het Zwitserse Seelisberg. Onder hen waren vertegenwoordigers van Europese en Amerikaanse Joodse organisaties, de Wereldraad van Kerken en de Duitse bisschoppenconferentie. Ook aanwezig was de Frans-Joodse historicus Jules Isaac. Zijn ontmoeting met Johannes XXIII in 1960 zou de paus definitief overtuigen van de noodzaak te komen tot een nieuwe katholieke visie op het Jodendom. Seelisberg zelf stond, kort na de verschrikkingen van de Shoah, geheel in het teken van het antisemitisme. Hoe moest men – de christelijke kerken voorop – de wortels daarvan bestrijden? De tweede opdracht die de conferentie zich stelde was het ontwikkelen van een nieuwe relatie tussen christenen en Joden. WEDERZIJDS RESPECT De Tien Punten zelf waren het resultaat van besprekingen in de conferentiewerkgroep Commissie III die de relatie tussen het Jodendom en de kerken besprak. Deze gemengd Joods-christelijke commissie constateerde allereerst dat bepaalde theologische ideeën en interpretaties van het Nieuwe Testament (‘het evangelie van de liefde’) bijgedragen hadden tot het antisemitisme. Vervolgens kwamen de christelijke commissieleden met voorstellen om het antisemitisme in het christelijk denken te bestrijden en goede relaties te bevorderen tussen Joden en christenen. De Joodse commissieleden bogen zich over de vraag hoe Joden moesten omgaan met vooroordelen ten aanzien van christenen binnen hun eigen traditie, vooroordelen die nieuwe goede relaties in de weg zouden kunnen staan. De Joodse en christelijke commissieleden samen riepen op tot wederzijds respect voor wat heilig is in de andere godsdienst. Wat opviel in deze besprekingen was de wederkerigheid en het vermijden van alles wat een positieve relatie met de ander kan ondermijnen. Zo klonken in Seelisberg van Joodse zijde geen beschuldigingen aan het adres van christenen en er werden van hen geen spijtbetuigingen geëist. De prioriteit lag bij het gemeenschappelijk bestrijden en voorkomen van antisemitisme. Van kritiek op de houding van de kerken en van het merendeel van de Europese bevolking tijdens de Shoah was nog geen sprake. Hierin kwam verandering met het proces in Israël tegen
Adolf Eichmann (1961) en de vertoning van Der Stellvertreter, Hochhuths toneelstuk over Pius XII (1963). De door de christelijke leden van de Commissie III geformuleerde aandachtspunten werden na een consultatieron-de enkele maanden later gepubliceerd. In het begeleidend schrijven drukten de samenstellers de kerken op het hart de geformuleerde principes zo breed mogelijk toe te passen, vooral in onderwijs en catechese. NOSTRA AETATE De Punten van Seelisberg hebben grote invloed gehad op de initiatieven en documenten van verschillende kerken, met name op de verklaring over het Jodendom van Vaticanum II, Nostra Aetate. En hoewel dit helaas nog niet overal het geval is in de kerkelijke praktijk, zijn ze gemeengoed geworden in de leer van de meeste kerken. Zestig jaar na Seelisberg achtte de ICCJ daarom de tijd rijp de Tien Punten te verfijnen en aan te passen aan de veranderde wereld. Daartoe stelde een aantal bij de ICCJ betrokken academici een nieuwe en uitvoeriger intentieverklaring op, de Twaalf Punten van Berlijn (zie kader). Net als in Seelisberg stond in Berlijn de bestrijding van het antisemitisme in al zijn vormen voorop. Toch is er een essentieel verschil. Seelisberg vormde een beginpunt en gaf een opsomming van wat er allemaal moet veranderen. Het Berlijnse punt 1 kon uitgaan van belangrijke ontwikkelingen ten aanzien van de relatie Jodendom-christendom in het christelijk onderricht en wetenschappelijk onderzoek. Zo wordt in deze context een opmerking gemaakt over de Joodse identiteit van Paulus, die ondenkbaar zou zijn zonder het Paulusonderzoek van de afgelopen decennia. Punt 1 van de Berlijnse verklaring is dus vooral een oproep aan christenen om op de ingeslagen weg verder te gaan en deze te verbreden en te verdiepen. ISLAM Anders dan de Tien Punten van Seelisberg richten de Twaalf Punten van Berlijn zich tot beide gesprekspartners. Eerst worden de christenen aangesproken (1-4), vervolgens de Joden (5-8). Zoals hierboven reeds is opgemerkt, was er in Seelisberg al sprake van wederkerigheid tussen Joodse en christelijk deelnemers. Deze lezen we niet terug in de Tien Punten zelf, die immers een oproep waren aan de kerken zich te bevrijden van hun anti-Joodse erfenis. Zestig jaar vorderingen op dit terrein maakte dat de ICCJ anno 2009 de Joodse gemeenschappen oproept de christelijke inspanningen te erkennen (5) en te beantwoorden met het kritisch onderzoek van de eigen traditie (6). Een andere belangrijke verschuiving vinden we in ‘Berlijn’ 9-12. De adressanten zijn christenen en Joden samen, en zij worden aangespoord hun blik te richten op moslims en anderen. De schrijvers van de Twaalf Punten van Berlijn zien de dialoog niet als een exclusief, naar binnen gericht Joods-christelijk onderonsje. Deze dialoog gaat ook over het welzijn van de wereld, om vrede en behoud van de aarde. De inzet daarvoor vraagt om partnerschap met an-
deren. De uitnodiging aan moslims en anderen lijkt een uitvloeisel van de globalisering en de grotere rol van de islam in Europa en daarbuiten. Bovendien worden binnen het christendom Afrika, Azië en Latijns Amerika steeds belangrijker. ISRAËL Een nieuw punt is de staat Israël. Die kreeg opvallend veel aandacht. De politieke situatie in het Midden-Oosten staat zowel op de christelijke (4) als de Joodse (78) agenda. Punt 4, ‘bidden voor de vrede van Jeruzalem’ wordt in maar liefst acht aandachtspunten uiteengezet. Deze variëren van begrip voor de verbondenheid van Joden tot en met het werken aan betere relaties tussen Joden, christenen en moslims in het Midden-Oosten en de rest van de wereld.
