Zintuiglijke beperking Doofheid en andere beperkingen
Wouter Zoer
Lesmateriaal
Voorwoord
3
Onderbouw
Kennismaken met Wouter
5
Bijbelverhaal
6
Lied
7
Zie jij wat ik (niet) zie?
8
Naamgebaar
10
Sssst!
11
Kruip in de huid van …
13
Zintuigencircuit
14
Middenbouw Kennismaken met Wouter
17
Bijbelverhaal
18
Lied
19
Rollenspel
20
Kan ik wat een doof iemand kan?
21
Samenwerken zonder woorden
22
Zintuigencircuit
23
In de klas
25
1
Lesmateriaal
Bovenbouw Kennismaken met Wouter
27
Bijbelverhaal
28
Lied
29
Rollenspel
30
Hoe werkt mijn oor?
31
Kan ik wat een doof iemand kan?
33
Begrijp je mij?
35
Doof in de kerk
36
Samenwerken zonder woorden
37
Mime/dans
38
Tips en ideeën Tips en ideeën
41
Bijlagen Foto Wouter
43
Verhaal Wouter
44
Hoe is het om doof te zijn?
45
Doolhof
47
Opdrachten voor hints
48
Werkblad Checking duo
52
Liedjes
53
Werkblad oor
55 2
Lesmateriaal
Voorwoord Voor u ligt een lessenserie over zintuiglijke beperkingen. Deze lessen zijn vooral gericht op doofheid, maar ook de ander zintuigen komen aan bod. De lessen zijn ingedeeld in onderbouw, middenbouw en bovenbouw. U kunt natuurlijk altijd lessen gebruiken die in eerste instantie niet voor uw bouw bedoeld zijn, maar die wel leuk zijn voor de kinderen in uw klas. Bij het kopje ‘ T ips en ideeën’ kunt u nog extra lesideeën vinden die u verder kunt gebruiken tijdens deze dag. Voor deze dag is gekozen voor een spiegelverhaal aan de hand van twee boeken van Max Lucado. Dit is een bewuste keuze. Er zijn namelijk wel Bijbelverhalen over de genezing van mensen met een zintuiglijke beperking, maar dat is niet het doel van deze lessenserie. Het gaat ons vooral om het ervaren van de beperkingen en het zoeken naar talenten. Het gebruiken van je talenten komt in deze twee boeken goed naar voren. Wij wensen u veel succes en plezier toe bij het uitvoeren van deze lessen!
3
Lesmateriaal
Onderbouw
4
Lesmateriaal
Kennismaken met Wouter Doel - De kinderen krijgen een eerste indruk van het leven van iemand die doof is en gaan hierover nadenken. Werkvorm Kringgesprek Materiaal - Foto Wouter (bijlage) - Verhaal Wouter (bijlage) - Verhaal: Hoe is het om doof te zijn (bijlage) Tijd ± 20 minuten Inleiding De kinderen gaan kennismaken met Wouter. Bekijk samen met de kinderen de foto van Wouter. Wat zou er met hem aan de hand kunnen zijn? Ontdekken de kinderen het hoorapparaat? Weten ze wat dat is? Misschien hebben ze het wel eens bij opa of oma gezien. Kern Lees het verhaaltje over Wouter voor en praat hier met de kinderen over door. Lees van te voren de bi j l a g e‘ Hoei shetomdooft ez i j n? ’ . Schets voor de kinderen een beeld van het leven van iemand die doof is. Praat met de kinderen over het leven van dove mensen. Laat de kinderen zich inleven. Bedenk samen hoe het zal zijn als er een doof kind in de klas zou zitten. Wat zou er dan anders gaan? Dove mensen gebruiken gebarentaal. Heeft een van de kinderen wel eens gebarentaal gezien? Gebarentaal is een officiële Nederlandse taal; hoe lijkt het ze dat om gebarentaal te leren? Afsluiting Vat samen wat de kinderen in het gesprek hebben ontdekt. Vertel de kinderen dat het vandaag niet alleen gaat over doof zijn, maar ook over andere zintuiglijke beperkingen. Welke zintuigen zijn er? En hoe heet het ook al weer als je niet kunt zien?
5
Lesmateriaal
Bijbelverhaal Vandaag willen we in plaats van een Bijbelverhaal een spiegelverhaal aanbieden. Daarvoor gebruiken wehetpr ent enboek‘ Ni ema ndz oa l sj i j ’ , v a nMa xL uc a do. I ndi tboekwor dtopeenheel mooi emanier beschreven dat –wát mensen ook van ons vinden- we bijzonder zijn voor God. Ook iemand met een beperking is voor God net zo belangrijk en kostbaar als iemand die zonder beperking door het leven gaat. Na a s tdi tboeki sernogeenboekv a nde z el f des c hr i j v er : ‘ S pec i a a l v oorj ou’ . I ndi tboekg a a thetom de gaven en talenten die iedereen van God heeft gekregen. Door hun gaven te gebruiken kunnen de Nerflanders elkaar helpen. Ook dit boek is goed om eens met de kinderen te bespreken. Samen met de kinderen kunt u op zoek gaan naar de gaven van de kinderen. Maar u kunt ook praten over de gaven van iemand met een beperking. Er zijn zoveel dingen te verzinnen waarin mensen met een beperking ook goed kunnen zijn. U kunt dus zelf een keuze maken welk boek u met uw groep gaat behandelen. Het onderwerp van het tweede boek is wellicht iets moeilijker dan het eerste.
6
Lesmateriaal
ijbelverhaal Lied
Het volgende lied is hier goed bij te zingen:
Een parel in Gods hand
tekst en muziek: Gerda Hettasch en Rikkert Zuiderveld Weet je dat de Vader je kent Weet je dat je van waarde bent Weet je dat je een parel bent Een parel in Gods hand (2x) Ze zeggen allemaal je kan niks doen je bent een oen Ze trekken altijd aan mijn paardenstaart ik ben niks waard ! Nou heb ik weer de ranja omgegooid ik leer het nooit Mijn moeder luistert nooit als ik wat zeg ik heb altijd pech, ik ga maar weg. Weet je dat de Vader je kent Weet je dat je van waarde bent Weet je dat je een parel bent Een parel in Gods hand (2x) Ik snap alweer niks van die rare som ik ben zo dom Mijn bloes zit onder de spaghettimix ik kan ook niks Al noemt de hele klas mij chagrijn ik mag er zijn Al zegt mijn broertje steeds: wat stout ben jij God houdt van mij, God houdt van mij. Ik weet dat de Vader mij kent Ik weet dat ik van waarde ben Ik weet dat ik een parel ben Een parel in Gods hand Een parel in Gods hand!
7
Lesmateriaal
Zie jij wat ik (niet) zie? Doel - De kinderen ervaren hoe het is om niets te kunnen zien of juist goed te kijken. - De kinderen leren elkaar te helpen. Werkvorm Samenwerkend leren Materiaal Doolhof (zie bijlage) Potlood Veel blinddoeken (theedoeken) Klaargezet parcours in het speellokaal Tijd ± 1 uur Inleiding De kinderen gaan straks diverse spelletjes doen rond het thema ‘ Z ien’ . Beg i nmethets pel l et j e“ I k zie, i kz i ewa tj i j ni etz i et ” Kern De kern van de les bestaat uit een paar verschillende activiteiten (u kunt ze allemaal uitvoeren of een keuze maken). Levend schilderij Een aantal kinderen vormen samen een schilderij, bijvoorbeeld een familieportret. (paar kinderen zitten, paar erachter staan). Een van de andere kinderen is de suppoost van het museum. Hij bewaakt de schilderijen. Maar dit schilderij is heel bijzonder. Als het donker is en de nachtwacht is even niet in de buurt verandert het schilderij (er wisselen twee kinderen van plek/een kind verandert van houding/z eteenmut sop/ …) . Kan de suppoost bij terugkomst ontdekken wat er is veranderd? Doolhof De kinderen krijgen een tekening met een eenvoudig doolhof (zie bijlage). Een van de kinderen krijgt een blinddoek voor en een potlood in zijn hand. Het andere kind gaat vertellen welke kant het geblinddoekte kind met zijn potlood op moet om binnen de lijntjes de doolhof door te komen. NB: hierbij is het dus belangrijk dat de kinderen het verschil tussen links en rechts weten. Is dit niet zo, dan kunt u ook het helpende kind bij elke bocht het blaadje zo laten draaien dat de tekenaar weer rechtdoor kan gaan. Blindemannetje De kinderen gaan in de kring zitten. Een kind wordt met een blinddoek om in het midden van de kring gezet. Hij draait rond totdat jij ‘ stop’ zegt. Dan gaat hij voelen voor welk kind hij staat. Kan hij het raden? Zo niet, laat dan het kind waar de blindeman voor staat een geluidje maken. Wordt het zo makkelijker?
