Wisselstof Jaargang 16 - nr. 5 november 2010
Ziekte laat sporen achter:
‘Door de hematopoietische stamceltransplantatie ruil je een levensbedreigende situatie in voor een chronisch medisch probleem.’
Magazine van de Vereniging voor Volwassenen en Kinderen met Stofwisselingsziekten (VKS)
VK
Volwassenen, Kinderen en Stofwisselingsziekten
Colofon
Officieel orgaan van de Vereniging voor Volwassenen en Kinderen met Stofwisselingsziekten. 16e Jaargang nr. 5 uitgave november 2010. Wisselstof verschijnt vijf keer per jaar. Contributie € 30,00 per jaar te voldoen op giro rekeningnr. 5590828. VKS is ingeschreven bij de K.v.K. te Zwolle onder nr. 40062497. ISSN 1568-802X Secretariaat Bloemendalstraat 11, Zwolle, Postbus 664, 8000 AR Zwolle tel: (038) 420 17 64, fax: (038) 420 14 47, e-mail:
[email protected]. http://www.stofwisselingsziekten.nl Mo(nu)ment voor een kind Ruud van Leerzem, Kinderdijk 6, 4331 HG Middelburg. (0118) 63 73 66 / 61 74 00,
[email protected] www.monumentvooreenkind.nl Redactie Bureau VKS, Postbus 664, 8000 AR Zwolle e-mail:
[email protected] De redactie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van de advertenties. Advertenties in Wisselstof houden geen aanbeveling van de betreffende artikelen in. Op de binnenkant van de omslag vindt u een opsomming van alle ziekten die onder de leden vertegenwoordigd zijn. Grafisch proces: Drukkerij Upmeyer, Zwolle De kopij voor de volgende 'Wisselstof' vóór 1 december opsturen naar het bureau van VKS of naar:
[email protected]
Inhoud • Verenigingsnieuws
Van de redactie Stofuitwisseling In memoriam Agenda De ziekte-informatiedatabase is uitgebreid Even voorstellen: contactpersoon CTX CDG verbindt Tyrosinemie patiëntjes voor één dag piloot Bijeenkomst nieuwe leden succes Themabijeenkomst Zorg meer, zorg minder? “Footprint” van Axel voor VKS Oproep voor patiënten met ureumcyclusdefect
• Column
College Ziek zijn is groots
• Informatie
Schot in registratie metabole ziekten Therapie van de toekomst Boek Lucia en de blauwe planeet In de bres voor Sanfilippo patiënten Boek Toestand in de baarmoeder Kort Wetenschapsnieuws Speel het spel Aandacht voor optimaliseren van zorg
• Ingezonden
Medische molen blijft draaien Hoop doet leven
• VKS tot uw dienst
2 2 3 3 3 3 5 5 10 10 20 23
11 15
4 6 11 12 15 17 21 22
19 24 26
1
Verenigingsnieuws
Van de I redactie De herfst is in volle gang en in het stofwisselingsziektenwereldje is veel beweging. Dat is ook terug te zien in deze Wisselstof, want er is veel te lezen over mogelijke nieuwe therapieën. Zo is er een uitgebreid verhaal over hematopoietische stamceltransplantaties. Op het gebied van het syndroom van Sanfilippo is veel onderzoek gaande. Daarnaast komt er steeds meer aan-
dacht voor de vergoeding van medicijnen, het in gesprek gaan met zorgverzekeraars en voor het centraliseren van de zorg. Daarnaast blijven persoonlijke verhalen een belangrijke plek innemen in Wisselstof, want tenslotte nemen de dagelijkse zorgen, maar ook het genieten, een belangrijke plaats in in uw bestaan. Het is fijn te voelen dat u niet de enige bent,
die met een zeldzame stofwisselingsziekte en de gevolgen ervan, te maken heeft. Mocht u behoefte voelen om ook uw verhaal te delen, dan kunt u het sturen naar
[email protected]. Mocht u andere vragen hebben of onderwerpen of ideeën hebben voor Wisselstof, laat het dan weten. Alvast bedankt. Veel leesplezier!
