';xrr DE INGENIEUR IN I N D O N E S I Ë
"^-•
Voortzetting van De Ingenieur in Nederlandsch-Indië, laatste n u m m e r 9de J r g . No. 1 J a n u a r i 1942. Orgaan der Groep Indonesië van het Koninklijk I n s t i t u u t van Ingenieurs. Tijdschrift gewijd aan de Techniek en Wetenschap in Indonesië, waarin opgenomen De Waterstaats-Ingenieur,
opgericht in 1913
en De Mijningenieur,
Ir E. IrA.
Commissie van Toezicht : v a n E1 k C. I n g e n e g e r e n
opgericht in 1919.
[ j ! '
Commissie vnn Redactie : Voorzitter : Prof. ir N. A. v a n d e n Leden : Ir G. M e e s t e r s Ir H. P. K o o p m a n s
Prijs per nummer bij abonnement ƒ 3.—
Heuvel
Afzonderlijke nummers : ƒ 3.50.
R e d a c t i e - a d r e s (zonder vermelding' van persoonsnamen): Dagoweg 60 B. Bandoeng (Tel. Bd. Z. 573). Adres voor A d m i n i s t r a t i e en a b o n n e m e n t e n : Bragaweg 38, Bandoeng (Tel. Bd. Z. 120). Adres voor a d v e r t e n t i e s : Reclamebureau G r a f i e a, van Heutszplein 14, Postbus 113 Batavia-C.
1. ALGEMEEN GEDEELTE. INHOUD :
De Wederopbouw van de Tin-mijnbouw op Billiton, door ir M. C. B r a a t. — Capaciteitsvermindering van de toevoerleiding van het Waterkrachtwerk Kratjak, tengevolge van biologische aangroeiïng, door ir W. J. B e t z. — Berichten van allerlei aard. — Koninklijk Instituut van Ingenieurs : Bestuursmededelmg-en. — Verslag van de Penningmeester.
D e wederopDoiiw van de tin mijnboaw op Billiton door ir M. C. B r a a t (Causerie gehouden op de J a a r v e r g a d e r i n g van de Groep Indonesië van het Kon. I n s t i t u u t van Ingenieurs op 18 December 1948 te B a t a v i a ) . Inleiding Bij de wederopbouw werd tot t a a k gesteld de productie zo spoedig mogelijk op een hoog niveau te brengen. Ten einde een indruk te geven van wat er onder een hoog niveau moet worden verstaan en met welke middelen dit bereikt wordt, dient een overzicht van het bedrijf gedurende het laatste j a a r vóór de oorlog aan het verslag van de wederopbouw vooraf te gaan. In deze periode werd een maandgemiddelde van 15800 quintalen tin behaald; een productie, zoals in de lange geschiedenis van de Billiton Maatschappij nog niet was voorgekomen. E r waren toen in bedrijf: één ontginning in het primair gesteente, 13 baggermolens en 39 open mijnen. De ontginning in het primair gesteente was een diepmijn met een mijngangennet van ongeveer 80 km. lengte, waarin 30 km. railbaan was aangelegd. In de loop der j a r e n werd het negende niveau be-
reikt, dat 300 m. diep lag. Aan tinertshoudende gesteente werd 16,5 ton per uur verwerkt. De s t e r k t e aan mijnwerkers bedroeg 930 man. E r werden per m a a n d regelmatig 2000 quintalen tin geproduceerd. Van de 13 baggermolens werkten er 11 in het land. Deze molens baggeren meestal in de valleien van rivieren, d a a r de tegenwoordige waterstromen zeer vaak de oorspronkelijke plooien in de bedrock volgen, waarin het alluviaal t i n e r t s werd afgezet, De opgebaggerde grond wordt verwassen in jigs en de tailings, via lange goten, achter het schip gedeponeerd. Behalve deze landmolens bezat de Maatschappij nog twee zeewaardige molens, de Doejoeng en de van de Lutine bekende Karimata, die beide na hun aankomst op Billiton aan de Oostkust van het eiland in bedrijf gingen, In de open mijnen, w a a r v a n de diepte varieert van enkele tot 20 m., wordt de grond losgespoten
I. 22
DE INGENIEUR
m.et behulp van een waterkanon waarbij spuitdrukken worden gebezigd van 6 a 7 atmosfeer. De pulp, die een mengverhouding heeft van 1 : 6 a 1 : 10, wordt opgepompt n a a r lange, houten goten, waarin het t i n e r t s door groter s.g. achterblijft en het steriele materiaal uitvloeit. Voor de aandrijving van de pulp- en spuitpompen worden electromotoren, diesels en locomobielen gebruikt; de keuze hiervan wordt bepaald door de diepte en ligging van de ontginningen. Een zeer klein gedeelte van het product wordt verkregen door verwassing van een ondiepe, ertsvoerende deklaag. Deze vorm van tinwinning vereist geen mechanische hulpmiddelen en kon daarom in aanneming worden uitgegeven. Deze ontginninkjes s t a a n te boek als particuliere leveranties. I n h e t Oosten van het eiland, w a a r weinig h o u t voorkomt en drie centra v a n ertsvoorkomen zijn, bevond zich in het middelste centrum, Manggar, een dieselcentrale met een vermogen van 20.000 pk. Via 30 kV vrijleidingen werd de stroom gevoerd n a a r de districten Lenggang en Klappa Kampit. In de Westelijke helft, een granietstreek, leverde de bosrijke omgeving genoeg b r a n d h o u t om de stoomaggregaten van de verspreid liggende ontginningen te bedienen. H e t herstel, ook van grote, en de a a n m a a k van kleine onderdelen voor deze ontginningen geschiedde op het eiland zelf, te Lipat Kadjang, w a a r een grote en moderne reparatie-werkplaats aanwezig was. Het arbeiderscorps bestond uit ongeveer 9500 werklieden, w a a r v a n 6 3 % van Chinese landaard behoorde. De Chinezen waren voornamelijk tewerk gesteld in de ontginningen, w a a r zij door h u n zesde zintuig voor hydraulica en h u n gevoeligheid voor de spanning van het wisselend mijngeluk, onovertroffen arbeidskrachten bleken te
m*
IN
INDONESIË.
No. 3 - 1949
iWe
t"..*
("^ILS
zijn. Velen van hen waren reeds lang geleden geïmmigreerd en wisten door het verzamelen van siang-genoten kernen t e vormen, die de r u g g e g r a a t uitmaakten van de ontginningen. Wanneer ten slotte wordt medegedeeld, dat het vervoer om het eiland werd verzorgd door een afdeling van het Semarangsch Stoomboot en Prauwenveei, waarbij kon worden beschikt over een a a n t a l sleepboten en een laadruimte van 2300 ton, dan is, zeer in het kort, een overzicht gegeven van de onderdelen w a a r u i t de soepel lopende Billiton machine was opgebouwd. Hoe soepel deze machine liep, wordt sprekend gedemonstreerd dooi het vermelden van de vereiste quota, die ingevolge de voor de periode 1937 tot en met 1939 gesloten derde restrictie-overeenkomst werden vastgesteld en ook behaald. In het eerste kwartaal van 1939 bedroeg het quotum 3 5 % van de s t a n d a a r d t o n n a g e van 1929 en in het tweede kwart a a l 4 0 % . E r werd toen geproduceerd met behulp van de diepmijn, vijf baggermolens en negen alluviale, open mijnen. Toen in verband met het ontbranden van de strijd in E u r o p a het quotum werd verdrievoudigd, moesten behalve stil-gelegde, ook nieuwe ontginningen in gebruik worden genomen. N a 7 maanden waren 25 in plaats van 9 open mijnen in bedrijf en n a 9 maanden 12 in plaats van 5 baggermolens. "SS Het was voor Ned.-Indië van het grootste belang de toegewezen hoeveelheid tin te produceren en d a a r het quotum, dat ten slotte opliep tot 130%, voor geheel Ned.Indië, dus voor B a n k a en het Billiton-concern gezamenlijk van k r a c h t was, werd October 1940 in overleg met de Directeur van Verkeer en W a t e r s t a a t besloten de beide zeemolens Doejoeng en Karim a t a n a a r B a n k a over te brengen, w a a r zij in rijker terreinen konden werken dan er op BiUiton worden aangetroffen. Ned.-Indië was ten
No. 3 — 1949
DE INGENIEUR
slotte het enige land dat het toegestane heeft behaald.
quotum
Onbruikbaarmaking van het bedrijf. Bij het verschijnen van de Jappen in de Archipel begin ] 942, werd ondanks luchtbezoek van de vijand, nog enige tijd doorgewerkt. Doch reeds waren voorzieningen getroffen tot onbruikbaarmaking van het bedrijf. Weliswaar luidde de oorspronkelijke opdracht van de Staatsmobilisatieraad: vernietiging, doch deze R a a d kon er van worden overtuigd, d a t een installatie óók in slechts onbruikbare staat, geen voordeel aan de vijand brengt. H e t is in zeker niet geringe m a t e aan dit wijze besluit te danken, dat de wederopbouw in zulk een snel tempo heeft kunnen plaats vinden. Bij de onbruikbaarmaking werden de volgende maatregelen getroffen. De diepmijn en de open mijnen werden onder water gezet, nadat uit de eerste de motoren en transformatoren waren verwijderd en uit de laatste de pompaggregaten op het maaiveld waren getrokken. De baggermolens zouden onbruikbaar zijn wanneer de grote, mangaanstalen onderdelen en gietstalen tandwielen, welke speciaal fab r i k a a t zijn, ontbraken. Daarom werden de benedentuimelaars gedemonteerd, de emmerkettingen opnieuw gesloten en de ladders aan de grond gezet. Tevens werden de grote tandwielen van de zeskanten, de baggermotoren en de tussendrijfwerken der ladderlieren van boord gebracht. Tevoren waren de molens boven een ondiepe strook naast de uitgewerkte snede verhaald, zodat zij, wanneer de Jappen hen later tot zinken zouden willen brengen, in geen geval konden kapseizen. Van de diesels in de electrische centrale werden de verstuivers en de brandstofpompen weggenomen. De electromotoren met vermogen van 150 pk. of meer en de zojuist genoemde vitale onderdelen uit centrale en baggermolens zouden in eerste instantie n a a r J a v a worden vervoerd; de reserve voor dit materiaal was reeds daar heen verscheept. Toen de onderdelen echter in de prauwen gereed lagen, bleek de afvoer door de omstandigheden onmogelijk te zijn. Ten slotte moesten de lichters voor de kust tot zinken worden gebracht.
IN
I. 23
INDONESIË,
De Japanse overheersing. Op 10 April 1942 landden de Jappen op BiUiton. De prauwen werden met veel moeite door hen gelicht en n a a r Tandjong-Pandan gesleept. Omdat de centrale in Manggar niet gebruikt kon worden, bleef w a t de baggerinstallaties betrof, slechts de mogelijkheid over twee molens in West-Billiton in bedrijf t e stellen. Deze worden, zoals reeds gezegd, door stoom gedreven. De in bedrijfneming gelukte na 9 maanden. Typerend voor hun wijze van werken was de demontage van de reserve stoominstallatie. Van onderhoud was geen sprake, de Jappen lieten doordraaien t o t het speelgoed kapot was. Bij een der molens bleken na onze t e r u g k o m s t de flenzen van de onderrol diep in de ladderveer te zijn doorgedrongen. Van de zeshoekige vorm van de boven-
BILLITON SCHAAL p I
10 I
I
2 0 km iiz^
L e q e Tic/a O
• •
DiepiriLjn.,
Open. nrujn^ Empla.cemené,
+ • \ Lnp&£ -Kadjang
\
tuimelaar was weinig meer te bespeuren. Successievelijk kwamen ook een p a a r open mijnen in bedrijf, zonder uitzondering voorzien van locomobielen. H e t beheer over de tinwinning werd in handen gelegd van de Mitsubishi-groep, doch later bemoeide er zich ook de Militaire Administratie mede, onder de naam Billiton Susu, waarbij ,,Susu" tin betekent. Om het electrisch materiaal uit handen van de Mitsubishi-groep te krijgen, werd een instantie voor electriciteit en verlichting in het leven geroepen, die de centrales overnam. N a d a t de verlangde goederen waren weggehaald, werden de gebouwen wederom aan Mitsubishi teruggegeven.
I. 24
DE
INGENIEUR IN
In verband met de onzekere afscheep, verflauwde de belangstelling voor het tinerts. De ploegen uit de open mijnen en een gedeelte van de Billiton bevolking werden gebruikt voor de aanleg van een vliegveld. Dit veld, van 2 km. lengte, is door de J a p p e n slechts korte tijd benut, doch wordt t h a n s , n a grondig te zijn afgewerkt, bijna dagelijks bevlogen. Het is algemeen bekend, dat de Jappen niet terugdeinsden voor het entameren van grote objecten. E e n zeer spectaculair ontwerp kan, als note gaie, worden vermeld. Met behulp van de 2 stoommolens, die overigens nog ver in het land lagen, wilden zij een stuk zee indammen aan de Z. W. hoek van Billiton. De geprojecteerde dam zou een lengte krijgen van ongeveer 44 km. D a t is dus nog heel w a t langer dan de afsluitdijk van de Zuiderzee. Doel was het winnen van zout. H e t waren slechts technische bezwaren, die de uitvoering van dit plan in de weg stonden. De hoeveelheid erts welke de Jappen ten slotte gedurende hun 31/2 j a a r lange heerschappij op Billiton gewonnen hebben, was ongeveer gelijk aan 2 maanden van onze productie. Voorbereiding van de wederopbouw in oorlogstijd. N a de inval in Holland werd de zetel van de Billiton Maatschappij overgebracht n a a r Batavia, om in verband met de inval hier te lande weer n a a r P a r a m a r i b o te verhuizen. Een a a n t a l beambten, dat elders ter wereld bij het concern gestationneerd was, verzamelde zich te New York. Hier kwam in November 1943 een plan gereed voor de wederopbouw, waarbij werd uitgegaan van de volgende veronderstellingen : 1. 2. 3.
het gehele bedrijf op Billiton is vernietigd. er zijn geen voorraden meer. er is geen geschoold, gezond, leidinggevend personeel. 4. er zijn geen mijnbouwkundige of archiefgegevens. 5. de bevrijding van Nederland valt op een vroeger tijdstip dan die van Ned.-Indië. Uitgaande van de gedachte, dat het gehele bedrijf van de grond af moest worden opgebouwd, werd besloten deze volgorde in a c h t te nemen : 1. in bedrijfstelling van de open mijnen. 2. in bedrijfstelling van nieuw te bouwen baggermolens. De open mijnen zouden worden uitgerust met snellopende diesels, Ellicot-zandpompen en Gardner Denver-spuitpompaggregaten. Doch tevens waren hiervoor pijpleidingen nodig en volledige werkplaats-outillage. Zo ontstonden lijsten van alle denkbare, benodigde gebruiksvoorwerpen. De baggermolens werden ontworpen door Amerikaanse bouwers, in samenwerking met onze beambten. De keuze was gevallen op 2 molens m e t 14 cub. ft. emmerinhoud, 30 m. baggerdiepte en een batterij van 12 dubbele primaire en 2 dubbele clean-up jigs van het Pan-American type. D a a r de molens bestemd waren op zee te baggeren, werd een aan boord gep l a a t s t e dieselcentrale ontworpen van 3 X 875 pk. De bestellingen stonden op n a a m van de Mining
INDONESIË.