De Tien Punten van Seelisberg (1947) Wat christenen zich moeten herinneren: 1. De God van het Oude en Nieuwe Testament is dezelfde. 2. Jezus was een Jood. 3. Zijn eerste leerlingen en de eerste martelaren waren Joden. 4. Het dubbelgebod (Lucas 10,27) stamt uit het Oude Testament. Wat christenen moeten vermijden: 5. Het Jodendom kleineren ten gunste van het christendom. 6. De benaming ‘de Joden’ gebruiken in de zin van ‘vijanden van Jezus’. 7. In de voorstelling van het lijdensverhaal de schuld van Jezus’ dood exclusief bij Joden leggen. 8. Verwijzen naar de vervloekingsteksten, vooral Mat 27,25, zonder daar andere teksten tegenover te zetten (Lucas 23,34). 9. Propageren dat de Joden een vervloekt volk zijn, voorbestemd te lijden. 10. Spreken over Joden alsof de eerste leden van de kerk geen Joden waren. De twaalf Punten van Berlijn (2009)
De jaarlijkse conferentie van de International Council of Christians and Jews werd dit jaar gehouden in Berlijn, de stad waarin de moord op zes miljoen Europese Joden werd uitgedacht. Een massaal Gedenkmal, zo groot als twee voetbalvelden, in het hart van de stad herinnert aan de ruwel van de Shoah.
De ICCJ heeft duidelijk zijn best gedaan met een voor zoveel mogelijk gesprekspartners aanvaardbare tekst te komen. Het Israëlisch-Palestijnse conflict is een heet hangijzer, niet alleen tussen Joden en christenen, maar meer nog binnen de christelijke kerken en soms ook tussen Joden onderling. Wat de ICCJ vooral wil is christenen en Joden gevoelig maken voor elkaars argumenten, angst en hoop. En ook hier geldt: vrede in het Midden-Oosten kan niet zonder de betrokkenheid van moslims (punt 4). De grote aandacht voor land en staat Israël is geheel terecht. Want het zou nog wel eens kunnen zijn dat in de punten 4-5 en 7-8 de grootste uitdaging ligt voor de dialoog in de komende jaren. TINEKE DE LANGE
Oproep aan christenen en christelijke gemeenschappen: 1. Bestrijding van alle vormen van religieus antisemitisme (Bijbels, liturgisch, catechetisch). 2. Bevordering van de interreligieuze dialoog met Joden. 3. Ontwikkeling van een theologisch bestaan van het Jodendom die de eigenheid daarvan bevestigt. 4. Bidden voor de vrede van Jeruzalem. Oproep aan Joden en Joodse gemeenschappen: 5. Erkenning van de inspanningen van veel christelijke gemeenschappen aan het einde van de twintigste eeuw om hun houding tegenover Joden te veranderen. 6. Onderzoek van Joodse teksten en liturgie met het oog op deze veranderingen in het christendom. 7. Onderscheid maken tussen eerlijke kritiek op Israël en antisemitisme. 8. Ondersteuning van de staat Israël waar deze werkt aan de vervulling van de idealen van het begin, een taak die Israël deelt met veel naties in de wereld. Oproep aan christelijke en Joodse gemeenschappen gezamenlijk en aan anderen: 9. Bevordering van interreligieuze en interculturele educatie. 10. Bevordering van vriendschap en samenwerking tussen religies en sociale rechtvaardigheid in de mondiale samenleving. 11. Uitbreiding van de dialoog met politieke en economische instanties. 12. Opbouw van netwerken van allen die zich inzetten voor goed rentmeesterschap en behoud van het milieu.
5
Niet omdat zij katholiek waren maar omdat zij Joods waren werden zij vermoord
Het gruwelijke drama van de kinderen Löb
6
Een bijzonder boek over een zeer bijzonder gezin. Het boek heet Scheuren in het kleed – het joods-katholieke gezin Löb, 1881—1945 en is uitgegeven door Valkhof Pers in Nijmegen. De auteurs zijn Peter Steffen en Hans Evers. Peter Steffen (1943) is theoloog en werkte in de kinderbescherming en verslavingszorg. Dr.Hans Evers (1957) is pastoraaltheoloog en werkt als geestelijk verzorger in een ziekenhuis. Samen hebben zij een dik en boeiend boek geproduceerd over een gezin waarover sinds de Tweede Wereldoorlog al veel is geschreven, onder anderen door Anton van Duinkerken en Godfried Bomans, maar nog nooit op zo’n uitputtende manier. Dit moet wel het definitieve boek zijn over Lutz Löb (zijn eigenlijke naam was Ludwig), Jenny (alias Janske) van Gelder en hun acht kinderen. Lutz, geboren in 1881 (zijn ouders, broers en zussen spelden hun naam als Loeb), en Jenny van Gelder, geboren in 1879, kwamen beiden uit een Joods gezin maar werden in 1907 katholiek. Hun doop werd geheim gehouden, zij gingen een aantal jaren als crypto-katholieken door het leven om hun Joodse familieleden niet voor het hoofd te stoten. In Joodse kringen wordt het niet erg gewaardeerd, to say the least, als een familielid zich bekeert tot het christendom. Vier weken na hun doop traden Lutz en Jenny in Naarden in het huwelijk. Nathan Loeb en zijn vrouw Lina, de ouders van Lutz, waren bij de burgerlijke huwelijkssluiting niet aanwezig, maar Sarah, de moeder van Jenny, wel. Onmiddellijk na de plechtigheid in het stadhuis vertrokken Lutz en Jenny, onder het mom van een voorgenomen huwelijksreis, naar Den Haag. Daar