Zicht op Kwaliteit
Luisteren naar Lyceum Sancta Maria Haarlem, 6 december 2012
Zicht op Kwaliteit Kwaliteit is als een huis: het is nooit af. Dat is populair verwoord het uitgangspunt voor het traject Zicht op Kwaliteit. Er is kwaliteit genoeg in het Nederlandse onderwijs, maar hoe behoud je dat en hoe kun je het verbeteren? Om beleidsontwikkeling te funderen in de praktijk, wil het ministerie van OCW het abstracte begrip ‘kwaliteit’ scherper krijgen. Neem een term als ‘professionele ruimte’. Wat is dat eigenlijk? En hebben scholen en het ministerie daar hetzelfde concrete beeld bij? De ambitie van het kabinet is om bruggen te slaan. Onder meer met het traject “Zicht op Kwaliteit” wil de directie VO van het ministerie een brug slaan tussen de werkelijkheid en belangen van Den Haag enerzijds, en die van scholen anderzijds. Daarom wordt een aantal scholen in Nederland bezocht om in gesprek te gaan met - maar vooral te luisteren naar - schoolleiders en docenten. Het doel is om meer inzicht te krijgen in wat er nou echt in het klaslokaal en binnen de schoolorganisatie als geheel plaatsvindt. Zo kan er een verbinding gemaakt worden tussen de praktijk van de scholen en de theorie van de beleidsmakers in Den Haag. Natuurlijk gingen VO-medewerkers van OCW al vaker in gesprek met professionals uit het onderwijsveld. Maar dat was vooral vanuit het perspectief van een bepaald dossier. “Zicht op Kwaliteit” streeft ernaar om nog diepgravender te praten over onderwijskwaliteit. Zodat bij het maken van doorlopend beleid iedereen als het ware een school in zijn hoofd heeft als referentie naar de praktijk. Op die manier hoopt de directieleiding dat beleidsmakers bij het adviseren van de bewindslieden steeds redeneren vanuit de drieslag: Wat is het probleem? Wat betekent de voorgestelde maatregel voor de praktijk? En: waardoor stijgt door deze maatregel de kwaliteit van het onderwijs? Kort gezegd: “Zicht op Kwaliteit” wil de gedachtevorming bij het ontwikkelen van beleid nog systematischer verbinden aan de werkelijkheid op scholen.
Lyceum Sancta Maria Lyceum Sancta Maria is een katholieke, eigentijdse school met aandacht voor stijl en traditie. Sancta Maria is opgericht in 1931 te Haarlem en inmiddels uitgegroeid tot een middelgrote school voor havo, atheneum en gymnasium. In de school leren, leven en werken ongeveer 1400 leerlingen en ruim 120 medewerkers.
Aanwezig vanuit de school: L. Bresser (leerling 5vwo, lid medezeggenschapsraad) R. Dekker (docent geschiedenis/maatschappijleer, coördinator Quest) M. Dijkstra (ouder, secretaris oudervereniging) C. Havers (ouder, voorzitter oudervereniging) M. Heumen (docent ckw/ kunst/ textiel) A. van Heusden (ouder, lid oudervereniging, lid medezeggenschapsraad) H.M.S. Jacobs (docent geschiedenis, afdelingsleider leerjaar 2)
A. Jonkman (docent wiskunde) R. Kroon (leerling 2vwo) M. Ligterink (leerling 5vwo, lid medezeggenschapsraad) M. van Manen (docent textiel) K. Mulder (leerling 2vwo) C.B. Quadekker (conrector onderwijs) E.M.M. Visbeen (rector)
1. Onderwijskwaliteit volgens ouders en leerlingen Een goede uitleg is voor de leerlingen de kern van een goede les. Ook de sfeer op school is belangrijk. “Maar als de sfeer niet goed is en de uitleg wel, heb je toch een goede les”, nuanceert een leerling 5vwo. Veel leraren op school kunnen goed uitleggen, al merken de leerlingen wel verschil. Zo is de een enthousiaster dan de ander. Daarbij vinden ze dat leraren met meer ervaring steeds beter uitleggen. “Een ervaren docent weet gewoon hoe het moet”, vindt een leerling 5vwo. “Ze weten niet per se meer, maar ze kunnen beter inspelen op problemen. Soms zie ik bij oudere docenten wel dat ze meer moeite hebben met nieuwe technologieën.”
