Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012
Oorlog en vrede Deel I Toegang tot het noorden Covorden is een poorte van de Landtschap Drenthe, een sleutel van Groningen en Omlanden, een deur van Vrieslandt, en oock eeniger mate een pas naer Over-Ijssel. Dit hebben voortijdts wel geweten dieselvige die het harnas om Covorden hebben aengetrocken en om hetselve sulcke swaere oorlogen gevoert. Zo schreef Drenthe’s eerste geschiedschrijver dr. Johan Picardt in 1660 in zijn kroniek over de stad en heerlijkheid Coevorden. Coevorden ligt ten noorden van de rivier de Kleine Vecht, die verderop uitmondt in de (Overijsselse) Vecht. In de Kleine Vecht komen de Drentse riviertjes Drostendiep, Schoonebeeker Diep en Loodiep samen bij Coevorden. Het dal van de Kleine Vecht is in het Weichselien ontstaan en werd opgevuld met riviersedimenten in de vorm van zanden en organisch materiaal. Later werd het dal verder opgevuld met dekzanden die hier en daar opduiken als zandkoppen en ruggen, bij het buurtschap ’t Klooster nog duidelijk zichtbaar. Het dal van de Kleine Vecht vormt de scheiding tussen de zandopduikingen van het Drents Plateau en die van Noordoost-Overijssel en het aangrenzende graafschap Bentheim. Door deze noord-zuid liggende dekzandruggen was het dal te passeren waar Coevorden ontstond. De doorgang werd aan weerszijden begrensd door grote, vrijwel ontoegankelijke veengebieden. De stroomdalen van het Drostendiep, De Ruimsloot, Loodiep en Schoonebekerdiep liggen in deze veengebieden en waren vrijwel impassabel . Tussen Dalen en Coevorden lag in het dal van Drostendiep ook een passage waarlangs de Hondsrug te bereiken was. Dit was de Hulsvoorde. De Hulsvoorde lag op de grens van Overijssel en Drenthe toen Coevorden formeel nog behoorde tot Overijssel. Naar de exacte ligging van de Hulsvoorde is lang gezocht. Door onderzoek van veldnamen en kadastrale archieven heeft men de voorde weten te lokaliseren. De kapel van Hulsvoorde waarvan in middeleeuwse bronnen sprake is, en waar de bisschop als landsheer van Drenthe ontvangen werd als hij het gewest bezocht, is overigens nooit teruggevonden. De aanwezigheid van deze twee belangrijke voorden door een verder vrijwel ontoegankelijk gebied, maakte Coevorden sinds de middeleeuwen van groot politiek en militair-strategisch belang. Het ontstaan van Coevorden Het ontstaan van Coevorden is op basis van de huidige archeologische en historische bronnen niet scherp te bepalen. Wel komen er uit recente opgravingen steeds meer aanwijzingen over de bewoningsgeschiedenis van de plaats en zijn directe omgeving. Die gaan al terug naar de middensteentijd en de bronstijd, en ook uit latere perioden zijn sporen aangetroffen. Bij ’t Klooster bijvoorbeeld ook uit de 11e en 12e eeuw. 1
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 Coevorden kan niet los gezien worden van de stad Groningen en van de schenkingen van de Duitse keizer aan de bisschoppen van Utrecht in de 10e en 11e eeuw. Zo schonk keizer Otto I in 944 het foreestrecht aan de bisschop van Utrecht. Dit was het recht op de jacht en de beschikking over de woeste gronden. In 1024 schonk keizer Hendrik II de graafschap Drenthe aan bisschop Adelbold van Utrecht, maar pas in 1046 kon deze schenking geëffectueerd worden en kwam het gewest in handen van bisschop Bernold, die een paar jaar eerder in 1040 ook de stad Groningen geschonken had gekregen. Groningen en het omringende land, het Gorecht behoorden toen nog tot Drenthe en kenden hetzelfde recht. Groningen maakte toen al een stedelijke ontwikkeling door met een stadsmuur en stenen poorten en kreeg een groeiende economische betekenis. Dat noodzaakte tot het beveiligen van handelsroutes, niet alleen in het belang van de bisschop, maar ook van handelslieden, door middel van burchten en andere versterkingen. Gezien de strategische ligging speelde Coevorden daarin een essentiële rol. Wellicht kunnen ook de motte de Klinkenberg en De Klencke bij Oosterhesselen en het huis Ten Klooster (bij ’t Klooster) hiermee in verband worden gebracht. Hoewel Coevorden voor het eerst genoemd wordt in een oorkonde uit 1141, waarin gesproken wordt van een kastelein(kasteelheer) Fredericus de Cuvorde, kan niet uitgesloten worden dat er al eerder van een vorm van versterking van de plek sprake is geweest . De formele eenheid van Groningen en Drenthe/Coevorden viel uiteen toen de bisschop Hardbert (1139-1150) zijn noordelijke bezit in 1143 in leen gaf aan zijn broers, respectievelijk Leffert en Ludolf. De verdeling zou aanleiding geven tot veel strijd en oorlogshandelingen. Met Coevorden als inzet In een periode van minder dan vijftig jaar vond tussen 1187 en 1232 zes keer een belegering plaats van Coevorden. Rivaliserende edelen, leenmannen die zich te onafhankelijk opstelden tegen hun leenheer, opvolgingskwesties en wisselende machtsblokken, steeds was het beheersen van deze strategische plek inzet van de strijd. Wie Coevorden had, had de macht. Het hoogtepunt in deze strijd was de slag bij Ane in 1227. Bij die gelegenheid werd bisschop Otto II met zijn leger van zwaar bewapende edelen in het moeras ten zuiden van Coevorden gelokt en volledig in de pan gehakt door de opstandige leenman Rudolf van Coevorden en zijn trawanten. De strijd ontaardde in een ware slachtpartij waarbij de Drenten als beesten te keer gingen. De bisschop kwam daarbij om het leven waarbij hij bij wijze van trofee gescalpeerd werd. Althans, dat is het verhaal dat ons is overgeleverd uit een geschrift van enkele jaren later, opgetekend door een monnik uit het kamp van de bisschop. Dit geschrift, dat in zijn afkorting bekend staat als de Narracio (vertelling), is de enige bron die van deze gebeurtenis bestaat, dus enige reserve is wel op zijn plaats over het waarheidsgehalte van alle details. Zeker lijkt wel dat er een slag heeft plaatsgevonden en dat de bisschop om het leven kwam. Maar waar het strijdtoneel precies gelokaliseerd moet worden is nog altijd de vraag. In de buurt van het Overijsselse Ane, ja, maar waar exact? Overtuigende sporen van de slag zijn nooit gevonden. Volgens de Narracio zouden alle edelen van al hun wapens en kleding ontdaan zijn door de bloeddorstige Drentse mannen en vooral vrouwen, maar in de eeuwen daarna is nooit veel van deze buit opgedoken. Kort na de Tweede Wereldoorlog is de slag bij Ane uitgeroepen tot de “Drentse Guldensporenslag” waarbij het geknechte Drentse volk zijn vrijheid bevocht op de onderdrukker uit Utrecht. Deze image 2