werd hun huwelijk, nog op dezelfde dag, in de sacristie van een Jezuïetenkerk, kerkelijk ingezegend. Dat gebeurde in de sacristie omdat het jonge echtpaar de kerkelijke viering geheim wilde houden, vanwege de familie, en ook omdat Jenny zwanger was. Haar zwangerschap had de doop en het huwelijk bespoedigd. Lutz en Jenny kregen acht kinderen waarvan er liefst zeven, drie jongens en vier meisjes, in het klooster traden. Vijf van hen en een broer die geen kloosterling was werden door de nazi’s vermoord. Eén meisje, Wies (zuster Veronica) werd, omdat zij ernstig ziek was, niet opgepakt maar stierf in 1944. Alleen de jongste dochter, Paula, overleefde de oorlog. Ook zij was het klooster ingegaan maar na een paar maanden trad zij alweer uit. Zij trouwde in 1938 met de niet-Jood Harrie van Broekhoven, kreeg in 1942 een zoon, overleefde de oorlog in de onderduik en overleed in 2004. CANISIUSBIJBELTJE Inderdaad, een zeer bijzonder gezin. Steffen en Evers zijn er zeker van dat het vooral de invloed van moeder Jenny was die zeven van haar acht kinderen deed besluiten in het klooster te treden. Dit betekende overigens niet dat zij haar Joodse afkomst verloochende. Het was Lutz die haar overhaalde katholiek te worden, maar zij had aanvanke-
lijk grote bedenkingen. ‘Zij vreesde’, aldus de auteurs, ‘een breuk met haar familie en haar Joodse vrienden en kennissen. Ook had zij een afkeer van de minachting waarmee veel katholieken over Joden spraken. Zij voelde zich met haar volk verbonden.’ Bij Lutz was de belangstelling voor het katholicisme gaandeweg ontstaan. Hij was een zoeker, een man die voortdurend op zoek was naar God. In 1906 kreeg hij een Cani-
Jenny van Gelder en Lutz Löb
siusbijbeltje in handen met een Nederlandse vertaling van de vier Evangeliën en de Handelingen der Apostelen. Later zou Lutz schrijven dat dit Bijbeltje een grote rol had gespeeld in zijn bekeringsproces. Hij herkende als Jood de Joodse wortels van het christendom en samen met zijn vrouw liet hij zich dopen. GELOOFSIJVER Toen beiden eenmaal katholiek waren kende hun geloofsijver geen grenzen. ‘De ware Jood’, schreef Lutz, ‘moet tot het inzicht komen dat Jezus de Messias is en zich bekeren.’ Ook noemde hij de christelijke godsdienst ‘de logische en historische voortzetting van de mozaïsche’. Dus: ‘Iedere Jood, die zijn godsdienst werkelijk kent en dezen wil belijden naar den geest en in al zijn consequenties, moet volgens mij katholiek worden. Het tegenwoordige Jodendom is de versteening van het levende Jodendom ten tijde van Christus. Het katholicisme is de levende voortzetting daarvan.’ Lutz moest ook niets hebben van het zionisme want, zo meende hij, door de komst van Christus waren de Joodse aanspraken op het Heilige Land vervallen. Dit land was nu bij uitstek het land van de christenen. Hij kon het niet genoeg herhalen: ‘Wie waarlijk den Joodschen godsdienst in zijn volle uitgebreidheid wenscht te aanvaarden moet Roomsch-Katholiek worden.’ Ook Jenny was in haar katholicisme zeer fanatiek. Zij bleef
de breuk met haar Joodse familie en vrienden betreuren, maar voelde zich toch ‘met hart en ziel een kind van Jezus’. In haar geschrift Na den Doop. Het leven van een bekeerlinge vergeleek zij haar pijn en lijden met het lijden van de Verlosser en zij vatte het op als Gods wil. Mensen die van huis uit katholiek waren vond zij maar laks en zij vroeg zich af of katholieke vrouwen wel beseften welk geluk zij deelachtig waren. ABEL HERZBERG Het moge duidelijk zijn dat dit soort opvattingen voor vrijwel alle Joden, religieus of niet, volstrekt onaanvaardbaar is. In de woorden van Theo Salemink, universitair docent aan de universiteit van Tilburg, en expert bij uitstek als het gaat om de relatie tussen Jodendom en christendom: ‘Bekering tot het katholicisme werd toentertijd in Joodse kring, ook in liberale kring, ervaren als een diepe pijn, als een historisch “verraad” aan de eigen geschiedenis, ja zelfs als een metafysische scheur. Als een overlopen naar een kerk die tweeduizend jaar lang de Joden had gediscrimineerd en soms vervolgd.’ Salemink zei dit op 23 mei in een rede bij de presentatie van Scheuren in het kleed in de abdij van Koningshoeven, het klooster waar drie zonen van de familie Löb waren ingetreden. Tegenwoordig voelen christenen zich niet geroepen Joden te bekeren. De meeste kerken, ook de katholieke kerk, hebben om theologische redenen allang afstand genomen van de Jodenzending, maar in de jaren dertig werd daar anders over gedacht, zeker door Lutz en Jenny Löb. Omdat zij vonden dat elke Jood katholiek moest worden, probeerden
De kinderen Löb: broeder Linus (Rob), partner Ignatius (George), pater Nivardus (Ernst), zuster Hedwigis (Lien), zuster Veronica (Wies), zuster Theresia (Door) en Hans