Zorg(paden) hard nodig In de vorige Wisselstof heeft u wellicht de advertentie gezien voor een nieuw personeelslid bij VKS. Wanneer u dit leest, zal al bijna bekend zijn wie die nieuwe medewerker zal zijn. In dit stukje kan ik iets meer vertellen over wat dit personeelslid gaat doen en waarom.
Stofuitwisseling Al eerder hebben we gemeld dat we van het Fonds Nuts Ohra een subsidie hebben gekregen voor het maken van zorgpaden voor stofwisselingsziekten. In die zorgpaden wordt per ziekte beschreven welke zorg op welke manier en door welke hulpverleners nodig is. Het unieke van dit project is, dat er bij elk zorgpad gestreefd wordt naar consensus over de inhoud ervan, tussen de specialisten die in Nederland betrokken zijn bij de zorg voor stofwisselingsziekten. Tegelijkertijd gaat elk zorgpad uit van de behoefte van de patiënt en zijn ouders. Zij worden heel nadrukkelijk bij het ontwerp van
Wij krijgen steeds meer aanwijzingen dat daaraan grote behoefte is. In de actualiteit speelt duidelijkheid over deskundigheid en waar je moet zijn voor specifieke zorg ook een grote rol. Natuurlijk gaat het daarbij niet over stofwisselingsziekten, maar bijvoorbeeld over borstkanker. Een verzekeraar heeft stelling genomen en vindt dat sommige ziekenhuizen geen borstkankerzorg meer zouden mogen leveren, omdat ze te weinig operaties uitvoeren. De patiëntenvereniging vindt dat in dit geval een te grove maat en wijst erop dat borstkankerzorg uit meer bestaat dan opereren. Voor stofwisselingsziekten zal exper-
ze zich op onbekend terrein bevinden, met weinig hulp en ondersteuning. We willen en weten meer, maar moeten dit duidelijk nog beter vindbaar maken en we zullen de drempel moeten verlagen om daadwerkelijk met elkaar in contact te komen. Zeer recent was ik te gast bij de ouders van Axel. Zij hebben een eigen stichting opgericht, Axels footprint, om iets te doen met het feit dat hun kleine vent lijdt aan een heel zeldzame, levensbedreigende stofwisselingsziekte. De opbrengst van een door hen georganiseerde wijnactie, doneerden zij, ter ere van Axels verjaardag aan het project rond de zorg-
Voor patiënten moet vooral duidelijk worden wat ze tenminste van specialistische zorg kunnen verwachten en hoe het traject van hun ziekte eruit ziet. het zorgpad betrokken, door middel van interviews en focusgroepen. Voor het maken en implementeren van de eerste 25 zorgpaden, voor 25 stofwisselingsziekten, hebben we de subsidie gekregen. We werken niet alleen samen met het AMC, waar dr. Annet Bosch verantwoordelijk is voor de inhoud van de zorgstandaarden, maar met alle Nederlandse specialisten. De nieuwe medewerker gaat ervoor zorgen dat het project goed loopt. Voor patiënten moet vooral duidelijk worden wat ze tenminste van specialistische zorg kunnen verwachten en hoe het traject van hun ziekte eruit ziet.