8
Lesmateriaal
Helpend handje De kinderen gaan met zijn tweeën een parcours afleggen in het speellokaal. Daarbij wordt een van de kinderen geblinddoekt. Het andere kind is ‘ helpend handje’ en gaat begeleiden. Leuk is om een aantal toestellen aan het parcours toe te voegen zoals bijvoorbeeld een wipwap, een kast enz. Afsluiting Praat met de kinderen over hun ervaringen. Hoe gingen de activiteiten, konden de kinderen elkaar goed helpen?
9
Lesmateriaal
Naamgebaar Iemand die doof is heeft een eigen naamgebaar. Ook vrienden en familie van een doof persoon hebben vaak een eigen naamgebaar. Een naamgebaar kan gebaseerd zijn op de achternaam van een persoon, uiterlijke kenmerken, opvallend gedrag, een hobby of een beroep. Vaak is dit gecombineerd met de eerste letter van de naam. Een voorbeeld: ik heet Marieke, ik draag een bril, mijn naamgebaar is het gebaar voor de letter M, waarbij ik met mijn vingers een rondje draai om mijn oog Doel - de kinderen kunnen specifieke eigenschappen van elkaar benoemen - de kinderen kunnen een gebaar aan de eigenschap koppelen Werkvorm kring Materiaal Gebarenalfabet (zie bijlage) Tijd ± 30 minuten Inleiding Vertel de kinderen dat dove mensen een gebaar bedenken voor hun naam. Vertel dat ze daarvoor iets bedenken wat goed bij hen past, wat opvalt aan hen. Bijvoorbeeld krullen in het haar, een bril, enz. Laat de kinderen iets bedenken wat bij u past. Bedenk een gebaar wat daarbij past. Verwerk daarin de eerste letter van uw naam. Bijvoorbeeld: heeft u krullen, maakt dan een krullend gebaar met de eerste letter van uw naam. Kern Bedenk met de klas gebaren voor alle kinderen. Indien dit te veel is kunt u ook een paar kinderen selecteren en daar samen een gebaar voor bedenken. Afsluiting Is er ook een gebaar te bedenken voor jullie groep?
10
Lesmateriaal
Sssst! Doel - de kinderen ervaren hoe lastig het is als je niet verbaal met elkaar kunt communiceren - de kinderen bedenken oplossingen voor het communicatieprobleem Werkvorm Samenwerkend leren / kringactiviteiten Materiaal Oordopjes (?) Tijd ± 45 minuten tot 1 uur Inleiding Als introductie doen we een fluisterspelletje. Fluister een kort zinnetje in het oor van het kind naast u. Dit kind fluistert het zinnetje ook weer door en zo gaat het de hele kring rond, tot het bij het laatste kind is. Die zegt het zinnetje hardop. Is het zinnetje nu nog hetzelfde als toen het begon? Over het algemeen is dit niet zo. Anders was het zinnetje misschien te makkelijk, neem dan een nieuwe zin en doe het nog een keer. De kinderen ervaren nu dat het best lastig is om goed te horen wat een ander zegt. Als je slecht kunt horen is dit dus continu het geval. En hoe zou het dan wel niet zijn als je helemaal niets kunt horen? Dat gaan we ervaren. Als de kinderen het aandurven mogen ze bij een aantal activiteiten oordopjes is. Zo wordt het lekker echt. Kern We gaan drie activiteiten doen om te ervaren hoe het is om niets te horen vooral om niet met elkaar te kunnen praten. Kring maken De kinderen gaan een kring maken waarbij ze om en om gaan staan jongen/meisje/jongen / …Hierbij mogen ze niet praten. Liplezen Een moeilijke. Vorm met uw mond de naam van een van de kinderen. Kunnen de kinderen raden wie het is? Doe dit met een aantal namen. Om te zorgen dat het beter te raden is kunnen de kinderen de s t a ndv a nuwmondna doen. Da n‘ voelen ze de letters’en herkennen ze de letters wellicht makkelijker. Hoeken Laat de kinderen een kwartiertje in de hoeken spelen zonder te mogen praten en met oordopjes in. Hoe lossen ze het communicatieprobleem op?
11
Lesmateriaal Afsluiting Praat met de kinderen na over de laatste activiteit. Hoe hebben ze het opgelost en met elkaar overlegd? Bedenk met de kinderen welke woorden bij jullie in de klas handig zouden zijn om te kunnen gebaren. Bedenk samen gebaren voor die woorden. Neem er niet meer dan tien.
12
Lesmateriaal
Kr ui pi ndehui dv a n… Doel - De kinderen worden zich bewust van wat een doof kind niet kan en hoe zij kunnen helpen. Werkvorm Kringgesprek Materiaal - groene en rode stift - groot vel papier Tijd 20 minuten Inleiding Kan een doof kind dezelfde dingen als wij kunnen? Tijdens dit gesprek gaan we daarover nadenken. Laat de kinderen zich inbeelden dat ze zelf niets kunnen horen. Hoe zou dat zijn? Kern Bedenk samen met de kinderen dingen waar een doof kind goed in is en dingen die een doof kind niet kan. Verdeel het papier in twee kolommen. In de linkerkolom schrijft/tekent u met de groene stift waar dove kinderen goed in zijn. Bedenk hierna dingen die een doof kind niet kan. Zet die met een rode stift in de rechterkolom. Afsluiting Hoe kunnen wij een doof kind helpen bij de rode dingen? Bespreek dit met de kinderen. Eventueel z ouuda a r nabi j v oor beel deenor a nj ek ol omk unnenma k enmet‘ di ng endi ewes a menk unnen’ .
13
Lesmateriaal
Zintuigencircuit Als je één van je zintuigen niet kunt gebruiken heb je de andere zintuigen harder nodig. Een doof iemand gebruikt zijn ogen veel meer, een blind persoon heeft juist zijn oren meer nodig. Hierin hebben zij meer talent. Hoe zou het zijn met de andere zintuigen? Zou het bijvoorbeeld erg zijn als je niet kunt proeven? Of als je niet kunt ruiken of voelen? Vanmiddag geen we door middel van een zintuigencircuit activiteiten doen rond de verschillende zintuigen. Doel - De kinderen kunnen de verschillende zintuigen benoemen - De kinderen gaan specifiek bezig met het gebruiken van hun zintuigen. Werkvorm Circuit Materiaal Voor de geurenmemory: - 2 x 10 Kokertjes van fotorolletjes of lege olvaritpotjes - 4 blinddoeken - Koffie - Pindakaas - Kruidnagelen - Azijn - Sinaasappelsap Voor het voelspel: - 3 Kleden - Verschillende voorwerpen Voor het kijkspel: - 3 x 5 Verschillende voorwerpen Voor het proeven: - Brood - Smeerworst - Smeerkaas - Pindakaas - Chocopasta - Jam - Boter - Borden - Blinddoeken Tijd ± 1½ - 2 uur
14
Lesmateriaal Inleiding Praat met de kinderen over zintuigen, kunnen ze ze benoemen? Vertel de kinderen dat dove kinderen niet kunnen horen maar wel goed kunnen kijken, ruiken, voelen en proeven. Vanmiddag gaan de kinderen kijken of zij dat ook zo goed kunnen. Kern Verdeel de groep in kleine groepjes. Bij de meeste activiteiten kunnen ze in tweetallen werken, beha l v ebi j deg eur enmemor y , da a rmoet enz emetz ’ ndr i eën spelen. Het is dus handig om van elk spel twee of drie opstellingen te hebben en zes kinderen tegelijk hetzelfde te laten doen. Aangezien dit niet bij elke groep goed uitkomt kunt u hier zelf in wisselen. Leg van te voren goed de spelregels uit, zodat de kinderen vrij zelfstandig aan de slag kunnen. Wissel ongeveer om het kwartier van activiteit. SPELREGELS VAN DE ACTIVITEITEN Geurenmemory Dit spel wordt gespeeld in groepjes van drie. Een van de kinderen is spelleider, de andere twee krijgen een blinddoek om. De spelleider zet de potjes met geuren door elkaar op tafel (het is handig om de potjes met dezelfde geuren ook even te merken met een kleurtje op de onderkant, zodat de spelleider duidelijk kan zien of het goed is). Om de beurt mogen de deelnemers twee potjes aanwijzen, de spelleider laat ze eraan ruiken. Als de ‘ r ui k er ’ denk tda thi j t weedez el f depot j esheef t , laat hij dit controleren door de spelleider. Is dit inderdaad goed dan heeft hij een punt en gaat die geur uit het spel. Zo gaat het door tot alle potjes op zijn. Voelspel Een van de kinderen doet zijn ogen dicht. Het andere kind legt een voorwerp onder een kleed. Het kind met zijn ogen dicht mag voelen wat er ligt. Zorg voor voldoende verschillende vormen. Als alle vormen geraden zijn kan van rol gewisseld worden. Kijkspel Er staan ± 5 verschillende voorwerpen op tafel (aantal voorwerpen afhankelijk van het niveau van de kinderen, als dit te makkelijk is: meer voorwerpen toevoegen). Een van de kinderen mag even kijken wat hij allemaal ziet en moet daarna zijn ogen dicht doen. Het andere kind haalt dan een van de voorwerpen weg. Als hij daarmee klaar is mag het kind de ogen weer open doen en raden wat er is verdwenen. Proeven Bij deze activiteit gaan de kinderen besmeerde stukjes brood proeven. Het handigst is als u zelf van t ev or env oorg enoeg‘ pr oef s t uk j es ’ z or g t . Bel egdusbot er ha mmenmetdev er s c hi l l endes oor t e n beleg. Een van de kinderen krijgt een blinddoek om, het andere kind voert hem een stukje brood. Het geblinddoekte kind moet raden wat hij proeft. Afsluiting Bespreek met de kinderen na hoe het ging, waar ze goed in waren, wat ze lastig vonden.