zij zoveel mogelijk Joden te bekeren. Een voor de hand liggend object van hun bekeringsdrift was niemand minder dan Abel Herzberg die was getrouwd met Thea Loeb, de jongste zus van Lutz. Maar daarbij kwamen zij van een koude kermis thuis. Herzberg was een zelfbewuste Jood en een overtuigd zionist die later zelfs voorzitter van de Nederlandse Zionistenbond zou worden. BRIEFWISSELING Tussen hem en Lutz ontstond een briefwisseling die er niet om loog. Twee kenmerkende citaten van Herzberg: ‘De apostolische kerk is niet bij toeval, niet krachtens bijkomstige oorzaken steeds joodsch vijandig geweest. Zij is het krachtens wezen en werkelijkheid der reële verhoudingen nog.’ ‘Ik beschouw de doop als een dier assimilatorische verschijnselen, voortvloeiend uit het minderwaardigheidscomplex dat de Joden door 20 eeuwen Galuth (ballingschap, ak) bezitten. Met religiositeit heeft dat alles in de laatste plaats niets te maken. De Joodsche godsdienst en Godsbegrippen, wereld- en levensbeschouwing zijn niet slechter dan eenige andere en de katholieke kerk is niet beter dan de synagoge. Jullie meschumodiem (afvalligen, verraders, ak) laat je van voren en van achteren verlakken. De kerk en de moderne christenheid weten van Christus niets. De eenigen die er iets van begrijpen zijn de rasgenoten van Christus die niet zooals de kerk – uit puur eigenbelang – belieft te propageeren van hem gescheiden zijn, maar nooit van hem gescheiden waren.’ Herzberg noemde Jezus ‘een der edelste Joden en menschen die ooit geleefd hebben’ en schreef dat een ‘heerschzuchtig en onbeschaamd Ariërdom’ een afgodsbeeld van hem had gemaakt met wie het zich ‘met heidensche goische brutaliteit’ vereenzelvigde, ‘in welke vereenzelviging de meest moordlustige Jodenhaat een trouwe bondgenoot is geweest’. Een Jood die zich liet dopen ‘zou het vertrouwen doen verliezen in het laatste dat ons volk als oereigenheid heeft overgehouden: het scherpe critische verstand’. Daar konden Lutz en Jenny het mee doen. Helaas is ons niet overgeleverd hoe Jenny, die zich een kind van Jezus noemde, reageerde toen zij van haar zwager te horen kreeg dat christenen niets van Christus weten en dat alleen Joden in staat zijn hem te begrijpen. ZES KLOOSTERLINGEN Lutz en Jenny, katholiek of niet, bleven zich Joods voelen en lieten zelfs hun twee oudste zonen George en Robert besnijden (hun twee andere zonen Ernst en Hans niet meer), maar hun acht kinderen hadden geen enkele affiniteit met het Jodendom. Zij voelden zich katholiek, meer niet. Maar daar hadden de Duitsers geen boodschap aan. De vier zonen en hun zusters Lien, Wies, Door en Paula waren voljoden, punt uit, en dat zouden zij in de jaren veertig op een hardhandige manier aan de weet komen. George, Robert en Ernst werden trappist in de abdij Onze Lieve Vrouw van Koningshoeven in Tilburg. George werd na zijn priesterwijding pater Ignatius, Robert (die niet zo goed kon leren) werd broeder Linus en Ernst werd pater Nivardus. Lien, Door, Wies en Paula traden in bij de trappistinnen in Chimay in België. Paula had al snel door dat het kloosterleven niets voor haar was en trad uit. Lien (zuster Ludwigis), Door (zuster Theresia) en Wies (zuster Veronica) verhuisden in 1937 naar Berkel-Enschot toen daar het trappistinnenklooster Onze Lieve Vrouw van Koningsoord werd geopend.
7
8
AARTSBISSCHOP DE JONG In augustus 1942 sloegen de Duitsers toe. De gruwelijke ironie van de geschiedenis is dat de moord op de kinderen Löb werd bespoedigd door het optreden van monseigneur Jan de Jong die aartsbisschop van Utrecht was. Deze onverzettelijke Amelander, die na de oorlog kardinaal zou worden, protesteerde enkele malen fel tegen de vervolging van de Nederlandse Joden. Hij kwam niet alleen op voor de katholiek gedoopte Joden, nee, voor álle Joden. Dat deed hij ook in een herderlijke brief die, namens alle bisschoppen, op 27 juli in de katholieke kerken werd voorgelezen. De bezetter was woedend. Rijkscommissaris Arthur SeyssInquart en SS-generaal Hanns Rauter, de leider van de nazipolitie in Nederland, kwamen in actie. Zij waren erop uit de verschillende christelijke kerken in Nederland uit elkaar te spelen. De hervormde kerk was al gezwicht voor de Duitse druk, maar Jan de Jong peinsde daar niet over. Toen hem duidelijk werd wat de verschrikkelijke gevolgen waren van zijn moedige protest had hij het moeilijk, maar hij is er altijd zeker van geweest dat hij juist had gehandeld. Nogmaals in de woorden van Theo Salemink: ‘De bezetter was er alles aan gelegen om een maatschappelijk verzet, let wel een maatschappelijk verzet van een zo belangrijke zuil en kerk als de rooms-katholieke, zo snel mogelijk de kop in te drukken. Toen de aartsbisschop, grotendeels op eigen gezag (de andere vier bisschoppen waren veel aarzelender, ak), niet inging op het aanbod van de Duitsers de katholieke Joden te sparen als men afzag van een publiek protest, greep de bezetter naar het beproefde middel van gewelddadige intimidatie.’ Het lot van vijf kinderen Löb was bezegeld: Auschwitz.
