Zeven vragen over het leven
Harrie Bielders
1. Waarom ben ik hier? Mijn belangrijkste vraag over dit leven is: Waarom ben ik hier? Het is de vraag naar de zin van mijn leven. In de catechismus van de christelijke kerken wordt gevraagd: ‘Waartoe zijn wij op aarde?’. Het antwoord dat we op de lagere school van buiten moesten leren, luidt: ‘We zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn’. Ik heb me afgevraagd waarom ik hier niets mee kan en ik heb ontdekt dat het de sfeer van het geloof oproept waarin ik ben opgegroeid, de sfeer van: als je je best doet, word je beloond en als je stout bent, word je gestraft. Het ademt voor mij de sfeer van moeten, van macht, van een onzichtbaar iemand die je straft als je iets niet doet of niet goed doet. Mijn puberteit speelde zich af in de jaren zestig en de geest van die tijd deed me voelen dat macht niets goeds voortbrengt en doorgaans alleen wordt gebruikt om iemand zijn wil op te leggen. Ik had en heb een natuurlijke afkeer van gezag dat macht uitoefent. Dreigen met hel en verdoemenis was voor mij niet de sfeer waarin ik me open en creatief kon ontplooien, mezelf en de wereld kon en wilde verkennen. Ik vraag me af waarom we aanvankelijk blij zijn met elke nieuwe beweging en elk nieuw woord van een kind, blij zijn met de eerste stapjes die het zet en het na iedere valpartij weer aanmoedigen om het weer opnieuw te proberen en waarom we op een gegeven moment alles wat afwijkt van ‘hoe het moet’ of ‘hoe het hoort’ menen te moeten bekritiseren en te bestraffen. Kinderen dragen nog de sfeer bij zich van waar ze vandaan komen, een wereld waar dingen mogen en kunnen zonder oordeel, waar de levenskracht van groei en ontwikkeling alle ruimte heeft, zoals de levenskracht van de lente de natuur doet ontluiken. En die mooie sfeer stralen kleine kinderen uit en ik word er iedere keer weer door bevangen. Het herinnert me aan mijn eigen versluierde zijn. Omdat ‘de katholieke periode’ mij geen bevredigende antwoorden gaf op mijn vragen naar zingeving, ben ik boeken gaan lezen over andere godsdiensten en levensbeschouwingen en ben ik op zoek gegaan naar de visies van mensen die open en vrij het leven hebben bevraagd en zich hebben opengesteld voor antwoorden die buiten de gangbare denkkaders liggen. Langzaam zijn er antwoorden gekomen die me vanuit mijn verlangen naar waarheid aanspraken. Vaak voelde ik dan: Ja, zo is het! In de diepte van ons wezen ligt alle waarheid verborgen in een soort mist. Die waarheid kan worden aangeraakt en daardoor ervaren worden. Dit proces kunnen we herkennen in een situatie waarin we gebeurtenissen uit het verleden vergeten zijn en deze door verhalen of foto’s uit de mist van het vergeten naar voren komen en weer helder worden. Het antwoord op de vraag waarom ik hier ben, wordt mede bepaald door het antwoord op de vraag naar mijn oorsprong. Ik ben van mening dat we allemaal dezelfde oorsprong hebben, net zoals alles om ons heen. Ik ben zoals alles en iedereen een schepping van de Schepper. Ik vind het moeilijk om me bij de Schepper geen persoon voor te stellen omdat ik een materieel wezen ben en me moeilijk niet materiële dingen kan voorstellen. En toch ervaar ik in toenemende mate de Schepper niet meer als een persoon maar als een enorme positieve energie, de oerenergie waaruit alles voorkomt en die een en al bewustzijn en een en al Liefde is. En vanuit deze Liefde ontstaat alles, zoals vanuit het gevoel van liefde voor iemand mooie gevoelens, woorden en daden ontstaan die vol van liefde zijn. Liefde geeft en deelt uit. Dus in wezen ben ik vol van liefde. Ik ben een vonk van liefde en ben geschapen om dat in volheid te worden. Al wat er is, is geschapen om te groeien en zich te ontwikkelen tot volheid, tot zijn perfectie, tot het uiterste van zijn perfectie. Zoals de energie waaruit ik geboren ben onstoffelijk is, zo ben ik in het diepst van mijn wezen onstoffelijk. Ik ben geschapen als een spiritueel wezen. Voordat ik als mens werd geboren was ik er al. Het geboren worden als mens was het proces van incarnatie van het spirituele wezen in materie. Mijn diepste wezen verbond zich met materie. Daarom ben ik niet mijn lichaam, maar heb ik een lichaam. Mijn lichaam is de tijdelijke jas die ik heb aangetrokken en die ik ook weer uit zal doen als ik doodga. Ikzelf als spiritueel wezen zal er altijd zijn met alles wat ik heb ervaren. Om antwoord te kunnen geven op mijn vraag waarom ik hier ben, moet ik me eveneens de vraag stellen waarom ik als spiritueel wezen ben geïncarneerd in een lichaam. Ik heb ontdekt dat de essentie van leven groei en ontwikkeling is. Als groei en ontwikkeling stopt, is er de dood. Mijn lichaam verandert elke dag, cellen splitsen zich, sterven af en worden vernieuwd. Zelfs het heelal
1
groeit voortdurend, het dijt uit zoals onlangs is ontdekt. Alles wat is geschapen leeft, groeit en ontwikkelt zich. Geschapen als mens ben ik dus niet af. Geschapen als spiritueel wezen evenmin. In beide hoedanigheden ben ik geschapen om te groeien en me te ontwikkelen. We kunnen om ons heen dit proces heel goed zien. Een kind dat wordt geboren groeit en ontwikkelt zich in alles, in zijn bewegingen, in zijn spraak, zien en horen, in al zijn gewaarwordingen, in zijn denken, voelen, doen, inzicht en in zijn bewustzijn. In het proces van groei en ontwikkeling speelt bewustzijn een belangrijke rol. Groei en ontwikkeling houden per essentie in dat dingen veranderen en veranderingen vind ik soms moeilijk. Veranderingen roepen vaak gevoelens van onveiligheid bij me op en veiligheid is een basisbehoefte. Ik kan met veranderingen meegaan als ik me ervan bewust word, als ik inzie dat het perspectief van die veranderingen positief is of dat veranderingen onvermijdelijk zijn. Me bewust worden van wie ik ben, hoe ik handel, hoe ik denk en voel, is een voorwaarde om mijn denken, voelen en handelen te kunnen veranderen. Als ik me niet bewust ben, niet inzie dat ik niet goed naar anderen luister, kan ik dat ook niet veranderen. Daarom is het belangrijk dat anderen mij daarop opmerkzaam maken. Ik heb anderen nodig om te groeien door echt samen te leven, door verantwoording te nemen voor elkaars groei en ontwikkeling. Bewustzijn speelt hierin niet alleen een belangrijke rol, maar ik zie ook steeds duidelijker dat het een van de belangrijkste doelen van mijn leven is: groeien naar volledig bewustzijn. Ik kan me alleen bewust worden van alles door alles te ervaren, diep te doorvoelen en daarom ben ik hier. Hier op aarde kan ik ervaren, alles tegenkomen, beleven, voelen en doorvoelen. Ik kan niet weten wat boven is, als ik niet heb ervaren wat beneden is. Hetzelfde geldt voor hoog en laag, groot en klein, goed en kwaad, verbonden en alleen, ver weg en dichtbij, hier en daar, koud en warm, liefdeloos en liefdevol. Zo kan ik alleen ontdekken wie ik als spiritueel wezen ben, niet gebonden aan materie, als ik heb ervaren wat het is om als spiritueel wezen gevangen te zijn in materie. Het is de ervaring van gebonden en vrij zijn, van beperkt en onbeperkt. Daarvoor ben ik op deze aarde gekomen en heb ik een jas van materie aangetrokken met alle beperkingen en mogelijkheden die dit met zich meebrengt. Echt weten, me bewust zijn van iets, bestaat altijd in relatie tot het weten van het tegenovergestelde. Het echt kunnen genieten en doorvoelen van wat blij zijn is, vraagt om een ervaring van momenten dat ik het tegendeel voelde. Blij zijn bestaat niet zonder niet-blij-zijn of verdrietig zijn. Ook denk ik dat ik hier ben om te leren hoe ik kan groeien en me kan ontwikkelen. Mezelf ontwikkelen gaat niet zo maar. Voor het ontwikkelen van de benodigde kwaliteiten ervaar ik dit leven als een geweldige leerschool. Groeien en me ontwikkelen van kind tot volwassenen, van potentie tot kennen, kunnen en tot doen. Leren hoe ik kan groeien en me ontwikkelen is het ontwikkelen van echte levenskunst voor hier en nu, voor later en altijd, want mijn groei- en ontwikkelingsproces zal eeuwig duren. In het proces van de groei en ontwikkeling van mij als spiritueel wezen doorloop ik hetzelfde proces als dat van een pasgeboren kind. Ik ben op ontdekkingsreis gegaan en al doende ervaar en leer ik, ontwikkel ik mijn vermogens en word ik me stapje voor stapje bewust van mezelf, van wie ik ben, van wat ik wel en niet wil en kan, van waar ik goed in ben en waar ik niet goed in ben, van wat ik leuk vind en niet leuk vind, wat voor mij gelukkig en ongelukkig zijn is, wat gezond en ongezond zijn is, wat het is om me eenzaam en verbonden te voelen, wat voor mij liefde is en wat egoïsme, wat aards en spiritueel is, wat voor mij zinvol en zinloos is, enzovoort, enzovoort. Ik ben dus hier op aarde gekomen om me door al mijn ervaringen bewust te worden van wat ik in het diepste van mijn wezen ben, een spiritueel wezen, om me als mens te ontwikkelen van een materieel iemand naar een bezield, spiritueel iemand en om te ontdekken wat mijn uiteindelijke bestemming is: volledig bewustzijn, vrijheid en liefde. Ik verlang ernaar om dit proces in vrijheid te doorlopen, omdat ik in mijn diepste wezen vrij ben. Er leiden velen wegen naar Rome en elke weg is goed. Er is geen tijdslimiet, iedereen mag het op zijn eigen manier en tempo doen. Uiteindelijk komen we er allemaal. Er is vrijheid in de weg en het tempo, maar om bij de beeldspraak te blijven, we moeten en kunnen alleen naar Rome. Alles in ons is gericht om ons te ontwikkelen tot een volledig mens met een lichaam, met een verstand en met een ziel, als onderdeel van het ontwikkelingsproces tot een wezen vol van bewustzijn, vrijheid en liefde, omdat we hiertoe geschapen zijn. Een tulpenbol kan alleen bloeien als tulp omdat hij als tulp is geschapen. Een inspirerend levensmoto vind ik dan ook: ‘Doe als een tulp, ga uit je bol’.
