WOENSDAG 28 MAART - HOTEL MOUNT SCOPUS te JERUZALEM Muzikale stemming : Onder leiding van Madeline (Mees) zongen we vandaag en de vorige dagen onder andere : ‘Shalom Chaveriem’ (‘Vrede, vrienden, vrede, vrede ! Tot ziens ; vrede !) ‘Hasjiwenoe’ (Klaagliederen 5, 21 : ‘Breng ons, Heer, naar U terug, en wij zullen terugkeren. Vernieuw onze dagen zoals vroeger.’)
27 maart te Bethlehem Met het lied ‘shalom chaveriem’ hebben we de avond mooi ingezet, hier in ‘Jeroesjalajim’, stad van de vrede. Jeruzalem : één stad, twee vredes, drie religies – met dit thema zijn we ooit van start gegaan in één van de voorbereidende bijeenkomsten op deze reis. Vandaag was op een heel eigen manier weer een bijzondere dag. Deze ochtend waren we op de plek waar de Doop voltrokken werd, en vanavond kwamen we aan in Jeruzalem, waar de Dood werd voltrokken. Dus binnen het bestek van één dag legden we de afstand af tussen een plaats waar iets voltrokken werd zodat een begin kon worden gemaakt, én zijn we aangekomen op een plaats waar iets voltrokken werd, een einde, waaraan tegelijk een nieuw begin kan worden gemaakt. Tussen deze beide hebben we vandaag gereisd. Vooreerst wil ik naar de vraag kijken die al twee drie dagen hier en daar in gesprekken opduikt. Het is een vraag, die ook bij mij een zekere spanning, maar dan een spanning van een welbepaalde soort veroorzaakt, namelijk de vraag : of het nu wel degelijk op die plek is dat een gebeurtenis heeft plaatsgevonden. Uiteraard worden we in verwarring gebracht, als voor één en hetzelfde gebeuren twee plekken aangegeven worden. Bijvoorbeeld, vandaag reden we in Jericho voorbij de boom waarin Zacheüs of Zachäus zou geklommen zijn om Jezus te zien (Luc. 19, 1-10), terwijl er op een afstand van ongeveer een kilometer een andere plek is voor ditzelfde gebeuren. En zo ook morgen zullen we tweemaal voor de plek van Golgotha komen te staan.
Sycamore tree te Jericho 77
Dat dit vragen oproept is natuurlijk lastig, maar tezelfdertijd ook interessant op een andere manier. Enerzijds houden verschillende mogelijkheden de neiging tegen om je in te graven in de archeologische bevindingen, waarvan je de recente tegenover de oudere zou gaan plaatsen en de teksten erbij zou halen die dit of dat dan zouden moeten staven. Anderzijds kan ik het gegeven van de dubbele aanwijzingen van gebeurtenissen op bepaalde plaatsen ook beleven als een uitdaging in de betekenis van een moment waarop ik me bewust word dat deze reis telkens weer een soort uitnodiging inhoudt om tevens een innerlijke reis aan te vatten. Vanmorgen, heel vroeg in de ochtend, bezochten velen van ons nog eens de Geboortekerk (Bethlehem). Bij onze ontmoetingen voelde ik heel duidelijk, dat dit bezoek voor niemand nog van de orde van een gewoon bezoek was. Het ging om iets anders, namelijk om de innerlijke reis die op een bepaalde manier parallel verloopt met de plek waar je uiterlijk naar toe gaat.