VERGAST Op zondag 2 augustus werden 245 katholieke Joden opgepakt, onder wie vijf kinderen Löb, maar niet de zieke zuster Veronica. Ook de later heilig verklaarde Edith Stein en haar zuster Rosa werden opgehaald in het klooster van de karmelietessen in Echt. Het vuile werk verrichtten de Duitsers niet zelf, dat lieten zij over aan Nederlandse politiemensen. De Löbs werden naar Westerbork gebracht. Op 7 augustus al werden George, Robert, Wies, Door en Ernst doorgestuurd naar Auschwitz-Birkenau. Edith en Rosa Stein bevonden zich in dezelfde trein. Beiden stierven op 9 augustus in de gaskamer. Ook voor de Löbs kwam het einde snel. Op 19 augustus werden George en Ernst vergast. Robert, Wies en Door volgden op 30 september. Op die dag werden 1017 Joden uit Nederland in de gaskamer vermoord. Hans Löb, de enige zoon van Lutz en Jenny die niet in het klooster was gegaan, ontkwam evenmin aan de Jodenhaat van de nazi’s. Hij werd op 7 augustus, toen hij naar België probeerde te vluchten, gearresteerd en naar Westerbork getransporteerd. Op 31 augustus werd ook hij op transport gesteld naar Auschwitz, maar in Cosel werden alle mannen tussen de vijftien en vijftig jaar uit de trein gehaald. Na allerlei omzwervingen naar Duitse werkkampen kwam hij in februari 1945 in het concentratiekamp Buchenwald terecht. Daar overleed hij een paar weken later, volgens het Rode Kruis aan bloedvergiftiging vanwege wondinfecties aan beide bevroren voeten. Ook is het mogelijk dat een SS’er hem een gifinjectie heeft toegediend. MARTELAREN VOOR DE KERK? Na de oorlog hebben velen geprobeerd de Löbs voor te stellen als martelaren van de katholieke kerk. Op het kerk-
De familie Löb in Bergen op Zoom in 1923. Staande van links naar rechts: Ernst,Wies, George, Door, Jen ny en Rob. Zittend van links naar rechts: Lien, Paula, Lutz en Hans.
hof van Koningshoeven staat een granieten kruis met daarop de namen van pater Ignatius, pater Nivardus en broeder Linus. ‘Zij stierven voor de naam Christus’, staat erbij. Op de Engelstalige website van de trappistenorde staat dat alle katholieke Joden in Nederland werden opgepakt na de brief van de bisschoppen waarin tegen de Jodenvervolging werd geprotesteerd. Dat is niet juist. In 1942 leefden ongeveer duizend katholieke Joden in Nederland en van hen werden er na de herderlijke brief 245 opgepakt. Van hen werd de helft spoedig weer vrijgelaten. Opvallender is dat op de website van de trappisten staat dat de Löbs, die werden opgepakt als vergelding voor het protest van de bisschoppen, daarom martelaren zijn voor het geloof en voor de kerk. Maar dat is natuurlijk niet waar. Steffen en Evers sluiten zich aan bij de conclusie die Marcel Poorthuis en Theo Salemink trokken in hun boek Een donkere spiegel over de geschiedenis van het katholieke antisemitisme in Nederland: ‘De gedeporteerde katholieke Joden uit Nederland werden niet vermoord omdat zij katholiek maar omdat zij Joods waren. Edith Stein en haar vele naamloze medegevangenen waren geen martelaren van een vervolgde kerk, maar slachtoffers van een vernietigingsoorlog tegen het Europese Jodendom.’
van het nationaal-socialisme en van de Duitse bezetting gemaakt, dat zij zich konden voorstellen dat hun Joodse medebroeders en –zusters in levensgevaar verkeerden. Zij konden zich ook niet voorstellen dat de Duitsers de katholiek geworden Joden ook zouden deporteren. In hun ogen was de doop juist een fundamentele verandering van identiteit geweest. De klop op de poort moet gekomen zijn als een donderslag bij heldere hemel. En zonder inzicht geen morele keuzes.’
9
Jenny op bezoek bij haar dochers in de abdij in Chimay. ‘BLOEDGETUIGEN’ Theo Salemink wees er bij de presentatie van Een gescheurd kleed in de abdij van Koningshoeven op dat ook in andere publicaties verwoede pogingen zijn gedaan van de vermoorde katholieke Joden martelaren voor de kerk te maken, bijvoorbeeld in het boek Getuigen voor Christus (2008) dat in opdracht van de bisschoppenconferentie werd uitgegeven door de Nationale Raad voor Liturgie. Daarin worden de katholieke Joden ‘bloedgetuigen voor de kerk’ genoemd, martelaren in de klassieke zin die vrijwillig hun leven gaven als een offer voor kerk en Christus. Maar, herhaalde Salemink, de katholieke Joden werden vermoord niet omdat zij katholiek waren maar omdat zij Joods waren. Het was niet hun eigen keuze hun leven als een offer ter beschikking te stellen. De deportatie werd hen van buiten af door de Duitsers opgedrongen. Steffen en Evers zijn het daar geheel mee eens. Iemand kan pas martelaar worden genoemd als aan zijn of haar dood een persoonlijke keuze ten grondslag ligt. Daarvan was bij de Löbs en de andere katholieke Joden die in augustus 1942 werden opgepakt uiteraard geen sprake. ’Hun dood mag niet als katholieke propaganda worden gebruikt, laat staan als schakel in een (eventueel verhuld) bekeringsstreven ten opzichte van het Jodendom.’ HARD MOREEL OORDEEL De twee auteurs voegen daar nog iets aan toe. Na de oorlog is door velen, onder wie Godfried Bomans, de vraag gesteld of de abdijen Koningshoeven en Koningsoord genoeg hebben gedaan om hun katholieke trappisten en trappistinnen te redden. Steffen en Peters vellen daarover een hard moreel oordeel. ‘In feite werden de broers en zussen Löb meegegeven en opgeofferd voor het behoud van de abdijen. Geen moment werd de vraag gesteld naar de solidariteit van alle communiteitsleden met elkaar. Verzet plegen kwam niet in hen op.’ Salemink vindt dat oordeel te hard. ‘Ik zou willen verdedigen dat hier eerder sprake was van een soort politiek analfabetisme dan van moreel falen in de gangbare zin. In de jaren en maanden voorafgaand aan 2 augustus 1942 hadden de kloosterlingen en hun oversten geen zodanige analyse
Steffen en Peters denken daar dus anders over. Zij menen dat de pogingen om van de Löbs martelaren voor de kerk te maken mede ten doel hadden de abdijen vrij te pleiten. ‘Door net te doen alsof het de eigen keuze van de kinderen Löb was om deze weg te gaan, leken de toenmalig verantwoordelijken vrijgepleit.’ Hoe dit zij, het zijn de abdijen Koningshoeven en Koningsoord zelf die Steffen en Peters hebben gevraagd dit boek te schrijven. Zij wilden een kritische evaluatie van de beeldvorming. ‘Elke neiging tot hagiografie moest onderdrukt worden.’ De twee auteurs hebben die opdracht voorbeeldig uitgevoerd. Eerst zouden zij een brochure schrijven, maar het werd een boek van meer dan vijfhonderd pagina’s, met erg veel details. Voor veel mensen zal dat wellicht te veel zijn, maar de echte liefhebber komt volledig aan zijn trekken, en dat bedoel ik als compliment. ARIE KUIPER Peter Steffen en Hans Evers: Scheuren in het kleed. Het joodskatholieke gezin Löb 1881-1945. Uitgever: Valkhof Pers, Nijmegen. ISBN 978 90 5625 288 5. € 39.50