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 building paste goed bij het toenmalige streven om Drenthe te voorzien van een eigen culturele identiteit. Het promoten van de eigen taal en geschiedenis was daarin cruciaal. En wat is nu beter voor de eigenwaarde dan een groots en meeslepend verleden? Friesland zijn slag bij Warns, Vlaanderen zijn Guldensporenslag en Drenthe zijn slag bij Ane. Dan tel je mee. Er valt wel wat af te dingen op historische betekenis van de slag. In wezen betrof het een opstand van eigenzinnige leenman tegen zijn rechtmatige landsheer. Rudolf van Coevorden heeft ook niet lang profijt van zijn overwinning gehad. Al in het jaar erna werd Drenthe van zes kanten binnengevallen door de nieuwe bisschop Wilbrand. De opstand werd snel neergeslagen en de Drenten werd een zware schatting opgelegd. Bovendien moesten zij in de buurt van het slagveld een klooster stichten en honderd krijgslieden naar Palestina (Lijfland) sturen en een jaar lang betalen. Rudolf werd uit het schoutambt gezet en moest het kasteel opgeven. Een jaar later wist Rudolf door list weer in het bezit van het kasteel te komen en kwamen de Drenten weer in opstand. Maar dat was van korte duur. Tijdens een bespreking op het kasteel van Hardenberg werd Rudolf gevangen genomen en gedood. Het zou nog twee jaar strijd duren voordat definitief vrede werd gesloten. Een lange periode van rust trad in, waarbij zich langzamerhand een redelijk autonoom Drents bestuur kon ontwikkelen met grote invloed van de familie Van Coevorden. Vanwege de onherbergzaamheid kreeg de nonnen in 1260 toestemming om het klooster te verplaatsen naar een gehucht in de buurt van Rolde genaamd ‘Hassen’. De bisschop laat zich gelden. Ruim anderhalve eeuw lang is het rustig rondom Coevorden. Dat impliceert helaas ook dat wij vrijwel niets weten over de ontwikkeling van de plaats en de rol als toegangspoort voor het noorden. Werd het aantrekkelijke pleisterplaats voor reizigers? Vestigden zich allerhande ambachtslieden en handelaren? Trok de familie Van Coevorden veel profijt van tolgelden en andere belastingopbrengsten? Werd de vesting bevoorraad vanuit de directe omgeving? Hadden Coevordenaren agrarische bezittingen buiten de poorten? Evenzovele vragen waarop wij het antwoord schuldig moeten blijven. Wel weten wij dat aan het eind van de eeuw de conflicten tussen de bisschop als landsheer en zijn Drentse leenman weer oplaaiden. Voor het eerst sinds lange tijd zat er weer een krachtige bisschop in Utrecht in de persoon van Frederik van Blankenheim die een einde wilde maken aan de al te grote onafhankelijkheid van het geslacht Van Coevorden. In 1395 mondde dit uit in een beleg dat voor de stad en het kasteel geslagen werd. Na zes weken volgde de overgave. Uiteindelijk in 1402 deed de laatste heer van Coevorden afstand van het kasteel, de stad en zijn aanspraken op Drenthe. Zijn bezittingen daar mocht hij behouden. De bisschop benoemde een opvolger die getooid werd met de titel kastelein van Coevorden en drost van Drenthe. Deze kreeg niet meer de gelegenheid zich al te onafhankelijk op te stellen, mede omdat in 1412 door Van Blankenheim het Landrecht aan Drenthe werd verleend, waarin alle vrijheden vastgelegd werden, zoals het recht van de Drenten om op ieder niveau vrij te vergaderen zonder inmenging van de landsheer, zowel als landschap, dingspel, kerspel en buurschap. Opnieuw trad daarna een eeuw zonder al te grote conflicten in.
3
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 Een eeuw vol rampspoed In de zestiende eeuw werd Coevorden wederom brandpunt in voortdurende oorlogshandelingen tussen strijdende partijen, nu zonder enig eigen toedoen, maar als slachtoffer van verwikkelingen op Europese schaal. Tien keer kreeg Coevorden tussen 1508 en 1593 te maken met beleggen, veroveringen, brandstichtingen, verwoestingen, afpersingen, vreemde bezettingsmachten. Vier keer werd het stadje door brand verwoest. De problemen begonnen in 1505 toen de nieuwe drost Roelof van Munster zich onafhankelijker ging opstellen tegenover de bisschop. Tegen de afspraken in liet hij bij Meppel kasteel de Kinkhorst bouwen om daarmee ook die toegang tot Drenthe over water onder controle te krijgen. De bisschop en de Sallandse steden traden direct hiertegen op en ontmantelden het kasteel. In 1512 werd Roelof gedwongen af te treden en het kasteel van Coevorden te verlaten. In de jaren daarna deden zich allerlei politieke verwikkelingen voor die verband hielden met het verlies van de wereldlijke macht door de bisschoppen van Utrecht, de machtsuitbreidingen van de hertog van Gelre en de uitbreiding van de invloedssfeer van de Oostenrijkse Habsburgers in de Nederlanden. In 1522 veroverde Gelders legeraanvoerder Johan van Selbach Coevorden, waarmee de rol van de bisschop voorgoed was uitgespeeld. In 1536 was het de beurt aan de Habsburgers, die heel Noord-Nederland onder keizer Karel V wisten te brengen. Toen in 1551 ook het graafschap Lingen aan zijn rijk werd toegevoegd, werd Lingen zijn grensvesting en verviel de noodzaak om Coevorden op sterkte te houden. Koning Philips II zette die lijn door zodat rond 1560 in Coevorden nauwelijks nog sprake was van een verdedigbare vesting. In 1568 raken de Nederlandse gewesten in conflict met de Spaanse koning, het begin van de Tachtigjarige oorlog. In 1568 werd de eerste slag geleverd tussen de Staatse en de Spaanse troepen bij het Groningse Heiligerlee. De Staatsen wonnen. Dat leidde vooralsnog niet tot herstel van de vesting Coevorden. Nog in 1576 verkeerde het kasteel in erbarmelijke staat en werd het twee keer ingenomen bij een lokaal conflict tussen de stad Groningen en een jonker uit de Ommelanden. In 1579 gaf de Staatse stadhouder van de noordelijke gewesten, de graaf van Rennenberg, opdracht tot herstel van het kasteel, maar een jaar later liep hij over naar het Spaanse kamp en bijgevolg tevens de stad Groningen en de sterkte Coevorden. Het was zijn opvolger Verdugo, de Spaanse stadhouder, die de herstelwerkzaamheden voltooide en het kasteelterrein in 1581 omvormde tot een citadel met vijf bastions op de hoeken en herstelde wallen. In 1592 wist prins Maurits na een beleg van zes weken de versterking Coevorden op Verdugo te veroveren. Van Coevorden was toen niet veel meer over. In de jaren daarna poogde Verdugo nog twee keer om Coevorden weer in handen te krijgen maar zonder succes. Coevorden bleef definitief Staats. Alle strijd was wel ten koste gegaan niet alleen van Coevorden zelf, maar evenzeer van het omringende Drentse land, dat jarenlang gebukt ging onder plunderingen en brandschattingen van dan weer Staatse en dan weer Spaanse troepen. In het begin van de zeventiende eeuw lag naar schatting een derde van alle boerderijen in Drenthe woest en verlaten.
