XC-540 Handleiding
Bedankt voor uw aankoop van dit product. • Lees deze handleiding volledig door om het apparaat op de juiste manier te gebruiken. Bewaar de handleiding daarna op een veilige plaats. • Niets uit deze handleiding mag, onder welke vorm dan ook, worden gekopieerd of openbaar gemaakt zonder onze schriftelijke toestemming. • De inhoud van deze handleiding en de specificaties van het apparaat kunnen zonder voorafgaande kennisgeving gewijzigd worden. • Alle instructies in deze handleiding zouden eigenlijk moeten kloppen en werden ook gecontroleerd. Als u desondanks nog onduidelijke of foute dingen vindt, signaleer het dan even SVP. • Roland DG Corp. kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade die aan een fout gebruik van dit apparaat te wijten zou kunnen zijn. • Roland DG Corp. kan niet aansprakelijk worden gesteld voor directe of indirecte schade c.q. winstderving die aan het gebruik van een met dit apparaat vervaardigd product te wijten zou kunnen zijn. Alle vermelde bedrijfs- en productnamen zijn handelsmerken of geregistreerde handelsmerken van de betreffende eigenaars. Copyright ©2006 Roland DG Corporation http://www.rolanddg.com/ Roland DG CORPORATION 1-6-4 Shinmiyakoda, Hamamatsu-shi, Shizuoka-ken, JAPAN 431-2103 TYPEBENAMING: Zie de gegevens op het merkplaatje. TOEPASSELIJKE RICHTLIJNEN: EG-RICHTLIJN VOOR APPARATEN DIE OP LAGE SPANNING WERKEN (73/23/EEC), EG-RICHTLIJN VOOR ELEKTROMAGNETISCHE COMPATIBILITEIT (89/336/EEC). OPGELET: Dit is een “Class A”-apparaat. Het gebruik ervan in de huiselijke kring zou de ontvangst van radio’s en TV-toestellen nadelig kunnen beïnvloeden. Stel het apparaat in voorkomend geval op een andere plaats op. R2–060703
XC-540 – Inhoud
Inhoud
1. 1-1 1-2 1-3 1-4
Kenmerken, 4 Voorzorgsmaatregelen, 5 Belangrijke opmerkingen voor de bediening en het gebruik, 7 Waarschuwingen, 9 Aan de slag, 10 Bijgeleverde accessoires, 10 Voorstelling van de onderdelen, 11 Verwijderen van het verpakkingsmateriaal, 14 Werkwijze voor de opstelling, 15 Keuze van de opstellingsplaats, 15
1-5 1-6 1-7 1-8 1-9 1-10
Assemblage van de standeenheid, 16 Installeren van de bijgeleverde accessoires, 16 Installeren van de hoofdeenheid op de stand, 18 Drainagefles installeren, 18 Tafel voor de inktcartridges installeren, 19 Aansluiten van de kabels, 19
Gebruiksvoorwaarden voor het oprolsysteem, 37 Oprollen van het materiaal, 37 Verwijderen van opgerold materiaal, 38
2-10 Instellingen voor het netwerkgebruik, 38 Aan de slag, 38 Stap 1: Netwerkinstellingen op de computer, 39 Stap 2: Netwerkinstellingen van de printer, 39 Stap 3: Stel de poort van de software-RIP in, 40
3. 3-1
Andere functies, 41 Een printopdracht onderbreken of stoppen, 41
3-2
Oorsprong instellen, 41
3-3
Aanpassen van de printer aan de heersende temperatuur e.d., 41 Instellingen voor verschillende materiaaltypen, 41
Stopzetten van de lopende opdracht, 41 Stopzetten van de lopende opdracht, 41
3-4
Wijzigen van de kophoogte, 41 Werken met doorzichtig materiaal, 42 Printen op materiaal dat erg traag droogt, 42 Voorkomen dat het materiaal los komt te zitten, 42 Sneller printen bij gebruik van smal materiaal, 43 Voorkomen van plekken op het materiaal, 43 Laden van materiaalvellen, 43
Sluit de kabel van het oprolsysteem aan., 19 Sluit het netsnoer en de overige kabels weer aan., 20
1-11 Installeer de inktcartridges, 21 Eerste inktvulling, 21
1-12 Installeren van een mesje, 23 2. Gebruik, 25 2-1 In- en uitschakelen, 25
3-5
Respons van de printer, als een cartridge uitgeput raakt, 44 Ander inkttype gebruiken, 44 Bepalen wanneer de sluimerstand wordt geactiveerd, 45 Deactiveren van de sluimerstand, 45 Voorkomen dat het materiaal tijdens het uitsnijden te sterk wordt uitgerokken, 45 Drogen van de objectachterkant, 45 Voorrang aan de printkwaliteit of niet, 46 Kiezen van de menutaal en de maateenheden, 46 Weergave van de resterende materiaalhoeveelheid, 46 Nieuwe invoer tijdens het laden van ander materiaal, 47 Printen van de resterende materiaalhoeveelheid, 47 Oproepen van de fabrieksinstellingen, 47
Belangrijke opmerking i.v.m. het uitschakelen, 25 Energiebesparingfunctie, 25
2-2
Laden en afsnijden van materiaal, 26 Materiaal laden, 26 Materiaal afsnijden, 29
2-3
Instellen van de materiaalverwarming, 29 Wat is het verwarmingsysteem precies?, 29 Instellen van de temperatuur voor de materiaalverwarming, 29 Algemene richtlijnen voor de juiste temperatuur, 30
2-4
Starten van een opdracht, 30 Voorbereiding voor de dataontvangst van de computer, 30 Testprint en schoonmaak, 31
2-5
Als een cartridge uitgeput raakt, 32 Nagaan hoeveel inkt er nog rest, 32 Als een inktcartridge uitgeput is, 32
2-6
3-6
2-8
Starten van een print- en een aansluitende snijopdracht, 35 Uitsnijden met snijtekens, 35 Werken met snijtekens (paskruisen), 35 Paskruisen printen, 35 Materiaalafmetingen die de automatische herkenning van paskruisen na het opnieuw laden van materiaal toelaten, 35 Uitsnijden met automatische herkenning van de paskruisen, 36 Handmatig uitlijnen en uitsnijden, 36
2-9
Gebruik van het materiaaloprolsysteem, 37 Functies van het oprolsysteem, 37
2
Parameters voor het uitsnijden, 48 Correctie van de afstandsnauwkeurigheid tijdens het uitsnijden, 48 Optimaliseren van de snijparameters, 48 Snijdiepte optimaal instellen, 48 Voorrang aan de instellingen van het apparaat zelf, 49
Snijfunctie, 33 Snijopdracht starten, 33 Uitvoeren van een snijtest, 34 Beoordelen van de snijtest, 34 Mesdruk wijzigen, 34
2-7
Instellingen voor het printergedeelte, 44
3-7
Correcties voor print- en snijopdrachten, 49 Corrigeren van verschuivingen tijdens het bidirectionele printen, 49 Nauwkeurigere correctie voor bidirectioneel printen, 50 Correctie ter voorkoming van “banding”, 51 Verschuivingen tussen het geprinte object en het snijpad met de hand opvangen, 51 Correctie van verschuivingen bij gebruik van snijtekens, 52
Handleiding –
3-8
Instellen van de verwarmingsparameters, 53 Voor- en printverwarming en/of het droogsysteem in- of uitschakelen, 53 Werking van de verwarmingssystemen, 54
3-9
3-10 Instellingen voor het netwerkgebruik, 55 Instellen van het IP-adres, het subnetmasker e.d., 55
3-11 Opvragen van de systeemgegevens, 56 Bekijken van het serienummer, de firmware-versie en andere gegevens, 56 Bekijken van de netwerkinstellingen, 56 Printen van een systeemrapport, 56
Onderhoud en instellingen, 57 Dagelijks onderhoud, 57 Wat te doen met de afvalinkt, 57 Inkt afpompen en apparaat spoelen, 57 Afpompen van de resterende inkt, 58
4-2
Schoonmaak, 58
6-6
6-7 6-8 7. 7-1 7-2 7-3 7-4
4-4
Werken met de schoonmaakset, 59 Wanneer de schoonmaakset te gebruiken, 59 Werkwijze voor de schoonmaak, 60
4-5
Vervangen van gebruiksgoederen, 61
7-5 7-6
Over het mesje, 64 Als u het apparaat langere tijd niet wenst te gebruiken, 65 Regelmatig onderhoud, 65 Waarschuwing, 65
4-8 5.
Aansluiten van de kabels, 86 Gebruik van de droogverwarming, 87 Vooraf, 87 Eenheid in-/uitschakelen, 87 Temperatuur van de droger instellen, 87
7-7
Ventilator gebruiken, 88
8. 8-1 8-2 8-3
Specificaties, 89 Materiaal dat kan worden gebruikt, 89 Toegelaten materiaalbreedte, 90 Breedte voor het printen/snijden, 91
Inschakelen van de ventilator, 88
Maximaal bruikbaar oppervlak, 91 Maximaal werkoppervlak bij gebruik van paskruisen, 91 Positie waar het materiaal bij doorlopende printopdrachten wordt afgesneden, 92
Vervangen van de wissers, 61 Vervangen van het mesje, 62 Afsnijmesje vervangen, 63
4-6 4-7
Betekenis van de boodschappen, 77 Foutboodschappen, 78 Werken met de optionele DU-540 droogverwarming, 80 Wat is de DU-540?, 80 Voorstelling van de onderdelen, 81 Bijgeleverde accessoires, 81 Installeren van de DU-540 op de printer, 82 Stap 1: Installeren van de droogverwarming, 82 Stap 2: Installeren van de ventilator, 84
Als de schoonmaakfunctie niet ‘werkt’, 59 Krachtigere schoonmaak, 59 Als u ook met “Powerful” geen optimaal resultaat bereikt, 59
De wagen beweegt niet meer, 76 Vooraf, 76 Als de koppen nog steeds niet bewegen, 76
Schoonmaak en onderhoud van de printkoppen, 59
4-3
Het materiaal wordt niet vlak opgerold, 75 Het materiaal golft of krimpt c.q. het transport is onregelmatig, 75 Het materiaal kreukelt of krimpt, 75 Schuine materiaaldoorvoer, 76 De materiaaldoorvoer is onregelmatig, 76
Opslaan van de printerinstellingen, 54 Vaak benodigde materiaalinstellingen opslaan, 54 Parameters die worden opgeslagen, 54 Laden van opgeslagen instellingen, 55 Naam geven aan een geheugen, 55
4. 4-1
6-4 6-5
8-4 8-5
Plaatsing van de labels met de benodigde voeding en het serienummer, 92 Specificaties, 93
Verplaatsen en vervoeren van het apparaat, 65 Menuoverzicht, 67 Hoofdpagina, 67 Taal- en eenheidsmenu, 71 Schoonmaakmenu, 71 Instellen van de verwarmingsfunctie, 71 Configuratie- en snijmenu, 71
6. 6-1
Verhelpen van problemen, 72 Het apparaat doet het niet, 72 De printer werkt niet, 72 Het oprolsysteem doet het niet, 72 De materiaalverwarming werkt niet, 72 De optionele droogverwarming DU-540 werkt niet., 72 De ventilator van de optionele droogverwarming DU-540 werkt niet., 73
6-2
De print- of snijkwaliteit blijft ondermaats, 73 Het resultaat blijft ‘korrelig’ of bevat horizontale lijnen (banding), 73 U ontdekt sterke verschillen bij bepaalde kleurtinten, 74 Tijdens het printen ontstaan er vegen op het materiaal, 74 Het geprinte object wordt op de foute plaats uitgesneden, 74
6-3
Het materiaal zit plots strop, 75
3
XC-540 – Kenmerken
Kenmerken Wat is de XC-540? De XC-540 is een grootformaat-printer met snijfunctie, die niet alleen uitgesproken snel, maar ook bijzonder nauwkeurig werkt. Hij kan worden gebruikt voor pure print- of snijopdrachten, maar ook voor gecombineerde opdrachten (eerst printen, dan snijden). Dankzij de mogelijkheid om met paskruisen te werken kunt u het materiaal na het printen uit het apparaat halen, daarna weer laden en het geprinte object vervolgens keurig uitsnijden. Zelfs objecten, die onder invloed van de verwarmingstemperatuur uitzetten, kunnen dankzij deze functie feilloos worden uitgesneden. Het gebruik van ECO-SOL MAX-inkt garandeert een optimale weersbestendigheid.
Interne printserver Dit apparaat bevat een printserver, die dienst doet als netwerkinterface. Bij gebruik van die server kunt u het apparaat vanop eender welke aangesloten computer aansturen.
Ingebouwde droogverwarming Dit apparaat bevat een voor- en een printverwarming die een betere inktfixering en een snellere droging garanderen. Bovendien is er een droogverwarming die ervoor zorgt dat de inkt sneller droogt. Dat zorgt voor een hoger rendement, omdat de meest uiteenlopende materiaalsoorten kunnen worden gebruikt.
Materiaaloprolsysteem Dit apparaat bevat een oprolsysteem dat met name voor bijzonder lange objecten goed van pas komt. Het pas geprinte materiaalgedeelte wordt meteen keurig –en geheel automatisch– opgerold. Dit laat o.m. toe om het apparaat ook zonder toezicht (bv. ‘s nachts) zijn werk te laten doen.
Geleverd met RIP-software (“Raster Image Processor”) De software-RIP zorgt voor de conversie van PostScript-beeldbestanden, die u met een grafisch pakket e.d. hebt aangemaakt, naar een dataformaat dat de printer kan uitvoeren.
Over de GPL/LGPL-software voor dit product Bedankt voor uw aankoop van dit product. Dit product hanteert GNU (GPL)/GNU (LGPL) software. Bij deze krijgt u de toelating om de broncode van de GPL/LGPL-software op te vragen, te wijzigen en te verdelen. De GPL/LGPL-broncode voor dit product vindt u op de volgende website. URL: http://www.rolanddg.com/gpl/
4
Handleiding –Over de OPGELET- en VOORZICHTIG-labels
Voorzorgsmaatregelen Een onvakkundig gebruik of een foute bediening van dit apparaat kan zware verwondingen of schade veroorzaken. Verderop vindt u de punten waarop u vooral moet letten.
Over de OPGELET- en VOORZICHTIG-labels Deze boodschap maakt u attent op een risico dat uw leven in gevaar kan brengen of tot zware verwondingen kan leiden, als u de richtlijnen niet volgt.
OPGELET
Deze boodschap maakt u attent op het gevaar voor mogelijke verwondingen of schade aan het apparaat bij fout gebruik ervan. * Met “materiële schade” bedoelen we hier de beschadiging of andere nadelige invloeden van/ op de woning, de meubelen en zelfs huisdieren.
VOORZICHTIG
Andere symbolen De driehoek maakt de gebruiker attent op belangrijke instructies of waarschuwingen. De volledige betekenis van de waarschuwing wordt echter bepaald door het symbool dat zich in de driehoek bevindt. Zo waarschuwt het hier getoonde symbool bv. dat er gevaar voor elektrocutie bestaat. Het verbodsteken (doorstreepte cirkel) maakt u attent op handelingen die u nooit mag uitvoeren (ze zijn dus verboden). Wat u niet mag doen wordt wederom bepaald door het symbool dat zich in de cirkel bevindt. Zo betekent het links getoonde symbool dat u het apparaat nooit zelf mag openen of modificaties mag uitvoeren. De zwarte cirkel wijst u op handelingen die u net wél moet doen. Ook hier geldt de regel dat de uit te voeren handeling wordt bepaald door het symbool dat zich in deze cirkel bevindt. Zo betekent het links getoonde symbool dat u het netsnoer uit het stopcontact moet trekken.
OPGELET • Behartig alle instructies in deze handleiding. Personen, die maar gedeeltelijk of niet met de werking van dit apparaat vertrouwd zijn, mogen het niet bedienen. Fout gebruik van dit apparaat kan namelijk leiden tot ongevallen. • Zorg dat er nooit kinderen in de buurt van dit apparaat spelen. Dit apparaat bevat partijen die verwondingen kunnen veroorzaken. In het ergste geval kunnen dergelijke verwondingen leiden tot verblinding en andere ernstige gevolgen. • Hanteer het apparaat nooit, wanneer u moe bent c.q. alcohol of geneeskundige producten hebt ingenomen. In bepaalde situaties moet u immers erg snel de juiste beslissing nemen. Als u dat dan niet meer kunt, loopt u gevaar op verwondingen. • Gebruik het apparaat uitsluitend voor doeleinden die uitdrukkelijk bij het toepassingsbereik van het apparaat behoren. Bovendien mag u er nooit zwaardere werken of moeilijkere taken mee uitvoeren dan degene waarvoor het bedoeld is. Anders bestaat er namelijk brandgevaar. • Gebruik uitsluitend accessoires (verbruiksgoederen, voeding, stroomkabels e.d.) die uitdrukkelijk voor gebruik met dit apparaat worden aanbevolen. Andere accessoires kunnen verwondingen veroorzaken. • Verbreek, alvorens het apparaat of eventuele opties schoon te maken, altijd de aansluiting op het lichtnet. Als u de aansluiting op het lichtnet niet verbreekt, bestaat er kans op elektrocutie en verwondingen.
• Open nooit de behuizing en voer nooit wijzigingen aan het apparaat door. Anders bestaat er kans op brand, elektrocutie of verwondingen. Laat alle herstellings- en onderhoudswerken over aan een erkende hersteldienst. • Alvorens het apparaat op een stopcontact aan te sluiten moet u de spanningskeuzeschakelaar volgens de in uw regio gehanteerde netspanning instellen. Een foute instelling leidt in het beste geval tot een gebrekkige werking van het apparaat. De print- en/of droogverwarming zou namelijk hetzij te warm kunnen worden, hetzij de ingestelde temperatuur nooit bereiken. • Sluit het apparaat enkel aan op een stopcontact dat de op het merkplaatje van het apparaat vermelde kenmerken vertoont. Het gebruik van een fout voltage of te weinig stroom kan een brand of een elektrocutie veroorzaken. Merkplaatje (XC-540)
Merkplaatje (DU-540)
5
XC-540 – Voorzorgsmaatregelen
• Gebruik het apparaat nooit buiten c.q. op extreem vochtige plaatsen. Bovendien mag het nooit blootgesteld worden aan regen, een waterstraal e.d. Raak het apparaat nooit met natte handen aan. Dat kan namelijk elektrocutie of een brand veroorzaken. • Zorg dat er geen haarspelden, muntstukken, lucifers en andere voorwerpen in het inwendige van het apparaat belanden. Bovendien mogen er geen vloeistoffen in het inwendige van het apparaat druppen. Muntstukken, lucifers, dranken e.d., die via de ventilatieopeningen in het inwendige belanden, kunnen een brand of een kortsluiting uitlokken. Verbreek dan meteen de aansluiting op het lichtnet en neem contact op met een door Roland DG Corp. erkende herstellingsdienst. • Zet nooit brandbare voorwerpen op of in de buurt van het apparaat. Gebruik nooit brandbare sprays in de buurt van dit apparaat. Gebruik het apparaat nooit op plaatsen waar de kans op een concentratie van gassen bestaat. Anders is er kans op brand of zelfs ontploffing. • Behandel het netsnoer en het gebruikte stopcontact met de grootstmogelijke zorg. Wanneer één van beide beschadigd is, moet u meteen de aansluiting op het lichtnet verbreken. Anders bestaat er kans op brand, elektrocutie of verwondingen. • Sluit het apparaat alleen aan op een verlengsnoer dat de op het merkplaatje vermelde kenmerken vertoont. Verder mag u er geen andere apparaten met een hoog stroomverbruik op aansluiten, omdat er anders brandgevaar bestaat. • Dit apparaat moet hoe dan ook worden geaard. Alleen dan bent u er namelijk zeker van dat eventuele defecten geen brand kunnen veroorzaken. • Stel het apparaat altijd zo op dat u de aansluiting op het lichtnet in geval van nood meteen kunt verbreken. In geval van nood moet u de aansluiting op het lichtnet zo snel mogelijk kunnen verbreken. Zet het apparaat altijd in de buurt van het gekozen stopcontact. Laat voldoende ruimte om het netsnoer, indien nodig, meteen uit het stopcontact te kunnen trekken. • Als u iets abnormaals aan het apparaat opmerkt (bv. rook, vonken, een vreemde geur, brand of vreemde geluiden), moet u meteen de aansluiting op het lichtnet verbreken. Gebruik nooit beschadigde kabels e.d. Anders bestaat er kans op brand, elektrocutie of verwondingen. Neem meteen contact op met uw Roland DG Corp.-dealer of een erkende herstellingsdienst. • Als u het apparaat langere tijd niet wenst te gebruiken, verbreekt u het best ook de aansluiting op het lichtnet. Zo voorkomt u namelijk schade en verwondingen, wanneer er iets begint te lekken c.q. wanneer het apparaat plots begint te bewegen. • Maak nooit vuur in de buurt van dit apparaat. De inkt en afvalvloeistoffen zijn namelijk licht ontvlambaar. • Bewaar inkt, de onderhoudsvloeistof en afvalvloeistoffen nooit op de volgende plaatsen op: –In de buurt van een vuur, open haard e.d. –Plaatsen waar de temperatuur aanzienlijk kan oplopen. –In de buurt van bleekmiddelen, zoals oxidanten of explosieve stoffen. –Plaatsen waar vaak kinderen spelen. Anders bestaat er kans op brand. Houd goed in de gaten dat de vermelde vloeistoffen giftig zijn. • Leg een inktcartridge nooit in de buurt van een vuurhaard. Anders zou hij namelijk kunnen beginnen lekken, wat een brand zou kunnen veroorzaken.
6
• Inkt, schoonmaakproducten en afvalvloeistoffen mag u nooit drinken. U mag de uitwasemingen ervan niet inademen en u moet voorkomen dat ze in uw ogen of op uw huid terechtkomen. Dat is namelijk bijzonder schadelijk voor uw gezondheid. • Als dat toch gebeurt, moet u de ogen meteen 15 lang met water uitspoelen. Lost dit het probleem niet op, dan moet u een arts raadplegen. • Als er vloeistoffen op uw huid spatten, moet u ze meteen met water en zeep spoelen. Bij zweren of ontstekingen moet u een arts raadplegen. • Als u dergelijke producten inslikt, mag u niet proberen te braken. Raadpleeg liever meteen een arts. Het forceren van de braakneiging zou immers tot verstikking kunnen leiden. • Als de uitwasemingen misselijkheid veroorzaken, moet u meteen naar een goed verluchte plaats gaan en even rusten. Als de klachten niet ophouden, raadpleegt u het best een arts. • Waarschuwing: Hoge temperaturen. De droogverwarming en andere gebieden van het apparaat worden bijzonder heet. Wees voorzichtig om brand en/of verbrandingen te voorkomen. • Zolang u niet van plan bent te printen moet u het apparaat uitschakelen of het materiaal verwijderen. Omdat eenzelfde gebied voortdurend aan hitte staat blootgesteld, zou het materiaal kunnen beginnen branden of op z’n minst giftige gassen kunnen afgeven. • Werk nooit met materiaal dat niet hittebestendig is. Dat kan namelijk leiden tot brand of het uittreden van giftige gassen. Bovendien wordt het substraat waarschijnlijk beschadigd. • Plaats het apparaat steeds op een vlakke en stevige plaats die het gewicht van het apparaat kan dragen. Het totale gewicht van dit apparaat kan meer dan 200kg bedragen. De opstelling ervan op ongeschikte plaatsen kan leiden tot zware verwondingen, het kantelen van het apparaat of het doorzakken ervan. • Voor het uitpakken en opstellen van het apparaat zijn minstens 6 personen nodig. Alle handelingen, die door te weinig personen worden uitgevoerd, kunnen tot ernstige verwondingen leiden. Laat een materiaalrol nooit vallen om geen onnodige verwondingen op te lopen. • Vergeet niet de remmen van de wieltjes te activeren. Als het apparaat dreigt te kantelen, mag u onder geen beding proberen het tegen te houden. Het weegt namelijk zo zwaar dat u tijdens de reddingspoging zware verwondingen zou kunnen oplopen. • Zorg er altijd voor dat opgeslagen materiaal niet kan beginnen rollen, vallen of kantelen. Materiaalrollen kunnen zware verwondingen veroorzaken en u eventueel zelfs klem zetten. • Materiaalrollen moeten altijd door minstens twee personen worden gehanteerd. Zorg ervoor dat een materiaalrol tijdens het transport enz. niet kan vallen. Onthoud goed dat materiaalrollen zo zwaar kunnen zijn dat de poging om ze alleen op te tillen al tot ernstige letsels kan leiden.
Handleiding –Andere symbolen
VOORZICHTIG • Ga, tijdens het uitvoeren van een opdracht, nooit te dicht bij het apparaat staan om verwondingen te voorkomen. Als u bepaalde onderdelen aanraakt, kan het namelijk gebeuren dat uw handen of vingers ingeklemd of gekneusd worden. Ga dus heel voorzichtig te werk. • Draag tijdens de bediening van dit apparaat nooit een das, halsband, los hangende kleren e.d. Lang haar moet u voor alle zekerheid samenbinden. Anders wordt u eventueel door het apparaat meegesleept, wat tot zware verwondingen kan leiden. • Bedien het apparaat uitsluitend op schone en goed verlichte plaatsen. Bij gebruik van het apparaat op donkere of rommelige plaatsen bestaat het gevaar op verwondingen, omdat u zou kunnen struikelen en eventueel door het apparaat worden verwond.
• Ga nooit op het apparaat staan en leun er niet tegen. Het apparaat kan het gewicht van een persoon niet dragen. Het staan op, of leunen tegen het apparaat zou ervoor kunnen zorgen dat bepaalde onderdelen, of zelfs het hele apparaat, verschuiven, wat zware verwondingen kan veroorzaken. Bovendien kan het apparaat kantelen en zware verwondingen veroorzaken. • Uw gezicht en handen mogen zich nooit in de buurt van de ventilator bevinden. Het zou namelijk kunnen gebeuren dat uw vingers of uw haar worden meegesleurd. • Waarschuwing: Snijgereedschap. Dit apparaat bevat een gereedschap (tool). Wees voorzichtig om verwondingen te voorkomen. • Zorg altijd voor voldoende verluchting van de opstellingsplaats. Een gebrekkige verluchting is op termijn schadelijk voor de gezondheid en kan –door de concentratie van gassen– tot een brand leiden. • Stel de inktcartridges nooit bloot aan sterke trillingen of schokken en probeer ze niet te openen. Anders zou de inkt kunnen beginnen lekken.
Belangrijke opmerkingen voor de bediening en het gebruik Dit apparaat is een precisietoestel. Om de mogelijkheden van dit apparaat ten volle te kunnen benutten moet u tijdens het gebruik de volgende dingen in de gaten houden. Doet u dat namelijk niet, dan laat de printkwaliteit niet alleen te wensen over, maar zou het apparaat ook stuk kunnen gaan of ondermaatse resultaten kunnen afleveren.
Printer Dit apparaat is een precisietoestel • Behandel het met de nodige zorg en stel het nooit bloot aan zware schokken, trillingen of geweld. • Houd uw handen of vingers nooit in het bereik achter de kap, de poorten van de inktcartridges of andere gebieden binnenin het apparaat.
Ze het apparaat op een geschikte plaats. • Zorg dat de temperatuur en de luchtvochtigheid op die plaats binnen de vereiste perken liggen. Zie “Temperatuur en luchtvochtigheid” op blz. 15. • Zet het apparaat op een stevige en veilige plaats waar u het zonder moeite kunt bedienen.
De printkoppen zijn bijzonder gevoelig • Raak ze zo zelden mogelijk aan en zorg er altijd voor dat het materiaal ze niet kan verkrassen. Onvoorzichtig gebruik kan tot een finale beschadiging leiden. • Om defecten te voorkomen moet u zorgen dat de printkoppen nooit uitdrogen. Het apparaat bevat weliswaar een voorziening om het uitdrogen van de koppen tegen te gaan, maar een foute bediening kan deze functie buiten spel zetten. Voer alleen de in de handleiding vermelde bedieningsstappen uit. • Laat de cartridgevakken nooit lange tijd leeg. Anders zou de nog in het apparaat resterende inkt kunnen uitdrogen en de leidingen naar de prinkoppen kunnen verstoppen. • De printkoppen zijn onderhevig aan slijtage De koppen hebben een beperkte levensduur en moeten dus op regelmatige tijdstippen worden vervangen. Hoe vaak dit bij u noodzakelijk is, hangt in eerste instantie af van de gebruiksfrequentie.
Dit apparaat wordt heet Versper de ventilatieopeningen nooit met stof, tape of andere voorwerpen.
7
XC-540 – Belangrijke opmerkingen voor de bediening en het gebruik
Inktcartridges Er bestaan verschillende inkttypen Gebruik uitsluitend typen die door dit apparaat worden ondersteund. Gebruik uitsluitend originele wisselstukken van Roland DG Corp.
