Woorden 3 Woorden 3 is gemaakt voor de groepen 5 en 6 van het basisonderwijs, het praktijkonderwijs, de basiseducatie en voor leerlingen met een grote achterstand in het voortgezet onderwijs. Het programma is ook zeer geschikt voor het speciaal onderwijs. Voor een deel van de lessen is het niet nodig dat leerlingen kunnen lezen. Woordenschatverwerving is zonder meer het belangrijkste onderdeel van het leren van een taal. Een taalverwerver moet zich op vier verschillende niveaus bekwamen: • • • •
de klanken en de letters; de woordkennis; het zinsniveau (grammatica); het tekstniveau.
Woordkennis vormt de spil van deze reeks: klanken en letters worden gecombineerd tot woorden; woorden worden op hun beurt gecombineerd tot zinnen, en zinnen tot teksten. Bij het overdragen en begrijpen van teksten zijn woorden essentieel. De meeste methodes voor het onderwijzen van Nederlands als tweede taal zijn gestructureerd rond een grammaticale basis, toch speelt grammatica bij het leren van een tweede taal slechts een ondergeschikte rol. Nederlandse kinderen die instromen in het basisonderwijs, kennen meestal al zo’n 2000 à 3000 woorden (Verhallen & Verhallen, 1994). Dat geldt niet voor allochtone kinderen. Anderstalige leerlingen moeten op school een taal leren, terwijl ze tegelijkertijd via die taal toegang moeten krijgen tot de kennis die wordt onderwezen. Te weinig aandacht voor woordverwerving betekent daardoor ook een oplopende achterstand bij de andere vakken en vakonderdelen. Woorden 3 kan een bijdrage leveren aan het inlopen van de achterstand die anderstalige leerlingen op het gebied van de woordkennis hebben.
In Woorden 3 worden zo’n 80 oefeningen aangeboden waarmee vele uren zelfstandig gewerkt kan worden. Bij de vaststelling van het corpus voor het programma is in eerste instantie uitgegaan van de lijst van de 1200 meest gebruikte Nederlandse woorden (Uit den Boogaart, 1975). Een flink deel van deze woorden hoeft niet te worden aangeleerd omdat ze zelfs bij beginnende taalleerders al bekend zijn (de, niet, goed, mooi). Het zijn bovendien vaak functiewoorden die niet bij een bepaald thema zijn onder te brengen. In Woorden 3 zijn anderzijds ook veel woorden opgenomen die niet in de lijst staan. De selectie is ontstaan vanuit de gekozen thema’s. In Woorden 3 komen veel langere, meer abstracte, lager frequente en specifieke woorden voor dan in de programma’s Woorden 1 en 2. Er is dus sprake van een oplopende moeilijkheidsgraad. Binnen elk bestand is bovendien sprake van een cumulatieve opbouw. Woorden die in eerdere lessen behandeld zijn, worden verderop bekend verondersteld. Een didactische basisregel is dat het leren van een woord nooit in één keer gebeurt. Niet alleen moet de betekenis van woorden worden uitgelegd, daarna moet voldoende worden geoefend om ervoor te zorgen dat men die betekenis ook onthoudt. Ten slotte moet ook gecontroleerd worden of men de betekenissen kent. We maken bij Woorden 1-2-3 gebruik van deze drieslag van semantiseren (uitleggen van betekenissen), consolideren (oefenen op verschillende manieren) en controleren.