15
Lesmateriaal
Middenbouw
16
Lesmateriaal
Kennismaken met Wouter Doel De kinderen krijgen een eerste indruk van het leven van iemand die doof is en gaan hierover nadenken. Werkvorm Kringgesprek Materiaal - Foto Wouter (bijlage) - Verhaal Wouter (bijlage) - Verhaal: Hoe is het om doof te zijn (bijlage) Tijd ± 20 minuten Inleiding De kinderen gaan kennismaken met Wouter. Bekijk samen met de kinderen de foto van Wouter. Wat zou er met hem aan de hand kunnen zijn? Ontdekken de kinderen het hoorapparaat met de voetbal erop? Komen ze daardoor op het idee dat Wouter doof is? Kern Lees het verhaaltje over Wouter voor en praat hier met de kinderen over door. Laat de kinderen erover nadenken hoe het zal zijn om doof te zijn. Lees daarna de bijlag e‘ Hoei shetomdooft ez i j n? ’ . Hi er i nwor dteenbeel dg es c het s tov erhetl ev en van dove mensen. Praat met de kinderen over het verhaal. Laat de kinderen zich inleven in het leven van dove mensen. Wouter zit op een gewone school. Hoe zou het zijn als er een doof kind in de klas zou zitten? Wat zou er dan anders gaan? Welke dingen zouden gewoon hetzelfde zijn? Vertel de kinderen dat gebarentaal naast Nederlands en Fries een officiële taal is in Nederland. Hoe lijkt het ze om gebarentaal te leren? Afsluiting Vat samen wat de kinderen in het gesprek hebben ontdekt. Vertel de kinderen dat het vandaag niet alleen gaat over doof zijn, maar ook over andere zintuiglijke beperkingen. Welke zintuigen zijn er? En hoe heet het ook al weer als je niet kunt zien?
17
Lesmateriaal
Bijbelverhaal Vandaag willen we in plaats van een Bijbelverhaal een spiegelverhaal aanbieden. Daarvoor gebruiken wehetpr ent enboek‘ Ni ema ndz oa l sj i j ’ , v a nMa xL uc a do. I ndi tboekwor dtopeenheel mooi emanier beschreven dat –wát mensen ook van ons vinden - we bijzonder zijn voor God. Ook iemand met een beperking is voor God net zo belangrijk en kostbaar als iemand die zonder beperking door het leven gaat. Na a s tdi tboeki sernogeenboekv a nde z el f des c hr i j v er : ‘ S pec i a a l v oorj ou’ . I ndi tboekg a a thetom de gaven en talenten die iedereen van God heeft gekregen. Door hun gaven te gebruiken kunnen de Nerflanders elkaar helpen. Ook dit boek is goed om eens met de kinderen te bespreken. Samen met de kinderen kunt u op zoek gaan naar de gaven van de kinderen. Maar u kunt ook praten over de gaven van iemand met een beperking. Er zijn zoveel dingen te verzinnen waarin mensen met een beperking ook goed kunnen zijn. U kunt dus zelf een keuze maken welk boek u met uw groep gaat behandelen. Het onderwerp van het tweede boek is wellicht iets moeilijker dan het eerste.
18
Lesmateriaal
jbelverhaal Lied Het volgende lied is hier goed bij te zingen:
Een parel in Gods hand
tekst en muziek: Gerda Hettasch en Rikkert Zuiderveld Weet je dat de Vader je kent Weet je dat je van waarde bent Weet je dat je een parel bent Een parel in Gods hand (2x) Ze zeggen allemaal je kan niks doen je bent een oen Ze trekken altijd aan mijn paardenstaart ik ben niks waard! Nou heb ik weer de ranja omgegooid ik leer het nooit Mijn moeder luistert nooit als ik wat zeg Ik heb altijd pech, ik ga maar weg. Weet je dat de Vader je kent Weet je dat je van waarde bent Weet je dat je een parel bent Een parel in Gods hand (2x) Ik snap alweer niks van die rare som ik ben zo dom Mijn bloes zit onder de spaghettimix ik kan ook niks Al noemt de hele klas mij chagrijn ik mag er zijn Al zegt mijn broertje steeds: wat stout ben jij God houdt van mij, God houdt van mij. Ik weet dat de Vader mij kent Ik weet dat ik van waarde ben Ik weet dat ik een parel ben Een parel in Gods hand Een parel in Gods hand!
19
Lesmateriaal
Rollenspel Doel - De kinderen worden bewust van de beperkingen van iemand die doof is - De kinderen kunnen zich inleven in de leefwereld van iemand die doof is Werkvorm Rollenspel Materiaal Tijd ± 30 minuten Inleiding Bedenk met de kinderen in wat voor situaties een doof iemand problemen ervaart. Deze situaties gaan de kinderen straks uitspelen. Mochten ze er niet goed uitkomen dan volgen hier ook een aantal voorbeelden van situaties: - in de kerk (zonder aanpassingen kun je helemaal niets van de dienst meekrijgen) - in de winkel (er is niet te zien dat je wat mankeert, maar je kunt de caissière niet verstaan) - op een feestje (iedereen praat, en er is niemand die gebarentaal kan) - op het voetbalveld (fluitje van de scheidsrechter kun je niet horen) - alarm (je hoort hem niet afgaan) - op het station (je mist het omroepbericht dat de trein vanaf een ander perron vertrekt) Kern Laat de kinderen in groepjes een rollenspel voorbereiden en uitvoeren voor de klas. Afsluiting Al sudi tonder deel a a nhetei ndv a ndeoc ht endi nz e tk untuhi er’ smi dda g sopi nha k en. Bes pr eek’ s middags met de kinderen hoe je de situaties kunt aanpassen zodat een doof persoon zich wel kan redden.