Bijbels en Talmoedisch ABC (3)
Jodendom hunkert naar Messias en is er tegelijk huiverig voor
10
Een serie bijdragen rond Bijbelstheologische kwesties. De lezer wordt van harte uitgenodigd vragen of reacties aan ons door te spelen (zie adresgegevens in het colofon). Messias is de Griekse transcriptie van het Hebreeuwse ‘Mashiach’, in het Aramees ‘Meshicha’. Het Griekse equivalent is evenwel ‘Christos’, vandaar het Latijnse ‘Christus’, dat ‘gezalfde betekent’. In de christelijke traditie wordt Christos/Christus meer en meer een eigennaam voor de verhoogde Jezus. Dat proces begint al bij Paulus, die spreekt over ‘het lichaam van Christos’, waarmee de gemeente wordt bedoeld. Ook in vroegJoodse, vooral Talmoedische bronnen kan vrijmoedig over Messias worden gesproken. Hier weerspiegelt zich een nabijbelse ontwikkeling. Een Messias als zodanig komt namelijk niet voor in Tenach, de Joodse Bijbel. Er wordt soms gesproken over ‘mijn gezalfde’ (1 Sam 2:35; Ps.132:17), maar dan bedoelt men David, een profeet of een rechtvaardige. Verder is het opmerkelijk dat ook in latere bronnen ‘gezalfde’ zelden geïsoleerd voorkomt. Preciezer gezegd: wanneer die term valt, dan dient er onmiddellijk iets aan te worden toegevoegd: het spreekt niet voor zich wie of wat er mee wordt bedoeld. Deze titel is dus niet voorgeprogrammeerd. Dat gegeven vloeit voort uit het feit, dat in Tenach drie personen worden gezalfd: de priester, de profeet en de koning. Zalven duidt op een bijzondere taak, binnen het bestel van de Tora en vanuit een goddelijke opdracht. Een gezalfde - koning, profeet of priester - is dan ook allereerst een stadhouder van God. VERLOSSERSGESTALTE
Gezalfden kunnen falen in deze taak. Saul faalt als koning en blijkt een tragische figuur, een profeet als Jeremia faalt omdat zijn waarschuwingen niet worden gehoord. Niettemin volhardt de Bijbel in de droom dat Gods Koningschap zichtbaar zal worden. In het vroege Jodendom (zie Bijbels en Talmudisch ABC 2) ontwikkelt zich de gedachte dat er een gezalfde koning, een gezalfde profeet/leraar of een gezalfde priester zal komen, met een volkomen karakter en in staat een definitieve doorbraak te forceren. Hier weekt de figuur van een Messias als verlossersgestalte zich los van een concrete persoonlijkheid. Intrigerend is deze tekst uit Qumran: ‘…Hemel en de aarde zullen luisteren naar zijn gezalfde … en alles wat in hen is (...) zal van de geboden van de heilige niet afwijken. (...) En op de nederigen zal zijn geest rusten en de getrouwen zal hij door zijn kracht vernieuwen. (...) Want hij zal de vormen verheerlijken op de troon van zijn eeuwige koningschap, doordat hij de gevangenen bevrijdt, de blinden weer doet zien, en de gebogenen opricht. (...) Want hij zal de zieken gene-
zen, de doden zal hij doen herleven, de nederigen zal hij een blijde boodschap verkondigen, de armen zal hij verzadigen, de verworpenen zal hij leiden en de hongerigen overvloed geven.’ (4Q521) Het tweede deel van deze tekst berust op een herlezing van Ps.146:7-8 en Jes.61:1. De frase ‘goed nieuws’ ontleent men aan Jesaja en ze vormt de achtergrond van het begrip ‘evangelie’. De auteur voegt ‘herleving van de doden’ toe, een element dat in de Bijbeltekst ontbreekt maar dat karakteristiek is voor de vroegJoodse verwachting, zoals ook blijkt uit Luc.7:22-23 en Mat.11:4-5. Toch bestaat er in het vroege Jodendom geen uitgekristalliseerd, laat staan eenduidig verwachtingspatroon waaraan de Messias moet voldoen. Je zou kunnen zeggen dat er diverse verwachtingen heersen en dat tijden en groepen de Messias tekenen naar hun eigen messiaanse voorstellingen. Wanneer R.Akiva (tweede eeuw van de gewone jaartelling) de opstandelingenleider Bar Kosiba uitroept tot Messias door op hem de woorden van Num.24:17 toe te passen, denkt hij eerst en vooral aan een generaal die het Joodse volk bevrijdt van het juk van de Romeinen. Voor Akiva staat vast dat de studie van de Tora en het vervullen van de geboden de essentie van Joodse religiositeit belichamen. Wat de Messias doet, is dit programma mogelijk maken. Zijn collega Jehuda ben Torta waarschuwt hem: ‘Akiva, eerder zal gras op jouw kaken groeien dan dat deze de Messias is’. Akiva moet zijn vergissing met de marteldood bekopen wanneer hij weigert het publieke onderricht in de Tora op te geven en de opstand van Bar Kochbah (132-135) verloopt desastreus. MEERDERE MESSIASSEN
Het concept Messias fungeert, kortom, binnen de parameters van een specifiek messiaans programma. Dat werpt licht op het curieuze gegeven dat we in de bronnen zelfs meer Messiassen aantreffen. Zo reppen de geschriften van Qumran van twee messiaanse figuren: een koninklijke Messias ben David en een Messias ben Aäron, een priesterlijke Messias. Daarnaast treedt er een eindtijdelijke, profetische leraarsgestalte op, met messiaanse trekken. We herkennen hierin de oudtestamentische ‘trias politica’ van staatsman, profeet en priester. In de Talmoedische discussies wordt eveneens gerept van twee Messiassen, waaronder een Messias ben David, die als koning, rechter en leraar een era van vrede en voorspoed vestigt, en een Messias ben Josef, die in de daaraan voorafgaande strijd zal sterven. In zekere zin is deze wonderbaarlijke messiaanse vermenigvuldiging dus gelegen in een oud Bijbels denkpatroon, zij het dat nu mythologiserende elementen
worden toegevoegd. En ofschoon het christendom is gebaseerd op de claim dat in Jezus de Messias is verschenen, blijkt bij nadere beschouwing ook hier sprake van pluriforme verwachtingen. De christelijke traditie schetst Jezus naar de gestalte van een Davidische Messias (zo in Lucas), een profetische wetsleraar (overheersend in Mattheüs) of een hogepriesterlijke gestalte (in de curieuze, allegoriserende ‘brief aan de Hebreeën’). Dat laatste is wel zeer frappant, aangezien de historische Jezus geen priesterlijke afstamming had en dus in eigenlijke zin geen priester kan zijn. FALENDE MESSIAS?