Begeleiding leerlingen Als de leerlingen de leerstof niet snappen, kunnen ze in (een deel van) de onderbouw ‘Studieles Op Maat’ (SOM)-lessen volgen. Bij goede rapportresultaten bestaat de mogelijkheid om extra stof te volgen in pluslessen. Leerlingen van de bovenbouw kunnen hun leraar raadplegen. “Leraren zijn altijd bereid om tijd vrij te maken om de stof samen met jou nog even door te nemen”, aldus een leerling 5vwo. Bovendien heeft iedere klas een mentor. Om die taak in te vullen wordt bewust gezocht naar een leraar die ook in die klas lesgeeft. “Het maakt voor mij niet uit of je van een mentor wel of geen les krijgt. Ik voel me in beide gevallen vrij om te praten. Misschien is het wel prettiger dat je ook les krijgt van je mentor. Het voordeel is dat hij dan ook weet hoe jij het in de klas doet. Hij kan je goede feedback geven”, licht een leerling 5vwo toe.
Pedagogisch didactisch klimaat Waar leg je het best onderwijskundige vraagstukken neer? De school is zoekende hoe ze dit (beter) kan vormgeven. De organisatie is sectiegericht maar toch bepaalt de afdeling nu veelal de pedagogisch didactisch gerichte aanpak. Een afdelingsteam bestaat uit een afdelingsleider en mentoren. Zij zijn echter vaak niet honderd procent eigenaar van een onderwijskundig vraagstuk. “Wij hebben een duidelijke visie, maar blijven op zoek naar de juiste schoolorganisatie ten faveure van het pedagogisch didactisch klimaat”, concludeert een conrector.
Nieuwe docenten “Sancta Maria is een leuke school met een leuke leerlingenpopulatie. Wij hebben havo en vwo, geen vmbo-t, wat een heel andere dynamiek geeft”, zegt de rector. Ze prijst zich gelukkig dat het de school tot nu toe steeds is gelukt om goede leraren aan te trekken. Het docententeam is gevarieerd van samenstelling: naast meer ervaren docenten werken er relatief veel jonge en ambitieuze docenten. Startende docenten worden goed begeleid. Zij krijgen een van de meer ervaren docenten als coach toegewezen en doorlopen een ontwikkelingstraject.
Eenheid smeden Iedere docent geeft anders les. Toch probeert de school van het docentencorps wel een soort eenheid te smeden. Het is niet de bedoeling dat een klas het eerste uur een hele strenge docent heeft en het uur daarop een hele leuke waarbij alles mag. De leerlingen juichen afwisselende lessen juist toe. “De ene leraar is strenger dan de andere”, geeft een leerling 2vwo aan. “Maar de regels zijn overal hetzelfde. Je mag nergens met je telefoon bezig zijn of kauwgom in je mond hebben. Dus je weet waar je aan toe bent.”
Tempo lesstof Een groot deel van de leerlingen ervaart de overstap van de 3e naar de 4e klas – ofwel van onderbouw naar bovenbouw – als een grote sprong. “De hoeveelheid leerstof is groter in de bovenbouw. Je bent je aan het voorbereiden op het examen”, geeft de rector als mogelijke verklaring. Aan de andere kant wijst ze erop dat veel kinderen vaak beter gedijen in de bovenbouw. Ze krijgen in de 4e klas immers het vakkenpakket dat ze eind 3e klas gekozen hebben. Een vakkenpakket dat bij hen past. Er wordt gediscussieerd of het goed zou zijn om zelf het tempo van de lesstof te bepalen. Een leerling 5 vwo aarzelt: “Ik zou best vooruit willen werken. Ik denk dat ik het examen van Nederlands nu al zou kunnen doen. Het is moeilijk in te schatten hoeveel kennis ik nog mis.” Een ouder ziet geen winst in vervroegd met vakken stoppen. “Je moet de school toch afmaken. Bovendien haal je misschien een 6 als je in de 5e klas zit, maar een 8 in de 6e”, meent ze.
Excelleren Een nieuw thema op school is excelleren. “Waarom zou je leerlingen niet verder brengen dan de eindtermen?”, vraagt de rector zich af. “De grootste groep haalt een 6, maar je kunt ook streven naar een 9. Zoiets kun je bijvoorbeeld bewerkstelligen door contact te zoeken
met de universiteit waar leerlingen modules kunnen volgen. We hebben ook oog voor de aansluiting met de basisschool. Om de bètavakken te promoten volgen twintig leerlingen van groep 8 hier op vijf donderdagmiddagen een talentklas wiskunde.” Een ouder van een hoog begaafd kind geeft aan: Gewoon lekker in je vel zitten is heel belangrijk maar ik vind het juist van belang dat kinderen die het aankunnen, extra uitdaging krijgen zoals FCE, Delf Dalf of Quest. Mijn kind volgt twee extra vakken, (een derde extra vak zag hij niet zo zitten). De extra vakken waren voor ons een belangrijke reden om voor het Sancta te kiezen. In het basisonderwijs was hij inmiddels een beetje lamgeslagen.