20
Lesmateriaal
Kan ik wat een doof iemand kan? Doel - De kinderen ervaren hoe het is om niets te horen. - De kinderen oefenen het liplezen. - De kinderen weten wat een naamgebaar is en kunnen een naamgebaar voor zichzelf of een ander bedenken. - De kinderen kunnen gebaren bedenken voor de activiteiten die ze doen op school. Werkvorm Kring Materiaal Video Jeugdjournaal (met gebarentolk?) Tijd ± 45 minuten Inleiding Bekijk met de kinderen één onderwerp van het jeugdjournaal. Zet het geluid daarbij uit! Hebben de kinderen een idee waar het over gaat? Kijk nog een keer, laat de kinderen nu proberen om te liplezen. Waar denken ze nu dat het over gaat? Zit er verschil in? Komen ze er nu beter uit? Draai het stukje vervolgens nog een keer af, nu met geluid. Klopte hun beeld? Wat voor informatie hebben ze gemist? ’ sMor g ensomha l ft wa a l fi shetj eug dj our na a l t ez i enmetg eba r ent ol k . Heti sna t uurlijk het leukst om dit te bekijken. Doe dan ook het geluid uit en onderneem dezelfde stappen, de kinderen hebben alleen nu steun aan de gebaren. Ze kunnen nu ook kijken waar ze het meeste steun aan hebben, de gebaren of het liplezen. Kern In de kern van de les volgen diverse activiteiten op het gebied van liplezen en gebaren. 1. Vorm met uw lippen de namen van de kinderen. De kinderen gaan liplezen. Als ze hun naam herkennen mogen ze gaan staan. Als het bewuste kind het niet ziet en het niet raad vraagt u de klas of er iemand is die denk dat hij het weet. Laat dat kind het zeggen. 2. Iemand die doof is heeft een eigen naamgebaar. Ook vrienden en familie van een doof persoon hebben vaak een eigen naamgebaar. Een naamgebaar kan gebaseerd zijn op de achternaam van een persoon, uiterlijke kenmerken, opvallend gedrag, een hobby of een beroep. Vaak is dit gecombineerd met de eerste letter van de naam. Een voorbeeld: ik heet Marieke, ik draag een bril, mijn naamgebaar is het gebaar voor de letter M , waarbij ik met mijn vingers een rondje draai om mijn oog. Bedenk met de klas gebaren voor alle kinderen. Indien dit te veel is kunt u ook een paar kinderen selecteren en daar samen een gebaar voor bedenken. 3. Wat voor activiteiten doen we in de klas? Kunnen we daar ook gebaren voor bedenken? Bedenk met de kinderen een top tien van activiteiten die zij doen op school. Bedenk samen voor die activiteiten een gebaar.
21
Lesmateriaal Afsluiting Kunnen de kinderen aan de hand van liplezen en de gebaren die ze bedacht elkaar een vraag stellen? Bijvoorbeeld: Jan (naamgebaar) zullen wij samen buiten spelen?
22
Lesmateriaal
Samenwerken zonder woorden Doel - De kinderen ervaren hoe lastig het is om samen te werken als je niet met elkaar kunt praten. - De kinderen ontdekken hoe ze wel met elkaar kunnen communiceren. Werkvorm Samenwerkend leren Materiaal Verschillende (kosteloze) materialen Verschillende gereedschappen Oordopjes Tijd ± 1 uur Inleiding Bespreek met de kinderen hoe het zal zijn om samen te werken en daarbij niet te mogen praten. Hoe zouden ze dat oplossen? Kern Verdeel de klas in 5 groepen. Elke groep krijgt een zintuig, waarover ze samen een creatief werkstuk gaan maken. Hoe ze dit doen en wat ze gaan maken mogen ze helemaal zelf beslissen. Dit maakt de opdracht tegelijk des te moeilijker, want dat kost meer overleg. Om te ervaren hoe lastig het is om samen te werken als je doof bent krijgen de kinderen oordopjes in. Ze mogen wel liplezen, maar mogen niet schriftelijk met elkaar communiceren. Tekenen om te laten zien wat ze bedoelen mag wel. Ze moeten dus niet alleen creatief zijn in het werkstuk, maar ook in het communiceren. Hoe breng je je idee over op de rest? Daag de kinderen uit door veel verschillende materialen uit te stallen. Afsluiting De werkstukken worden tentoongesteld, de kinderen vertellen hoe het proces is gegaan en hoe ze het hebben ervaren.
23
Lesmateriaal
Zintuigencircuit Als je één van je zintuigen niet kunt gebruiken heb je de andere zintuigen harder nodig. Een doof iemand gebruikt zijn ogen veel meer, een blind persoon heeft juist zijn oren meer nodig. Hierin hebben zij meer talent. Hoe zou het zijn met de andere zintuigen? Zou het bijvoorbeeld erg zijn als je niet kunt proeven? Of als je niet kunt ruiken of voelen? Vanmiddag geen we door middel van een zintuigencircuit activiteiten doen rond de verschillende zintuigen. Doel - De kinderen kunnen de verschillende zintuigen benoemen. - De kinderen gaan specifiek bezig met het gebruiken van hun zintuigen. Werkvorm Circuit Materiaal Voor de geurenmemory: - 2 x 10 kokertjes van fotorolletjes of lege olvaritpotjes - 4 blinddoeken - Koffie - Pindakaas - Kruidnagelen - Azijn - Sinaasappelsap Voor het voelspel: - 3 kleden - Verschillende voorwerpen Voor het kijkspel: - 3 x 5 verschillende voorwerpen Voor het proeven: - Brood - Smeerworst - Smeerkaas - Pindakaas - Chocopasta - Jam - Boter - Borden - Blinddoeken Tijd ± 1½ - 2 uur Inleiding 24
Lesmateriaal Praat met de kinderen over zintuigen, kunnen ze ze benoemen? Vertel de kinderen dat dove kinderen niet kunnen horen maar wel goed kunnen kijken, ruiken, voelen en proeven. Vanmiddag gaan de kinderen kijken of zij dat ook zo goed kunnen. Kern Verdeel de groep in kleine groepjes. Bij de meeste activiteiten kunnen ze in tweetallen werken, beha l v ebi j deg eur enmemor y , da a rmoet enz emetz ’ ndr i eëns pel en. Het is dus handig om van elk spel twee of drie opstellingen te hebben en zes kinderen tegelijk hetzelfde te laten doen. Aangezien dit niet bij elke groep goed uitkomt kunt u hier zelf in wisselen. Leg van te voren goed de spelregels uit, zodat de kinderen vrij zelfstandig aan de slag kunnen. Wissel ongeveer om het kwartier van activiteit. SPELREGELS VAN DE ACTIVITEITEN Geurenmemory Dit spel wordt gespeeld in groepjes van drie. Een van de kinderen is spelleider, de andere twee krijgen een blinddoek om. De spelleider zet de potjes met geuren door elkaar op tafel (het is handig om de potjes met dezelfde geuren ook even te merken met een kleurtje, zodat de spelleider duidelijk kan zien of het goed is). Om de beurt mogen de deelnemers twee potjes aanwijzen, de spelleider laat ze eraan ruiken. Als de ‘ r ui k er ’ denk tda thi j t weedez el f depot j esheef tl a a thi j di tc ont r ol er endoordes pel l ei der . I sdi ti nderdaad goed dan heeft hij een punt en gaat die geur uit het spel. Zo gaat het door tot alle potjes op zijn. Voelspel Een van de kinderen doet zijn ogen dicht. Het andere kind legt een voorwerp onder een kleed. Het kind met zijn ogen dicht mag voelen wat er ligt. Zorg voor voldoende verschillende vormen. Als alle vormen geraden zijn kan van rol gewisseld worden. Kijkspel Er staan ± 10-15 verschillende voorwerpen op tafel (aantal voorwerpen afhankelijk van het niveau van de kinderen, als dit te makkelijk is: meer voorwerpen toevoegen). Een van de kinderen mag even kijken wat hij allemaal ziet en moet daarna zijn ogen dicht doen. Het andere kind haalt dan een van de voorwerpen weg. Als hij daarmee klaar is mag het kind de ogen weer open doen en raden wat er is verdwenen. Proeven Bij deze activiteit gaan de kinderen besmeerde stukjes brood proeven. Het handigst is als u zelf van t ev or env oorg enoeg‘ pr oef s t uk j es ’ z or g t . Bel egdusbot er ha mmenmetdev er s c hi l l endes oor t e n beleg. Een van de kinderen krijgt een blinddoek om, het andere kind voert hem een stukje brood. Het geblinddoekte kind moet raden wat hij proeft. Afsluiting Bespreek met de kinderen na hoe het ging, waar ze goed in waren, wat ze lastig vonden.