4
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 Sterke vesting Toen Coevorden eenmaal definitief in handen was van de republiek, werden er plannen gesmeed voor herstel van de vestingwerken om de stad en het kasteel. Het strategisch belang van Coevorden was wederom genoegzaam gebleken. Vooral het gewest Friesland drong aan op versterking. In het begin van de zeventiende eeuw werden daarom plannen gemaakt voor de transformatie tot een echte vesting volgens de laatste militaire inzichten. Dat kon ook goed, omdat de stad door alle krijgshandelingen vrijwel geheel verwoest was en weinig rekening gehouden behoefde te worden met bestaande bebouwing. Wegen en waterlopen werden verlegd, vestingwallen werden opgeworpen, vestinggrachten gegraven. In 1609 waren deze werken gereed en kon de stad zelf onderhanden worden genomen. Er werd een radiaal stratenpatroon ontworpen waarbij de Markt het middelpunt vormde. Zo konden de soldaten snel bij de wallen en de poorten komen. Het kasteelterrein zelf bleef een zelfstandig onderdeel met een nieuwe citadel met deels nieuwe gebouwen. Op de oude locatie werd een nieuwe ophaalbrug over de kasteelgracht gelegd. De plannen voor de nieuwe vesting zijn weliswaar bekend uit verschillende plattegronden uit de tijd zelf, maar hoe het met de bebouwing zelf zat is nauwelijks bekend, en ook niet in hoeverre de plannen daadwerkelijk werden uitgevoerd. Het stratenpatroon is nooit helemaal uitgevoerd zoals op de tekeningen stond. Toen in 1648 eenmaal de vrede van Munster was getekend verslapte de aandacht voor het onderhoud en de bemanning van de vesting en andere versterkingen elders. Dat kwam NoordNederland in de tweede helft van de zeventiende eeuw tot twee maal toe duur te staan. Bommen Berend op oorlogspad In september 1665 viel Christoph Bernhard von Galen, bisschop van Munster, met een grote troepenmacht ons land binnen in de Achterhoek. Dit was de eerste Munsterse oorlog die duurde tot april 1666. Hij ging gepaard met een langdurige bezetting van het Oldambt en van Westerwolde. Het was een tijd dat de Republiek net in oorlog was geweest met Engeland en met Zweden en in september 1665 wederom in oorlog raakte met Engeland, de Tweede Engelse Oorlog. In deze situatie zag Von Galen zijn kans schoon om enkele oude geschilpunten in zijn voordeel te beslissen, daarin financieel gesteund door de Engelsen. De oorlogsvoorbereidingen van de bisschop wekten de nodige verontrusting bij de noordelijke gewesten, die moesten vertrouwen op de gordel van veenmoerassen in het zuiden en oosten, bij de doorgangen beveiligd door vestingen en schansen. In natte tijden een voldoende verdediging, maar in droge perioden heel wat minder ondoordringbaar. Bovendien waren er onvoldoende troepen beschikbaar om alle schansen genoeg op sterkte te houden. Kort na de inval in Oost-Nederland vielen 500 man bisschoppelijke troepen onder leiding van generaal Gorgas het noorden binnen bij Ter Apel. Bij hun tocht door het moeras waren zij geholpen door een oude overgelopen schaapherder. Hun verdere opmars werd bij de Valtherschans gestuit door 50 musketiers uit Coevorden onder leiding van Johan Struuck, de secretaris van de Landschap Drenthe, en geholpen door de plaatselijke bevolking. Tegelijkertijd werd de vesting Bourtange door de Munstersen aangevallen maar ook dat had geen succes. Bij Jipsinghuizen werd een overmacht aan
5
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 troepen door een Gronings contingent verslagen en gedwongen zich met forse verliezen terug te trekken over de grens. Coevorden werd niet aangevallen, maar Von Galen richtte zijn aanval meer westelijk toen hem bleek dat hij de IJsselsteden niet zou kunnen innemen. Eerst probeerde hij de Ommerschans te veroveren door van planken die van de gevels van huizen in Ommen waren gesloopt een weg door het moeras te maken. Ook dat lukte niet. Wederom was Struuck actief betrokken bij de verdediging van deze schans. 50 vijandelijke wagens konden worden vernietigd door het kanonvuur. Bij Rouveen lukte het Bommen Berend wel. Met een legermacht van 8000 man brak hij door de verdedigingslinie van Noord-Nederland heen en trok een spoor van verwoesting door Drenthe op weg naar Groningen. Via Meppel, Koekange en Ruinen trokken de Munstersen naar het noorden om bij Assen een dag rust te nemen en daar eens flink huis te houden. Ruiten werden ingeslagen en deuren vernield. De veldtocht ging op 16 oktober verder naar het noorden langs Rolde. De verwachte aanval op de stad kwam niet, bij Zuidlaren boog men af in de richting van de Groeve. Op 18 oktober maakten de troepen kwartier in Winschoten. Op 24 oktober arriveerde de aanvoerder van de troepen van de Republiek Johan Maurits van Nassau in Groningen, enige tijd later gevolgd door zijn soldaten die hij posteerde nabij Scheemda. Daardoor raakten de Duitse invallers ingesloten en kregen zij te kampen met voedseltekorten. Om hem te hulp te schieten liet Gorgas bij Ter Apel duizenden boeren uit Munsterland werken aan een grote veenbrug door het moeras met een lengte van twee uur gaans en een breedte van 5 manschappen naast elkaar. De brug was gemaakt van takkenbossen aan de zijkanten en deuren en kozijnen met planken er bovenop. Op kaarten nog aangeduid als de ‘Gorgas dijk’. Von Galen trok zijn ruiters terug, maar stuurde wel voetvolk naar Winschoten, waar de toestand steeds nijpender werd. Alle korenmolens waren vernield. Duizend man stierf en grote aantallen liepen over naar de Staatsen. Midden november zag de bisschop in dat de toestand hopeloos was en trok hij zijn troepen terug. Dat betekende niet dat hij de strijd opgaf. Vanuit zijn thuisbasis deed hij invallen over de grens, mede omdat de venen hartje winter bevroren waren. Zo werd Schoonebeek door een eenheid van 1000 ruiters geplunderd, waarna koers gezet in de richting van Emmen waar een compagnie Friezen van 50 man gevangen genomen werd en meegevoerd naar Munster. De invallende dooi verhinderde verdere escapades. De gevolgen van de Munsterse invallen voor de Drentse bevolking waren groot, plunderingen en brandschattingen waren aan de orde van de dag. De beloning van de Munsterse troepen bestond uit hetgeen zij op de bevolking konden buitmaken. In Rolde werden zelfs de zieken die zij aantroffen in bed doodgeschoten, “ongehoorde barbarische wreetheden”. Uit Roswinkel werden 45 paarden, 47 beesten en vijf wagens weggevoerd, de inwoners moesten 1500 gulden betalen en 250 gulden voor het vrijkopen van drie gevangenen. Om te voorkomen dat het klooster Ter Apel in de as zou worden gelegd werd het dorp nog eens 100 gulden afgeperst. Ook door de Staatse troepen werden goederen gevorderd, voedsel en hooi voor de paarden. Deze kosten konden weliswaar worden gedeclareerd bij het gewestelijk bestuur, maar ondertussen heerste er wel gebrek.