No. 3 — 1949
Equipment Corporation, een in 1941 opgerichte dochtermaatschappij, die de aankoop van machines en andere benodigdheden in Noord-Amerika voor de bedrijven der met ons gelieerde maatschappijen verzorgde. Op 6 September 1945 gaf het W a r Production Board de hoogste prioriteit aan de uitvoering van de rehabilitatie van het tinbedrijf. Dit betekende d a t de Billiton Maatschappij, zo nodig, de productie-schema's van Bucyrus Erie en General Electric n a a r eigen behoefte kon wijzigen. Ook in Holland was reeds tijdens de oorlogsjaren de wederopbouw voorbereid. Nog voor de bevrijding van Ned.-Indië in het verschiet lag, was aangevangen met de keuze van een groot a a n t a l nieuwe beambten, welke direct na de capitulatie van J a p a n in dienst werden genomen. Met een combinatie van Nederlandse werven was een regeling getroffen, waardoor onmiddellijk na het einde van de oorlog door de Billiton Maatschappij over hellingruimte kon worden beschikt. Op 4 Juni 1945 werd opdracht gegeven voor de bouw van 6 moderne molens, w a a r v a n de constructie ongeveer overeenkwam met die van de Karimata. Ook hier was de keuze gevallen op een emmerinhoud van 14 cub. ft., een baggerdiepte van 30 m., terwijl 10 dubbele primaire en 2 dubbele clean-up jigs, ook van het type Pan-American, werden opgesteld. Het vermogen van de boord-dieselcentrale bedroeg 3 X 600 pk. Na de bevrijding waren dus totaal 8 baggermolens in aanbouw. Gedurende de bezetting was ook de wederopbouw van de Banka Tin Winning door de Billiton Maatschappij voorbereid. Van de 8 molens werden er 4, waaronder de 2 Amerikaanse, na hun aankomst in Indië, aan Banka overgedragen. Van de 4 voor de Billiton Maatschappij bestemde molens werden er 2 op Billiton tewerkgesteld en 2 bij de dochtermaatschappij N. V. Singkep Tin Exploitatie Maatschappij ,,Sitem". Door het in bedrijf nemen van deze vloot grote molens, die ieder per j a a r 2^/4 millioen m-' grond verzetten, is de capaciteit van de Indische tinmijnbouw op aanzienlijke wijze vergroot. Het is aan de genoemde voorbereidingen gedurende oorlogstijd te danken, dat de wederopbouw op Billiton een snelle s t a r t kon boeken, doch n a de capitulatie van J a p a n verkeerde men over de situatie op het eiland zelf in volkomen onwetendheid. De bevrijding van Billiton. De mogelijkheid reeds in October 1945 een bezoek aan Billiton te brengen was zeer gering, daar de autoriteiten van mening waren eerst de r u s t op J a v a te moeten herstellen, vóór er aan buiten kon worden gedacht. Na ontvangst echter van het bericht, dat onze mensen weer op Singkep waren teruggekeerd, groeide de hoop alsnog toestemming voor een tocht n a a r Billiton te kunnen krijgen. Deze hoop werd echter niet vervuld. E r moet niet uit het oog worden verloren, dat de toestanden in die dagen chaotisch waren en de berichten spaarzaam en tendentieus. Een feit is echter, dat op 18 October een Catalina van de Marine m e t 3 beambten van de Billiton Maatschappij aan boord, n a een verkenningstocht boven alle baggermolens en emplacementen, een landing m a a k t e nabij de
No. 3 — 1949
DE INGENIEUR
IN
INDONESIË.
I. 25
pier van Tandjong-Pandan, w a a r zich een grote menigte bevond, die uit enthousiaste afhalers bleek te bestaan. Een achtergebleven Chinees stafbeambte overhandigde een r a p p o r t betreffende de toestand der bedrijfsinstallaties. Op 21 October verscheen H.M. m.s. Tromp op de rede van Tandjong-Pandan met een landingsdivisie en 13 beambten van de Maatschappij. Op dezelfde dag vond op de Tromp de officiële overgave van Billiton door de Japanse commandant plaats, waardoor het eiland het eerste bevrijde Ned.-Indisch grondgebied werd, dat wederom rechtstreeks onder Nederlands bestuur kwam te staan. Op Billiton is, na deze oorlog, nooit een Engelse vlag gehesen. Hierdoor verkeerde Billiton t.o.v. de rest van Indonesië in een zeer bevoorrechte positie. Met de wederopbouw kon terstond worden aangevangen.
De bevolking heeft niet de volle druk van de bezetter gevoeld; dit was te danken aan het feit, dat de belangstelling van de Jappen zich voornamelijk op B a n k a concentreerde. De gezondheidstoestand was niet slechter dan verwacht mocht worden bij een veel te kleine medische bezetting. De grote hoeveelheden medicamenten, die de Maatschappij in 1942 op het eiland gedeponeerd had en welke men voor afvoer heeft weten te beschermen, hebben zeer groot nut afgeworpen. Nog voor het vertrek van de Maatschappij waren uitgebreide mengalla-tuinen aangelegd bij de ontginningen; deze tuinen zijn de gehele oorlog door in stand gehouden. Een gedeelte van het arbeiderscorps was afgevoerd als Rom u s h a ' s of op eigen gelegenheid verdwenen; de overblijvenden hadden elders op het eiland een goed onderkomen gevonden en beoefenden de rijstbouw.
De situatie na de bevrijding. Een voorlopig onderzoek bracht aan het licht, d a t er reeds dadelijk veel werk van uiteenlopende aard verricht kon worden. De toestand van de diepmijn was bedroevend. Van het prachtige bedrijf was niets overgebleven, de J a p p e n hadden ook de hoofdschacht, de werkplaats en de wasserij afgebroken en natuurlijk het grootste gedeelte der machines afgevoerd. Aan wederopbouw kon, in verband met de lange levertijd der benodigde installaties, voorlopig niet worden gedacht. De algemene toestand der baggermolens was beter. De door ons afgevoerde, voor de kust tot zinken gebrachte en door de Jappen weer opgeviste vitale onderdelen, waren in Tandjong-Pandan gedeponeerd, zodat zij zonder grote moeite weer konden worden aangebracht. H e t staaldraad, waarmee de molens verhaald worden, was echter vrijwel geheel van het eiland verdwenen. In het algemeen verkeerden de pontons en de bovenbouwen in goede staat, doch de electrische uitrusting, zoals transformatoren, condensatoren en schakelkasten, was afgevoerd. Van de waterwerken, die meestal bestaan uit stuwdammen en overlaten, waren enkele dijken doorgebroken. In de electrische centrale te Manggar bleken slechts enkele diesels te zijn overgebleven; na reparatie zou niet meer dan 7000 pk. beschikbaar kunnen komen. Dit is ongeveer 1/3 van het oorspronkelijk vermogen. De 30 kV vrijleiding was zeer gehavend, d a a r de gehele lijn n a a r Klappa Kampit bleek te zijn afgebroken; ook een aantal transformatorhuizen was verdwenen. Van de capaciteit van het tankpark, d a t vóór de oorlog 13640 ton bedroeg, was slechts 4760 ton over. De reparatie-werkplaats te Lipat Katjang m a a k t e een goede indruk, doch daar deze voortdurend in gebruik geweest was, moesten een aantal herstelwerkzaamheden worden uitgevoerd. Van de electrische lasserij waren vrijwel alle machines verdwenen, doch de ijzergieterij was uitgebreid, omdat er op ruime schaal gloeikopmotoren waren gefabriceerd. Het laboratorium voor metaalonderzoek was geheel leeggehaald. De emplacementen verkeerden in zeer verwaarloosde toestand, vooral die van de kleine plaatsen. In het algemeen werden slechts de huizen onderhouden waar de Jappen woonden.
Toen een deel van de Europese beambten, die de bezettingstijd in diverse kampen op J a v a hadden doorgebracht, n a a r Billiton terugkeerde, bleek hoe groot de klap was, die in deze j a r e n aan de Maatschappij was toegebracht, want 3 6 % van de vóór de oorlog aanwezige 188 man, miste op het appèl. Met hen is, wanneer wij het verlies alleen uit zakelijk oogpunt beschouwen, een zeer waardevolle ervar i n g en grote plaatselijke kennis verdwenen. Van de grote vloot van het Semarangsch Stoomboot en Prauwenveer waren enkele lekke prauwen over. Aanvankelijk was voor het vervoer om het eiland slechts één motorboot en één prauw beschikbaar. De wederopbouw. Daar de padi-voorraad op het eiland klein was, ontstond reeds dadelijk een moeilijkheid bij het op peil brengen van de sterkte. De Maatschappij kon niet meer mensen in dienst nemen dan er uit de padi-voorraad konden worden gevoed. Pas n a d a t het Gouvernement er toe over ging de rijst-vers t r e k k i n g t e garanderen, was het mogelijk de werkzaamheden op groter schaal uit te voeren. Ook het geldwezen diende geregeld te worden, daar er zich door de verwarring, die op dit gebied heerste, moeilijkheden voordeden. In de eerste plaats waren er met de Tromp geen coupures kleiner dan 50 cent aangevoerd, waardoor kleine betalingen onmogelijk waren. Dit bezwaar werd opgelost, toen de Maatschappij, die intussen was aangesteld tot Agente van Financiën, overging tot het maken van eigen coupures in vier waarden. Een andere moeilijkheid was de aanwezigheid van .Japans geld n a a s t bankpapier van de Javase Bank, dat echter voorlopig niet werd erkend. Prauwenvaarders, die n a a r J a v a gingen, wisselden het J a p a n s geld tegen de koers 10 : 1, terwijl de officiële waarde van de J a p a n s e gulden 2 cent bedroeg. Daar de Chinese handelaren zich gedurende de oorlog in verbinding hadden gesteld met Java, Bali, Lombok en Singapore en aldus Billiton tot een tussenstation voor de zeehandel gemaakt, was er veel geld op het eiland gekomen. Het bleek spoedig, dat door de aanwezigheid van veel geld en geen goederen, de prijzen zo zouden worden opgejaagd, dat er voor de betaalde lonen vrijwel niets zou kunnen worden gekocht.
I. 26
DE INGENIEUR
Daarom is een levensmiddelenpaket samengesteld, w a a r i n de primaire voedingsstoffen in behoorlijke hoeveelheid zijn opgenomen. Dit paket wordt voor een gering bedrag beschikbaar gesteld en dekt, behalve w a t vis, groente en fruit betreft, de levensbehoefte voor een groot gedeelte. De lonen hebben d a a r o m niet de sprongen gemaakt, die elders worden aangetroffen. Soms werkt dit verwarrend, want een enkeling laat zich wel eens verleiden n a a r een streek te verhuizen, buiten Billiton, waar de daglonen het 7- of 8-voudige bedragen van de onze. Doch n a enkele maanden is de waarde van dit geld aan de lijve gevoeld en keert men t e r u g n a a r het goedkope voedselpaket. In de aanvang konden textiel en andere artikelen worden uitgegeven, dank zij de onmiddellijke aanvoer van Tin Reconstruction-goederen. L a t e r werd overgegaan op de textiel-distributieregeling van het Gouvernement. Maar de arbeidsvreugde ontbreekt nog bij velen en men verkrijgt de indruk, dat de hevige impressie, die de bandeloze tijd van de oorlog g e m a a k t heeft, slechts zeer geleidelijk zal wijken. Een nieuw verschijnsel was het optreden van vakverenigingen, een van Chinese en een van Indonesische werklieden. In Mei van het vorige j a a r meende het bestuur van de eerste h a a r leden te moeten opwekken in staking te gaan, t o t d a t de Maatschappij een aantal eisen, waaronder een aanzienlijke loonsverhoging, zou hebben ingewilligd. Daar hier geen sprake van kon zijn, werden een aantal ontginningen gestopt en met andere, waar de Indonesische bezetting groot was, doorgewerkt. N a SVÏj maand waren de s t a k e r s het niets-doen moe en verschenen wederom op het werk. De stijging van de levensstandaard bleef echter ook een onderwerp van zorg voor de Maatschappij. Van de in de aanvang genoemde kernen van Chinese families is nog slechts een gedeelte overgebleven. Het losse verband der ploegen, vooral in de open mijnen en het ontbreken van goed vakmanschap, zijn, n a a s t de reeds gemelde geringe arbeidsvreugde, de oorzaken dat de werkprestaties in het algemeen beneden die van vóór de oorlog liggen. Begin 1946 kwamen de eerste nieuw-aangenomen beambten uit Holland aan. Nieuw in dit land en nieuw in een hen onbekend bedrijf onder uitzonderlijk moeilijke omstandigheden, heeft deze groep verrassend goed werk geleverd en zich in korter tijd dan men had mogen hopen, aangepast aan de dienst en de samenleving. Daar er gedurende de Japanse tijd op ruime schaal was geladangd ten behoeve van de droge rijstbouw, waren grote gedeelten bos gekapt, natuurlijk juist in de nabijheid van de nederzettingen. Omdat in het begin slechts van locomobielen gebruik gemaakt kon worden, leverde de aanvoer van het brandhout, ook door het gebrek aan vrachtauto's, grote moeilijkheden op. Het spreekt van zelf, dat in de aanvang veel moest worden geïmproviseerd. Te Manggar was de dynamo van een 80 pk. locomobiel op het bestaande net aangesloten, zodat de spanning met behulp van 1200 kVA transformatoren werd opgevoerd tot 30
IN I N D O N E S I Ë .
No. 3 — 1949
kV, ten einde op 5 km. afstand een drijfwerk van 24 pk. te bedienen ! Op 19 Februari 1946 werd de eerste ontginning, een open mijn, in bedrijf genomen en op de 26ste van de zelfde maand volgde een baggermolen. Hierbij was men nog uitsluitend aangewezen op stoomvermogen. Wel werden nog enkele andere ontginningen geopend, ook met stoom, doch pas n a aankomst van een groot aantal dieselmotoren van 100 tot 150 pk., die door de Mining Equipment Corporation uit Amerika waren gezonden, kon op groter schaal worden overgegaan tot het in bedrijf stellen van ontginningen. In Juni 1946 namen 4 baggermolens en 11 open mijnen aan de productie deel. Het t a n k p a r k werd uitgebreid met 3 tanken van 1590 m'' inhoud, welke uit Manilla werden ontvangen. Vervolgens werd een t a n k van 5000 m^ inhoud uit Holland gestuurd, terwijl tevoren plaatselijk uit het door de Jappen gesloopte materiaal een t a n k met inhoud van 4000 m^ kon worden gemonteerd. Hierdoor werd de opslagruimte, vergeleken met die van vóór de oorlog, met 3 6 % uitgebreid. Bovendien werden op andere plaatsen een aantal distributietanken aangebracht. Veel materiaal was van het eiland afgevoerd; een gedeelte hiervan kon worden opgespoord in Riouw, Singapore en Palembang. Hierdoor was het mogelijk het aangetroffen vermogen van de dieselcentrale te Manggar uit te breiden tot bijna 13000 pk. De capaciteit van deze centrale is dus, vergeleken met die van vóór de oorlog, met 7000 pk. verminderd. Door het uitvallen van de diepmijn en het in gebruik nemen van diesels in de ontginningen waar vroeger electromotoren waren geplaatst, is het huidig vermogen voorlopig voldoende. Een gedeelte der 30 kV vrijleiding werd hersteld en een groot aantal 3 en 6 kV lijnen aangelegd ten behoeve van landbaggermolens (die geen centrale aan boord hebben), ertsverwerkings- en mijninstallaties, emplacementen en andere objecten. Ook in de Westelijke helft van Billiton, waar de brandhoutreserve door het drastisch ladangen zeer was verminderd, werden dieselpompaggregaten in gebruik genomen. Van het stoken van Inland Dieselolie in plaats van hout op de stoommolens moest helaas worden afgezien, d a a r de prijs hiervan vooralsnog te gepeperd is. Ten slotte kwamen ook de Banka-molens weer thuis. Na de bezetting van Banka in Februari 1946, werden de Doejoeng en K a r i m a t a op 14 Maart door ons personeel geïnspecteerd. De K a r i m a t a lag bij het land, kon ter plaatse gereed gemaakt worden, kwam op 13 November van het zelfde j a a r op Billiton aan en ging de volgende dag in bedrijf. De Doejoeng echter, die op zee lag, had ernstige schade verkregen, daar met deze molen tot Juli 1945 toe op de meest zorgeloze wijze was doorgebaggerd. Als smeerolie voor de dieselmotoren was een mengsel van klapperolie en zeep gebruikt. Enige t a n k s waren lek. Daar een zeer grote reparatie nodig was, werd de molen n a a r Billiton gesleept om te Lipat Kadjang in het dok voor zeemolens te worden hersteld, dat reeds vóór de oorlog gegraven was, doch t h a n s voor het eerst werd gebruikt. Pas op 3 F e b r u a r i 1948 kon de Doejoeng wederom in bedrijf gaan.