Stel de inktcartridges nooit bloot aan sterke trillingen of schokken en probeer ze niet te openen. • Laat een cartridge nooit vallen en schud ze niet te hevig. Dergelijke schokken zouden er immers toe kunnen leiden dat het interne plasticzakje barst en dat de inkt begint uit te lopen. • Probeer nooit een inktcartridge te openen. • Probeer nooit een uitgeputte inktcartridge te hervullen. • Als er inkt op uw kledij of handen spat, moet u die meteen uitwassen. Wacht daar niet te lang mee, omdat u de inktplekken na verloop van tijd niet meer weg krijgt.
Opslag Ongeopende inktcartridges moet u op goed verluchte plaatsen bewaren waar de temperatuur –20~40˚C bedraagt.
8
Handleiding –Andere symbolen
Waarschuwingen Alle gevaarlijke plaatsen van dit apparaat zijn voorzien van waarschuwingslabels. Die labels hebben de volgende betekenis. Volg alle waarschuwingen op. Verwijder nooit de labels en zorg ervoor dat ze altijd goed leesbaar blijven. WAARSCHUWING: De printwagen beweegt. De printkoppen binnenin dit apparaat bewegen op hoge snelheid heen en weer en kunnen dus verwondingen veroorzaken. Steek nooit uw hand of vingers in de betreffende opening. Ontvlambaar De inkt en afvalvloeistoffen zijn namelijk licht ontvlambaar. Vermijd de buurt van een vuur of vonken. Inkt is giftig Inkt en afvalvloeistoffen zijn giftig. Zorg ervoor dat er nooit inkt in uw ogen of op uw huid spat. Gebruik het apparaat alleen op goed verluchte plaatsen. WAARSCHUWING: Hoge temperatuur De aandrijfrol en de droogverwarming worden warm. Wees voorzichtig om brand en/of verbrandingen te voorkomen.
WAARSCHUWING: kneuzingen mogelijk Let er tijdens het installeren van materiaal en het sluiten van de kap op dat u uw vingers niet kneust.
WAARSCHUWING: Hoge temperatuur De aandrijfrol en de droogverwarming worden warm. Wees voorzichtig om brand en/of verbrandingen te voorkomen.
Ontvlambaar De inkt en afvalvloeistoffen zijn namelijk licht ontvlambaar. Vermijd de buurt van een vuur of vonken. Inkt is giftig Inkt en afvalvloeistoffen zijn giftig. Zorg ervoor dat er nooit inkt in uw ogen of op uw huid spat. Gebruik het apparaat alleen op goed verluchte plaatsen.
DU-540-optie: WAARSCHUWING: Hoge temperatuur De aandrijfrol en de droogverwarming worden warm. Wees voorzichtig om brand en/of verbrandingen te voorkomen.
9
XC-540 – Aan de slag
1. Aan de slag 1-1 Bijgeleverde accessoires Dit apparaat wordt met de volgende dingen geleverd. Controleer daarom na het uitpakken of u alles hebt gekregen:
Printerstand
Spanstang
Standpoot (links)
Rail
Papierbuizen
Rolstang
Tafel voor de inktcartridges
Drainagefles
Netsnoer
Rolflensen
Stopper
Materiaalklem*
Schroeven
Meseenheid/drukpin
Reserve-afsnijmesje
Inbussleutel
Gereedschap voor de kapeenheid
Software-RIP
Nieuwe wissers
Schoonmaakkit
* De materiaalklemmen zijn reeds in het apparaat geïnstalleerd.
Houder/klemschroef voor de houdereenheid
Houder voor de drainagefles
Mesje
Schoonmaakstick
10
Standpoot (rechts)
Rondellen
SOL INK-schoonmaakcartridges
Handleiding (dit document)
Pincet
Handleiding –Voorstelling van de onderdelen
1-2 Voorstelling van de onderdelen Printer/droogverwarming Laadhendel Deze hendel hebt u tijdens het laden van materiaal nodig.
Frontkap Deze kap moet u sluiten alvorens een printopdracht te starten.
Bedieningspaneel van het printergedeelte Hiermee hebt u toegang tot de bedieningsfuncties. Zie “Bedieningspaneel van het printergedeelte” op blz. 12.
Droogverwarming Hiermee wordt het materiaal verwarmd om het drogen van de inkt te bespoedigen.
Onderhoudskap Hoeft enkel voor de schoonmaak van de printkoppen te worden verwijderd.
Verbindingsindicators Deze indicators houden u op de hoogte van de netwerkstatus. Als de verbinding is gemaakt, licht de groene indicator op. Tijdens de ontvangst van data knippert de gele indicator.
Hoofdnetschakelaar
Ethernet-aansluiting Via deze connector kunt u de printer op een netwerk aansluiten.
Aansluiting voor het netsnoer Via deze connector wordt de printer van stroom voorzien. Cartridgevakken Hier moet u de inktcartridges installeren.
Tafel voor de inktcartridges Rolstang
Drainagefles Hier belanden de overtollige inkt en andere vloeistoffen.
Rem Regelt de materiaaldoorvoer en zorgt voor een gelijkmatig materiaaltransport.
Stopper
11
XC-540 – Aan de slag
Snijwagen Hier bevinden zich het cutter- en afsnijmes.
Aandrijfrol Deze rol zorgt tijdens het printen voor het materiaaltransport. De ingebouwde zuigventilator houdt het materiaal vlak, terwijl de voor- en printverwarming het drogen en de grip van de inkt versnellen c.q. bevorderen.
Aandrukrollen Deze rollen zetten het materiaal klem, wanneer u de laadhendel laat zakken.
Printwagen Bevat de printkoppen en beweegt ze heen en weer.
Grijpvlakken De grijpvlakken zorgen voor een gelijkmatig en betrouwbaar materiaaltransport. Mesbeschermer Beschermt het mesje tijdens het snijden. Materiaalklemmen De klemmen voorkomen dat het materiaal los komt te zitten en dat de materiaalvoorkant tijdens het printen de koppen verkrast.
Mesrail Tijdens het afsnijden van een object glijdt het afsnijmes langsheen deze rail.
Bedieningspaneel van het printergedeelte BUSY-indicator Licht tijdens het printen en daarmee samenhangende operaties op.
[BASE POINT]-knop Via deze knop kunt u instellen waar de volgende printopdracht moet beginnen. Eens u die instelling uitgevoerd hebt, licht deze indicator op.
Display-venster Het display beeldt menu’s en andere belangrijke gegevens af.
[SETUP]-knop Druk op de knop, wanneer u materiaal wilt laden. Eens het materiaal geladen is, licht deze knop op om duidelijk te maken dat het apparaat klaar is om te printen.
[TEST PRINT]-knop Houd deze knop minstens één seconde ingedrukt om een printtest te starten.
[PAUSE]-knop Hiermee kunt u een printopdracht onderbreken.
[CLEANING]-knop Druk op deze knop om de printkoppen schoon te maken.
[SHEET CUT]-knop Houd deze knop minstens één seconde ingedrukt om het object af te snijden.
[TEST CUT]-knop Houd deze knop langer dan één seconde ingedrukt om een snijtest te starten. [CUT CONFIG]-knop Hiermee roept u het menu met de snijparameters op.
[MENU]-knop Via deze knop hebt u toegang tot de instelbare menufuncties.
√®) Cursorknoppen (▲▼√ Hiermee kunt u de in het display getoonde parameters kiezen, het materiaal met de hand vooruit en terug bewegen enz.
12
[ENTER]-knop Met deze knop kunt u instellingen bevestigen en functies activeren.
[HEATER CONFIG]-knop Druk op deze knop om de temperatuur van de verwarmingssystemen te kunnen instellen. Knippert tijdens het opwarmen en dooft, zodra de ingestelde temperatuur is bereikt.
Secundaire netschakelaar ( ) Hiermee kunt u de printer in- en uitschakelen. (Om de printer uit te schakelen moet u deze knop minstens één seconde ingedrukt houden.) Wanneer het apparaat zich in de sluimerstand bevindt, knippert deze indicator heel traag.
Handleiding –Voorstelling van de onderdelen
Materiaaloprolsysteem [AUTO]-schakelaar Hiermee zorgt u dat de richting voor de materiaaldoorvoer en het oprollen ervan tijdens het printen automatisch veranderen, als dit nodig is.
[MANUAL]schakelaar Dient voor de handmatige bediening van het oprolsysteem.
Kabel van het oprolsysteem Moet u op de printer aansluiten.
Spanstang Zorgt ervoor dat het materiaal op alle plaatsen even strak is.
Materiaaloprolsysteem Rolt het materiaal op na het printen.
13
XC-540 – Aan de slag
1-3 Verwijderen van het verpakkingsmateriaal Het apparaat bevat meerdere voorzieningen om het te beschermen tegen schade tijdens het transport. Die moet u na het opstellen verwijderen. Bewaar het verpakkingsmateriaal op een veilige plaats op, omdat u het tijdens een eventueel transport van het apparaat opnieuw nodig hebt. Opmerking: Voer deze klus pas uit na alle stroomschakelaars uitgeschakeld te hebben. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken. Opmerking: Verwijder het verpakkingsmateriaal. Dingen, die u niet verwijdert, zouden tijdens het inschakelen functiestoringen en zelfs ernstige defecten kunnen veroorzaken.
Verwijder de tape.
Verwijder de tape. Transporthouder
Verwijderen
Het verwijderde verpakkingsmateriaal kunt u op de getoonde plaats opbewaren.
Onderkant v/h apparaat
Transporthouder
Zorg dat ze zich boven de pennen bevinden en installeer ze.
14
Handleiding –Verwijderen van het verpakkingsmateriaal
1-4 Werkwijze voor de opstelling
Temperatuur en luchtvochtigheid
Zet het apparaat op een stevige en veilige plaats waar u het zonder moeite kunt bedienen. Bij keuze van een ongeschikte opstellingsplaats is de kans op ongevallen, brand, functiestoringen of zelfs ernstige schade veel groter.
Zorg dat de aanbevolen temperatuur en luchtvochtigheid zelfs dan gehandhaafd blijven, wanneer u het apparaat niet gebruikt. Een te hoge temperatuur kan de inkt afbreken, wat uiteindelijk ernstige storingen kan veroorzaken. Een te lage temperatuur zou ertoe kunnen leiden dat de inkt bevriest en dat de koppen beschadigd worden.
Opmerking: Het vervoer en de opstelling van dit apparaat laat u het best over aan speciaal opgeleide personen. Het totale gewicht van dit apparaat kan meer dan 200kg bedragen. De opstelling ervan op ongeschikte plaatsen kan leiden tot zware verwondingen, het kantelen van het apparaat of het doorzakken ervan.
Gebruik: Temperatuur: 20~32˚C, luchtvochtigheid: 35~80% (zonder condensatie) Wanneer u het apparaat niet gebruikt: Temperatuur: 5~40˚C, luchtvochtigheid: 20~80% (zonder condensatie)
Opmerking: Zet het apparaat nooit in de buurt van vuurhaarden c.q. op plaatsen waar er gasconcentraties kunnen optreden. Anders is er kans op brand of zelfs ontploffing. Opmerking: Ze het apparaat op een schone en goed verluchte plaats. Het werken op donkere en moeilijk te bereiken plaatsen kan bijzonder gevaarlijk zijn. Op die plaatsen is de kans op verwondingen namelijk veel groter. U zou bv. kunnen struikelen en onder de materiaalrol worden bedolven. Opmerking: Stel het apparaat altijd zo op dat u de aansluiting op het lichtnet in geval van nood meteen kunt verbreken. In geval van nood moet u de aansluiting op het lichtnet zo snel mogelijk kunnen verbreken. Zet het apparaat altijd in de buurt van het gekozen stopcontact. Laat voldoende ruimte om het netsnoer, indien nodig, meteen uit het stopcontact te kunnen trekken. Opmerking: Zorg altijd voor voldoende verluchting van de opstellingsplaats. Een gebrekkige verluchting is op termijn schadelijk voor de gezondheid en kan –door de concentratie van gassen– tot een brand leiden.
Voeding Voor de voeding van dit apparaat hebt u twee 200~ 240V-stopcontacten (telkens van minstens 10A) nodig. Op één stopcontact moet u de hoofdeenheid aansluiten. Het tweede hebt u nodig voor het droogsysteem. Sluit de twee eenheden altijd op aparte stopcontacten aan.
Benodigde plaats Voor een eenvoudig en degelijk gebruik van dit apparaat moet u zorgen dat de opstellingsplaats aan de getoonde vereisten voldoet. 3700mm
2700mm
Plaats voor het apparaat zelf 2500mm
Opmerking: Gebruik het apparaat nooit buiten c.q. op extreem vochtige plaatsen. Stroomlekken kunnen leiden tot elektrocutie, plaatselijke ontploffingen of zelfs brand.
1200mm
Keuze van de opstellingsplaats
Werkoppervlak
Niet geschikte opstellingsplaatsen • Plaatsen waar de temperatuur en/of luchtvochtigheid niet constant is. • Plaatsen die aan sterke schokken of trillingen onderhevig zijn. • Hellende plaatsen of oneffen oppervlakken. • Stoffige plaatsen • In het directe zonlicht of in de buurt van een airconditioningsysteem c.q. warme lucht. • In de buurt van water of op plaatsen waar het gemakkelijk tocht. • In de buurt van sterke elektrische of magnetische velden c.q. andere vormen van elektromagnetische energie.
15
XC-540 – Aan de slag
1-5 Assemblage van de standeenheid
E Activeer na de assemblage alle wielremmen en verwijder de accessoiredoos. 4 plaatsen
4 plaatsen
Opmerking: Voer deze klus pas uit na alle stroomschakelaars uitgeschakeld te hebben. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken. Opmerking: Voor het uitpakken, opstellen en het transport zijn minstens zes personen nodig. Anders zou het namelijk –misschien zelfs samen met de stand– kunnen kantelen of vallen en verwondingen kunnen veroorzaken.
Bevestig de poten aan de standeenheid. A Leg de standeenheid op een accessoiredoos. Printerstand
Vastzetten
Gebruik deze doos. Wiel
1-6 Installeren van de bijgeleverde accessoires Accessoiredoos
B Bevestig de linker en rechter poot aan de standeenheid. Draai de aangegeven schroeven losjes aan. Standeenheid 3 plaatsen
Standeenheid 3 plaatsen
Opmerking: Voer deze klus pas uit na alle stroomschakelaars uitgeschakeld te hebben. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken. Opmerking: Voor het uitpakken, opstellen en het transport zijn minstens zes personen nodig. Anders zou het namelijk –misschien zelfs samen met de stand– kunnen kantelen of vallen en verwondingen kunnen veroorzaken.
Installeer de rail en de houder. A Bevestig de houder aan de rail. Bevestig de schroef aan de houder. Rail
Houder
Standpoot (links)
Standpoot (rechts)
C Draai nu ook de overige schroeven aan om de poten aan de standeenheid te bevestigen. D Activeer na de assemblage alle wielremmen en verwijder de accessoiredoos.
Deze kant moet naar de achterkant wijzen. Klemschroef voor de houdereenheid
B Bevestig de rail aan de standpoten. Begin aan de rechterkant: Schuif de pen in de uitsparing van de rail. Draai de schroef vervolgens aan.
Onderkant van de rail Uitsparing
Pen
Schuif de pen in de uitsparing.
16
Handleiding –Installeren van de bijgeleverde accessoires
Installeer de spanstang.
Installeer de kartonnen kern. A Trek de spanstang naar u toe.
Installeer hem eerst aan de rechterkant.
Spanstang
Spanstang
Over de schroefboring leggen en vastdraaien.
Over de schroefboring leggen en vastdraaien.
B Bevestig de kartonnen rolkern aan de rechter standpoot. Verschuif de houder in functie van de kartonnen rolkern en zet hem met de schroef klem. GOED
Installeer de stangen en activeer de rem. A Schuif de stoppers op de stangen. Op elke stang moet u twee stoppers installeren.
FOUT
Deze kant moet naar buiten wijzen.
Houder
Stopper
Rolstang
Kartonnen rolkern
Standpoot (rechts)
Stopper
B Installeer de stangen aan de stand en activeer de rem.
Kartonnen rolkern
1. Verwijder de tape.
Neerwaarts (naar buiten) klappen.
2. Leg de stangen op de stand.
3. Activeer de3 rem.
17
XC-540 – Aan de slag
1-7 Installeren van de hoofdeenheid op de stand Opmerking: Voer deze klus pas uit na alle stroomschakelaars uitgeschakeld te hebben. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken. Opmerking: Voor het uitpakken, opstellen en het transport zijn minstens zes personen nodig. Anders zou het namelijk –misschien zelfs samen met de stand– kunnen kantelen of vallen en verwondingen kunnen veroorzaken.
1-8 Drainagefles installeren Opmerking: Voer deze klus pas uit na alle stroomschakelaars uitgeschakeld te hebben. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken.
A Verwijder de afdekking van de drainageleidingen. B Zet de houder voor de drainagefles met de schroeven van de zonet verwijderde afdekking klem.
A Plaats het apparaat op de standeenheid. Apparaat
Onderkant v/h apparaat
A
B
Boven de boringen van de standhouder leggen.
Houder voor drainagefles Afdekking van de drainagefles
C Verwijder de kap van de drainagefles. B Bevestig het apparaat aan de stand. Kap Interne sluiting
3 plaatsen
3 plaatsen
Drainagefles
Opmerking: Bewaar de kap en de interne sluiting op een veilige plaats op.
D Schuif de drainagefles langs achter in het apparaat.
18
Handleiding –Tafel voor de inktcartridges installeren
E Installeer de afdekking van de drainagefles, die u in stap A hebt verwijderd, op de getoonde plaats.
1-10 Aansluiten van de kabels Sluit de kabel van het oprolsysteem aan. A Verwijder de tape.
Bevestig hem met de schroef die zich speciaal hiervoor aan de onderkant van het apparaat bevindt.
B Leid de kabel van de oproleenheid langsheen het getoonde pad en sluit hem aan. Kabelbinder
1-9 Tafel voor de inktcartridges installeren A Draai de in de afbeelding getoonde bovenste schroeven los en verwijder de onderste.
Kabel van het oprolsysteem
B Hang de cartridgetafel over de bovenste schroeven.
Materiaaloprolsysteem
Kabelbinder
Op de bovenste schroeven schuiven
Tafel voor de inktcartridges
C Zet de cartridgetafel met de twee bovenste en de twee onderste schroeven klem.
19
XC-540 – Aan de slag
Sluit het netsnoer en de overige kabels weer aan. Opmerking: Sluit het apparaat uitsluitend aan op een stopcontact dat beantwoordt aan de specificaties op het merkplaatje van het apparaat. Anders is er kans op brand of elektrocutie. Opmerking: Gebruik de massadraad voor het aarden van dit apparaat. Door dit niet te doen verhoogt u niet alleen het risico op elektrocutie, maar zou u het apparaat tevens onnodig kunnen beschadigen. Opmerking: Voer deze klus pas uit na alle stroomschakelaars uitgeschakeld te hebben. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken. Netsnoer
Ethernet-connector (100Base-TX aanbevolen)
Ethernet-kabel (Cat 5 of beter)
Opmerking: Gebruik nooit een telefoonkabel.
Schuif de kabel hier doorheen.
20
Handleiding –Tafel voor de inktcartridges installeren
1-11 Installeer de inktcartridges Eerste inktvulling Tijdens de eerste installatie van inktcartridges moet u verschillende dingen in de gaten houden. Deze werkwijze hoeft u evenwel alleen de eerste keer na de aankoop te volgen. Ga als volgt tewerk. Opmerking: Gebruik altijd het vereiste inkttype en het geschikte schoonmaakproduct. Opmerking: Schuif uw hand of vingers nooit in de opening van de frontkap. De printkoppen binnenin dit apparaat bewegen op hoge snelheid heen en weer en kunnen dus verwondingen veroorzaken.
Schakel het apparaat in en stel de belangrijkste dingen in. A Sluit de frontkap, als ze open is.
F Kies met ▲ en ▼ de benodigde temperatuureenheid. Druk op [ENTER].
TEMP. UNIT C
C
Maak de koppen met de schoonmaakcartridges schoon. Opmerking: Tijdens de schoonmaak moet u de cartridges verschillende keren insteken en verwijderen. De boodschappen in het display houden u op de hoogte van wat u wanneer moet doen. Elke kleur heeft zijn eigen cartridgevak (zie de sticker). Schuif de inktcartridges altijd in het geschikte vak. De schoonmaakcartridges voldoen voor alle kleuren.
• Houd de cartridges zoals in de afbeelding getoond en schuif ze in de vakken. • Ga voorzichtig tewerk en installeer telkens maar één cartridge. • Schuif de cartridge zo ver mogelijk in het vak.
Frontkap
B Activeer de hoofdnetschakelaars. Hoofdnetschakelaar
Opmerking: Volg de in het display afgebeelde instructies en voer alle gevraagde handelingen uit (m.b.t. het verwijderen en insteken van cartridges). SET SOL CL-LIQUID 1 67 12 Nummer van het cartridgevak
1
1
2
3
4
5
6
C Houd de [MENU]-knop ingedrukt, terwijl u op de secundaire voedingsknop ( ) drukt.
A Kies met ▲ en ▼ het inkttype. Druk op [ENTER]. D Kies met ▲ en ▼ de gewenste taal. Druk op [ENTER].
MENU LANGUAGE ENGLISH E Kies met ▲ en ▼ de voor de lengtewaarden gehanteerde eenheid. Druk op [ENTER].
LENGTH UNIT mm mm
SELECT INK TYPE E-SOL Max LcLm B Ga na of de drainagefles wel degelijk aanwezig is. Druk op [ENTER].
CHECK DRAIN BOTTLE
21
XC-540 – Aan de slag
C Schuif de schoonmaakcartridges in de vakken “2, 3, 8” en “9”.
E Schuif de schoonmaakcartridges in de vakken “4, 5, 10” en “11”.
REMOVE SOL CL 23 89
REMOVE SOL CL 1 67
FILLING INK... >>
REMOVE SOL CL. 45 10 11
12
FILLING INK... >>>>>>
D Schuif de schoonmaakcartridges in de vakken “1, 6, 7” en “12”.
REMOVE SOL CL 23 89
REMOVE SOL CL 1 67
FILLING INK... >>>>
F Haal dan alle schoonmaakcartridges uit de vakken.
REMOVE SOL CL. 12345678 12 FILLING INK... >>>>>>>>
G Als deze boodschap wordt afgebeeld, is de schoonmaak voltooid. Ga na of de drainagefles wel degelijk aanwezig is en druk vervolgens op [ENTER].
CHECK DRAIN BOTTLE
22
Handleiding –Tafel voor de inktcartridges installeren
Installeer de inktcartridges in de juiste vakken. A Alvorens een inktcartridge te installeren moet u hem goed, maar voorzichtig, schudden.
B Schuif in elk vak een geschikte cartridge.
SET SOL CRT. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12
1-12 Installeren van een mesje Opmerking: Voer uitsluitend de uitdrukkelijk vermelde instructies uit. Raak nooit onderdelen van het apparaat aan die niet worden vermeld. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken. Opmerking: Raak het mesje nooit met blote vingers aan. Zelfs een “bot” mesje is nog behoorlijk scherp en dus gevaarlijk. Anderzijds wordt het mesje dan sneller bot.
Schuif het mesje in de cuttereenheid. A Schuif de pin in de cuttereenheid. Drukpin
FILLING INK... >>>>>>>>>> Meshouder In het vak met het overeenkomstige nummer schuiven.
Kap
B Installeer het mes. Het mesje moet hoorbaar vastklikken.
C Ga na of de drainagefles wel degelijk aanwezig is. Druk op [ENTER]. Mesje
CHECK DRAIN BOTTLE D Eens de volgende boodschap verschijnt, bevat het apparaat voldoende inkt.
SETUP SHEET ROLL
Activeer de mode voor het vervangen van het mesje. A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk op ▲.
SUB MENU MAINTENANCE C Druk op ®. Druk twee keer op ▼.
MAINTENANCE REPLACE KNIFE D Druk op [ENTER].
OPEN FRONT COVER E Open de frontkap. Als deze boodschap wordt afgebeeld, is het apparaat klaar voor gebruik.
FINISHED?
23
XC-540 – Aan de slag
Installeer de cuttereenheid. A Draai de klemschroef van de meshouder los.
Instelschroef
B Stut de schroef af, terwijl u de meshouder weer installeert.
Steun de schroef langs de onderkant.
De “kraag” van de cutter moet de ring op de wagen raken.
Opmerking: Als u de klemschroef tijdens het installeren van de cutter niet afstut, wordt de cutter eventueel scheef geïnstalleerd. Dat dit de kwaliteit niet ten goede komt, hoeven we u waarschijnlijk niet te vertellen.
C Draai de schroef weer aan. Trek de cutter voorzichtig omhoog om te controleren of hij goed vast zit.
Instelschroef
D Sluit de frontkap en druk op de [ENTER]-knop. Belangrijke opmerking i.v.m. het gebruik van de snijwagen Zolang er geen cutter geïnstalleerd is, mag u de schroef niet aandraaien. Na verloop van tijd wordt anders het namelijk alsmaar moeilijker om te cuttereenheid te installeren. Zie ook “Over het mesje” op blz. 64.
24
Handleiding –Gebruik
2. Gebruik 2-1 In- en uitschakelen Dit apparaat is voorzien van twee netschakelaars: één algemene (“hoofdnetschakelaar”) en een tweede voor de secundaire voeding. Om het apparaat te kunnen gebruiken moet u beide inschakelen. Als u het apparaat een tijdje niet wenst te gebruiken, hoeft u toch maar de secundaire netschakelaar te deactiveren. Til bovendien de laadhendel op. Laat de hoofdnetschakelaar (1) altijd ingeschakeld. Door hem aan te laten activeert u namelijk een alarmfunctie. Zie “Waarschuwing” op blz. 65. Opmerking: Zolang u niet van plan bent te printen moet u het apparaat uitschakelen of het materiaal verwijderen. Omdat eenzelfde gebied voortdurend aan hitte staat blootgesteld, zou het materiaal kunnen beginnen branden of op z’n minst giftige gassen kunnen afgeven. 1. Hoofdnetschakelaar
2. Secundaire netschakelaar Altijd ingeschakeld laten.
Achterkant van de printer
Activeer deze schakelaar pas na het sluiten van de frontkap. Voor het uitschakelen moet u deze knop minstens één seconde ingedrukt houden.
Voorkant van de printer
Schuif de laadhendel naar de achterkant van het apparaat, wanneer u niet wilt printen.
Belangrijke opmerking i.v.m. het uitschakelen
Energiebesparingfunctie
Schakel de hoofdnetschakelaar van de printer nooit uit en verbreek nooit de aansluiting op het lichtnet, terwijl er nog een opdracht wordt uitgevoerd. Anders worden de printkoppen namelijk beschadigd. Schakel eerst altijd de secundaire voeding uit. Als de stroom uitvalt (of iemand hem uitzet) moet u het apparaat onmiddellijk opnieuw inschakelen.
Dit apparaat biedt een energiebesparingmode en wordt dus automatisch uitgeschakeld, als het gedurende enkele minuten geen data ontvangt. Volgens de fabrieksinstelling wordt de sluimerstand na 30 minuten geactiveerd. Die waarde kunt u echter wijzigen. Als u dat beter uitkomt, kunt u de energiebesparingfunctie ook gewoon uitschakelen. Zie “Bepalen wanneer de sluimerstand wordt geactiveerd” op blz. 45 en “Deactiveren van de sluimerstand” op blz. 45.
25
XC-540 – Gebruik
In de standbymode knippert de POWER-indicator heel traag. Door een knop in te drukken of de dataoverdracht van de computer te starten (indien het apparaat al materiaal bevat) maakt u het apparaat weer “wakker”. Om het stroomverbruik zo efficiënt mogelijk te houden raden wij aan om de energiebesparingfunctie altijd te gebruiken en eventueel zelfs een kortere wachttijd dan 30 minuten te kiezen.
2-2 Laden en afsnijden van materiaal
C Leg de materiaalrol op de stangen. Alvorens dit te doen moet u echter de rem activeren.
Rem Rolstang Materiaalrol
Rolstang
D Schuif het materiaal tussen de aandrukrollen en de grijpvlakken heen tot bij de aandrijfrol.
Materiaal laden Opmerking: Let erop de materiaalrol altijd naar behoren te laden. Anders zou de rol namelijk kunnen vallen en zware verwondingen kunnen veroorzaken. Opmerking: Een materiaalrol weegt ±30kg. Wees dus uiterst voorzichtig om verwondingen te voorkomen. Opmerking: Gebruik nooit materiaalrollen, die meer dan 30kg wegen. Het apparaat kan het gewicht van dergelijke rollen niet aan en zou dus kunnen kantelen. In het beste geval valt de rol gewoon uit het apparaat.
Schuif de materiaalrol op de rolstang. A Open de frontkap. Schuif de materiaalklemmen opzij. Frontkap
Materiaal Aandrukrol
Grijpvlak
Leg het materiaal recht A Controleer of het materiaal recht ligt en of zich beide kanten boven een grijpvlak bevinden. Schuif de linker en rechter aandrukrol zo ver naar het midden tot beide boven een grijpvlak liggen. Grijpvlak
Zorg dat de rechterrand van het materiaal op deze grijpvlakken ligt.