Een Messias kan falen. De Messias is immers niet God zelf. Dat falen is echter ambivalent. Immers, in het falen dient zich ook ruimte aan voor een nieuwe dynamiek, een nieuw verlossingsproces, zoals in het geval van de Messias ben Josef. Hier ontstaat de figuur van een lijdende Messias. Essentie van de Messias is, kortom, niet zozeer dat hij bovenmenselijke proporties aanneemt, maar dat hij het menselijke lot deelt. Die gedachte, die centraal staat in de christelijke traditie van lijden en opstanding, blijkt verrassenderwijs Joods te zijn. Zo lezen we in de Talmoed een curieus verhaal over een leraar uit de derde eeuw, R.Joshua ben Levi, die bij een graf de profeet Elia (die de komst van de Messias aankondigt, zie Mal.2) ontmoet en hem vraagt of hij aandeel zal hebben aan de komende wereld en of de Messias zal komen: ‘Vraag het hem zelf ’, zei Elia. ‘Waar kan ik hem vinden?’, vroeg Joshua ben Levi. ‘Bij de poort van Rome.’ ‘Hoe kan ik hem herkennen?’ ‘Hij zit tussen de leprozen. Maar waar de anderen hun windsels een voor een afdoen en weer omdoen, daar doet hij ze tegelijk af en om, denkend: Ik kan ieder ogenblik nodig zijn en dan moet ik niet dralen!’ Joshua ben Levi ging heen en groette hem: ‘Shalom, meester.’ ‘Shalom, zoon van Levi!’ ‘Wanneer komt ge?’ ‘Heden!’ Later sprak hij Elia wederom. ‘Wat zei de Messias tegen je?’ ‘Shalom, zoon van Levi!’ ‘Ah, dat betekent dat zowel jij als je vader deel hebben aan de komende wereld!’ ‘Maar hij heeft gelogen, de Messias. Hij zei dat hij heden zou komen maar hij is niet gekomen.’ ‘Dit is wat hij zei’, sprak Elia: ‘Heden, als u slechts naar mijn stem zoudt luisteren’ (Ps.91:5) (b.Sanhedrin 98a) De Messias bevindt zich dus bij Rome, het centrum van de macht, en bij de stadspoort, waar de uitgestotenen van de macht proberen te overleven. Hij deelt het lot van de paria’s, maar houdt zich gereed voor het moment dat hij geroepen wordt. Door wie of wat laat de tekst in het midden. Dat zou dus God zelf kunnen zijn, maar het zou ook de gemeenschap kunnen zijn. De Talmoed heeft er blijkbaar geen moeite mee te opperen dat de Messias er al is, in de coulissen van de geschiedenis. Het verhaal vertoont in dat verband frappante verwantschap met de apocriefe legende in de
Acta Petri (tweede eeuw), waarin de vluchtende Petrus Christus ziet bij de poort van Rome en hem vraagt: ‘Quo vadis, Domine’ (Waar gaat ge heen, meester?’) In beide tradities wijst de Messias op de taak en verantwoordelijkheid van de mens. CONCLUSIES
Niet de persoon van de Messias maar diens programma is beslissend. Het Jodendom hunkert naar een Messias, maar is er tegelijk huiverig voor, wijs geworden door vele bittere ervaringen. Het christendom ziet de paradox van een falende en geslaagde Messias gerealiseerd in Jezus van Nazareth, een claim die het Jodendom afwijst. Immers, de komst van de Messias dient tastbaar en zichtbaar te zijn in het nationale welzijn van het volk Israël en het herstel van vrijheid en recht onder de volkeren. In die zin is het inderdaad waar dat hét onderscheidende kenmerk van het Jodendom is dat het, actief, wacht op de Messias. Want ‘ook al draalt hij, hij zal komen’ (Maimonides). ERIC OTTENHEIJM
Een munt (British Museum) van Simon ben Kosiba, een messiaanse ster (Num. 27:124) en de Ark van het Verbond. Onlangs is weer een collectie van dergelijke munten gevonden in de woestijn van Judea.