2
In mijn opinie is er niemand hierboven die straft en beloont. Het proces beloont en straft zichzelf, ikzelf beloon en straf mezelf. Ik zal nu of later de gevolgen zien en ervaren van mijn eigen daden. Alles komt ooit bij mezelf terug, zowel het goede als het minder goede. Er is niemand hierboven die straft en beloont, integendeel. Zonder dat we het misschien beseffen worden we omringd door liefde, zoals een kind wordt omringd door de liefde van zijn ouders. Liefdevolle ouders straffen niet als een kind valt terwijl het leert lopen of fietsen. Ze moedigen aan, helpen en geven goede raad. En liefdevol houdt voor mij niet in dat er geen sprake kan zijn van strengheid en confrontatie. Het gaat om de intentie die erachter schuilgaat. Groei en ontwikkeling gaan gepaard met vallen en opstaan, met het ervaren van alle tegenstellingen, zoals van goed en kwaad en van geluk en verdriet. Kwaad en verdriet wil ik liever niet tegenkomen, maar als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik heel veel heb geleerd en leer van moeilijke, vervelende en verdrietige situaties. Vervelende dingen in ons leven zijn er blijkbaar niet om ons te pesten of te straffen maar om ons te kans te geven eraan te groeien. Ik besef in toenemende mate dat alles, vervelende en mooie ervaringen, kansen zijn om me te ontwikkelen, om te komen tot volledig bewustzijn. Ondanks het feit dat het antwoord op de vraag uit de catechismus ‘Waartoe zijn wij op aarde?’ me niet aanspreekt, blijft een deel van het antwoord in mijn hoofd rondzingen: ‘… om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn’. Ouders willen dat hun kinderen gelukkig zijn, dus wil onze Schepper ook dat wij gelukkig zijn. We kennen allemaal het gevoel van geluk, het is iets geweldigs en omdat het zo geweldig is, streven we er voortdurend naar. Maar we zijn niet altijd gelukkig. Als ik voor mezelf naga wanneer ik gelukkig ben, is dat altijd het gevolg van iets wat ‘goed’ voelt. Ik heb iets gerealiseerd wat ik wilde realiseren of er is iets waar ik echt van houd, wat me diep raakt, me dierbaar is. Het kan zijn dat een belangrijke klus of studie is afgerond, dat ik na een koude winter de zon warm op mijn rug voel schijnen en dat de tulpen die ik in het najaar heb geplant in het voorjaar uitkomen, dat ik naar mijn partner kijk en besef hoe veel ik van haar houd, dat ik een mooi muziekstuk hoor of dat ik in een boek of tijdschrift iets lees wat me diep raakt, dat plots een prachtig landschap voor me opdoemt, dat ik een gesprek voer waarin ik me gekend en verbonden voel of dat herinneringen worden opgeroepen aan momenten in het verleden die vanwege hun kwaliteit in mijn geheugen staan gegrift. Het zijn momenten waarop alles goed voelt. Even staat alles stil en ben ik vol van geluksbesef. Diep in me weet ik wat goed en mooi is, weet ik wat geluk is. Het is de versluierde herinnering aan de sfeer waar ik vandaan kom. Op het moment dat ik me gelukkig voel, wordt die sfeer herkend, aangeraakt, opgeroepen. Geluk is voor mij het herkennen van iets van eeuwigheid. Het woord eeuwigheid schrijf ik gemakkelijk op, terwijl ik me maar moeilijk kan voorstellen wat het eigenlijk inhoudt omdat ik ben geboren in een wereld waarin er ‘tijd’ is. Hoewel ik me tijdloosheid maar moeilijk kan voorstellen, kan ik er soms iets van voelen als ik bijvoorbeeld ergens intensief mee bezig ben en ik de tijd letterlijk en figuurlijk vergeet. Hierbij past wat ik ergens las: ‘Eeuwigheid is het NU dat niet voorbijgaat’. Echt gelukkig zijn ligt in geluksmomenten. Die momenten van geluk zijn er opeens. Ik kan ze niet echt plannen, ik krijg ze. Ze vallen me toe terwijl ik gewoon doe wat ik vind dat ik moet doen, mijn werk, het onderhouden van mijn contacten, het uitoefenen van hobby’s, het realiseren van mijn dromen. Ik heb door schade en schande ontdekt dat geluk zich niet laat dwingen. Het is een kunst om het leven zijn gang te laten gaan, om erop te vertrouwen dat het zaad dat ik heb gezaaid ontkiemt, om tijdens een wandeling te genieten van de omgeving zonder alsmaar te kijken of ik nog niet bij het einddoel ben aangekomen. Geluksmomenten zijn er onverwachts en vragen van me dat ik me wil en kan laten verrassen. Geluk vraagt om openstaan voor geluk en dat is iets anders dan het najagen. Als ik groei en me ontwikkel, zal ik geluk vanzelf tegenkomen, want groei en ontwikkeling leidt altijd tot iets moois, de realisering van mezelf en anderen. De vraag die ik met stelde aan het begin van dit hoofdstuk was de vraag: Waarom ben ik hier? Ik heb ontdekt dat ik hier op aarde gekomen ben om me door al mijn ervaringen bewust te worden van wat ik in het diepste van mijn wezen ben, een spiritueel wezen, om me als mens te ontwikkelen van een materieel iemand naar een bezield, spiritueel iemand en om te ontdekken wat mijn uiteindelijke bestemming is: volledig bewustzijn, vrijheid en liefde. 2. Wat en wie bepaalt mijn leven? Naast de vraag waarom ik hier als mens ben, heb ik me voortdurend de vraag gesteld waarom iedereen in verschillende omstandigheden wordt geboren, waarom als man of als vrouw, waarom
3
gezond of gehandicapt en waarom met een eigen karakter, aanleg en aspiraties, kortom wat en wie bepaalt mijn leven? Als spiritueel wezen ben ik geïncarneerd in een lichaam en mijn lichaam werd geboren met specifieke genen die werden bepaald door de genen van mijn vader en moeder. Het lichaam waarin ik incarneerde heeft dus specifieke kenmerken. Toen ik werd geboren trok ik dan ook een specifieke jas aan. Daarnaast werd ik geboren in een bepaald milieu, een bepaalde cultuur, in een bepaald land en klimaat. Verder werd ik geboren in een bepaalde constellatie van kosmische energie. De datum en tijd waarop ik geboren werd, bepaalde mede het grondpatroon van mijn karakter. Naast dit alles werd ik niet geboren als een onbeschreven blad, ik werd geboren als spiritueel wezen met een groot aantal ervaringen, als een wezen dat al een bepaalde ontwikkelingsweg had afgelegd. Het groeiproces dat ik doormaak is niet in één leven afgerond. Zoals ik jaar na jaar hier op aarde leef en elk jaar weer even terugkijk en nieuwe voornemens maak, zo leef ik leven na leven, kijk ik terug en maak ik nieuwe voornemens voor een volgend leven. Ik incarneer keer op keer, ik reïncarneer tot ik een bepaalde ontwikkeling heb gerealiseerd. Mijn leven wordt dus mede bepaald door mijn vorige levens, mijn opgebouwde eigenheid, de genetische eigenschappen van mijn lichaam, de cultuur en het milieu waarin ik werd geboren en de kosmisch-energetische omstandigheden van mijn geboortemoment: 18 december 1943. Hiermee is nog niet de vraag beantwoord waarom we in verschillende en specifieke omstandigheden worden geboren. Na al mijn zoeken weet ik dat de complexiteit waarin ik werd geboren werd bepaald door mijzelf. Ik kom uit de spirituele wereld en heb daar teruggekeken naar mijn vorig en vorige levens. En net zoals ik bij evaluaties en bij belangrijke beslissingen in mijn aardse leven hulp vraag en krijg van mensen, zo kreeg ik in de spirituele wereld liefdevolle hulp van andere spirituele wezens. Samen met hen evalueerde ik mijn aardse levens en stippelde ik op basis van deze evaluatie de weg uit voor mijn verdere groei en ontwikkeling in mijn nieuwe leven op aarde, net zoals ik en wij allemaal hier op aarde allerlei plannen maken voor onze werkcarrière, de samenstelling van ons gezin en vakanties. Omdat ik wil groeien en me ontwikkelen, heb ik een zodanig levensplan gemaakt dat ik dingen kan ervaren en leren die ik nog niet (volledig) ken, kan of nog niet ervaren heb. Het levensplan dat ik maakte, heeft als basis mijn ervaringen en mijn doen en laten in mijn vorige levens. In mijn verleden ligt de oorzaak van de inhoud van mijn huidige nieuwe leven. In het Hindoeïsme en het Boeddhisme wordt dit Karma genoemd, de wet van oorzaak en gevolg. In het eerst verhaal ‘Waarom ben ik hier?’ schreef ik: ‘Er is niemand hierboven die straft en beloont. Het proces beloont en straft zichzelf, ikzelf beloon en straf mezelf. Ik zal nu of later de gevolgen zien en ervaren van mijn eigen daden. Alles komt ooit bij mezelf terug, zowel het goede als het minder goede’. Iedere keer opnieuw krijg ik kansen om verder te groeien in liefde omdat ik uit en door de Liefde geboren ben en ook alleen maar als liefde kan bloeien. Voordat ik geboren werd, maakte ik dus een nieuw levensplan en bekeek ik in welke omstandigheden en met welke personen ik het beste mijn levensplan zou kunnen realiseren. Ik koos zelf mijn ouders, mijn geslacht, het milieu en de cultuur waarin ik geboren werd en het tijdstip van de geboorte. Ook werd ik niet zomaar in een willekeurige gemeenschap geboren. In de tijd dat ik geboren werd, waren of kwamen ook personen op aarde die een belangrijke rol spelen bij de realisering van mijn levensplan. Ik maak niet alleen een levensplan voor mezelf, maar maak dat in ‘samenspraak’ met anderen, waardoor levensplannen op elkaar aansluiten. Ik werd daarom ook niet geboren als eenling maar als cohort, als een groep mensen die door en aan elkaar leren. Dit is de reden waarom we soms iemand ontmoeten die meteen vertrouwd voelt. Ik zal in dit en verdere levens mensen ontmoeten die ik in eerdere levens heb ontmoet en met wie ik nog iets moeten uitwerken of vieren. Ja, ook vieren, want leren is niet alleen zwoegen, problemen oplossen, geconfronteerd worden. Het is zeker ook het ervaren van wat mooi en goed is, wat goed doet, zoals liefde. Liefde leren toelaten en ervan leren genieten is even belangrijk als leren liefde te geven. Als je weet wat liefde echt is door het in al zijn intensiteit te hebben ervaren, is het gemakkelijker om het te geven. Hetzelfde geldt voor geluk. Het besef, het diepe ervaren van wat geluk is, is een voorwaarde om geluk te delen en uit te delen. Ik kan geen geld aan andere geven als ik zelf geen geld heb. Ik kan alleen echt beseffen van wat de waarde van dat geven is, als ik zelf de waarde van geld heb ervaren, me bewust bent van de waarde en ervan kan genieten. Bij mijn geboorte nam ik een rugzak mee met allerlei gaven en opgaven. Ik kwam niet als een onbeschreven blad hier op aarde. Het blad stond al redelijk vol met allerlei op te lossen en in te vullen zaken, maar ook met eerder opgebouwde eigenschappen en capaciteiten, met allerlei goede recepten
4
die ik in vorige levens heb ontwikkeld en met allerlei positieve en negatieve ervaringen, weetjes en herinneringen. Ik heb dit leven zelf gekozen. Ik heb mijn ouders gekozen en mijn ouders hebben mij gekozen, wij hebben onze levens op elkaar afgestemd. Ik heb gekozen om bepaalde mensen te ontmoeten in dit leven en er zijn mensen die mij wilden ontmoeten. We hebben voor elkaar gekozen om van en aan elkaar te leren, van elkaar te houden. Ik heb de verworvenheden uit mijn vorige levens meegenomen om ze verder te ontwikkelen en ze te delen. Ik heb mezelf opgaven gesteld en heb leermomenten geformuleerd, om dingen te leren die ik nog niet goed genoeg doe. Dit alles heb ik gedaan samen met andere spirituele wezens en samen met mijn helpers. Samen hebben we een levensvisie ontwikkeld voor onze levens en samen hebben we ons voorgenomen om elkaar te helpen om deze levensvisie te realiseren. Ik ben er diep van overtuigd dat ik en wij allen dit leven niet alleen hoeven te leven, er zijn hier vele mensen om ons heen en vele helpers daar waar we vandaan komen. Naast de spirituele wezens die ons hebben geholpen onze levensvisie te ontwikkelen en die ons helpen deze levensvisie hier op aarde te realiseren, zijn er ook onze dierbaren die na hun dood daar zijn teruggekeerd. Ook zij zijn, net zoals hier op aarde, bij ons betrokken en zullen ons helpen als we er om vragen. Als ik straks weer naar de wereld ga waar ik vandaan kom, als ik straks aan de hemelpoort kom, zoals in de christelijke tradities wordt gezegd, zal me de vraag worden voorgelegd wat ik heb gedaan met alles wat ik in mijn rugzakje had meegenomen. Misschien zeg ik dan vol trots dat ik vader, architect en leraar was en zelfs een eigen bedrijf had. Dan zal er gezegd worden dat ik, voordat ik incarneerde had besloten als vader, architect, leraar en als eigenaar van een bedrijf door het leven te gaan en dat de enige relevante vraag is wat ik daarmee heb gedaan. Over het antwoord op deze vraag kan ik in deze levensfase in alle rust nadenken. Het evalueren is begonnen. 3. Wie en wat ben ik eigenlijk? Tijdens de geboorte verhuisde ik van de spirituele wereld waar de energiefrequentie zo hoog is dat hij vol licht en bewustzijn is, naar een materiële wereld. Ik ging door een soort trechter die deze twee werelden met elkaar verbindt. Ik ging vanuit een wereld die immaterieel is naar een wereld die materieel is en waar de energiefrequentie vele malen lager is. In deze wereld is er alleen het licht van materie, het licht van de gloeiende zon en van sterren, het licht van vuur. Ik ging van licht naar donker, van alles naar beperking, van vrijheid naar onvrijheid, van een totaal bewustzijn naar een beperkt bewustzijn. Ik incarneerde in een lichaam met beperkte capaciteiten. Ik beperk me om me door de ervaring van die beperking bewust te worden van wat het is om onbeperkt te zijn, van wat ik in essentie ben. Ik ben een tijdje op stage in een andere wereld om daar dingen te leren die van belang zijn voor mijn groei en ontwikkeling als spiritueel wezen tot een wezen vol bewustzijn en liefde. Ik ging van een wereld waar ik alles zag en wist naar een wereld waar dat niet kan omdat de energiefrequentie er veel lager is en waar ik als materieel wezen maar beperkte mogelijkheden heb voor bewustzijn. Ik probeer deze situatie voor mezelf duidelijk te krijgen door ze te vergelijken met het internet. Ik had jarenlang een analoge internetaansluiting op het platteland in Frankrijk. Ik had wel internet maar het duurde uren voordat ik een foto had gedownload en van het downloaden van bewegende beelden was al helemaal geen sprake. Onze hersenen kunnen de bewustzijnsenergie van de spirituele wereld maar in beperkte mate opvangen en verwerken. Het boek ‘Eindeloos bewustzijn’ van Pim van Lommel heeft me laten zien dat bewustzijn niet ontstaat in onze materiële hersenen, maar dat bewustzijn overal aanwezig is, niet gebonden aan ruimte en tijd. Als spiritueel wezen zijn we één met dit bewustzijn. Als materieel wezen hebben we hier maar beperkt toegang toe. Ons materieel zijn beperkt ons als spiritueel wezen. Onze hersenen kunnen signalen die ons lichaam uitzendt ontvangen, verwerken, bewerken en ervaarbaar en uitbaar maken zoals onze computer signalen via de internetverbinding kan ontvangen, ze eventueel kan bewerken en zichtbaar maken. Onze ogen, oren, neus en ons hele lichaam vangen signalen op. Deze signalen worden, als alles goed functioneert, doorgegeven aan onze hersenen. Daar worden deze signalen bewerkt tot beelden, geluiden, geuren, en andere lichamelijke gewaarwordingen zoals pijn. Tevens vergelijken onze hersenen al deze beelden, geluiden, geuren en gewaarwordingen met alle gewaarwordingen uit het verleden. Een kind leert door ervaring dat je je aan vuur kunt verbranden, dat een prikje in de huid pijn doet en dat spruitjes vies smaken. Aan gewaarwordingen worden ervaringen uit het verleden gekoppeld. Zo leren