Materiaalklem
Materiaalklem
B Bevestig de materiaalflenzen aan de rol. De middelste aandrukrollen moet u op gelijke afstanden tussen de linker en rechter aandrukrol installeren.
Kies de kant die overeenkomt met de diameter van de rolkern.
Erin drukken om te zorgen dat hij niet kan loskomen.
Zorg er bovendien voor dat de linker en rechter aandrukrol zich zo dicht mogelijk bij de linker en rechter materiaalrand bevinden. Het apparaat is voorzien van symbolen die de posities van de grijpvlakken aanduiden.
Rolflens Achterkant
2”
26
3”
Handleiding –Laden en afsnijden van materiaal
Tijdens het schikken van het materiaal moet u eventueel de hele materiaalrol verschuiven. De aandrukrollen moeten zich altijd boven een grijpvlak bevinden. Of u ze al dan niet (allemaal of maar een paar) installeert, wordt vooral bepaald door de breedte en de samenstelling van het gebruikte materiaal. Hoe meer aandrukrollen u gebruikt, hoe vlekkelozer de materiaaldoorvoer zal zijn. B Schuif de stoppers tegen het materiaal.
Laad het materiaal op zo’n manier dat het overal strak zit. A Rol wat materiaal af. Houd het materiaal in het midden vast en trek het recht uit.
Materiaalrol
Stopper
Stopper
GOED Draai de schroeven aan om ze klem te zetten.
U moet in het totaal vier stoppers installeren. Draai alle schroeven vast.
FOUT
Het materiaal moet overal strak zitten. B Trek aan de laadhendel om het materiaal klem te zetten.
Opmerking: Kijk even of de rolflensen recht zitten. Schuin geplaatste rolflensen belemmeren namelijk het materiaaltransport.
GOED
Laadhendel
FOUT
27
XC-540 – Gebruik
Installeer de materiaalklemmen en sluit de frontkap. A Stel de materiaalklemmen in.
Belangrijke opmerking voor het werken met materiaalklemmen. Schuif de materiaalklemmen altijd zo ver tot ze hoorbaar vastklikken. Alleen dan bent u er immers zeker van dat ze na verloop van tijd niet los komen te zitten. Als de klemmen fout worden geïnstalleerd, zou het materiaal kunnen worden beschadigd c.q. ontstaan er krassen of vegen op het geprinte object.
Materiaalklem
De opening moet zich boven de rand van het materiaal bevinden.
Alle aandrukrollen moeten zich boven een grijpvlak bevinden. Als, na het sluiten van de frontkap, de volgende boodschap verschijnt, moet u de kap opnieuw openen en de plaatsing van alle aandrukrollen controleren. De aandrukrollen moeten zich allemaal boven een grijpvlak bevinden. GOED
De materiaalklemmen kunnen maar aan één kant naar behoren geïnstalleerd worden (links of rechts). Installeer ze zoals in de afbeelding getoond. B Sluit de frontkap, als ze open is.
FOUT
PINCHROLL ERROR INVALID *** POS
Frontkap
C Kies met ® of √ “ROLL”. Druk op [ENTER].
SETUP SHEET ROLL
Positie van de aandrukrollen De aandrukrollen mogen zich nooit te dicht bij de rand van het materiaal bevinden.
D Druk op [SETUP].
±10mm
28
Handleiding –Instellen van de materiaalverwarming
Materiaal verwijderen, als u het apparaat niet gebruikt. Als u rolmateriaal langere tijd in het apparaat laat liggen, begint het waarschijnlijk te vervormen. Dat zorgt meestal voor een ondermaatse printkwaliteit en eventueel zelfs voor motorfouten. Daarom moet u het materiaal na de laatste opdracht uit het apparaat halen.
Materiaal afsnijden Opmerking: Alvorens een object af te snijden moet u de materiaalklemmen verwijderen. Verwijdert u de klemmen niet, dan wordt het materiaal immers niet volledig afgesneden. Opmerking: Vóór het afsnijden van een object mag u hoegenaamd niet op ▲ drukken. Als het object zich namelijk vóór de aandrijfrol bevindt, wordt het op de foute plaats afgesneden.
A Open de frontkap. Gebruik nooit de materiaalklemmen.
Materiaalklem
B Sluit de frontkap, als ze open is.
C [SETUP] moet oplichten. D Houd [SHEET CUT] minstens één seconde ingedrukt.
2-3 Instellen van de materiaalverwarming Wat is het verwarmingsysteem precies? Dit apparaat bevat een verwarming die het materiaal opwarmt. De bedoeling daarvan is voornamelijk te zorgen dat de inkt beter aan het materiaal hecht en sneller droogt. De verwarmingstemperatuur van die voorzieningen kunt u in functie van het gebruikte materiaal en de printsnelheid instellen. Voorverwarming Hiermee wordt het materiaal vóór het printen verwarmd. Printverwarming Zorgt dat de inkt een betere grip op het materiaal heeft.
Droogverwarming Deze verwarming maakt het materiaal opnieuw warm om te zorgen dat de inkt sneller droogt.
Voorzichtig: Hoge temperaturen. De aandrijfrol en de droogverwarming worden warm. Wees voorzichtig om brand en/of verbrandingen te voorkomen. • Laat het materiaal nooit in het apparaat liggen, wanneer u niet print. Het alternatief zou zijn om meteen de secundaire voeding uit te schakelen. Omdat eenzelfde gebied voortdurend aan hitte staat blootgesteld, zou het materiaal kunnen beginnen branden of op z’n minst giftige gassen kunnen afgeven. • Werk nooit met materiaal dat niet hittebestendig is. Wees dus voorzichtig. Bovendien wordt het materiaal meer dan waarschijnlijk beschadigd. • Gebruik de aandrijfrol en droogverwarming nooit voor taken waarvoor ze niet bedoeld zijn, bv. voor het drogen van kledingsstukken. De warmteontwikkeling zou zodanig kunnen zijn dat het voorwerp e.d. in brand schiet of zware verwondingen veroorzaakt.
Instellen van de temperatuur voor de materiaalverwarming A Druk op [HEATER CONFIG]. Nu wordt de huidige temperatuur afgebeeld.
Het materiaal wordt op de plaats afgesneden waar het gereedschap zich bevindt.
PRE DRY
35 50
PRINT 35
B Druk opnieuw op [HEATER CONFIG]. Kies met √ en ® de benodigde eenheid.
DRYER
50 50
50
C Stel met ▲ en ▼ de gewenste waarde in. Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen.
DRYER
50 50
55
29
XC-540 – Gebruik
D Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL Tijdens het inschakelen van het apparaat wordt het verwarmingssysteem niet automatisch geactiveerd. Druk op [SETUP] (de indicator moet oplichten) om het verwarmingssysteem te activeren.
Algemene richtlijnen voor de juiste temperatuur
Voorbeelden van geschikte temperatuurwaarden • Dit zijn maar ruwe indicaties. Uiteindelijk moet u de temperatuur altijd in functie van het gebruikte materiaal kiezen. • Ondanks de aanwezigheid van de verwarmingen kunt u niet eender welk materiaal gebruiken. Voer dus altijd eerst een printtest door. • Het uiteindelijke resultaat hangt in grote mate af van de printmode en andere factoren. Kies de instellingen altijd in functie van het materiaal. • Begin altijd met de voorgestelde temperatuurwaarden en kijk of u daarmee het gewenste resultaat bereikt. Zie “Werking van de verwarmingssystemen” op blz. 54.
De keuze van de verwarmingstemperatuur wordt voornamelijk bepaald door het gebruikte materiaal en de printmode. Ziehier een aantal tips voor een juiste instelling.
Scrimbanner (PVC)
300~400µm
Voorverwarming: 40˚C Printverwarming: 40˚C Droogverwarming: 50˚C
Algemene tips voor de instelling Voorverwarming—Kies hier nooit een hogere tempe-
Signvinyl (PVC met kleeflaag)
60~100µm (2,5~ 4mil zonder onderlaag)
Voorverwarming: 35˚C Printverwarming: 35˚C Droogverwarming: 50˚C
ratuur dan voor de printverwarming. De voorverwarming is vooral bedoeld om het materiaal geleidelijk aan op temperatuur te brengen. Wanneer het materiaal te snel wordt verwarmd, vertoont het de neiging om te krimpen en te kreukelen. Printverwarming—De bedoeling hiervan is voornamelijk te zorgen dat de inkt een betere grip op het materiaal heeft en dat er geen vegen ontstaan. Als de inkt begint te klonteren of als er sprake is van vegen, moet u een hogere temperatuur kiezen. Anderzijds kan een te hoge temperatuur het materiaal beschadigen of ervoor zorgen dat het begint te kreukelen. Droogverwarming—Als de inkt maar langzaam droogt, moet u de temperatuur verhogen. Anderzijds kan een te hoge temperatuur het materiaal beschadigen of ervoor zorgen dat het begint te kreukelen.
Verband tussen de printmode en de temperatuur—Als er zelfs na het verhogen van de temperatuur nog sprake is van inktvegen, kiest u het best een printmode met een fijnere resolutie. Omgekeerd moet u de temperatuur verhogen, wanneer u overstapt naar een snellere printmode. Inktdekking—Het RIP-programma laat o.m. toe de inktdekking (hoeveelheid inkt) te wijzigen, wat mooiere resultaten kan opleveren. Wijzig de inktdekking echter pas, wanneer u, na een hogere temperatuur gekozen te hebben, nog steeds te kampen hebt met vegen.
Materiaaltype
Materiaaldikte
Temperatuur
2-4 Starten van een opdracht Voorbereiding voor de dataontvangst van de computer Na het laden van het materiaal en het instellen van de verwarmingstemperaturen kunt u zoals hieronder beschreven tewerk gaan. Zo zorgt u dat het apparaat de data van de computer ontvangt en begint te printen. Houd echter in de gaten dat de hier beschreven procedure niet opgaat, wanneer u uitsluitend wilt uitsnijden. Zie “Snijopdracht starten” op blz. 33. Zie ook “Instellingen voor het netwerkgebruik” op blz. 38. A Sluit de frontkap, als ze open is. B Druk op [SETUP] (indicator moet oplichten). C Wacht tot de [HEATER CONFIG]-indicator stopt met knipperen en oplicht. D Keer, indien nodig, terug naar het hoofdmenu. Als de hoofdpagina niet wordt afgebeeld, moet u op [MENU] en vervolgens op √ drukken. Hoofdpagina W 1371 mm
Licht op SET UP
Omgevingstemperatuur van 20~32ºC. Als u het apparaat op een plaats gebruikt waar de temperatuur minder dan 20ºC bedraagt, vertonen bepaalde materiaaltypen de neiging om te golven. Een optimale kwaliteit is maar mogelijk, wanneer de temperatuur van de opstellingsplaats 20~32ºC bedraagt.
Knippert ▼ Licht op HEATER CONFIG
In de volgende gevallen kunt u niet printen: • Zolang de frontkap open is.
30
Handleiding –®
• Open de kap nooit, terwijl het apparaat aan het printen is. Daarmee zou u de lopende opdracht onderbreken. • Zolang de [SETUP]-knop uit staat, worden de data van de computer genegeerd. • Als de [HEATER CONFIG]-indicator niet oplicht, kan er niet geprint worden. • Wanneer u zich niet op de hoofdpagina bevindt. Dan worden er namelijk geen data van de computer ontvangen.
Dingen die u in de gaten moet houden • Werk alleen in uitzonderlijke gevallen zonder de materiaalklemmen. Anders beginnen de randen van het materiaal namelijk te golven, wat ertoe kan leiden dat er materiaal aan de printkoppen blijft hangen. • Raak, tijdens het uitvoeren van een printopdracht, nooit het reeds afgewerkte gedeelte van een object aan. Anders zou u namelijk het materiaaltransport kunnen belemmeren, wat ervoor kan zorgen dat het materiaal strop komt te zitten en eventueel zelfs de printkoppen beschadigt.
Testprint en schoonmaak Vóór het starten van de printopdracht controleert u het best eerst de staat van de printkoppen en de gekozen instellingen. Dat kunt u aan de hand van een testprint doen. Als bepaalde punten in de test ontbreken, moet u de printkoppen schoonmaken.
Werkwijze voor de schoonmaak Als er in de testprint dots ontbreken e.d., mag u uitsluitend de kop schoonmaken die deze fout veroorzaakt. Dit heeft het voordeel dat er dan veel minder inkt wordt verbruikt. A Druk op [CLEANING].
CLEANING NORMAL CL. B Druk op ®.
NORMAL CL. ABC C Kies met √ of ® het nummer van een kop die u NIET wilt schoonmaken. Zorg er met ▲ en ▼ voor dat dit nummer verdwijnt.
NORMAL CL. A C Herhaal deze procedure tot alleen nog de nummers van de koppen overblijven die u wilt schoonmaken. Opmerking: Alleen de koppen wier nummers in het display staan worden schoongemaakt. Testprint
A
Testprint
B
Groep “A”
Door [TEST PRINT] minstens één seconde ingedrukt te houden start u het printen van een testpatroon. Testprint Ontbrekende dots
®
A
B
C
Minstens één seconde ingedrukt houden.
U kunt zelf bepalen waar het testpatroon moet worden uitgesneden door de cutterwagen met √ ® ▲▼ naar de gewenste plaats te brengen en op [BASE POINT] te drukken. De frontkap mag dan nog open zijn. U moet ze echter weer sluiten alvorens op [TEST PRINT] te drukken.
Groep “B”
C Groep “C”
D Druk op [ENTER]. De schoonmaak begint. Zodra hij voltooid is, verschijnt opnieuw de volgende boodschap.
CLEANING... >>
NORMAL CL. A C E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL F Start opnieuw een testprint om na te gaan of nu alle punten worden geprint. Als het probleem nog steeds opduikt, moet u de schoonmaak herhalen. Als het probleem zelfs na twee of drie schoonmaakbeurten nog aanwezig is, moet u de koppen op een andere manier schoonmaken. Zie “Als de schoonmaakfunctie niet ‘werkt’” op blz. 59.
31
XC-540 – Gebruik
Simultane schoonmaak van alle koppen Houd [CLEANING] minstens één seconde ingedrukt. De schoonmaak van de koppen begint
2-5 Als een cartridge uitgeput raakt Nagaan hoeveel inkt er nog rest A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▲.
MENU INK REMAINING B Druk op ®.
1 5
2 6
3 7
4 8
10
11
12
C Druk op ▼.
9
D Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Als een inktcartridge uitgeput is Als een cartridge bijna uitgeput is, hoort u een pieptoon en wordt de pauzestand geactiveerd (tenzij u de betreffende voorkeur hebt veranderd). Verwijder de uitgeputte cartridge dan en stop een nieuwe in het vak. Daarna wordt de printopdracht voortgezet.
Belangrijke opmerkingen i.v.m. het vervangen van cartridges • Vervang een uitgeputte cartridge altijd door een andere van hetzelfde type. Werk nooit met verschillende typen cartridges. • Werk uitsluitend met nieuwe cartridges. Eerder gebruikte cartridges mag u niet meer installeren. • Laat de cartridgevakken nooit lange tijd leeg. Anders zou de inkt in de printkoppen kunnen opdrogen. • Verwijder c.q. installeer nooit een halfvolle inktcartridge. • Verwijder nooit een inktcartridge, terwijl het apparaat nog aan het printen is. • Ook zoiets kan tot verschillen in de kleurtinten leiden. Vóór het starten van belangrijke printopdrachten verdient het dan ook aanbeveling om na te gaan of er nog voldoende inkt rest. A Het nummer van het vak met de uitgeputte cartridge knippert. 1 5
2 6
3 7
4 8
Resterende hoeveelheid inkt
1 5
2 6
3 7
4 8
9
10
11
12
Veel
Weinig
Opmerking: Het display beeldt de ongevere hoeveelheid resterende inkt van de verschillende cartridges af. Die indicaties zijn echter niet nauwkeurig. Onthoud bovendien dat de indicatie niet (meer) klopt, wanneer u een halfvolle cartridge in een vak schuift of een cartridge vervangt, terwijl het apparaat uit staat.
32
B Schud de nieuwe cartridge voorzichtig alvorens ze te installeren.
Handleiding –Als een cartridge uitgeput raakt
C Verwijder de uitgeputte cartridge en stop meteen een nieuwe in het vak.
2-6 Snijfunctie Snijopdracht starten Om een object uit te snijden moet u verschillende handelingen uitvoeren. Opmerking: Ga als volgt tewerk. Anders zou er een motorfout kunnen optreden c.q. zou de materiaalrol kunnen vallen, wanneer het apparaat er te sterk aan trekt.
A Gebruik nooit de materiaalklemmen.
• Het label moet naar boven wijzen. • Ga voorzichtig tewerk en installeer telkens maar één cartridge. • Schuif de cartridge zo ver mogelijk in het vak. Materiaalklem Let erop een cartridge met de juiste kleur in het betreffende vak te stoppen.
Opmerking: Bewaar inkt, de onderhoudsvloeistof en afvalvloeistoffen nooit op de volgende plaatsen op. –In de buurt van een vuur, open haard e.d. –Plaatsen waar de temperatuur aanzienlijk kan oplopen. –In de buurt van bleekmiddelen, zoals oxidanten of explosieve stoffen. –Plaatsen waar vaak kinderen spelen. Anders bestaat er kans op brand. Houd goed in de gaten dat de vermelde vloeistoffen giftig zijn.
Materiaalklem
B Als u alleen iets wilt uitsnijden (zonder eerst te printen), moet u zorgen dat het materiaal aan de achterkant van het apparaat losjes hangt.
Draai aan de rolflensen om de gewenste hoeveelheid materiaal af te rollen.
Belangrijke opmerkingen voor het uitsnijden • Gebruik nooit de materiaalklemmen. Anders zouden ze het materiaal namelijk kunnen beschadigen. • Als u de [PREFEED]-functie activeert, wordt het materiaal vóór het uitsnijden automatisch over de geschatte objectlengte afgerold. U hoeft het materiaal dus niet met de hand (aan de achterkant van het apparaat) af te wikkelen. • Zie “Voorkomen dat het materiaal tijdens het uitsnijden te sterk wordt uitgerokken” op blz. 45. • Om iets uit te snijden moet u de spanstang naar achteren schuiven of hem verwijderen. Anders zouden lange objecten namelijk de werking van de spanstang kunnen belemmeren, wat een nadelig gevolg heeft voor de kwaliteit.
33
XC-540 – Gebruik
Uitvoeren van een snijtest
D Bekijk de vorm van de rechthoek (“2”)
Alvorens een belangrijke snijopdracht te starten voert u het best een snijtest uit om na te gaan of de gekozen instellingen voor het gehanteerde materiaal geschikt zijn. Opmerking: Alvorens een snijtest te starten moet u de materiaalklemmen verwijderen.
A Houd de [TEST CUT]-knop langer dan één seconde ingedrukt om een snijtest te starten. Rechthoek
Cirkel
A
B
C
A. Goed B. Afgeronde hoeken.—Verhoog de mesverschuiving.
C. Gekartelde hoeken.—Verminder de mesverschuiving.
Mesdruk wijzigen A Druk op [CUT CONFIG]. Stel met ▼ en ▲ de gewenste waarde in.
FORCE 50gf
50gf
B Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen en naar de vorige pagina terug te gaan. U kunt zelf bepalen waar het testpatroon moet worden uitgesneden door de cutterwagen met √ ® ▲▼ naar de gewenste plaats te brengen. De frontkap mag dan nog open zijn. U moet ze echter weer sluiten alvorens op [TEST CUT] te drukken. B Verwijder de uitgesneden vormen om de snijkwaliteit te beoordelen. Meer details hierover vindt u onder “ Mesdruk wijzigen” op blz. 34.
Beoordelen van de snijtest A Bekijk de vorm van het testpatroon aandachtig. Rechthoek 2
Cirkel 1
Het snijpad komt niet overeen met de instellingen.—Verminder de snijsnelheid. B Verwijder de cirkel (“1”).
Als de rechthoek (“2”) wordt meegesleurd.—Verhoog de mesdruk.
Bepaalde objectpartijen worden niet uitgesneden.—Verminder de snijsnelheid. C Verwijder de cirkel (“2”). Het mesje moet een licht spoor op de onderlaag achterlaten. Het spoor van het mesje is onzichtbaar.—Verhoog de mesdruk.
Het spoor van het mesje is te diep: hier en daar heeft het door de onderlaag heen gesneden.—Verminder de mesdruk.
34
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL Opmerking: Druk op [CUT CONFIG] om de snijparameters te kunnen instellen. Naast de mesdruk zijn er namelijk nog een aantal andere dingen die u kunt instellen. Meer details hierover vindt u verderop. Zie “Optimaliseren van de snijparameters” op blz. 48.
C Eens u alles naar wens hebt ingesteld, kunt u de dataoverdracht van de computer starten. Zie “Voorbereiding voor de dataontvangst van de computer” op blz. 30.
Handleiding –Uitsnijden met snijtekens
2-7 Starten van een print- en een aansluitende snijopdracht Indien nodig, kunt u een opdracht starten die het object eerst print en het daarna meteen uitsnijdt. Als de computer zowel print- als snijdata zendt, wordt het object na het printen meteen uitgesneden. Belangrijk • Zet [AUTO ENV. MATCH] op “ENABLE”. Zie “Aanpassen van de printer aan de heersende temperatuur e.d.” op blz. 41. • Wacht, vóór het starten van de snijopdracht, altijd tot de inkt helemaal droog is. Als de inkt bij aanvatten van de snijopdracht nog niet droog is, is de kans groot dat de aandrukrollen of het mesje zelf lelijke vegen op het object veroorzaken. Hoe lang de inkt erover doet om te drogen wordt bepaald door het gebruikte materiaal en de verwarmingsinstellingen. Stel met het RIP-programma een voldoende lange pauze in (om het materiaal de kans te geven te drogen). Meer details over de werking van de betreffende parameter vindt u in de handleiding van het gebruikte RIP-programma. Zie “Instellen van de materiaalverwarming” op blz. 29. • Als het snijpad zich niet precies boven het geprinte object bevindt, moet u een correctie doorvoeren. Zie “Verschuivingen tussen het geprinte object en het snijpad met de hand opvangen” op blz. 51. • Het gebruikte materiaaltype en/of de verwarmingsinstellingen kunnen ertoe leiden dat het materiaal uitzet of krimpt – en dat is vaak de reden waarom het snijpad lijkt te verschuiven. Werk dan met de snijtekens om te zorgen dat het apparaat eventuele verschuivingen automatisch corrigeert.
Paskruisen printen De paskruisen kunt u met de software-RIP printen. Meer details over de werking van de betreffende parameter vindt u in de handleiding van het gebruikte RIPprogramma. Lijnen en andere symbolen, die u met een grafisch pakket in een object plaatst, voldoen niet als paskruisen (“snijtekens”). De paskruisen bevinden zich achteraf op de afgebeelde plaatsen. Paskruis (Referentiepunt 3)
Paskruis (Referentiepunt 2)
Paskruis (Referentiepunt 1)
Paskruis (Oorsprong)
Materiaalafmetingen die de automatische herkenning van paskruisen na het opnieuw laden van materiaal toelaten Let er tijdens het afsnijden van objecten met paskruisen op dat de afstand tussen het huidige object en het volgende minstens 90mm bedraagt. De overige instellingen vindt u in de afbeelding hieronder. Als u wilt, kunt u deze marge ook in het gebruikte RIPprogramma instellen. Meer details over de werking van de betreffende parameter vindt u in de handleiding van het gebruikte RIP-programma. Paskruis
Aandrukrollen
2-8 Uitsnijden met snijtekens Werken met snijtekens (paskruisen) Met behulp van de snijtekens kan het apparaat het snijpad precies over het object leggen. Het gebruik van snijtekens wordt vooral in de volgende gevallen aanbevolen. • Bij gebruik van materiaal dat onder invloed van vochtigheid of warmte uitzet of krimpt. • Als u een object extern lamineert alvorens het opnieuw te laden en uit te snijden.
90mm of meer 1,5mm
Hier het materiaal afsnijden 1,5mm
22,5mm Print- of snijgebied bij gebruik van paskruisen 22,5mm
80mm of meer
Opmerkingen voor gecombineerde print- en snijopdrachten • Schakel de materiaalverwarming uit alvorens een snijopdracht te starten en wacht tot hij voldoende is afgekoeld. Dan is de kans namelijk veel groter dat u feilloze resultaten bereikt. Zie “Voor- en printverwarming en/of het droogsysteem in- of uitschakelen” op blz. 53. • De kap van de cutter zou de geprinte objecten eventueel kunnen verkrassen. Dan moet u een grotere mesverschuiving kiezen. Zie “Snijdiepte optimaal instellen” op blz. 48.
35
XC-540 – Gebruik
Uitsnijden met automatische herkenning van de paskruisen Als u de automatische herkenning van paskruisen activeert, kan het apparaat het geprinte object optimaal voor de snijopdracht voorbereiden. Zie hiervoor ook de handleiding van de gebruikte software-RIP. Als u het materiaal verwijderd hebt, moet u het zoals hierna beschreven weer invoeren. A Laad materiaal.
Detectie uitschakelen A Druk op [PAUSE].
CANCEL CROPMARK DETECTION? B Druk op [ENTER]. De detectie staat op non-actief.
Handmatig uitlijnen en uitsnijden Bij bepaalde materiaalsoorten kan het apparaat de paskruisen niet automatisch vinden. Dan moet u de betreffende coördinaten met de hand instellen.
Paskruis
Mesbeschermer
Geef eerst aan waar de oorsprong zich bevindt. Ga als volgt tewerk: A Breng het midden van het mesje met √ ® ▲ ▼ naar de getoonde plaats.
5 graden 5 graden
B Druk op [BASE POINT]. Opmerking: De hoek mag maximaal 5˚ bedragen In alle andere gevallen werkt de uitlijning niet.
B Start de dataoverdracht van de computer. Het object wordt eerst naar behoren uitgelijnd en vervolgens uitgesneden.
Als de automatische uitlijning mislukt
W 1200 mm B
Stel de referentiepunten in. Ga als volgt tewerk: A Breng het midden van het mesje met √ ® ▲ ▼ naar de getoonde plaats.
Wanneer het apparaat de paskruisen niet herkent, verschijnt de volgende boodschap. De opdracht wordt dan stopgezet.
CROPMARK ERROR NOT FOUND Doe dan het volgende. A Druk op [ENTER]. B Laad het materiaal opnieuw en sein de data nog eens door. Kunt u het probleem hiermee niet verhelpen, dan moet u het materiaal met de hand uitlijnen. Zie “Handmatig uitlijnen en uitsnijden” op blz. 36. • Als het materiaal betrekkelijk sterk golft, moet u de uitlijning in de regel handmatig doorvoeren. • Wanneer u de automatische uitlijning ook voor bijzonder lange objecten wilt gebruiken, moet u zo’n objecten in verschillende panelen onderverdelen en die dan apart uitsnijden. Bij lange objecten is de kans op golven veel groter, zodat de automatische uitlijning vaak de mist ingaat.
36
B Houd [BASE POINT] minstens één seconde ingedrukt. De positie van het referentiepunt wordt automatisch achterhaald.
SETTING ALIGN POINT 1 C Druk op [ENTER].
W 1200 mm B1 Betekent dat de oorsprong en het referentiepunt “1” al ingesteld zijn.
D Herhaal de stappen A~C om ook de overige referentiepunten te definiëren. E Start de overdracht van de snijdata om het object uit te snijden.
Handleiding –Gebruik van het materiaaloprolsysteem
Over de referentiepunten De nummering van de referentiepunten wordt bepaald door de plaatsen waar deze punten zich t.o.v. de oorsprong bevinden. U kunt pas een referentiepunt definiëren na de oorsprong (“Base Point”) aangeduid te hebben. Als u de oorsprong op een andere plaats definieert, worden de posities van alle referentiepunten weer gewist.
2-9 Gebruik van het materiaaloprolsysteem
Oprollen van het materiaal Schuif het materiaal in en doorheen de printer. Ga als volgt tewerk: A Schuif de laadhendel naar de achterkant.
Spanstang
Functies van het oprolsysteem Het oprolsysteem rolt het geprinte materiaal automatisch op. Dit laat o.m. toe om het apparaat ook zonder toezicht (bv. ‘s nachts) zijn werk te laten doen.
Gebruiksvoorwaarden voor het oprolsysteem
B Installeer de materiaalrol. Zie “ Materiaal laden” op blz. 26. C Trek aan de laadhendel om het materiaal klem te zetten.
Gebruik het nooit voor het uitsnijden. Het oprolsysteem is niet geschikt voor snijopdrachten. Gebruik het uitsluitend tijdens het printen.
Instellingen voor het materiaaltransport Bij gebruik van het oprolsysteem mag u het materiaal nooit met ▲ verschuiven. Elke handeling waarbij een te sterke trekkracht op het materiaal wordt uitgeoefend (omdat het oprolsysteem te snel moet werken) kan ertoe leiden dat de printopdracht wordt gestopt of dat het materiaal verschuift. Om met het oprolsysteem te kunnen werken moet u de volgende parameters instellen. • Tijdens het laden van materiaal moet u [SETUP SHEET] op “TU” zetten. • Als u het materiaal met ▼ naar de voorkant van het apparaat voert, moet u het vertrekpunt (oorsprong) instellen. • Kies voor de [PREFEED]-parameter de instelling “DISABLE”.