25
Lesmateriaal
In de klas Doel - Dek i nder e nwor denz i c hbewus tv a ndeobs t a k el sdi eeendoofk i nder v a a r ti neen‘ nor ma l e’ schoolklas. - De kinderen bedenken oplossingen voor deze problemen. Werkvorm Kringgesprek Materiaal - bord - krijt Tijd ± 20 minuten Inleiding Tot een jaar geleden ging Wouter naar een speciale dovenschool. Een woensdag in de maand ging hij da nna a r‘ DePa r el ’ . I nmi dde l sg a a thi j el k eda gna a r‘ DePa r el ’ . Di tg aat natuurlijk niet zomaar, hiervoor zijn wel een aantal aanpassingen gedaan. Hoe zou het zijn als Wouter bij jullie in de klas zou komen? Wat zou er dan anders moeten? Kern Deel het bord in tweeën. De kinderen gaan bedenken wat voor Wouter lastig zal zijn in hun klas. U noteert de punten op het bord aan de linkerkant. Vervolgens gaan de kinderen oplossingen bedenken voor de problemen. Noteer die aan de rechterkant van het bord. Afsluiting Trek samen met de kinderen een conclusie: zou het mogelijk zijn, dat Wouter bij jullie in de klas zou komen?
26
Lesmateriaal
Bovenbouw
27
Lesmateriaal
Kennismaken met Wouter Doel De kinderen krijgen een eerste indruk van het leven van iemand die doof is en gaan hierover nadenken. Werkvorm Kringgesprek Materiaal - Foto Wouter (bijlage) - Verhaal Wouter (bijlage) - Verhaal: Hoe is het om doof te zijn? (bijlage) Tijd ± 20 minuten Inleiding De kinderen gaan kennismaken met Wouter. Bekijk samen met de kinderen de foto van Wouter. Wat zou er met hem aan de hand kunnen zijn? De kinderen zien waarschijnlijk het hoorapparaat. Laat ze vertellen wat ze weten over doof zijn. Misschien hebben ze zelf dove of slechthorende mensen in hun omgeving. Laat ze samen ervaringen delen. Kern Lees het verhaaltje over Wouter voor en praat hier met de kinderen over door. Lees daarna de bijlag e‘ Hoei shetomdooft ez i j n? ’ . Hi er i nwor dteenbeel dg es c het s tv a nhetl ev en met deze beperking. Stel nu dat Wouter wat ouder zou zijn en volgende week in deze klas zou komen. Wat zal dan voor Wouter lastig zijn in de klas? Hoe zal dat gaan met spelen tijdens de pauze of samenwerken in de klas? Hoe zouden ze het communicatieprobleem kunnen oplossen? Ga samen op zoek naar een aantal knelpunten en probeer oplossingen te vinden. Vertel de kinderen dat gebarentaal naast Nederlands en Fries een officiële taal is in Nederland. Hoe zouden de kinderen het vinden om gebarentaal te leren? Wat is het voordeel van gebarentaal (in een ruimte met veel herrie of op grotere afstand kun je elkaar nog steeds begrijpen)? Zouden alle klasgenoten van Wouter gebarentaal moeten leren? Laat de kinderen hun mening duidelijk verwoorden naar elkaar. Probeer een discussie uit te lokken. Afsluiting Vat samen wat de kinderen in het gesprek hebben ontdekt. Vertel de kinderen dat het vandaag niet alleen gaat over doof zijn, maar ook over andere zintuiglijke beperkingen.
28
Lesmateriaal
Bijbelverhaal Vandaag willen we in plaats van een Bijbelverhaal een spiegelverhaal aanbieden. Daarvoor gebruiken wehetpr ent enboek‘ Ni ema ndz oa l sj i j ’ , v a nMa xL uc a do. I ndi tboekwor dtopeenheel mooi emanier beschreven dat –wát mensen ook van ons vinden - we bijzonder zijn voor God. Ook iemand met een beperking is voor God net zo belangrijk en kostbaar als iemand die zonder beperking door het leven gaat. Na a s tdi tboeki sernogeenboekv a nde z el f des c hr i j v er : ‘ S pec i a a l v oorj ou’ . In dit boek gaat het om de gaven en talenten die iedereen van God heeft gekregen. Door hun gaven te gebruiken kunnen de Nerflanders elkaar helpen. Ook dit boek is goed om eens met de kinderen te bespreken. Samen met de kinderen kunt u op zoek gaan naar de gaven van de kinderen. Maar u kunt ook praten over de gaven van iemand met een beperking. Er zijn zoveel dingen te verzinnen waarin mensen met een beperking ook goed kunnen zijn. U kunt dus zelf een keuze maken welk boek u met uw groep gaat behandelen. Het onderwerp van het tweede boek is wellicht iets moeilijker dan het eerste.
29
Lesmateriaal
Lied Het volgende lied is hier goed bij te zingen:
Een parel in Gods hand
tekst en muziek: Gerda Hettasch en Rikkert Zuiderveld Weet je dat de Vader je kent Weet je dat je van waarde bent Weet je dat je een parel bent Een parel in Gods hand (2x) Ze zeggen allemaal je kan niks doen je bent een oen Ze trekken altijd aan mijn paardenstaart ik ben niks waard ! Nou heb ik weer de ranja omgegooid ik leer het nooit Mijn moeder luistert nooit als ik wat zeg Ik heb altijd pech, ik ga maar weg. Weet je dat de Vader je kent Weet je dat je van waarde bent Weet je dat je een parel bent Een parel in Gods hand (2x) Ik snap alweer niks van die rare som ik ben zo dom Mijn bloes zit onder de spaghettimix ik kan ook niks Al noemt de hele klas mij chagrijn ik mag er zijn Al zegt mijn broertje steeds: wat stout ben jij God houdt van mij, God houdt van mij. Ik weet dat de Vader mij kent Ik weet dat ik van waarde ben Ik weet dat ik een parel ben Een parel in Gods hand Een parel in Gods hand! 30
Lesmateriaal
Rollenspel Doel - De kinderen worden bewust van de beperkingen van iemand die doof is - De kinderen kunnen zich inleven in de leefwereld van iemand die doof is Werkvorm Rollenspel Materiaal Tijd ± 30 minuten Inleiding Bedenk met de kinderen in wat voor situaties een doof iemand problemen ervaart. Deze situaties gaan de kinderen straks uitspelen. Mochten ze er niet goed uitkomen dan volgen hier ook een aantal voorbeelden van situaties: - In de kerk (zonder aanpassingen kun je helemaal niets van de dienst meekrijgen) - In de winkel (er is niet te zien dat je wat mankeert, maar je kunt de caissière niet verstaan) - Op een feestje (iedereen praat, en er is niemand doe gebarentaal kan) - Op het voetbalveld (fluitje van de scheidsrechter kun je niet horen) - Alarm (je hoort hem niet afgaan) - Op het station (je mist omroepbericht dat de trein vanaf een ander perron vertrekt) Kern Laat de kinderen in groepjes een rollenspel voorbereiden en uitvoeren voor de klas. Afsluiting Al sudi tonder deel a a nhetei ndv a ndeoc ht endi nz e tk untuhi er’ smi dda g sopi nha k en. Bes pr eek’ s middags met de kinderen hoe je de situaties kunt aanpassen zodat een doof iemand zich wel kan redden.
31
Lesmateriaal
Hoe werkt mijn oor? Doel De kinderen leren de anatomie van het oor en weten aan het eind van de les wat er niet goed is aan het oor van een doof kind. Tijd 1 uur Werkvorm Samenwerkend leren Materiaal - afbeelding van het oor - werkblad het oor Inleiding Verdeel de groep in kleine groepjes. Zorg voor een even aantal groepjes. De kinderen gaan op internet op zoek naar informatie over de werking van het oor en over het cochleair implantaat (een hulpmiddel voor mensen die doof zijn). Ze kunnen hiervoor de volgende links gebruiken: Informatie over de werking van het oor: http://www.beterhoren.nl/wps/wcm/connect/SiteCompanyNl/du/Slechthorendheid/Het+gehoor/ Informatie over het cochleair implantaat (de CI): http://www.kno.nl/voorlichting/ci.php U kunt er natuurlijk ook voor kiezen om de iformatie uit te printen. Zeker als u gebrek heeft aan computers. Oo kunt u de kinderen meer vrijlaten in het zoeken naar informatie en zelf sites laten opzoeken. Kern De kinderen gaan samen de informatie doorlezen en worden zo expert op dit gebied. Wat ze te weten komen moeten ze straks presenteren aan een ander groepje. Als de kinderen genoeg informatie hebben en genoeg weten over hun onderwerp (na ± 30 minuten) gaan ze hun kennis aan een ander groepje overdragen zodat elk kind over beide onderwerpen iets leert. Afsluiting Geef de kinderen het werkblad. Laat ze het zelfstandig invullen. Als het goed is hebben ze inmiddels genoeg informatie om alle vragen te kunnen beantwoorden. Bespreek de opdrachten vervolgens na in de groep en laat de kinderen vertellen over hun ervaringen in de les.