Geboorteplek te Bethlehem (foto : Jos van de Berg) Toen we even later naar de Jordaan reden, merkte ik onderweg bij mijzelf, dat in de mate dat we met de bus naderden ik ook innerlijk een plaats kon naderen. Dit is een ervaring die ik met jullie wil delen en niet als opgave stel. Het heft de vraag naar de echtheid van de plek niet op, want wat blijft is hoe dan ook de spanning tussen wat je ziet en de innerlijke plek die je in jezelf kan opzoeken en vinden. Het is niet zo dat die twee zouden samenvallen. Juist niet. En juist omdat ze niet samenvallen, juist omdat de vraag in bepaalde opzichten open blijft ‘is het wel hier ?’, wordt die vraag een andere vraag als je ook die innerlijke tocht in jezelf gaat maken. Bastiaan Baan sprak over het opschrift ‘Hij is niet hier en Hij is hier’, dat we morgen wellicht zullen lezen. Op deze twee plaatsen wordt aangenomen dat het graf van Christus zich daar zou bevinden. Hij is niet hier en Hij is hier. In de Geboortekerk : is dit werkelijk de plaats van de geboorte ? Wie weet het ? Mij heeft het de mogelijkheid geboden om innerlijk in mijzelf de plaats van de geboorte op te zoeken, door die spanning open te houden, niet te laten samenvallen – hoewel het samenvallen juist bevrijdend kan zijn. We kennen allemaal vreugdevolle momenten als onze verwachting of voorstelling van datgene waar we naartoe gaan samenvalt met wat we zien – maar ja, dan ga je gewoon verder naar het volgende, en het volgende … het volgende – tot je een soort grens bereikt of tot je verwachtingen zijn ingevuld en je nergens meer naartoe beweegt. Ik wil dit even meegeven voor morgen als we ons in de drukte van de stad begeven, dat we even de spanning kunnen openhouden tussen ‘Hij is niet hier en Hij is hier’ … Ik laat dit even rusten, we kunnen er later op terugkomen in de gesprekken, die op gang zijn gekomen, die ontstaan op sommige momenten.
78
In de namiddag bezochten we Qumran. Het filmpje riep een aantal vragen bij ons op. Mij biedt het de gelegenheid om nog een element toe te voegen aan de benadering die ik gisteren heb aangeraakt in verband met het jodendom en de staat Israël. Het betreft de vraag : openen we ons maar dan verliezen we misschien de identiteit, die juist uitmaakt dat we over het joods-zijn en het jodendom kunnen spreken, of houden we ons gesloten, zijn we uniek en laten we niet toe dat de ander in die uniciteit, in dat uniek-zijn binnentreedt ? Eigenlijk gaat het hier om de eigenheid en de ander, hoe deze vraagstelling zich aan het ontwikkelen is. Kijkend nu naar de Essenen, wil ik nog eens het unieke benadrukken van dat fenomeen binnenin het jodendom. In bepaalde van hun geschriften is er sprake van een duidelijk dualisme, bijvoorbeeld de apocalyptische geschriften waarin de kosmische strijd tussen licht en duister een grote rol speelt. Dit dualisme valt helemaal niet te kaderen binnen het hele strikte monotheïstische beeld dat eigenlijk in het centrum van de godservaring van het jodendom staat. De godheid is er zo transcendent, dat toen de tweede tempel werd gebouwd en in gebruik werd genomen, dat slechts één keer in het jaar de hogepriester (één enkel persoon !) het heilige der heiligen mocht betreden – één keer ! Zo boven alles verheven was die goddelijke wezenheid dat er tussen de godheid en de mensheid een hele grote afstand bleef en moest blijven. Enkel in het naleven van de wet kon de gelovige aantonen dat hij de verbinding tot de godheid in stand wilde houden. Dus het dualisme dat in sommige van die geschriften van de Essenen verscheen is ten opzichte van het strenge monotheïsme een apart