No. 3 — 1949
D E I N G E N I E U R IN
Door het uitvallen van de vloot van het Semarangsch Stoomboot en Prauwenveer, werd grote stagnatie ondervonden in het verkeer om het eiland. Na reparatie van de lekke prauwen en de aanvoer van een aantal lichters van andere plaatsen, deed zich het gebrek aan goede sleepboten voelen. Uit Holland werden een aantal motorboten ontvangen, doch het zeetransport werd ten slotte zeer vergemakkelijkt, toen twee Landing Craft T r a n s p o r t s door de Maatschappij in Engeland gekocht, op Billiton aankwamen. De weinige rijdende vrachtauto's, die op het eiland werden aangetroffen, verkeerden in zeer slechte s t a a t ; een L. S. T. van de gouvernements-marine echter bracht uit Manilla een aantal vervoersmiddelen mede, waardoor de toestand iets beter werd. Tot 16 November 1946 bleef het vervoer in handen van de Motor T r a n s p o r t Dienst en werd d a a r n a weer in eigen beheer genomen. Omdat ook het t r a n s p o r t van de werklieden n a a r de ontginningen, dat vroeger per fiets geschiedde, t h a n s bij gebrek aan rijwielen per v r a c h t a u t o plaats vindt, b a a r t het vervoersapparaat nog steeds zorgen. Ook Billiton kent het woningprobleem, hoewel
I. 21
INDONESIË,
gelukkig in milder vorm dan elders. Een groot aantal werklieden-huizen werd gebouwd, vaak van tijdelijke aard, met bewanding van koelit kajoe en dakbedekking van a t a p sago. Daar het bouwhout, nodig voor het bedrijf en de woningbouw, niet in voldoende hoeveelheid kon worden verkregen, werd in een der bosreserves een Corley-cirkelzaagmachine opgesteld. De productie van deze houtzagerij is voldoende om in de behoefte te voorzien. Op het ogenblik zijn op Billiton 14 baggermolens en 22 open mijnen in bedrijf. Diverse nieuwe werkmethoden, zoals h e t toepassen van hogere spuitdruk (10 atmosfeer) bij taaie, harde kleiafzettingen en het gebruik van mechanische separatie-inrichtingen in plaats van de houten wasgoot, zijn in studie genomen. De gemiddelde productie over de laatste 4 maanden bedroeg 10.000 quintalen tin. Hoewel dus het hoge productie-niveau van vóór de oorlog nog niet is bereikt, dient toch het tijdperk van de wederopbouw als afgesloten te worden beschouwd. Thans is de periode aangebroken waarin de result a t e n van deze wederopbouw moeten worden geconsolideerd.
Capaciteitsvermindering van de toevoerleiding van het waterkrachtwerk K R A T J A K , tengevolge van biologische aangroeiing door ir W. J. B e t z. Debietmetingen, met een maand tussenruimte verricht in de toevoerleiding van het w a t e r k r a c h t w e r k Kratjak ten Z.W. van Buitenzorg brachten aan het licht, dat om één of andere reden de leiding- resp. tunnelweerstand belangrijk was toegenomen. Aanvankelijk werd gedacht aan vervuiling door grind en stenen. Een nader onderzoek wees uit, dat de werkelijke oorzaak lag in een aangroeiing van de leidingwanden. Zo spoedig mogelijk hierop werden de tunnels en de wanden van de open leiding met bezems (sapoelidi's) schoongeveegd.
voorlopig nog niet nader gedetermineerd lid uit de orde der schietmotten (Trichoptera), welke de merkwaardige eigenschap vertonen, dat zij een fuikvormig geheel bouwen, bestaande uit een kokertje, aan zijn open einde voorzien van een vlak-halftrechtervormig vangnetje van taaie draadjes. De opening van dit netje s t a a t dwars op de stroomrichting, en daar de kop van de larve achter in het vangnetje uitkomt, heeft de kokerjuffer zich hier een waar luilekkerland geschapen. Op Fig. 1 (ca ware grootte) is duidelijk te zien,
Het hydraulische resultaat was boven verwachting. Door de eerste tunnel na de w a t e r v a n g Tjianten bleek onder overigens de zelfde omstandigheden t h a n s 2 1 % meer w a t e r te stromen dan vóór de schoonmaak. Uit een berekening volgde, dat de fc-waarde in de formule van S t r i c k 1 e r was gestegen van 60 op 72,7. Aangezien bij het huidige energietekort alles wordt gedaan om de productie der waterkrachtwerken zo hoog mogelijk op te voeren, behoeft het geen nader betoog, dat met de geconstateerde aangroeiing een belangrijk energieverlies en e x t r a kosten ingevolge de nodige calorisch op te wekken suppletie samengaan. Bij het onderzoek bleek de aangroeiing veroorzaakt te zijn door larven, z.g. kokerjuffers, van een
mg. 1.
Verzamehng
kokerjuffers
mei
vangnetje.
I. 28
D E I N G E N I E U R IN I N D O N E S I Ë .
dat de netjes boven de oneffenheden van het pleisterwerk uitsteken. Over sommige mazen zit nog een watervliesje. Wanneer het netje geheel is opgedroogd ziet de onachtzame voorbijganger op enige afstand nog slechts twee sprietjes, die de steun vormden voor het fijne gesponnen netje. De sprietjes zijn voorzien van één of meerdere tuidraadjes, ook op de foto zichtbaar. Rechts is een — waarschijnlijk door beschadiging — onbeschermd exemplaar te zien ener larve met netje. Het aantal der beschreven wandbewoners per oppervlakte-eenheid bleek groter n a a r m a t e de waterstroom terplaatse sneller of meer turbulent is, zoals bijv. in buitenbochten en bij schotbalksponningen. (Fig. 2). Tot nu toe werden ze nog aangetroffen in
A.
i
Fig. 2. Tunnelingang na watervang Tjianten. (De streep rechts op het beeld is een rand van de schotbalksponmng) leidinggedeelten met gemiddelde snelheden tot 3 m/sec, waarbij echter te bedenken is, dat de wandsnelheid belangrijk minder bedraagt. Vele netjes blijken te zijn verlaten. Het is onbekend hoelang deze zonder bewoner nog in stand blijven. Om de snelheid van de aangroeiing te kunnen nagaan, hetgeen van belang is voor de frequentie van de schoonmaak, zijn onder overigens gelijke omstandigheden weer enige metingen verricht. De gevonden punten op nevenstaande grafiek (Fig. 3) liggen vrijwel op een rechte lijn. Vanwege
O
5
Fig. 3.
No. 3 — 1949
10
15
20
25
30
35 dagen
Verband tussen debiet en tijd.
het toenemende energieverlies moest de leiding na de laatste meting opnieuw worden schoongeveegd, zodat het verdere verloop van de ,,kromme" niet kan worden nagegaan. Trekken we de lijn echter (gestippeld) door, dan komen we na 35 dagen op 6 m3/sec, d.i. het minimum debiet dat vóór de eerste schoonm a a k werd gemeten. Voor zover bekend werd niet eerder van dit type kokerjuffer (er zijn van deze orde meer dan 1600 soorten bekend) hinder ondervonden. Wel is indertijd in de leiding van het w a t e r k r a c h t werk Djelok (ten Zuiden van Semarang) het verschijnsel waargenomen, dat een (waarschijnlijk) andere soort aangroeiingen veroorzaakte, die steeds dikker werden en tenslotte door de waterstroom werden meegesleurd. De boven beschreven soort vertoont die neiging niet. In een glas met water kon worden waargenomen, dat de uit hun koker gedreven larven elkaar aanvielen. Door entomologen, verbonden aan de Koninklijke Piantentuin te Buitenzorg, is het insect in studie genomen om zo mogelijk te komen tot een zodanig bestrijdingsmethode, dat de met stagnatie in de waterkrachtvoorziening gepaard gaande mechanische ,,schoonmaakbeurten" zouden kunnen worden ontgaan.
BERICHTEN VAN ALLERLEI AARD.
Universiteit van Indonesië
Dr C. O. S c h a e f f
Faculteit van Technische Wetenschap. Op 22 December 1948 slaagden voor het examen van civiel-ingenieur de heren B. H a m , L i e m K e k T j i a u w en O. F. P a t t y . Ir J. M. K u y p e r
Ir M. E. A k k e r s d y k,
is met ingang van 1 J a n u a r i 1949 benoemd tot gewoon hoogleraar in de werktuigbouwkunde, buitengewoon hoogler a a r in de Mijnkunde, is teruggekeerd van buitenlands verlof,
Ir A. P. F .
Kist
Drs G. A. de N e v e
er.
hoogleraar in de technische hygiëne, de techniek der assainering en de technische microbiologie, is teruggekeerd van buitenlands verlof, is met ingang van 1 September 1948 benoemd tot buitengewoon lector in de wegenbouw, is met ingang van 1 September 1948 belast met een lesopdracht in de mineralogie,
No. 3 — 1949
DE INGENIEUR IN is met ingang van 30 Juni 1948 benoemd tot lector in de n a t u u r k u n de, is met ingang van 1 J a n u a r i 1949 benoemd tot assistent in de electrotechniek, assistent in de werktuigbouwkunde, is teruggekeerd van buitenlands verlof, is met ingang van 1 September 1948 benoemd tot buitengewoon lector in de ijkvakken.
Ir H. G. de W i n 11
Ir H.
Kider 1en
A. J. H a r m s e n.
C. R. W. van
L igt en
INDONESIË.
dictionnaire in zes talen, waaronder Nederlands, samengesteld. Het p r o g r a m m a van het XVIIe Congres, dat in September van dit j a a r te Lissabon zal worden gehouden, volgt hieronder in verkorte vorm : Eection I:
Secretariaat ; Prinsessegracht
23, 's-Gravenliage.
In verband met de ongeveer medio 1949 voorgenoman uitgave van onze bekende ,,Naamlijst van te Delft afgestudeerde ingenieurs" verzoeken wij alle betrokkenen ons opgave te doen van adres en betrekking of beroep en van latere wijzigingen in deze gegevens rechtstreeks n a a r het secretariaat in 's-Gravenhage, dan wel via de Correspondent, Schoolweg 9, Batavia-C. De Administrateur, ir A. E. G. J. K i n g m a
Internationale
Permanente
Vereniging
tot
Inland Navigation.
1st Question
iird Question
De vooroorlogse leden van bovengenoemde Vereniging zij hierbij medegedeeld, dat in het Bestuur van een onlangs opgerichte Indonesische Afdeling voorlopig hebben zitting genomen als voorzitter: Prof. ir N. A. van den H e u v e l , hoogleraar in de Waterbouwkunde aan de Faculteit van Technische Wetenschap, en als s e c r e t a r i s : Prof. ir H. V I u gt e r, Hoofd van het I n s t i t u u t voor Weg- en Waterbouwkundige Onderzoekingen van het Departement W. en W. Ter informatie van overige belangstellenden moge dienen, dat de ,.Association Internationale Permanente des Congres de Navigation" om de 3 a 4 j a a r congressen organiseert, waarop o.a. vraagstukken worden behandeld betreffende waterbouwkundige werken benodigd voor de scheepvaart in het algemeen, zoals kanalen, sluizen, rivieren, stuwen, havens, golfbrekers, enz. Voorts wordt door deze Vereniging halfjaarlijks een ,,Bulletin" uitgegeven, waarin onder meer publicaties over belangrijke werken voorkomen; bovendien wordt door h a a r een geïllustreerde technische
Questions.
: Function of storage reservoirs in regulating flow of water, in reducing flood waters.
Communications.
1st Communication : New development in the design and construction of locks. 2nd Communication : Protection of embankments and bed in inland and maritime waters, and in overflows or weirs. 3rd Communication : Value, from the economical standpoint, of large inland navigable waterways, and particular ways of developing inland navigation traffic. Section
II:
Maritime
Navigation.
A.
Questions.
1st Question
Regularisation of natural and artificial estuaries, including estuaries of small dimensions, tideless or otherwise.
2nd Question
Facilities of port depots for loading, unloading and storage of fuel oils (including mechanical equipment).
liet
houden van Scheepvaart Congressen.
A.
: Acceleration of t r a n s p o r t on inland navigable waterways. : Means of dealing with large differences of head.
2nd Question
B. VERENIGING VAN DELFTSE INGENIEURS
I. 29
B. 1st
Communications. Communication : Protective works adopted to limit erosion along the open coast; how they work. Reference to model experiments.
2nd Communication
Recent evidence and new preventive measure in regard to disintegration of m o r t a r and concrete in sea-water.
3rd
Communication
A land traffic-route crossing a maritime canal or a seaport-canal.
4th
Communication
Penetration of waves and swells into h a r b o u r s ; means of predicting them and limiting their action. Reference to model experiments.
DE INGENIEUR
I. 30 Tenslotte zij vermeld dat
De contributie, sinds 1 J a n u a r i '48 gewijzigd, als volgt IS vastgesteld • voor gewone leden minimaal ƒ 5,— per j a a r , voor collectiviteiten minimaal ƒ 12,50 per j a a r , voor ,,leden voor hot leven" minimaal ƒ 50,— inééns. Nieuwe aanmeldingen of bevestiging van vroeger lidmaatschap zien wij g a a r n e tegemoet. De Secretaris der Indonesische Afdeling A.I.P.C.N. Prof. ir H. V 1 u g t e r. p / a Technische Hogeschool. Bandoeng
KONINKLIJK
INSTITUUT
VAN
INGENIEURS
Groep Indonesië.
BESTUURSMEDEDELINGEN Wijziging Groepsreglement. In de Gioepsveigadermg, gehouden te Batavia, op 19 Decembei 1948 is besloten m het Reglement van de Groep Nederlandsch-Indie van het Koninklijk Instituut van Ingemeuis, zoals dit laatstelijk was vastgesteld m de Groepvergadermg van 25 Januaii 1936, de hieronder volgende wijzigingen aan te brengen Naam van het Reuleinent Reglement van de Groep Indonesië van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs Artikel 1 lid 1 De Groep Indonesië van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs wordt gevormd door de m Indonesië gevestigde leden van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs Artikel 1 lul 2 De zetel van de Groep is te Batavia gevestigd Artikel Jf lid 1 De voordracht voor toetreding als Gewoon, Junior-, of Buitengewoon Lid voor m Indonesië gevestigde candidaten wordt aan de Groepssecretaris gezonden, die onderzoekt of de candidaat aan de voorwaarden, m de Statuten en m dit Reglement gesteld, voldoet De namen van de candidaten te wier aanzien het onderzoek gunstig is uitgevallen, worden m het eerstverschijnend nummer van „De Ingenieur m Indonesië" vermeld Artikel 6 lid 1 De per jaai verschuldigde taijdiagen zullen voor Gewone, Buitengewone en Geassocieerde leden ten hoogste ƒ 10 — en voor Juniorleden ten hoogste ƒ 5 — meer bedragen dan voor m Nederland gevestigde leden als maximum voor het overeenkomstige Instituutsjaar geldt Artikel 7 lid 1 suh 2P De Voorzitteis van de Groepsafdelingen en van de Groepskrmgen vooi zover te Batavia gevestigd Artikel 8 lid 2 Het Groepsbestuur stelt vooi elk der m het vorig lid bedoelde vacatures een candidaat en maakt deze candidaatstellmg ten minste een maand voor de datum van veikiezmg m , De Ingenieur m Indonesië' bekend De Groepsafdelingen, Groepskrmgen en ook aantallen van 10 stemgerechtigde Groepsleden hebben elk het recht voor elke vacature een nevencandidaat te stellen, welke candidaatstellmg het Groepsbestuui op zodanig tijdstip moet bereiken, dat publicatie m het m deze alinea bedoelde nummei van Df Ingcmcin ui hidontsic kan geschieden
IN
INDONESIË.