5
we, zo leren we overleven en leven. We leren van het verleden, we leren welke situaties gevaarlijk zijn, we leren voelen wat prettig en onprettig is, wat liefdevol is en wat boosheid en haat. Onze hersenen zijn onze wereldontvanger die signalen van onszelf en van de wereld om ons heen opvangen en omzetten in lichamelijke gewaarwordingen, uitingen en gedrag. Om hier op aarde te kunnen zien, ruiken, horen, denken, voelen, spreken en bewegen hebben we onze hersenen nodig. Onze hersenen zijn een instrument, een wonderbaarlijk instrument maar een instrument met de beperking van de materie. Het ons bewust zijn van onszelf en van wat we voelen en denken ontstaat niet in onze hersenen maar ligt in ons spirituele zijn. Onze hersenen hebben, om in computertermen te spreken, met dit bewustzijnsveld een verbinding via een usb-poort, onze hersenen staan in contact met ons bewustzijn. Onze hersenen functioneren als een computer. Onze ziel creëert, het verstand reageert. Mijn bewustzijn is er dus buiten ruimte en tijd en daarom verlies ik het ook niet als ik doodga. Dan doe ik mijn materiële jas weer uit en word ik losgekoppeld van mijn lichaam en dus ook van mijn hersenen. Ik ben dan niet meer afhankelijk van de beperkingen die mijn lichaam, inclusief mijn hersencomputer, en mijn materiële wereld me gaf. Ik sta weer direct in verbinding met de grote centrale bewustzijnscomputer. Hier op aarde heb ik als mens maar een beperkt bewustzijn, een deelbewustzijn. In essentie blijf ik na de geboorte een spiritueel wezen waarvoor we ook de meer gangbare termen ‘mijn IK’ of ‘mijn ziel’ kunnen gebruiken. Mijn IK, mijn ziel is bij de geboorte in een lichaam geïncarneerd en het heeft zich daar mee verbonden, met al zijn beperkingen, maar ook met al zijn ervaringsmogelijkheden. Mijn ziel, mijn IK heeft zich verborgen in een lichaam, dat niet een algemeen lichaam is maar een lichaam met heel specifieke kenmerken zoals in het verhaal ‘Wat en wie bepaalt mijn leven’ is aangegeven. Mijn lichaam onderscheidt zich in zeer veel aspecten van alle andere lichamen, het ziet er anders uit en beweegt anders, uit zich anders en voelt anders aan, niet alleen omdat het als materieel wezen anders is maar ook omdat het door een specifiek spiritueel wezen is bezield. Er is een specifieke ziel in geïncarneerd die zich met dit lichaam heeft verbonden en zich door dit lichaam uit, communiceert. De ziel heeft het lichaam als jas aangetrokken, meer nog, de ziel heeft zich in deze jas genesteld. Mijn ziel komt uit de spirituele wereld en mijn lichaam is een schepping binnen de materiële wereld. Beiden hebben hun ‘leven’ met eigen kenmerken en processen. Mijn lichaam heeft vanuit zijn essentie een drang tot leven, tot overleven. Daarom heeft het alles in zich om dit te doen. Als het voedsel nodig heeft, vraagt het om voedsel. Als het warmte nodig heeft, zoekt het warmte, als het verkoeling nodig heeft, vraagt het om verkoeling, als het beschutting nodig heeft zoekt het beschutting. Mijn ziel heeft zijn eigen drang om te leven, wil komen tot vol bewustzijn van zichzelf als spiritueel wezen en wil groeien naar Liefde. Omdat mijn bezielde lichaam vanuit zowel het lichaam als vanuit de ziel zijn eigen kenmerken en eigenschappen heeft, kun je spreken van een ik-lichaam. Ik heb mijn eigen lichaam, mijn eigen identiteit. Anderen herkennen dit lichaam ook als míjn lichaam, als ‘Hé, daar heb je Harrie’. Harrie gedraagt en kleedt zich op een bepaalde manier, doet dingen op een bepaalde manier. Hierdoor heeft iedereen een bepaalde indruk van hem en roept het zien van Harrie een bepaald gevoel op. Als je iemand dan ook vraagt wie Harrie is, krijg je duizend en een antwoorden. Ze zijn afgeleid van de indruk die Harrie bij verschillende mensen in verschillende situaties heeft achtergelaten. Mijn lichaam heeft zich gepersonifieerd tot Harrie, het is mijn ‘ik’ geworden, mijn materiële ik met allerlei lichamelijke en spirituele kenmerken, behoeftes en capaciteiten. Dat ‘ik’ wil zich veilig voelen, wil gewaardeerd, gekend, liefgehad worden, wil liefhebben en zich verbonden voelen, wil zich ontwikkelen, zich manifesteren vanuit de behoeften van zowel het lichaam als van de ziel. Wayne Dyer heeft in zijn boek ‘De verschuiving’ inzichtelijk beschreven hoe onze groei en ontwikkeling kan verlopen van een materieel wezen naar een bezield wezen. In de eerste fasen van ons leven definiëren we ons zelf veelal in termen als: ik ben groot, klein, slank, rijk, arm, timmerman, directeur, verpleegster, man, vrouw, jong of oud. De vraag wie we zijn, wie we denken te zijn, wordt in die periode doorgaans bepaald door wat we bezitten, door wat we doen, door wat anderen van ons vinden en door dat waardoor we ons onderscheiden van de anderen. Toen we nog klein waren, amuseerden we ons met een kartonnen doos of met vormpjes in de zandbak. Vol verwondering volgden we een vlinder en raapten we schelpen op het strand. We leefden nog vanuit de wereld waar we vandaan kwamen. Deze herinnering versluierde zich langzaam. Door de omgeving werd ons opgedrongen dat het hebben van veel speelgoed belangrijk is, dat we dan belangrijk zijn. Hetzelfde geldt niet alleen voor merkkleding, fietsen, computers, computerspelletjes en mobieltjes en later voor auto’s, partners en huizen, maar ook voor wat we doen, wat we presteren. Ouders van jonge kinderen concurreren met elkaar over de leeftijd waarop hun kinderen konden
6
lopen, zindelijk waren, zich zelf konden aankleden en van 1 tot 10 konden tellen. Op het schoolplein hoor je hoe ouders hun kinderen ophemelen op basis van leerprestaties, uitkomsten van Cito-toetsen en het aantal doelpunten dat hun zoon of dochter heeft gescoord. Ouders van oudere kinderen vertellen vol trots over de banen die hun kinderen hebben, over hoeveel ze wel niet verdienen, over het prachtige huis dat ze hebben gekocht, over hoeveel kinderen ze hebben en over hoe goed die het op school doen. In ons leven krijgen we een spervuur te horen van opvattingen van mensen over ons, waardoor we gaan denken dat dat wat we zijn afhangt van hoe anderen over ons denken. Hierdoor proberen we mensen te behagen, ons doen en laten af te stemmen op de waardepatronen en verwachtingen van anderen. Dit leidt tot beter willen zijn dan de ander, mooier en slimmer, tot meer willen bereiken dan de ander en rijker willen zijn. Ons willen onderscheiden van anderen leidt tot het ons afscheiden van anderen, we gaan concurreren met elkaar. Terug naar Wayne Dyer. Hij heeft me laten zien dat groei en ontwikkeling vereisen dat we de verschillende groeifasen één voor één doorlopen, de fase van de ontwikkeling van ons lichaam, de fase van het ontwikkelen van ons ego en ons verstand en de fase van het ruimte geven aan onze ziel. Als kind en puber ontwikkelen we ons lichaam en reageren we vanuit zijn impulsen, vanuit het materie-gebonden ik. We worden ons bewust van ons lichaam en van onze eigen identiteit. Daarna leren we ons verstand gebruiken. Het is onder andere de fase van het ontwikkelen van onze ambities. Ambities leiden tot mooie en geweldige dingen, denk maar aan de ontwikkeling van de wetenschap, techniek, architectuur en kunst. Verder kunnen we ons in deze fase bewust worden van anderen en de wereld om ons heen, dat wij ons leven zelf kunnen bepalen, dat we keuzes hebben en dat we kunnen veranderen. Een eenzijdige ontwikkeling van ons ik, van ons ego, kan leiden tot egocentrisme. We zien dan alleen ons zelf en kijken alleen naar onze eigen materiële en instinctieve behoeften. Naarmate we alleen vanuit de impulsen van ons lichaam leven en ons verstand niet gebruiken, zullen we gevangen zijn in lichamelijke bevrediging, in fysieke prikkels, in geld, seks, macht en roem. We leven dan als een enkelvoudig wezen. Wanneer we gaan leven als een dubbelzijdig wezen, als een wezen met een lichaam én verstand, breidt onze interesse zich uit tot het ontwikkelen van nieuwe gedachten en ideeën, creativiteit, nieuwe doelen en persoonlijke groei. We groeien naar bewustzijn van onszelf en van de wereld om ons heen. Ons verstand speelt hierin een essentiële rol en is een van de gaven waardoor we ons onderscheiden van dieren. Onze hersenen ontvangen niet alleen onze lichamelijk impulsen, maar stellen ons ook in staat kritisch naar ons denken, voelen en handelen te kijken door de ervaring van wat de gevolgen zijn van dit alles. Daarnaast kunnen onze hersenen ook de impulsen van onze ziel ontvangen. Hierdoor zijn we in staat om de bezieling van ons materiële zijn te laten toenemen. We kunnen van het enkelvoudig zijn via het dubbelzijdig zijn doorgroeien naar ons volledig zelf zijn: een driedelig wezen, een identiteit met een lichaam én een verstand én een ziel. Deze vormen samen een eenheid en beïnvloeden dus elkaar. In deze gedachten herken ik de basis voor mijn streven om al deze aspecten tot bloei te laten komen in een evenwichtige ontwikkeling en waarom ik probeer zorg te dragen voor mijn lichaam, mijn verstand goed te gebruiken en te luisteren naar de impulsen van mijn ziel én te genieten van alles wat mijn lichaam, mijn verstand en mijn ziel me schenken aan mooie gewaarwordingen en ervaringen. Mijn ogen laten me zoveel prachtigs zien, mijn oren laten me zo veel moois horen, mijn neus laat me zo veel lekkers ruiken, mijn mond laat me zoveel heerlijks proeven, mijn handen laten me mooie dingen maken en intrigerende dingen aanraken, mijn lichaam laat me de liefde voelen en beleven, mijn verstand geeft me zoveel nieuwe mooie gedachten en inzichten en mijn ziel verrast me iedere keer weer met haar subtiele ingevingen en creativiteit. De Bosjesmannen in de Kalahariwoestijn spreken over twee soorten honger: een Grote Honger en een kleine honger. De kleine honger luistert naar de maag en wil eten. De Grote Honger is het verlangen naar zingeving en betekenis. De bedoeling van mijn leven hier op aarde is dat ‘ik’ van IK naar ik ga en van ik weer naar IK. Mijn ziel, mijn IK, verbond zich met mijn lichaam en er ontstond en ontwikkelde zich een ‘ik’. Op bepaalde momenten in mijn leven begin ik me, net zoals vele anderen, vanuit mijn IK-zijn zingevingvragen te stellen. Is dit alles? Waarom en waarvoor doe ik dit eigenlijk allemaal? Ik heb veel bereikt en opeens komt er toch een soort ontevredenheid in me op. Ga ik me dan nog meer richten op materiedoelen of herken ik de Grote Honger van mijn ziel? Wil ik dan nog rijker worden en nog meer succes nastreven of ga ik nadenken over wat ik met mijn rijkdom en succes aan goeds kan doen? Onze ziel neigt naar liefde en verbondenheid en alle vragen van onze ziel zijn
7
dan ook vragen over hoe we liefdevol kunnen kijken, doen en zijn. Het streven van onze ziel is liefde vorm en inhoud te geven, liefde te beleven, vanuit liefde te leven, liefde te zijn. Momenten waarin zingevingvragen opkomen, kunnen ons leiden van de fase van ik naar IK, terug naar IK, onze oorsprong. De eerste grote verandering vond plaats bij onze geboorte, waarin we van ziele-wezen naar vorm gingen, van de spirituele onzichtbare wereld naar de tastbare wereld van de materie, van IK naar ik. De tweede grote verandering vindt plaats als we met behulp van ons verstand onze ambities gaan ontwikkelen, ons ‘ik’, ons ego-zelf, als we onze honger leren stillen van ons lichaam én verstand. De derde verandering die we doormaken is dat we van het leven van ons kleine ik gaan naar het ruimte geven aan ons grote IK, onze ziel. Deze nieuwe fase houdt in dat we de dominantie van ons ego achter ons proberen te laten en op weg naar een leven vol echte betekenis en zin. De vierde verandering treedt op als we ons vanuit onze Ziel onze ambities richten op de concrete invulling van een zinvol leven: liefde te zijn en te geven. Onze oorsprong en ons diepste wezen is Liefde en uiteindelijk kunnen we dat alleen worden en zijn, zoals een tulp alleen een tulp kan zijn en als tulp kan bloeien. De vraag was: ‘Wie en wat ben ik eigenlijk?’ Ik ben in het diepste van mijn wezen een spiritueel wezen dat zich voortdurend zal ontwikkelen in en tot zijn diepste zijn: Liefde. Dat spirituele wezen incarneert een aantal keren in een specifiek lichaam om zich door alle soorten van ervaringen bewust te worden van zijn diepste zijn, door in dit leven te ervaren wat het niet is en wat het dus wel is, zoals ik me alleen ten volle bewust kan zijn van geluk en in alle volheid gelukkig kan zijn en ervan kan genieten als ik heb ervaren wat niet gelukkig zijn is. Tegenstellingen geven elkaar betekenis en belevenis. De tegenstrijdigheden die ik in het leven ervaar zijn er om me van de essentie van de dingen bewust te worden en mijn leven daarop in te richten. Vanuit deze gedachte over tegenstrijdigheden vind ik het zinnig om in het kader van het beantwoorden van de vraag ‘Wie en wat ben ik eigenlijk?’ te kijken naar wat ik niet ben. Ik ben niet mijn lichaam, maar ik heb een lichaam, ik ben niet mijn hersenen, ik heb hersenen. Ik ben geen man, ben niet de vader, de partner, de gepensioneerde architect en leraar en ik ben niet ziek, maar ik had een functie als architect en leraar en heb het lichaam van een man, heb een partner, heb kinderen en kleinkinderen en ik heb een ziekte. Ik ben niet wat ik doe of heb. Wat ik doe en heb is tijdelijk, wat ik in het diepst van mijn wezen ben, is eeuwig of zoals in een overlijdensadvertentie stond geschreven: ‘Wat je hebt vergaat, wat je bent leeft verder, aan ruimte en tijd voorbij’.