11
$ BI@$
Colofon
A C H T E R
Agenda Joodse feest- en gedenkdagen 2009 (5770)
3/4 oktober:
12
Soekot (loofhuttenfeest) 10 oktober: Sjemini Atseret (slotfeest) 11 oktober: Simchat Tora (vreugde der wet) 12-19 december: Chanoeka (Inwijdingsfeest) 27 december: Vastendag van 10 tevet
Activiteiten en mededelingen Website KRI De KRI heeft een eigen website op het internet: www.kri-web.nl 15 oktober 2009 Impulsdag Jodendom Ter voorbereiding op de Dag van het Jodendom 2010 vindt op 15 oktober a.s. een studiemiddag plaats, getiteld: Tijd is heilig – rituelen in het dagelijks leven. Het programma bestaat uit twee inleidingen en een aantal workshops, o.a. over Joodse spirituele muziek, omgaan met voedsel binnen het Jodendom en rituelen in de geloofsopvoeding. Plaats en tijd: Keizersgrachtkerk, Keizersgracht 566, Amsterdam, 13.30-17.00 uur. Kosten: € 35 over te maken op 66.32.20.726 t.n.v. RK Kerkgenootschap te Utrecht o.v.v. Impulsdag Dag van het Jodendom. Aanmelding via
[email protected]; voor het complete programma zie www.dagvanhetjodendom.nl. 21 oktober 2009 Vijfde Kardinaal Willebrandslezing Op woensdag 21 oktober houdt de Katholieke Raad voor Israël zijn vijfde Kardinaal Willebrandslezing, deze keer rond de vraag: Kunnen de godsdiensten een bijdrage leveren aan de discussie over de huidige economische orde? Sprekers zijn mgr. G. de Korte en rabbijn R. Evers. Plaats en tijd: In de Driehoek, Willemsplantsoen 1c Utrecht, 14.0017.00 uur (zaal open om 13.30 uur). Opgave voor 10 oktober via
[email protected] of 030 – 232 69 25. De toegang is gratis, een vrijwillige bijdrage wordt op prijs gesteld. 17 januari 2010 Derde Dag van het Jodendom Voor informatie over het jaarthema, agenda en nieuw materiaal zie www.dagvanhetjodendom.nl.
KRI de Cœur DRIES VAN AGT Oud-premier Dries van Agt bewijst in zijn boek Een schreeuw om recht – de tragedie van het Palestijnse volk (Bezige Bij, Amsterdam) dat hij de geschiedenis en de achtergronden van het Israëlisch-Palestijnse conflict intensief heeft bestudeerd. Het boek bevat een schat aan informatie. Het schrijven ervan, deelt de auteur ons in zijn voorwoord in typisch Agtiaanse woorden mee, was ‘een deksels karwei’. Dat hij daarbij hulp heeft gehad van de voormannen van de lobbygroep Een ander Joods geluid mag als veelzeggend worden beschouwd. EAJG ziet zichzelf als een tegenhanger van het CIDI, de pro-Israël-lobbygroep in Den Haag. Van Agt besteedt veel aandacht aan de wandaden van de Israëlische kolonisten in Judea en Samaria. Veel van die wandaden, zoals het eindeloos treiteren van Palestijnen, het vernietigen van Palestijnse olijfboomgaarden en het vergiftigen van hun grond, waren allang bekend, maar als je ze allemaal op een rijtje zet is het toch weer schrikken geblazen. Typerend is ook dat Van Agt zich grotendeels baseert op rapporten en ooggetuigenverslagen van Israëlische mensenrechtenactivisten. Een schreeuw om recht is een waardevol boek.Tegelijk is het zeer eenzijdig. Als we Van Agt mogen geloven hebben we te maken met een conflict tussen reine hagelwitte Palestijnen en roetzwarte criminele Israëliërs. Natuurlijk, nu overdrijf ik een beetje, maar toch is dat zo’n beetje de sfeer van het boek. Zo simpel is het natuurlijk niet. De Israëlische bezetting en kolonisatie van de westelijke Jordaanoever is een grote fout en in strijd met het internationale recht. Latere historici zullen daar hard over oordelen, daarvan ben ik overtuigd. Maar ook de Palestijnen stapelen fout op fout en daarover oordeelt Van Agt veel minder hard. Het is, bijvoorbeeld, typerend dat hij, op zich terecht, veel aandacht besteed aan de Israëlische aanval op Gaza in december 2008, maar de onophoudelijke raketbeschietingen vanuit Gaza op Israël bijna en bagatelle behandelt. Dat is niet alleen niet fair, dat is onbehoorlijk. Van Agts boek, kortom, zou aanzienlijk aan waarde hebben gewonnen als hij over de wandaden van de Palestijnen in heden en verleden een even hard oordeel had geveld als over de rampzalige – rampzalig ook voor de Joodse staat zelf – politiek van Israël.
[\:f\li ARIE KUIPER
K R I
‘KRONIEK’ is een uitgave van de Katholieke Raad voor Israël - het katholieke adviesorgaan voor de relatie met het jodendom - en verschijnt viermaal per jaar. Het Informatiebulletin wordt toegestuurd aan alle betrokkenen bij het werk van de Katholieke Raad voor Israël en aan iedereen met belangstelling voor de christelijkjoodse betrekkingen in Nederland en daarbuiten. ‘KRONIEK’ informeert over de activiteiten van de KRI, brengt nieuws over de binnen- en buitenlandse betrekkingen tussen christenen en joden en laat opiniemakers uit de joodse en katholieke gemeenschap aan het woord. ‘KRONIEK’ is daarom een must voor iedereen die kiest voor de ontmoeting met het levende jodendom. Abonnement: Voor een jaarabonnement van ‘KRONIEK’ geldt als richtprijs F 15,= per jaar. Redactie: Ton Crijnen Arie Kuiper Tineke de Lange Eric Ottenheijm Redactie-adres: KRI, Postbus 13049, 3507 LA Utrecht, tel.: 030 - 232 69 31 e-mail:
[email protected] ISSN 1877-1351 Administratie: Kattenbroekerweg 2, 3813 EA Amersfoort, tel.: 033-475 37 44 Betalingen: Gironummer 7916652 ten name van financiële administratie Kroniek, Zeist