32
Lesmateriaal
Kan ik wat een doof iemand kan? Doel - De kinderen ervaren hoe het is om niets te horen - De kinderen oefenen het liplezen - De kinderen weten wat een naamgebaar is en kunnen een naamgebaar voor zichzelf of een ander bedenken - De kinderen kunnen gebaren bedenken voor de activiteiten die ze doen op school Werkvorm Kring Materiaal Video Jeugdjournaal (met gebarentolk?) Tijd ± 45 minuten Inleiding Bekijk met de kinderen één onderwerp van het jeugdjournaal. Zet het geluid daarbij uit! Hebben de kinderen een idee waar het over gaat? Kijk nog een keer, laat de kinderen nu proberen om te liplezen. Waar denken ze nu dat het over gaat? Zit er verschil in? Komen ze er nu beter uit? Draai het stukje vervolgens nog een keer af, nu met geluid. Klopte hun beeld? Wat voor informatie hebben ze gemist? ’ sMor g ensomha l ft wa a l fi shetj eug dj our na a l t ez i enmetg eba r ent ol k . Heti sna t uurlijk het leukst om dit te bekijken. Doe dan ook het geluid uit en onderneem dezelfde stappen, de kinderen hebben alleen nu steun aan de gebaren. Ze kunnen nu ook kijken waar ze het meeste steun aan hebben, de gebaren of het liplezen. Kern In de kern van de les volgen diverse activiteiten op het gebied van liplezen en gebaren. 1. Vorm met uw lippen de namen van de kinderen. De kinderen gaan liplezen. Als ze hun naam herkennen mogen ze gaan staan. Als het bewuste kind het niet ziet en het niet raad vraagt u de klas of er iemand is die denk dat hij het weet. Laat dat kind het zeggen. 2. Iemand die doof is heeft een eigen naamgebaar. Ook vrienden en familie van een doof persoon hebben vaak een eigen naamgebaar. Een naamgebaar kan gebaseerd zijn op de achternaam van een persoon, uiterlijke kenmerken, opvallend gedrag, een hobby of een beroep. Vaak is dit gecombineerd met de eerste letter van de naam. Een voorbeeld: ik heet Marieke, ik draag een bril, mijn naamgebaar is het gebaar voor de letter M , waarbij ik met mijn vingers een rondje draai om mijn oog. Bedenk met de klas gebaren voor alle kinderen. Indien dit te veel is kunt u ook een paar kinderen selecteren en daar samen een gebaar voor bedenken.
33
Lesmateriaal 3. Wat voor activiteiten doen we in de klas? Kunnen we daar ook gebaren voor bedenken? Bedenk met de kinderen een top tien van activiteiten die zij doen op school. Bedenk samen voor die activiteiten een gebaar. Afsluiting Kunnen de kinderen aan de hand van liplezen en de gebaren die ze bedacht elkaar een vraag stellen? Bijvoorbeeld: Jan (naamgebaar), zullen wij samen buiten spelen?
34
Lesmateriaal
Begrijp je mij? Doel - De kinderen ervaren hoe lastig communiceren is als je niets hoort - De kinderen oefenen de vaardigheden die nodig zijn om goed te kunnen liplezen - De kinderen oefenen met lettergebaren - De kinderen leren hun ervaringen onder woorden te brengen Werkvorm Samenwerkend leren Materiaal - leesboekjes - lettergebaren (te vinden op www.dovenschap.nl onder gebarentaal handalfabet vingerspelling) Tijd ± 20 minuten Inleiding Praat met de kinderen over hoe het voor een doof iemand zal zijn als hij in een groep is waar niemand kan gebaren (ga hierbij ook in op de gevoelens). Hoe kan hij toch iets volgen van wat er gezegd wordt? Bij deze activiteit gaan de kinderen ervaren hoe lastig dit is. Kern De kinderen gaan elkaar een stukje voorlezen (gebruik hiervoor bij voorkeur boekjes moet eenvoudige woorden, wellicht zelfs boekjes voor de onderbouw, anders wordt de opdracht te moeilijk). Maar niet zomaar voorlezen, ze moeten liplezen. Het ene kind leest een stukje voor aan het andere kind, die probeert daarna te vertellen waar het over ging (een paar regels is genoeg). Klopt dit met wat er verteld is? Probeer het daarna nog een keer. De kinderen krijgen daarbij allebei eenk a a r tmetl et t er g eba r en. Dev er t el l e rbeg i nta l l eenmetl i pl ez en, woor dv oorwoor d. Het‘ l ui s t er ende’ k i ndz eg tnael kwoor dwa thi j denk tda terg ez eg dwer d. I sdi tni etg oed, da ng a a tde‘ v er t ell er ’ hetwoor dg eba r en. Mi s s c hi eni shetg oedda tde‘ l ui s t e r a a r ’ ookdewoor denops c hr i j f t . Doordehog emoei l i j k hei ds g r a a d is hij de draad van het verhaal waarschijnlijk erg snel kwijt. U kunt er ook juist bewust voor kiezen om dit niet te doen en bij de afsluiting te kijken hoeveel ze nog weten van het verhaaltje. Afsluiting Laat de kinderen vertellen over hun ervaringen.
35
Lesmateriaal
Doof in de kerk Doel - De kinderen ontdekken hoe het voor een doof iemand is in de kerk. - De kinderen bedenken oplossingen om te zorgen dan een doof iemand in de kerk ook mee kan doen. Werkvorm Checking duo Samenwerkend leren Materiaal Papier, pennen, stiften Tijd 45 minuten Inleiding Laat de kinderen in koppels bij elkaar gaan zitten en geef ze een pen en het werkblad. Leg de volgende opdracht kort uit, waarna de kinderen zelf aan de slag kunnen Dek i nder e ng a a nmetz ’ nt weeëneenl i j st maken van knelpunten voor dove mensen in de kerk. Dit doen ze door eerst zelf een aantal knelpunten op papier te zetten. Als ze hiermee beiden klaar zijn gaan ze vervolgens om de beurt een knelpunt noemen die ze opschrijven op hun gezamenlijke knelpuntenlijstje, net zolang totdat ze beiden door hun persoonlijke lijstje heen zijn. Is er nog tijd over dan bedenken ze samen nog nieuwe knelpunten. Als ongeveer alle groepjes klaar zijn maakt u met de klas op het bord een top 5 van knelpunten. Kern Verdeel de groep in vijf groepen. Elke groep krijgt een knelpunt, waarvoor ze een oplossing gaan verzinnen. De uitvoering van de opdracht is in principe vrij, maar om een indruk te geven aan wat voor opdrachten wij ongeveer denken zijn hier een aantal voorbeelden: - een stukje schrijven voor het kerkblad - een poster maken - een actiedag/avond ontwerpen - brief schrijven aan de kerkenraad - … Afsluiting De kinderen presenteren hun oplossingen aan elkaar
36
Lesmateriaal
Samenwerken zonder woorden Doel - De kinderen ervaren hoe lastig het is om samen te werken als je niet met elkaar kunt praten. - De kinderen ontdekken hoe ze wel met elkaar kunnen communiceren. Werkvorm Samenwerkend leren Materiaal Verschillende (kosteloze) materialen Verschillende gereedschappen Oordopjes Tijd ± 1 uur Inleiding Bespreek met de kinderen hoe het zal zijn om samen te werken en daarbij niet te mogen praten. Hoe zouden ze dat oplossen? Kern Verdeel de klas in 5 groepen. Elke groep krijgt een zintuig, waarover ze samen een creatief werkstuk gaan maken. Hoe ze dit doen en wat ze gaan maken mogen ze helemaal zelf beslissen. Dit maakt de opdracht tegelijk des te moeilijker, want dat kost meer overleg. Om te ervaren hoe lastig het is om samen te werken als je doof bent krijgen de kinderen oordopjes in. Ze mogen wel liplezen, maar mogen niet schriftelijk met elkaar communiceren. Tekenen om te laten zien wat ze bedoelen mag wel. Ze moeten dus niet alleen creatief zijn in het werkstuk, maar ook in het communiceren. Hoe breng je je idee over op de rest? Daag de kinderen uit door veel verschillende materialen uit te stallen. Afsluiting De werkstukken worden tentoongesteld, de kinderen vertellen hoe het proces is gegaan en hoe ze het hebben ervaren.