fenomeen. In het filmpje droegen de Essenen witte gewaden. Dat gegeven blijkt te kloppen, want zo beschrijft Josephus Flavius, de joodse historicus hun kledij ook, maar in het filmpje dragen zij eveneens de gebedsriemen met die kleine kubus uit leder, met daarop het heilige tetragram, de vier letters van de naam die niet kan uitgesproken worden. Dat lijkt er dan toch op te wijzen dat er een verband zou zijn tussen de Essenen en de rabbijnen – de synagoge, het gebed. Maar eigenlijk is dat een interpretatie, iets wat wordt gesuggereerd en in feite niet strookt met wat de Essenen vertegenwoordigen. Want de Essenen vertegenwoordigen o.a. dat aspect van de gnosis, dat je zelf je eigen weg van spirituele ontwikkeling kunt gaan. Dat is strijdig met het jodendom. Laat ons even kijken naar het jodendom in zijn oorspronkelijke gestalte. We kennen het verhaal van Abraham, die wegtrok uit Ur. Ur is het gebied in het zuiden van het Tweestromenland. Ik verwijs nu naar Emil Bock, die zeer goed waargenomen heeft, wat dit gebeuren in feite betekent. De religies in het Tweestromenland, in de tijd van Abraham, waren polytheïstische religies. De beoefenaars ervan beriepen zich op krachten die niet in het heldere bewustzijn komen – niet zozeer onbewuste krachten – het waren eerder magische krachten, die een enkeling, een priester … kon hanteren. Reisgenoot : Tweestromenland ? Dat is Sumerië, Arcadië, Babylonië, Assyrië in hun historische opeenvolging. Neem bijvoorbeeld de cultus van Baäl, die had nog met magische praktijken te maken. De bewustzijnsstap die Abraham zet is dié bewustzijnsstap naar een vorm van denken die een helderheid verschaft - dié helderheid waardoor de werking van de magische krachten, m.a.w. de krachten die nog met andere middelen werken dan deze van het intellect, wordt afgesneden. Rudolf Steiner wijst erop wat een ongelooflijke concentratie van bewustzijn dat moet gevraagd hebben, om die vele goden in het denken zo samen te voegen dat het tot één enkele godheid wordt. De bewustzijnsstap die daar geschiedt was van een ongelooflijke concentratie. En alles wat magie is, alles wat met de krachten werkt die met het magische hebben te maken, d.w.z. krachten die niet helder in het bewustzijn kunnen verschijnen, worden in het jodendom geweerd – nog steeds. Men houdt zich daar heel ver van, wil zich ervoor afschermen. 79
Er is nog een tweede krachtenveld, dat in het jodendom wordt geweerd. Het is de individuele weg van geestelijke ontwikkeling, daar waar de religie, waarin de wet op velerlei manieren een centrale rol bekleedt, tot spiritualisering zou leiden, waar de bestudering van de wet een soort geesteswetenschap zou worden. De Thora draagt de mogelijkheid in zich om geesteswetenschap te worden. En het zal duren totdat de tempel vernietigd is (70 na Christus) vooraleer een stuk geesteswetenschap, namelijk de kabbala zich gaat ontwikkelen op basis van de Thora. Pas dan wordt de Thora geesteswetenschappelijk, wordt er een soort theosofische benadering ontwikkeld. Tussen deze twee grenzen bevindt zich het jodendom. Magie, als ondergrens, wordt niet toegelaten. Alles wat in de religie daartoe enigszins zou neigen wordt uitgeschakeld, soms ook met geweld, zoals we in de bijbel kunnen lezen. Ook geesteswetenschappelijke ontwikkeling van wat de Thora heeft gebracht, als bovengrens, wordt niet toegelaten. De Essenen bevinden zich aan die bovengrens. Bij de eerste vondsten bevond er zich onder de rollen een apocriefe Genesis, dus een Genesis die als het ware verder werd ontwikkeld. Het is belangrijk om dat goed voor ogen te houden.