6
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 In april 1666 kon de vrede tussen Von Galen en de Republiek getekend worden, mede omdat de vorst van Brandenburg bereid bleek met 12.000 man op te trekken tegen Munster. De vrede was echter van korte duur. Zes jaar later was het alweer raak: het rampjaar 1672. Reddeloos, radeloos, redeloos In 1672 raakte de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden in oorlog met Frankrijk, Engeland en de bisschoppen van Keulen en Munster. Wederom greep Bommen Berend, de bisschop van Munster, zijn kans om zijn buurland binnen te vallen. In de maand juli slaagde hij erin om binnen 10 dagen de vesting Coevorden in te nemen en van daaruit de verovering van Noord-Nederland, en met name Groningen ter hand te nemen. De stad had zich echter terdege voorbereid op de aanval door de natte gordel rond de stad onder water te zetten, zodat in feite alleen de route over de Hondsrug overbleef. De stadwallen werden versterkt en de terreinen voor de zuidelijke poorten schootsvrij gemaakt. Carl Rabenhaupt, beroepsmilitair uit Duitsland werd als opperbevelhebber aangetrokken. Op 28 juli zette Von Galen de aanval op de stad in, in de verwachting steun te krijgen van anti-Groningse elementen, bijvoorbeeld uit het Oldambt. Met bombardementen met mortieren en brandbommen bestookte hij de stad en met loopgraven probeerden de Munstersen de stadsmuren te benaderen. De reikwijdte van het geschut was echter niet toereikend om het noordelijk deel van de stad te bereiken. Tijdens uitvallen van de verdedigers werden de loopgraven weer dichtgegooid. Na een maand zag Von Galen in dat het hem niet ging lukken, en bovendien had hij te maken met uitval van de helft zijn soldaten door desertie en ziekte. Op 25 augustus begon hij zich terug te trekken, een geweldige nationale opsteker in dit rampjaar. Toch bleven vele plekken in het noorden nog in handen van de Munstersen. Dat gold ook voor Coevorden. Pas op 30 december van dat jaar kon die vesting door Rabenhaupt worden terug veroverd, dankzij de list van de schoolmeester Mijndert van der Thijnen, die al eerder uit Coevorden gevlucht was. Door middel van biezenmatten, speciaal hiervoor gevlochten konden de gehakte wakken in de grachten overgestoken worden en binnen het uur was de vesting in Staatse handen. De rol van de bisschop was daarmee nog niet uitgespeeld, want in 1673 liet hij een dam in de rivier De Vecht maken, waardoor het water rond de vesting zo hoog opgestuwd zou worden, dat de stad zich vanzelf zou moeten overgeven. Het plan keerde zich echter tegen Bommen Berend zelf. Door een zware storm brak de dam op 1 oktober 1673op drie plaatsen door, waarbij de soldaten van de bisschop zelf door de golven verzwolgen werden. Uiteindelijk in 1674 zou de vrede terugkeren. Naoorlogse vestingwerken Het rampjaar had het strategisch belang van Coevorden eens te meer onderstreept. Voor vestingbouwer Menno van Coehoorn was dat aanleiding om de nieuwe concepten voor vestingen te ontwikkelen, waarbij nog meer gebruik gemaakt werd van de natuurlijke gesteldheid van het terrein. De vesting Coevorden werd aanzienlijk uitgebreid met een verbrede buitengracht, een tweede gracht met verdedigingswerken, bastions en bolwerken. Het geheel werd minder kwetsbaar gemaakt voor kanonvuur, en vanaf elk punt op de wallen kon de vijand onder vuur worden genomen. De vesting zou anderhalve eeuw in stand blijven, waarbij de onderhoudstoestand regelmatig gecontroleerd werd door de Raad van State namens van de Staten-Generaal. Iedere zes jaar ging een
7
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 aannemer aan het werk om het nodige herstel te verrichten. Coevordenaren verdienden op die manier aan de vesting. Belegeringen deden zich niet meer voor tot aan de Franse Tijd. Naast de vesting werd ook de nodige aandacht besteed aan de natte gordel van venen die het noorden moest beschermen. In 1681 kreeg de ingenieur Johan van Alberdingh de opdracht om de moerasgordels in het zuiden en het oosten van Drenthe en Groningen te inspecteren op hun verdedigende capaciteit. In de achterliggende oorlogen met Bommen Berend was gebleken hoe belangrijk de gordel was ondanks dat hij geen afdoende bescherming had geboden. Geconstateerd werd dat de venen steeds meer werden aangetast door boeren uit de omgeving die ze ontwaterden om er boekweit op te telen. Gevraagd werd om maatregelen om de moerassen zo nat mogelijk te houden. Alberdingh ontwikkelde daartoe een plan om door het aanleggen van leidijken het afvloeien van het water te verhinderen. In de jaren 1687-1688 wierpen soldaten aldus 226 kilometer aan leidijken op. De effectiviteit van het systeem is nooit op de proef gesteld, maar kan betwijfeld worden. Boeren plachten de leidijken door te steken als hun dat uitkwam. Plakkaten daartegen sorteerden niet veel effect. Bovendien konden de dijken in geval van oorlog ook door een vijand gebruikt worden om zich door het veen te verplaatsen. Leidijken zijn op historische kaarten nog wel te ontdekken, maar zijn voor het overgrote deel verdwenen met de verveningen. Alleen in Oost-Groningen zijn langs de grens met Duitsland nog enige rudimenten herkenbaar. Twijfelachtige broederschap De laatste keer dat Coevorden als vesting dienst heeft gedaan was in de Bataafs-Franse tijd tussen 1795 en 1814. Toen in 1995 de Fransen zes jaar na hun revolutie Nederland binnenvielen kreeg Coevorden eerst nog te maken met 1200 man vluchtende Engelse soldaten die de boel nog even plunderden en kort en klein sloegen. Daarna grepen de patriotten van Coevorden hun kans om het bestuur van de stad in handen te nemen, de vrijheidsboom te planten en de 1000 Franse broeders hartelijk te ontvangen. De bezetting door de Franse troepen betekende wel een gigantische aanslag op het gemeentelijk budget. Tien tot dertienduizend gulden per jaar op een gemeentelijke begroting van nog geen 2.500 gulden. Het zou de stad opzadelen met een grote schuldenlast. In 1813 werd Napoleon verslagen bij Leipzig en kwam er een eind