Belangrijke opmerkingen voor het automatisch afsnijden van het materiaal Snijd het materiaal nooit af, terwijl het nog wordt opgerold. Zodra het materiaal afgesneden is, stopt het oprolsysteem. Wees vooral voorzichtig, wanneer u verschillende objecten na elkaar uitvoert. Het automatische afsnijcommando moet op de computer worden uitgeschakeld.
Laadhendel
Bevestig het materiaal aan de kartonnen rolkern. Ga als volgt tewerk: Zie “ Installeer de kartonnen kern.” op blz. 17 voor details i.v.m. het installeren van de kartonnen rolkern. A Kies met ® of √ “TU”. Druk op [SETUP].
SETUP SHEET TU B Druk op ▼ om in te stellen hoeveel materiaal er moet worden uitgetrokken.
LOAD SHEET TO TAKE-UP Indien nodig, kunt u de materiaallengte met ▼ in stappen van 10mm instellen. (Houd de knop ingedrukt om het materiaal te verwijderen.)
Marges instellen Als u de marges op de computer instelt, moet u minstens 40mm kiezen.
37
XC-540 – Gebruik
C Bevestig het materiaal op drie plaatsen met tape (eerst in het midden, vervolgens aan de twee randen).
B Druk op [ENTER]. Zodra deze boodschap verschijnt, is alles voorbereid.
Oprollen met een buitenwaartse draaiing
W 1346mm
Eerst hier vastplakken.
Papierbuizen
Tape 3 plaatsen
Oprollen met een binnenwaartse draaiing
Gebruik van de MANUAL-schakelaar van het oprolsysteem Met de MANUAL-schakelaar kunt u ervoor zorgen dat het materiaal wordt opgerold. Oprollen met een binnenwaartse draaiing
Eerst hier vastplakken. Oprollen met een buitenwaartse draaiing Papierbuizen
Tape 3 plaatsen
D Druk op [ENTER]. Het materiaal komt aan de voorkant naar buiten. E Trek de spanstang naar u toe. Kijk even of het materiaal overal even strak is en druk op [ENTER].
Verwijderen van opgerold materiaal Opmerking: Opgerold materiaal moet door minstens twee personen worden verwijderd.
Als het materiaal door één persoon wordt verwijderd, is de kans op verwondingen betrekkelijk groot. ➊
Snijd het materiaal af. Zie “Materiaal afsnijden” op blz. 29.
➋
Stut de kartonnen rolkern af om te voorkomen dat hij valt.
Spanstang
Stel de nodige oprolparameters in. Ga als volgt tewerk: A Zet de AUTO-schakelaar van de oproleenheid in de geschikte stand.
➌
Draai de bevestigingsschroef los en schuif hem in de houder.
➍
Trek de kartonnen rolkern van de flenzen.
CHECK TAKE-UP SETTING Oprollen met een buitenwaartse draaiing
Het materiaal moet strak zitten
Aan de slag
Oprollen met een binnenwaartse draaiing
Het materiaal moet strak zitten
Opmerking: Let er tijdens het oprollen op dat de materiaalvoorkant niet geplooid of verkreukeld wordt.
38
2-10 Instellingen voor het netwerkgebruik Dit apparaat bevat een printserver, die dienst doet als netwerkinterface. Bij gebruik van die server kunt u het apparaat vanop eender welke aangesloten computer aansturen. Voor de communicatie wordt het TCP/IPprotocol gebruikt. Sluit het apparaat met behulp van een Ethernet-kabel aan op de computer. De netwerkparameters moeten op het apparaat zelf worden ingesteld. Meer details hierover vindt u onder “Stap 2: Netwerkinstellingen van de printer” op blz. 39. Bovendien vereist het gebruik van dit apparaat de installatie van de bijgeleverde software-RIP op een computer. Zie hiervoor dus de handleiding van de gebruikte software-RIP.
Handleiding –Instellingen voor het netwerkgebruik
Belangrijk • De hieronder vermelde instellingsvoorbeelden gaan ervan uit dat u maar één computer en één apparaat gebruikt. De werkwijze en de parameterwaarden zijn dus niet voor alle toepassingen geschikt. • Als de computer met verschillende netwerkapparaten is verbonden of op het internet is aangesloten, kunnen foute instellingen het volledige netwerk blokkeren. Meer details hieromtrent kunt u opvragen bij uw netwerkadministrator. • Houd goed in de gaten dat de hier vermelde adressen maar voorbeelden zijn.
Stap 1: Netwerkinstellingen op de computer A Start Windows en log aan als systeembeheerder (administrator). B Voor Windows XP: Klik op de [Start]-button en vervolgens op [Configuratiescherm]. Klik op [Netwerk en internetverbindingen] en op [Netwerk]. Voor Windows 2000: Klik op de [Start]-button, op [Configuratiescherm] en op [Netwerk- en inbelverbindingen]. C Dubbelklik op het [LAN-verbindingen]-icoontje. Klik op [Eigenschappen].
[Subnetmasker]: 255.255.255.0
Opmerking: “XXX” mag eender welk nummer tussen “1” en “254” zijn. Kies evenwel nooit een nummer dat al door een ander apparaat wordt gebruikt. In dit voorbeeld hebben we als IP-adres “192.168.0.101” en als subnetmasker “255.255.255.0” gekozen.
F Sluit het “LAN-verbindingen”-venster.
Stap 2: Netwerkinstellingen van de printer Opmerking: Houd goed in de gaten dat de hier vermelde adressen maar voorbeelden zijn. Meer details hieromtrent kunt u opvragen bij uw netwerkadministrator.
1. Stel het IP-adres in. A Druk op [MENU]. Druk op ▼.
MENU SYSTEM INFO. B Druk op ®. Druk op ▲.
SYSTEM INFO. NETWORK D Kies [Internet Protocol (TCP/IP)] en klik op [Eigenschappen]. Als het vakje van [Internet Protocol (TCP/ IP)] niet is aangevinkt, moet u erop klikken.
C Druk drie keer op ®.
IP ADDRESS 000 . 000 . 000 . 000 [IP ADDRESS]: 192.168.0.XXX Opmerking: “XXX” mag eender welk nummer tussen “2” en “254” zijn. Kies echter niet het nummer dat u in stap A hebt ingesteld. “192.168.0.003” is maar een voorbeeld. Het “192.168.0”-gedeelte moet evenwel identiek zijn aan de instellingen van de computer.
D Stel met ▲ en ▼ het adres in.
IP ADDRESS 192 . 000 . 000 . 000 E Druk op ®. E Kies [Het volgende IP-adres gebruiken]. Voer de volgende informatie in en klik vervolgens op [OK]. [IP-adres]: 192.168.0.XXX
IP ADDRESS 192 . 000 . 000 . 000
39
XC-540 – Gebruik
F Herhaal de stappen D en E om de overige cijfers van het adres in te voeren. Druk, na de instellingen uitgevoerd te hebben, op [ENTER].
IP ADDRESS 192 . 168 . 0 . 003 G Druk op √. Het display beeldt nu weer de volgende boodschap af.
NETWORK IP ADDRESS
Stel het Gateway-adres in. Ga als volgt tewerk: A Druk, in stap G van “1. Stel het IP-adres in.”, twee keer op ▼.
NETWORK GATEWAY ADDR. B Druk twee keer op ®.
GATEWAY ADDR. 000 . 000 . 000 . 000 C Stel met ▲ en ▼ het adres in.
2. Stel het subnetmasker in. A Druk op ▼.
NETWORK SUBNET MASK B Druk twee keer op ®.
SUBNET MASK 000 . 000 . 000 . 000 C Stel met ▲ en ▼ het adres in.
SUBNET MASK 255 . 000 . 000 . 000 [Subnet mask]: 255.255.255.000 Opmerking: De subnetinstelling moet overeenkomen met wat u op de computer hebt gekozen. “255.255.255.0” is maar een voorbeeld.
D Druk op ®.
SUBNET MASK 255 . 000 . 000 . 000 E Herhaal de stappen C en D om het subnetmasker in te stellen. Druk, na de instellingen uitgevoerd te hebben, op [ENTER].
SUBNET MASK 255 . 255 . 255 . 000 F Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL • Als u maar één computer en één apparaat gebruikt, zijn alle benodigde dingen nu ingesteld. Vervolg met stap 3. • Als u ook het “Gateway”-adres wilt instellen, moet u als volgt tewerk gaan.
40
GATEWAY ADDR. 255 . 000 . 000 . 000 [GATEWAY ADDR.]: 255.255.255.255 Opmerking: Meer details over de Gateway-instellingen kunt u opvragen bij uw netwerkadministrator. “255.255.255.255” is maar een voorbeeld.
D Druk op ®.
GATEWAY ADDR. 255 . 255 . 000 . 000 E Herhaal C en D om de overige cijfers van het Gateway-adres in te voeren. Druk, na de instellingen uitgevoerd te hebben, op [ENTER].
GATEWAY ADDR. 255 . 255 . 255 . 255 Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Stap 3: Stel de poort van de software-RIP in Stel de parameters van de software-RIP in. Kies als uitvoerbestemming het IP-adres van de printer. Meer details over de werking van de betreffende parameter vindt u in de handleiding van het gebruikte RIP-programma. Met de testfunctie van de software-RIP kunt u nagaan of de netwerkverbinding wel degelijk werkt. Zie hiervoor ook de handleiding van de gebruikte softwareRIP.
Handleiding –Andere functies
3. Andere functies 3-1 Een printopdracht onderbreken of stoppen Stopzetten van de lopende opdracht Met [PAUSE] kunt u de lopende opdracht onderbreken. Druk op [PAUSE] om te vervolgen. Waarschijnlijk ziet u achteraf echter duidelijk waar u de opdracht had onderbroken (horizontale lijnen). Daarom gebruikt u deze functie het best zo zelden mogelijk. A Druk op [PAUSE]. B Houd [SETUP] minstens één seconde ingedrukt. C Stop de dataoverdracht van de computer.
Fabrieksinstelling—[AUTO ENV. MATCH]: “ENABLE” A Druk op [MENU]. Druk op ▲. MENU CUTTING MENU B Druk op ®. Druk op ▲.
CUTTING MENU AUTO ENV. MATCH C Druk op ®. Kies met ▼ of ▲ “ENABLE”.
AUTO ENV. MATCH ENABLE DISABLE
3-2 Oorsprong instellen Met [BASE POINT] kunt u zelf bepalen waar het volgende object moet worden geprint/uitgesneden. Deze instelling moet u echter voor elke pagina herhalen. Eens de opdracht voltooid is, wordt de oorsprong echter weer op de fabriekswaarde gezet. Eens de oorsprong ingesteld is, licht de [BASE POINT]-indicator op. Het display beeldt nu de printbreedte vanaf de gekozen positie af. Opmerking: Gebruik nooit ▲, wanneer u met het oprolsysteem werkt. Dat zou er namelijk voor kunnen zorgen dat het oprolsysteem te hard aan het materiaal trekt, wat storingen kan veroorzaken.
A Beweeg de snijwagen met √ ® ▲ ▼. Zorg dat het midden van het mesje zich boven het gewenste vertrekpunt bevindt.
VERTREKPUNT
B Druk op [BASE POINT].
3-3 Aanpassen van de printer aan de heersende temperatuur e.d. Het apparaat biedt een functie waarmee u kunt zorgen dat het rekening houdt met schommelende temperaturen en luchtvochtigheidsgraden. De voorgeprogrammeerde instelling luidt “ENABLE”. Deze automatische aanpassing voorkomt verschuivingen in wagenlooprichting tijdens het printen en uitsnijden.
D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
3-4 Instellingen voor verschillende materiaaltypen Wijzigen van de kophoogte Bepaalde materiaalsoorten vertonen de neiging om te golven en los te komen van de aandrijfrol. Het wordt dan ook veel waarschijnlijker dat het materiaal over de koppen wrijft. Om een materiaalopstopping of het contact met de printkoppen te voorkomen moet u de kophoogte op “HIGH” zetten. Onthoud goed dat de materiaaldikte niet als enige de keuze van de kophoogte bepaalt. Tijdens het bidirectionele printprocédé of bij gebruik van bijzonder dik materiaal zou een lichte verschuiving kunnen optreden. Dan moet u een bidirectionele correctie voor het gebruikte materiaal doorvoeren. Zie “Corrigeren van verschuivingen tijdens het bidirectionele printen” op blz. 49 en “Nauwkeurigere correctie voor bidirectioneel printen” op blz. 50. Fabrieksinstelling—[HEAD HEIGHT]: “LOW” A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU HEAD HEIGHT B Druk op ®.
HEAD HEIGHT LOW LOW C Open de frontkap.
41
XC-540 – Andere functies
D Gebruik de hendel voor het instellen van de geschikte kophoogte.
Hoog Laag
C Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen.
SETUP SHEET ROLL De wijzigingen worden nu gehanteerd en het display beeldt de volgende boodschap af.
Printen op materiaal dat erg traag droogt Hendel voor de hoogte-instelling Kordaat verplaatsen tot hij vastklikt.
E Sluit de frontkap, als ze open is.
HEAD HEIGHT LOW HIGH F Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. G Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Werken met doorzichtig materiaal Met deze parameter kunt u de opspeuring van de vooren achterkant van het materiaal in- of uitschakelen. De voorgeprogrammeerde instelling luidt “ENABLE”. Voor doorschijnend materiaal moet u “DISABLE” kiezen. Als u hier “DISABLE” kiest, zijn de opties “ROLL” en “TU” tijdens de materiaalconfiguratie beschikbaar. Kies een marge van minstens 75mm tussen de materiaalvoorkant en het vertrekpunt voor de print- of snijopdracht. Als u de [EDGE DETECTION]-parameter op “DISABLE” zet, “ziet” het apparaat het einde van het materiaal niet meer. Omdat de printopdracht dan niet meer automatisch stopt, is het niet denkbeeldig dat de koppen op de aandrijfrol printen, wat ertoe kan leiden dat er inkt in het inwendige terechtkomt. Als het materiaal tijdens een printopdracht uitgeput raakt, moet u zo snel mogelijk op [PAUSE] drukken om de opdracht te stoppen. Fabrieksinstelling—[EDGE DETECTION]: “ENABLE” A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk twee keer op ®. Kies met ▼ of ▲ “DISABLE”.
EDGE DETECTION ENABLE DISABLE
42
Deze functie hebt u nodig, wanneer de inkt zelfs bij gebruik van de print- en droogverwarming maar erg traag droogt. Hoe groter de waarde, hoe langzamer het materiaal wordt uitgevoerd en hoe meer tijd de inkt krijgt om te drogen. Dat vertraagt het hele printproces navenant. Deze parameter kunt u ook op de computer instellen. Als u hem op de computer wijzigt, wordt de instelling van het apparaat genegeerd. Fabrieksinstelling—[SCAN INTERVAL]: “OFF” A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk op ▼.
SUB MENU SCAN INTERVAL C Druk op ®. Stel met ▼ en ▲ de gewenste waarde in.
SCAN INTERVAL OFF 1.0 sec D Druk op [ENTER]. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Voorkomen dat het materiaal los komt te zitten De aandrijfrol bevat een zuigsysteem dat voor een gelijkmatige grip op het materiaal zorgt. Als het materiaal de neiging vertoont om te golven (bv. omdat het verkreukeld is), kunt u de grip verbeteren door een hogere zuigkracht te kiezen. Bij bijzonder dun materiaal dat te lang aan de aandrijfrol blijft “plakken” moet u de zuigkracht dan weer verminderen. Kies “AUTO”, als de zuigkracht automatisch (in functie van de materiaalbreedte) moet worden gekozen. Opmerking: Deze parameter kunt u ook op de computer instellen. Als u hem op de computer wijzigt, wordt de instelling van het apparaat genegeerd.
Fabrieksinstelling—[VACUUM POWER]: “AUTO”
Handleiding –Instellingen voor verschillende materiaaltypen
A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk twee keer op ▼.
E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
SUB MENU VACUUM POWER C Druk op ®. Stel met ▼ en ▲ de gewenste waarde in.
VACUUM POWER AUTO 90% D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Sneller printen bij gebruik van smal materiaal Bij gebruik van smal materiaal kunt u de breedte van de kopbewegingen beperken om op die manier tijd te winnen. Dat is met name handig voor smal materiaal of smalle objecten. • Als u “SHEET” kiest, komt het bereik van de wagenbewegingen over de breedte van het materiaal overeen met de materiaalbreedte. • “OFF” betekent dat het bereik van de wagenbewegingen over de materiaalbreedte in functie staat van de printdata. Deze instelling herleidt de bewegingen tot het strikt noodzakelijke, wat er in de regel voor zorgt dat de opdrachten sneller worden uitgevoerd. Omdat de transportsnelheid dan echter varieert, vallen er eventueel hier en daar verschillen in kleurdekking te bespeuren. • “FULL” betekent dat de transportsnelheid van het materiaal constant wordt gehouden. Fabrieksinstelling—[FULL WIDTH S]: “FULL” A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk verschillende keren op ▼.
SUB MENU FULL WIDTH S C Druk op ®. Kies met ▲ of ▼ een item (“SHEET”~ “OFF”).
FULL WIDTH S FULL OFF D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen.
Voorkomen van plekken op het materiaal Bij gebruik van materiaal dat de neiging vertoont om statische ladingen te genereren kan het gebeuren dat er heel wat inkt rond de koppen blijft hangen. Na verloop van tijd komt die overtollige inkt dan op het materiaal terecht. Zoiets kunt u met deze functie verhelpen. om de overtollige inkt tijdens het printen te verwijderen. • Als u hier “PAGE” kiest, wordt elke nieuwe printopdracht voorafgegaan door een schoonmaakbeurt. • Kies een instelling tussen “10min” en “990min” om te zorgen dat na verstrijken van deze periode een automatische schoonmaak wordt gestart. • Als u hier “NONE” kiest, wordt de schoonmaakprocedure niet meer automatisch gestart. Als u “PAGE” of “10min”~“990min” hanteert, duurt de uitvoer langer. Houd in de gaten dat de printopdrachten na keuze van “10min”~“990min” op regelmatige tijdstippen stoppen, wat de kwaliteit nadelig zou kunnen beïnvloeden. Fabrieksinstelling—[PERIODIC CL.]: “NONE” A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk verschillende keren op ▼.
SUB MENU PERIODIC CL. C Druk op ®. Kies met ▲ en ▼ de gewenste instelling (“10 min”~“990 min” of “PAGE”).
PERIODIC CL . NONE 10 min D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Laden van materiaalvellen Houd bij gebruik van materiaalvellen de volgende dingen in de gaten. A Verwijder beide stangen. Als het apparaat tevens een materiaalrol bevat, moet u die eerst verwijderen.
43
XC-540 – Andere functies
B Schuif het materiaal in en doorheen de printer.
A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk twee keer op ▲.
SUB MENU INK CONTROL C Druk twee keer op ®. Stel met ▲ en ▼ de gewenste waarde in. C Zorg dat de voorkant van het materiaal zich op de hierna getoonde plek bevindt.
EMPTY MODE STOP CONT. D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
Materiaal Moet zich hier bevinden.
D Laat de laadhendel zakken om het materiaal klem te zetten. E Als u van plan bent om te printen, moet u de materiaalklemmen installeren en de frontkap sluiten. F Kies met ® of √ “PIECE”. Druk op [ENTER].
SETUP SHEET PIECE
3-5 Instellingen voor het printergedeelte Respons van de printer, als een cartridge uitgeput raakt Hiermee kunt u bepalen wat er moet gebeuren, wanneer een inktcartridge uitgeput is. • “STOP” betekent dat het apparaat stopt, zodra één van de cartridges uitgeput is. Vaak kunt u op het object nadien precies zien waar de cartridgewissel werd uitgevoerd. Vóór het starten van belangrijke printopdrachten, waar de kwaliteit van groot belang is, verdient het dan ook aanbeveling om na te gaan of er nog voldoende inkt rest. • “CONT.” betekent dat de opdracht wordt voortgezet. Zodra een cartridge uitgeput is, weerklinkt er een beep. Het apparaat gaat echter gewoon door met printen. Alvorens een uitgeputte cartridge te vervangen moet u hetzij wachten tot de pagina geprint is, hetzij de printopdracht onderbreken door op [PAUSE] te drukken. Onthoud verder dat een opdracht zelfs dan nog wordt voltooid, als één van de cartridges helemaal leeg is. Fabrieksinstelling—[EMPTY MODE]: “STOP”
44
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Ander inkttype gebruiken Deze parameter hebt u nodig voor de overschakeling naar een ander inkttype. Tijdens de keuze van een ander inkttype worden de koppen schoongemaakt. Bovendien wordt er nieuwe inkt aangepompt. Volg de afgebeelde instructies: verwijder de schoonmaakcartridges en steek ze in de gevraagde vakken. Voor deze operatie hebt u vier nieuwe schoonmaakcartridges nodig. A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk twee keer op ▲.
SUB MENU INK CONTROL C Druk op ®. Druk op ▲.
INK CONTROL CHANGE INK SET D Druk op ®. Stel met ▲ en ▼ de gewenste waarde in.
CHANGE INK SET E-SOL Max LcLm E Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen.
Handleiding –Instellingen voor het printergedeelte
Bepalen wanneer de sluimerstand wordt geactiveerd Fabrieksinstelling—[INTERVAL]: “30min” A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk verschillende keren op ▲.
SUB MENU SLEEP C Druk twee keer op ®. Stel met ▲ en ▼ de gewenste waarde in.
INTERVAL 30min
15min
D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Deactiveren van de sluimerstand Fabrieksinstelling—[SETTING]: “ENABLE” A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk verschillende keren op ▲.
SUB MENU SLEEP
Als u een object alleen wilt uitsnijden (zonder eerst te printen), lijkt “ENABLE” een slimme keuze. Dan wordt het materiaal namelijk vóór het uitvoeren van de opdracht even uitgevoerd (conform de lengte die door de computerdata wordt bepaald). Het voordeel daarvan is dat u het materiaal niet met de hand hoeft af te wikkelen alvorens een snijopdracht te starten. Daar staat echter tegenover dat de instelling van deze parameter ook voor het printen (zonder uitsnijden) wordt gehanteerd. Vergeet dus niet na het uitsnijden weer de “DISABLE”-stand te kiezen. Fabrieksinstelling—[PREFEED]: “DISABLE” A Druk op [MENU]. Druk op ▲.
MENU CUTTING MENU B Druk op ®. Druk verschillende keren op ▲.
CUTTING MENU PREFEED C Druk op ®. Kies met ▼ of ▲ “DISABLE”.
PREFEED DISABLE
ENABLE
D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Drogen van de objectachterkant
C Druk op ®. Druk op ▼.
SLEEP SETTING D Druk op ®. Kies met ▼ of ▲ “DISABLE”.
SETTING ENABLE
Voorkomen dat het materiaal tijdens het uitsnijden te sterk wordt uitgerokken
DISABLE
E Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. F Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Als u hier “ENABLE” kiest, voert het apparaat het materiaal na het voltooien van een printobject zo ver uit dat de objectachterkant zich boven de droogverwarming bevindt. De afstand tussen het einde van één object en het begin van het volgende bedraagt dan altijd 200mm. De eventueel op de computer ingestelde afstand wordt dan genegeerd. Kiest u “DISABLE”, dan stopt de materiaaldoorvoer aan het einde van een printopdracht meteen. Het einde van zo’n object wordt dan dus niet gedroogd. (Dat is alleen het geval, als u meteen daarna een nieuwe printopdracht start.) Fabrieksinstelling—[FEED FOR DRY]: “DISABLE” A Houd de [MENU]-knop ingedrukt, terwijl u op [HEATER CONFIG] drukt.
HEATER MENU FEED FOR DRY
45
XC-540 – Andere functies
B Druk op ®. Kies met ▼ of ▲ “ENABLE”.
FEED FOR DRY DISABLE ENABLE C Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. D Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Voorrang aan de printkwaliteit of niet Hiermee bepaalt u wat momenteel belangrijker is: een zuinig inktverbruik of een onberispelijke kwaliteit. Deze functie is alleen bij gebruik van vier kleuren (cyaan, magenta, geel en zwart) beschikbaar. Bovendien heeft deze instelling alleen betrekking op de bidirectionele mode. In bepaalde “high-speed” modes wordt ze eveneens genegeerd. • Kies “ENABLE” voor een zuinig inktverbruik bij een minimaal kwaliteitsverlies, maar aan een hogere uitvoersnelheid. • “DISABLE” daarentegen levert een optimale printkwaliteit op – en daar staat een hoger inktverbruik tegenover. Fabrieksinstelling—[ALTERNATE HEAD]: “ENABLE” A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk verschillende keren op ▼.
SUB MENU ALTERNATE HEAD C Druk op ®. Kies met ▼ of ▲ “DISABLE”.
ALTERNATE HEAD ENABLE DISABLE D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Kiezen van de menutaal en de maateenheden Hier kunt u bepalen in welke taal de boodschappen in het display worden afgebeeld en welke eenheden er voor waarden worden gehanteerd. Fabrieksinstelling—[MENU LANGUAGE]: “ENGLISH”; [LENGTH UNIT]: “mm”; [TEMP. UNIT]: “˚C” A Houd de [MENU]-knop ingedrukt, terwijl u de secundaire voeding ( ) activeert. B Kies met ▲ en ▼ de gewenste taal. Druk op [ENTER].
MENU LANGUAGE ENGLISH C Kies met ▲ en ▼ de eenheid voor de afgebeelde lengtewaarden. Druk op [ENTER].
LENGTH UNIT mm mm D Kies met ▲ en ▼ de eenheid voor de afgebeelde temperatuurwaarden. Druk op [ENTER].
TEMP. UNIT C
C
Weergave van de resterende materiaalhoeveelheid Indien nodig, kunt u zorgen dat de resterende hoeveelheid materiaal in het display wordt getoond. De uitgangswaarde moet u weliswaar zelf instellen, maar daarna “telt” het display af tot “0”. Als u de instellingen wist door het materiaal te verwijderen of door de laadhendel op te tillen, knippert de laatst bereikte waarde in het display. Tijdens het laden van ander materiaal wordt de indicatiewaarde niet automatisch aangepast. De uitgangswaarde voor het nieuw geïnstalleerde materiaal moet u met de hand instellen. Waarschuwing: Bij gebruik van materiaalvellen (wanneer u [SETUP SHEET]= “PIECE” instelt) wordt de resterende hoeveelheid materiaal telkens automatisch ingesteld, wanneer u een nieuw vel laadt. U kunt er tevens voor zorgen dat deze pagina automatisch verschijnt, wanneer u een ander materiaaltype installeert. Zie ook “Nieuwe invoer tijdens het laden van ander materiaal” op blz. 47. Opmerking: De afgebeelde resterende materiaalhoeveelheid is maar een indicatie en dus nooit 100% nauwkeurig.
A Druk op [MENU]. Druk twee keer op ▲.
MENU SHEET REMAIN B Druk op ®. Druk op ▼.
SHEET REMAIN SET LENGTH
46
Handleiding –Instellingen voor het printergedeelte
C Druk op ®. Stel met ▲ en ▼ in hoeveel materiaal er nog rest.
SET LENGTH 0.0 m 25.0 m D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1839 mm
L 25.0 m
De afgebeelde waarde verandert navenant.
SETUP SHEET ROLL L 25.0 m Zolang u de waarde niet wijzigt, knippert hij.
Nieuwe invoer tijdens het laden van ander materiaal Als u hier “ENABLE” kiest, verschijnt de [SHEET REMAIN]-parameter automatisch, wanneer u ander materiaal laadt of instellingen bevestigt. U kunt dan pas naar de volgende stap gaan na de resterende hoeveelheid materiaal ingevoerd te hebben. Zo vergeet u nooit meer de uitgangswaarde voor het nieuw geïnstalleerde materiaal in te stellen. Opmerking: Als u hier “ENABLE” kiest, moet u de [EDGE DETECTION]-parameter op “ENABLE” zetten. Zolang [EDGE DETECTION] namelijk op “DISABLE” staat, verschijnt de [SHEET REMAIN]-parameter niet meer automatisch (zelfs al had u dat voor [AUTO DISPLAY] ingesteld). Opmerking: Bij gebruik van materiaalvellen (wanneer u [SETUP SHEET]= “PIECE” kiest) wordt de resterende hoeveelheid materiaal automatisch ingesteld. Daarom verschijnt deze parameter dan niet.
Zie “Werken met doorzichtig materiaal” op blz. 42. Fabrieksinstelling—[AUTO DISPLAY]: “DISABLE” A Druk op [MENU]. Druk twee keer op ▲.
MENU SHEET REMAIN B Druk op ®. Druk twee keer op ▼.