Qumran, plek van de vondst van de rollen In die communauteiten (er waren meerdere in het gebied van Judea) speelde het mysterieweten een grote rol en heerste er tezelfdertijd een bijna overspannen verwachting van de Messias. Deze Messiasverwachting was niet alleen hooggespannen maar ook dubbel. Ze verwachtten namelijk een koninklijke en een priesterlijke Messias, de één zou uit het koninklijke geslacht van David voortkomen, en de ander zou van de priester Aäron afstammen. Deze verwachting van de twee Messiassen wordt op verschillende plaatsen beschreven in hun geschriften, bijvoorbeeld de eerste zinnen van de beroemde Damascusrol verwijzen al daarnaar. Slechts één keer komt een uitspraak voor, die als een mysterieuitspraak aanvoelt : “en de twee worden één”. Belangrijk daarbij is dat de Essenen zichzelf beschouwden als diegenen die, als de Messias komt (het zij in een tweevoudige gestalte) een nieuw verbond zullen sluiten, zoals het verbond dat ooit tussen God en Noach, God en Abraham gesloten werd, maar dan in de betekenis dat zij als zonen van het licht tot de geredden zouden behoren en al wie niet deel uitmaakte van hun kringen niet gered zou worden. In het filmpje werd ons duidelijk dat ze niet in de vrije wil geloofden. In hun leer, in hun leerinhouden is er sprake van een predestinatie. Enerzijds gingen ze een strenge scholingsweg en anderzijds hadden ze de overtuiging dat zij tot die kleine kring van uitverkorenen behoorden die gered worden en dat de overgrote meerderheid van alle andere mensen geen deel uitmaken van de redding die door de Messias wordt gebracht. Dit is een extreem doorgedreven gnostische opvatting. In zeer vele gnostische stromingen is juist dat element aanwezig, dat er een soort elite wordt gevormd, waarvan de leden tot de geredden zullen behoren. Niet altijd is het er al dan niet bijhoren van meet af aan voorbestemd, maar steeds is het wel een zeer elitaire aangelegenheid.
80
Rudolf Steiner geeft in het ‘Vijfde Evangelie’ aan dat Jezus en Johannes de Doper contact hadden met de Essenen, zonder dat één van beiden ooit heeft deel uitgemaakt van deze gemeenschap. Onder de indruk van de wijsheid van de twaalfjarige Jezus in de tempel te Jeruzalem nodigden de Essenen hem bij hen uit. Later tijdens zijn leven verlaat hij de Esseense gemeenschap en trekt door het onherbergzame gebied. Hij neemt waar hoe de onreine geesten door de hele praktijk van de Essenen uit hun kloostergemeenschap verdreven worden en andere woongemeenschappen opzoeken. Zij gaan zich nestelen in gemeenschappen van mensen die zich aan hen overleveren, die niet weerbaar zijn. Het kwade dat de Essenen uit zichzelf verdrijven komt terecht bij diegenen die daar geen weerstand kunnen aan bieden. De Essenen hadden zelf een doorgedreven spirituele training die gepaard ging met ascese en gericht was op reinheid : innerlijke en uiterlijke reiniging. In het filmpje zagen we dat ze zich tweemaal per dag onderdompelden.
bad met trapjes voor de rituele reiniging Men daalde die trapjes af tot waar het water stond en dompelde zich dan onder. Ook na bepaalde aanrakingen waste men zich. In de joodse praktijk is dit ook zo, maar bij de Essenen is het extreem. Door de innerlijke reiniging bevrijdde men zich van de stoorfactoren in zichzelf. Maar stoorfactoren zijn geen abstracte aangelegenheden. Een stoorfactor kan, als die uitgedreven wordt, buiten een soort entiteit worden. Dat zijn onreine geesten. Er is veel sprake van dit soort entiteiten, ook in de ontmoetingen van Christus met mensen die tot hem komen. Het zijn verdreven entiteiten die een ander onderkomen zoeken. Mensen die geen spirituele training hebben kunnen zich daartegen niet verdedigen. De Essenen reinigden zich ten koste van de anderen. Daar komt het op neer. Daarom besloot Jezus zich niet meer aan de Esseense gemeenschap te wijden. Deze kennis vervolledigt het beeld van de Essenen. Het blijft ongemeen boeiend om kennis te nemen van een aantal van hun teksten, sommige zijn ongelooflijk moeilijk om te lezen, omdat het om een ingewijde taal gaat in zeer veel gevallen. Gewoon al daaraan merk je hoe elitair ze waren, want deze teksten waren alleen voor de ingewijden bestemd, als niet-ingewijde kon je er kop noch staart aan krijgen. Heel anders is de bibliotheek die een jaar later werd gevonden in Egypte, de Nag Hammadi bibliotheek, de gnostische teksten met de apocriefe evangeliën. Deze veronderstellen ook een zekere openheid, maar het is meer een openheid van hart die verondersteld wordt dan een soort ingewijd zijn in een beeldentaal die maar voor enkelen toegankelijk is. Deze geschriften zijn ons meer bekend dan de Dode Zee (Qumran) rollen, bijvoorbeeld het evangelie volgens Maria Magdalena, het evangelie volgens Thomas … Je krijgt daarin een heel andere sfeer. Het is belangrijk dat we die twee soort geschriften niet met elkaar verwarren, het zijn twee heel verschillende werelden, die aan het licht zijn gekomen.