4. Ligt er een bepaald stappenplan aan mijn leven ten grondslag? Als ik open kijk naar mezelf, naar de natuur, naar hoe het leven verloopt, moet ik constateren dat er een fantastische ordening aan ten grondslag ligt. Naarmate ik ontdek hoe mijn lichaam functioneert, zich wapent tegen allerlei bedreigingen en schade herstelt, ben ik steeds verbaasder hoe geweldig het werkt. Dat mijn lichaam al bijna 70 jaar leeft, vind ik een wonder. Ook in de natuur zie ik dat. Het is nu winter en vol verlangen kijk ik uit naar het wonder van de lente, naar hoe een knop aan een boom zich in enkele dagen uitvouwt tot een blad, naar hoe de natuur in korte tijd uitbarst in kleur en nieuw leven. Er liggen gestructureerde processen aan te grondslag. Chaos is niet te ontdekken, soms wel verstoring maar dan treedt er automatisch een correctie op. Als jonge bladeren bevriezen, komen er na verloop van tijd nieuwe knoppen en nieuwe bladeren. Overal liggen processen aan ten grondslag, ook aan mijn leven. Ik ben hier op aarde gekomen en hier niet zo maar gedropt. Er werd van tevoren, zoals beschreven in ‘Wat en wie bepaalt mijn leven?’ een grondig plan gemaakt. Als mens ben ik niet alleen een ordening, alles in me neigt naar ordening en ik heb ontdekt dat een gezonde groei en ontwikkeling volgens een bepaalde ordening verloopt. Ik vind het dan ook niet verwonderlijk dat naarmate we ons ontwikkelen zich ook de aanleg tot ordening ontwikkelt. Als ik om me heen kijk, zie ik hoe we in toenemende mate voor onszelf processen ontwikkelen om alles beter te laten verlopen. We doen in toenemende mate niet zo maar wat. We stellen doelen, zoeken wegen om deze doelen te bereiken, ontdekken door ervaring valkuilen en proberen die te vermijden. We evalueren de gang van zaken en nemen maatregelen om de geconstateerde fouten te verbeteren. Als iemand op dit moment gaat studeren, liggen er
8
weloverwogen studieplannen klaar die voortdurend geëvalueerd en bijgesteld worden. Deze helpen om effectief en efficiënt een studie te volgen. Onze capaciteit tot ordening zal zich voortdurend ontwikkelen en we proberen de ordening te bereiken die in al zijn perfectie in de spirituele wereld aanwezig is. Alles neigt naar deze perfectie. Ik vind het dan ook logisch dat aan de levensweg die we hier op aarde doorlopen een ordening ten grondslag ligt. Het is heel nuttig als we deze zien en ons van deze ordening bewust zijn. We kunnen er dan door geholpen worden, zoals een gebruiksaanwijzing voor het ineen zetten van een kast ons helpt bij het in elkaar zetten van de kast. Hetzelfde geldt voor een studieplan, een werkplan en een routekaart. Het herkennen van de ordening in ons levensproces heeft me laten begrijpen waarom dingen gaan zoals ze gaan, het heeft me geduldig gemaakt en me laten inzien dat ik groei en ontwikkeling niet kan en mag dwingen en forceren, hoogstens mogelijk maken en ondersteunen. In het deel ‘Wie en wat ben ik eigenlijk?’ heb ik beschreven hoe ik als IK incarneerde in een ik en dat het ik weer groei naar IK. Het levensproces dat aan ons leven ten grondslag ligt, zal me helpen om deze verschillende fasen te doorlopen, om in elke fase de juiste dingen te doen, de goede accenten te leggen en van tijd tot tijd kritisch naar mezelf te kijken. Grofweg zie ik drie belangrijke hoofdfasen in ons leven die elk ongeveer 21 jaar duren. Elke fase heeft zijn eigen doelen en zijn eigen processen. De eerste fase van ons leven, van 0 tot 21 jaar, kunnen we de morgen of de lente van ons leven noemen. De ziel duikt onder in materie, in ons lichaam. In deze fase staat de ontwikkeling van ons lichaam en het gewaarworden van ons lichaam, van onszelf en van de wereld om ons heen centraal. Door voelen, horen, ruiken en kijken ontdekken we onszelf en de wereld. Deze fase wordt gekenmerkt door ontvangen. We zijn een en al openheid en nieuwsgierigheid, we zuigen alles in ons op, letterlijk en figuurlijk. In deze fase worden we letterlijk en figuurlijk gedragen. We krijgen liefde, aandacht en hulp bij onze fysieke ontwikkeling door onder andere onze ouders, onze oppas, de kleuterjuf, de onderwijzer of onderwijzeres en de leraar, de balletjuffrouw of de voetbalcoach. In deze fase krijgt ons lichaam zijn eigen ‘kleur’ en worden we ons van onszelf bewust. De tweede fase van ons leven, van 21 tot 42 jaar, kunnen we de middag of de zomer van ons leven noemen. In deze fase staat de ontwikkeling van ons ego centraal, de ontwikkeling van onze persoonlijkheid en van het denken over onszelf en de wereld om ons heen. We ervaren de wereld door er midden in te staan. We worden geconfronteerd met ons zelf door te werken en we ontdekken hoe dingen gaan, hoe mensen en wijzelf reageren, hoe bedrijven werken, hoe productie- en andere processen verlopen, hoe relaties werken, welke capaciteiten we hebben, wat we wel en niet goed kunnen, waar onze ambities liggen. We verwerken al deze dingen via ons verstand tot nieuw bewustzijn, denken en gedrag. We ontwikkelen inzicht in onszelf en de wereld en ontwikkelen daardoor onszelf. We verwerken het leven, leren verschillende rollen spelen en leren om psychisch beweeglijk te worden. Onze persoonlijkheid krijgt zijn eigen ‘kleur’, we ontwikkelen ons verstand en kunnen daardoor ons leven een eigen richting geven. De derde fase van ons leven, van 42 tot 63, kunnen we de avond of de herfst van ons leven noemen. In de herfst laat de natuur zich in al zijn kleuren zien. In deze fase staat de ontdekking van ons IK, onze ziel centraal en het ons bewust worden van wie we eigenlijk zijn en wat we echt kunnen, wat we meer kunnen en meer kunnen zijn. We worden ons bewust dat we verbonden zijn met anderen en met alles om ons heen. Daardoor voelen we ons in toenemende mate betrokken bij onze omgeving en voelen we ons er mede verantwoordelijk voor. In deze fase schenken we, delen we uit wat we hebben gekregen en hebben verworven. We hebben ons in onze totaliteit ontwikkeld. We hebben onze capaciteiten ontwikkeld, hebben kennis, vaardigheden en inzicht verworven en maken deze kennis, vaardigheden en inzichten dienstbaar aan de wereld en aan de mensen om ons heen. We zijn onszelf geworden en treden naar buiten. In deze fase kunnen we het meest productief zijn, ons in al ons zijn dienstbaar maken. Het is dé carrièrefase en de periode van wijs worden. We verleggen de aandacht van onszelf naar aandacht voor anderen, voor de mensheid en voor de wereld. Alles krijgt de ‘kleur’ van onze ziel. Na ons 63ste levensjaar zet deze fase zich voort. We houden op met werken en hebben de tijd om het leven te verteren en er rust in te vinden. We hebben de tijd en ruimte om onszelf in ons diepste zijn te leren kennen doordat we meer onszelf kunnen zijn, niet meer gebonden door een bepaald beroep en verplichtingen ten opzichte van kinderen. We kunnen bloeien in ons zelf, in onze dienstbaarheid, in
9
onze hobby’s en in het in alle vrijheid verder verkennen van de natuur, de wereld en van het verloop van het leven. Het is de fase van de verdere ontwikkeling van onze ziel, de fase van terugkijken en reflectie en de fase waarin we ons voorbereiden op wat er komt, de fase waarin we vooruitkijken. Onze fysieke capaciteiten nemen af en onze zielencapaciteiten hebben alle ruimte en tijd om verder te groeien. Meer dan ooit kunnen we deze fase ons eigen leven leiden, wijs, begripvol, geduldig en fantasievol. We kunnen wijs oud worden. Tegen het einde van elke fase van ongeveer 21 jaar komen er specifieke levensvragen in ons op. Ze worden ons gesteld vanuit onszelf, vanuit ons spirituele zijn, als belangrijke vragen voor onze groei en ontwikkeling. Rond het 18de levensjaar stellen we ons de vraag: ‘Wat wil ik worden, wat wil ik zijn?’. Tegenwoordig vragen we kinderen zich deze vraag al veel vroeger te stellen en te beantwoorden omdat we het studieprogramma erop af willen stellen. Het afdwingen van een antwoord levert echter geen echt antwoord op. Echte vragen komen van binnenuit en vanzelf en echte antwoorden hebben hun eigen tijd nodig. Rond ons 37ste levensjaar vragen we ons af: ‘Waar ben ik aangeland? Is dit wat ik eigenlijk wilde en wil?’. We hebben ontdekt dat niet alles kan. We worden geconfronteerd met onmacht en beperkingen. We hebben ons vanuit onze jeugdig enthousiasme in de wereld gestort en opeens ontdekken we dat we beperkt zijn en dat de mensen en de wereld beperkt zijn. We beginnen onszelf en ons leven te doorzien. We worden geconfronteerd met de realiteit en kunnen daardoor onze diepste dromen opnieuw en realistischer vormgeven. Rond ons 56ste levensjaar realiseren we ons dat ons leven niet eindeloos is. Dit besef brengt een schok teweeg. We kijken terug en vragen ons af of dit het was wat we wilden en we kijken vooruit en stellen ons de vraag wat we met de rest van ons leven willen. We kunnen onze laatste levensfase op onze eigen wijze invullen. Rond ons 63ste levensjaar komt er een einde aan ons beroepsmatig leven, zijn de kinderen doorgaans zelfstandig en ontstaat er alle ruimte voor een nieuwe en meer eigen invulling van ons leven. Verder geeft de beperkte duur van deze levensfase de aanzet tot vragen over wat er hierna is. De antwoorden op deze vragen worden duidelijk rond ons 21ste, 42ste en 63ste levensjaar en vormen de basis voor onze groei en ontwikkeling in de volgende fase. Rond ons 21ste levensjaar weten we doorgaans wat we willen en stappen we vol enthousiasme het leven van de volwassenen in. Rond ons 42ste kiezen we vaak voor veranderingen. Op basis van de kritische vragen over wat we tot nu toe hebben gedaan, kiezen we vaak voor een nieuwe baan, een vernieuwde of nieuwe relatie of voor een andere levenshouding. Rond het 63ste levensjaar weten we dat werken en leven op basis van verplichtingen ons beperkt in het doen en beleven van dingen die we echt diep in ons willen, kiezen we voor de weg naar een vrijer leven en gaan we nadenken over wat er na dit leven is. Rond mijn 21ste besloot ik na tien jaar mijn priesterstudie te beëindigen en voor architect te gaan studeren. Het kloosterleven had me veel gegeven, maar diep in me wist ik dat ik me in alle opzichten met de wereld wilde verbinden, letterlijk en figuurlijk. Ik wilde aanraken, voelen en dingen letterlijk en figuurlijk vormgeven. Ik werd architect en daarna leraar, een vormgever van gebouwen en een vormgever van informatie. Rond mijn 42ste besloot ik mijn huwelijk te beëindigen, het perspectief van groei en ontwikkeling erin was verdwenen. In mijn werk op de hogeschool had ik mijn functie als leraar ingeruild voor een beleidsfunctie en mede door het reflectieproces rond de scheiding ontdekte ik dat ik leraar wilde zijn, dat ik kennis en kunde wilde overdragen en dat ik niet dag in dag uit een regelaar wilde zijn. Ik verhuisde van een mooi kantoor met secretaresse weer naar de klas. En beide stappen, hoe moeilijk ze ook waren en soms moeilijk te begrijpen door omstanders, leverde weer een leven op vol perspectief. Ik kwam terug bij mezelf. Rond mijn 63ste zette ik na mijn pensionering bij de hogeschool mijn advies- en freelance cursusactiviteiten voort, ondanks het feit dat alles in me riep om een leven op het rustige en stille platteland. Ik gebruikte allerlei argumenten om toch gewoon door te gaan. Het bracht extra geld in het laatje, mensen waardeerden mijn activiteiten en wellicht ontvluchtte ik ook de confrontatie met het zwarte gat dat ik bij vele van mijn tijdgenoten zag opdoemen. En toen werd ik ziek. Een gecompliceerde urineweginfectie met als gevolg maandenlange penicillinekuren leidde tot het inzicht dat ik niet goed bezig was. Ik had voor mijn 22ste tien jaar op het platteland geleefd, in de rust en het ritme van het kloosterleven. Daarna had ik me in het leven en de drukte van de wereld gestort en nu wilde alles in me weer terug naar de rust en het ritme van platteland. Iedere keer als we in de prachtige Franse kloosters door de kruisgangen liepen, herkende ik mijn zielsverlangen. Maar het zou nog vele jaren duren voordat we besloten definitief onze pied à terre in
10
het centrum van Maastricht op te geven en permanent in ons huis in Frankrijk te gaan wonen. We gaven ons huis de naam ‘Le petit cloître’ (Het kleine klooster). Ik voelde me weer thuis. Gelukkig zijn er in het levensproces evaluatiemomenten ingebouwd. We kunnen er omheen lopen, we zijn in alles vrij. Maar niets is er voor niets, ook vragen worden niet zomaar gesteld. Alles wat we tegenkomen, alles wat we ervaren is bedoeld om er aan en er door te groeien. Maar evaluatiemomenten zijn niet altijd gemakkelijk te herkennen. Vaak zijn het onbestemde gevoelens van onvrede, van niet lekker in je vel zitten. Het lijkt alsof er geen energie meer aanwezig is, we voelen ons futloos. In de jaren voor mijn pensionering raakte ik burn-out. Mijn Arbo-arts vertelde me dat je burn-out raakt als je te weinig energie, voldoening uit je werk haalt. Je geeft alles en je krijgt te weinig terug, je brandt letterlijk op. Hij raadde me aan om eens goed na te denken wat de oorzaak hiervan was. Met behulp van een loopbaancoach ben ik er toen achter gekomen dat de zesjescultuur van de studenten niet paste bij mijn opvattingen over studeren: er helemaal voor gaan. Ik heb mijn activiteiten daarna verlegd naar adviesactiviteiten binnen en buiten de hogeschool. Twee keer moest ik blijkbaar ziek worden voordat ik in de gaten had dat ik niet goed bezig was, dat ik niet deed wat ik eigenlijk echt wilde. Ik heb ontdekt dat de signalen al lange tijd aanwezig waren, maar dat ik ze wegwuifde omdat ik onzeker was over de consequenties. Ook ontdekte ik dat als we deze signalen ontkennen, de signalen steeds indringender, niet te ontlopen worden. Ziekte is zo’n indringend signaal. Natuurlijk zou ik dat signaal ook kunnen ontwijken, maar nu weet ik dat het dan alleen maar erger wordt, dat de ziekte dan chronisch wordt en misschien wel dodelijk. Als natuurlijke groei en ontwikkeling worden geblokkeerd, wordt het leven geblokkeerd. Ons lichaam en onze ziel zijn één. Helaas moet ik constateren dat we in onze huidige cultuur vaak geen oog hebben voor het natuurlijke proces van groei en ontwikkeling. Zo leren we kinderen al vroeg rekenen en schrijven en vergeten dat er in de eerste zeven levensjaren alle ruimte zou moeten zijn voor ervarings- en gevoelsontwikkeling. Verstandelijk leren zou pas rond het zevende levensjaar aan de orde moeten komen. Hetzelfde zien we rond de vraag over wat pubers later willen worden. Pubers kunnen die vraag rond hun veertiende of vijftiende nog niet echt beantwoorden. Ze zijn er nog niet rijp voor. Vruchten plukken voordat ze rijp zijn, levert doorgaans geen vruchten op met een goede smaak. Ook zien we in deze tijd vaak het verschijnsel dat studenten die hun beroepsstudie hebben afgerond, denken dat ze meteen carrière moeten gaan maken en dé baan van hun leven moeten hebben. Echt carrière maak je na je 42ste, dan pas ben je er echt rijp voor. De tijd daarvoor is er om je te ontwikkelen en wel zodanig dat je rond je 42ste de juiste capaciteiten, de juiste kennis, de juiste kunde en de juiste inzichten hebt om een baan of functie op een hoog niveau goed te kunnen invullen. We kunnen dan ook constateren dat vele ambitieuze jongen mensen vooraan in de dertig burn-out raken omdat ze voortdurend op hun tenen moeten lopen, meer willen dan ze kunnen. Natuurlijke groei en ontwikkeling hebben hun tijd nodig. Ongeduldig in de file staan, lost de file niet eerder op. Door ongeduldig te zijn doen we onszelf en onze ontwikkeling geweld aan. We lopen onszelf vaak voorbij. We vinden in deze tijd dat alles alsmaar moeten groeien, dat onze economie en winst elke jaar hogere cijfers moeten laten zien. Als een bedrijf dit jaar een geweldige winst heeft gemaakt, zijn we teleurgesteld als dat bedrijf het volgende jaar dezelfde winst maakt. In onze optiek moet groei volgens een rechte lijn omhoog lopen. Als we natuurlijke groei nader bekijken, zien we dat deze niet volgens een rechte lijn omhoog loopt, maar gekenmerkt wordt door een afwisseling van periodes van groei en dynamiek en periodes van rust en stabiliteit. Kinderen groeien niet elke dag een beetje, kinderen hebben groeistuipjes. Tulpenbollen zitten een tijdje rustig in de grond en als de tijd er rijp voor is, komen ze ineens naar boven. Ze ontwikkelen zich in alle rust onder de grond, ze bouwen eerst levenskracht op. Dynamiek én stabiliteit zijn essentiële kenmerken van het leven, van groei en ontwikkeling, van de kwaliteit van het levensproces. We ademen in en ademen uit, we zijn wakker en slapen, we zijn dynamisch en rusten uit, we verbinden ons met ons beroep en nemen er in het weekend en vakanties afstand van, we beminnen en worden bemind. Als we deze ritmes verstoren of als deze ritmes worden verstoord, gaat ons lichaam protesteren. En protesten moeten we serieus nemen. Er is blijkbaar iets mis. Het leven is zo ingericht dat het ons niet alleen signalen geeft als het goed gaat, maar ook als iets niet goed gaat. Als we de dingen kunnen doen die we echt willen en fijn vinden, dan voelen we dat we lekker in ons vel zitten. En als er dingen zijn die niet goed gaan, als het leven wringt, merken we dat ook meteen. Vaak kunnen we dat gevoel niet meteen een plaats geven of merken we het niet eens op omdat het er langzaam is ingeslopen. Het zijn vaak anderen of een ziekte die ons erop attent maken. Niets is er voor niets, alles is er voor onze eigen bestwil.