aan de Franse bezetting. In Coevorden echter zou die nog een tijd voortduren, omdat de Franse commandant David niet van opgeven wilde weten, ook niet toen begin november 1813 de kozakken voor de stadspoorten verschenen. Die legerden zich in Dalen, maar waren niet geëquipeerd voor een belegering. Waar de rest van Drenthe binnen de kortste keren was ontdaan van Fransen, bleef David stug zitten. Toen in maart 1814 de nood op zijn hoogst was en de kou het sterkst, zette hij tientallen hongerige burgers, vooral vrouwen en kinderen, de stad uit op weg naar Groningen. Maar zij werden teruggestuurd en als een speelbal heen en weer geslingerd. Op 29 april deed David nog een uitval uit de stad om in de omgeving boerderijen te plunderen. Hij keerde terug met kippen, eenden, ganzen en vlees. Pas op 8 mei marcheerde hij met zijn 800 man de poort uit, onder medeneming van alles wat hij nog had kunnen roven van de bevolking. De kozakken zorgden later voor vele sterke verhalen. Het vreemde uiterlijk van deze bebaarde mannen met vervaarlijke pieken op hun snelle, kleine paardjes, maakten onuitwisbare 8
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 indruk op de Drenten. Het opeisen van spijs en drank en hooi en stro voor de paarden leidde tot conflicten in het al berooide land. Toen ook goud, zilver en paarden werden gevorderd, kwamen deze ‘bevrijders’ in een steeds kwader daglicht te staan. Omdat bijna niemand het verschil kende tussen Russen, kozakken, Pruisen of ander paardenvolk, werd ‘kozakken’ de verzamelnaam voor alles wat schrik aanjoeg. De Kozakkendijk ten noorden van Coevorden herinnert aan hun aanwezigheid.
9
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012
Deel II Onheil uit het oosten De Eerste Wereldoorlog Tijdens de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918 tussen de hoofrolspelers Duitsland-Oostenrijk en Engeland-Frankrijk bleef het koninkrijk Nederland neutraal. Er dus niet gevochten, maar het had wel grote economische gevolgen. Buitenlandse handel overzee werd zo goed als onmogelijk en de landsgrenzen gingen steeds meer dicht. Voor Drenthe betekende dit dat het afgelopen was met het vrije verkeer van goederen en personen aan de oostgrens. Veenarbeiders die in de jaren voor 1914 een goed bestaan hadden gevonden in de Duitse veenderijen, en ook bij graafwerkzaamheden bij de aanleg van infrastructuur, werden gedwongen het land te verlaten. Daar stond tegenover dat er de Nederlandse veenderijen steeds meer behoefte kwam aan arbeidskracht. Door het wegvallen van de import van steenkool, zowel uit Duitsland als uit Engeland werd de vraag naar Drentse turf tot grote hoogte opgestuwd. Daarnaast bleef de smokkel een aantrekkelijke nevenactiviteit voor de avontuurlijksten onder het veenvolk. Hoe zeer de officiële grensovergangen ook werden bewaakt door de Nederlandse marechaussee en douane, het was onmogelijk om in het uitgestrekte veengebied aan weerszijden van de grens alle smokkelpaadjes onder controle te houden. Vooral de smokkel naar Duitsland aantrekkelijk. Zo probeerde Gerrit Klement uit Barger-Oosterveen “zowat een heele kruidenierswinkel” de grens over te smokkelen aldus de krant. Hij werd gepakt met 11,5 kg spek, 19 kg rundvet, 4 bussen rubbersolutie, zes stukken zeep, 1,5 kg cacao, 1 liter raapolie, 2,5 kg tarwebloem, 3,5 kg rijst en 2 kg koffie. Gemiddeld hadden smokkelaars 7,8 kg bij zich. Uit het aantal lieden dat in de oorlogsjaren werd gesnapt, 1000 veroordelingen in vier jaar, valt op te maken dat het een populaire sport geweest moet zijn.
De Tweede Wereldoorlog Mobilisatie Eind augustus 1939 werd in ons land in verband met de oplopende internationale spanning besloten tot een algehele mobilisatie. Gedurende deze mobilisatietijd, die duurde tot de inval van de Duitsers op 10 mei 1940, werd Nederland zoveel mogelijk in gereedheid gebracht, c.q. gehouden voor een eventuele vijandelijke aanval. De verdedigingslinies die daartoe werden uitgedacht en daadwerkelijk versterkt met verdedigingsobjecten, waren eigenlijk allen gericht op het afslaan van een aanval vanaf de oostzijde. In dit gehele verdedigingsconcept waren in Drenthe geen verdedigingslinies gepland. Wanneer de vijand Drenthe binnentrok, moesten de hier gelegerde soldaten wel zoveel mogelijk doen om de opmars te vertragen. De verdedigingsobjecten die hier werden gebouwd, waren daar dan ook op gericht. In de opzet van de vertragingslinies in Drenthe werd gebruik gemaakt van de aanwezige hindernissen in de vorm van kanalen en rivieren. Langs deze wateren werden drie verdedigingslinies opgezet die elk een letter kregen. Zo waren er de O-, de Q-, de F- en de A-lijn . De A-lijn werd 10
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 gevormd door de Drentse Hoofdvaart. Langs deze vaart werden geen verdedigingsobjecten aangelegd. Bedoeling was alleen de bruggen over de vaart te laten springen. De O-lijn liep vanaf Coevorden via het Stieltjeskanaal en de Verlengde Hoogeveensche Vaart tot bijna aan de grens bij Zwartemeer. Vandaar ging hij recht omhoog naar het noorden langs het Verlengde Oosterdiep van Barger-Compascuum. De Hoogeveensche Vaart vormde de F-lijn en de Sleenerstroom, het Oranjekanaal, het kanaal Buinen-Schoonoord en hoofdwijken van Nieuw-Buinen waren te samen de Q-lijn. Voorwaarde voor de vertragingsfunctie van de wateren was uiteraard dat de bruggen bij een eventuele aanval niet gebruikt konden worden. Derhalve werden zij voorzien van dynamiet en in de nacht van 9 op 10 mei 1940 voor een deel opgeblazen. Ter hoogte van de bruggen waren aan de westzijde versterkingen gebouwd, meestal in tweetallen. Deze konden bestaan uit aarden wallen, loopgraven, maar ook uit betonnen kazematten. Deze waren dan zonder uitzondering van een licht type, het zogenaamde S-type. Deze stekelvarkens hadden drie schietgaten en waren aan de bovenzijde voorzien van haken, waarmee camouflagenetten over de bunkers gespannen konden worden. Ook op een aantal strategische punten, bijvoorbeeld langs belangrijke doorgangswegen, werden