81
Als afronding kijk ik nog even heel kort naar het thema dat meegaat met onze tocht, namelijk het thema van het interval of van de tussenruimte, waarmee we ons bewegen tussen heel bijzondere plaatsen. Op de eerste plaats is het voor mij een zoeken, waarmee ik niet wil zeggen dat het andere al gevonden is, dat is ook zoeken maar dit is meer zoeken dan het overige, namelijk om de gebeurtenis van de Doop in de Jordaan als een interval te zien, als iets wat iets open maakt. Is de Doop in de Jordaan wel een interval ? En als het een interval is, is het moeilijk om na te gaan waartussen dat interval zich bevindt. Toen we op de plek waren, keek ik naar de mensen aan de overkant van de Jordaan die zich in het water onderdompelden.
Ik zag hoe de mensen zich klaarmaakten. Ze trokken een kleed aan. Het aantrekken van een kleed sprak mij aan als beeld. Die mensen kwamen ergens vandaan. Daar kan je je allerlei omstandigheden bij voorstellen : hoe ze hierheen gereisd zijn, wat voor die reis lag - je kan dit heel ver terugtrekken, maar uiteindelijk zijn ze naar dit moment, naar die plek toegekomen, zijn ze aangekomen waar ze wilden komen. Stel je voor : dan ben je daar, dan gaat het gebeuren of moet het gebeuren. Hoe zou het zijn als je weer uit het water komt ? Gaat het verder of opent er zich iets, zoals je plots op een nieuwe horizont kijkt ? Ieder kent de inwikkelende spiraal. De inwikkelende spiraal komt ergens heel ver vandaan, het is een oneindige beweging die ontstaat, die naar een punt toe gaat en daar stil staat. Ieder kent ook de uitwikkelende spiraal. De uitwikkelende spiraal is niet de inwikkelende spiraal maar nu andersom. De uitwikkelende spiraal begint bij dat wat stilstaat, waar iets in beweging wordt gezet. Bij de inwikkelende spiraal komt de beweging tot rust. Bij de uitwikkelende spiraal komt iets in beweging. De inwikkelende – de uitwikkelende. Uiteraard gaat de ene niet in de ander over, er is een ruimte tussen de twee. Het is een in- en uitademen. Tussen het in- en uitademen wordt de zuurstof vernieuwd in de bloedsomloop – daartussen – in het interval tussen in- en uitademen. Ook het hart kent een interval tussen de diastole en de systole. Is dan niet de doop, die later een sacrament is geworden maar oorspronkelijk een inwijding was, het interval voor diegene die van (van ver) ernaartoe is gekomen om daar tot rust te komen, die zich in het onderdompeling begeeft en uit die onderdompeling weer opstaat en iets nieuw in beweging zet – én nieuw omdat degene die uit de onderdompeling opstaat niet meer dezelfde is als voordien, als degene die de onderdompeling is binnengegaan ?