11
Bij onze groei en ontwikkeling hoort ook het ontwikkelen van een openheid naar de signalen die gegeven worden. Er is zoveel hulp om ons heen om ons te steunen in het lopen van de door onszelf gekozen levensweg, maar we schenken er vaak geen aandacht aan of we zien de hulp niet. Als we de gordijnen gesloten houden, blijft ons zicht beperkt. Schuiven we de gordijnen open dan verruimen we ons zicht naar buiten.
5. Hoe kom ik in contact met mijn diepste wensen en dromen? Als mensen gevraagd wordt wat ze zouden willen, komt er doorgaans een waslijst van zeer uiteenlopende wensen. Van geld, vakanties, een andere baan en een ander huis tot en met een nieuw bankstel en een nieuwe auto. Maar als er daarna wordt gevraagd wat ze écht zouden willen, treedt er doorgaans een stilte op samen met een nadenkende blik naar boven. Ik heb gemerkt dat ons lichaam gebonden ego doorgaans goed in staat is om voor zichzelf te zorgen, maar dat onze ziel alle moeite heeft om aan zijn trekken te komen. En juist in onze ziel liggen onze diepste wensen. Ik had een gedegen plan gemaakt voor dit leven op aarde, maar in mijn materiegebondenheid is dat versluierd geraakt, het zit in het donker van de materie en kan daardoor moeilijk zichtbaar worden. De vraag is dan ook hoe ik mijn diepste dromen en wensen helder kan krijgen? Ik kan naar psychologen gaan en loopbaandeskundigen, maar zij kunnen mij alleen helpen om daar te komen waar mijn wensen en dromen liggen. Als we licht willen brengen in ons leven, zullen we naar mijn mening op de eerste plaats de ramen moeten openzetten naar de lichtwereld waar we vandaan komen, de spirituele wereld, want alleen dan zullen we bij onze diepste wensen en dromen kunnen komen. En dat is niet gemakkelijk in een tijd en in een cultuur waarin materiële welvaart centraal staat in onze wensen en dromen en waarin velen van mening zijn dat deze wereld DE wereld is waar alles zich afspeelt en waar ons begin en ons einde liggen, waar denken en praten over de dood wordt vermeden en waar alles wat niet aantoonbaar en wetenschappelijk bewezen is, niet bestaat. Maar de ziel blijft krabben aan onze deur en zal tijdens ons leven vragen blijven stellen over of dit het nu echt is wat we willen en of dit nu alles is wat er is. Materie kan ons ego bevredigen, maar niet onze ziel. We leven momenteel in een spannende tijd. De materieel economische structuren kraken aan alle kanten. Daarnaast wreekt zich het naar binnen gerichte denken. Als de wereld wankelt is dat dé gelegenheid om fundamentele vragen te stellen, vragen over de zin van oorlogen, over de zinvolheid van ons streven naar alsmaar meer, over de grote ongelijkheid tussen mensen, tussen volkeren en werelddelen en over de verstoring van ons milieu. Alle vragen die gesteld worden rondom de krakende structuren in deze tijd geven ons mogelijkheden om het roer om te gooien van materiële visies die voortkomen uit ons ego, naar visies die voortkomen uit ons zielenbewustzijn, uit ons bewustzijn en streven naar liefde, naar verbondenheid. We kunnen ramen openzetten naar nieuwe visies op onze wereld. Maar welke ramen moeten we opzetten, waar zitten die ramen en hoe krijgen we ze open? Als we ontevreden zijn en veranderingen willen, leggen we die veranderingen vaak op het bordje van anderen. Onze partner, buurman, ons stadsbestuur, onze regering of het bankwezen moet veranderen. Begrijpelijk, veel voortkomend, maar doorgaans frustrerend. We maken ons afhankelijk van anderen, voelen ons het slachtoffer van anderen, zij zijn de oorzaak dat het met ons niet goed gaat. Vaak zijn we blind voor het feit dat we zelf mede bijdragen of hebben bijgedragen aan de onwenselijke situatie. Wíj zijn het die onze regering hebben gekozen en wíj hebben niet geprotesteerd tegen verkeerde maatregelen of toestanden. Personen en instellingen om ons heen uitmaken voor graaiers is gemakkelijk, maar kijken in hoeverre wijzelf op kleine schaal onderdeel uitmaken van deze graaicultuur of er van profiteren, is niet gemakkelijk. En als we ons zelf daarvan niet bewust willen zijn, zal er niets veranderen. Van anderen een positief milieugedrag verlangen en er zelf niets aan doen, omdat we denken dat dat geen zoden aan de dijk zet omdat het maar om bijna niets gaat, zal niet tot de door ons gewenste veranderingen leiden. Als iedereen naar de ander wijst, doet niemand iets en gebeurt er niets. De beste stuurlui staan aan wal, maar krijgen hartaanvallen omdat ze al hun onmacht opkroppen. Slachtofferenergie is negatieve energie en de energie van de veranderaar is positieve energie. Alle
12
veranderingen beginnen bij individuen, dus bij onszelf. Iemand is zich bewust van de situatie, ziet in dat er iets moet veranderen, hij bedenkt veranderingen, inspireert anderen, zoekt steun, wekt enthousiasme bij grotere groepen. Iemand gooit een steen in een vijver. Als we iets willen, moeten we dat echt willen en zelf doen. Vaak blijven we steken in wensen en verlangens en zetten we deze niet om in actie. Als we vinden dat iets moet veranderen, is het wenselijk dat we in de kracht van onszelf gaan staan en deze inzetten voor de realisering van onze wens of droom, want als we iets echt willen, hebben we de verandering tot ónze droom gemaakt. Dromen geven ons energie. En alle soorten energie zenden zichzelf uit, ze zijn voelbaar. Als we ergens binnenkomen, voelen we of de sfeer prettig of onprettig, zwaar of vrolijk is. Het zijn de mensen ter plekke die de sfeer maken. Positieve energie prikkelt, negatieve energie trekt naar beneden. Positieve energie heeft een hogere frequentie dan negatieve energie. Onze ziel heeft een hoge energiefrequentie en gedijt daarom in een sfeer van positieve energie. Wijzelf zijn in staat om een sfeer te scheppen waarin we als spiritueel wezen kunnen gedijen. Positieve energie brengt alles op een hoger frequentieniveau. Omdat onze ziel een hoge frequentie heeft stralen we, als we vanuit onze ziel gaan leven, een hoogfrequente energie uit, die alles zal doen veranderen, onszelf en alles om ons heen. We zijn naar mijn mening niet alleen op deze aarde gekomen om te groeien en ons te ontwikkelen, we zijn ook op deze aarde gekomen om deze aarde op een hoger niveau te brengen, om deze aarde, deze materie en alles te bezielen, waardoor deze aarde niet alleen een betere stageplek is om er als lichaam-ziele-wezen te groeien maar waardoor ook de materie beter kan bloeien. Planten en dieren gedijen beter in een positieve omgeving, in een omgeving met een hoge energiefrequentie. Onze ecologische systemen werken door uitwisseling van energie. Hoe hoger die energie is hoe beter de systemen werken. Doordat grote groepen mensen de laatste decennia meer oog gekregen hebben voor onze zielskracht, heeft deze ook meer ruimte gekregen en doordat zielskracht meer ruimte heeft gekregen, is mede hierdoor het energieniveau op aarde toegenomen. Wij als mensen konden daar een bijdrage aan leveren mede doordat we in dit groeiproces werden ondersteund door de spirituele wereld. Hij begeleidt en ondersteunt niet alleen onze groei en ontwikkeling naar een hoger niveau maar ook die van de aarde. Het ruimte geven aan de kwaliteiten van onze ziel is niet alleen noodzakelijk voor het vrij laten komen van haar energie, maar ook om alles wat erin besloten ligt te laten bloeien, dus ook onze diepste wensen en dromen. Op de vraag waar de ramen zitten, is het antwoord: de ramen zitten in mezelf, in onszelf. We worden ons bewust van de kracht en missie van ons ik en van het gegeven dat er naast ons materiële ik een spirituele IK is. En als we dat weten, kunnen we zoeken hoe we de afscheiding tussen ons ego en tussen onze ziel open kunnen krijgen, waardoor wijzelf echt bezield kunnen raken en alles om ons heen. Hoe krijgen we de ramen naar onze ziel open? Door de STILTE op te zoeken, stil te zijn in onszelf, door de stilte te zoeken in onszelf. We komen uit de stilte en alleen daar zullen we ons echt thuis voelen. Als we de stilte in onszelf hebben ontdekt, kunnen we hem overal en altijd meenemen. We weten dat we ons in een omgeving van lawaai en drukte niet kunnen concentreren. Maar er is niet alleen lawaai en drukte om ons heen, maar misschien nog wel meer lawaai en drukte in onszelf. De hele dag ratelen er gedachten door ons hoofd, gedachten dat we niet op tijd komen of iets op tijd afkrijgen, gedachten over waslijsten aan dingen die we nog moeten doen, scheldkanonnades over de automobilist die te langzaam rijdt, over een collega die het niet met ons eens is, over onze partner die alles maar laat rondslingeren, over de politiek, kortom over alles en nog wat. Daarnaast zijn er overal prikkels in de vorm van reclameborden, telefoontjes, e-mails, sms- en faceboekberichten. De hele dag worden we belaagd met boodschappen en we zijn niet in staat om ze te negeren. Integendeel, we lijken ze nodig te hebben, want als onze telefoon of onze computer het niet doet, voelen we ons afgesneden van de wereld. We zijn verslaafd aan drukte en lawaai. Als die er op een gegeven moment niet meer zijn, zijn we van slag. We weten niet wat we met rust en stilte aanmoeten. We verheugen ons enorm op vakanties, even weg van alle stress en drukte en als we dan rustig op het terras van ons vakantiehuisje zitten en het glas wijn hebben geheven en opgedronken, ontstaat er onrust. Het valt ons moeilijk om te blijven zitten en gewoon niets te doen, om niets te denken, om niets te plannen en ons nergens zorgen over te maken. De oorzaak hiervan is niet alleen dat onze
13
hersenen en ons lijf hun hectisch ritme niet van het ene moment op het anderen kunnen stopzetten, maar ook dat in de rust en stilte waarin we zijn beland, alle opgekropte spanning letterlijk de tijd en ruimte krijgt om te ontsnappen. In het begin van vakanties stijgt dan ook het aantal hartinfarcten. De spanning ontspant zich in een kramp. Ook hoofdpijn is een veelvoorkomend cadeautje aan het begin van de vakantie. Vakantie is afgeleid van het Latijnse woord vacare en dat betekent leeg maken, jezelf leegmaken. Onze vakantieverwachtingen zijn doorgaans dan ook niet realistisch. We willen het fijn hebben en genieten en dan is hoofdpijn en geïrriteerdheid niet leuk. En omdat we dat niet leuk vinden, worden we nog meer gestrest. Kunnen genieten van een vakantie houdt in dat we ons wil-gedrag loslaten en dat we het leven gewoon zijn gang laten gaan, dat we ontspannen en aanvaarden dat we eerst door een rommelperiode heen moeten, dat we kunnen en mogen ont-stressen, dat we de verzamelde rommel in onszelf bij de vuilnis zetten. Voordat we kunnen genieten, moeten we eerst ontspannen en als we ontspannen zijn, kunnen we door te genieten ons weer opladen, weer nieuwe kracht verzamelen, zowel lichamelijk als geestelijk. We komen weer bij onszelf. Echt bij onszelf komen is bij onze ziel komen. We kunnen niet bij onze ziel komen als ons ego alsmaar lawaai en drukte maakt en als er om ons heen alsmaar lawaai en drukte is. We moeten de materiële barrière om ons heen slechten om bij onze ziel te kunnen komen, bij ons diepste IK. Naarmate we meer vanuit onze ziel kunnen leven, deel kunnen hebben aan haar energie, kunnen we ook beter tegen lawaai en onrust en kunnen we meer één zijn met de spirituele wereld waarmee we in ons diepste zijn één zijn. De situatie waarin onze ziel tijdens de geboorte een jas heeft aangetrokken, verandert dan in de situatie waarin de jas een ziel heeft gekregen. De ziel wordt zichtbaar in alles. We keren ons binnenste naar buiten. Diep in ons snakken we allemaal naar ontspanning, stilte en rust. Vele mensen trekken dan ook in het weekend de natuur in, wandelen in bossen, in de rust van natuur of langs de zee waar het ritme van de golfslag ons in ons eigen natuurlijke ritme brengt. De belangrijkste reden waarom wij permanent in Frankrijk zijn gaan wonen, is omdat we niet meer zonder echte rust en stilte konden. In