dergelijke versterkingen gebouwd. Duitse inval Na de nachtelijke inval van de Duitse bezetter werd Drenthe binnen een dag onder de voet gelopen. Ondanks dat van een wezenlijke vertraging dus geen sprake was, wisten de Nederlandse soldaten op bepaalde plekken met beperkte middelen toch vaak een behoorlijk lange tijd een overmacht aan Duitse troepen tegen te houden. Voorbeelden daarvan zijn de gebeurtenissen rond de bunkers bij Sleen en Oosterhesselerbrug. De gevechten in de meidagen vonden met uitzondering van de 10e mei buiten Drenthe plaats. Na de capitulatie op 15 mei werd het gewone leven door de bevolking langzaamaan weer opgepakt. Ook in Drentse families waren slachtoffers gevallen tijdens de bezettingsdagen, veelal jonge jongens die elders in het land sneuvelden. Voor verschillende van hen werd een speciale grafsteen gemaakt die herinnerde aan de omstandigheden waarin zij zijn omgekomen. De voor de Duitsers belangrijke plaatsen in Drenthe, zoals het vliegveld Eelde, dat in 1931 was geopend, werden onmiddellijk in gebruik genomen voor de oorlogvoering. In de loop van de oorlog zou dit vliegveld met vele gebouwen uitgebreid worden. Overal kampen Ook nam de bezetter de reeds bestaande werkkampen over. In de jaren dertig waren overal in Nederland werkkampen gebouwd, waarin werkeloze arbeiders werden samengebracht die aan werkverschaffingsprojecten deelnamen. Ook in Drenthe stond een flink aantal van deze kampen, daar Drenthe zich uitstekend leende voor typische werkverschaffingsprojecten als ontginning en bosaanplant. De in mei 1940 aanwezige werkverschaffingsarbeiders werden in de loop van 1940 en 1941 merendeels naar Duitsland afgevoerd, om daar tewerkgesteld te worden. Hiermee kwamen deze kampen vrij voor andere bewoners, in veel gevallen groepen joodse mannen. Werkeloze joodse mannen uit heel Nederland werden vanaf januari 1942 opgeroepen om zich te melden voor het verrichten van arbeid. Zij kwamen in de oude werkverschaffingskampen terecht. Werkeloosheid was 11
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 in hun geval een relatief begrip. Meestal waren zij werkeloos gemaakt doordat de bezetter hen uitgesloten had van werk. Met deze werkkampen werden de joodse mannen gescheiden van gezin en woonplaats. Het was voor de bezetter een volgende stap in het isoleren van deze bevolkingsgroep uit de maatschappij. Op vrijdag 2 oktober 1942 werden alle joodse werkkamp-mannen in één actie naar kamp Westerbork overgebracht (evenals overigens alle op dat moment in Drenthe woonachtige joden). Opnieuw kwamen de kampen daarmee vrij voor nieuwe bewoners.
De oprichting van het kamp Westerbork had een andere achtergrond. Het was in 1939 speciaal opgericht als kamp voor vluchtelingen uit Duitsland, meest met een joodse achtergrond. De toenmalige bewoners gingen tijdens de tumultueuze meidagen van 1940 op de vlucht, maar het lukte hen niet Nederland te verlaten. Zij werden teruggevoerd naar het kamp. In de eerste oorlogsperiode is het kamp met joods geld uitgebreid tot het kamp zoals wij dat kennen: het doorgangskamp Westerbork. Naast de werkverschaffingskampen en het kamp Westerbork kwam er nog een derde groep kampen in Drenthe. Vanaf 1941 liet de bezetter een hele nieuwe serie kampen aanleggen voor de Nederlandsche Arbeidsdienst (NAD). Dit was een soort dienstplicht van een half jaar, waarin 18-jarige jongens (en ook wel meisjes, zij het dan in afzonderlijke kampen) kennismaakten met de nationaalsocialistische gedachtegoed. Daartoe moesten zij werk op het land verrichten, zoals het ontginnen van woeste grond of het helpen bij het oogsten, en daarnaast kregen zij in het kamp vormingslessen in het nationaal-socialistische ideaal. In alle Nederlandse provincies, met uitzondering van de kustprovincies werden NAD-kampen aangelegd, dus ook in Drenthe. Van de NAD-kampen is wel gezegd dat zij in opzet fout waren, maar in praktijk goed. Daarmee bedoelde men dat de arbeiders in deze kampen eigenlijk niets moesten hebben van het nationaal-socialisme (dienst nemen bij de NAD was één van de mogelijkheden om tewerkstelling in Duitsland te voorkomen) en daar ook mee ‘wegkwamen’ doordat het regime er niet zo streng was. Groeiend verzet Het verzet, dat in 1940 begon en in 1941 groeide, heeft in 1942 vaste vormen aangenomen. Men richtte zich in eerste instantie op het onderbrengen van onderduikers, zowel joden als tewerkgestelden. Ook in Drenthe waren er vele verzetsgroepen. Daarnaast waren er los van het georganiseerde verzet opererende individuen die de zorg voor onderduikers op zich begonnen te nemen. In Valthe was het Albertus Zefat die een flinke groep joodse onderduikers opnam. Hij bouwde een hol voor hen in het nabijgelegen Valtherbos. Hoewel Zefat in 1944 doodgeschoten werd, weten vrouw en vrienden de joodse onderduikers te helpen tot de bevrijding. Strijd om het luchtruim Eén van de Duitse activiteiten die de meeste sporen heeft achtergelaten in Drenthe is de aanleg van vliegvelden met toebehoren. Tezamen met een uitgebreid stelsel van radarstations (waarvan ons alleen nog een blok beton in een weiland rest – eens de sokkel van een schotelvormige radarantenne) illustreert dit het belang dat de luchtstrijd in de oorlogvoering van de Tweede Wereldoorlog innam. In Drenthe werd het al bestaande vliegveld Eelde direct door de Duitsers bezet en in de loop van de vijf jaar flink uitgebreid. Een aantal vliegvelden in Nederland, waaronder dat in 12