82
Want dat is juist het karakter van het interval. Net zoals bij de in- en uitademing wordt iets niet alleen vernieuwd, maar wezenlijk veranderd. We overlegden met elkaar hoelang zo’n inwijding zou geduurd hebben. De onderdompeling duurde zolang totdat de inwijdeling op de grens kwam waar hij los kwam van het fysieke lichaam, waardoor hij andere ervaringen kreeg, die alleen maar mogelijk zijn door het loskomen van het bewustzijn van het fysieke lichaam. Maar neem even het beeld voor je van de Doop in de Jordaan. Even is er alleen de onderdompeling, alleen het wateroppervlak, en dan rijst iemand uit het water op, iemand die in zijn wezen iemand anders geworden is. Dat geldt voor ieder doopsel, wat dan ook de geplogenheden of het ritueel moge zijn. In het gesprek werd geopperd dat het jammer is dat we als kind gedoopt werden. Ik heb niet het gevoel dat je twee keer zou kunnen gedoopt worden maar misschien kan het doopsel iedere keer weer. Goedenacht Aanvulling : ter plekke las Lily Chavannes ons de doopverhalen voor
Het evangelie volgens Mattheüs, 3, 13-17 : “Toen kwam Jezus uit Galilea naar de Jordaan tot Johannes, om zich door hem te laten dopen. Johannes echter trachtte hem hiervan af te houden en zeide : Ik zou de doop door u moeten ontvangen, en komt gij tot mij ? Jezus gaf hem ten antwoord : Laat het nu geschieden, het is goed, dat wij alles volbrengen zoals de geest het ordent. Daarop gaf hij toe. Toen Jezus gedoopt was en reeds uit het water opsteeg, zie, de hemelen openden zich en hij schouwde de Godsgeest die nederdaalde als een duif en over hem kwam. En zie, een stem sprak uit de hemelen : Deze is mijn geliefde Zoon, in wie ik mij openbaar.” Het evangelie volgens Markus, 1, 9-11 : “In die dagen geschiedde het, dat Jezus Nazareth in Galilea verliet en door Johannes in de Jordaan gedoopt werd. En terstond toen hij uit het water opsteeg, zag hij de hemelen scheuren en de Geest gelijk een duif op hem nederdalen. En een stem klonk uit de hemelen : Gij zijt mijn geliefde Zoon, in u ben ik geopenbaard.”
83
Het evangelie volgens Lukas, 3, 21-22 : “Toen het gehele volk de doop ontving, heeft ook Jezus zich laten dopen. En onder zijn gebed opende zich de hemel en de heilige Geest daalde in een gestalte als van een duif op hem neer ; en een stem uit de hemel sprak : Mijn Zoon zijt gij, ik heb u heden verwekt.” Het evangelie volgens Johannes, 1, 24-34 : “En onder de afgezanten waren enigen uit de Farizeeën. Dezen vroegen hem en zeiden : Waarom doopt gij dan, indien gij niet de Christus zijt noch Elia noch de profeet ? Johannes gaf hun ten antwoord : Ikzelf doop met water. In uw midden staat hij, die gij niet kent, die na mij komt ; niet waardig ben ik zijn schoenriem los te maken; Dit gebeurde in Bethabara, aan de overzijde van de Jordaan, waar Johannes doopte. De volgende dag zag hij Jezus tot zich komen en hij sprak : Zie het lam Gods dat de zondelast der wereld op zich neemt. Deze is het van wie ikzelf zeide : nà mij komt hij die voor mij geweest is, want hij bestond eerder dan ik. Ikzelf kende hem niet ; maar opdat hij zich aan Israël zou openbaren, daartoe kwam ik en doopte met water. En Johannes getuigde met de woorden : Ik heb aanschouwd dat de Geest nederdaalde uit de hemel gelijk een duif ; en hij bleef op hem. Ook ik wist niet van hem. Maar die mij gezonden heeft om te dopen met water, die heeft mij gezegd : op wie gij de Geest zult zien nederdalen en op hem blijven, deze is het die met heilige Geest doopt. Ikzelf heb het gezien en daarom getuig ik : deze is de Zoon Gods.”
13 augustus 2012 Marie Anne Paepe
84