No. 3 — 1949
Artikel 8 lid /, (nieuw) In de loop van een jaai kan, m afwachting van de bekrachtiging dooi de eeistvolgende Groepsvergadering het Groepsbestuur m zijn midden mutaties aanbrengen m de functies bedoeld m artikel 7 lid 1 sub Ie Artikel 9 lid 2 Aan de Secretaiis en/of de Penningmeester kan een jaarlijks bij de begiotmg vast te stellen honorarium worden toegekend Ailikel 11 lid 10 De Secretaris regelt de dagelijkse ai beid van de voor de administratieve werkzaamheden van de groep aangewezen peisonen, voor zover ZIJ niet rechtstreeks zijn toegevoegd aan de Penningmeester Artikel 12 lid 2 Indien en voor zover het Gioepsbestuur daartoe besluit, wordt de Penningmeester bij het geldelijk beheer, de administratie en de boekhouding daarvan bijgestaan door de Secretaris, die alsdan de dagelijkse arbeid van de vooi dit werk aangewezen personen regelt Aitikel 12 hd 5 Hij zorgt — mdien het Groepsbestuur daartoe besluit m samenwerking met de Secretaris — voor een geregelde boekhouding en administratie Aiiikel 13 lid 2 Het Gioepsbestuur brengt jaarlijks m Maart verslag uit omtrent de werkzaamheden en de toestand van de Groep m het voorafgaande jaar door publicatie m het tijdschrift „De Ingenieui m Indonesië en biedt daarbij aan de Leden aan de op genoemd jaar betrekking hebbende lekenmg en vei antwoording van de ontvangsten en uitgaven van de Gioep, alsmede van de exploitatie van het door de Groep uitgegeven tijdschrift Deze lekenmgen en verantwoordingen zijn van te voren reeds onderzocht door een commissie van twee stemgerechtigde Leden, met-Leden van het Groepsbestuur, daartoe met een plaatsvervangend Lid aangewezen m en door de laatste Groepsveigadering Aitikel 18 — opschrift Het tijdschrift ,,De Ingemeui m Indonesië" Artikel 18 hd 1 De Groep geeft een tijdschrift uit, genaamd ,,De Ingenieur m Indonesië" Daarin kunnen worden opgenomen — waarbij de Redactiecommissie de bevoegdheid heeft bekortingen aan te brengen — mededelingen van huishoudelijke aard betreffende het Instituut, de Groep, de Groepsafdelingen, de Groepskrmgen, de Vereniging van Waterstaatsingenieurs m Indonesië en de Vereniging van Ingenieurs en Geologen bij de Dienst van de Mijnbouw m Indonesië i j , zomede — met gelijke restrictie — verslagen van bijeenkomsten van de Groep, de Groepsonderdelen en beide genoemde Verenigingen, en van de daarin te houden of gehouden voordrachten Verder kunnen artikelen betrekking hebbende op de ingenieurswetenschappen worden opgenomen Artikel 18 lid 2 Het tijdschrift werdt geredigeerd door een Redactiecommissie, onder toezicht van een Commisie van Toezicht ')
BIJ het opmaken van het voorstel, zoals dit aan de Groepsvergadering dd 19 December 1948 werd voorgelegd, moest rekening ermede worden gehouden, dat deze Vereniging niet tot nieuw leven zoude komen Sindsdien heeft het Groepsbestuur tot zijn vreugde vernomen, dat het verband m deze vereniging heisteld is, zodat het van het op de vergadering gemaakte voorbehoud gebruik heeft gemaakt om de vroegere tekst van het Groepsreglement op dit punt — ook m lid 5 van art 18 — te handhaven WIJZIGING TITELBLAD.
H e t derde n u m m e r van „De Ingenieur m Indonesië" verschijnt met een titelblad, dat op twee punten afwijkt van de vorige redactie. De eerste wijziging bestaat uit de toevoeging • ,,en De Mijningenieur, opgericht m 1919", dus een s t a p t e r u g n a a r de aloude formulering.
No. 3 — 1949
DE INGENIEUR
Hoewel stappen t e r u g meestal niet veel goeds betekenen, doen we deze met vreugde. Immers de reden is de tot nieuw leven gekomen ,,Vereniging van Ingenieurs en Geologen bij de Dienst van de Mijnbouw". Met genoegen geven we op deze wijze een meer officiële plaats in ons orgaan aan de mijnbouwers en geologen. De tweede wijziging is het gevolg van de reglementswijziging, waartoe op de vergadering op 18 December jl. werd besloten. In het oude reglement was bepaald, dat door de groep een maandblad moest worden uitgegeven. Daar ,,De Ingenieur in Indonesië'' voorlopig slechts tweemaandelijks verschijnt, is het woord ,,Maandblad" veranderd in ,,Tijdschrift". Ondertussen is de redactie ervan overtuigd, dat op ingenieursgebied in Indonesië, zowel nu als in de toekomst, zóveel interessante werken worden ontworpen en uitgevoerd, dat op de duur weer iedere maand een nummer van ons Tijdschrift zal kunnen verschijnen. Gaarne wekt ze de kringbesturen op, ieder in zijn eigen resort, leden, die belangrijke onderwerpen te behandelen krijgen, aan te sporen door publicatie in ons Tijdschrift de gehele groep op de hoogte te stellen van wat er op technisch gebied in Indonesië groeit. H. VERSLAG VAN DE PENNINGMEESTER OVER DE PERIODE 1-1-48 — 20-11-48 uitgebracht op de Algemene Leden-vergadering van de Groep Ned.-Indië op 19 December 1948. Verificatie financiële jaarstukken 19Jf6/19Jf7. Door voortdurende uitstedigheid en in afwachting van nog enige definitieve gegevens uit Nederland konden de aan de hand dezer gegevens bijgewerkte j a a r s t u k k e n 1946/1947 eerst kortgeleden aan de Verificatie Commissie worden overgelegd. Het verslag van de Verificatie Commissie met de door h a a r goedgekeurde j a a r s t u k k e n zullen op de aanstaande algemene ledenvergadering worden voorgebracht. Op de algemene ledenvergadering van de Groep gehouden te Batavia dd. 4 April 1948 werd een voorlopige balans per 31 December 1947 overgelegd. Intussen is omtrent enkele toentertijd nog ietwat dubieuze aangelegenheden opheldering verkregen, zoals o.a. betreffende het effectenbezit in Nederland, de rekening-courant van de Groep bij de Ned. Handel Mij. N. V. te Amsterdam en die met het Hoofdbestuur te Den H a a g . Een s t a a t van dit effectenbezit per 31/12/47 berekend op de koersen van die datum is hieronder opgenomen. De saldi der vrije en geblokkeerde rekening-cour a n t bij de Nederlandsche Handel Mij. N. V. te Amsterdam bedroegen per 1/1/48 ƒ 1.410.— respectievelijk ƒ 320.—. Buitendien werd in Nederland in de loop van het j a a r nog aan tengevolge van de oorlogsjaren
IN
I. 31
INDONESIË.
achterstallige renten op obligaties uitgekeerd rond ƒ 300.—. Op de Factorij te Bandoeng stond per 1/1/48 een geblokkeerd saldo van ƒ 18.460.— en een vrij saldo van ƒ 450.—. Het geblokkeerde saldo werd intussen vrij gegeven. In de loop van het j a a r werd op deze rekening bijgestort aan achterstallige renten van obligaties een bedrag van ƒ 2.250.—. De definitieve rekening-courant met het Hoofdbestuur met daarin verrekend het door de Groep aan Nederland verschuldigde voor ,,de Ingenieur" 1947 sloot met een nadelig saldo voor de Groep van ƒ 3.175.80. Krachtens het besluit van de algemene ledenvergadering dd. 4/4/48, om voor 1946 geleverde ,,de Ingenieurs" aan Nederland af te s t a a n de door Nederland voor de Groep geïnde contributies 1946 van toen in Nederland vertoevende leden 1946 van de Groep, werd een meerbedrag verschuldigd aan het Hoofdbestuur van ƒ 833.20, gevende een totaal bedrag van ƒ 4.009.—. Voor de vereffening van dit bedrag met Nederland is contact opgenomen met het Deviezen I n s t i t u u t . Behalve deze post werden alle crediteuren 1947 betaald, te weten : Hotel des Indes voor onkosten receptie 100-jarig bestaan ƒ 4.320.— Mej. K w e e als tegemoetkoming voor typewerk voor het secretariaat ,, 600.— Kosten drukwerk ten behoeve 100-jarig bestaan ,, 75.— De contributies kwamen nog zeer onbevredigend binnen hetgeen o.a. vermoedelijk gedeeltelijk daaraan te wijten is, dat door een nog niet voldoende efficiënte ledenadministratie de leden niet snel genoeg getraceerd en aangemaand konden worden. Hierin is in overleg met de secretaris sedert enige maanden een belangrijke verbetering gebracht, terwijl op korte termijn een volledig kaartsysteem zal worden ingericht. Verder werden ook de Kringen en Werkcomité's ingeschakeld voor de inning van achterstallige contributies, entree-gelden, enz. Het j a a r 1948 werd ingegaan met een kapitaal van de Groep van ruim ƒ 73.000.—. Over 1947 werd volstaan met een balans met de bedoeling deze balansposten als openingsposten te gebruiken voor een voor 1948 op te zetten dubbele boekhouding. Over 1948 zullen dan ook weer op normale wijze de j a a r s t u k k e n kunnen worden opgesteld met de daarbij behorende verlies- en winstrekening. Voorlopig
financieel
overzicht
19Jf8:
Op de algemene ledenvergadering van 4 April 1948 werd een begroting van inkomsten en uitgaven 1948 ingediend, gebaseerd op de toen beschikbare cijfers en op de verdeling van de contributies tussen Groep en Kringen (Werkcomité's) zoals deze begin 1948 werd vastgesteld en in het verslag van de penningmeester van 22 Maart 1948 werd opgenomen.
I. 32
DE I N G E N I E U R
Op deze vergadering werd besloten, dat ingaande 1948 de contributies volledig aan de Groep zullen zijn af te dragen, terwijl de Kringen en Werkcomité's, op door h a a r in te dienen en op de algemene ledenvergadering goed te keuren jaarbegrotingen, fondsen zullen toegewezen krijgen uit de groepskas ter bestrijding van h a a r uitgaven, e.e.a. zoals dit ook vóór de oorlog gebruikelijk was. De oorspronkelijke begroting 1948 werd derhalve op deze basis omgewerkt, terwijl voor zover bepaalde cijfers reeds vast staan deze bedragen werden opgenomen. Op het door de secretaris aan alle Kringen en Werkcomité's gerichte verzoek om deze begroting van uitgaven in te dienen en een opgave van de contributie-groepen h a r e r leden, zijn momenteel nog niet alle antwoorden binnen. Voor de contributie-inkomsten is daarom een gemiddelde aangehouden van ƒ 25.— berekend uit de bekende gegevens van een groot a a n t a l leden. Voor zover opgaven van Kringen en Werkcomité's voor h a a r onkosten over 1948 ontvangen werden, betroffen dit voor een groot gedeelte reeds gedane uitgaven, kennelijk gebaseerd op de vaste inkomsten volgens de oorspronkelijk gedachte contributieverdeling. In h e t algemeen werden d a a r o m in het financieel overzicht 1948 deze bedragen in ronde cijfers volgens deze opgaven opgenomen. Op de algemene vergadering van 4 April 1948 werd een bedrag van maximum ƒ 9.000.— (Negenduizend gulden) toegestaan als ,,kapitaals-uitgave" ten behoeve van de heruitgave van het maandblad. H e t eerste nummer van „de Ingenieur in Indonesië" is intussen verschenen. Voor de eerste onkosten werd tot heden een bedrag van f 1.000.— (Eenduizend gulden) beschikb a a r gesteld en volgens verstrekte inlichtingen zal over 1948 maximum nog een gelijk bedrag benodigd zijn, doordat het aantal afgesloten advertenties zeer is meegevallen. Verwacht wordt dat 1948, ook m e t in rekening brenging van deze ,,kapitaals-uitgave" ad. ƒ 2.000.—, een batig saldo zal opleveren van ruim ƒ 1.000.—. Voorlopige
'begroting
19^9 :
De begroting 1949 vertoont enige zeer ingrijpende verschillen ten aanzien van de voorafgaande jaren. Met het voorstel tot wijziging van artikel 1 van het Reglement van de Groep Nederlandsch-Indië van het K.I.V.I., n.l. de verplaatsing van de zetel van de Groep van Bandoeng n a a r Batavia, is door het Bestuur van de Groep tevens gedacht aan het inhuren van een localiteit te Batavia alwaar op bepaalde vaste middagen kantoor gehouden zal worden door een daarvoor speciaal aan te stellen admin i s t r a t e u r of administratrice. De werkzaamheden van secretaris en penningmeester, in het bijzonder voor w a t het routine-werk betreft, zijn dusdanig omvangrijk geworden, dat deze door de betreffende functionarissen niet meer n a a r behoren n a a s t hun eigen werkzaamheden kunnen worden verricht. Niettegenstaande de d a a r a a n verbonden hogere uitgaven, acht het Bestuur van de Groep dan ook de
IN I N D O N E S I Ë .
.
No. 3 - - 1 9 4 9
aanstelling van een administrateur voor enkele middagen in de week een noodzakelijke maatregel, waarmede het belang van de Groep en van de leden in hoge m a t e zal zijn gediend. Het voordeel van e.e.a. zal tevens zijn, dat de Groep weer over een v a s t adres zal beschikken en dat continuïteit in de dagelijkse werkzaamheden zal zijn verzekerd. U i t e r a a r d zal de localiteit te Bandoeng, die van de Normalisatieraad is ingehuurd, worden prijs gegeven. Voor het voorlopige elders te Bandoeng ( g r a t i s ) onderbrengen van de aldaar opgeslagen archiefstukken van vóór de oorlog zijn besprekingen gaande. N a de beslissing op de a a n s t a a n d e algemene ledenvergadering omtrent de naamswijziging van de Groep wordt het gewenst geacht weer briefpapier met gedrukt briefhoofd in te voeren. Tevens zal de Groep er rekening mede moeten houden in de toekomst h a a r eigen kantoorbehoeften in te dekken, die in de afgelopen j a r e n veelal con amore door diverse instellingen werden verstrekt. Tenslotte werd een post opgebracht voor de aanschaffing van een schrijfmachine en enige kantoormeubilair. Voor „de Ingenieur in Indonesië" werd aangev r a a g d een bedrag van ƒ 6.000.— waarmede m e t het voor 1948 uitgetrokken bedrag ad. ƒ 2.000.— nog binnen het totaal toegestane bedrag van ƒ 9.000.— wordt gebleven. Verwacht mag worden, dat dit bedrag aan de zeer ruime k a n t zal blijken te zijn. Een exploitatie begroting van het tijdschrift voor 1949 is in bewerking en werd vóór de algemene vergadering toegezegd. Aan onkosten Kringen en Werkcomité's werden voor 1949 bedragen opgegeven ongeveer in evenredigheid met het aantal leden, welke bedragen echter in sommige gevallen belangrijk afwijken van de door de Kringen en Werkcomité's aangevraagde gelden. Ook met deze gereduceerde bedragen blijkt evenwel 1949 zonder de kapitaalsuitgave voor kantoorinrichting ad. ƒ 2.000.— en het nadelig exploitatie saldo voor „de Ingenieur in Indonesië" ad. f 6.000.— nog een vermoedelijk nadelig saldo te geven van circa ƒ 700.—. In de totaal beschouwing van de financiële positie van de Groep zal dan ook een p u n t van overweging dienen te zijn of t.z.t. al of niet tot een contributieverhoging zal moeten worden overgegaan. Het Bestuur van de Groep heeft echter gemeend deze aangelegenheid niet reeds over 1949 aan de orde te stellen, m a a r afhankelijk van de werkelijke resultaten 1949 zo nodig ultimo 1949 een betreffend voorstel voor 1950 aan de algemene ledenvergadering voor te leggen. Bandoeng, 23 November 1948 De Penningmeester v.d. Groep Nederlandsch-Indië v.h. Kon. Inst. v. Ingenieurs I r G. S. V r i j b u r g .
No. 3 — 1949
DE I N G E N I E U R VOORLOPIG
IN INDONESIË.
FINANCIEEL
OVERZICHT
I. 33
WJ^S V-
Contributies :
ƒ 12.000.
Opbrengst effecten :
„
1.125.
Aan onkosten idem ;
ƒ
125.^
A a n „de Ingenieur" Den H a a g :
„
5.600.-
Rente hypotheek Kon. Nat. Vereniging :
800.