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 Eelde, werden onmiddellijk na de bezetting omgebouwd tot zogenaamde Fliegerhorst, het belangrijkste type vliegveld dat de Duitse bezetter onderscheidde. Deze Fliegerhorsten moesten uitgerust zijn voor alle typen vliegtuigen. Ter camouflage probeerde men daarbij de gebouwen aan de omgeving aan te passen. Zo werden gebouwen gezet die net op een Groninger boerderij leken, maar bij nadere inspectie toch ook wel voorzien bleken van enorm dikke muren en stalen luiken. Andere ramen, luiken en baanderdeuren waren niet echt, maar op de muur geschilderd. Een complex van drie gebouwen in deze zogenaamde ‘Heimatschütz’-stijl is heden ten dage nog te zien aan de Legroweg tegenover het vliegveld. In het najaar van 1942 besloot men tevens tot de bouw van een nieuw vliegveld bij Havelte. Dit was bedoeld om het vliegveld Schiphol te ontlasten. Ten noorden van het dorp werd een compleet vliegveld met bijbehorende installaties en gebouwen uit de grond gestampt. Ook poogde men bij Peest (ten zuiden van Norg) een vliegveld aan te leggen. Vele gebouwen werden gezet en men versterkte het tracé van de landingsbanen met allerlei materiaal. Desondanks kwam het vliegveld nooit echt ‘van de grond’. Volgens ooggetuigen hing dit vermoedelijk samen met de ongeschikte ondergrond van het terrein, die te drassig was. Er landde praktisch nooit een vliegtuig. De duimschroeven aan Er is in de jaren 1940-1945 een duidelijk punt aan te wijzen vanaf wanneer de verhoudingen tussen bezetter en brede lagen van de bevolking zich verhardden. Dat was eind april 1943 toen de Duitsers bekend maakten dat eenieder die tijdens de meidagen van 1940 had gevochten, zich moest melden om tewerkgesteld te worden in Duitsland. Dit bericht veroorzaakte flink wat opschudding in Nederland. Er is wel gezegd dat dit een maatregel was die iedere Nederlander raakte, om iedereen wel een familielid had dat in de meidagen had gevochten. In ieder geval was de Nederlandse bevolking niet van plan zomaar te gehoorzamen. Overal was in die laatste dagen van april en de eerste dagen van mei 1943 sprake van opstootjes, stakingen, aangestoken branden in boerderijen van NSB’ers en dergelijke. Ook in Drenthe. Om de onrust de kop in te drukken, besloot de bezetter tot hard optreden. Het standrecht werd ingevoerd, waarmee de Duitsers de bevoegdheid kregen een arrestant zonder enige vorm van proces standrechtelijk te executeren. In Drenthe trof Berend Trip uit Nieuw-Buinen dit lot. Hij had, staande voor het kerkje in Nieuw-Buinen opgeroepen tot verzet tegen de Duitse maatregel. Hij werd gearresteerd en enige dagen later standrechtelijk geëxecuteerd. Op het gedenkmonument in Nieuw-Buinen wordt de naam van Trip in ere gehouden. Moordcommando’s Na de april/mei-stakingen verhardde de bezetter zijn optreden, evenals het verzet. Om de bevolking schrik aan te jagen en hen te waarschuwen niet aan verzetsactiviteiten deel te nemen werden moordcommando’s ingesteld, de zogenaamde Silbertannekommando’s. Bij nacht en ontij pleegden deze commando’s aanslagen op verzetsstrijders of naaste familie of bekenden daarvan, om zo een afschrikwekkend voorbeeld te stellen. Drenthe had de twijfelachtige primeur van de eerste acties van een Silbertannecommando. De Meppeler ziekenhuisarts E.J. Roelfsema, waarvan men vermoedde of wist dat deze hulp bood aan gewonde verzetsstrijders, werd in september 1943 door een Silbertannecommando vermoord nabij Ruinen. Op dezelfde plek herinnert nu een zwerfsteen met zijn naam aan deze gebeurtenis. In dezelfde nacht werden Jan Dijkstra uit Meppel en A. Boldewijn uit Staphorst omgebracht. 13
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 Valse hoop In het najaar van 1944 kwam de snelle opmars van de geallieerden na de landing in Normandië op 6 juni 1944 tot staan bij de grote rivieren. Bij de bezetter en zijn collaborateurs zat de schrik er goed in. Velen van hen vluchtten vanuit het zuiden van Nederland naar het noorden, waaronder naar Drenthe. In de gevechtszone in het zuiden van Nederland werden hele dorpen ontruimd en ook verschillende van deze ontheemden kwamen in Drenthe terecht. Frieslandriegel Ondertussen besloot de Duitse bezetter nieuwe verdedigingslinies aan te leggen, zoals een aaneensluitende linie van loopgraven, tankgrachten en dergelijke ten oosten van de IJssel, de Drentse Hoofdvaart en de Noord-Willemsvaart naar Groningen en vandaar verder naar Delfzijl. Het ‘Drentse stuk’ werd de Frieslandriegel genoemd, of ook wel Assener Stellungen. De verdedigingswerken waren bedoeld om een eventuele aanval vanuit het westen af te slaan. De nieuwe verdedigingslinies die de bezetter in het najaar van 1944 initieerde, kunnen vooral gezien worden als nieuwe landsgrenzen die men trok nu men gedwongen was land aan de geallieerden prijs te geven. En die nieuwe grenzen werden zwaar beschermd met loopgraven en een dubbele tankgrachtenlinie. Voor de aanleg van al deze verdedigingswerken werden in ieder geval duizenden Nederlandse mannen geronseld die tot dan toe vrijgesteld waren geweest. In het najaar van 1944 en het voorjaar van 1945 was het in Drenthe dan ook een gekrioel van bevolkingsgroepen. Naast de dwangarbeiders, de evacués uit de gevechtszones en de gevluchte collaborateurs kwamen daar in de winter ook nog de etenhalers uit het westen van het land bij. Hard verzet In deze situatie werd het voor het verzet steeds gevaarlijker om nog acties te ondernemen. De Duitsers traden hard op en legden de verzetsgroepen het vuur steeds nader aan de schenen. Tegen het eind van 1944 zaten vele leden van verzetsgroepen in Drenthe gevangen. Hun vrije kameraden wisten dat ze snel iets moeten doen om hen van de dood te redden. Daarom werden in december 1944 bevrijdingsacties gepland in zowel het Asser Huis van Bewaring als het Meppeler politiebureau. Beide waren succesvol en spectaculair, waarbij de actie in Assen die in Meppel nog overtrof in vernuft en het aantal gevangenen dat men wist te bevrijden (± 30). Bevrijding geen makkie Drenthe werd in april 1945 in ongeveer een week tijd bevrijd, maar dat was bepaald geen sinecure. Zo gemakkelijk als de Duitse inval was verlopen, zoveel moeite kostte het de Canadezen om de provincie te bevrijden. Zij werden niet alleen gehinderd door soms felle Duitse tegenstand, zij hadden ook veel oponthoud door de vele oost-west lopende waterwegen die lastig te nemen verdedigingslinies vormden, zeker omdat de bezetter vrijwel alle bruggen had opgeblazen. In Drenthe zo’n 144. Tijdens de bevrijding is dan ook meer oorlogsschade ontstaan dan tijdens de Duitse inval vijf jaar eerder.