E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Printen van de resterende materiaalhoeveelheid Hiermee kunt u de momenteel afgebeelde waarde voor de resterende hoeveelheid materiaal printen. Zo hoeft u niet te onthouden welke waarde net vóór het verwijderen van het materiaal werd afgebeeld. Installeert u het materiaal later opnieuw, dan hoeft u de waarde maar af te lezen en in te vullen. A Druk op [MENU]. Druk twee keer op ▲.
MENU SHEET REMAIN B Druk op ®. Druk op de [ENTER]-knop om de printopdracht te starten.
SHHET REMAIN PRINT MEMO C Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Oproepen van de fabrieksinstellingen Met deze functie kiest u weer de fabrieksinstellingen. De instellingen voor [LANGUAGE] en [LENGTH UNIT], [TEMP. UNIT] worden echter niet geïnitialiseerd. A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk verschillende keren op ▼.
SUB MENU FACTORY DEFAULT C Bevestig met de [ENTER]-knop.
SHHET REMAIN AUTO DISPLAY C Druk op ®. Kies met ▼ of ▲ “ENABLE”.
AUTO DISPLAY DISABLE ENABLE D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen.
47
XC-540 – Andere functies
3-6 Parameters voor het uitsnijden Correctie van de afstandsnauwkeurigheid tijdens het uitsnijden Bij een betrekkelijk lang object is de materiaaldoorvoer eventueel iets onnauwkeuriger, wat vooral verband houdt met de materiaaldikte. Vaak zorgt dit ervoor dat de lengte van de uit te snijden lijnen niet aan de verwachtingen voldoet. Om te zorgen dat dergelijke lijnen alsnog de gevraagde lengte hebben moet u dan een correctiewaarde invoeren. Als u EERST print en METEEN daarna uitsnijdt, moet u hier echter absoluut “0.00” kiezen. Fabrieksinstelling—[FEED SETTING]: “0.00%”; [SCAN SETTING]: “0.00%” A Druk op [MENU]. Druk op ▲.
MENU CUTTING MENU B Druk op ®. Druk twee keer op ▼.
CUTTING MENU CALIBRATION C Druk twee keer op ®. Kies met ▲ en ▼ de juiste correctiewaarde.
FEED SETTING 0.00% 0.00% D Druk op [ENTER] om de FEED SETTING-instelling te bevestigen. E Druk op √. Druk op ▼.
CALIBRATION SCAN SETTING F Druk op ®. Kies met ▲ en ▼ de juiste correctiewaarde.
SCAN SETTING 0.00% 0.00% G Druk op [ENTER] om de SCAN SETTING-instelling te bevestigen. H Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Optimaliseren van de snijparameters Hiermee kunt u, aan de hand van een snijtest, nagaan of de parameters naar behoren zijn ingesteld. Zie “Uitvoeren van een snijtest” en “ Beoordelen van de snijtest” op blz. 34.
48
• [FORCE]: Hiermee bepaalt u de mesdruk. • [SPEED]: Hiermee bepaalt u de snijsnelheid. • [OFFSET]: Hiermee kunt u de mesverschuiving compenseren (“Offset”). Stel hier de voor het gehanteerde mesje aanbevolen waarde in. (De verschuiving (offset) voor het bijgeleverde mesje luidt “0,25mm”.) • [UP-SPEED]: Hiermee bepaalt u hoe snel het mesje wordt opgetild (“Up Speed”) om elders een ander pad uit te snijden. Als het materiaal tijdens het uitsnijden wordt beschadigd (omdat het aan het mesje blijft plakken), moet u de snelheid verminderen. A Druk op [KEY CONFIG].
FORCE 50gf
50gf
B Kies met √ en ® de snijparameter die u wilt instellen. C Stel met ▼ en ▲ de gewenste waarde in. D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen en naar de vorige displaypagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL E Start een printtest om na te gaan of alles keurig werkt. Zie “ Uitvoeren van een snijtest” op blz. 34.
Snijdiepte optimaal instellen Om echt een optimaal resultaat te bereiken, met name dan wanneer het materiaal een dunne onderlaag heeft, moet u de meshoogte aanpassen. De meshoogte kunt u wijzigen door aan de kap van de cutter te draaien. Elke stap komt overeen met 0,1mm. Met een complete draaiing van de kap stelt u de waarde “0,5mm” in. Opmerking: Als de meshoogte te laag staat ingesteld, zou de kap van de cutter het geprinte object eventueel kunnen verkrassen. Dat moet u vooral in de gaten houden voor materiaal waar de inkt niet zo stevig op ligt. Min.: 0mm
Max. 2,5mm
Meshoogte
Handleiding –Correcties voor print- en snijopdrachten
Ruwe schatting voor de geschikte meshoogte Aan de hand van de volgende formule kunt u de ongeveer juiste meshoogte berekenen. = Materiaaldikte
Meshoogte
+
Dikte van de onderlaag 2
Meshouder Materiaal
Helft van de onderlaagdikte
Tussenstuk
De meshoogte komt ongeveer overeen met de snijdiepte. Mesje
Voorrang aan de instellingen van het apparaat zelf De snijparameters kunt u ook op de computer instellen. Doet u dat, dan hebben die instellingen aanvankelijk voorrang. Wilt u echter liever de instellingen van het apparaat zelf hanteren, dan moet u hetzij zorgen dat de computer die gegevens niet meer doorseint, hetzij als volgt tewerk gaan. A Druk op [MENU]. Druk op ▲.
MENU CUTTING MENU
dure corrigeren. De afwijkingen worden ook door de kophoogte en de materiaaldikte bepaald. Daarom moet u de correctiewaarden altijd op het gebruikte materiaaltype afstemmen. Met deze parameter kunt u bovendien een systematische verschuiving tijdens het uitsnijden corrigeren – en nog wel zowel voor het uitsnijden na het printen als voor het werken met snijtekens. Controleer de verschuiving en corrigeer het vervolgens. Zie “Verschuivingen tussen het geprinte object en het snijpad met de hand opvangen” op blz. 51 en “Correctie van verschuivingen bij gebruik van snijtekens” op blz. 52. A Druk op [MENU]. Druk op ▼.
MENU ADJUST BI-DIR B Druk op ®. Druk op de [ENTER]-knop om een testpatroon te printen.
ADJUST BI-DIR TEST PRINT C Bekijk het resultaat en noteer de correctiewaarden van het testpatroon. Kies de waarde warbij de verschuiving het minst opvalt. Testpatroon
B Druk op ®. Druk twee keer op ▲. Simple
CUTTING MENU CUTTING PRIOR C Druk op ®. Kies met ▼ of ▲ “MENU”.
CUTTING PRIOR COMMAND MENU D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
3-7 Correcties voor print- en snijopdrachten Corrigeren van verschuivingen tijdens het bidirectionele printen
Actuele correctiewaarde
Correctiewaarde
Voer de correctiewaarden in die u daarnet hebt genoteerd. Ga als volgt tewerk: D Druk op ▼.
ADJUSUT BI-DIR SIMPLE SETTING E Druk op ®. Stel met ▲ en ▼ de correctiewaarden in.
SIMPLE SETTING -6 0 F Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. G Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
De bidirectionele printmode (waarin de koppen in beide bewegingsrichtingen printen) biedt het voordeel dat een opdracht veel sneller klaar is. Anderzijds treedt er tussen de twee bewegingen soms een lichte verschuiving op. Zoiets kunt u met de hier beschreven proce-
49
XC-540 – Andere functies
Nauwkeurigere correctie voor bidirectioneel printen Hiermee kunt u eventuele uitlijningsfouten, die het gebruik van de bidirectionele mode vrijwel onmogelijk maken, uiterst nauwkeurig corrigeren. Als u met [SIMPLE SETTING] geen vooruitgang boekt, kunt u [DETAIL SETTING] gebruiken om de instelling voor elke kop apart te optimaliseren. A Druk op [MENU]. Druk op ▼.
MENU ADJUST BI-DIR
I Druk op ▼.
DETAIL SETTING SETTING NO.2 J Druk op ®.
H1 0
H2 0
H3 0 Maak uw keuze met √ en ®.
H4 0
H5 0
H6 0
B Druk op ®. Druk op ▲.
ADJUST BI-DIR DETAIL SETTING C Druk op ®. Druk op de [ENTER]-knop om een testpatroon te printen.
DETAIL SETING TEST PRINT
K Stel met ▲ en ▼ de correctiewaarden in. L Druk op [ENTER] om de instellingen van SETTING NO.2 te bevestigen. M Druk op ▼.
DETAIL SETTING SETTING NO.3 N Druk op ®.
D Bekijk het resultaat en noteer de correctiewaarden van het testpatroon.
H1 0
H2 0
Testpatroon
H3 0 Maak uw keuze met √ en ® .
H6 H5 H4 H3 H2
Kies de waarde warbij de verschuiving het minst opvalt.
H1
NO.4
H6 H5 H4 H3
H4 0
H5 0
H6 0
H2 H1
NO.3
H6 H5 H4 H3
H1
H2
NO.1
H1
NO.2
H6 H5 H4 H3
Actuele correctiewaarde
H2 H1
O Stel met ▲ en ▼ de correctiewaarden in. P Druk op [ENTER] om de instellingen van SETTING NO.3 te bevestigen. Q Druk op ▼.
NO.1
Schaal van de correctiewaarde
Stel de voor H1~H6 achterhaalde correctiewaarden in. Ga als volgt tewerk: E Druk op ▼.
DETAIL SETTING SETTING NO.1
H2 0
H3 0 Maak uw keuze met √ en ®.
H4 0
H5 0
H6 0
G Stel met ▲ en ▼ de correctiewaarden in. H Druk op [ENTER] om de instellingen van SETTING NO.1 te bevestigen.
50
R Druk op ®.
H1 0
H2 0
H3 0 Maak uw keuze met √ en ® .
F Druk op ®.
H1 0
DETAIL SETTING SETTING NO.4
H4 0
H5 0
H6 0
S Stel met ▲ en ▼ de correctiewaarden in. T Druk op [ENTER] om de instellingen van SETTING NO.4 te bevestigen. U Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Handleiding –Correcties voor print- en snijopdrachten
Correctie ter voorkoming van “banding” Het materiaaltransport verloopt weliswaar erg regelmatig, maar dat neemt niet weg dat de materiaaldikte en de temperatuur van de verwarming kunnen zorgen dat het materiaal bv. uitzet of trager beweegt dan verwacht. Dergelijke onregelmatigheden tijdens het materiaaltransport zorgen soms voor witte lijnen. In dergelijke gevallen moet u de grootte van de transportstappen wijzigen. Ook hier hangt de te kiezen instelling in belangrijke mate af van de temperatuur en de materiaaldikte. Na het wijzigen van de instelling start u het best een test. En als het resultaat nog steeds ondermaats is, moet u de waarde opnieuw corrigeren en weer testen. Na de correctie verdient het aanbeveling om het afgerolde materiaal niet opnieuw op te rollen, omdat het resultaat dan vaak te wensen overlaat. Als u de marge tussen twee pagina’s daarna opnieuw wilt instellen, moet u een waarde van minstens 40mm kiezen. Het spreekt vanzelf dat u voor de test de instellingen moet hanteren, die u achteraf tijdens het printen gaat gebruiken. Gebruik altijd nieuw materiaal voor het uitvoeren van testprinten. Bij gebruik van materiaalresten blijft het resultaat vaak ondermaats. Opmerking: Deze instelling kunt u tevens op uw computer wijzigen (door bv. in het RIP-programma het juiste materiaaltype te kiezen). Correctie-instellingen op het apparaat zelf hebt u alleen nodig, als u de instellingen liever op het apparaat zelf wijzigt. Instellingen, die u op de computer wijzigt, hebben altijd voorrang t.o.v. de parameterwaarden van het apparaat zelf.
Fabrieksinstelling—[SETTING]: “0.00%” A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼. MENU CALIBRATION B Druk op ®. Druk op de [ENTER]-knop om een testpatroon te printen.
CALIBRATION TEST PRINT C Bekijk het geprinte testpatroon aandachtig. Testpatroon Gaten
Goed
Overlappingen
D Druk op ▼.
SETTING 0.00%
0.15%
E Druk op ®. Kies met ▲ en ▼ de juiste correctiewaarde. F Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. G Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Verschuivingen tussen het geprinte object en het snijpad met de hand opvangen Deze correctie is alleen noodzakelijk, als de snijpositie zich bij “Print & Cut”-toepassingen niet precies boven het geprinte object bevindt. Hiervoor moet u snijtekens printen en die daarna laten meten om verschuivingen te kunnen compenseren. Een lichte verschuiving tussen het printobject en de snijpositie kan te wijten zijn aan de materiaaldikte of de gekozen kophoogte. De correctiewaarde moet altijd in functie van het gebruikte materiaal worden ingesteld. Fabrieksinstelling—[FEED SETTING]: “0.00mm”; [SCAN SETTING]: “0.00mm” A Ga even na of de [AUTO ENV. MATCH]-functie op “ENABLE” staat. Stel dit in, als dat niet het geval is. Zie “Aanpassen van de printer aan de heersende temperatuur e.d.” op blz. 41. Gebruik de [ADJUST BI-DIR]-functie. Ga als volgt tewerk: B Laad materiaal. Zie “ Materiaal laden” op blz. 26 en “ Laden van materiaalvellen” op blz. 43. C Stel een geschikte waarde voor bidirectionele bewegingen in. Zie “ Corrigeren van verschuivingen tijdens het bidirectionele printen” op blz. 49 en “ Nauwkeurigere correctie voor bidirectioneel printen” op blz. 50. Print een testpatroon en snijd het vervolgens uit. Ga als volgt tewerk: D Druk op [MENU]. Druk op ▲.
MENU CUTTING MENU E Druk op ®.
CUTTING MENU PRINT - CUT ADJ.
Aanpassing van de correctiewaarde Verminder de waarde.
±0
Verhoog de waarde.
F Druk op ®. Voer de correctiewaarde in. Ga als volgt tewerk:
PRINT - CUT ADJ. TEST PRINT
51
XC-540 – Andere functies
M Kies met √ en ® de juiste correctiewaarde.
G Druk op [ENTER]. Daadwerkelijke snijpositie
Daadwerkelijke snijpositie
F :- 0.30 S : 0.00
- 0.30mm - 0.20mm
N Druk op [ENTER] om de SCAN SETTING-instelling te bevestigen. O Druk op [MENU].
Printpositie
Het snijpad bevindt zich niet precies boven het geprinte object
Het snijpad bevindt zich boven het geprinte object
Als u een correctie nodig acht, moet u hiervoor als volgt tewerk gaan. Print een testpatroon en snijd het vervolgens uit. Ga als volgt tewerk: H Druk op ▲. Bevestig met de [ENTER]-knop.
PRINT - CUT ADJ. TEST PRINT 2 I Bekijk het testpatroon om de in te voeren correctiewaarde te achterhalen.
PRINT - CUT ADJ. SETTING Bekijk het resultaat aandachtig. Ga als volgt tewerk: P Druk op ▲.
PRINT - CUT ADJ. TEST PRINT Q Bevestig met de [ENTER]-knop. Als het snijpad zich precies boven het geprinte object bevindt, hebt u de juiste correctiewaarde ingesteld. Daadwerkelijke snijpositie
Kijk welke waarde aan de “[SCAN]”-kant van toepassing is. Printpositie
Testpatroon
+2.0
-2.0
+1.5
-1.5
Schaal van de correctiewaarde
-1.0
Kijk welke waarde aan de “[FEED]”-kant van toepassing is.
+0.5
+0.0
+2.0
+1.5
+1.0
+0.5
-0.5
-0.0 SCAN
+0.0 FEED
-2.0
-1.5
-1.0
-0.5
-0.0
Snijlijn Links/rechts-richting Snijlijn
-0.5
Kijk waar de snijlijn over het liniaal heengaat. Dat is de benodigde correctiewaarde. In ons geval is dat bij de waarde “-0.3”. Kijk nu aan de “[FEED]”-kant waar de lijn wordt overschreden.
Voer de gevonden waarde in. Ga als volgt tewerk: J Druk op ▲.
PRINT - CUT ADJ. SETTING K Druk op ®. Kies met √ en ® de juiste correctiewaarde.
F : 0.00 S : 0.00
- 0.30mm 0.00mm
L Druk op [ENTER] om de FEED SETTING-instelling te bevestigen.
52
Het snijpad bevindt zich boven het geprinte object
Correctie van verschuivingen bij gebruik van snijtekens Bij bepaalde materiaaltypen kan het gebeuren dat er zelfs bij gebruik van de snijtekens nog sprake is van een verschuiving tussen het print- en snijpad. De correcties moeten altijd in functie van het gebruikte materiaal worden doorgevoerd. Fabrieksinstelling—[FEED SETTING]: “0.00mm”; [SCAN SETTING]: “0.00mm” A Ga even na of de [AUTO ENV. MATCH]-functie op “ENABLE” staat. Stel dit in, als dat niet het geval is. Zie “Aanpassen van de printer aan de heersende temperatuur e.d.” op blz. 41. Gebruik de [ADJUST BI-DIR]-functie. Ga als volgt tewerk: B Laad materiaal. Zie “ Materiaal laden” op blz. 26 en “ Laden van materiaalvellen” op blz. 43. C Stel een geschikte waarde voor bidirectionele bewegingen in. Zie “ Corrigeren van verschuivingen tijdens het bidirectionele printen” op blz. 49 en “ Nauwkeurigere correctie voor bidirectioneel printen” op blz. 50. Print een testpatroon en snijd het vervolgens uit. Ga als volgt tewerk: D Druk op [MENU]. Druk op ▲.
MENU CUTTING MENU
Handleiding –Instellen van de verwarmingsparameters
J Druk op ®. Kies met ▲ en ▼ de juiste correctiewaarde.
E Druk op ®. Druk op ▼.
CUTTING MENU CROP - CUT ADJ.
F : 0.00 S : 0.00
F Druk op ®.
K Druk op [ENTER] om de FEED SETTING-instelling te bevestigen. L Kies met √ en ® de juiste correctiewaarde.
CROP - CUT ADJ. TEST PRINT G Druk op [ENTER]. Daadwerkelijke snijpositie
Daadwerkelijke snijpositie
F :- 0.30 S : 0.00
Het snijpad bevindt zich boven het geprinte object
Als u een correctie nodig acht, moet u hiervoor als volgt tewerk gaan. Print een testpatroon en snijd het vervolgens uit. Ga als volgt tewerk: Druk twee keer op ▼. Bevestig met de [ENTER]-knop.
CROP - CUT ADJ. SETTING Bekijk het resultaat aandachtig. Ga als volgt tewerk: O Druk op ▲.
CROP - CUT ADJ. TEST PRINT P Bevestig met de [ENTER]-knop. Als het snijpad zich precies boven het geprinte object bevindt, hebt u de juiste correctiewaarde ingesteld.
CROP - CUT ADJ. TEST PRINT
Daadwerkelijke snijpositie
H Bekijk het testpatroon om de in te voeren correctiewaarde te achterhalen. Kijk welke waarde aan de “[SCAN]”-kant van toepassing is. Testpatroon
-2.0
+1.5
-1.5
-1.0
+0.5
Kijk welke waarde aan de “[FEED]”-kant van toepassing is.
+0.0
+1.5
+1.0
+0.5
Printpositie
+2.0
Schaal van de correctiewaarde
+2.0
-0.5
-0.0 SCAN
+0.0 FEED
-2.0
-1.5
-1.0
-0.5
-0.0
Snijlijn Links/rechts-richting Snijlijn
-0.5
- 0.30mm - 0.20mm
M Druk op [ENTER] om de SCAN SETTING-instelling te bevestigen. N Druk op [MENU].
Printpositie
Het snijpad bevindt zich niet precies boven het geprinte object
- 0.30mm 0.00mm
Kijk waar de snijlijn over het liniaal heengaat. Dat is de benodigde correctiewaarde. In ons geval is dat bij de waarde “-0.3”. Kijk nu aan de “[FEED]”-kant waar de lijn wordt overschreden.
Voer de gevonden waarde in. Ga als volgt tewerk: I Druk op ▲.
CROP - CUT ADJ. SETTING
Het snijpad bevindt zich boven het geprinte object
3-8 Instellen van de verwarmingsparameters Voor- en printverwarming en/of het droogsysteem in- of uitschakelen Hier kunt u de gewenste temperatuur van de verwarmingssystemen (voor- en printverwarming, droogsysteem) instellen en ze in-/uitschakelen. Als u hier “OFF” kiest, worden de verwarmingen niet gebruikt. Opmerking: Deze parameter kunt u ook op de computer instellen. Instellingen, die u op de computer wijzigt, hebben altijd voorrang t.o.v. de parameterwaarden van het apparaat zelf.
Fabrieksinstelling (ºC)—[PRE] (preheater): “35˚C”; [PRINT] (print heater): “35˚C”; [DRYER]: “50˚C” A Druk twee keer op [HEATER CONFIG]. Kies met √ en ® het apparaat B Druk verschillende keren op ▼ om “OFF” te kiezen.
PRE
35 35 OFF
C Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen.
53
XC-540 – Andere functies
D Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Werking van de verwarmingssystemen Hiermee bepaalt u wat de verwarmingssystemen moeten doen, wanneer de [SETUP]-indicator niet oplicht. • Als u “MENU” kiest, houden de verwarmingen de ingestelde temperatuur de hele tijd aan (dus ook wanneer de [SETUP]-indicator niet oplicht). • “30˚C” betekent dat het betreffende verwarmingssysteem naar deze temperatuur daalt, wanneer de [SETUP]-indicator dooft. • “OFF” betekent dat de betreffende verwarming uitgaat, zodra de [SETUP]-indicator dooft. Fabrieksinstelling—[PREHEATING]: “30˚C” A Houd de [MENU]-knop ingedrukt, terwijl u op [HEATER CONFIG] drukt.
HEATER MENU FEED FOR DRY
opdracht voor een dergelijk materiaaltype hoeft u dan niets meer in te stellen – selecteer gewoon het overeenkomstige geheugen. Verderop vindt u een overzicht van alle parameters, die kunnen worden opgeslagen. A Druk op [MENU].
MENU PRESET B Druk op ®. Druk op ▼.
PRESET SAVE C Druk op ®. Kies met ▲ of ▼ een item (“NAME1”~ “NAME 8”).
SAVE NAME1 D Bevestig het opslagcommando met [ENTER]. De getoonde instellingen worden nu in het gekozen geheugen (zie stap C) opgeslagen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
B Druk op ▼.
HEATER MENU PREHEATING C Druk op ®. Stel met ▲ en ▼ de gewenste waarde in.
Parameters die worden opgeslagen
PREHEATING 30 C MENU D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL Zie “Gebruik van de droogverwarming” op blz. 87 en “Ventilator gebruiken” op blz. 88, als u ook de optionele droogverwarming DU-540 gebruikt.
• • • • •
•
3-9 Opslaan van de printerinstellingen
•
Vaak benodigde materiaalinstellingen opslaan Met de [PRESET]-functie kunt u vaak benodigde materiaalinstellingen opslaan en weer laden. Waarschijnlijk behoren het achterhalen en instellen van de juiste waarden niet echt tot uw favoriete bezigheden. Daarom bestaat de mogelijkheid om de instellingen voor vaak gebruikte materiaaltypen op te slaan. Bij de volgende
54
• • •
U kunt maar liefst acht verschillende instellingsgehelen opslaan. Aan elk geheugen kunt u een naam geven (bv. de benaming van het materiaal waarop de instellingen slaan). Zie “Laden van opgeslagen instellingen” op blz. 55 en “Naam geven aan een geheugen” op blz. 55. [PRE] (Voorverwarming) [PRINT] (Printverwarming) [DRYER] Zie “Instellen van de materiaalverwarming” op blz. 29. [EDGE DETECTION] Zie “Werken met doorzichtig materiaal” op blz. 42. [SCAN INTERVAL] Zie “Printen op materiaal dat erg traag droogt” op blz. 42. [VACUUM POWER] Zie “Voorkomen dat het materiaal los komt te zitten” op blz. 42. [FULL WIDTH S] Zie “Sneller printen bij gebruik van smal materiaal” op blz. 43. [FEED FOR DRY] Zie “Drogen van de objectachterkant” op blz. 45. [ALTERNATE HEAD] Zie “Voorrang aan de printkwaliteit of niet” op blz. 46. [CALIBRATION] (onder CUTTING MENU) Zie “Correctie van de afstandsnauwkeurigheid tijdens het uitsnijden” op blz. 48.
Handleiding –Instellingen voor het netwerkgebruik
• • • • •
•
•
•
•
• •
[FORCE] [SPEED] [OFFSET] [UP-SPEED] Zie “Optimaliseren van de snijparameters” op blz. 48. [ADJUST BI-DIR SIMPLE SETTING] Zie “Corrigeren van verschuivingen tijdens het bidirectionele printen” op blz. 49. [ADJUST BI-DIR DETAIL SETTING] Zie “Nauwkeurigere correctie voor bidirectioneel printen” op blz. 50. [CALIBRATION] Zie “Correctie ter voorkoming van “banding”” op blz. 51. [PRINT-CUT ADJ.] Zie “Verschuivingen tussen het geprinte object en het snijpad met de hand opvangen” op blz. 51. [CROP-CUT ADJ.] Zie “Correctie van verschuivingen bij gebruik van snijtekens” op blz. 52. [PREHEATING] Zie “Werking van de verwarmingssystemen” op blz. 54. [BLOWER FAN] Zie “Ventilator gebruiken” op blz. 88.
Laden van opgeslagen instellingen Laten we nu kijken hoe je eerder opgeslagen instellingen weer kunt laden. Dit apparaat biedt acht geheugens wier instellingen op elk moment kunnen worden geladen. (Zolang u geen naam aan uw instellingen geeft, heten ze gewoon “NAME1”~“NAME8”.) Als u een geheugen laadt, terwijl [SETUP] oplicht, dooft deze indicator. Om de printopdracht te kunnen starten moet u [SETUP] activeren en alle noodzakelijke voorbereidingen treffen. A Druk op [MENU].
MENU PRESET B Druk twee keer op ®. Kies met ▲ of ▼ het geheugen dat u wilt laden.
LOAD NAME1 C Druk op de [ENTER]-knop om de instellingen te laden. De wijzigingen worden nu gehanteerd en het display beeldt de volgende boodschap af.
SETUP SHEET ROLL
Naam geven aan een geheugen Laten we nu kijken hoe je een naam kunt geven aan een geheugen. Hiervoor verdient het aanbeveling om de benaming van het materiaaltype te hanteren.
De beschikbare tekens zijn: “A”~“Z”, “0”~“9” en “–”. U kunt maximaal 15 tekens invoeren. A Druk op [MENU]. Druk op ®. Druk twee keer op ▼.
PRESET NAME B Druk op ®. Kies met ▲ of ▼ een item (“NAME1”~ “NAME8”).
NAME NAME1 C Druk op ®. Kies met ▲ en ▼ het gewenste teken.
NAME S_ D Druk op ®. Kies met ▲ en ▼ het volgende teken.
NAME SAMPLE_ Voer nu nog de overige tekens in. Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
3-10 Instellingen voor het netwerkgebruik Instellen van het IP-adres, het subnetmasker e.d. Sluit het apparaat met behulp van een Ethernet-kabel aan op de computer. Meer details hieromtrent kunt u opvragen bij uw netwerkadministrator. Instelling—[IP ADDRESS]: IP-adres; [SUBNET MASK]: Subnetmasker; [GATEWAY ADDR.]: Gateway-adres A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▲.
MENU SYSTEM INFO. B Druk op ®. Druk op ▲.
SYSTEM INFO. NETWORK C Druk op ®. Kies met ▲ en ▼ de parameter die u wilt instellen.
NETWORK IP ADDRESS
55
XC-540 – Andere functies
D Druk twee keer op ®. Stel met ▲ en ▼ het adres in.
IP ADDRESS 000 . 000 . 000 . 000 E Druk op ®.
IP ADDRESS 192 . 000 . 000 . 000 F Herhaal de stappen D en E om de overige cijfers van het adres in te voeren. Klik tenslotte op [ENTER].
IP ADDRESS 192 . 168 . 0 . 003 G Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
3-11 Opvragen van de systeemgegevens Bekijken van het serienummer, de firmwareversie en andere gegevens De volgende dingen kunnen worden afgebeeld. [MODEL]: Typebenaming [SERIAL NO.]: Serienummer [INK]: Inkttype [FIRMWARE]: Firmware-versie A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▲.
MENU SYSTEM INFO. B Druk op ®. Kies met ▲ en ▼ de benodigde gegevens.
SYSTEM INFO. SERIAL NO. C Druk op ®.
SERIAL NO. ZS00001 D Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Bekijken van de netwerkinstellingen De volgende dingen kunnen worden afgebeeld. [IP ADDRESS]: IP-adres [SUBNET MASK]: Subnetmasker
56
[GATEWAY ADDR.]: Gateway-adres [MAC ADDRESS]: MAC-adres A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SYSTEM INFO. B Druk op ®. Druk op ▲.
SYSTEM INFO. NETWORK C Druk op ®. Kies met ▲ en ▼ de benodigde gegevens.
NETWORK IP ADDRESS D Druk op ®.