Jongens versus meisjes Over het algemeen presteren jongens minder goed in het onderwijs dan meisjes. Over de oorzaak wordt gespeculeerd: jongens zijn slordiger, beweeglijker. Zij zijn bij het leren gebaat bij trial and error, terwijl meisjes liever stap voor stap leren. Ook op Sancta Maria is dit thema gesignaleerd. Alle collega’s hebben er twee studiedagen aan gespendeerd. Een van de uitkomsten hiervan is dat docenten bij elkaar in de klas een kijkje nemen. Want wat is nou een typische jongens- of meisjesles? De docenten vinden het de moeite waard om van elkaar leren om beter met dit zogenoemde ‘jongensprobleem’ om te gaan.
Minder geld te besteden In het deel van Haarlem waar de school staat, hebben de meeste gezinnen het redelijk goed. De rector ziet tot haar zorg echter de financiële problematiek in het Haarlemse toenemen. “Deels uit de ouderbijdrage, deels uit de lumpsum financiering, hebben wij een sociaal fonds opgericht. Steeds meer ouders moeten hier gebruik van maken. Wij vinden dat alle kinderen mee naar de Ardennen en naar Rome moeten kunnen. Geld of niet. Geen geld is geen reden om thuis te blijven”, klinkt het stellig.
Maatregelen om onderwijs te verbeteren Tot slot wordt aan de leerlingen de vraag voorgelegd waar zij geld aan zouden uitgeven om het onderwijs te verbeteren. Een leerling 2vwo vindt dat het geld gebruikt moet worden om iets leuks te doen. “Het gym gaat naar Bath en ik wil ook wel ergens heen. Ik doe best lange tijd niks leuks”, merkt ze op. Een leerling van 5vwo zou veel geld stoppen in de lerarenopleiding. “Door een betere opleiding worden de leraren uiteindelijk minder belast. Ze doen al zoveel. Soms willen ze best iets met je oppakken, maar er wachten nog tien klassen op ze. Dat moet anders kunnen”, aldus de leerling met als beroepskeuze lerares biologie.
2. Onderwijskwaliteit volgens docenten, afdelingsleiders en MT-leden Om de ‘w’ van wetenschappelijk uit vwo te borgen, biedt Sancta Maria het vak Quest aan in atheneum 1 en 2. Leerlingen werken 2 uur per week aan vakoverstijgende projecten en leren wetenschappelijke vaardigheden op het gebied van analyse en onderzoek. Het is de bedoeling om het vak ook in atheneum 3 aan te gaan bieden en vervolgens de slag te maken naar de bovenbouw. Deze leerlijn wordt ook doorgezet naar het profielwerkstuk. “We zijn aangesloten bij het WON (WetenschapsOriëntatie Nederland), een landelijk onderwijsprogramma dat leerlingen vormt in de richting van een wetenschappelijke houding”, zegt de initiatiefnemer van het nieuwe vak. “Sancta Maria behoudt haar eigen identiteit onder andere door een link te leggen naar de creatieve vakken. En de leerlingen vinden het leuk. Ze gaan nauwkeurig, goed en gemotiveerd aan het werk.”
Verschil havo-vwo Quest is ingezet in de onderbouw van het atheneum. De school is voornemens om het vak ook in te zetten in 3 atheneum en verder uit te werken in de bovenbouw. Daarnaast wil de school de wetenschappelijke vaardigheden graag in het gymnasium aanbieden, maar daarvoor moeten eerst nog wat stappen worden gezet. De rector: “Op de havo werken we meer met praktische projecten. Zo hebben we in havo 4 het Lions-project gedraaid. Daarbij moesten de leerlingen solliciteren op een baan die aan hun profiel gekoppeld is. Naast het schrijven van een brief, oefenden ze ook de praktijksituatie en gingen ze op sollicitatiegesprek. De leerlingen reageren enthousiast om niet alleen cognitief maar ook ‘aan den lijve’ te leren.”