Nederland is het nergens meer echt stil. Zelfs in stiltegebieden horen we in de verte altijd het geruis van een autoweg of activiteiten. Ook is het er echt nooit donker en dringt de onrustige energie van de stressige samenleving overal door. Als we bij ons huis in Frankrijk aankomen en uit de auto stappen, valt de stilte als een deken over ons heen. We staan dan getroffen door de stilte even stil en luisteren naar de weldaad van het niets. Stilte heeft zijn eigen geluid, het geluid van waar we vandaan komen. We zijn aangekomen in de zielsfase van ons leven en dit is de omgeving waarin we gedijen, waarin we onszelf kunnen zijn. Na een verblijf in de drukte, worden we ’s nachts vaak wakker van de stilte. En als we op een avond laat thuis komen, kunnen we zonder licht de voordeur niet vinden en zeker niet het sleutelgat. Bij heldere hemel zijn wolken van sterren zichtbaar en kunnen we de oneindigheid van het heelal zien en voelen. Er is hier ruimte voor de ziel. Het zoeken en vinden van een rustige en stille omgeving is een stuk makkelijker dan het vinden van een manier om onszelf tot rust te brengen. Dit vereist oefening en geduld. Er zijn veel manieren om de geest van ons ego tot rust te brengen. Iedereen kan voor zichzelf een manier zoeken die bij hem past. Wandelen in de rust en stilte van de natuur, gewoon lekker werken in de tuin, naar mooie muziek luisteren of mediteren. Wat bij alle manieren van belang is, is dat we proberen onze waterval aan gedachten te negeren, stop te zetten. In de natuur lopen en bezig zijn met gisteren of morgen levert niet veel op. Hetzelfde geldt voor fietsen in de natuur en bezig zijn om een bepaald parcours sneller af te leggen dan de vorige keer, kijkend naar de hartslag- en kilometerteller. Het is beter om ons naar buiten te keren, te kijken naar de mooie lentekleuren, te genieten van de frisse lucht en het geluid van de vogels, de warmte van de voorjaarszon op onze rug te voelen, te genieten van alles wat er is. Deze schoonheid raakt aan onze eigen diepe schoonheid en maakt onze zielenkrachten wakker. Hetzelfde geldt voor het werken in de tuin. Als we constant bezig zijn met wat we nog moeten doen, zoals het invullen van de belastingen, is dit niet de sfeer waarin onze ziel wakker kan worden. De ziel verkiest de sfeer van gewoon onkruid wieden en kijken naar wat er allemaal aan mooie plantjes staat, van genieten van het buiten zijn en van het voelen van de prikkeling of de warmte van de lucht, van het zijn in het hier en nu. Zodra we onze gedachtestroom hebben stopgezet, merken we dat er rust ontstaat. Als we rustig zijn, voelen we rust en maken we contact met het veld van rust. Rust heeft zijn eigen energiefrequentie. We voelen die rust niet alleen zelf, maar we stralen de rust ook uit. Mensen in de omgeving die goed opletten en er gevoelig voor zijn, merken onze rust en worden er zelf ook rustiger van. We zenden een prettige energie uit, de energie van rust. De vraag is nu of die rust in ons ontstaat of dat we op een bepaald moment zo zijn dat we open staat voor de rust die er is in onze ziel. Ik denk dat het laatste
14
het geval is. Net zoals ons bewustzijn niet in onze hersenen ontstaat, zo ontstaat rust niet in ons zelf. We staan op een gegeven moment open om de rust te ontvangen. We hebben onze ramen opgezet en de rust kan binnenstromen. We kunnen zelf door ervaring ontdekken in welke situatie en toestand dat het geval is en zo voor onszelf situaties van rust creëren. Voor mij speelt muziek een belangrijke rol. Terwijl ik dit schrijf, is er om me heen zachte rustige muziek hoorbaar. Ik hoor de muziek niet altijd bewust, hij is er als een sfeer die de sfeer van eeuwigheid raakt, zoals het voelen van schoonheid en liefde me meevoert naar herinneringen aan de wereld waar ik en wij allen vandaan komen. Ik maak contact met de wereld van de ziel. De ramen de ziel gaan open. Ik las onlangs: ‘Na stilte komt muziek het dichtste bij het zeggen van het ontzegbare’. Een van de vele manieren om bij ons zelf te komen, is mediteren. Door de eeuwen heen hebben mensen gemediteerd. In alle belangrijke godsdiensten en levensbeschouwingen speelde en speelt meditatie een belangrijke rol. We hebben dus een groot scala aan doorgewinterde manieren om te mediteren tot onze beschikking. Ikzelf ben opgegroeid met de rituelen van het katholieke kloosterleven. ’s Morgens vroeg in stilte door de kloostergangen of in de kloostertuin lopen of gewoon in stilte ergens zitten, behoorden tot de dagelijkse rituelen. ’s Morgens vroeg komen we uit de rust van de nacht en is het gemakkelijk om in die rust te blijven. Een tekst lezen, deze proeven en erover mijmeren, het ritme van de rozenkrans volgen of de aandacht richten op de natuur, waren verschillende invullingen van deze meditatie, ingebed in een dagelijks ritme van activiteiten. En een dagelijks ritme van activiteiten speelt een belangrijke rol in het vinden en beleven van rust. In een ritme leggen we onze activiteiten vast in een juiste volgorde en op het meest geschikte moment en doordat we deze activiteiten vastleggen, hoeven we ze niet elke dag te plannen. Er komt energie vrij voor de invulling van de activiteiten. We hebben niet voor niets agenda’s uitgevonden en les- en dienstroosters. Ze geven structuur aan ons handelen en daardoor duidelijkheid en rust. Sinds de jaren zestig is er een enorme aantrekkingskracht voor de oosterse godsdiensten en levensbeschouwingen, zoals het Boeddhisme en Hindoeïsme. Een groot gedeelte van de jeugd van die tijd had een nieuw levensgevoel. Ze was in staat om meer vanuit de ziel te leven en zette zich af tegen de machtsstructuren van de kerk, het gezin en de staat. Ze had een diep gevoel voor persoonlijke vrijheid en zocht manieren om op een persoonlijke en eigen manier invulling te geven aan haar leven. De jeugd verzette zich tegen instituties die van buiten af oplegden hoe ze moest leven, ze wilde leven vanuit de ziel. Drugs en meditatie waren manieren om bij het eigene van zichzelf te komen en de oosterse godsdiensten en levensbeschouwingen sloten daar beter bij aan dan de verstarde leer van de westerse christelijke kerken. Tegenwoordig mediteren dagelijks een groot aantal mensen geïnspireerd door oosterse methoden van meditatie. De kern van al deze methoden is om je in een rustige omgeving terug te trekken, te gaan zitten, de ogen te sluiten en rust te vinden in jezelf door je gedachten stop te zetten. Dit kan door het alsmaar herhalen van een mantra of door je te concentreren op een kleur, op muziek of op het ritme van je ademhaling. Er zullen allerlei gedachten in je opkomen. Laat ze komen maar probeer ze ook rustig los te laten en geef opnieuw aandacht aan je mantra, kleur, muziek of het ritme van je ademhaling. Het is de kunst om niet uit te zijn op effect, op een bepaald resultaat. Soms word je rustig en soms is er een grote chaos in je hoofd. Alles is goed, het is onderdeel van het proces, zoals hoofdpijn hoort bij het begin van de vakantie. Het uitgangspunt is dat het je, hoe dan ook, dichter bij jezelf brengt, bij je ziel. Door het feit dat we de ramen naar onze ziel openen, wordt de energiefrequentie verhoogd en verhogen we de energiefrequentie in onze hersenen, in ons hele lichaam en in onze omgeving. We maken verbinding met het energieveld van de wereld waar we vandaan komen, we laten deze energie door ons heen stromen. We zijn een poort van energie naar de aarde en hierdoor worden niet alleen wijzelf meer bezield maar ook alles om ons heen. Doordat tegenwoordig heel veel mensen hun ramen open zetten, wordt de energiefrequentie op aarde verhoogd en zijn we meer en meer in staat om de wereld die ten onder dreigt te gaan aan onze materiële ego-benadering te bezielen met een nieuw bewustzijn waarin liefde, verantwoordelijkheid en verbondenheid centraal staan. Wijzelf kunnen een nieuwe wereld scheppen door via rust en stilte bij onszelf te komen, bij onze ziel, ons diepste zijn, daar waar alles is. We hoeven alleen onze ramen open te zetten in het duister van ons ego. De vraag was: Hoe kom ik in contact met mijn diepste wensen en dromen? Ik kom in contact met mijn diepste wensen en dromen door de ramen open te zetten naar mijn ziel, want daar ligt mijn diepste weten. Maar mijn ziel ‘spreekt’ op een andere manier dan mijn ego. Mijn ego als lichaam en verstand reageert instinctief en redeneert, heeft een instinctief en beredeneerd weten. Ik reageer instinctief op bijvoorbeeld gevaarlijke situaties en ik beredeneer dingen als ik een probleem wil oplossen. Door mijn
15
ego kan ik leven en overleven en mijn leven richting en invulling geven en dat is fantastisch. Mijn ziel laat me dingen weten op een intuïtieve manier. We hebben allemaal de ervaring dat je opeens weet hoe dingen in elkaar zitten, dat we opeens iets echt begrijpen, dat we op een gegeven moment precies weten wat we willen. En als iemand ons dan vraagt naar het waarom, kunnen we daar geen duidelijk antwoord op geven. In de ego-wereld begrijpen en weten we vanuit een logische manier van redeneren. Weten vanuit de wereld van de ziel is weten vanuit een diep gevoel van zekerheid. Het is een weten dat vol van rust is. We hoeven het niet te begrijpen, onze vragen krijgen een antwoord en dat antwoord voelt als een diepe waarheid. Dit leidt in de ego-wereld vaak tot geïrriteerd gestelde vragen als: ‘Hoe weet je dat?’ of ‘Hoe weet je dat zo zeker?’. En omdat we daar geen duidelijk antwoord op kunnen geven en we dit soort situaties willen vermijden, praten we niet meer over dit soort weten, dit intuïtieve weten vanuit onze ziel. Misschien doen we het raam naar onze ziel weer een beetje dicht omdat het alleen maar tot moeilijkheden leidt. Het is echter ook mogelijk dat we na het voelen van de zekerheid en de rust van het weten vanuit onze ziel niet meer terug willen naar het alleen maar onzekere en beperkte weten van ons ego. Vragen aan onze ziel stellen we in volle aandacht en laten ze dan los. We denken er niet over na, we laten de vraag de vraag en richten onze aandacht daarna op andere dingen. Het antwoord krijgen we op een gegeven moment als een soort ingeving. Een algemeen bekende manier is het stellen van een vraag voordat we gaat slapen, we leggen de vraag ‘onder ons kussen’. Vaak weten we ’s morgens het antwoord. Ook kunnen we een vraag stellen als we gaan wandelen of in de tuin gaat werken en dan onze aandacht richten op wat we om ons heen zien. Het antwoord komt vanzelf omdat we de deur naar de wereld van onze ziel hebben opengezet en in de ziel is alle weten, alle bewustzijn. Antwoorden komen niet op het moment dat we dat willen, ze zijn niet afdwingbaar. Ze komen wanneer ze komen. De wereld van ziel kent geen dwang. Er is rust en vertrouwen, er is openheid. De antwoorden komen ook niet per post of duidelijk hoorbaar. Het zijn ook geen gedachten. De antwoorden komen in een vorm die we in materietermen niet kunnen uitleggen. We krijgen ze op een ziele-manier en omdat we een ziele-wezen zijn, kunnen we ze duidelijk waarnemen als we de ramen naar onze ziel hebben opengezet. We kunnen de taal van onze ziel leren verstaan. Als we de ramen naar onze ziel openzetten, kunnen we niet alleen beter in contact komen met de kwaliteiten van onze ziel en vanuit onze ziel leven, maar kunnen we ook makkelijker in contact komen met de wezens in de wereld waar we vandaan komen en waar we weer naar toe gaan. Ik ben er van overtuigd dat onze overleden dierbare en helpers daar zijn en dat zij liefdevol bij ons betrokken zijn. Ook hen kunnen we vragen stellen en om steun vragen. Ik doe het bijna dagelijks. De ramen in me zelf open zetten naar mijn ziel, opent een wereld vol wonderen. ‘Als je het contact met de innerlijke stilte in je verliest, verlies je het contact met jezelf. Wanneer je het contact met jezelf verliest, verlies je jezelf in de wereld.’ Eckhart Tolle, De stilte spreekt.