Aan typiste's secretariaat :
1.150.-
Aan porti :
300.-
Aan kantoorbehoeften :
50.-
Aan telegrammen :
75.-
Aan diversen (bloemstukken e.d.) :
115.-
Aan speciale onkosten Algemene Vergaderingen :
600.-
Aan k a n t o o r h u u r
480.-
(onderhuur van N o r m a l i s a t i e r a a d ) :
Aan bijdrage heruitgave „de Ingenieur
in
2.000.-
Indonesië":
Aan onkosten Kringen en Werkcomité's : (Batavia ƒ 750.—, Soerabaia ƒ 600.—, Bandoeng ƒ 50.—, Makassar ƒ 300.—, Medan ƒ 170.— (inclusief tekort over 1947), Palembang ƒ 100.—, Balikpapan ƒ 15.—, Bandjermasin ƒ 10.—, P a d a n g nihil, Semarang ƒ
25.- -).
Totaal :
2.020.-
Batig saldo :
1.410.ƒ 13.925.
VOORLOPIGE
BEGROTING
Contributies :
ƒ 13.925.—
19Jf9'). ƒ 13.000.-
Aan ,,de Ingenieur" :
ƒ
Opbrengst effecten :
„
6.000.—
1.125.-
Aan onkosten idem :
125.—
Rente hypotheek Kon. Nat. Vereniging :
800.4.800.—
Aan Administrateur en typiste's :
600.—
Aan kantoorhuur Batavia :
400.—
Aan P. T. T. :
1.000.—
Aan kantoorbehoeften : Aan diversen :
200.—
Aan onkosten Algemene Ledenvergadering :
500.—
Aan onkosten Kringen en Werkcomité's ;
2.250.—
Aan aanschaffing schrijfmachine en meubilair :
2.000.—
Aan lidmaatschap Normalisatieraad (ƒ 600.—)
P. M.
Aan exploitatie bijdrage „de Ingenieur Saldo verlies :
in
„
Indonesië' 8.950.ƒ 23.875.-
1)
6.000.—
ƒ 23.875.—
Bovenstaand voorlopig' financieel overzicht 1948 en voorlopige begroting 1949 zijn aan de hand van latere gegevens op enkele punten iets gewijzigd ten aanzien van die, welke op de Alg'. Leden Vergadering' dd. 19 December 1948 werden overgelegd.
DE INGENIEUR
I. 34
V E E S L A G VEKIFICATIE-COMMISSIE. voor het nazien der Administratie over de jaren 1946 en 1947 van de Groep Ned.-Indië van het Kon. I n s t i t u u t van Ingenieurs. De verificatiecommissie, benoemd in de algemene ledenvergadering van de Groep Ned.-Indië van het K.I.v.I. van 4 April 1948 tot het nazien van de geldelijke administratie van de Groep over 1946 en 1947, brengt het volgende onder de aandacht van de Groep : In 1946 en 1947 waren de toestanden nog niet zodanig, dat de geldelijke administratie op vooroorlogse wijze kon worden gevoerd. De ledenadministratie werd nog niet centraal, m a a r hoofdzakelijk door de Kringen verzorgd. Het contact tussen het Groepsbestuur en de Werkcomité's, die later in Kringbesturen werden omgezet, was nog weinig innig; de Kringen werkten meer als zelfstandige eenheden dan als onderdelen van een levend geheel, de Groep. De Groeps-penningmeester, die als nagenoeg alle leden der Groep overkropt met ambts-werkzaamheden was en niet als vóór de oorlog over de hulp van een gesalarieerde a d m i n i s t r a t e u r beschikte, hield in 1946 en 1947 slechts een kasboek bij. Aan de hand van dat kasboek, de rekeningencourant en de effecten-opgave van de Ned. Handel Maatschappij te A m s t e r d a m en te Bandoeng, de correspondentie met het Hoofdbestuur en de Kringen en in 1948 ontvangen afrekeningen werd door de Penningmeester een balans per 31 December 1947 opgesteld. De verificatie van de Commissie is beperkt gebleven tot het nazien van de kas-administratie en de balans. De in het kasboek geboekte ontvangsten en uitgaven werden m e t de kasbewijzen vergeleken en in overeenstemming bevonden. Door het ontbreken van een centrale leden-administratie was een volledige controle niet mogelijk. Met de ten behoeve van de balans gedane aannamen en met de balans zelf kan worden ingestemd. Slechts moge er op gewezen worden, dat tegenover de post ,,nog te innen contributies 1947" ver-
IN
No. 3 — 1949
INDONESIË.
moedelijk nog onbekende uitgaven van de Kringen in 1947 staan. Voor 1948 en volgende jaren geeft de Commissie in overweging, bedragen over een afgelopen j a a r , w a a r v a n de grootte eerst in het volgende j a a r bekend wordt, (b.v. bewaarloon effecten) terwille van de eenvoud (en om overeenstemming met b.v. de rekening-courant van de Bank te verkrijgen) te beschouwen als te behoren t o t het nieuwe j a a r en dus niet op te nemen in de balans per ultimo afgelopen j a a r . Rente- en dividend-betalingen kunnen voortaan geboekt worden ten voordele van het jaar, waarin de uitbetaling plaats vond. Als door te late uitbetaling de verlies- en winstrekening van enig j a a r beïnvloed wordt, kan dit bij de toelichting vermeld worden. De penningmeester heeft gemeend, over de periode 1946 — 1947 geen verlies- en winstrekening te moeten opstellen, omdat d a a r a a n als vergelijkings-object door allerlei bijzondere factoren, toch geen waarde toegekend zou kunnen worden. De Commissie g a a t daarmede accoord. De bedoeling van de penningmeester is, over 1948 ook een grootboek aan te leggen of te doen aanleggen, dat kan beginnen met de posten van de door de Commissie goedgekeurde balans per 31 December 1947. De Commissie acht het bijhouden van een dergelijk grootboek voor het verkrijgen en behouden van een goed inzicht in de financiële positie van de Groep zeer wenselijk. Zij meent, dat de penningmeester daarvoor en voor het volledig bijhouden van een Centrale leden-administratie de hulp van een gesalarieerde administratieve k r a c h t niet zal kunnen ontberen. De Commissie stelt voor de penningmeester ir G. S. V r ij b u r g onder dankzegging acquit en décharge te verlenen voor het over 1946 en 1947 gevoerde geldelijke beheer.
GERESUMEERDE KASVERANTWOORDING PERIODE Bijdragen 1946 (o.a. voorlopige bijdrage Kring Batavia) Ontvangen contributie, enz. ter vereffening met Hoofdbestuur Den H a a g Ontvangen contributies 1947 Ontvangen entree-gelden Aan gratificatie typiste secretariaat over 1946 A a n kleine kas secretariaat 1946 Aan telegram Den H a a g bij 100-jarig Jubileum K.I.v.I. Aan porti voor uitnodigingskaarten Aan diner ter ere Dr ir R i n g e r s Aan bloemstuk jubileum Veiligheidstoezicht Saldo kas 31-12-'47
Batavia-Centrum, 23 November 1948. De Verificatiecommisie Ir L. W. H o f l a n d . Ir F . M. Ch. B e r k h o u t . I r W. P r e y . MEI 19Jf6 — 31 DEC. 19Jf7. ƒ 115.— „ 239.— „ 1.055.50 1.— 250.— 45.— 52.80 2.44 200.— 60.— 800.26 ƒ 1.410.50
Saldo kas 1-11)
ƒ
ƒ 1.410.50
800.26
Deze post werd in 1948 teruggeboekt. Deze uitgave werd oorspronkelijk door de B. P. M. betaald en later afgeschreven. De ƒ 250.— is derhalve als een donatie van de B. P. M. te beschouwen.
No. 3 — 1949
D E I N G E N I E U R IN BALANS
1 ) . Effectenbezit
INDONESIË.
PER 31 DECEMBER
I. 35
19^7
(specificatie zie bijlage).
a) Ned. Handel Mij. A m s t e r d a m : b) Ned. Handel Mij. Batavia : Hypotheek Koningsplein Zuid 11 van de Kon. Natuurkundige Vereniging ;
ƒ 16.448.„ 19.760.„ 20.000.ƒ 56.208.-
2 ) . Rekeningen
Courant :
a) Ned. Handel Mij. A m s t e r d a m Vrije rekening Geblokkeerde rekening Nog t e ontvangen achterstallige rente obligaties, dividend, enz.
ƒ
1.410.89 319.99 302.52 2.033.40
b) Ned. Handel Mij. Bandoeng Saldo vrije rekening Saldo geblokkeerde rekening Nog te ontvangen achterstallige rente obligaties, enz.
ƒ 447.74 „ 18.459.09 „
2.204.70 „ 21.111.53
e) Hoofdbestuur Den H a a g : Saldo rek.-courant voor over en weer geïnde en te innen contributies en vereffening ,,de Ingenieur" 1947 : 3 ) . Kas Penningmeester
ƒ
3.175.80
Groep :
Saldo per 31/12/47 Terug te boeken gratificatie 1946 typiste secretariaat (Mej. K w e e ) door B. P. M. afgeschreven
ƒ
800.26 250.— 1.050.26
4 ) . Debiteuren
:
a) Nog te innen contributies enz. ten behoeve Hoofdbestuur (waarvoor Groep reeds belast op rek. cour a n t met Hoofdbestuur) : b) Nog te innen contributies 1947 (getaxeerd) c) Rente hypotheek 1947 : Koninklijk Natuurkundige Vereniging; op de Alg. Ledenvergadering Groep dd. 4 April 1948 werd besloten de rente van de hypotheek eerst ingaande 1948 weer te vorderen :
i
ƒ „
709.90 2.200.—
nihil 2.909.90
5)
Crediteuren
:
a) Hoofdbestuur Den H a a g aan „de Ingenieur" 1946 b) Hotel des I n d e s : Onkosten receptie 100-jarig bestaan K.I.v.I. c) Normalisatieraad Bijdrage kantoorhuur Bandoeng 1946 6 maanden a ƒ 40.— ƒ 240.— 1947 12 „ „ „ 40.— „ 480.—
ƒ
833.20
„
4.321.15
720.— d) Drukkerij Gruno voor drukwerk 100-jarig bestaan K.I.v.I. e) Nog te betalen tegemoetkoming typiste secretariaat over 1947
74.50 600.— „ 6.548.85 „ 73.588.44
Saldo kapitaal ƒ 83.313.09
ƒ 83.313.09
D E I N G E N I E U R IN
I. 36 WAARDE
EFFECTEN KONINKLIJK INSTITUUT Groep Ned.-Indië per 31 December
I : Depot N. H. M., Amsterdam : 1) Obligatie Nederland 2) Obligatie Nederland 3) Obligatie Nederland 4) Obligatie Nederland 5) Obligatie Nederland 6) Obligatie Amsterdam II 7) Obligatie Rotterdam 8) Obligatie A m s t e r d a m 9) Aand. Rotterdamsche Bankvereniging 10) Gert. V. Aandeel Twentsche Bank 11) Pandbrief Friesch Groningsche Hypotheek Bank 12) Obligatie Ned.-Ind. Spoorweg Mij. II-IV
jaar 1911 1937 1938 1941 1942 1937 1937 1947
% 31/2
3 3 31/2 31/2 31/2 31/2
3 .
No. 3 ^ 1 9 4 9
INDONESIË. VAN 19Jf7
per stuk nominaal ƒ 1.000.— „ 1.000.— „ 1.000.— „ 500.— „ 5C0.— „ l.OCO.— „ 1.000.— „ 1.000.—
Koers 100 7/8 99 3/4 99 5/8 100. — 100. — 100 1/4 100 3/8
Totaal waarde ƒ 1008.75 ,, 2992.50 996.75 „ 500.— 500.— )J ,, 1002.50 2007.50 •' 1000.— j ,
jj
—
„ 200.— „ 1.000.—
165 171
5 1
-
1650.— 1710.—
—
31/2
„ 1.000.—
100
2
..
2000.—
1937
31/2
„ 1.000.—
54
2
»> 1080.—
ƒ 16.000.-- )
ƒ 16448.—
ZESTIENDUIZEND V I E R H O N D E R D A C H T E N V E E R T I G
GULDEN)
II : Depot N. H. M., Batavia : 1) Obligatie Credietbank voor Ned.-Ind. Gem. & Ressorten 2) Obligatie Gem. Soerabaia 3) Obligatie Indië — A 4) Obligatie Indië — A 5) Obligatie Indië — A 6) Obligatie Gem. Batavia — B 7) Aand. Javasche Bank 8) Aand. Amsterdanische Bank
jaar — 1937 1937 1937 1937 1937 —
% 4 3^/2
3 3 3 31/2
—
(Totaal nomina Ie waarde (Zegge :
Aantal 1 3 1 1 1 1 2 1
_ —
waarc ie (Zegge :
INGENIEURS.
per stuk nominaal f 500.— , 1.000.— , 1.000.— , 500.— , 100.— , 1.000.— , 500.— , 200.—
Koers 80 74 96 96 96 78 128 160
Aantal
Totaal waarde
4 1 14 1 5 1 1 5 ƒ 20.500.--)
ƒ
1.600.— 740.— „ 13.440.— 480.— 480.— 780.— 640.— „ 1.600.— ƒ 19.760.—
N E G E N T I E N D U I Z E N D Z E V E N H O N D E R D E N ZESTIG GULDEN)
ie
JAARGANG
|—x
T ^
B 1\
f /^^
T ^
TV T 1
F^
I
[
P^
MAART
U[H^ I N G h N l h U R IN I N D O N E S I Ë II, BOUW- EN W A T E R B O U W K U N D K . I N H O U D • Gewijzigde Grondslagen voor het Stadsplanwcrk m Indonesië, door Prof. ir Jac. P. T h ij s s e. Ideeèn-prijsvraag . Landbouwkundige Faculteit van de Universiteit van Indonesië te Bmtenzorg
Gewijzigde Grondslagen voor net Stadsplanwerk in Indonesië door Prof. ir Jac. P. T h ij s s e Gedurende de achter ons liggende periode heeft het stadsplanwerk hier zeer van elkaar verschillende vormen vertoond. Dit was een natuurlijk gevolg van de verschillen tussen de maatschappelijke verhoudingen welke binnen de verschillende bevolkingsgroepen (klassen, rassen) heersen. U i t e r a a r d heeft men daarbij ook hiertelande sterk onder de invloed verkeerd van de phasen m de historische ontwikkeling der technisch-economische tijdperken, welke door de Amerikaanse stedebouwkundige en socioloog L e w i s M u m f o r d onderscheiden worden als tijdperken van Eotechniek, Paleotechniek, Neotechniek en Biotechniek. De laatste periode, gedurende welke aan biologische waarden, n a a s t de techniek, een belangrijke plaats wordt ingeruimd, is zich hiertelande eerst in de laatste halve eeuw uit de Neotechniek a a n h e t ontwikkelen. Men kan zeggen, dat de verzorging der groepen van geringe welstand w a t betreft de eerste levensbehoeften a a n wonen, werken en spelen pas in de Biotechnische periode de a a n d a c h t krijgen, waarop zij wenselijkerwijze gesproken recht hebben. H e t is de verzorging van deze groepen (non-economical), die aan de maatschappij als geheel geld kost en w a a r a a n men o.a. om die reden ook op stedebouwkundig gebied vroeger geen of te weinig aandacht heeft besteed. V a n E m b d e n schrijft: ,,In de oudheid bestond er geen stedebouw voor de slaven van TellAmarna, van Thebe, van Niniveh of van Athene, noch ook voor de Plebejers in Rome. In de middeleeuwen was er geen stedebouw voor de horigen of voor de armen in de stad. In het patroon van de Baroksteden werd alleen rekening gehouden met de Vorst, de aristrocratie en de rijke koopmans-familie. H e t beroemde plan van A m s t e r d a m rekent alleen met de huizen der rijken; voor de middenstand en de arbeiders werd te zelfdertijd de J o r d a a n uitgelegd, eenvoudig volgens de verkaveling der weilanden. In de XVIIIe en XlXe eeuw, in de periode van de vroege industrialisatie, h a d niemand belangstelling voor het plan van de arbeiderswijk". Grijpt dit terug tot in de vorige eeuw, voor Indonesië moeten wij constateren, d a t nog kortere tijd geleden in de stadsplannen vrijwel géén ruimte werd gereserveerd voor de minder gegoeden.