Rubrieken en oefeningen van Woorden 3 Rubriek A natuur
Oefening 1 Dieren en planten herkennen (*) 2 Namen van dieren en planten (*) 3 Dieren aanwijzen (*) 4 Planten aanwijzen (*) 5 Dieren en planten sorteren 6 Soortnamen kiezen
Type Meerkeuze Meerkeuze Plaatje klikken Plaatje klikken Rijen Koppels
Uitleg Opgaven 1 36 1 34 1 12 1 12 1 30 1 15
Rubriek
B uiterlijk
C gezondheid
D school
E eten en drinken
F maatschappij
G sport
H goed en kwaad
Oefening 7 Op safari 8 Tekst - Naar de dierentuin 9 Woorden voor dieren en planten (*) 1 Opmaak en kleding herkennen (*) 2 Opmaak en kleding aanwijzen (*) 3 Aan je voeten (*) 4 Bij welk lichaamsdeel? 5 Je mooi maken 6 Uiterlijk en omschrijving 7 Het fotomodel 8 Tekst - De modeshow 9 Woorden bij het uiterlijk (*) 1 Gezondheidswoorden herkennen (*) 2 Het skelet (*) 3 Gezondheidswoorden aanwijzen (*) 4 Klacht en lichaamsdeel 5 Omschrijving van gezondheidswoorden 6 Doktersvragen 7 Naar de specialist 8 Tekst - Artsen zonder Grenzen 9 Gezondheidswoorden (*) 1 Schoolwoorden herkennen (*) 2 Vakken van school (*) 3 Schoolwoorden aanwijzen (*) 4 Rekenwoorden in beeld 5 Omschrijving van schoolwoorden 6 Concentratieprobleem 7 Tekst - Dagboek van een juf 8 Schoolwoorden (*) 1 Eten en drinken herkennen (*) 2 Groentes aanwijzen (*) 3 Groentes benoemen (*) 4 Fruit aanwijzen (*) 5 Fruit benoemen (*) 6 Namen van eten en drinken (*) 7 Soorten eten en drinken 8 Tekst - Voedingsmiddelen 9 Eten en drinken (*) 1 Maatschappijwoorden herkennen (*) 2 Maatschappijwoorden aanwijzen (*) 3 Activiteit en omschrijving 4 Wat gebruik je ervoor? 5 Omschrijving van beroepen 6 Saai leven 7 Tekst - Interview 8 Maatschappijwoorden (*) 1 Sporten herkennen (*) 2 Sporten benoemen (*) 3 Sporten aanwijzen (*) 4 Sporten en voorwerpen 5 Het sportjournaal 6 Sportwoord en omschrijving 7 Tekst - De held Boukhari 8 Sportwoorden (*) 1 Woorden herkennen (*) 2 Woorden voor goed en kwaad (*) 3 Oorlogstuig (*) 4 Werkwoord en omschrijving 5 Naamwoord en omschrijving 6 Gevaarlijke honden 7 Teksten - misdaadberichten 8 Goed en kwaad (*)
Type Plaats woord Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Plaatje klikken Koppelpuzzel Stenen Koppels Plaats woord Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Plaatje verklaren Meerkeuze Koppelpuzzel Koppels Meerkeuze Plaats woord Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Plaatje klikken Meerkeuze Meerkeuze Koppels Plaats woord Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Plaatje klikken Plaatje verklaren Plaatje klikken Plaatje verklaren Meerkeuze Koppelpuzzel Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Koppels Koppelpuzzel Koppels Plaats woord Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Plaatje verklaren Plaatje klikken Koppels Plaats woord Koppels Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Meerkeuze Plaatje verklaren Koppels Koppels Plaats woord Meerkeuze Meerkeuze
Uitleg Opgaven 2 20 1 16 1 25 1 30 1 25 1 11 1 12 1 20 1 15 2 28 1 15 1 28 1 25 1 11 1 24 1 10 1 15 2 14 2 20 1 14 1 25 1 35 1 9 1 26 1 20 1 15 2 20 1 12 1 24 1 28 1 12 1 12 1 12 1 12 1 22 1 10 1 14 1 22 1 34 1 25 1 12 1 10 1 15 2 26 1 16 1 25 1 26 1 12 1 12 1 12 2 20 1 15 1 17 1 22 1 24 1 22 1 8 1 15 1 15 2 26 1 17 1 24