6. Wat is liefde eigenlijk? Een dezer dagen vroeg ik aan mijn kleinzoon van zestien wat voor hem liefde is. Hij antwoordde: ‘Liefde is vet cool’. Het antwoord verraste me. Ik had een zoekende verhandeling verwacht en kreeg een kort en bondig antwoord in een voor mij niet alledaags taalgebruik. Ik was ook verrast door het feit dat ik het na enkele seconden een geweldig antwoord vond. Liefde is inderdaad vet cool, liefde is fantastisch, geweldig. Er is eigenlijk niets wat zo fijn voelt als liefde ook al weet ik niet precies wat het echt is. Ik ben als essentie ontstaan in en door het veld van Liefde en toen ik daar was waar ik vandaan kom, was ik omgeven door liefde, weten en bewustzijn. Hier op aarde is de herinnering hieraan versluierd geraakt, maar diep in me ligt die herinnering en het verlangen er naar. Uit Liefde ben ik geboren om volmaakte liefde te zijn, net zoals ik hier op aarde geboren ben als kind om volledig mens te zijn. Ik werd op deze aarde geboren als een bezield mens, maar ik was het nog niet in al zijn volheid. Ik probeer het elke dag opnieuw een beetje meer te worden. Zo is het volgens mij ook met liefde. Ik heb diep in me een beeld van wat het is, ik word er naar toegetrokken, maar ik ben nog geen liefde, ik ben op weg het te worden. Liefde is een ontwikkelingsweg. Ik voel liefde, ik zie liefde, ik herinner me liefde, ik heb lief, ik word liefgehad, maar ik ben het nog niet. Ik zoek mijn weg er naartoe, de weg naar mijn diepste zijn. Het voelen, zien en het me herinneren van liefde wil nog niet zeggen dat ik me volledig
16
bewust ben van wat liefde is, bewustzijn kan alleen ontstaan door ervaring. En daarvoor ben ik hier, namelijk om te ervaren en me zo bewust te worden wat liefde in zijn volheid is. Alle liefde die ik voel, is het voelen van het goddelijke, de essentie van mezelf. Ik ben geboren als een vonk van Liefde, als een golf van de oceaan en ben als zodanig tegelijk een IK en het Geheel. Een golf is één met de oceaan, ze is er een onlosmakelijk deel van. Net zoals een golf iedere keer weer één wordt met de oceaan en er steeds weer uit ontstaat, zo zal naar mijn mening het ademen van de liefde zijn. En dat mag ik hier op aarde oefenen in mijn relaties: tegelijk helemaal mezelf blijven én helemaal opgaan in die ander, volstrekte overgave en volledig loslaten, de voortdurende beweging in een lemniscaat.
Het is uiteindelijk de bedoeling dat ik de hele mensheid liefdevol in mijn hart kan sluiten, maar dat is een ideaal dat ik nog lang niet heb bereikt. Daarom begin ik maar op kleine schaal en dicht bij mezelf. Ik oefen mijn lief worden met mijn partner, met mijn kinderen, vrienden en buren. En dat is al moeilijk genoeg. Toen ik geboren was, werd ik omringd door de onvoorwaardelijke liefde van mijn ouders, in de sfeer van liefde van waar ik vandaan kwam. Langzaam aan verzonk ik in de materie-ego-wereld en vroegen mensen om me heen in ruil voor krijgen ook geven. Voor wat hoort wat. Als je je best doet, dan ... . Als je dat doet, ben ik boos op je of vind ik je lief. Ons ego wil hebben en krijgen. Geven heeft dan ook vaak als voorwaarde krijgen: voorwaardelijke liefde. Onze maatschappij is prestatie- en normgericht. Het goede wordt beloond en goedgekeurd, het minder goede getolereerd en het slechte afgekeurd en bestraft. En wat goed, minder goed en slecht is, bepalen we niet zelf, maar wordt voor ons bepaald. En als we alsmaar niet aan de normen van onze omgeving voldoen, gaan we ons zelf slecht voelen, van niet veel waarde. En als we ons niet veel waard voelen, wat hebben we dan te geven? Als we nooit waardering hebben gekregen, hoe kunnen we dan echt weten hoe geweldig het voelt om waardering te krijgen. Hoe kunnen we dan echt weten wat het voor de ander is om iets van ons te krijgen. In onze eenzaamheid schreeuwen we om waardering, om liefde. Die waardering en liefde proberen we noodgedwongen te krijgen door ons aan te passen aan de normen van onze omgeving. We doen ons best om gewaardeerd te worden. En wellicht lukt ons dat, maar diep in ons weten we dat de toneelspeler waardering krijgt, maar niet wijzelf. We voelen ons ondergewaardeerd. Het ander uiterste is dat we alles krijgen wat we willen. Onze omgeving doet alles voor ons omdat ze onze waardering, onze liefde willen. We vinden het normaal dat we krijgen wat we vragen. En van iets dat normaal voor ons is, besef we niet de waarde, de kwaliteit. Dat besef krijgen we pas als het blijkt niet normaal te zijn, dus als we niet altijd krijgen wat we willen. Verwende kinderen beseffen niet de waarde van krijgen en dus ook niet de waarde van geven. En echt kunnen geven en echt kunnen ontvangen zijn basiselementen van liefde. We hebben doorgaans geleerd dat liefde gericht is op de ander, op anderen en dat we moeten leren onszelf weg te cijferen. Vaak leiden gedeeltelijke waarheden tot onwaarheden, tot misvattingen en verstoringen in onze opvattingen en daardoor in onze levensprocessen. Het gaat naar mijn mening niet om de ander en het gaat niet om mij, het gaat om mij én de ander. ‘Heb de ander lief als uzelf’ staat in de Bijbel te lezen. Dus begint liefde met liefde voor mezelf, met mezelf de moeite waard vinden, met mezelf trouw te zijn in het diepst van mijn wezen en met het nemen van de verantwoordelijkheid voor mijn groei en ontwikkeling. Ik kan alleen vanuit mijn eigen ervaring naar de ander kijken en hem ontmoeten. Als ik bang ben om niet gewaardeerd te worden, zal ik die angst in iedereen tegenkomen: Zouden ze me wel mogen? Als ik het normaal vind om alles te krijgen wat ik wil, zal ik alles en iedereen benaderen vanuit het oogpunt dat ze er voor mij zijn. Houden van begint dus niet bij de ander, houden van begint bij mezelf, maakt deel uit van mijn groei en ontwikkeling. Als ik niets ben, kan ik ook niet iets zijn, noch voor mezelf, noch voor de ander. Leren om mezelf weg te cijferen roept dan ook wrevel bij me op. Van wie en voor wie moet ik mij wegcijferen. Liefde en moeten horen niet bij elkaar. Ik moet niets en jij moet niets, we zijn aan elkaar
17
in liefde niets verplicht, we zijn er niet voor de ander, we zijn er voor elkaar, voor jou én voor mij. We bejegenen elkaar zoals we onszelf in liefde bejegenen. Jij bent jij en ik ben ik, wij zijn beide onszelf en we zijn geroepen om onszelf te worden in ons diepste zijn en wezen, mede door onze ontmoeting. We zijn hier om ons zelf te worden en niet zoals de ander wil dat we zijn. Vreemd dat we vol liefde kunnen kijken naar hoe kinderen zich ontwikkelen en hun eigenheid ontvouwen en dat we later de ander willen kneden naar ons gelijk. Ons normatief ego-denken grijpt diep in in onze levensopvattingen en in ons doen en laten. Maar we zijn hier om door de ervaringen van ons ego-zijn tot bewustzijn te komen en te groeien van ik naar IK, van beperkt naar volledig bewustzijn, van voorwaardelijke liefde naar onvoorwaardelijk liefde. ‘Zondig gerust, zondig tegen jezelf en doe jezelf geweld aan, mijn ziel; maar later zul je niet meer de tijd hebben om jezelf te achten en te respecteren. Voor jou is het bijna afgelopen en je hebt in je leven jezelf niet ontzien, maar je hebt gedaan alsof het bij je geluk om de andere ziel ging ……. Degenen evenwel die de bewegingen van de eigen ziel niet oplettend volgen, zijn noodgedwongen ongelukkig.’ Marcus Aurelius, Overpeinzingen. De eerste bewuste herinneringen aan ‘liefde’ hebben we doorgaans door de ervaring van verliefd zijn. We worden naar iemand toegezogen. En als dat wederzijds is, neigt alles naar verstrengeling, in elkaar opgaan. Vorige week zag ik nog twee jonge mensen in een hoekje van het station in Nevers stil bij elkaar zitten met armen en benen op een ingewikkelde maar toch natuurlijke manier om elkaar heen, verlangend naar één zijn. Het ontroert me iedere keer weer opnieuw omdat het raakt aan mijn eigen beleving, maar wellicht ook omdat het raakt aan de ervaring van mijn ziel die één wil zijn met het Al, mijn bron. Waarom willen kinderen als ze groot zijn geworden en zich los geworsteld hebben uit de zorgen en bemoeienis van hun ouders, altijd weer terug naar de veiligheid van hun liefdevolle omarming die ze als kind hebben gevoeld, en alsmaar op zoek zijn naar hun goedkeuring en waardering voor wat ze als volwassene doen en zijn geworden? We zijn weggegaan van huis en zullen heimwee hebben naar de plek waar we vandaan komen en we zullen er naar teruggaan. Het is onderdeel van het eeuwige ritme van in- en uitademen, van weg gaan en terug komen, van afstand en nabijheid. Deze polen staan elk op zich en bestaan niet zonder elkaar. Verliefd zijn is een geweldige ervaring die zijn wortels heeft in ons materiële zijn, in de aantrekkingskracht van de seksen, en in ons ziel-zijn dat streeft naar verbinding, verbonden zijn. We zijn niet alleen materie, we zijn bezielde materie. We worden niet op iedereen verliefd, maar op een van de velen omdat we, naar mijn mening, met die ene persoon op basis van ons levensplan iets moeten beleven, ervaren ten behoeve van elkaars groei en ontwikkeling. We worden niet zo maar verliefd, we ontmoeten niet zomaar mensen, alles en iedereen heeft een betekenis. Ze vallen ons toe, niet zomaar maar gewild. In verliefdheid raken we elkaar, de ander raakt iets in mij. Elke aantrekkingskracht spiegelt iets in mezelf. Door de ander ben ik in staat mezelf te ontdekken. Ík ben verliefd, dus de ander raakt míj, raakt iets in en van mij. Wat zegt dat meisje of die jongen waarop ik verliefd ben over mij? Deze vraag stellen we ons in de fase van verliefdheid niet, de ervaring van het geraakt worden is belangrijk. Diepere vragen komen later als ons verlangen naar weten en bewustzijn toeneemt. In verliefdheid projecteren we al onze dromen op elkaar. Het gevoel van samen geeft een enorme levensenergie. We gaan het samen maken, alles! De lente breekt door. Vanuit het gevoel van verliefdheid gaan we samen dingen doen en al doende merken we dat dingen samen doen moeilijker is dan we gedacht hadden. Als we samen op vakantie gaan, merken we dat de een van andere dingen houdt dan de ander. De een wil lekker aan het strand liggen, de ander wil de omgeving verkennen. De een houdt van Italiaans eten, de ander niet, enzovoort. In het samen doen ontdekken we elkaars eigenheid. Daarnaast hadden we gedacht en er naar verlangd dat we hetzelfde idee hadden over samen en dat de een de dromen van de ander zou realiseren. Maar die ander is er niet om mijn dromen te realiseren. We zijn hier om onze eigen dromen te realiseren en we kunnen aan elkaar vragen om elkaar hierbij te helpen. Liefde krijgt vorm in wederzijdse gerichtheid, gerichtheid op onszelf én op de ander. Vanuit de liefde voor onszelf proberen we aan de weet te komen wie en wat we echt willen zijn en vragen we de ander om ons daarbij te helpen, en andersom. Henk Smeijsters schrijft in zijn boek ‘Autonomie’: ‘Liefde betekent dat ik de ander ondersteun zichzelf te zijn’. Verliefdheid claimt. Zonder de ander voelen we ons verloren, zijn we onszelf niet meer. We zijn onszelf kwijt. Liefdesverdriet is naar mijn mening in wezen niet het verdriet over het verlies van de ander maar het verdriet over het verlies van onszelf. We hebben onszelf verloren in de ander en hebben onze dromen in zijn handen gelegd. En nu hij er niet meer is, zijn ook onze dromen verloren. We moeten ze weer terug zien te vinden.