Hieraan was de opzet van de Gemeenten niet vreemd, welke de aanvankelijke indruk wekten v'an Westerse enclaven te zijn binnen een Oosterse samenleving. Deze misvatting, welke ^elfs gedurende enige tijd de Gemeente-besturen tot een politiek bracht om juist te doen alsof zij in de binnen de gemeente-grenzen gelegen kamponggedeelten geen zeggenschap hadden, leidde er toe, d a t bij sommige gemeenten als ideaal gesteld werd alle bestaande kampongs uit de gemeentelijke administratieve gebieden te verdrijven. In plaats daarvan werd dan weliswaar overgegaan tot de bouw van gemeentelijke model-kampongs, doch de daardoor geschapen woonruimte was in verhouding uiterst gering. N a a s t deze moedwillige verdrijving der kampongs deed zich uiteraard nog daarvan de natuurlijke, want onvermijdelijke verdrijving voor tengevolge van de groei van het stadscentrum, gelijk op met de groei v a n h e t gehele stedelijke organisme en w a a r a a n ook en juist de kampongs allereerst ten prooi vallen. Door deze belangrijke vermindering van het kampongareaal zocht een deel van de (evengoed belangrijk groeiende) kampongbevolking do mogelijkheid van een woonplaats in de resterende stadskampongs en in de naaste omgeving van de stad liggende landelijke kampongs. Hierbij komen twee problemen n a a r voren: t.w. de zeer sterke en hoogst ongewenste verdichting van de stadskampongs en het ontstaan van halfagrarische periferiekampongs. Dat bouwvoorschriften in de stedelijke kampongs, waarbij o.m. de aan te houden minimum afstanden tussen de gebouwen worden vastgesteld, hier geen voldoende uitkomst bieden, blijkt uit de absoluut o n a a n v a a r d b a a r hoge bevolkingsdichtheden, welke in op het oog voldoend ruime en ordelijke kampongbouw werden geconstateerd. H e t a a n t a l inwoners per huis was daar in hygiënisch en ethisch opzicht afkeuringswaardig hoog opgelopen. In het algemeen werd door de goedbedoelde en ook wel degelijk goed hygiënisch effect sorterende kampongverbetering, de toestand voor de groep meu geringste welstand er niet op verbeterd. De meu overheidsgelden aangelegde kampongpaden, rioleringen en regenwaterafvoeren deden de aanliggende gronden aanzienlijk in waarde vermeerderen; zij
II. 16
DE
I N G E N I E U R IN I N D O N E S I Ë .
werden op deze wijze geschikt voor een hogere bestemming en zo ziet men dan in deze verbeterde stadsdelen de bestaande bebouwing p l a a t s maken voor een veel betere, die de grondeigenaar hogere opbrengst van zijn gronden verzekert, m a a r waardoor de woongelegenheid voor de laagste welstandsgroep opnieuw wordt verminderd. D a a r de bouw van woningen slechts boven een minimum h u u r w a a r d e renderend kan zijn, brengt voor de ,,sub-economicals" het particulier initiatief geen uitkomst; terwijl, zoals hierboven reeds werd opgemerkt, gemeentelijke woningbouw voor de laagste h u u r w a a r d e n in verhouding tot de behoefte slechts de bekende druppel op de gloeiende plaat betekent. Gemeentelijke grondbedrijven ° verkavelen hun gronden voornamelijk tot erven voor villa- en kleinwoningbouw; indien door deze een enkele maal ook kavelingen voor kampongbouw worden aangeboden, dan blijkt dat d a a r geen vraag n a a r bestaat. U i t e r a a r d b e s t a a t een zeer grote behoefte, doch wie wil zijn geld steken in onrendabele objecten ? Het gevolg is dan, dat de verkaveling gewijzigd wordt in een voor kleinwoningbouw en aan de behoefte aan goedkope kampongwoningen door dit gemeentelijke initiatief zelfs niet in geringe mate wordt tegemoet gekomen. Ook in het stadsplanwerk v a n vóór de oorlog spreekt duidelijk de onvolkomenheid, waarin aan de woonbehoefte van de minst begunstigde groepen wordt tegemoet gekomen. E r is stadsplanwerk bekend, waarbij zelfs voor kampongbouw in het geheel geen grond wordt bestemd; in alle gevallen is in de stadsplannen van vóór de oorlog te weinig grond voor kampongbestemming gereserveerd, zelfs voor het bereiken van meer aannemelijke dichtheden van bewoning voor de bevolkingsaantallen van die tijd. Volgens welke verhoudingen men de woongelegenheid in een huidige Indonesische stad t h a n s zal moeten vaststellen n a a r de gebruikelijke indeling in villabouw, kleinwoningbouw en kampongbouw, zal uiteraard afhangen van de welstandsverhouding, die tussen de verschillende bestemmingsgroepen bestaat, als ook van de welstand algemeen. W a t heeft men daarvan te verwachten? Voor zover de welstand van het land afhankelijk is van de politiek-economische verhouding tot het buitenland, lijkt het in deze tijd zeker zeer moeilijk om zich daarover in voorspellingen te begeven. Bij de welstandsverhoudingen van de verschillende bevolkingsgroepen kan gesteld worden, dat men in zekere zin nivellering kan verwachten, doch in welke m a t e zich deze zal demonstreren ligt in het ongewisse. Zelfs wanneer in deze gewesten de politieke vrede hersteld is, zal het d a a r n a nog geruime tijd duren voor een economische en sociale stabilisatie zal zijn bereikt w a a r o p men een stadsplan m e t nauwkeurigheid zou mogen baseren. In de overtuiging, dat elke prognose in deze als het ware uit de lucht gegrepen zou zijn, dient men zijn stadsplan dan ook zo in te richten, dat men een grote m a t e van elasticiteit bij de geleidelijke tot-
No, 3 — 1949
standkoming daarvan mogelijk m a a k t . Dit geldt uiteraard in de sterkste m a t e voor de woonwijken, doch toch ook voor de overige bestemmingen die in afzonderlijke wijken worden ondergebracht, zoals de kantoren en winkelwijken, de toko-wijken, de industrie-wijken en de wijken voor de recreatie. Vooral bij deze laatste zal men door ruime bemeting de zo gewenste elasticiteit kunnen bevorderen, waarbij men dus van te voren de mogelijkheid in het oog vat, dat bij geringe ontwikkeling van genoemd gebruik het daarvoor bestemde gebied ten bate van ander gebruik in oppervlakte kan worden beperkt. Ten aanzien van de woonwijken, waarbij men voor zover dit hier gewenst en mogelijk is ook de wijkgedachte zal toepassen, zal men in verband met de ongewisse bevolkingsverhoudingen er op moeten rekenen, dat een deel van de ontworpen villawijken in kleinwoningbouw kan worden omgezet, terwijl hetzelfde m e t de kleinwoningbouw ten opzichte van de kampongbouw moet mogelijk zijn. Men dient daartoe de erf diepte van de kavelingen, die men daarbij voor de hogere bestemming op het oog heeft, zo gering als toelaatbaar te maken. Door eventueel later de erfbreedte te verkleinen kan men dan bijv. van villabouw tot kleinwoningbouw overgaan. Hetzelfde geldt voor de overgang tussen kleinwoningbouw en kampongbouw. Voor adequate stedebouwkundige aanleg zal men er dan op moeten rekenen, dat ook daarin elasticiteit aanwezig is. Men zal dan het aantal rijwegen in de kampongs beperken. Voor kleinwoningbouw op een rijweg langs de erven willende rekenen, doch tevens in acht nemende, dat deze voor bebouwing met kampongtypen moeten kunnen worden gerealiseerd, kan men de elasticiteit daar vinden in het vaststellen van rooilijnen, ruim genoeg voor rijverkeer, doch de wegen uitgevoerd als voetpaden met brede bermen. Hierbij wordt opgemerkt, dat bij een mogelijk grotere welvaart dezer landen in de toekomst het niet uitgesloten lijkt, d a t betere kampongbouw aan rijwegen zal komen te liggen. In dit verband lijkt het aangewezen om bij nieuwe kampongaanleg ook voor de belangrijkste voetpaden de afstand tussen de erf rooilijnen (wegbreedte) ruim te bemeten. H e t principe van de wijkgedachte brengt met zich, dat zich in elke woonwijk een wijkcentrum ontwikkelt dat in de dagelijkse behoeften van de wijkbewoners kan voorzian. Ten aanzien hiervan heeft men hiertelande weinig ervaring. Sommige elementen van zulk een centrum laten zich berekenen aan de hand van het inwonersaantal van zo'n wijk (bijv. de schoolbehoefte, die men zal moeten baseren op algemene leerplicht voor alle bevolkingsklassen). Bij andere elementen t a s t men in het duister ; men zal dus wijs doen ook aan deze centra meer plaats in te ruimen dan die men bij de huidige omstandigheden noodzakelijk zou achten. Blijkt er later ruimte over te blijven, dan kan men altijd daarvoor wel een bestemming vinden. Is evenwel de ruimte te k r a p bemeten, dan blijft men tot in de verre toekomst met een gewrongen oplossing zitten. Ook w a t de m a t e n voor de hoofdverkeerswegen betreft zal men overigens niet de vroegere normen
No. 3 — 1949
D E I N G E N I E U R IN
kunnen handhaven. De ontwikkeling van het verkeer, de grotere breedte van t r u c k s en bussen, de opkomst van de betja e.d. zal veelal scheiding van verkeersstroken voor verschillen in verkeersmiddelen en ook verbreding van de stroken voor snelverkeer wenselijk m a k e n ; ook in E u r o p a g a a t men d a a r noodgedwongen toe over. Evenals in E u r o p a zal men hier verder voor de allerbelangrijkste hoofdverkeerssnelwegen nabij de steden het principe van ,,limited acces" moeten toepassen. Deze wegen legge men dan bij voorkeur in groenstroken, terwijl op een dergelijke weg geen erven uitgang krijgen. Aan de recreatie is in het vooroorlogse stadsplanwerk te weinig aandacht besteed. Zelfs bestaande sportvelden werd het voortbestaan onmogelijk gemaakt, doordat men deze gronden voordeliger in bouwterrein kon omzetten. Op deze wijze ontstond in vrijwel alle steden groot tekort aan sportvelden ; wat speelveldjes betreft, die in elke woonbuurt ten zeerste gewenst zijn (vooral in de wijken voor kleinwoningbouw en kampongbouw), d a a r a a n dacht men in vele gevallen in het geheel niet. Voor deze bestemming zal in de toekomst veel meer plaats in het stadsplan moeten worden gereserveerd, welke men dan het best situeert in het in elke wijk te ontwerpen wijkcentrum. Niet vergeten moge worden zwembaden a a n te leggen voor alle lagen van de bevolking. Indien de n a t u u r hiertoe aanleiding geeft, is de aanleg van een niet te klein natuur-recreatie-gebied in de n a a s t e omgeving van de stad toe te juichen. Hierbij denkt men aan de Duitse Stadtwalder, aan het Amsterdamse Bosplan, en dergelijke. Meer dan ooit moet in de kantoor-, winkel-, tokoen v e r m a a k s c e n t r a van de stad a a n d a c h t gegeven worden aan parkeerruimte, w a a r v a n de grootte adeq u a a t moet zijn a a n de eisen die de aanliggende bebouwing stelt. De kosten van dergelijke parkeerruimten moeten op de grondprijs van de daarvan profiterende zaken drukken, voor zover dit geen instellingen van algemeen belang zijn. Ter vastelling van de grootte van deze parkeerruimten dient men te steunen op de moderne Europese en Amerikaanse normon, tenzij men met steden te maken heeft w a a r v a n men kan verwachten, dat het transportprobleem zich, ook in de toekomst, op andere wijze dan in E u r o p a en Amerika zal ontwikkelen. Reeds is met enkele woorden het probleem vermeld der halfagrarische periferie-kampongs. Deze hebben zich aansluitend bij de steden gevormd, o.a. als een gevolg van het gebrek aan woonruimte voor de kleine m a n in het stedelijk areaal. Indien en voorzoverre zij door middel van bouwvoorschriften en toezicht in voldoend landelijke sfeer kunnen worden gehouden, kunnen de eisen t.a.v. hygiëne en brandbaarheid lager worden gesteld dan in de s t a d en kan op die wijze een woonwijze worden verkregen, die goedkoper is dan in de steden. Men heeft daarbij het voordeel, dat de bewoners hun inkomsten op twee objecten kunnen baseren, n.l. werk in de s t a d en inkomsten van het land en
INDONESIË.
II. 17
zij daardoor economisch minder k w e t s b a a r zijn. Door de ruimere en verspreide ligging is hier in oorlogstijd het wonen minder gevaarlijk dan in de stad, terwijl in zekere meerdere m a t e in de voeding der bewoners wordt voorzien. Indien deze kampongs zich echter gaan verdichten, vervormen zij zich tot excessieve gevaren. Om deze reden al moet men ze in het stadsplan zeker in behandeling nemen, ze aanvaarden en ontwikkelen als een typische bewoningsvorm met speciale eigenschappen en eisen, die zich overigens, w a t ons inzicht betreft, in een stadium van onderzoek bevinden. Een belangrijk p u n t voor vele steden is de herziening van de administratieve gemeentegrens, die zo ruim dient te worden bemeten, dat het stedelijk areaal aan alle zijden binnen deze grens blijvend wordt beschermd door een agrarisch blijvende beschermingsstrook van voldoende breedte. Deze strook heeft a priori niet de functie van bevoorrading van de stad, zoals dat bij de Amerikaanse ,,greenbelt"-steden het geval is, doch is uitsluitend bedoeld om het gebied, dat administratief niet bij de stad behoort, door een voldoend brede agrarische strook te scheiden van de stedelijke bebouwing. Hierdoor hoopt men de zo gevreesde ,,parasitaire periferie-bebouwing" te kunnen ontgaan. H e t is van belang om ook dit probleem in studie te nemen, waarbij de minimaal toelaatbare breedte van het z.g. landelijk areaal rondom de stad het meest van belang is. Hierbij speelt natuurlijk de ontwikkeling van de hierboven ,,halfagrarische periferie-kampongs" genoemde ontwikkeling, die zich in deze beschermingsstrook afspeelt, een grote rol. Zoals opgemerkt was ook vóór de oorlog voor de minst bevoorrechte bevolkingsgroep, geen rendabele woningbouw mogelijk. Wil men van Overheidswege hierbij de helpende hand reiken, dan v r a a g t dergelijke bouw een zeer belangrijk financieel offer, dat des te hoger wordt n a a r m a t e men de aan deze behuizing te stellen eisen op hoger niveau brengt. Hier doet zich dus de v r a a g voor: ,,welke eisen zal men uit sociaalhygiënische overwegingen aan de huisvesting der „non-economicals" moeten stellen?" e n : ,,zijn deze financieel verantwoord ?" De l a a t s t e v r a a g zal leiden tot een zo zuinig mogelijke oplossing, de eerste tot minimum eisen ook uit andere overwegingen. H e t lijkt van belang om de financiële consequenties van het toegeven aan de verschillende eisen nader in beschouwing te nemen. Hierbij dient men zich los te maken van de tegenwoordige toestand, waarin de waarde-verhoudingen zo uit h u n evenwicht zijn, dat geen enkele woningbouw renderend is. Uitgaande van de veronderstelling, dat de zelfde w a a r d e verhoudingen als van vóór de oorlog in de toekomst zullen terugkeren, is het mogelijk om, aan de hand dus van vooroorlogse prijzen, na te g a a n welk percentage van de h u u r w a a r d e van een huis gevolg is van de verschillende factoren waaruit de oprichtingskosten zijn samengesteld. Op deze wijze kan men dan zien hoeveel het toegeven aan een bepaalde wens per m a a n d kost, en men zal dan aan de hand
II. 18
D E I N G E N I E U R IN
daarvan in verschillende perioden van meerdere of mindere welvaart kunnen vaststellen aan welke eisen men tegemoet kan komen. Men doet wijs er bij het samenstellen van het stadsplan op te rekenen, dat men aan deze eisen, zij het dan misschien ook slechts in een gelukkiger toekomst, zal kunnen voldoen. Dat men in de steden hogere eisen zal moeten stellen dan in het landelijk gebied w a a r de intensiteit van bebouwing veel geringer is, is voor een ieder begrijpelijk. De eisen die men in de steden k a n stellen spruiten voort uit verschillende overwegingen als d a a r zijn: brandveiligheid, pestgevaarlijkheid, dreiging v a n infectie door ,,air-borne diseases", dreiging van infectie door ,,water-borne diseases", ethica, beschavingspeil, geriefelijkheid. 1. De brandveiligheid v r a a g t vermijden van b r a n d b a a r materiaal, waarbij allereerst indekking van de daken m e t p l a n t a a r d i g materiaal ontoelaatb a a r wordt geacht, waardoor bij toepassing van de open-bouwwijze minima worden gesteld voor de afstanden tussen de bebouwing onderling, terwijl bij gesloten bouwwijze men tussen de woningen b r a n d m u r e n zal nodig achten. L a a t men deze eisen in een stad schieten, dan is de kans op kapitaalsverlies door het om zich heen grijpen van een b r a n d zo groot, dat men al uit economische overwegingen zich d a a r a a n niet zal mogen blootstellen. Deze overweging leidt dus t o t het gebruik v a n dakpannen en tot het voorschrijven van minimum afstanden bij b r a n d b a r e open bebouwing van 5 m en t o t h e t bouwen van halfsteensbrandmuren tussen de woningen bij gesloten bouwwijze. De laatste eis valt slechts te verlichten indien per blok een gering a a n t a l woningen (hoogstens bijv. 5) wordt toegelaten. Op de beide andere eisen valt niet af te dingen. 2. Pestgevaarlijkheid brengt constructie-eisen m e t zich mee, die de bouwkosten bij de kleine kampongbouw verhogen. Bij nieuwbouw zijn daardoor constructie-delen in volle bamboe verboden. H e t zal duidelijk zijn, dat men in pestgevaarlijke gebieden streng de hand aan deze eisen moet houden. In gebieden, die t o t nu toe niet pestgevaarlijk waren, kan pestgevaar o n t s t a a n ; het lijkt verstandig om ook d a a r pestvrij te bouwen indien de d a a r a a n verbonden e x t r a kosten de h u u r w a a r d e niet te zeer verhogen. 3. Dreiging met infectie door ,,air-borne diseases" bepaalt de minimum afmetingen van woningen, v a n vertrekken, van ventilatie-openingen en van openingen voor verlichting. De hiervoor uiterste minima, bijv. een minimum woningoppervlak van 15 M-, leveren een zeer belangrijke factor voor de bepaling van de minimum rendabele huurwaarde. 4. Dreiging met infectie door ,,water-borne diseases" leidt tot de overweging of men de woningen zal moeten voorzien van een waterleiding aansluiting en of men een riolering zal toepassen. Dit zijn dankbare onderwerpen om over te redetwisten. Indien men echter n a g a a t hoe gering de invloed is, die toegeven aan deze eisen op de maan-
INDONESIË.