37
Lesmateriaal
Mime/dans Dove mensen doen veel met de expressie in hun gezicht. Kijk maar eens een stukje van het nieuws met een gebarentolk, de expressie wordt heel erg benadrukt. Omdat dove mensen niet kunnen horen worden andere zintuigen vaak beter ontwikkeld. Vooral in kijken zijn dove mensen goed. Doel De kinderen werken samen aan een creatieve opdracht Werkvorm drama Materiaal - Tekst van de liedjes - (Muziek) - (Cd speler) Tijd ± 45 minuten Inleiding Het leuke aan toneel is dat er heel veel te zien is en het voor een doof persoon dus ook leuk is. Tenminste, tot op zekere hoogte. De tekst kan hij niet horen. Maar er is ook een soort toneel waarbij niet gesproken wordt: mime. Bespreek met de kinderen wat mime is. Laat daarbij zoveel mogelijk uit de kinderen komen. Doe samen een aantal korte oefeningetjes om er even in te komen, zoals bijvoorbeeld de volgende: - een doos optillen - een deur opendoen - over de schutting kijken - bladeren in een boek - boos zijn - verlegen zijn - ……… Kern Deel de groep in vieren. De kinderen gaan nu zelf een mimestuk maken aan de hand van een lied. U kunt er voor kiezen om de themaliederen te nemen, maar indien daar een (of meer) lied(eren) tussen zit(ten) die de groep niet kent is het leuker om een lied te kiezen die ze wel kennen. De kinderen gaan zelf bewegingen bedenken op dit lied. Het wordt dus eigenlijk een mime-dans. Geef ze ongeveer twintig minuten om het stuk voor te bereiden. Daarna gaan ze de stukken aan elkaar laten zien. Bij de uitvoering is het wel handig om de muziek erbij te horen. U kunt daarvoor uit verschillende opties kiezen: - Lied van cd laten horen (indien aanwezig) - De rest van de klas het lied laten zingen terwijl het groepje speelt - Per groepje verdeling laten maken tussen zangers en mime spelers Houd hiermee rekening bij de keuze van de liederen.
38
Lesmateriaal
Afsluiting Als u beschikking hebt over een videocamera is het leuk om de stukjes op te nemen. U kunt dan met de klas aan de hand van de video de les nabespreken en daarbij vooral de sterke punten laten zien. NB: Misschien is het leuk om de mimestukken ook aan andere klassen te laten zien.
39
Lesmateriaal
Tips en ideeën
40
Lesmateriaal
Tips en ideeën -
Pr i nteena a nt a l puz z el sv a ndes oor t‘ z oekdev er s c hi l l en’ uit. Hierbij ligt het accent op goed kijken. Probeer iemand met een zintuiglijke beperking uit te nodigen om op school erover te vertellen (omdat mensen die doof zijn meestal niet goed kunnen praten zou u ook een doventolk uit kunnen nodigen). De kinderen in de bovenbouw gaan mimestukjes bedenken. Misschien kunt u met uw collega afspreken dat de kinderen optreden voor uw klas.
Internetsites: http://www.dovenschap.nl (klik op gebarentaal, vervolgens op handalfabet en daarna op vingerspelling en u vindt de lettergebaren) http://www.fodok.nl http://www.doof.nl http://www.effathaguyot.nl http://www.hoorzaken.nl/opbouwoor.htm http://www.visioweb.nl (kies ‘ kinderen’ ) http://www.gebarencentrum.nl http://www.oorakel.nl http://home.hetnet.nl/~vazant/doof.htm (beschrijving van het leven met een auditieve beperking)
41
Lesmateriaal
Bijlagen
42
Lesmateriaal
Wouter Zoer 43
Lesmateriaal
Verhaal Wouter Met een hip hoorapparaat in zijn oor, extra zendertje aan het toestel, kijkt Wouter naar juf. Wouter zit in groep 4 van de gereformeerde basisschool‘ De Parel’in Drachten. Hij zit daar tussen goedhorende kinderen. Zelf is Wouter doof, maar dankzij een aantal aanpassingen, af en toe wat extra hulp en een oplettende juf kan Wouter, net als iedereen, gewoon naar school. Hij geniet ervan, dankzij de aanpassingen. Ondanks zijn beperking draait hij gewoon mee. 'Straks weer voetballen in de pauze... jippie! ’ , zegt Wouter.
44
Lesmateriaal
Hoe is het om doof te zijn? Doofheid wordt wel de onzichtbare handicap genoemd. Als iemand in een rolstoel zit zie je meteen dat hij een lichamelijke beperking heeft. Als iemand met een rood met witte stok loopt zie je meteen dat hij blind is. Maar dat iemand doof is kun je niet aan hem zien. Ook niet direct op het moment dat je twee mensen met elkaar ziet gebaren. Je weet dan dat een van beide doof is, maar wie? In Nederland zijn er ongeveer 200.000 mensen slechthorend of doof. Hiervan zijn tussen de 12.000 en 15.000 mensen van jongs af aan al doof of slechthorend. Ba by ’ sk unnena l k or tnahung eboor t ewor deng et es t op doofheid. Artsen gebruiken speciale apparatuur waarmee gemeten wordt hoe de hersenen van een baby reageren op geluid (zie foto). Kinderen die kunnen horen leren praten doordat ze hun ouders, familie en vrienden horen praten. Voor dove kinderen is het een stuk moeilijker om te leren praten omdat ze hun eigen stem niet kunnen horen en niet na kunnen doen wat anderen zeggen. Dove kinderen oefenen samen met een logopedist om letters uit te spreken. Dit is erg lastig, omdat ze niet kunnen horen hoe het klinkt. Daarom oefenen ze voor de spiegel om te kijken hoe je je mond moet houden om de letter uit te spreken. Maar niet bij elke letter ziet je mond er anders uit. Er zijn wel veertig verschillende klanken, maar bij heel veel letters ziet je mond er hetzelfde uit. Als je alleen naar je mond zou kijken zou je maar tien klanken kunnen herkennen. Daarom laat een logopedist ook vaak voelen hoe een letter voelt. Ze laat dan het kind dat doof is zijn hand op haar keel leggen en spreekt de letter dan heel duidelijk uit. Om een letter uit te spreken moet je namelijk lucht langs je stembanden laten gaan. Dit kun je voelen als je je hand op je keel legt. Dit is bij de verschillende letters weer ander s . Pr obeerhetma a reensmetde‘ s ’ ende‘ z ’ . Al sj ena a rdes t a ndv a nj emondk i j k tl i j k ende letters het zelfde, maar als je ze duidelijk uitspreekt en dan voelt dan merk je dat er verschil in zit. Bij de‘ z ’ t r i l theteenbeet j ei nj ek eel .Nuk unnendov ek i nder enmetl og opedi ebes tv eel l etters en woordjes leren zeggen, maar het zal nooit zo klinken als kinderen die alles goed kunnen horen. Hoe goed het gaat ligt er ook aan of je altijd al doof bent of dat je later doof bent geworden. Als je al hebt leren praten en je wordt later doof gaat het praten veel makkelijker, omdat je al weet hoe je de letters moet uitspreken. Taal hebben wij heel hard nodig. Zelfs denken doen we in taal. Denken is een beetje praten in je hoofd. Iemand die doof is denkt ook in taal, alleen denken zij in gebarentaal. De meeste dove mensen in Nederland gebruiken de Nederlandse gebarentaal. Elk land heeft zijn eigen gebarentaal. Je hebt bij gebarentaal de woorden, maar je hebt ook de vingerspelling. Voor hele onbekende woorden bijvoorbeeld, of voor namen. Je gebaart het woord dan letter voor letter. Naast de gebaren wordt bij gebarentaal ook gebruik gemaakt van de gezichtsuitdrukkingen. Ook gebruiken dove mensen het liplezen om te begrijpen wat iemand bedoelt. Stel je voor dat je een doof broertje of zusje hebt. Dan zal iedereen bij jullie thuis gebarentaal gaan leren. Je gaat beide talen tegelijk gebruiken. Praten en gebaren. Zo kun je elkaar allemaal verstaan, 45