IP ADDRESS 192 . 168 . 000 . 003 E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Printen van een systeemrapport Het rapport bevat informatie over de printer en een lijst van alle momenteel ingestelde waarden. A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk verschillende keren op ▲. Druk op [ENTER] om de printopdracht te starten.
SUB MENU SYSTEM REPORT C Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Handleiding –Onderhoud en instellingen
4. Onderhoud en instellingen 4-1 Dagelijks onderhoud
Opmerking: Gooi de inkt op een milieuvriendelijke manier weg. De inkt is giftig en licht ontvlambar. Giet de afvalvloeistof dus nooit in een vuur, in een spoelbak of een gewone vuilbak. Giet de inkt nooit in een beek, rivier e.d. Dat is namelijk schadelijk voor het milieu.
Wat te doen met de afvalinkt De drainagefles vergaart alle overtollige vloeistoffen van het apparaat. Die fles moet u ledigen voordat ze tot aan de rand vol is. Zodra de afvalvloeistof een bepaald peil bereikt, beeldt het display de volgende boodschap af. Gooi de afvalinkt dan op de volgende manier weg.
Installeer de lege drainagefles weer en zet de meter weer op nul.
CHECK DRAIN BOTTLE Druk op [ENTER].
Als u deze indicatie na het ledigen van de drainagefles op nul zet, verschijnt de volgende boodschap.
Kies de “DRAIN BOTTLE”-functie in het display. Ga als volgt tewerk:
A Druk op [ENTER].
A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU
RESET DRAIN COUNTER B Druk opnieuw op [ENTER].
B Druk op ®. Druk op ▲.
SUB MENU MAINTENANCE C Druk op ®. Druk op ▲. Druk op [ENTER].
MAINTENANCE DRAIN BOTTLE C Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
MAINTENANCE DRAIN BOTTLE Zodra deze boodschap verschijnt, is alles voorbereid.
EMPTY DRAIN BOTTLE
Maak de drainagefles leeg. Opmerking: Als u de afvalvloeistof een tijdje wilt/moet bewaren, moet u het deksel op de drainagefles draaien of de vloeistof in een fles e.d. gieten die u hermetisch kunt sluiten. Lekken of uitwasemingen kunnen namelijk een brand c.q. misselijkheid veroorzaken. Opmerking: Wacht met het verwijderen van de drainagefles tot de boodschap “EMPTY DRAIN BOTTLE” in het display verschijnt. Als u hem te vroeg verwijdert, drupt er inkt op uw handen en/of de vloer. Bovengrens Leegmaken alvorens deze stand wordt bereikt.
• • • • •
Bewaar afvalvloeistoffen nooit op de volgende plaatsen op: In de buurt van een vuur, open haard e.d. Plaatsen waar de temperatuur aanzienlijk kan oplopen. In de buurt van bleekmiddelen, zoals oxidanten of explosieve stoffen. Plaatsen waar vaak kinderen spelen. Anders bestaat er kans op brand. Houd goed in de gaten dat de vermelde vloeistoffen giftig zijn.
Inkt afpompen en apparaat spoelen Hiermee pompt u de in het apparaat resterende inkt af en spoelt u alle leidingen met behulp van schoonmaakcartridges, wat u vóór het transport van het apparaat naar een andere plaats moet doen. Voor deze operatie hebt u acht nieuwe schoonmaakcartridges nodig. Het display beeldt alle noodzakelijke instructies af, zo bv. wanneer u welke cartridge moet verwijderen c.q. insteken. Voer alle handelingen uit. Na de schoonmaak wordt de secundaire voeding uitgeschakeld.
57
XC-540 – Onderhoud en instellingen
Opmerking: De hier beschreven procedure behoort niet tot de onderhoudswerken die u dagelijks moet doorvoeren.
A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk twee keer op ▲.
SUB MENU INK CONTROL C Druk op ®. Druk twee keer op ▼. Bevestig met de [ENTER]-knop.
INK CONTROL HEAD WASH
Belangrijke opmerking i.v.m. het wegpompen van inkt Hoewel dit apparaat ook functies voor het afpompen van de aanwezige inkt en de schoonmaak met behulp van schoonmaakcartridges bevat, mag u die alleen in uitzonderlijke gevallen gebruiken. Laat het apparaat nooit lange tijd zonder inkt staan (zelfs na het intern gespoeld te hebben), omdat dit de koppen finaal kan beschadigen. Na de eerste installatie van inktcartridges mag het apparaat nooit meer zonder blijven staan.
Afpompen van de resterende inkt Hiermee pompt u alle in de printer resterende inkt af alvorens de onderhoudswerken aan te vatten. Het display beeldt alle noodzakelijke instructies af, zo bv. wanneer u welke cartridge moet verwijderen c.q. insteken. Voer alle handelingen uit. Na de schoonmaak wordt de secundaire voeding uitgeschakeld. Opmerking: De hier beschreven procedure behoort niet tot de onderhoudswerken die u dagelijks moet doorvoeren.
A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk twee keer op ▲.
SUB MENU INK CONTROL C Druk op ®. Druk op ▼. Bevestig met de [ENTER]knop.
INK CONTROL PUMP UP
4-2 Schoonmaak Dit apparaat is een precisietoestel dat bijzonder gevoelig is voor stof en andere deeltjes. Maak het daarom dagelijks schoon. Gebruik voor de schoonmaak een licht met water bevochtigde doek. Indien nodig, mag u ook een neutraal reinigingsmiddel gebruiken. Dit apparaat mag niet door de gebruiker worden gesmeerd. Aandrukrollen Verwijder eventuele materiaal- en inktdeeltjes op regelmatige tijdstippen. Als u dat namelijk niet doet, zouden dergelijke deeltjes na verloop van tijd vegen op uw geprinte objecten kunnen achterlaten. Grijpvlakken Materiaaldeeltjes en ander vuil moeten met een zachte borstel worden verwijderd. Werk echter nooit met een metaalborstel.
Zorg er bovendien voor dat het gebied waarover het materiaal glijdt altijd schoon is.
Opmerking: Gebruik nooit benzine, alcohol, verdunners of andere licht ontvlambare vloeistoffen. Anders bestaat er namelijk brandgevaar. Opmerking: Alvorens dit apparaat schoon te maken moet u het uitschakelen en minstens ±30 minuten wachten om de aandrijfrol en de droogverwarming de kans te geven wat af te koelen. Zo voorkomt u namelijk schade en brandwonden, wanneer het apparaat plots begint te bewegen.
58
Handleiding –Werken met de schoonmaakset
Schoonmaak en onderhoud van de printkoppen Dagelijks onderhoud Maak de koppen met de reinigingsfunctie schoon. Zie “ Testprint en schoonmaak” op blz. 31 en “4-3 Als de schoonmaakfunctie niet ‘werkt’” op blz. 59.
Regelmatige schoonmaak en onderhoud Een optimale printkwaliteit behaalt u alleen door het apparaat op regelmatige tijdstippen schoon te maken. De printkoppen moeten op regelmatige tijdstippen met de schoonmaakset worden schoongemaakt. Zie “Werken met de schoonmaakset” op blz. 59. Opmerking: De printkoppen zijn onderhevig aan slijtage De koppen hebben een beperkte levensduur en moeten dus op regelmatige tijdstippen worden vervangen. Hoe vaak dit bij u noodzakelijk is, hangt in eerste instantie af van de gebruiksfrequentie. Die zijn bij uw Roland DG Corp.-dealer verkrijgbaar.
4-3 Als de schoonmaakfunctie niet ‘werkt’ Krachtigere schoonmaak Als problemen, zoals het ontbreken van bepaalde punten, door de gewone schoonmaak (“Normal cleaning”) niet worden verholpen, zou u gebruik kunnen maken van de “Medium cleaning”- of zelfs de “Powerful cleaning”-functie. Die mode versnelt echter de slijtage van de printkoppen (vergeleken bij “Normal cleaning”) en zorgt bovendien voor een hoger inktverbruik. Kies hem dus alleen, wanneer dit echt nodig is. Zoals bij de gewone schoonmaak moet u deze procedure, in de mate van het mogelijke, beperken tot de koppen, die echt aan een schoonmaakbeurt toe zijn. A Druk op [CLEANING]. B Druk op ▼ om de “MEDIUM CL”- (medium) of “POWERFUL CL”-reiniging (intensief) te kiezen.
CLEANING MEDIUM CL.
Start de schoonmaak. Ga als volgt tewerk: E Druk op [ENTER]. De schoonmaak begint. Zodra hij voltooid is, verschijnt opnieuw de volgende boodschap.
CLEANING... >> MEDIUM CL. A C F Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL G Start een printtest om na te gaan of alle problemen verholpen zijn. Start een printtest om het resultaat te controleren. Herhaal de schoonmaak nog eens, indien nodig. Zie “ Testprint en schoonmaak” op blz. 31.
Als u ook met “Powerful” geen optimaal resultaat bereikt Als u na de schoonmaak in de “Powerful”-mode nog steeds met ontbrekende punten te kampen hebt, moet u de procedure nog een keer herhalen. En als dat geen uitkomst biedt, kunt u de koppen met de schoonmaakset behandelen. Dit moet u op regelmatige tijdstippen en in functie van de gebruiksfrequentie doen.
4-4 Werken met de schoonmaakset Wanneer de schoonmaakset te gebruiken Regelmatige schoonmaak en onderhoud—De
Kies de koppengroep die moet worden schoongemaakt. Ga als volgt tewerk: C Druk op ®.
MEDIUM CL. ABC D Kies met √ of ® het nummer van een kop die u NIET wilt schoonmaken. Zorg er met √ en ® voor dat dit nummer verdwijnt.
MEDIUM CL. A C Herhaal deze procedure tot alleen nog de nummers van de koppen overblijven die u wilt schoonmaken. Alleen de koppen wier nummers in het display staan worden schoongemaakt.
schoonmaak met de set moet u op regelmatige tijdstippen en in functie van de gebruiksfrequentie doorvoeren. Als er vaak dots ontbreken—Als de schoonmaakfunctie van het apparaat het probleem niet de wereld uit helpt, moet u de koppen met de set schoonmaken. Op een bepaald moment hebt u waarschijnlijk een nieuwe set nodig. Die kunt u bij uw Roland DG Corp.dealer bestellen. Opmerking: De printkoppen zijn onderhevig aan slijtage De koppen hebben een beperkte levensduur en moeten dus op regelmatige tijdstippen worden vervangen. Hoe vaak dit bij u noodzakelijk is, hangt in eerste instantie af van de gebruiksfrequentie. Die zijn bij uw Roland DG Corp.-dealer verkrijgbaar.
59
XC-540 – Onderhoud en instellingen
Werkwijze voor de schoonmaak Belangrijke opmerkingen i.v.m. deze procedure • Alvorens het mesje te vervangen moet u het materiaal verwijderen. • De volgende stappen moet u binnen de 30 minuten uitvoeren om te voorkomen dat de koppen uitdrogen. • Na 30 minuten weerklinkt een pieptoon die u waarschuwt. Stop de opdracht, sluit de frontkap en druk op [ENTER]. Als de koppen op hun plaats staan, moet u de volledige manuele reiniging herhalen. • Gebruik nooit ander gereedschap dan de bijgeleverde schoonmaakstick. Het gebruik van wattenstaafjes of andere pluizende voorwerpen kan op termijn de koppen beschadigen. • Raak nooit de inktsproeiers op de koppen aan. • Druk voorzichtig op de sponsen, maar oefen geen al te grote druk uit. Wrijf er niet over en schraap ze niet. Wring de sponsen nooit uit.
F Sluit de frontkap, als ze open is. Druk op [ENTER].
NOW PROCESSING..
OPEN FRONT COVER De printwagen gaat naar links en de hierna getoonde boodschap verschijnt in het display. G Open de frontkap. Zodra deze boodschap verschijnt, is alles voorbereid.
FINISHED? H Raak het aangeduide gebied aan om eventueel aanwezige statische elektriciteit uit uw lichaam af te leiden.
Opmerking: Voer uitsluitend de uitdrukkelijk vermelde instructies uit. Raak nooit onderdelen van het apparaat aan die niet worden vermeld. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken.
Activeer de manuele schoonmaakmode van de printkoppen. Ga als volgt tewerk: A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk op ▲.
SUB MENU MAINTENANCE C Druk op ®.
MAINTENANCE CLEANING D Druk op [ENTER].
OPEN MAINTENANCE COVER E Open de frontkap en verwijder de afdekplaat voor het onderhoud.
Onderhoudskap
60
I Gebruik de schoonmaakstick voor de schoonmaak. Opmerking: Wees bijzonder voorzichtig met vezels (pluksel). Gebruik uitsluitend een bijgeleverde schoonmaakstick voor de schoonmaak.
Handleiding –Vervangen van gebruiksgoederen
Maak de aangeduide gebieden in de hieronder vermelde volgorde schoon. Raak nooit de inktsproeiers aan. Maak uitsluitend de metalen frame schoon. Schoonmaak
Wrijf voorzichtig over de spons. U mag hem echter niet schrapen. Schoonmaak
M Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL N Start een printtest om na te gaan of alle problemen verholpen zijn. Start een printtest om het resultaat te controleren. Herhaal de schoonmaak nog eens, indien nodig.
Schoonmaakstick
Resultaat van de testprints
A
B
Groep “A”
C
Groep “B”
Groep “C”
Zie “ Testprint en schoonmaak” op blz. 31.
4-5 Vervangen van gebruiksgoederen Schoonmaak
Schoonmaak
Verlaat de manuele schoonmaakmode. Ga als volgt tewerk: J Sluit de frontkap, als ze open is. Druk op [ENTER]. De printwagen gaat helemaal naar rechts en de hierna getoonde boodschap verschijnt in het display.
CLEANING...
Vervangen van de wissers De wissers dienen voor het schoonmaken van de printkoppen. Wanneer de volgende boodschap in het display verschijnt, is minstens één wisser versleten. Installeer dan nieuwe.
TIME FOR WIPER REPLACE Druk op [ENTER].
Belangrijke opmerkingen i.v.m. deze procedure OPEN MAINTENANCE COVER K Open de frontkap en sluit de afdekplaat van het onderhoudsvak.
• De volgende stappen moet u binnen de 30 minuten uitvoeren om te voorkomen dat de koppen uitdrogen. • Na 30 minuten weerklinkt een pieptoon die u waarschuwt. Staak dan onmiddellijk de schoonmaak, installeer de rechter afdekplaat weer en druk op [ENTER]. Als de koppen op hun plaats staan, moet u de volledige manuele reiniging herhalen. Opmerking: Voer uitsluitend de uitdrukkelijk vermelde instructies uit. Raak nooit onderdelen van het apparaat aan die niet worden vermeld. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken.
Onderhoudskap
L Sluit de frontkap, als ze open is. Druk op [ENTER].
MAINTENANCE CLEANING
Voer de [REPLACE WIPER]-functie uit. Ga als volgt tewerk: A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk op ▲.
SUB MENU MAINTENANCE
61
XC-540 – Onderhoud en instellingen
C Druk op ®. Druk op ▼. Druk op [ENTER].
H Installeer de haak weer.
MAINTENANCE REPLACE WIPER De printwagen gaat naar een plaats waar u de wisser gemakkelijk kunt vervangen. Het display beeldt de volgende boodschap af.
NOW PROCESSING.. Haak
OPEN FRONT COVER
Verlaat de [REPLACE WIPER]-functie. Ga als volgt tewerk:
D Open de frontkap. Zodra deze boodschap verschijnt, is alles voorbereid.
FINISHED?
I Sluit de frontkap. Druk op [ENTER]. Na het verlaten van het [REPLACE WIPER]-menu verschijnt de volgende boodschap in het display.
CLEANING...
E Raak het aangeduide gebied aan om eventueel aanwezige statische elektriciteit uit uw lichaam af te leiden.
MAINTENANCE REPLACE WIPER J Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Gebruik voor de schoonmaak van de wissers het bijgeleverde pincet. Ga als volgt tewerk:
K Start een printtest om na te gaan of alle problemen verholpen zijn. Zie “ Testprint en schoonmaak” op blz. 31.
F Verwijder de versleten wissers.
Vervangen van het mesje Als het mesje bot of beschadigd is, moet u het bijgeleverde reservemesje installeren. Opmerking: Voer uitsluitend de uitdrukkelijk vermelde instructies uit. Raak nooit onderdelen van het apparaat aan die niet worden vermeld. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken.
Ontgrendel de haak en trek hem eerst omhoog en dan naar u toe. G Installeer nieuwe wissers. Het viltoppervlak naar de achterkant draaien.
Opmerking: Raak het afsnijmesje nooit met blote vingers aan. Anders is de kans op verwondingen namelijk betrekkelijk groot.
Activeer de mode voor het vervangen van het mesje. Ga als volgt tewerk: A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU Het gummioppervlak naar de voorkant draaien.
B Druk op ®. Druk op ▲.
SUB MENU MAINTENANCE
62
Handleiding –Vervangen van gebruiksgoederen
C Druk op ®. Druk verschillende keren op ▼.
I Installeer de cuttereenheid opnieuw.
MAINTENANCE REPLACE KNIFE D Druk op [ENTER].
NOW PROCESSING.. De “kraag” van de cutter moet de ring op de wagen raken.
OPEN FRONT COVER De printwagen gaat naar een plaats waar u het mesje gemakkelijk kunt vervangen. Het display beeldt de volgende boodschap af. E Open de frontkap. Zodra deze boodschap verschijnt, is alles voorbereid.
Instelschroeven
Opmerking: Als u de klemschroef tijdens het installeren van de cutter niet afstut, wordt de cutter eventueel scheef geïnstalleerd. Dat dit de kwaliteit niet ten goede komt, hoeven we u waarschijnlijk niet te vertellen.
J Draai de schroef weer aan.
FINISHED? Instelschroeven
Vervang het mesje door een nieuw. Ga als volgt tewerk: F Verwijder het afsnijmesje. Meshouder
Trek de cutter voorzichtig omhoog om te controleren of hij goed vast zit.
Verlaat de [REPLACE KNIFE]-functie. Ga als volgt tewerk: K Sluit de frontkap en druk op de [ENTER]-knop. Draai de schroef los.
Afsnijmesje vervangen G Verwijder het oude mesje. Druk op de drukpin
Opmerking: Voer uitsluitend de uitdrukkelijk vermelde instructies uit. Raak nooit onderdelen van het apparaat aan die niet worden vermeld. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken.
Meshouder
Versleten mesje
H Installeer een nieuw mesje. Drukpin
Meshouder
Als het afsnijmesje bot is, moet u het bijgeleverde reservemesje installeren.
Opmerking: Raak het afsnijmesje nooit met blote vingers aan. Anders is de kans op verwondingen namelijk betrekkelijk groot.
Activeer de mode voor het vervangen van het mesje. Ga als volgt tewerk: A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU Nieuw mesje
B Druk op ®. Druk op ▲.
SUB MENU MAINTENANCE C Druk op ®. Druk verschillende keren op ▼.
MAINTENANCE REPLACE KNIFE
63
XC-540 – Onderhoud en instellingen
D Druk op [ENTER].
G Installeer een nieuw mesje. Magneet
NOW PROCESSING..
Keep
OPEN FRONT COVER De printwagen gaat naar een plaats waar u het mesje gemakkelijk kunt vervangen. Het display beeldt de volgende boodschap af. E Open de frontkap. Zodra deze boodschap verschijnt, is alles voorbereid.
Het mesje wordt door een magneet vastgehouden. H Voorzichtig in de inkeping leggen.
FINISHED?
Vervang het afsnijmesje. Ga als volgt tewerk: F Verwijder het afsnijmesje. I Draai de schroef weer aan. 2
1
1. Draai de schroef zo ver los tot u ze uit de boring valt. 2. Houd het schroefgedeelte vast en trek het voorzichtig in de richting van de afgebeelde pijl. Trek de eenheid nooit in uw richting.
Let erop dat het mes niet verschuift.
Verlaat de [REPLACE KNIFE]-functie. Ga als volgt tewerk: J Sluit de frontkap en druk op de [ENTER]-knop.
4-6 Over het mesje De snijvoorwaarden en de levensduur van een mesje verschillen naar gelang het materiaal en de temperatuur. Zelfs bij constant gebruik van hetzelfde mestype kunnen er dus verschillen optreden. Bovendien hangt de levensduur van het type mes af. Ziehier een aantal ruwe indicaties. Mesje
Materiaal
Snijdruk
Mesverschuiving
Levensduur van een mesje* (algemene richtlijn)
ZEC-U1005
Algemene signfolie
50~150 gf
0,25mm
8000m
ZEC-U5025
Algemene signfolie Fluorescerende folie Reflecterende folie
30~100 gf 120~200 gf 100~200 gf
0,25mm 0,25mm 0,25mm
4000m 4000m 4000m
Als er zelfs na keuze van een mesdruk van 50~60gf nog partijen zijn, die niet werden uitgesneden, moet u het mesje vervangen. *De vermelde levensduur van de mesjes berust op geschatte waarden en geldt alleen voor het vermelde (of gelijkwaardig) materiaal.
64
Handleiding –Vervangen van gebruiksgoederen
4-7 Als u het apparaat langere tijd niet wenst te gebruiken Om te zorgen dat het apparaat na een langere rustperiode nog steeds naar behoren werkt moet u de volgende dingen in de gaten houden.
Regelmatig onderhoud Schakel het apparaat één keer per maand in. Schakel de secundaire voeding één keer per maand in. Als u het apparaat inschakelt, voert het automatisch een aantal handelingen uit, zo bv. een routine om te voorkomen dat de printkoppen uitdrogen. Wanneer het apparaat lange tijd niet wordt gebruikt, zouden de printkoppen beschadigd kunnen worden. Daarom moet u het apparaat minstens één keer per maand inschakelen.
Houd de omgevingstemperatuur en de luchtvochtigheid constant De temperatuur moet altijd 5~40˚C bedragen en de luchtvochtigheid 20~80% (zonder condensatie). Een te hoge temperatuur kan de inkt afbreken, wat uiteindelijk ernstige storingen kan veroorzaken. Een te lage temperatuur zou ertoe kunnen leiden dat de inkt bevriest en dat de koppen beschadigd worden.
Waarschuwing PRESS THE POWER KEY TO CLEAN Deze functie herinnert u eraan dat u de secundaire voeding minstens één keer per maand moet inschakelen. Als u het apparaat ongeveer één maand niet hebt gebruikt, weerklinkt een beep en verschijnt een waarschuwing in het display. Zodra deze boodschap verschijnt, moet u de secundaire voeding inschakelen. Eens de automatische onderhoudswerken zijn voltooid, kunt u de secundaire voeding weer uitschakelen. Deze functie werkt alleen, wanneer de hoofdnetschakelaar actief is. Wij raden daarom aan de hoofdnetschakelaar zelfs dan niet uit te schakelen, wanneer u het apparaat een aantal weken niet wilt gebruiken.
4-8 Verplaatsen en vervoeren van het apparaat Alvorens het apparaat naar een andere plaats te brengen moet u alle resterende inkt wegpompen en de printkoppen met de houders vastzetten. Als u het apparaat namelijk niet gereed maakt voor het transport, is de kans groot dat de interne componenten en de printkoppen (bv. door inktlekken) beschadigd worden. Voor deze operatie hebt u acht nieuwe SOL INKschoonmaakcartridges nodig. Bereid die dus voor. Meer details over de installatie van de transporthouders vindt u onder “Verplaatsen en vervoeren van het apparaat” op blz. 65.
Belangrijke opmerkingen voor het transport • Eens het apparaat gereed is voor het transport moet u het zo snel mogelijk verplaatsen en opnieuw inktcartridges installeren. Laat het apparaat nooit te lang droog staan, omdat dit schadelijk is voor de printkoppen. • Werk uitsluitend met SOL INK-schoonmaakcartridges. Andere cartridges zouden het apparaat namelijk onherstelbaar kunnen beschadigen. • Ook tijdens het transport van het apparaat moet de temperatuur 5~40˚C bedragen (luchtvochtigheid: 20~ 80% zonder condensatie). Anders is de kans op schade namelijk betrekkelijk groot. • Wees bijzonder voorzichtig tijdens het transport van het apparaat. Let er vooral op dat het nooit schuin staat en dat het nergens blijft hangen c.q. tegen slaat.
Pomp de inkt weg en spoel het apparaat. A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▼.
MENU SUB MENU B Druk op ®. Druk twee keer op ▲.
SUB MENU INK CONTROL C Druk op ®. Druk twee keer op ▼.
INK CONTROL HEAD WASH D Druk op [ENTER].
CLEANING LIQUID IS REQUIRED Controleer of de reinigingsvloeistof klaar voor gebruik is. E Druk op [ENTER].
CHECK DRAIN BOTTLE Maak de drainagefles leeg. F Installeer de drainagefles opnieuw en druk op [ENTER].
65
XC-540 – Onderhoud en instellingen
Opmerking: Dit moet u absoluut doen.
G Voer alle in het display afgebeelde instructies uit. Schakel de secundaire voeding na de schoonmaak uit. Zie “Wat te doen met de afvalinkt” op blz. 57 en “Inkt afpompen en apparaat spoelen” op blz. 57.
Zet de printkoppen vast. A Verwijder de drainagefles en deïnstalleer houder. Installeer de afdekplat van de afvoerdarm. B Verwijder de cuttereenheid. C Til de laadhendel op. D Zet de printkoppen vast. E Haal de materiaalrol uit het apparaat en verwijder de rolstangen. Verwijder, indien nodig, ook de spanstang, de standeenheid en de poten. Nu is het apparaat gereed voor het transport.
Breng het apparaat onmiddellijk naar de nieuwe opstellingsplaats en installeer opnieuw inktcartridges. A Eens het apparaat gereed is moet u het zo snel mogelijk verplaatsen. B Stel het apparaat zo snel mogelijk weer op en installeer pomp opnieuw inkt aan. Zie “ Eerste inktvulling” op blz. 21 voor de opstelling en het aanpompen van inkt. Voor het aanpompen van nieuwe inkt hebt de schoonmaakcartridges opnieuw nodig.
66
Handleiding –Menuoverzicht
5. Menuoverzicht Hoofdpagina Druk op [MENU].
Naar het [CUTTING MENU]-menu MENU PRESET
Naar het [NAME]-menu
PRESET LOAD
Naar het [NAME8]-menu
LOAD NAME1
LOAD NAME2
LOAD NAME3
LOAD NAME4
LOAD NAME5
LOAD NAME6
LOAD NAME7
LOAD NAME8
Naar het [NAME1]-menu Naar het [NAME8]-menu SAVE NAME1
PRESET SAVE
SAVE NAME2
SAVE NAME3
SAVE NAME4
SAVE NAME5
SAVE NAME6
SAVE NAME7
SAVE NAME8
Naar het [NAME1]-menu Vervolg
Vervolg
Vervolg
67
XC-540 – Menuoverzicht
Vervolg
Vervolg
Vervolg Naar het [NAME8]-menu PRESET NAME
NAME NAME1
NAME _
NAME NAME2
NAME _
NAME NAME3
NAME _
NAME NAME4
NAME _
NAME NAME5
NAME _
NAME NAME6
NAME _
NAME NAME7
NAME _
NAME NAME8
NAME _
Naar het [LOAD]-menu
Naar het [DETAIL SETTING]-menu MENU ADJUST BI-DIR
Naar het [NAME1]-menu
ADJUST BI-DIR TEST PRINT
ADJUST BI-DIR SIMPLE SETTING
SIMPLE SETTING 0 0
ADJUST BI-DIR DETAIL SETTING Naar het [TEST PRINT]-menu
DETAIL SETTING TEST PRINT
Naar het [SETTING No.4]-menu
DETAIL SETTING SETTING NO.1
H1 0
H2 0
H3 0
H4 0
H5 0
H6 0
DETAIL SETTING SETTING NO.2
H1 0
H2 0
H3 0
H4 0
H5 0
H6 0
DETAIL SETTING SETTING NO.3
H1 0
H2 0
H3 0
H4 0
H5 0
H6 0
H3 0
H4 0
H5 0
H6 0
DETAIL SETTING SETTING NO.4
Naar het [SETTING]-menu MENU CALIBRATION
CALIBRATION TEST PRINT
CALIBRATION SETTING
Vervolg
68
SETTING 0.00% 0.00% Naar het [TEST PRINT]-menu
H1 H2 0 0 Naar het [TEST PRINT]-menu
Handleiding –Menuoverzicht
Vervolg
MENU HEAD HEIGHT
HEAD HEIGHT HIGH HIGH
MENU SUB MENU
SUB MENU EDGE DETECTION
EDGE DETECTION ENABLE ENABLE
SUB MENU SCAN INTERVAL
SCAN INTERVAL OFF OFF
SUB MENU VACUUM POWER
VACUUM POWER. AUTO AUTO
SUB MENU FULL WIDTH S
FULL WIDTH S FULL FULL
SUB MENU ALTERNATE HEAD
ALTERNATE HEAD ENABLE ENABLE
SUB MENU PERIODIC CL.