No. 3 — 1949
delijkse h u u r w a a r d e heeft, dan zal men in het algemeen zeker daartoe besluiten. Des te eerder zal men dit doen, indien men d a a r n a a s t beschouwd de oplossing met oppervlakte waterputten (eventueel gecombineerd voor vier erven) en septic-tanks m e t infiltratie-bed (gecombineerd voor vier erven), dan wel ,,bore-holes". Het zal duidelijk zijn, dat juist bij minimale erfafmetingen de kans op infectering van de bodem en dus ook van de putten het grootst is. Ik rekende vroeger uit, dat het aandeel in de maandelijkse huur bij minimale woningen vóór de oorlog voor de waterleiding 4 a 5 ets en voor de riolering 9 a 12 ets heeft bedragen. Vergelijkt men deze orde van grootte met de prijs, die men eveneens vóór de oorlog in de minimale kampongs voor een pikoelan water moest betalen, waarbij men dan nog niet eens zekerheid had wat betreft hygiënische betrouwbaarheid, dan m a g vastgesteld worden, dat men de oplossing met riolering en watervoorziening aan huis zeker moet verkiezen. Zelfs al mocht men in de n a a s t e toeKomst daartoe nog niet willen overgaan, dan zal men er toch bij het verkavelen op moeten rekenen, dat men later zonder veel moeite een waterleiding en een riolering in de bestaande aanleg moet kunnen invoegen. 5. Ten aanzien van de ethica zal men zich moeten richten op de wenselijkheid, dat elk echtpaar over minstens één kamer moet kunnen beschikken, terwijl een kamer zal moeten worden toegevoegd voor de kinderen uit zo'n gezin, die op de leeftijd des onderscheids komen en dan wel zodanig, dat jongens en meisjes in afzonderlijke slaapruimten worden ondergebracht. Deze wenselijkheid leidt dus voor een volledig gezin tot drie afzonderlijke slaapruimten, in oppervlak uitgedrukt betekent het een alleruiterst minimum van 18 m-. 6. Het beschavingspeil kan er toe leiden, dat afzonderlijke ruimten beschikbaar moeten komen voor studie van de ouders en/of de kinderen, waarbij ook schrijftafels, tekentafels en boekenkasten p l a a t s opeisen. Deze eis houdt dus uitsluitend in: de vergroting van de oppervlakte. 7. Geriefelijkheid en het aesthetisch aanzien stellen eisen, die in urgentie zullen moeten a c h t e r s t a a n bij de reeds genoemde en welke daarom bij de allergoedkoopste uitvoeringen als p r o g r a m m a p u n t e n niet in aanmerking komen. Een goed ontwerper houdt er onder alle omstandigheden rekening mee. Hij zal daarbi] wel een duidelijk verschil maken tussen geriefelijkheid als zodanig en in h a a r verband m e t hygiëne. Uit financieel oogpunt zullen steeds de hygiënische overwegingen vooropgaan. Daaronder vallen: waterleiding in elk huis, privaat in elk huis, goede afwatering van wegen, paden en erven (tegen mijnworm g e v a a r ) en dergelijke meer. Speciale aandacht is te schenken aan kampongbouw in de gesloten bouwwijze. In verband m e t meest economische oppervlaksbenutting leidt deze tot woningen van de geiingstc huurwaarde. Even-
No. 3 — 1949
DE INGENIEUR
wel is deze bouwwijze voor bewoning in tropische landen, w a a r de woonruimten doorlopend direct in contact s t a a n met de buitenlucht en door middel van deze met elkaar, minder in trek, omdat men minder „vrij" is, minder „privacy" geniet. Vervolgens komt de v r a a g n a a r voren welke constructiewijze voorkeur heeft bij bouw van woningen voor de minstdraagkrachtige bevolkingsgroep. Bij bouw in tijdelijk materiaal zullen de bouwkosten lager zijn dan bij meer permanente uitvoering. Daartegenover staat, dat de kosten voor onderhoud en afschrijving, die onmiddellijke invloed hebben op de huishuur, in de tijdelijke uitvoering belangrijk hoger zijn dan bij de betere bouwwijze. Te scherper is deze tegenstelling in perioden van een lage rentevoet zoals die zich t h a n s voordoet. Ook is t h a n s op de meeste plaatsen in de Archipel, en zeker op Java, de verhouding tussen de bouwkosten in tijdelijk en die in permanent materiaal tengevolge van de materiaalprijzen nog in meerdere m a t e dan vóór de oorlog zodanig, dat men door financiële overwegingen gedreven wordt n a a r oplossing in permanente uitvoering. Conclusies. Ten aanzien van de te ontwerpen stadsplannen leiden bovenstaande beschouwingen tot de volgende conclusies. 1. In de Stadsplannen ruime men voor de bestemming voor kampongwoningen veel meer p l a a t s in dan vroeger gebruikelijk was. 2. Meer dan vroeger moeten de plannen elastisch zijn ten opzichte van de verhouding in de oppervlakten der verschillende bestemmingen. Dit kan geschieden door het invoeren van groenstroken en ook door het ontwerpen van erf diepten, die bij nadere verkaveling voor verschillende soort van bebouwing kunnen dienen. 3.
4.
5.
H e t hoofdverkeers-wegenstelsel dient aangep a s t te worden aan moderne eisen, waarbij evenwel voorlopig m e t aanleg van verhardingsstroken over een gedeelte van hun uiteindelijke breedte kan worden volstaan. Zo nodig dient men het principe van ,,limüted access" toe te passen en de primaire aderen te situeren in groenstroken. De belangrijkste kampongpaden dienen tussen de erfrooilijnen een zodanige breedte te verkrijgen, dat zij toestaan dat eventueel later tot de aanleg van een rijverharding kan worden overgegaan. De breedte tussen de erfrooilijnen, ook voor de minder belangrijke paden, stelle men bij nieuw-aanleg steeds op minstens 5 m. Steeds dient te worden geijverd voor zo perm a n e n t mogelijke bouwwijze, ook bij de kam-
IN I N D O N E S I Ë .
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
II. 19
pongbouw. Als minimum moet bouw cf. de pestvoorschriften als eis worden gesteld. Bij het ontwerpen van de stadsplannen zal men moeten rekenen op aanleg van waterleiding n a a r elk huis en op facaalriolering. Als minimum oppervlak voor een kampongwoning in open bouwwijze neme men 15 m-, waarbinnen een a a n t a l slaapruimten voor moet komen, variërend van 1 tot 3 n a a r m a t e de samenstelling van het gezin dit vereist en waarbij een slaapruimte niet kleiner in oppervlakte dan 4.50 m- zal mogen zijn. Met het oog op de eisen van brandgevaar leidt dit tot minimum erf afmetingen van 11V2 ^ 8 m-. Deze afmetingen gelden voor de stadskernen en zijn uiterste minima. Als minimum oppervlakte van een kampongwoning in gesloten bouwwijze neme men 10 m-. P e r k a m e r m a g men ook hier niet gaan beneden een oppervlakte van 4.50 m-'. De minimum erfafmetingen hiervoor zijn te stellen op 13 X 3 m-. Bij deze bouwwijze passé men bij voorkeur halfsteens tussenmuren toe. Ook deze afmetingen gelden voor stadskernen en zijn dus uiterste minima. Bij de verdeling in wijken, die gelegen zijn tussen de primaire hoofdverkeerswegen, wordt de z.g. wijkgedachte zo veel mogelijk gevolgd, die zich tot doel stelt elke wijk tot een zelfstandige eenheid te vormen, waarbij men de wijk groepeert, of ordent met een centrum w a a r toko's, scholen, recreatie, bestuurskantoor en eventueel nodige andere instellingen worden gevestigd. Hieraan koppele men het v r a a g s t u k van de straatverkoop, Bij stadsplannen voor steden w a a r een belangrijk doorgaand verkeer optreedt, zorge men voor een speciale rijweg daarvoor, buiten de bebouwing om. Bijzondere a a n d a c h t vereist het v r a a g s t u k van de recreatie, waarbij gedacht moet worden aan sportvelden, speelvelden, zwembaden en grotere recreatie-gebieden (stadsbossen, enz.). Reservering voor parkeerruimte zal bij elk volgend stadsplan steeds grotere invloed uitoefenen. Het type van de halfagrarische periferie-kampongs verdient afzonderlijke behandeling en moet onder die voorwaarde als woonvorm in de stadsplannen worden aanvaard. In verband met de uitbreiding van het stedelijk areaal en de noodzaak van reservering van een bij dezelfde overheid onder controle zijnde agrarische beschermingsstrook van voldoende afmeting, is voor vele gemeenten herziening der grenzen een onafwendbare eis.
II. 20
D E I N G E N I E U R IN I N D O N E S I Ë .
No. 3 — 1949
IDEEËN -PRIJSVRAAG voor de g e b o u w e n
der
Landbouwkundige Faculteit van de Universiteit van Indonesië Ie BUITENZORG Ongeveer medio October 1948 werd aan een aantal Architecten in Indonesië een uitnodiging gezonden door het Hoofd van de Afdeling Landsgebouwen van het Departement van W a t e r s t a a t en Wederopbouw, n a m e n s de heer Secretaris van Staat, Hoofd van dat Departement, tot deelname a a n de ideeën-prijsvraag voor de gebouwen der Landbouwkundige Faculteit van de Universiteit van Indonesië. E e n p r o g r a m m a m e t bijlagen was bij deze uitnodiging gevoegd. Op 15 December 1948 werden door het Hoofd Landsgebouwen de twee ontvangen inzendingen bij de J u r y ingediend. Deze inzendingen waren voorzien van het motto ,,Studie" respectievelijk het motto ,,A 365". De J u r y bestond uit de heren ir F. D i e k e b.i., mr ir Th. N. M u l l e r en Prof. ir Jac. P. T h ij s s e c.i. Datgene, wat gevraagd werd, was omschreven in de artikelen 29 en 30 van het p r o g r a m m a . Deze artikelen luidden als volgt : Artikel 29. Gevraagd wordt : In principe te ontwerpen een complex van gebouwen t.b.v. de Faculteit van Landbouwwetenschap, welke te Buitenzorg gevestigd is en welke de beschikking zal krijgen over een terrein groot 75.000 m^ gelegen aan de van Limburg Stirumweg te Buitenzorg (zie situatie tekening). Het complex zal moeten omvatten : 1) Een hoofdgebouw, bestaande uit : a. Aula voor 500 personen, m e t bijbehorende bescheiden toneel-accommodatie ; b. Centrale Administratie ± 80 m- ; c. Centrale Bibliotheek ± 55 m- ; d. Kamer van de Voorzitter van de Faculteit; e. Vergaderzaal voor de Faculteit, (tellende ± 30 leden) tevens koffiekamer ; f. E e n overdekte p a r k e e r p l a a t s voor 6 auto's en 2 garages. 2) Een internaat, plaats biedende voor 450 studenten, waarbij vooral de hygiënische inricht i n g van zeer veel belang is (voldoende W.C. 's, badkamers, eventueel douches). Voor de lagere j a a r s kunnen kleine zalen worden ontworpen, terwijl voor de hogere j a a r s accommodatie voor 1 of 3 aan te bevelen is. Eventueel centrale studeergelegenheid. Verder recreatiezaal (leeszaal) en keuken met goedangs. Bergruimte voor fietsen. 3) Aangebouwd
of
op
korte
afstand
hiervan
woning voor de beheerder van het internaat, waarin ook kantoor voor administratie internaat. 4) Een laboratorium voor Plantkunde a 1000 m'-^ m e t practicumzaal op het zuiden en collegezaal voor 100 studenten. Kamers voor hoogleraar en assistent, privé-laboratorium hoogleraar (±: 8 X 6 m ) , administratie-ruimte ( ± 6 X 6 m ) benevens bibliotheek ( ± 8 X 6 m ) . 5) Een laboratorium voor Dierkunde a 600 m^, inrichting als boven, doch zonder collegezaal. 6) Een laboratorium voor Agrogeologie van t o t a a l 800 m^ met gelegenheid voor Microscopie op het zuiden voor 20 man. Hoogleraars-werkkamer ( ± 6 X 7 m ) . Practicum petrografie voor 40 m a n ( ± 15 X 6 m ) , practicum voor mineralogie voor 40 m a n ( ± 15 X 6 m ) , administratie (± 5 X 6 m ) . Chemische afdeling ( ± 9 X 6 m ) , Assistenten-kamer (±: 4 X 6 m ) , Analyse zware fracties ( ± 7 X 6 m ) , Zuurkamers ( ± 4 X 6 m ) , Slibanalyse ( ± 6 X 6 m ) , Toiletten ( ± 4 X 6 m ) . Collegezaal voor 100 man, Tekenkamer, Kleine werkplaats, Museumruimte, Handbibliotheek. 7) Een laboratorium voor Microbiologie van totaal 600 m.-, zonder collegezaal, doch met practicum gelegenheid voor 20 man op het zuiden ( ± 10 X 7 m ) , Hoogleraarskaraer ( ± 5 X 7 m ) . Privé laboratorium hoogleraar ( ± 5 X 7 m ) , Keukensterilisatie ( ± 5 X 14 m ) , Bibliotheek ( ± 6 X 7 m ) , Administratie ( ± 5 X 7 m ) , Broedstovenruimte ( ± 6 X 6 m ) . Magazijn ( ± 8 X 6 m ) . Laboratorium af studerenden ( ± 5 X 14 m ) . Assistentenkamer, enz. 8) Een laboratorium voor N a t u u r k u n d e van totaal 600 m'-^ met een collegezaal voor 100 man. Hoogleraarskamer ( ± 4 X 5 m ) , Privélaboratorium voor hoogleraar, 2 practicumzalen (a ± 9 X 12 m ) , waarin afgeschoten k a m e r voor Assistent ( ± 4 X 5 m ) . Hier aangebouwd een centrale werkplaats van 300 m-, m e t gelegenheid voor glasblazen en instrumentenmakerij. 9) Een laboratorium voor Organische en Anorganische chemie, groot totaal 1000 m^ te bouwen onder de wind, omvattende collegezaal voor 100 man, 2 Hoogleraarskamers (a ± 5 X 6 m ) , 2 Privé laboratoria (a ± 5 X 6 m ) , 2 Assistenten-kamers ( a ± 4 X 5 m ) , 2 Assistenten-werkkamers ( a ± 4 X 5 m ) , 2 Practicumzalen (a ± 20 X 10 m ) , met goedangs en zuurkasten, administratie, Handbibliotheek, leeszaaltje voor tijdschriften. Weegkamer en Af studeer-laboratorium.