De woorden van Woorden 3 De bijna 1000 inhoudswoorden die de leerling in het bestand Woorden 3 tegenkomt, zijn hieronder opgesomd. Daarnaast worden in de oefeningen functiewoorden aangeleerd en leert men ook de betekenis van nieuwe woorden uit de context afleiden. aalbessen - aandacht - aanhang - aanhanger - aanpakken - aantrekken - aanval - aanvallen - aardappels - aardbei - aardrijkskunde aarzelen - abrikozen - achteraan - achterstand - acrobaat - acupuncturist - acupunctuur - adelaar - adem - ademhalen - aderen advocaat - afleiden - afrekenen - afspraak - aftrekken - afvuren - afwassen - agenda - agenten - agressief - alarm - amandelen ambulance - ananas - angstig - anjer - antwoord - aparte - apen - apotheek - apparaat - applaudisseren - arme - automonteur - baan baas - bal - balie - balletpakje - balpen - barbecue - basketbal - bedienen - bedrijf - beeldschoon - been - beer - beginnen - begrip - beha behandelen - behandeling - bekeuren - bekeuring - bekijken - beluisteren - benauwdheid - benen - bepalen - bereiken - beschermen beschuldigen - besmettelijke - bestellen - bestelling - betalen - beter - betrokken - beugel - beuk - beveiligen - bewerken - bewondering bh - bibliothecaresse - bibliotheek - bidden - bikini - biljarten - billen - biologie - bioscoop - bisschop - blaar - blaasje - bladeren bleekselderij - blijven - blindedarm - blindheid - bloed - bloeddruk - bloeddrukmeter - bloemen - bloemkool - blok - bloot - boek - boksen bokshandschoenen - bon - boodschappen - boog - boogschieten - boom - boos - borsten - brandstof - brandweerman - breedte - brengen briefje - broccoli - broche - broek - buik - buikpijn - buitenste - cactus - cadeaupapier - caissière - cake - capsule - carnaval - cd - chic chimpansee - chirurg - cijfer - circuit - circus - cirkel - citroen - citrusvruchten - clown - club - cola - computer - concentreren - contract cool - coureur - crimineel - cursus - daad - dag - dagdromen - dalen - darmen - deeg - deelbaar - deelnemers - delen - denken - diagnose diagonaal - diep - diepzeeduiken - dijbeen - dingen - diploma - directeur - dirigent - dirigeren - discrimineren - diskette - doel - doelman doelpunt - dokter - doodmaken - doofheid - doorknippen - doping - dorp - douche - draad - driehoek - druiven - druk - duiken - duikplank - duim - duivel - duizeligheid - dupe - dure - dwang - eentje - eerst - eigenlijk - eik - eindstreep - eiwitten - elftal - elkaar ellebooggewricht - energie - eng - engel - epidemie - eraan - erg - ergens - ergs - erin - ermee - ernstige - ervaring - erwten - erwtjes - etui - even - excuus - ezel - fantastisch - favoriet - fee - figuur - film - finishen - fitness - flamingo - fotograaf - frambozen - fresia - frisdranken fruit - fysiotherapeut - gaaf - gaatjes - garnaal - gebaksoorten - gebeurtenis - gebouw - gebruik - gebruiken - gedachten - geit - gekleurd geld - geliefde - gelijk - geloof - geluid - gemalen - geneeskunde - geneesmiddel - genezen - geopereerd - geranium - geschorst - gesloten gesneden - gesprek - getal - geur - gevaar - gevaarlijke - gevangen - gevangenis - gevecht - gevoel - geweer - geweld - geweldig - gewoon gewricht - gezicht - gezond - glijbaan - god - godsdienstles - golfen - graan - graansoorten - grapefruit - gras - groente - grootte - gym gymmen - haai - haar - haarspeld - hagedis - halen - halswervels - handschoen - hard - hart - hartkloppingen - hartstikke - hazelnoten heel - heesheid - heleboel - helm - helpen - hersenen - hert - heupen - hiel - hockeyen - hockeyschaatsen - hoeken - hoge - hond - hondenras - honkbal - hoofd - hoogte - horizontaal - horloge - houden - hout - houten - hovenier - huid - huis - huisarts - huisdieren - huiswerk ideeën - ijsbeer - ijshockey - ijzer - inbreken - inbreker - infuus - ingang - ingespannen - injecteren - injectie - inkoper - inleveren inpakken - insecten - inspuiten - instapper - instrument - instuderen - interviewen - jasje - jeep - jeuk - judo - juf - jus - kaak - kalkoen kameel - kampioenschap - kan - kanarie - kaneel - kans - kap - karbonade - kat - keel - keeper - keer - kelner - kerk - kersen - keu kiekendief - kieviet - kind - kip - kiwi - klas - kleden - kledingstuk - kleren - kleur - klimrek - klomp - knaagdieren - knap - kneden kniegewricht - kniekous - koe - kogels - koken - komen - kommagetal - kont - kool - koolsoorten - koorts - kop - kopen - koran - korrel kousen - krab - kracht - krokodil - kropsla - kruis - krullen - kubus - kudde - kuitbeen - kunsten - kunstschaatsen - kwaad - laag - laat landen - lang - leeuw - leiden - leiding - lekker - lelie - lelijk - lenen - lengte - lenig - leren - letten - libelle - lichaam - lichaamstemperatuur - lichtbruin - lieveheersbeestje - lijn - liniaal - links - linksonder - lippenstift - longen - loodgieter - loodrecht - lopen - maag - maaltijd maand - macaroni - madeliefje - maillot - make-up - makreel - malaria - malen - mango - manier - margriet - mascara - masker - mat materiaal - medicijn - medisch - meenemen - meer - meerkoet - meest - meeuw - melk - mensen - menukaart - merel - merken - metalen metselaar - microscoop - middel - misdadigers - misdrijf - mishandeling - mist - mode - moeder - moeilijk - moeten - mogen - monitor mooi - moord - moorkop - moskee - moslim - motor - mug - muiltje - muis - mus - muur - muziek - muziekles - muziekstuk - naald - naam naar - nachtdier - nachtkleding - nadeel - nadoen - narcose - negatief - nek - nemen - nergens - nervositeit - netjes - neus - nodig - non nooduitgang - nootmuskaat - noren - ober - omhangen - omhelzen - omhoog - omhulsel - omkleden - omlaag - omtrek - onaangenaam onderbroek - ondergoed - onderwijzer - oneven - ongerust - ongeval - onschuldige - ontkomen - ontmoet - ontstoken - oogleden oogschaduw - oorbel - oorlog - opdracht - open - openbreken - operatie - opereren - opgeven - ophouden - opletten - opmaken oppervlakte - oprapen - opsporen - optellen - optreden - opvoeding - opzet - opzettelijk - orchidee - orde - orgaan - orkest - ouders overbrengen - overgave - overgeven - overheen - paar - paardrijden - paddenstoel - paling - panter - pantoffel - papegaai - paperclip papieren - paprika - parachutespringen - parallel - parelketting - parfum - partij - passer - pasta - patiëntenplaatje - pech - pelikaan penseel - peper - pepers - perzik - peulvruchten - pijl - pijn - pil - pillen - pincet - pinnetje - pistool - pitten - plaats - plank - plant - pleister - ploeg - pluimvee - poeder - poedervorm - poepen - poetsen - politiebureau - pols - pony - pootjebaden - portemonnee - positief - prachtig - praten - preken - prei - preken - priester - proberen - probleem - programma - prooi - protesteren - pruimen - publiek - pukkeltjes punaise - punaises - puntenslijper - puntige - pyjama - race - racewedstrijden - racket - radiator - radijs - rat - recept - rechtbank rechten - rechter - rechthoek - rechtsboven - regenjas - regisseren - regisseur - reiger - rekenen - rekening - rekenmachine - repareren repen - repeteren - reptielen - restaurant - reuzenschildpad - ribben - richten - riem - riet - rij - rijden - rijen - rijst - rimboe - ring - roeien - roeispanen - rol - rond - rondkijken - rondlopen - roofdier - roofvogels - roos - rooster - rosbief - rugby - rugwervels - ruil - ruimte - ruw ruzie - röntgenfoto - saai - safari - sandaal - schaaldieren - schaats - schade - schedel - schelp - schema - scherp - schieten - schil - schilder - schildpad - schoen - schol - schommel - schommelen - schoonheidsspecialiste - schoppen - schouders - schreeuwend - schrijven - schuin schuld - schuldig - scoren - serie - shampoo - sieraad - sierspeld - sinaasappel - skeeler - skeeleren - ski - skiën - slaan - slaap - slachtoffer slagtanden - slangetje - slapen - sleutelbeen - slim - smaak - sneetje - snel - solo - somber - soort - spaghetti - spannend - specerij specialist - speeltuin - spel - spelen - spieken - spieren - spits - sport - sportjournaal - sprinkhaan - sproeten - spruitjes - staan - staat staken - steken - stel - stelen - stellen - stem - stenen - stethoscoop - stick - stiekem - stijfheid - stof - stoffen - stok - stomme - stoppen -
straf - strafbaar - straffen - strafzaken - strak - strijd - stroken - stropdas - struik - studeren - stuk - stukje - suiker - supermarkt supporter - supporter - surfen - surfpak - tablet - tabletten - tandarts - tanden - tangetje - tank - tape - tarwe - tarwemeel - tegenpartij tegenstander - tekenen - tekst - teleurgesteld - tennissen - terras - terugkeren - theater - theaterproductie - thermometer - tijdelijk - tijdje - tips - toegangskaartje - toeschouwer - toespraak - toestand - toetsenbord - toezicht - tompoes - toneelstuk - treuzelen - tribune tropische - trui - tuin - tulp - uithalen - uitkleden - uitleggen - uitschakeling - uitslag - uitvoeren - uitvoering - uitzenden - uur - vaak - vast - vechten - vee - veel - ver - verband - verbandgaasje - verbeteren - verbieden - verboden - verdachte - verdedigen - verder - verdoving vergadering - vergroot - verkeerd - verkleed - verkleedspullen - verkopen - verkoudheid - vermenigvuldigen - vermoorden - veroordeeld veroordelen - verpleegkundigen - verschijnen - verspringen - verstoppertje - verstopping - verticaal - vervelend - verwachten verwarming - verwijderd - veter - vierkant - vinger - vissen - vissoorten - vitamine - vlecht - vleermuis - vleessoorten - vlekken - vlieg vliegveld - vloeistof - vlucht - vluchten - vocht - voedsel - voetbal - voetballen - voetballer - voetbalspel - voeten - vogels - volgende volksfeest - voorkomen - voorlezen - voorstelling - voorwerp - vorm - vragen - vrede - vrucht - vuisten - vuur - wachtkamer - wagen walvis - want - wapen - water - waterskiën - watervogels - wedstrijd - week - weekeinde - weidevogels - weinig - wenken - wereld - werk werkplaats - wesp - wielerronde - wijsvinger - wimpers - winkel - winkelen - winnen - winterjassen - witlof - wond - wortels - wurgslang yoghurt - zacht - zadel - zalm - zangvogels - zeemeeuw - zeggen - zeilboot - zeilen - zeiljack - zenuwachtig - ziek - ziekenhuis - ziekte zielig - zijde - zin - zit - zitplaatsen - zitten - zomer - zuivelproducten - zuurstofflessen - zwangerschap - zwembad - zweminstructeur zwemkleding - zwemmen -