2
tise op grond van aantallen zeker niet opgaan. Wij moeten daarom hard aan de slag met het in kaart brengen van alle benodigde zorg, bij alle ziekten, vanuit het perspectief van de patiënt. We hebben ons gerealiseerd dat daar ook voor nodig is dat wij veel meer op de hoogte raken van wat u meemaakt in de praktijk. Eén van de activiteiten die we ondernemen om u beter te leren kennen, is onze nieuwe ledendag. Die werd in september voor het eerst georganiseerd. Het heeft mij erg getroffen dat de mensen die daar waren, inderdaad in de praktijk nog steeds het gevoel hebben dat
paden. Ze vertelden over de moeite die het kost om instanties te overtuigen van de behoefte aan zorg en opvang. Zij hebben ook bij een jong kind voldoende zorg nodig om het gezin draaiende te houden. Terwijl ik daar was, bracht de postbode een gesigneerd voetbalshirt, voor hun volgende actie, een veiling. Ik zag de ontroering. Ik zag de manier waarop zij uit al deze ellende positieve energie haalden om door te gaan. Ik kan hier alleen maar stil van worden. Axel laat zeker zijn voetafdruk na. Hanka Meutgeert
Verenigingsnieuws
In memoriam
I
Kayleigh van Dam overleden op 11 juni 2010, op de leeftijd van 5 jaar, aan de gevolgen van Vanishing White Matter Naar deze familie gaat ons medeleven en onze condoleances.
Agenda
왘 16 november 2010
-
Themabijeenkomst Zorg meer, zorg minder?, Etten-Leur
왘 20 november 2010
-
Bijeenkomst diagnosegroep mitochondriële aandoeningen-jongeren, Hilversum
왘 26 november 2010
-
Bijeenkomst diagnosegroep Gaucher, Hilversum
왘 27 november 2010
-
MPS dag, Amersfoort
왘 27 november 2010
-
Bijeenkomst diagnosegroep mitochondriële aandoeningen-volwassenen, Hilversum
왘 05 maart 2011
-
왘 16 april 2011
-
Informatiebijeenkomst vetzuuroxidatiestoornissen (MCADD, VLCADD, SCADD, LCHADD), Utrecht VKS familiedag
De ziekte-informatie database is uitgebreid Een van de doelstellingen van VKS is leesbare informatie over stofwisselingsziekten beschikbaar stellen aan mensen die met stofwisselingsziekten te maken hebben. Om in deze behoefte te voorzien, hebben we een database met 185 stofwisselingsziekten. Er worden steeds nieuwe beschrijvingen en ervaringen van (ouders van) patiënten toegevoegd. De ziekten die er al in staan, worden bijgewerkt. In Wisselstof wordt er telkens melding gemaakt van de toegevoegde informatie. Uw persoonlijke inlogcode wordt gevormd door uw postcode en het wachtwoord wat op de adreswikkel van Wisselstof staat. Dit wachtwoord bestaat uit letters. Ben u uw wachtwoord kwijt of vergeten, neem dan gerust contact op met het bureau.
Nieuwe informatie • Molybdeen co-factor deficiëntie
• Sulfiet oxidase deficiëntie
• Xanthine oxidase deficiëntie
Even voorstellen: contactpersoon CTX Ruben is in 2009 de diagnose CTX gesteld. Hij had al langer ontwikkelingsproblemen en al zijn hele leven diarree, maar pas toen hij ook staar bleek te hebben, kwamen we erachter dat het om een stofwisselingsziekte ging. CTX is gelukkig een behandelbare ziekte. Door het medicijn heeft hij nu geen diarree meer en gaat hij ook niet verder achteruit. Aan de staar is hij inmiddels geopereerd, dus hij ziet ook weer goed.