PERIODIC CL. NONE NONE
Naar het [MAINTENANCE]-menu
SUB MENU FACTORY DEFAULT Naar het [SETTING]-menu
SUB MENU SLEEP
SLEEP INTERVAL
INTERVAL 15min
15min
SLEEP SETTING
SETTING ENABLE
ENABLE
Naar het [INTERVAL]-menu
SUB MENU SYSTEM REPORT Naar het [CHANGE INK SET]-menu
SUB MENU INK CONTROL
INK CONTROL EMPTY MODE
EMPTY MODE STOP STOP
INK CONTROL PUMP UP
INK CONTROL HEAD WASH
INK CONTROL CHANGE INK SET
CHANGE INK SET E-SOL Max LcLm Naar het [EMPTY MODE]-menu Naar het [DRAIN BOTTLE]-menu
SUB MENU MAINTENANCE
Naar het [EDGE DETECTION]-menu
MAINTENANCE CLEANING
MAINTENANCE REPLACE WIPER
MAINTENANCE REPLACE KNIFE
MAINTENANCE DRAIN BOTTLE Naar het [CLEANING]-menu Vervolg
69
XC-540 – Menuoverzicht
Vervolg
Naar het [NETWORK]-menu
MENU SYSTEM INFO .
SYSTEM INFO . MODEL
MODEL XC-540
SYSTEM INFO . SERIAL NO .
SERIAL NO . ZS00001
SYSTEM INFO . INK
INK E-SOL Max LcLm
SYSTEM INFO . FIRMWARE
FIRMWARE Ver.1.00 Naar het [MAC ADDRESS]-menu
SYSTEM INFO . NETWORK
IP ADDRESS 255 . 255 . 255 . 255
IP ADDRESS 255 . 255 . 255 . 255
NETWORK SUBNET MASK
SUBNET MASK 255 . 255 . 255 . 255
SUBNET MASK 255 . 255 . 255 . 255
NETWORK GATEWAY ADDR.
GATEWAY ADDR. 255 . 255 . 255 . 255
GATEWAY ADDR. 255 . 255 . 255 . 255
NETWORK MAC ADDRESS
MAC ADDRESS 000086148C5F Naar het [IP ADDRESS]-menu
(*1)
MENU HEATER MENU
NETWORK IP ADDRESS Naar het [MODEL]-menu
Naar het [BLOWER FAN]-menu
HEATER MENU FEED FOR DRY
FEED FOR DRY DISABLE DISABLE
HEATER MENU PREHEATING
PREHEATING 30 C 30 C
HEATER MENU OPTION DRYER
OPTION DRYER DISABLE DISABLE
HEATER MENU BLOWER FAN
BLOWER FAN DISABLE DISABLE
(*1) Om een menufunctie op te roepen moet u [MENU] ingedrukt houden, terwijl u op [HEATER CONFIG] drukt.
Naar het [FEED FOR DRY]-menu
MENU INK REMAINING
1 5
2 6
3 7
MENU SHEET REMAIN
SHEET REMAIN PRINT MEMO
4 8
9
10
11
12
Naar het [AUTO DISPLAY]-menu
Vervolg
70
SHEET REMAIN SET LENGTH
SET LENGTH 0.0 m 0.0 m
SHEET REMAIN AUTO DISPLAY
AUTO DISPLAY DISABLE DISABLE Naar het [PRINT MEMO]-menu
Handleiding –Menuoverzicht
Taal- en eenheidsmenu
Schoonmaakmenu
Houd de [MENU]-knop ingedrukt, terwijl u de secundaire voeding (
and switch on the sub power.
) activeert.
ss
Druk op [CLEANING].
Naar [POWERFUL CL.]-menu To thehet [POWERFUL CL.] menu MENU LANGUAGE ENGLISH
LENGTH UNIT mm
mm
CLEANING NORMAL CL.
NORMAL CL. ABC
CLEANING MEDIUM CL.
MEDIUM CL. ABC To the [NORMAL CL.] menu
TEMP. UNIT C
CLEANING POWERFUL CL.
C
POWERFUL CL. ABC Naar [NORMAL To thehet [NORMAL CL.]CL.]-menu menu
Als u [CLEANING] langer dan 1 seconde ingedrukt houdt, worden de koppen schoongemaakt (blz. 32).
Instellen van de verwarmingsfunctie Druk op [HEATER CONFIG].
PRE DRYER
35 50
PRINT
35
35 35
35
PRE
PRINT
35 35
DRYER 35
50 50
50
Configuratie- en snijmenu Druk op [CUT CONFIG].
FORCE 60gf
60gf
SPEED 60cm/s
60cm/s
OFFSET 0.250mm
0.250mm
UPSPEED 60cm/s
60cm/s
71
XC-540 – Verhelpen van problemen
6. Verhelpen van problemen 6-1 Het apparaat doet het niet De printer werkt niet Misschien staat het apparaat uit. Activeer de hoofdnetschakelaar en druk op de secundaire netschakelaar (de knop moet oplichten).
Licht [SETUP] op? Als de [SETUP]-indicator niet oplicht, kan er niet geprint worden. Trek de laadhendel naar u toe, sluit de frontkap en druk op de [SETUP]-knop.
Kijk dus even of de groene indicator van de netwerkaansluiting oplicht. Als de groene indicator niet oplicht, werkt de netwerkverbinding niet naar behoren. Als het apparaat de verzonden commando’s niet uitvoert, terwijl de groene indicator oplicht, moet u het IPadres en de overige instellingen controleren. Zowel het apparaat als de computer moeten de juiste instellingen hanteren. Controleer de instellingen (let vooral op typfouten in het IP-adres). Verbindingsindicator
Is de frontkap open? Sluit de frontkap, als ze open is.
Wordt het hoofdmenu afgebeeld? Zolang dat niet het geval is, worden de commando’s van de computer niet uitgevoerd. Om terug te gaan naar het hoofdmenu moet u op [MENU] en vervolgens op √ drukken.
Licht [PAUSE] op? Als de [PAUSE]-indicator oplicht, voert het apparaat geen commando’s uit. Druk op [PAUSE] om te vervolgen. De [PAUSE]-indicator dooft en het apparaat vervolgt met de printopdracht.
Is een inktcartridge uitgeput? In dat geval beeldt het display het nummer van de te vervangen cartridge af en begint het apparaat te piepen, zodra er data van de computer binnenkomen. Het apparaat bevindt zich dan al in de pauzestand. Eens de uitgeputte cartridge vervangen is, wordt de printopdracht voortgezet.
1 5
2 6
3 7
4 8
Zie “Respons van de printer, als een cartridge uitgeput raakt” op blz. 44.
Verschijnt er een boodschap op het computerscherm? Zie “Betekenis van de boodschappen” op blz. 77 en “Foutboodschappen” op blz. 78.
Zie “Instellingen voor het netwerkgebruik” op blz. 38 en “Opvragen van de systeemgegevens” op blz. 56.
Het oprolsysteem doet het niet Hebt u de kabel naar behoren aangesloten? Sluit de kabel van het oprolsysteem aan. Als u de oproleenheid niet met de hand wilt instellen, moet ook de AUTO-schakelaar naar behoren worden ingesteld. Zie “Oprollen van het materiaal” op blz. 37.
De materiaalverwarming werkt niet Hebt u materiaal geladen? De verwarming houdt de gevraagde temperatuur niet aan, wanneer de [SETUP]-indicator dooft. Laad materiaal, druk op [SETUP] en wacht tot het apparaat de vooropgestelde temperatuur heeft bereikt. Zie “Instellen van de verwarmingsparameters” op blz. 53.
Is de omgevingstemperatuur eventueel wat aan de lage kant? Gebruik het apparaat alleen op een plaats waar de temperatuur 20~32˚C bedraagt.
Hebt u de kabel naar behoren aangesloten? Ga dit even na.
Klopt de netwerkverbinding? Controleer de netwerkstatus van de printer en de poortinstelling van de software-RIP. Het IP-adres van de printer moet u in de software-RIP invoeren. Controleer de routerfuncties van uw netwerk Sluit de computer en het apparaat op dezelfde hub aan of gebruik een gekruiste kabel om ze rechtstreeks op elkaar aan te sluiten. Als het apparaat nu wél werkt, klopt er iets niet met het netwerk.
72
De optionele droogverwarming DU-540 werkt niet. Hebt u het netsnoer van de droogverwarming op een stopcontact aangesloten? Verbind het netsnoer met de droogverwarming en een stopcontact. Zie “Aansluiten van de kabels” op blz. 86.
Hebt u de droogverwarming op het apparaat aangesloten? Sluit de kabel van de droogverwarming aan.
Handleiding –Verhelpen van problemen
Weet het apparaat dat u een droogverwarming aangesloten hebt?
gebruikte materiaal geschikte correctiewaarde. Zie “Corrigeren van verschuivingen tijdens het bidirectionele printen” op blz. 49 en “Nauwkeurigere correctie voor bidirectioneel printen” op blz. 50.
Na aansluiten van de verwarming moet u de betreffende parameter van het apparaat activeren. Controleer die instelling. Zie “Vooraf” op blz. 87.
Klopt de temperatuurinstelling van de materiaalverwarming?
Zie “Aansluiten van de kabels” op blz. 86.
Activeer de netschakelaar van de droogverwarming. Zie “Eenheid in-/uitschakelen” op blz. 87.
Als de inkt begint te klonteren of als er sprake is van vegen, moet u een hogere temperatuur kiezen. Anderzijds kan een te hoge temperatuur het materiaal beschadigen of ervoor zorgen dat het begint te kreukelen. Zie “Instellen van de materiaalverwarming” op blz. 29.
Is de omgevingstemperatuur eventueel wat aan de lage kant?
Is de omgevingstemperatuur eventueel wat aan de lage kant?
Gebruik het apparaat alleen op een plaats waar de temperatuur 20~32˚C bedraagt.
Weet u zeker dat u de ventilator aangesloten hebt?
Als de kamertemperatuur minder dan 20˚C bedraagt, komen de verwarmingen eventueel nooit op temperatuur. En zelfs als de verwarmingen de gevraagde temperatuur bereiken, kunnen ze fris materiaal niet voldoende verwarmen. Wacht vóór het uitvoeren van een printopdracht altijd tot het materiaal de kamertemperatuur heeft aangenomen.
Sluit de kabel van de ventilator aan. Zie “Aansluiten van de kabels” op blz. 86.
Hebt u een geschikte printmode gekozen?
Hebt u de netschakelaar van de droogverwarming geactiveerd?
De ventilator van de optionele droogverwarming DU-540 werkt niet.
Weet het apparaat dat u een ventilator aangesloten hebt? Na aansluiten van de ventilator moet u de betreffende parameter van het apparaat activeren. Controleer die instelling. Zie “Inschakelen van de ventilator” op blz. 88.
6-2 De print- of snijkwaliteit blijft ondermaats Het resultaat blijft ‘korrelig’ of bevat horizontale lijnen (banding) Ontbreken er eventueel dots in de print? Start een test en bekijk het geprinte testobject aandachtig. Let er vooral op of alle punten (dots) wel degelijk aanwezig zijn. Als er inderdaad dots ontbreken, moet u de koppen schoonmaken. Zie “Testprint en schoonmaak” op blz. 31 en “Als de schoonmaakfunctie niet ‘werkt’” op blz. 59.
Klopt de transportcorrectie? Als de transportsnelheid fout staat ingesteld, krijgt u eventueel af te rekenen met banding (dikke lijnen), die de kwaliteit nadelig beïnvloedt. Corrigeer de instelling op uw computer (kies het juiste materiaaltype) of op het apparaat zelf. Zie “Correctie ter voorkoming van “banding”” op blz. 51.
Hebt u een correctie voor het printen in twee richtingen ingesteld? Als u de bidirectionele printmode kiest, moet u met “[ADJUST BI-DIR]” de noodzakelijke correctiewaarde instellen. De optimale instelling verschilt naar gelang het gebruikte materiaal. Kies steeds de voor het
Als de kwaliteit zelfs bij gebruik van de verwarmingssystemen ondermaats blijft, kiest u het best een hoger kwaliteitsniveau. Bij bepaalde materiaalsoorten ontstaan er na keuze van een betere printmode eventueel vegen op het object. Bovendien hebben bepaalde RIP-instellingen (bv. het gekozen kleurprofiel) een belangrijke invloed op het resultaat. Kies de instellingen altijd in functie van het materiaal.
Staat het apparaat op een stevig en effen oppervlak? Het apparaat mag niet schuin worden opgesteld. Stel het nooit bloot aan overdreven trillingen. Zorg er bovendien voor dat de printkoppen nooit te lang aan de lucht worden blootgesteld. Zoiets kan er namelijk voor zorgen dat bepaalde punten ontbreken en dat de printkwaliteit te wensen overlaat.
Hebt u het materiaal naar behoren geladen en alle daarmee samenhangende dingen ingesteld? Als dat niet het geval is, verloopt het materiaaltransport in het beste geval onregelmatig, wat de kwaliteit nadelig beïnvloedt. Zie “Het materiaal golft of krimpt c.q. het transport is onregelmatig” op blz. 75.
Hebt u de [PRESET]-parameter naar behoren ingesteld? Als de [PRESET]-parameters fout staan ingesteld (en dus niet aan de vereisten van het gebruikte materiaal beantwoorden), blijft de kwaliteit ondermaats. Kies passende instellingen. Zie “Vaak benodigde materiaalinstellingen opslaan” op blz. 54 en “Laden van opgeslagen instellingen” op blz. 55.
73
XC-540 – Verhelpen van problemen
U ontdekt sterke verschillen bij bepaalde kleurtinten
Tijdens het printen ontstaan er vegen op het materiaal
Gebruikt u verkreukeld materiaal?
Raakt het materiaal eventueel de printkoppen?
Als het materiaal verkreukeld is en niet vlak op de aandrijfrol blijft liggen, is de kleurdekking niet op alle plaatsen dezelfde. Zie “Het materiaal golft of krimpt c.q. het transport is onregelmatig” op blz. 75.
Misschien hebt u een te lage printkophoogte gekozen. Als u het materiaal niet naar behoren laadt, kan het kreukelen en over de koppen wrijven, omdat het onder de aandrukrollen wegglijdt. Zie “Het materiaal golft of krimpt c.q. het transport is onregelmatig” op blz. 75 en “Wijzigen van de kophoogte” op blz. 41.
Hebt u de inktcartridges geschud alvorens ze in de vakken te stoppen? Alvorens een cartridge te installeren moet u hem goed schudden.
Hebt u de printopdracht op een bepaald moment onderbroken? Ook zoiets kan tot verschillen in de kleurtinten leiden. Het verdient aanbeveling om objecten, waarbij de kwaliteit primeert, zonder onderbreking te printen. Als een inktcartridge uitgeput is, wordt de huidige printopdracht onderbroken. Vóór het starten van belangrijke printopdrachten verdient het dan ook aanbeveling om na te gaan of er nog voldoende inkt rest. Bovendien zouden er onderbrekingen kunnen zijn, wanneer de computer er erg lang over doet om zijn data door te seinen.
Hebt u alle parameters naar behoren ingesteld? Bepaalde instellingen voor [FULL WIDTH S] en [PERIODIC CL.] kunnen voor een variërende kleurdekking zorgen. In bepaalde gevallen kan het verstandiger zijn om de fabrieksinstellingen te laden en het opnieuw te proberen. Zie “Sneller printen bij gebruik van smal materiaal” op blz. 43 en “Voorkomen van plekken op het materiaal” op blz. 43.
Staat het apparaat op een stevig en effen oppervlak? Het apparaat mag niet schuin worden opgesteld. Stel het nooit bloot aan overdreven trillingen. Zorg er bovendien voor dat er op de plaats waar het apparaat staat nooit sprake is van tocht. Zoiets kan er namelijk voor zorgen dat bepaalde punten ontbreken en dat de printkwaliteit te wensen overlaat.
Hebt u de [PRESET]-parameter naar behoren ingesteld? Als de [PRESET]-parameters fout staan ingesteld (en dus niet aan de vereisten van het gebruikte materiaal beantwoorden), blijft de kwaliteit ondermaats. Kies passende instellingen. Zie “Vaak benodigde materiaalinstellingen opslaan” op blz. 54 en “Laden van opgeslagen instellingen” op blz. 55.
74
Zijn de printkoppen misschien vuil? In de volgende gevallen zou er op ongewenste plaatsen inkt op een geprint object kunnen belanden. • Rond de koppen merkt u heel wat stof en andere deeltjes op. • Wanneer de inkt van de koppen door wrijving meteen op het materiaal drupt. Maak de printkoppen in dergelijke gevallen met de schoonmaakset schoon. De printkoppen moeten op regelmatige tijdstippen worden schoongemaakt. Zie “Werken met de schoonmaakset” op blz. 59.
Zijn de aandrukrollen vuil? Verwijder eventuele materiaal- en inktdeeltjes op regelmatige tijdstippen.
Het geprinte object wordt op de foute plaats uitgesneden Hebt u het materiaal naar behoren geladen en alle daarmee samenhangende dingen ingesteld? Als dat niet het geval is, verloopt het materiaaltransport in het beste geval onregelmatig, wat de kwaliteit nadelig beïnvloedt. Installeer het materiaal altijd naar behoren. Zie “Het materiaal golft of krimpt c.q. het transport is onregelmatig” op blz. 75.
Hebt u de snijparameters naar behoren ingesteld? Een eventuele verschuiving zou ook te wijten kunnen zijn aan een overdreven snelheid of een te grote mesverschuiving (offset). Wijzig de snijparameters. Bij materiaal met een sterke lijmlaag kan het gebeuren dat de uitgesneden banen meteen weer dichtlopen. Als u tijdens het pealen echter geen hinder ondervindt, terwijl blijkt dat het mesje een licht spoor op de onderlaag heeft achtergelaten, zijn de parameters naar behoren ingesteld. Kies nooit een overdreven mesdruk.
Is het object bijzonder lang? Als u het object na het printen meteen laat uitsnijden, zou het kunnen dat het licht verschuift. Het verdient trouwens aanbeveling om lange objecten in verschillende partijen te verdelen.
Handleiding –Het materiaal wordt niet vlak opgerold
Vertoont het materiaal de neiging om uit te zetten of te krimpen? Als u een object eerst print en daarna uitsnijdt, moet u er rekening mee houden dat het materiaal uitzet of krimpt. Als dit bij u vaak het geval is, moet u ook paskruisen printen, de oorsprong en de referentiepunten instellen en het opnieuw proberen. Dan kunt u er namelijk van uitgaan dat het er een compensatie wordt toegepast.
Hebt u [AUTO ENV. MATCH] op “DISABLE” gezet? Bij bepaalde temperaturen en luchtvochtigheidswaarden kan er een verschuiving tussen het geprinte object en het snijpad optreden. Zet [AUTO ENV. MATCH] op “ENABLE” om te zorgen dat het apparaat rekening houdt met de temperatuur en andere factoren. Alleen dan kan er immers sprake zijn van een bruikbare overeenstemming. Zie “Aanpassen van de printer aan de heersende temperatuur e.d.” op blz. 41.
6-3 Het materiaal zit plots strop Als het display een boodschap afbeeldt die u erop wijst dat het materiaal strop zit, moet u dat meteen verhelpen. Anders worden de printkoppen namelijk beschadigd. Zie “MOTOR ERROR TURN POWER OFF” op blz. 79.
Is het materiaal vervormd en begint het te golven? Het golven en de vervorming van het materiaal kunnen aan verschillende dingen liggen. Ga even de volgende dingen na om het probleem te verhelpen. Zie “Het materiaal golft of krimpt c.q. het transport is onregelmatig” op blz. 75.
Misschien hebt u een te lage printkophoogte gekozen. Kies een andere kophoogte. Lichte golven en rimpels zijn normaal. Houd dit tijdens het instellen van de kophoogte in de gaten. Zie “Wijzigen van de kophoogte” op blz. 41.
Klopt de [CALIBRATION]-instelling tijdens het snijden? Als u een object eerst print en daarna meteen uitsnijdt, moet u de [CALIBRATION]-parameter onder [CUTTING MENU] op “0.00” zetten. Zie “Correctie van de afstandsnauwkeurigheid tijdens het uitsnijden” op blz. 48.
6-4 Het materiaal wordt niet vlak opgerold Werkt het afrolsysteem eventueel wat onregelmatig? Een onregelmatige werking van het afrolsysteem kan aan verschillende factoren te wijten zijn. Ga even de volgende dingen na om het probleem te verhelpen.
6-5 Het materiaal golft of krimpt c.q. het transport is onregelmatig Een onregelmatige materiaaldoorvoer kan een hele reeks problemen veroorzaken. Zoiets heeft een ondermaatse printkwaliteit tot gevolg, terwijl het materiaal over de koppen wrijft, verschuift, strop komt te zitten en niet naar behoren wordt opgerold. Doe dan het volgende.
Het materiaal kreukelt of krimpt Hebt u het materiaal recht geladen en alles naar behoren ingesteld? Als het materiaal scheef ligt, kan het niet gelijkmatig worden doorgevoerd en vertoont het links en rechts niet dezelfde spanning. Laad het materiaal opnieuw.
Ligt het materiaal al een tijdje in het apparaat? Als het materiaal te lang wordt verwarmd, vertoont het de neiging om te krimpen en te kreukelen. Schakel de secundaire voeding na het voltooien van een opdracht uit of haal het materiaal uit het apparaat.
Hebt u de materiaalklemmen geïnstalleerd? In de regel mag u niet zonder materiaalklemmen printen.
75
XC-540 – Verhelpen van problemen
Hebt u materiaal geladen, terwijl de verwarmingen heet waren? Als de verwarmingen tijdens het laden van materiaal al heet zijn, wordt het materiaal te snel warm en begint het te krimpen c.q. te golven. Schakel de secundaire voeding uit en wacht tot de verwarmingen wat afgekoeld zijn alvorens materiaal te laden.
Hanteren de verwarmingen een te hoge temperatuur? Kies de temperatuurwaarden altijd in functie van het gebruikte materiaal. Zie “Instellen van de materiaalverwarming” op blz. 29.
Schuine materiaaldoorvoer Hebt u het materiaal recht geladen en alles naar behoren ingesteld? Als het materiaal scheef ligt, kan het niet gelijkmatig worden doorgevoerd en vertoont het links en rechts niet dezelfde spanning. Laad het materiaal opnieuw.
De materiaaldoorvoer is onregelmatig Raakt het materiaal of een rolstang een voorwerp? Zorg dat noch de materiaalrol, noch de spanners door andere voorwerpen worden belemmerd. Dat kan zelfs een nadelige invloed hebben, als u meent dat er niets aan de hand is.
6-6 De wagen beweegt niet meer Als de printwagen onverwacht boven de aandrijfrol stopt, moet u meteen de nodige maatregelen treffen om te voorkomen dat de koppen uitdrogen.
Vooraf Schakel de secundaire voeding ( ) even uit en daarna weer in. (Als het materiaal strop zit, moet u dat eveneens verhelpen.) Als de wagen terugkeert naar de parkeerstand (rechts), is het probleem verholpen. Als de wagen niet meer beweegt, moet u de hoofdschakelaar deactiveren, daarna weer inschakelen en ook de secundaire voeding weer activeren.
Als de koppen nog steeds niet bewegen Als de koppen nog steeds niet bewegen, moet u eerst het volgende doen en daarna contact opnemen met uw Roland DG Corp.-dealer of een erkende herstellingsdienst. A Druk op de hoofdnetschakelaar van het apparaat om het uit te schakelen. B Open de frontkap. C Schuif de printwagen met de hand voorzichtig in zijn parkeerstand.
Gebruikt u uitgesproken dik materiaal? Dik materiaal zou over de koppen kunnen wrijven en dus het materiaaltransport kunnen belemmeren. In het ergste geval kan dit ernstige schade aan het apparaat veroorzaken. Dergelijk materiaal mag u onder geen beding gebruiken.
De grijpvlakken zijn vuil. Maak de grijpvlakken schoon. Ze mogen geen materiaaldeeltjes bevatten.
D Schuif de bijgeleverde buis in de opening aan de onderkant van het apparaat en draai aan de buis. De kappen worden opgetild.
Gereedschap voor de kapeenheid
76
Handleiding –Betekenis van de boodschappen
E Zorg ervoor dat de markeringen van de kappen zich recht tegenover de linker en rechter kant van de printwagen bevinden. Draai nu zo lang aan de buis tot de kappen zich vlak bij de printwagen bevinden.
REMOVE SOL CRT. Haal de inktcartridge uit het
vak wiens nummer in het display knippert. Deze boodschap verschijnt tijdens het vervangen van een cartridge. SET SOLCL-LIQUID Leg een schoonmaakcartridge
in het vak wiens nummer knippert. Deze boodschap verschijnt tijdens de schoonmaak van de printkoppen. REMOVE SOLCL-LIQUID Haal de schoonmaakcar-
tridge uit het vak wiens nummer knippert. Deze boodschap verschijnt tijdens de schoonmaak van de printkoppen. SET CARTRIDGE Steek een inktcartridge van het
type in wiens nummer in het display knippert. Deze boodschap verschijnt tijdens het vervangen van een cartridge. END OF THE SHEET Het apparaat heeft de achter-
kant van het materiaal ontdekt. Druk op eender welke knop om te zorgen dat deze boodschap verdwijnt. Laad nieuw materiaal. SHEET NOT LOADED PRESS SETUP KEY
Laad materiaal en druk op [SETUP]. U probeert een test uit te voeren, terwijl er geen materiaal geladen is. INSTALL DRAIN BOTTLE Installeer de drainage-
F Als de koppen de kapeenheid raken, moet u de buis nog één à twee draaien verder draaien.
fles. Druk vervolgens op [ENTER]. CHECK DRAIN BOTTLE Deze waarschuwing ver-
schijnt, zodra het peil in de drainagefles een bepaalde waarde bereikt. Druk op [ENTER] om te zorgen dat deze boodschap verdwijnt. Als deze getoonde boodschap verschijnt, moet u de [DRAIN BOTTLE]-functie selecteren en de drainagefles leegmaken. Zie “Wat te doen met de afvalinkt” op blz. 57. NOW HEATING... Wacht tot de verwarming de
Ga even na of de printkoppen zich overal onder de kappen bevinden.
6-7 Betekenis van de boodschappen De volgende boodschappen vragen u iets te doen. Het zijn dus geen foutboodschappen. Desondanks mag u ze niet gewoon negeren. 1■ 2■ 3■ 4■ ... De vermelde cartridge bevat
nagenoeg geen inkt meer. Vervang de cartridge wiens nummer in het display knippert. PRESS POWER KEY TO CLEAN Deze boodschap
verschijnt, wanneer u het apparaat meer dan een maand niet hebt gebruikt. Deze functie herinnert u eraan dat u de secundaire voeding minstens één keer per maand moet inschakelen. Zie “Als u het apparaat langere tijd niet wenst te gebruiken” op blz. 65. SET SOL CRT. Steek een inktcartridge van het type
in wiens nummer in het display knippert. Deze boodschap verschijnt tijdens het vervangen van een cartridge.
gevraagde temperatuur bereikt heeft. De printopdracht begint, zodra [HEATER CONFIG] oplicht. Om de printopdracht tijdelijk te stoppen moet u de [SETUP]knop minstens één seconde ingedrukt houden. Wanneer u op [PAUSE] drukt, begint de printopdracht meteen – ook al is de gevraagde temperatuur nog niet bereikt. OPTION-DRYER IS NOT CONNECTED Hebt u
de droogverwarming naar behoren aangesloten? Schakel alle apparaten uit en controleer de aansluiting van de droogverwarming. Zie “Aansluiten van de kabels” op blz. 86. CLOSE THE FRONT COVER Sluit de frontkap, als
ze open is. Zolang de frontkap geopend is, blijft de wagen op zijn plaats. SET HEAD HEIGHT TO xxx De printkoppen
bevinden zich onder de positie die op de computer werd ingesteld. De wagen gaat nu naar een positie die toelaat om de hendel in een andere stand te zetten. Kies de in het display getoonde hoogte en druk vervolgens op [ENTER]. CLOSE THE FRONT COVER Sluit de frontkap, als
ze open is. Zolang de frontkap geopend is, blijft de wagen op zijn plaats.
77
XC-540 – Verhelpen van problemen
REMOVE MEDIA CLAMPS Deze boodschap ver-
schijnt, wanneer u op [SHEET CUT] drukt, terwijl de materiaalklemmen geïnstalleerd zijn. Verwijder de materiaalklemmen en druk op [ENTER]. TIME FOR MAINTENANCE Als deze boodschap
verschijnt, moet u de koppen met de schoonmaakset reinigen. Ga dit even na en druk vervolgens op [ENTER]. Zie “Werken met de schoonmaakset” op blz. 59. TIME FOR WIPER REPLACE U moet de wisser
vervangen. Ga dit even na en druk vervolgens op [ENTER]. Zie “Vervangen van de wissers” op blz. 61.