No. 3 — 1949
DE INGENIEUR
10) Een laboratorium voor Bodemscheikunde en Bemestingsleer van totaal 700 m^ m e t collegezaal voor 60 man. Hoogleraars-kamer, Assistenten kamer, Bibliotheek, Practicumzaal, Afstudeer-Laboratoria enz. onder de wind te bouwen. 11) Een laboratorium voor Physische en Colloid chemie, totaal 600 m-. Hierin komen precisieinstrumenten, dus te bouwen boven de wind, bevattende hoogleraars-kamer ( ± 5 X 7 m ) , assistenten-kamei', privé-laboratorium hoogler a a r ( ^ 5 X 7 m ) , 2 kleine practicum zalen ( ± 2 0 X 10 m ) , goedang, bibliotheek ( ± 6 X 7 m ) , leeskamer, glasblazen en instrumenten kamei' ( ± 5 X 10 m ) . 12) Een laboratorium voor bosbouw, totaal 500 m^, met practicumzaal a 30 m a n microscoperen, dus op het zuiden ( ± 2 0 X 5 m ) , 2 hoogler a a r s - k a m e r s (a ± 6 X 5 m ) , 2 assistentenkamers (a ± 4 X 5 m ) , ruimte voor houtverzameling ( ± 20 X 5 m ) , chemisch laboratorium ( ± 5 X 10 m ) , enz. 13) Een laboratorium voor Plantenziektenkunde groot totaal 750 • m-, veel bacteriologisch en viruswerk, met collegezaal voor 60 m a n ( ± 150 m - ) , die eveneens gebruikt wordt voor Microbiologie), 2 hoogleraarskamers ( ± 40 m-), 2 privélaboratoria voor hoogleraren ( ± 40 m^), 2 assistentenkamers ( ± 40 m - ) , 2 laboratoria voor assistent en lager personeel ( ± 40 m - ) , 2 collectie-kamers ( ± 40 m - ) , een practicumzaal voor microscopie ( ± 100 m - ) , een museumzaal ( ± 100 m - ) , een bibliotheek met leeszaal ( ± 100 m - ) , een sterilisatieruimte ( ± 20 m - ) , een k a m e r voor broedstoven ( ± 20 m - ) , een goedang ( ± 60 m^). 14) H e t middenterrein in t e richten als sportterreinen. 15) L a t e r te bouwen: zwembad m e t accommodatie. 16) Verder op het terrein nog onder te brengen 2 Chauffeurs en 2 w a k e r s m e t hun gezinnen. N. B.
1) De laboratoria onder 4) en 5) te ontwerpen bij elkaar. 2) De laboratoria onder 6), 8) en 11) te ontwerpen bij elkaar. 3) De laboratoria onder 7) en 13 te ontwerpen onder één dak, in ieder geval bij elkaar. 4) De laboratoria onder 9) en 10) moeten aan de lijzijde van het terrein (onder de wind). 5) Het laboratorium onder 12) hoort thuis in de buurt van die onder Nrs. 7) en 13).
Resumé in ronde getallen : Plantkunde 1000 m^, collegezaal voor 100 studenten Dierkunde 600 mAgrogeologie 800 m-, collegezaal voor 100 studenten Microbiologie 600 m2
IN
INDONESIË.
II. 21
Natuurkunde 600 + 300 m-, collegezaal voor 100 studenten Org. en Anorg. chemie 1000 m-, collegezaal voor 100 studenten Bodemscheikunde 700 m-, collegezaal voor 60 studenten Phys. en colloid chemie 600 m2 Bosbouw 500 m2 Plantenziektenkunde 750 m-, collegezaal voor 60 studenten De Aula moet voor een zo ruim mogelijk a a n t a l doeleinden geschikt g e m a a k t worden, waarbij gedacht wordt aan toespraken, lozingen, toneelvoorstellingen, muziekuitvoeringen, filmvoorstellingen (geer dagver duistering), recepties, tentoonstellingen enz. Het ligt in de bedoeling de aula ook beschikbaar te stellen voor niet-universitair gebruik voor dezelfde doeleinden, omdat te Buitenzorg hiervoor geen geschikte localiteit bestaat. Artikel 30. Door iedere inzender moeten de volgende tekeningen worden ingediend : a. situatie 1 : 500 b. doorsneden over de aula 1 : 200. c. doorsnede over een laboratorium 1 : 200 d. gevels westzijde met aansluitend noorden zuidaanzicht e. vogelperspectief of parallel perspectief of eenvoudige m a q u e t t e van het geheel, w a a r u i t ook de massawerking van de ombouwing van het binnenhof (sportterrein), duidelijk moet blijken. De bestudering door de Jury-leden der beide ingekomen ontwerpen geschiedde afzonderlijk en twee aan twee. Ten slotte werd door de Commissie in pleno op 5 J a n u a r i 1949 uitspraak gedaan, waarbij de eerste prijs werd toegekend aan de inzending motto ,,A 365" en de derde prijs aan de iizending motto ,,Studie". De J u r y deelde in de inleiding van h a a r r a p p o r t mede, dat men bij beide projecten zich niet beperkt tot wat gevraagd was, doch vrijwel volledige schetsontwerpen had ingediend, wat de verdere behandeling voor de Landsgebouwen en de Buitenzorgse Faculteiten aanmerkelijk zou vergemakkelijken. De J u r y schreef dan verder : ,,In verband met de zeer korte tijd van voorbereiding voelt de J u r y er zich toe geroepen om hierover aan beide inzenders een woord van hulde te brengen. Ditzelfde geldt voor het zeer fraaie tekenwerk, waardoor het tentoonstellen van de inzendingen niet alleen een doelmatig effect zal hebben, doch dat daarbij ook aan de gevoelens der aesthetica in hoge m a t e zal worden voldaan". Vanzelfsprekend zijn deze woorden voor beide inzenders zeer vleiend en zij kunnen dan ook met voldoening t e r u g zien op het grote en belangrijke, in korte tijd, door hen verrichte werk.
II. 22
DE INGENIEUR IN INDONESIË.
Om niet al te uitvoerig te worden volgt hier nog slechts de beschouwing van de J u r y over het ONTWERP „A 365" 1.
Situatie ten opzichte van de stad. De J u r y is van mening, dat de situatie van het gebouwencomplex t.o.v. de s t a d een logische, natuurlijke aanpassing t o t stand b r e n g t tussen het stadshoofdwegenstelsel en het complex der Universiteit. Als het ware groeit het plan hieruit organisch voort. De door inzender aangegeven wijzigingen in het hoofdwegenstelsel t e r plaatse zijn zeker toe te juichen; zij vormen een noodzakelijk onderdeel van het gehele plan en vormen inderdaad een uitg a n g s p u n t voor de verdere ontwikkeling. Ook langs de secundaire grenswegen aan noord- en zuidkant past het plan zich uitstekend aan bij het wegprofiel en het stadsbeeld. 2.
Situatie van de gebouwen onderling. De onderscheiding, die is g e m a a k t tussen werkgedeelte en woon- en ontspanningsgedeelte verbonden door de gebouwen en terreinen t.b.v. representatie, maken het plan tot een zeer duidelijk en overzichtelijk geheel. Alhoewel een zeer sterk onderling verband tussen deze elementen is w a a r te nemen en aan de gemakkelijke onderlinge bereikbaarheid met veel succes grote a a n d a c h t is besteed, zo vormt toch elk van deze hoofdelementen een zelfstandigheid op zichzelf en elk is dan ook afzonderlijk bereikbaar van het stadswegenstelscl. Speciaal valt hierbij op de gunstige ligging van de aula als schakel tussen Universiteit en Burgerij. H e t feit, d a t de beide monumentale ingangen van hoofdgebouw en aula geen bescherming tegen regen mogelijk maken en er dus bij slechte weersgesteldheid slechts van terzijde droog acces tot deze gebouwen mogelijk is, geeft de J u r y aanleiding om voor dit v r a a g s t u k nog op een betere oplossing aan te dringen. Alhoewel inzender in de toelichting vermeldt, dat vanaf de centrale rijwielstalling alle ruimten droog bereikbaar zijn, ziet de J u r y deze mogelijkheid alleen bij inschakeling van de perrons om het zwembad, wat uit hygiënische overweging is af te keuren. Bijzondere waardering heeft de J u r y voor de gelukkige schepping van de open en gave pleinvorming speciaal aan de noord-westzijde, waardoor de situering van Hoofdgebouw en Aula een bijzondere waarde wordt verleend. De oplossing van het Hoofdgebouw als poortgebouw met een doorkijk op een welverzorgde binnenruimte en het eveneens aesthetisch verzorgde
No. 3 ~- 1949
gebouw voor agrogeologen, dat de waarde van het hoofdgebouw bepaald nog accentueert, wil de J u r y speciaal vermelden. De ligging v a n het sportterrein annex zwembad is eveneens m e t zorg behandeld. De afsluiting met het hoge Internaatsgebouw is als zeer gelukkig te beschouwen. H e t is de J u r y opgevallen, dat ontwerper m e t het aula-complex de rooilijn heeft overschreden. In verband met de bijzondere bebouwing meent de J u r y , dat zulks als een toelaatbare rooilijn overschrijding k a n worden beschouwd, mede rekening houdend met het feit, dat voor deze gebouwen de hoogste welstandseis zal worden aangelegd. Ingevolge de bedoeling van de prijsvraag beperkt de J u r y zich bij h a a r beoordeling t o t de massaverdeling van de gebouwen en hun hoofdafmetingen. Zij zal zich dus niet begeven op het gebied van architectonische details. In verband hiermede wil de J u r y als h a a r mening te kennen geven, dat in verhouding t o t de m a s s a en de hoogte van het Internaatsgebouw, het hoofdgebouw wel iets rijziger zal mogen worden uitgevoerd. In verhouding hiermede zou dan ook de aula wel iets belangrijker mogen worden behandeld om het verschil in gradatie met het hoofdgebouw niet te overdrijven. Tenslotte bleek, n a opening der gesloten enveloppen, die de namen der inzenders vermeldden, dat de eerste prijs was toegekend aan : Ingenieurs-Bureau I n g e n e g e r e n-V r ij b u r g, N. V. te Bandoeng en de derde prijs aan : de heer F r e d e r i k S i l a b a n , Directeur der Gemeentewerken te Buitenzorg. De te Buitenzorg en te Batavia ten toon gestelde projecten deden zien, dat ook op het gebied van de architectuur in Indonesië iets gepresteerd kan worden en wanneer het m e t de eerste prijs bekroonde ontwerp tot uitvoering zal komen, kan de Gemeente Buitenzorg zich gelukkig prijzen, niet alleen m e t het bezit van deze voor Indonesië zo uiterst belangrijke Landbouw-faculteit, m a a r tevens met een bijzonder fraaie uitbreiding van de Stadsgemeente. Mr ir Th. N. M u l l e r Hoofd Afd. Gebouwen v/h Ministerie van V. & W. N e g a r a Pasoendan. Bij de vele gelukwensen, die beide inzenders ongetwijfeld met het behaalde succes zullen hebben ontvangen, voegt de Redactie van „de Ingenieur in Indonesië" gaarne de hare. In een volgend nummer van „de Ingeiiieur in Indonesië" hopen wij enkele reproducties van de tekeningen te kunnen geven. H.
Ie JAARGANG NUMMER 4
MEI 1949
DE INGENIEUR IN I N D O N E S I Ë II. BOUW- EN WATERBOUWKUNDE.
I N H O U D : Ideeën-prijsvraag voor de gebouwen van de Landbouwkundige Faculteit van de Universiteit van Indonesië te Buitenzorg.
IDEEËN-PRIJSVRAAG voor a e G e b o u w e n
der
LandDouwkunaige Faculteit van de Universiteit van Indonesië te BUITENZORG In No. 3 van „De Ingenieur in Indonesië" van Maart 1949 verscheen onder bovenstaand hoofd een artikel van de hand van m r ir Th. N . M u l l e r , Hoofd Afdeling Gebouwen van het Ministerie van V. & W. N e g a r a Pasundan. De redactie sprak daarbij de hoop uit in een volgend nummer enkele reproducties van de tekeningen te kunnen geven. Tot h a a r spijt is gebleken, d a t de meeste tekeningen zich slecht leenden voor reproductie. Een viertal afbeeldingen van het ontwerp „A. 365" (Ingenieurs-Bureau I n g e n e g e r e n - V r i j b u r g, N.V.) kwam ten slotte slechts in aanmerking. F i g u u r 1 geeft een beeld van de plattegrond der gebouwen aansluitende op het stadsplan ten Oosten van 's Lands Plantentuin en ten Zuiden van het reeds bestaande Hospitaal. F i g u u r 2 is een vogelvluchtperspectief van de ontworpen gebouwen, waaruit duidelijk s p r e e k t : links de werk-ruimtes, r e c h t s de woonruimtes en de recreatie. Op de voorgrond de Treubweg, aansluitend op de van Limburg Stirumweg, w a a r l a n g s het complex komt te liggen. I n h e t verlengde van de as van de Treubweg ligt de as van het hoofdgebouw. Loodrecht daarop, in de as van het voorplein: de aula. Op de achtergrond rechts het vier
verdiepingen tellend internaat, daarvóór het sportveld, d a a r voor het zwembad. F i g u u r 3 is een perspectief in de richting NoordZuid over het voorplein. Aan de achterzijde van dit plein de aula, links het hoofdgebouw, links op de voorgrond laboratoria en collegezalen. F i g u u r 4 geeft een blik vanuit de Treubweg op het hoofdgebouw. Zoals reeds in het vorige nummer is gezegd, betreffen deze afbeeldingen een ideeën-prijsvraag. Bij de opdracht tot uitwerking van het project komen vanzelfsprekend — rekening houdend m e t de wensen der a a n s t a a n d e gebruikers — diverse wijzigingen aan de orde, die echter de vastgelegde ideeën niet storen. Bij de uitvoeringsplannen is, als zijnde het meest noodzakelijk, allereerst aandacht besteed aan collegezalen en laboratoria, w a a r v a n zo spoedig mogelijk een gedeelte gebouwd zal worden om te voorzien in het nijpend gebrek aan ruimte bij de Landbouwkundige Faculteit. Wij spreken hier g a a r n e de wens uit, dat deze Faculteit talrijke wetenschappelijke voorlichters aan dit zo bij uitstek agrarisch eilandenrijk zal mogen verschaffen ter verhoging van het welzijnspeil der bevolking. Redactie.
II. 27
DE INGENIEUR IN INDONESIË.
No. 4 —1949
/ *
1
:
!
i
! T \
^ -, '.'
'.
)
1
,
;
1'
1 i .
Fi£f. i
No. 4 —1949
DE INGENIEUR IN INDONESIË.
II. 25
i9
•>''-t
^ f,*o j,>^(«
—
™ S^ * *
»«ï^ ^«^«s s» (^?^?sS!Saw ti
«1
« ï , ï » *•
*Bifcs^#'***l
P%g
.^i***^"*^'
S-
K"-,"--*'*!^
#1
Kfe»V..JI7flf.i'fi
* s A« -SI'*.'
%^^^
\
5
i^ig' 5
DE INGENIEUR IN
II. 26
No
INDONESIË.
4--1949
,iI_^»il'-Aas,issssMi«aK«is^*5a,rts^l
'Vi
V •>f,y*
fer*-"^''"^*''
i^irf'
^f^ J
i
I
! .
-A'ï.^
^I\
/,S .,,^*i.i«r*-^ tS^-g^K %J:ut..
iji' J*' 1
-.4 n* Flfif
^