Minder uren, meer contact Internationaal gezien gooit Finland hoge ogen op het gebied van onderwijskwaliteit. Leerlingen krijgen daar zo’n 800 uur per jaar les. Hoe kan het dat Nederland lager scoort terwijl hier 200 uur meer les wordt gegeven? Wat is het nut van een opgelegde norm van 1040 uur, vraagt men zich af. Een docent ervaart de urennorm uur als een beperking om kwaliteit te leveren. “Als ik minder les hoef te geven en meer contact met leerlingen kan hebben in kleine groepen, haal ik meer uit een klas”, geeft ze aan. Zij vindt ook dat er in het huidige systeem te weinig gebruik kan worden gemaakt van de individuele talenten van leraren. “Ik kan bijvoorbeeld goed contact leggen en leerlingen motiveren”, meent ze. “Anderen zijn weer beter in uitleg geven of hebben andere talenten. Ik ben ervan overtuigd dat we zonder de 1040 urennorm meer maatwerk kunnen leveren omdat de kwaliteiten van docenten dan beter benut worden.”
Ambities versus financiën Of minder lesgeven kostenneutraal kan worden gerealiseerd, waagt de rector te betwijfelen. “De opdrachten aan scholen nemen toe”, zegt ze. “Daar tegenover staan de bezuinigingen van de laatste jaren. We hebben te maken met nullijnen, maar ook met de kosten van een zorgteam of huisvesting. De consequentie hiervan is dat je als school je eerst concentreert op de primaire taken en bezuinigt op overige taken. Naar mijn idee worden ambitieuze doelstellingen vaak gedwarsboomd door de beschikbare financiën.”
Jungle van half 9 tot 3 uur De docenten hebben het gevoel tussen half 9 en 3 uur van de ene les naar de andere te hollen. Voor flexibelere arbeidsvoorwaarden wordt een lans gebroken. “Waarom werken we niet standaard van 9 tot 5?”, vraagt een docent zich af. “In die tijd doe je dan waar je goed in bent. Dus ook voorbereiden en nakijken. Dan wordt het een echte baan.” De school benadrukt dat het door de urennorm al lastig wordt om een rooster voor rapportvergaderingen op te stellen waarbij lessen zo veel mogelijk doorgang moeten hebben en toch alle docenten aanwezig kunnen zijn bij de vergadering. Dit gaat ten koste van kwaliteit.
Imago docenten Volgens de school kampt het beroep docent onterecht met een minder imago. Vaak wordt alleen de lange vakantie gezien. Daarbij staan docenten te boek als mopperaars. “Ik heb in zeven landen gewoond en de onderwijskwaliteit in Nederland is fenomenaal. De kwaliteit van de Nederlandse docent is perfect. Het is een illusie om te denken dat er betere te vinden zijn”, betoogt een docent. “Weet je wat ons de das om doet? We praten onszelf de put in. Het ministerie zou veel positiever moeten zijn tegen de pers. We staan na Finland op een hele goede tweede plek! Bovendien hebben wij veel meer met allochtonen te maken dan de Finnen en de onderkant doet het gewoon goed.”
Brede kwaliteit Er wordt nog een verschil met Finland aangestipt: Het Nederlandse curriculum is veel breder dan het Finse. Zij geven vooral de kernvakken, terwijl wij meer vormend lesgeven. De vraag is dan of onderwijskwaliteit wordt verhoogd door meer de diepte in te gaan of door cultuurvakken te geven. “Het creatieve ondersteunt het cognitieve”, meent een docent. “Als er naar skills wordt gevraagd, staat creativiteit voortduren bovenaan. Het is een belangrijke vaardigheid om met problemen om te gaan.”
Onderhoud van bekwaamheid Al ontbreekt het op Sancta Maria aan een bekwaamheidsdossier, in de praktijk wordt hier veel aan gedaan. Er is ruimte om cursussen aan te vragen, ook voor niet direct vakgerelateerde onderwerpen. Iedereen heeft een persoonlijk leidinggevende waarmee functionerings- en ontwikkelingsgesprekken plaatsvinden. De leidinggevende neemt ook een kijkje in de klas. “Iedere collega wordt geacht om zelf een digitaal systeem in te vullen, maar dat kan ook middels een gesprek”, zegt een conrector. Een docent reageert: “Ik wil mijn tijd nuttig besteden. Daarom steek ik mijn energie liever in een gesprek dan dat ik van alles ga bijhouden via een site.” De school geeft aan last te hebben van de door OCW opgelegde administratie van nascholing et cetera. “Ik begrijp die zorg vanuit het ministerie niet zo goed. Wij zijn er zelf op gebrand om kwaliteit te leveren, anders hebben we straks eenvoudigweg geen leerlingen meer”, besluit de rector.
tekst : Annelies Kant, kantekst.nl fotografie en lay out: Rolf Resink, hetismooiwerk.nl