6-8 Foutboodschappen Bij eventuele storingen verschijnt een foutboodschap in het display. Hier wordt uitgelegd wat die boodschappen te betekenen hebben en welke maatregelen u moet treffen. Als u het probleem aan de hand van de voorgestelde punten niet kunt oplossen, moet u zo snel mogelijk contact opnemen met uw Roland DG Corp.-dealer of een erkende herstellingsdienst. ALIGN POINT POSITION INVALID U hebt
geprobeerd een referentiepunt op een plaats te definiëren waar dit onmogelijk is.—Referentiepunten kunnen alleen op plaatsen worden gedefinieerd waar de hoek t.o.v. de oorsprong (“Base Point”) binnen de toegelaten perken ligt. Laad het materiaal opnieuw en zorg dat de hoek kleiner wordt. Stel vervolgens, op basis van de paskruisen, de oorsprong en de referentiepunten in. Zie “Uitsnijden met automatische herkenning van de paskruisen” op blz. 36. OPTION-DRYER IS NOT CONNECTED De
droogverwarming is niet aangesloten, maar de [OPTION DRYER]-instelling luidt nog steeds “ENABLE”.—Schakel de secundaire en de hoofdvoeding uit en sluit de droogverwarming aan op de printer. CONTINUE? Het object (met snijtekens) is groter dan de afmetingen van het momenteel geladen materiaal.—Als u het object
CAN’T PRINT CROP
desondanks wilt printen of uitsnijden, moet u op de [ENTER]-knop drukken. Maar dan worden bepaalde gedeelten niet geprint c.q. uitgesneden. Om de opdracht stop te zetten moet u de dataoverdracht van de computer stoppen en vervolgens de laadhendel optillen. Laad een langer/breder stuk materiaal of verschuif de aandrukrollen en zend de data nog een keer naar het apparaat. Het voor het printen/uitsnijden gekozen oppervlak is te klein. De breedte moet minimaal 65mm bedragen. Als u het object desondanks wilt printen of uitsnijden, moet u op de [ENTER]-knop drukken. Dan worden echter geen paskruisen geprint. Stop de dataoverdracht van de
78
computer en houd [SETUP] minstens één seconde ingedrukt om de opdracht te stoppen. Laad een ander stuk materiaal en probeer het opnieuw. Er zijn geen beperkingen met betrekking tot de objectlengte. CARRIAGES ARE SEPARATED De kabel van de
print- of snijwagen werd losgerukt.—Deze boodschap verschijnt o.a. wanneer het materiaal strop zit. De printopdracht werd geannuleerd. Schakel de secundaire voeding uit en daarna weer in. NOT FOUND De automatische opsporing van de paskruisen werkt niet.—
CROPMARK ERROR
Laad het materiaal naar behoren en probeer het daarna opnieuw. Bij bepaalde materiaalsoorten werkt de automatische opsporing van de paskruisen niet. Als ook een tweede poging de mist ingaat, moet u de coördinaten van de paskruisen met de hand instellen. Zie “Handmatig uitlijnen en uitsnijden” op blz. 36. DATA ERROR CANCELING... Het apparaat
heeft data ontvangen die het niet snapt.—De printopdracht werd geannuleerd. Controleer het bestand. Misschien bevat het ergens een fout. Controleer bovendien de verbinding met de computer en de werking van deze laatste. Herhaal de procedure vervolgens vanaf het laden van het materiaal. HEAD HEIGHT ERROR De hendel voor het bepa-
len van de printkophoogte is fout ingesteld.—De printopdracht werd geannuleerd. Schakel de secundaire voeding uit en daarna weer in. Wijzig de printkophoogte via het [HEAD HEIGHT]-menu. Zie “Wijzigen van de kophoogte” op blz. 41. CONTINUE? De voorof printverwarming heeft de vooropgestelde temperatuur nog niet bereikt.—Waarschijnlijk ligt de
HEATING TIMEOUT
kamertemperatuur te laag. Daarom kan het apparaat niet worden gebruikt. Voer de kamertemperatuur op. Om te stoppen met printen moet u [SETUP] minstens één seconde ingedrukt houden. Vindt u het niet erg om te wachten tot de verwarmingen de gevraagde temperatuur hebben bereikt, dan moet u op [ENTER] drukken. Druk op [PAUSE] om de printopdracht meteen te starten. PINCHROLL ERROR
INVALID RIGHT POS
De rechter aandrukrol bevindt zich niet boven een grijpvlak.—Til de laadhendel op en schuif de rechter aandrukrol naar een plaats boven een grijpvlak. Zie “Laden en afsnijden van materiaal” op blz. 26. PINCHROLL ERROR
INVALID LEFT POS
De linker aandrukrol bevindt zich niet boven een grijpvlak.—Til de laadhendel op en schuif de linker aandrukrol naar een plaats boven een grijpvlak. Zie “Laden en afsnijden van materiaal” op blz. 26. LOWER PINCHROLL U hebt op [SETUP] gedrukt alvorens de aandrukrollen (met de laadhendel) te laten zakken.—Druk
PINCHROLL ERROR
op eender welke knop om te zorgen dat deze boodschap verdwijnt. Trek de laadhendel naar u toe en druk op de [SETUP]-knop.
Handleiding –Foutboodschappen
U hebt de aandrukrollen opgetild, terwijl de [SETUP]-indicator oplichtte. Deze boodschap verdwijnt automatisch. Wijzig de stand van de laadhendel nooit, terwijl een printopdracht wordt uitgevoerd. SERVICE CALL xxxx Er is een fout opgetreden
die alleen kan worden verholpen door een defect onderdeel te vervangen.—Noteer het afgebeelde getal en schakel de secundaire voeding uit. Neem meteen contact op met uw Roland DG Corp.-dealer of een erkende herstellingsdienst. SHEET TOO SMALL
CONTINUE? Het te
printen of uit te snijden object is groter dan de afmetingen van het momenteel geladen materiaal.—Als u het object desondanks wilt printen of uitsnijden, moet u op de [ENTER]-knop drukken. Een bepaald gedeelte van het object wordt dan echter niet geprint/uitgesneden. Stop de dataoverdracht van de computer en houd [SETUP] minstens één seconde ingedrukt om de opdracht te stoppen. Laad een langer/ breder stuk materiaal of verschuif de aandrukrollen en zend de data nog een keer naar het apparaat. SET AGAIN U hebt op [SETUP] gedrukt, maar u bent vergeten materiaal te laden.—Druk op eender welke knop om te zorgen
SHEET SET ERROR
dat deze boodschap verdwijnt. Laad materiaal, trek de laadhendel naar u toe en druk op de [SETUP]-knop. U hebt [EDGE DETECTION] op “ENABLE” gezet, maar doorschijnend materiaal geladen. Til de laadhendel op, zet [EDGE DETECTION] op “DISABLE” en laad het materiaal opnieuw. Zie “Werken met doorzichtig materiaal” op blz. 42. Het geladen materiaal is te smal. Druk op eender welke knop om te zorgen dat deze boodschap verdwijnt. Laad een breder en langer stuk materiaal.
AVOIDING DRY-UP TURN OFF POWER De
wagen is automatisch naar zijn vak teruggekeerd om te voorkomen dat de koppen uitdrogen.—De printopdracht werd geannuleerd. Schakel de secundaire voeding uit en daarna weer in. Als u tijdens een lopende printopdracht de frontkap opent, leidt dit tot een noodstop (d.w.z. het apparaat stopt onmiddellijk). Zorg dat de printkoppen nooit te lang boven de aandrijfrol blijven staan. MOTOR ERROR TURN POWER OFF Er is een
motorfout opgetreden.—De printopdracht werd geannuleerd. Schakel de secundaire voeding uit. Zoek de fout en los het probleem op. Schakel de secundaire voeding vervolgens weer in. Als u de fout niet meteen verhelpt, is de kans groot dat de printkoppen uitdrogen. Motorfouten doen zich voor, wanneer u het materiaal verkeerd laadt, tijdens een materiaalopstopping of wanneer er te sterk aan het materiaal wordt getrokken. Het materiaal zit strop. Haal het verkreukelde materiaal uit het apparaat. Bovendien zijn de printkoppen eventueel beschadigd. Maak de koppen schoon en ga even na of de schoonmaak het verwachte resultaat oplevert. Het materiaal werd met overdreven geweld verder gesleurd. De eenheid heeft te sterk aan het materiaal getrokken. Dit probleem moet eerst worden verholpen. Schuif de laadhendel naar achteren en trek een beetje materiaal uit om te zorgen dat het wat minder strak zit. WRONG CARTRIDGE U hebt een cartridge geïn-
stalleerd die voor dit apparaat niet geschikt is.— Verwijder de cartridge om te zorgen dat de foutboodschap verdwijnt. Installeer een cartridge van het juiste type.
TEMPERATURE IS TOO HIGH **°C Waar-
schijnlijk ligt de kamertemperatuur te hoog. Daarom kan het apparaat niet worden gebruikt.— De printopdracht werd geannuleerd. Schakel de secundaire voeding uit. De afgebeelde temperatuurwaarde komt overeen met de kamertemperatuur. Voer de kamertemperatuur op. Zorg dat de kamertemperatuur binnen de toegelaten perken (15~32°C) ligt en schakel het apparaat weer in. Wacht met het inschakelen echter tot die temperatuur bereikt is. TEMPERATURE IS TOO LOW **°C Waar-
schijnlijk ligt de kamertemperatuur te laag. Daarom kan het apparaat niet worden gebruikt.— De printopdracht werd geannuleerd. Schakel de secundaire voeding uit. De afgebeelde temperatuurwaarde komt overeen met de kamertemperatuur. Voer de kamertemperatuur op. Zorg dat de kamertemperatuur binnen de toegelaten perken (15~32°C) ligt en schakel het apparaat weer in. Wacht met het inschakelen echter tot die temperatuur bereikt is.
79
XC-540 – Werken met de optionele DU-540 droogverwarming
7. Werken met de optionele DU-540 droogverwarming 7-1 Wat is de DU-540? Hoermee bedoelen we een bijkomende optionele droogverwarming met ingebouwde ventilator voor de SolJet Pro III. Hij verwarmt het materiaal na het printen en blaast lucht op de geprinte objecten om te zorgen dat de inkt beter droogt.
Opmerking: De droogverwarming moet op een apart stopcontact worden aangesloten. Opmerking: De printer en het droogsysteem moet u op aparte stopcontacten aansluiten. Sluit de twee netsnoeren aan op aparte stroomkringen. Ga eerst na of de gekozen stopcontacten aan de vereisten van de apparaten voldoen (zie de merkplaatjes).
Ondersteund model Ondersteund model: SOL JET PRO III XC-540
80
Handleiding –Werken met de optionele DU-540 droogverwarming
7-2 Voorstelling van de onderdelen Ventilator Blaast een luchtstraal op het gebied dat net werd geprint.
Stroomaansluiting Zorgt voor de voeding van de droogverwarming.
Droogverwarming Verwarmt het apparaat na het printen.
Verbindingskabel voor de droogverwarming Dient voor de aansluiting op de printer.
Ventilatorkabel Dient voor de aansluiting op de printer.
Netschakelaar Dit is de netschakelaar van de droogverwarming.
7-3 Bijgeleverde accessoires
Droogverwarming
Netsnoer
Kabelbinder
Schroeven
Ventilator
Armen
Houders (links & rechts)
Ring
Inbussleutel
Rondellen
81
XC-540 – Werken met de optionele DU-540 droogverwarming
7-4 Installeren van de DU-540 op de printer Stap 1: Installeren van de droogverwarming Opmerking: Voer deze klus pas uit na alle stroomschakelaars uitgeschakeld te hebben. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken.
Installeer de armen. Ga als volgt tewerk: A Zorg dat de pennen zich op de juiste plaatsen bevinden en klem zetten.
3 plaatsen
3 plaatsen
1. Draai de bovenste twee schroeven maar licht aan. 2. De schroef aan de zijkant maar licht aandraaien. 3. Draai de bovenste schroeven en de schroef aan de zijkant goed vast. B Installeer de ring en de kabelbinders zoals in de afbeelding getoond op de rechterarm. Kabelbinder
Ring Rechterarm
Installeer de droogverwarming. Ga als volgt tewerk:
82
Handleiding –Werken met de optionele DU-540 droogverwarming
C Verwijder de tape waarmee de aansluitkabel aangesloten is. Installeer de kabelbinders zoals in de afbeelding getoond en schuif er de kabel doorheen. Kabelbinder
Droogverwarming
Verbindingskabel voor de droogverwarming
Verwijder de tape
D Plaats de droogverwarming op de armen. Plaats hem zoals in de afbeelding getoond.
Op de pennen schuiven.
E Zet de droogverwarming goed vast. Tussen de verwarming en de printer mag er geen spleet te zien zijn.
Geen spleet laten.
Geen spleet laten.
Droogverwarming Twee plaatsen
Twee plaatsen
Droogverwarming
Droogverwarming
Houder
Houder
83
XC-540 – Werken met de optionele DU-540 droogverwarming
Stap 2: Installeren van de ventilator Opmerking: Voer deze klus pas uit na alle stroomschakelaars uitgeschakeld te hebben. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken.
A Installeer de houders. Eén houder is voor de linker- en de andere voor de rechterkant bedoeld. Installeer ze zoals in de afbeelding getoond.
Linker houder
Rechter houder
De rechter houder is voorzien van een boring.
B Installeer de ventilator. Ventilator
Ventilator Op de pen schuiven.
Verwijder de tape
84
Handleiding –Werken met de optionele DU-540 droogverwarming
C Installeer de kabelbinders op de getoonde plaatsen. Rechter houder
Kabelbinder
2 plaatsen Kabelbinder
85
XC-540 – Werken met de optionele DU-540 droogverwarming
7-5 Aansluiten van de kabels Opmerking: Sluit het apparaat enkel aan op een stopcontact dat de op het merkplaatje van het apparaat vermelde kenmerken vertoont. Het gebruik van een fout voltage of te weinig stroom kan een brand of een elektrocutie veroorzaken. Opmerking: Dit apparaat moet hoe dan ook worden geaard. Alleen dan bent u er namelijk zeker van dat eventuele defecten geen brand kunnen veroorzaken. Opmerking: Voer deze klus pas uit na alle stroomschakelaars uitgeschakeld te hebben. Anders zouden bepaalde onderdelen namelijk kunnen bewegen en verwondingen kunnen veroorzaken. Opmerking: De printer en het droogsysteem moet u op aparte stopcontacten aansluiten. Sluit de twee netsnoeren aan op aparte stroomkringen. Ga eerst na of de gekozen stopcontacten aan de vereisten van de apparaten voldoen (zie de merkplaatjes).
Sluit de kabels van de ventilator en de droogverwarming aan en verbind het netsnoer van de droogverwarming met een stopcontact.
Ventilator
Ventilatorkabel Aansluiting voor de droogverwarming
Netsnoer van de droogverwarming
Aansluiting van de ventilator
Droogverwarming
Stroomaansluiting van de droogverwarming
Verbindingskabel voor de droogverwarming
86
Handleiding –Werken met de optionele DU-540 droogverwarming
7-6 Gebruik van de droogverwarming Vooraf Na de installatie van de droogverwarming moet u [OPTION DRYER] op “ENABLE” zetten. Opmerking: Deze instelling mag u pas maken nadat u de droogverwarming geïnstalleerd hebt. Als u hem op een later tijdstip weer verwijdert, moet u [OPTION DRYER] op “DISABLE” zetten.
A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▲.
MENU HEATER MENU B Druk op ®. Druk twee keer op ▲.
Temperatuur van de droger instellen De temperatuur van de droogverwarming komt altijd overeen met de temperatuur van de droogverwarming. Om de temperatuur van de bijkomende droogverwarming te wijzigen moet u dus de verwarmingstemperatuur van de printer instellen. Fabrieksinstelling—[OPTION DRYER]: “DISABLE” A Druk op [HEATER CONFIG]. Nu wordt de huidige temperatuur afgebeeld.
PRE DRY
35 50
PRINT 35
B Druk opnieuw op [HEATER CONFIG]. Druk twee keer op de ®-knop om [DRYER] te kiezen.
DRYER
HEATER MENU OPTION DRYER C Druk op ®. Kies met ▼ of ▲ “ENABLE”.
OPTION DRYER DISABLE ENABLE D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
50 50
50
C Stel met ▲ en ▼ de gewenste waarde in. Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen.
DRYER
50 50
55
D Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
Eenheid in-/uitschakelen De netschakelaar van de droogverwarming bevindt zich op de hieronder getoonde plaats. Met die schakelaar kunt u de eenheid in- en uitschakelen. Na het printen moet u de eenheid echter ook apart uitschakelen. Netschakelaar
87
XC-540 – Werken met de optionele DU-540 droogverwarming
7-7 Ventilator gebruiken Inschakelen van de ventilator De ventilatoreenheid heeft geen aparte netschakelaar. Hij moet vanop de printer in- en uitgeschakeld worden. Om de ventilator te kunnen gebruiken moet u [BLOWER FAN] op “ENABLE” zetten. Kies de instelling “ENABLE”, om te zorgen dat de ventilator pas bij het starten van een printopdracht wordt geactiveerd. Zodra de opdracht uitgevoerd is, wordt de ventilator weer uitgeschakeld. Opmerking: Als u de ventilator weer verwijdert, moet u [BLOWER FAN] terug op “DISABLE” zetten.
Fabrieksinstelling—[BLOWER FAN]: “DISABLE” A Druk op [MENU]. Druk verschillende keren op ▲.
MENU HEATER MENU B Druk op ®. Druk op ▲.
HEATER MENU BLOWER FAN C Druk op ®. Kies met ▼ of ▲ “ENABLE”.
BLOWER FAN DISABLE ENABLE D Druk op [ENTER] om de instelling te bevestigen. E Druk op [MENU]. Druk op √ om naar de oorspronkelijke pagina terug te gaan.
W 1346 mm SETUP SHEET ROLL
88
Handleiding –Specificaties
8. Specificaties 8-1 Materiaal dat kan worden gebruikt Voorwaarden voor het materiaal Materiaalbreedte—1260~1371mm Materiaaldikte die kan worden doorgesneden (“A”)—0,08~0,22mm (3,2~8,6mil) naar gelang het materiaaltype
Maximale materiaaldikte (met onderlaag) (“B”— Alleen printen: 1,0mm (39mil) Tijdens het snijden: 0,4mm (15mil)
Buitenafmetingen van de rol (C)—180mm Diameter van de (kartonnen) rolkern (D)— 50,8mm of 76,2mm Rolgewicht—30kg
A
B
D
C
Andere dingen De volgende materiaalsoorten kunt u niet gebruiken: • Materiaal dat aan de (kartonnen) rolkern is vastgekleefd. • Zwaar vervormd c.q. golvend materiaal of materiaal dat meteen weer oprolt. • Materiaal dat niet bestand is tegen de warmte van de verwarmingen. • Materiaal dat niet bestand is tegen de trekkracht van het af- en oprolsysteem en dus scheurt. • Materiaal met een vervormde of gescheurde rolkern. • Materiaal dat na de installatie begint door te hangen. Dit apparaat is niet voor eender welk materiaaltype geschikt. Alvorens een ander soort materiaal te kopen moet u een aantal testen doorvoeren om na te gaan of het materiaal voldoet.
89
XC-540 – Specificaties
8-2 Toegelaten materiaalbreedte 260~1371mm
Materiaal ±260mm
±410mm
±405mm
±605mm
±605mm
±805mm
±830mm
±1030mm
±1000mm
±1200mm
±1171mm
±1371mm
Grijpvlak
Aandrukrol (links)
Aandrukrol (rechts)
Opmerking: De linker en rechter aandrukrol moeten zich boven een grijpvlak bevinden. De middelste aandrukrollen hoeft u maar te installeren, als dat echt nodig is. Schuif één (of beide) middelste aandrukrollen naar een plaats waar ze zich op gelijke afstand(en) tussen de linker en rechter aandrukrol bevindt (bevinden).
90
Handleiding –Breedte voor het printen/snijden
8-3 Breedte voor het printen/snijden Maximaal bruikbaar oppervlak De print-/snijbreedte (d.w.z. in de richting van de wagenbewegingen) hangt af van de positie van de aandrukrollen. Max. 1346mm 90mm
Max. 24998mm
Breedte voor het printen/snijden
Aandrukrol (links)
10mm
1,5mm
1,5mm
10mm
Aandrukrol (rechts)
75mm
75mm
Als u in het [SETUP SHEET]-menu “EDGE” of “PIECE” kiest.
Oorsprong (Origin) voor de print-/snijopdracht (0,0)
Als u in het [SETUP SHEET]-menu “EDGE” of “PIECE” kiest.
Maximaal werkoppervlak bij gebruik van paskruisen Als u met paskruisen werkt, wordt het beschikbare werkoppervlak navenant (conform de afmetingen van de paskruisen) kleiner.
125mm
125mm
10mm
10mm
Breedte voor het printen/snijden
10mm
10mm
125mm
125mm Maximaal bruikbaar oppervlak
Paskruis
91
XC-540 – Specificaties
Positie waar het materiaal bij doorlopende printopdrachten wordt afgesneden Als de computer een afsnijcommando zendt, wordt het materiaal op de hierna getoonde plaats afgesneden.
Nieuw object
75mm Hier wordt het object afgesneden
Rand (wordt bepaald door de computer)
Voorafgaand object
8-4 Plaatsing van de labels met de benodigde voeding en het serienummer Serienummer Het serienummer moet u vermelden, wanneer u het apparaat wilt laten herstellen of hulp wilt inroepen. Verwijder dit label nooit en zorg dat het altijd goed leesbaar is. Voeding Sluit het apparaat altijd aan op een stopcontact dat aan de hier vermelde eisen voldoet.
92
Handleiding –Specificaties
8-5 Specificaties XC-540 Print-/snijprocédé
Piëzoinkjetmethode/materiaaltransport
Materiaalbreedte
260~1371mm
Beschikbaar oppervlak voor het printen/snijden: (*1) Inktcartridges
Maximaal 1346mm Types ‘Color’
Printresolutie (aantal dots)
ECO SOL MAX 220cc-/440cc-cartridges Zes kleuren (cyaan, magenta, geel, zwart, lichtcyaan, lichtmagenta) –of– 4 kleuren (cyaan, magenta, geel en zwart) Maximaal 1440dpi
Gereedschap
Speciaal mes voor de CAMM-1-serie
Snijsnelheid
10~600mm/s (0~300mm/s in transportrichting)
Snijdruk
30~300 gf
Compensatie van de mesverschuiving
0,000~1,500mm
Softwareresolutie (tijdens het snijden)
0,025mm/step
Afstandsnauwkeurigheid (printen) (*2) (*3)
Afwijking minder dan ±±0,3% van de teruggelegde afstand of ±0,3mm, naar gelang welke waarde groter is
Afstandsnauwkeurigheid (snijden) (*3)
Afwijking minder dan ±±0,4% van de teruggelegde afstand of ±0,3mm, naar gelang welke waarde groter is Met afstandscorrectie ([CALIBRATION] - [CUTTING ADJ.]-parameter) Afwijking minder dan ±±0,2% van de teruggelegde afstand of ±0,1mm, naar gelang welke waarde groter is
Herhalingsnauwkeurigheid (snijden) (*3) (*5)
Tot ±0,1mm
Pasnauwkeurigheid tijdens het printen en uitsnijden (*3) (*6)
Tot ±0,5mm
Pasnauwkeurigheid van het snijpad boven het geprinte object, wanneer het materiaal opnieuw wordt geladen (*3) (*6)
Afwijking minder dan ±0,5% van de teruggelegde afstand of ±3mm, naar gelang welke waarde groter is
Droogverwarming (*7)
Verwarmingsprocédé, temperatuurbereik: 30~50°C
Inktfixeerder (*7) Materiaaloprolsysteem
Temperatuurbereik van de voor- en printverwarming 30~50°C Maximale buitendiameter voor de oproleenheid Maximaal materiaalgewicht voor de oproleenheid
Interface
Maximaal 180mm Maximaal 30kg
Ethernet (10BASE-T/100BASE-TX, automatische omschakeling)
Energiebesparingfunctie
Automatische sluimerstand (conform ENERGY STAR®)
Voeding
Spanning, frequentie, stroom
Opgenomen vermogen
Tijdens het gebruik In de standbymode
±1600W ±47W
Geluidsniveau
Tijdens het gebruik In de standbymode
64dB(A) of minder (conform ISO 7779) 45dB(A) of minder (conform ISO 7779)
Afmetingen (met stand) Gewicht (met stand)
AC 100~120V ±10%, 50/60Hz, 13A of AC 220~240V ±10%, 50/60Hz, 7A
2694 (B) x 1103 (D) x 1260 (H) mm 197kg
93
XC-540 – Specificaties
XC-540 Gebruiksvoorwaarden
Ingeschakeld (*8) Uitgeschakeld
Temperatuur: 15~32˚C (20ºC of meer aanbevolen), luchtvochtigheid: 35~80% (zonder condensatie) Temperatuur: 5~40˚C, luchtvochtigheid: 20~80% (zonder condensatie)
Bijgeleverde accessoires
Zie blz. 10.
*1) Het bruikbaar oppervlak voor het printen en snijden hangt ook af van de mogelijkheden van het gehanteerde programma c.q. de driver. *2) Materiaal: Roland PET, teruggelegde afstand: 1m Temperatuur: 25°C, luchtvochtigheid: 50% *3) Niet gegarandeerd bij gebruik van de print- en/of droogverwarming. *4) Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan: –Materiaaltype: Door Roland DG Corp. aanbevolen materiaal –U moet een materiaalrol op de rolstangen leggen –[PREFEED] moet op “ENABLE” staan. –Marge aan de zijkanten: 25mm of meer voor de linker- en rechterrand –Kopmarge (voorkant): 35mm of meer –Het materiaal mag noch krimpen, noch uitzetten Bereik voor verzekerde herhalingsnauwkeurigheid: –Materiaal met een breedte van 610mm of meer: Lengte= 4.000mm –Materiaal met een breedte van minder dan 610mm: Lengte= 8.000mm *5) Op voorwaarde dat de materiaallengte minder dan 3000mm bedraagt. Temperatuur: 25°C Uitgezonderd bij verschuivingen die te wijten zijn aan het krimpen/uitzetten c.q. het opnieuw laden van het materiaal. *6) Aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan: –Materiaaltype: Roland PET-film –Dataomvang: 1.000mm in doorvoerrichting (lengte), 1.346mm in links-/rechts-richting. –Zonder laminaatlaag. –Automatische detectie van paskruisen op 4 plaatsen, wanneer het materiaal opnieuw wordt geladen. –Tijdens het uitsnijden moet [PREFEED] op “ENABLE” staan. –Temperatuur: 25°C –Behalve wanneer het materiaal scheef wordt doorgevoerd c.q. wanneer het krimpt of uitzet. *7) Na het inschakelen is een opwarming vereist. Die fase kan 5~20 minuten duren, wat vooral door de kamertemperatuur wordt bepaald. Naar gelang de temperatuur van de opstellingsplaats en het gebruikte materiaal wordt de gevraagde temperatuur eventueel nooit bereikt. *8) Gebruiksvoorwaarden Luchtvochtigheid
Kies altijd een opstellingsplaats die aan de vermelde eisen voldoet.
(%) 80 55 35 0
15 20
27 32 ¡C
Temperatuur
Bijkomende droogverwarming DU-540 Ondersteund model
XC-540
Droogverwarming (*1) Voeding Opgenomen vermogen
Verwarmingsprocédé (met ventilator), temperatuurbereik: 30~50°C Spanning, frequentie, stroom (*2)
AC 100~120V ±10%, 50/60Hz, 5A of AC 220~240V ±10%, 50/60Hz, 3A ±650W
Afmetingen (na de installatie in de printer)
2694 (B) x 1210 (D) x 1260 (H) mm
Gewicht (na de installatie in de printer)
217kg
94
Handleiding –Specificaties
Bijkomende droogverwarming DU-540 Gebruiksvoorwaarden
Ingeschakeld (*3)
Temperatuur: 15~32˚C (20ºC of meer aanbevolen), luchtvochtigheid: 35~80% (zonder condensatie) Temperatuur: 5~40˚C, luchtvochtigheid: 20~80% (zonder condensatie)
Uitgeschakeld Bijgeleverde accessoires
Zie “Bijgeleverde accessoires” op blz. 81.
*1) Na het inschakelen is een opwarming vereist. Die fase kan 5~20 minuten duren, wat vooral door de kamertemperatuur wordt bepaald. Naar gelang de temperatuur van de opstellingsplaats en het gebruikte materiaal wordt de gevraagde temperatuur eventueel nooit bereikt. *2) Deze eenheid moet op een apart stopcontact worden aangesloten. Controleer de stroom van de gebruikte schakelkring. *3) Gebruiksvoorwaarden Luchtvochtigheid
Kies altijd een opstellingsplaats die aan de vermelde eisen voldoet.
(%) 80 55 35 0
15 20
27 32 ¡C
Temperatuur
*3) Bij een XC-540 met DU-540 kunnen de volgende dingen niet gegarandeerd worden, wanneer de verwarming tijdens het uitsnijden aanstaat: - Afstandsnauwkeurigheid (snijden) - Herhalingsnauwkeurigheid (snijden) - Herhalingsnauwkeurigheid (printen & snijden) - Pasnauwkeurigheid van het snijpad boven het geprinte object, wanneer het materiaal opnieuw wordt geladen
95
XC-540 – Specificaties
96