18
De ontwikkelingsweg van de liefde is voor mij het voortdurende zoeken en ontwikkelen van mijn eigen identiteit en die van de ander, is het ervaren en het me bewust worden dat ik me daarin met de ander verbonden voel. Het is het ervaren, het me bewust zijn en het kunnen genieten van de rol die we daarin voor elkaar spelen. Het is de weg van ik en jij naar wij, vervolgens van wij, naar jij en ik én de gerichtheid op elkaar. We leren de kunst van én golf te zijn én oceaan, de kunst van iemand te zijn die versmelt met de ander zonder zichzelf te verliezen. Eenheid ontstaat door het samenvoegen van een of meer verschillende eigenheden. De smaak van een gerecht wordt bepaald door het samengaan van de verschillende smaken van de ingrediënten. En een goede proever wil al die verschillende smaken proeven. De kwaliteit van het geheel wordt bepaald door het samenvallen van de kwaliteit van de samenstellende delen. Liefdesverdriet van mensen die langere tijd van elkaar houden en waarvan een van beiden er niet meer is, is naar mijn mening het verdriet over het weggevallen van de verbondenheid in het zijn, over het niet meer kunnen delen van hun zijn, over het kwijtraken van hun belangrijkste spiegel. Ze missen de gerichtheid op de ander en de gerichtheid van de ander op hen. De liefdevolle energiestroom heeft zijn weg verloren en daarom voelen ze zich verloren en ontkracht. We lopen het liefdes-pad in vele levens van voorwaardelijke liefde naar onvoorwaardelijke liefde en werkelijk mededogen. Mededogen is volgens Iteke Weeda geen medelijden. Medelijden bevestigt de misdeeldheid, het niet ‘normaal’ zijn van de ander en ontkent dat hij ondanks zijn misdeeldheid een volwaardig mens is met zijn eigen mogelijkheden tot groei en ontwikkeling. Mededogen is de ander vanuit zijn eigenheid laten zijn en worden, naast hem staan en bij hem betrokken zijn, met hem meelopen en daar waar nodig hem iets van jezelf geven, iets toevoegen. Mededogen geeft een gevoel van vrijheid, medelijden van onvrijheid. Mededogen aanvaardt de eigen verantwoordelijkheid van de ander voor zijn eigen levensweg. Naast medelijden kan ook zorg beklemmend en onvrij makend zijn als het de ander zijn verantwoordelijkheid voor zichzelf ontneemt. Bij zorg kunnen we ons de vraag stellen of de zorg wordt opgeroepen vanuit bezorgdheid of uit betrokkenheid. Zorg vanuit betrokkenheid gaat uit van de behoefte aan zorg die de ander van ons vraagt. Zorg vanuit bezorgdheid komt voort uit de behoefte om de ongerustheid die we hebben over de ander te kalmeren. Door het proeven van wat de reden van onze zorg is, ontdekken we de nuances tussen betrokkenheid en bezorgdheid, ontdekken we nuances in wat we als uitingen van liefde ervaren. Ik weet niet echt wat onvoorwaardelijke liefde is, ik reik ernaar maar kan het niet echt bevatten en ik kan het niet in al zijn volheid voelen en zeker niet zijn. Mensen die tijdens een bijna doodervaring even in de spirituele wereld zijn geweest en daar de Liefde hebben gevoeld waardoor ze omringd werden, vinden geen woorden om de allesomvattendheid van deze ervaring uit te drukken. In mijn aardse zijn kan ik mijn spirituele zijn niet in heel zijn omvang voelen en bevatten en als ik het al even kan voelen, zijn mijn aardse termen niet in staat het uit te drukken. Mijn woorden en taal zijn van deze wereld. Als ik in de Bijbel, in de brief aan de Korintiërs, vers 13, de tekst lees over De Liefde, de onvoorwaardelijke liefde, dan weet ik dat ik nog een lange weg heb te gaan, want ik kwets soms mensen, kan mensen niet altijd vergeven, ben niet altijd lankmoedig en verdraag niet altijd alles, enzovoort, enzovoort. Deze tekst over de liefde hoorde ik vaak tijdens een huwelijksceremonie en roept een tegenstrijdig gevoel bij me op, enerzijds het ‘vet cool’ gevoel van de liefde en anderzijds een gevoel van dat er nog heel wat moet gebeuren voordat ik echt liefde ben. Nu ik ouder wordt en het leven een beetje begin te begrijpen, verheug ik me op morgen en overmorgen, want als liefde vandaag al zo vet cool voelt, hoe zal het dan voelen als we als maar verder groeien in het zijn van liefde.
7. Wat is er na dit leven? Bij mijn geboorte incarneerde ik als spiritueel wezen in een lichaam om hier op aarde van alles te ervaren en hiervan te leren en om me bewust te worden van mezelf en van alles wat er is. Alle ervaringen die ik hier op aarde opdoe, heb ik zelf gewild en gepland. Op een gegeven moment heb ik hier mijn levensopdracht voltooid en ga ik weer terug naar waar ik vandaan kom. Mijn ziel verlaat dan mijn lichaam of misschien moet ik zeggen dat het lichaam mijn ziel loslaat uit zijn omarming. Het kan mijn ziel niet meer vasthouden omdat het te zwak is geworden. En wat dan? Mijn weten van waar ik vandaan kom, is door mijn incarnatie in een lichaam versluierd geraakt. Ik heb er alleen nog vage herinneringen aan die aangeraakt en weer helder kunnen worden. Door het spoor
19
van mijn vage herinneringen te volgen ben ik veel aan de weet gekomen over waar ik vandaan kom en waar ik naar toe ga. Mensen die een bijna-dood-ervaring (BDE) hebben gehad, zijn even in die wereld geweest en werden na reanimatie van hun lichaam weer terug-gezogen in hun lichaam. Het lichaam heeft hen even losgelaten en na reanimatie weer naar zich toegetrokken. Velen van hen hebben hun ervaringen verteld en op papier gezet en daardoor kon ik een inkijk krijgen in wat er gebeurt tijdens en na mijn dood. Ook zijn er mensen die een opener contact hebben met de spirituele wereld dan ik en die me daardoor iets hebben kunnen laten weten over die wereld. Ik heb vele van hun ervaringen en inzichten gelezen en gemerkt dat de ervaringen en inzichten van al deze mensen een wonderbaarlijke overeenkomst hebben. Omdat de gebeurtenissen tijdens en na de lichamelijke dood buiten de algemene menselijke ervaringsmogelijkheden liggen, kunnen de mensen die dit proces ervaren hebben hun ervaringen vaak moeilijk onder woorden brengen, ook omdat de diepte ervan niet in woorden is uit te drukken, net zo min als we aan iemand die nog nooit in een neerstortend vliegtuig heeft gezeten, echt kunnen uitleggen wat we hebben meegemaakt toen ons dat overkwam. Ik kan dus alleen een oppervlakkige schildering geven van wat ik denk dat er tijdens en na de dood van mijn lichaam gebeurt. Als ik dood ga, verlaat mijn ziel mijn lichaam en kom ik als ziel in een sfeer waarin ik overweldigende gevoelens heb van vrede, vreugde en gelukzaligheid. De gevoelens van bijvoorbeeld pijn die ik had als gevolg van het auto-ongeluk, van het hartinfarct of van de ziekte zijn plotseling totaal verdwenen. Terwijl ik me erg levend voel, hoor ik artsen of omstanders die bij mijn lichaam staan, zeggen dat ik dood ben. Dat verwart me even en dan denk ik heel nuchter: Hé, nu ben ik dood, dit noemen we dus de dood. Ik heb het gevoel dat ik mijn lichaam als een oude jas heb uitgedaan en tot mijn grote verrassing blijk ik mijn eigen identiteit nog te hebben behouden. Ik kan nog zien, ik heb nog emoties en een helder bewustzijn van mezelf en van de situatie waarin ik me bevind. Ik zie mijn dode lichaam van boven, ik zweef er boven. Ik ervaar mezelf als een niet fysiek, gewichtloos lichaam dat zich zonder enige weerstand door de vaste materie van bijvoorbeeld muren kan voortbewegen. Ik kan niet meer communiceren met de aanwezige mensen, ik ben mijn aardse manier van spreken kwijtgeraakt. Ik ben niet meer aangesloten op het modem van mijn brein dat mijn signalen vertaalde in lichamelijke gewaarwordingen en uitingen zoals spreken. Ik verbaas me erover dat ik door niemand word opgemerkt terwijl ik er wel ben en alles kan zien en horen. Vanuit deze ervaring word ik vrij plotseling een donkere ruimte ingetrokken. In die donkere ruimte zie ik een lichtpuntje waar ik met grote snelheid naar toe word gezogen. Het voelt als een tunnelervaring. Ik word begeleid door spirituele wezens en door muziek. Naarmate ik het zeer heldere licht nader, wordt dit intenser. Op een gegeven moment word ik er helemaal door omhuld en voel ik me er helemaal door opgenomen. Ik baad letterlijk in licht. Dit gevoel van opgenomen worden, gaat gepaard met een onbeschrijflijk gevoel van geluk en met een ervaring van onvoorwaardelijke liefde en acceptatie. Ik ben van de materiële wereld via een tunnel naar een andere, spirituele wereld gegaan, waar tijd en afstand niet bestaat. Ik bevind me in een oogverblindend landschap met prachtige kleuren, bloemen, geuren en muziek die in aardse termen niet zijn te beschrijven. Ik ontmoet in deze wereld mijn overleden familieleden, vrienden en bekenden en wel op een spirituele manier. In deze wereld is ontmoeten niet fysiek, maar ontmoet ik door een zeer hoge vorm van bewustzijn die alles op een spiritueel niveau zichtbaar en ervaarbaar maakt, zoals we liefde niet kunnen zien en toch reëel kunnen ervaren. In deze wereld communiceer ik op een nietaardse manier, dus niet met woorden. Ik ben intensief verbonden met de gedachten en gevoelens van andere spirituele wezens. Ik hoor en voel via mijn totale bewustzijn. Dit deel hebben aan het totale bewustzijn stelt me in staat om antwoord te krijgen op de meest diepzinnige vragen nog voordat ik ze heb gesteld. Ik heb toegang tot de diepste kennis over me zelf, over mijn menselijk handelen, over hoe het heelal is ontstaan en over hoe het universum in elkaar steekt. Ik begrijp met grote helderheid het waarom van alles wat ik heb meegemaakt en beleefd tijdens mijn aardse leven. Er is een helderheid in mijn ervaren en weten die even onbeschrijfelijk is als de helderheid van het licht dat me omgeeft. Ik ben totaal ervaren, weten en begrijpen, ik maak deel uit van het totale bewustzijn. In deze sfeer krijg ik een levensoverzicht, omgeven door een wezen van licht. Tijdens dit levensoverzicht ervaar ik elke handeling, elk woord en elke gedachte uit mijn voorbije leven. Ik beleef opnieuw het hele leven, vanaf de geboorte tot het moment dat mijn lichaam mij liet gaan. Ik ben tegelijk toeschouwer en betrokkene. Ik ken en ervaar niet alleen de gevoelens van mezelf maar ook die van de anderen die bij de verschillende situaties en gebeurtenissen waren betrokken. Ik ben rechtstreeks verbonden met de herinneringen en emoties van de betrokken anderen. Ik zie en ervaar de afdruk van mijn leven in het leven van de anderen, zoals ik met mijn schoenen een afdruk maak in de sneeuw. Ik ervaar de gevolgen van mijn gedachten, woorden en daden op andere personen en ik
20
ervaar wat mijn gedachten, woorden en daden hebben teweeggebracht op het moment dat die in het verleden plaatsvonden. Ik krijg inzicht of ik liefde heb gegeven of niet gegeven. Dat is zeer confronterend, maar ik word niet veroordeeld en ik voel me niet veroordeeld. Er is niemand die mij ergens mee confronteert, ik confronteer me zelf met mezelf. Ik krijg zelf het inzicht hoe ik heb geleefd en hoe ik anderen heb beïnvloed, wat ik anderen heb gedaan. Ik besef dat alles wat ik zeg, doe en denk blijvend invloed heeft op mezelf en anderen en dat ik alles wat ik bij de ander teweegbreng uiteindelijk ook door mezelf wordt ervaren. Uiteindelijk keert alles bij mezelf terug, krijg ik terug wat ik heb gegeven, het goede en minder goede, zowel liefde en aandacht als liefdeloosheid en agressie. Ik ervaar dit alles in een wereld waarin alles tegelijk bestaat en ervaren kan worden, waarin alles en iedereen met elkaar is verbonden en waar ik, in tegenstelling tot waar ik vandaan ben gekomen, voortdurend omringd ben door onvoorwaardelijke liefde. En dat zal vet cool zijn. Het overzicht en inzicht dat ik heb gekregen, zullen een belangrijke rol spelen in mijn beslissingen die ik samen met mijn spirituele helpers zal gaan nemen over de concrete invulling van mijn toekomst. Ga ik na verloop van tijd weer terug naar de aarde om daar mijn groeiproces voort te zetten of krijg ik, om me verder te ontwikkelen tot mijn diepste zijn, Liefde, een functie als helper in de spirituele wereld of een van de vele andere functies die er in de spirituele wereld zijn? Ik weet dat hier en nu nog niet. Alles heeft zijn tijd en plaats. Het leven draagt me alsmaar verder, ook voorbij de dood. Maar nu ben ik nog hier. Ik heb in de afgelopen maanden een ontdekkingreis mogen maken aan de hand van belangrijke vragen die ik had over het heden, het verleden en over de toekomst. Mijn gevoel van ruimte heeft zich vergroot doordat ik de wereld waar ik vandaan kom en waar ik binnen niet al te lange tijd weer naar toe ga, heb mogen verkennen. Voorheen voelde de aarde als het middelpunt van mijn bestaan, nu voelt die als een plek waar ik even mag zijn. Mijn leven hier op aarde heeft in zijn relativiteit zijn betekenis gekregen. Als ik straks naar elders ga, treur dan niet maar vier uitbundig feest. Ik heb een prachtig leven gehad, vele tegenstellingen mogen ervaren, de liefde in al zijn facetten geproefd, me omgeven en gesteund gevoeld door liefdevolle mensen, succes gekend in mijn werk en tot in het diepst van mijn wezen mogen ervaren wat gelukkig zijn is. En door de poort van de dood ga ik weer naar huis, ik ben daar weer thuis gekomen. De dood is niet het einde maar een prachtig vervolg op dit leven, naar alsmaar verder op weg naar alles wat ik in het diepst van mijn wezen verlang. En door de dood verliezen we elkaar niet. Ik zal er na de dood nog helemaal zijn, meer bewust van mezelf en van alles en iedereen, beter bereikbaar en benaderbaar en liefdevoller dan ik hier op aarde kan zijn omdat ik omgeven ben door bewustzijn en Liefde. Maar nu ben ik nog hier en ervaar ik elke dag die ik nog hier mag zijn als een gave, als een mogelijkheid om met volle teugen te genieten van dat wat er is, van de mensen waar ik heel veel van houd, van de prachtige landschappen en de natuur, van de jaargetijden, van de mooie steden en dorpen, van de stilte en rust, van de muziek, van de prachtige boeken, van de mooie kunst, van de mooie ontmoetingen en goede gesprekken, van het heerlijke voedsel, van de gezelligheid van de maaltijden, van de vervoerende wijn, enzovoort, enzovoort. Ik voel me een gelukkig mens op weg naar Alles.
Champlin, oktober 2013 © Harrie Bielders Eerder verschenen in boekvorm Gepubliceerd op www.mijnverhaal.nu Meer info: www.harriebielders.nl
21