14
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 Tevens kostte de bevrijding vele burgerslachtoffers, door de Duitsers willens en wetens gemaakt. Opmerkelijk in het licht van de onvermijdelijke nederlaag die hen wachtte. Tientallen Drenten zijn nog in het zicht van de bevrijding gefusilleerd. Front weer in beweging In de winter van 1944-1945 was er nauwelijks beweging in het front geweest, maar op 10 slaagden de geallieerden erin het Rijnland ten westen van de Rijn in handen te krijgen. De bevrijding van Noord- en Oost-Nederland werd opgedragen aan het eerste en tweede Canadese legercorps, die begin april bij Emmerik een bruggehoofd over de Rijn wisten te slaan. De korpsen kregen de taak naar het noorden op te rukken en de Veluwe ten westen van IJssel in te nemen door de Duitse IJsselstelling vanuit het oosten aan te vallen. IJsselsteden als Zutphen en Deventer werden fel verdedigd, maar de opmars naar het noorden door de Achterhoek en Twente ging heel snel. Twee tankdivisies van het 2nd Canadian Corps –waarvan één Poolse- samen met de Guards Armoured Division van het Britse tweede leger konden in hoog tempo Twente en het zuidoostelijkste gedeelte van Drenthe bevrijden en daarna Duitsland in trekken. Op 6 april werd Coevorden als eerste Drentse plaats bevrijd. Drenthe bevrijd Om de opmars naar het noorden te vergemakkelijken werd de operatie Amherst ingezet. In de nacht van 7 op 8 april werden daarbij in de driehoek Meppel-Assen-Emmen Franse parachutisten gedropt om achter de Duitse linies zoveel mogelijk verwarring te stichten en bruggen te bezetten die nog intact waren. De operatie stond onder leiding van brigade-generaal Michael Calvert, commandant van de Special Air Service (SAS) en werd uitgevoerd door twee bataljons. De bijna 700 para’s waren verdeeld in kleine eenheden –sticks- van 15 man, die op 46 locaties afsprongen. Erg nauwkeurig ging dat niet, zodat nogal wat sticks kilometers van de beoogde plek neerkwamen en ging idee hadden waar zij zich bevonden, mede omdat hun kaartmateriaal nogal tekort schoot. In veel gevallen kwam echter snel contact met de ondergrondse tot stand, zodat toch effectief kon worden geopereerd. Dat luchtlanding bleef door de Duitsers onopgemerkt, zodat de verwarring bij de bezetter soms groot was. Bij Spier in de hoofdweg van Hoogeveen naar Assen wist een stick een Duitse kolonne van de weg te schieten en 200 man troepen uit Assen tegen te houden tot de komst van de Canadezen op 12 april. In Gasselte slaagde men erin met behulp van het plaatselijke verzet een eenheid van het Nationaal-Socialistische Kraftwerk Korps (NSKK) uit te schakelen en in Westerbork werd het Duitse hoofdkwartier aangevallen, waarbij een Duitse generaal ernstig gewond raakte. Desondanks kostte de bevrijding van Drenthe de Canadezen de nodige moeite. In Coevorden moesten de troepen enige dagen halt houden om te wachten op versterking die bestond uit de eerste Poolse pantserdivisie. Die zou een groot aandeel krijgen in de bevrijding van het oostelijk gedeelte van Drenthe. Op 10 april werd Emmen bevrijd, waar tot voor een paar dagen de Wehrmachtsbefehlshaber Christiansen zich had opgehouden. Deze had op een zijlijntje in de bossen een salonrijtuig van de Wagon-Lits voor zich in gereedheid gehouden. Op 8 april wist hij daarmee naar Emden te ontkomen. 15
Michiel Gerding, Oorlog en vrede Verhaallijn voor Geopark de Hondsrug Concept augustus 2012 Pas op 11 april konden de geallieerden diep in Drenthe doordringen, waarbij felle strijd geleverd moest worden langs het Oranjekanaal en bij de brug tussen Borger en Ees over het kanaal Buinen-Schoonoord. Op 12 april werd het Kamp Westerbork bevrijd. Er bevonden zich toen nog 900 mensen in het kamp, die vooralsnog niet mochten vertrekken. Pas in juli mochten de laatsten weg. Zij hadden toen al meer dan een maand het kamp moeten delen met opgepakte NSB-ers! Na het Oranjekanaal was de bevrijding van Drenthe niet moeilijk meer. Op 13 april werd Assen bevrijd en nog op diezelfde dag werden bij Eelde stellingen betrokken om de stad Groningen onder vuur te nemen. Daar waren nog enkele duizenden Duitse soldaten gelegerd, terwijl om de stad heen tankmuren waren aangelegd. Die kostten de Canadezen weinig moeite, maar rond de Grote Markt werd twee dagen lang fel gevochten. 106 burgers kwamen daar bij om. 260 gebouwen werden geheel of gedeeltelijk verwoest, waaronder het gehate Scholtenhuis aan de Grote Markt, waar de SD zijn martelpraktijken had uitgeoefend op gevangen verzetsmensen. Op 16 april gaven de Duitsers zich over. Met uitzondering van Delfzijl verliep de bevrijding van de provincie Groningen verder vlot. Daar zat een fanatieke commandant die tot de laatste snik zich weigerde over te geven. Pas op 1 mei werd Delfzijl bevrijd. Gedenken Gedenkmonumenten in verschillende Drentse plaatsen zien dat de Duitsers in de laatste weken flink tekeer zijn gegaan. Twee groepen gevangenen uit het Huis van Bewaring in de stad Groningen werden in de laatste oorlogsweek meegenomen naar de omgeving van Norg om daar gefusilleerd te worden. Twee gelijkvormige monumenten herinneren aan deze gebeurtenissen. In het bos bij Anloo gebeurde hetzelfde met een derde groep ‘Groninger’ gevangenen. Hun lichamen werden begraven in de resten van een onderduikershol, dat al in een eerdere fase opgerold is door de bezetter. Ook hier herinnert een monument aan het gebeuren. Met de bevrijding was de oorlog echter niet afgelopen. Gevallen militairen werden (kort) na de oorlog geëerd met grafmonumenten ter nagedachtenis aan de wijze waarop zij om het leven kwamen. Op hun graven herinneren afbeeldingen van knielende soldaten, geweren en kanonnen aan de Tweede Wereldoorlog. Vrijwel onmiddellijk werden overal comités gevormd die zich tot doel stelden gedenkmonumenten op te richten. Zo begint een nieuwe fase in de oorlogsgeschiedenis, want ook in de herdenkingen van de afgelopen 65 jaar zit inmiddels een hele geschiedenis.
16