Lesmateriaal ook je dove broertje of zusje. Want stel je eens voor dat je gezellig aan tafel met elkaar zit te kletsen en niemand gebaart? Dan kan je dove broertje of zusje er haast niets van begrijpen. Dat zou een vervelend gevoel zijn! Nu gaat dit in een gezin vaak wel heel goed. Iedereen leert gebaren en raakt er aan gewend. Maar in de buurt zijn niet zoveel mensen die kunnen gebaren. Vriendjes, familie, mensen uit de kerk, mensen uit de buurt. Er zijn maar heel weinig mensen die kunnen gebaren. Iemand die doof is, staat er dus snel buiten. Iedereen praat met elkaar, maar hij of zij hoort er niets van. Hij of zij wordt snel vergeten. Het is dus heel belangrijk om daar goed om te denken. Dove mensen zijn vaak heel goed in liplezen. Als je duidelijk en een beetje langzaam praat, kunnen dove mensen vaak aan je mond al een heleboel zien van wat je zegt. En anders kun je natuurlijk ook nog pen en papier pakken en dingen even opschrijven. Dove mensen moeten je kunnen zien om te begrijpen wat je zegt of gebaart. Als je iemand die doof is wilt aanspreken en hij kijkt je nog niet aan is het handig als je hem even op de schouder tikt, zodat hij weet dat je wat tegen hem wilt zeggen. Als je aan het wandelen bent en je wilt wat zeggen is het handig om even te stoppen als je wat wilt zeggen. Er zijn al heel wat mensen tegen een lantarenpaal aangelopen omdat ze onder het lopen aan het gebaren waren! Sommige dove kinderen gaan naar een speciale dovenschool. Er zijn ook kinderen die een paar dagen of de hele week naar een gewone school gaan. Zoals Wouter bijvoorbeeld. Wel krijgen deze kinderen hulp van iemand van de dovenschool. Deze meneer of mevrouw leert de meester of juf hoe hij/zij het dove kind zo goed mogelijk kan helpen. Het voordeel van een gewone school is dat de school veel dichterbij is. Ook kunnen de kinderen dan spelen met kinderen uit de buurt. Het nadeel is dat er meer heel weinig mensen op een gewone school zijn die echt goed kunnen gebaren. Het voordeel van een dovenschool is dat iedereen er kan gebaren. En dat iedereen elkaar dus begrijpt. Ook zijn de klassen veel kleiner, zodat de juf of meester de kinderen nog beter kan helpen. Het nadeel van een speciale dovenschool is dat hij vaak ver weg staat en kinderen daardoor lang moeten reizen. De meeste dove kinderen gaan dan ook met een busje naar school. Lastig dat de vriendjes van school da nookv e rwegwonen!Z oma a reenmi dda g j ebi j i ema nds pel eni serda nni etbi j … Vaak gaan dove kinderen wat eerder naar school dan horende kinderen, bijvoorbeeld naar een speciale peuterspeelzaal. Daar leren de kinderen al spelend veel verschillende gebaren en kunnen ze samen spelen met andere dove kinderen.
46
Lesmateriaal
Doolhof
47
Lesmateriaal
Hints
Poes
Olifant
Aap
Vogel
Eten
Drinken
Slapen
Rennen
48
Lesmateriaal
Kruipen
Schreeuwen
Schaatsen
Springen
Volleyballen
Voetballen
Juichen
Ruzie maken
49
Lesmateriaal
Timmerman
Schilder
Conducteur
Buschauffeur
Metselaar
Caissière
Juf
Hond
50
Lesmateriaal
Zingen
Koffie zetten
Piano spelen
Gitaar spelen
Blokfluit spelen
Drummen
51
Lesmateriaal
Checking duo A) Ik denk ...
D) Onze nieuwe ideetjes zijn …
C) Samen denken we …
B) Jij denkt …
52
Lesmateriaal
Liedjes Een parel in Gods hand Tekst en muziek: Gerda Hettasch en Rikkert Zuiderveld Weet je dat de Vader je kent, weet je dat je van waarde bent, weet je dat je een parel bent, een parel in Gods hand, een parel in Gods hand. Ze zeggen allemaal je kan niks doen, je bent een oen, ze trekken altijd aan mijn paardenstaart, ik ben niks waard, nou heb ik weer de ranja omgegooid, ik leer het nooit, mijn moeder luistert nooit als ik wat zeg, 'k heb altijd pech, ik ga maar weg. Weet je dat de Vader je kent, weet je dat je van waarde bent, weet je dat je een parel bent, een parel in Gods hand, een parel in Gods hand. Ik snap alweer niks van die rare som, ik ben zo dom, m'n bloes zit onder de spaghettimix, ik kan ook niks, al noemt de hele klas mij sacherijn, ik mag er zijn, al zegt mijn broertje steeds wat stout ben jij, God houdt van mij, God houdt van mij. Ik weet dat de Vader mij kent, ik weet dat ik van waarde ben, Ik weet dat ik een parel ben, een parel in Gods hand, een parel in Gods hand.
We hebben allemaal wat Tekst en muziek: Rikkert Zuiderveld Refr. We hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar en toch zijn we broertjes en zusjes we hebben allemaal wat, we zijn allemaal raar en toch houden we van elkaar Kijk dat is Wim, die is niet zo slim die weet niet dat twee en twee vier is en daar is Tom, ook al zo dom die denkt dat Amerika hier is kijk daar is Jack, die stottert zo gek als-ie met ons wil praten enda a ri sL een, di et r e k tme tz ’ nbeen die loopt overal in de gaten Refr. Kijk daar is Aad, die spuugt als-ie praat zodat je haast helemaal nat wordt dat is nog niks vergeleken bij Trix die rijdt door een plas zonder spatbord daar heb je Pien, altijd zo kien de tong uit haar mond als ze rekent en daar is Marij, die zegt steeds goodbye ze weet niet eens wat het betekent Refr. Kijk dat is Pim, die mag niet op gym omda thetni etg oedv oorz ’ nha r ti s en daar is Margot, die doet altijd zo ze lijkt op de apies uit Artis daar heb je Wil, die is toch zo stil z ’ npaenz ’ nmaz i j ng es c hei de n enda a ri sT eus , v e r ba ndopz ’ nneus hij wou van de trapleuning glijden Refr.
53
Lesmateriaal
Hand en voet Tekst en muziek: Elly Zuiderveld-Nieman Dit is m'n hand en dat m'n voet 'k Heb ze allebei nodig Waar moet ik heen als héén het niet doet Niets is er overbodig 'k Heb m'n voeten nodig om te lopen En m'n handen om m'n schoenen vast te knopen Hand voet knie oog oor neus keel Alles is nodig niets teveel Alles is nodig niets teveel M'n hand kan niet zeggen tegen m'n voet Ik heb jou niet nodig Stel je es voor dan ging het niet goed Niets is er overbodig Want al kan ik met m'n handen ballen Zonder m'n voeten zou ik op m'n snufferd vallen Hand voet knie oog oor neus haar Alles is nodig voor elkaar Alles is nodig voor elkaar
Je mag er zijn Schrijver: Herman Boon Refr. Je mag er zijn wi ei k ?…j aj i j je hoort er helemaal bij wi ei k ?…j aj i j had je zeker niet gedacht wi ei k ?…j aj i j je hoort er helemaal bij wi ei k ?…j aj i j Ook al ben je wat verlegen ook al lijk je een beetje stug ook al heb je vieze handen of je navel op je rug Refr. Ook al flap je met je oren of ben je enigst kind of in een kippenhok geboren of heb je altijd tegenwind Refr. Ook al kan je niks onthouden is je geheugen net een zeef ook al heb je rooie haren en staan al je tanden scheef Ook al heb je slechte ogen en een hele dikke bril ook al heb je een hond die maar niet luisteren wil Refr.
54
Lesmateriaal
Werkblad oor …weetwa terbes c ha di g dk a nz i j ni n het oor van iemand die doof is Noteer: Na a m: ……………
…we etwa teropnummer4hoor tt e staan van het plaatje hieronder Noteer: Na a m:………………………………………….
…weetwa a rom een hoortoestel niet werkt als de trilhaartjes beschadigt zijn Noteer:
Na a m: ………………………….
…. weetwa tdea f k or t i ngi sv a nheta pparaat wat wel helpt als de trilhaartjes bes c ha di g tz i j n…. Noteer: Na a m: …………. . . ……………………
…. weetwa a r ommens endi ez o’ na ppa r a a t( wa a r het deze les over ging) krijgen zo goed geholpen zijn als ze dit hebben gekregen. Noteer:
Na a m: ……………………………………………….
55