Mijn naam is Geja van Prooijen en ik ben contactpersoon voor de nieuwe diagnosegroep CTX. Met mijn man Mark en mijn zonen Luc (11) en Ruben (9) woon ik in Sittard. Bij
Bij CTX gaat er iets mis bij de synthese van galzuur. Daardoor komt er teveel van de stof cholestanol in het lichaam. Deze stof hoopt zich op verschillende plaatsen op (ooglenzen, hersenen, pezen) en veroorzaakt
daardoor problemen. Omdat de ziekte behandelbaar is, is een vroege diagnose belangrijk. In juni dit jaar is door VKS voor het eerst een informatiedag over CTX georganiseerd. De bezoekers (waaronder ik) waren heel positief over dit initiatief. Op dat moment was er veel onduidelijkheid en onrust rond de verkrijgbaarheid en de vergoeding van het medicijn. Dat maakte de behoefte aan informatie en ontmoeting extra groot. Na het succes van deze dag start er nu dus ook een diagnosegroep voor CTX. Ik ben daar erg blij mee en wil me er als contactpersoon graag voor inzetten. Geja van Prooijen
3
Informatie
Schot in registratie metabole ziekten In Wisselstof van maart 2010 vertelde dr. Gepke Visser, kinderarts metabole ziekten in het WKZ in Utrecht, over de registratiedatabase metabole ziekten (DDRMD). Via de registratie worden alle patiënten met een definitief gestelde diagnose voor stofwisselingsziekten geregistreerd in een online database. Dit wordt gedaan door alle metabole centra in Nederland. Die gegevens moeten het mogelijk maken om betrouwbaar onderzoek te kunnen doen naar het natuurlijk beloop van alle stofwisselingsziekten en de behandeling ervan. Ook hoopt VKS in de nabije toekomst gebruik te maken van de cijfers om de ziekte-informatie aan te vullen. Hier volgt de stand van zaken.
Nu 3160 patiënten in database De registratie van metabole ziekten in de database begint beter te lopen en de aangewezen personen krijgen meer routine in het registreren van de nieuwe diagnoses. Per UMC is een vaste contactpersoon die verantwoordelijk is voor het invoeren van de
hielprik nog gecontroleerd moeten worden met de gegevens die TNO van de regiokantoren doorkrijgt. Waarschijnlijk verschijnt eind dit jaar het rapport met de cijfers van de hielprik uit 2009. 'Voor de hielprikscreening hebben alle centra goed
stofwisselingsziekte te hebben) en ruim 43% van de patiënten had een diagnose uit de hielprik. ‘Dus, ongeveer de helft van de nieuwe diagnoses die in de database ingevoerd worden, zijn afkomstig uit de hielprik’, zegt Visser. In de database zijn nu 3160
‘De voortschrijdende automatisering vergemakkelijkt de controle.’ nieuwe diagnoses. ‘Deze persoon zou langs de interne geneeskunde, hematologie, nefrologie en het lab moeten gaan voor alle nieuwe diagnoses. Nu missen we soms nog de diagnoses van de andere specialisten. We zouden graag ook de metabole internisten bij de registratie te betrekken, maar daar hebben we nog geen financiën voor', zegt Visser. Neonatale screening In 2009 zijn er ruim 200 kinderen uit de neonatale screening (hielprik) verwezen naar een metabool centrum. Ruim 80 diagnoses waren terecht positief. 'Wat bijzonder was, is dat een aantal kinderen werden verwezen die zelf niet ziek bleken te zijn, maar waarvan de moeder een ziekte bleek te hebben. Dan moet je denken aan 3-methyl-crotonyl-glycinurie (3MCC) of Organic Cation Transporter type 2 deficiëntie.’
samengewerkt om de gegevens aan te leveren', zegt Visser tevreden. In 2009 zijn er in het WKZ alleen al 23 nieuwe patiënten ingevoerd. 13% daarvan kwam niet uit de hielprik, ruim 43% was fout-positief (bleken bij nader onderzoek toch geen
patiënten met 209 verschillende stofwisselingsziekten ingevoerd. De top drie van ziekten met de meeste patiënten in de database zijn 1. PKU met ongeveer 600 patiënten; 2. MCADD; 3. Galactosemie. Controle Op de vraag hoe dr. Visser weet of alle patiënten in de database ingevoerd worden, zegt ze: ‘We gebruiken de lijsten van de laboratoria als controle. Het laboratorium houdt namelijk eigen diagnoselijsten bij.’ Wel zijn de diagnoselijsten van het lab anders, want daarop worden ook metabolietafwijkingen geregistreerd. ‘Het lab noemt dat een diagnose, voor ons is dat niet altijd een diagnose. Hun lijst zal dan ook niet overeenkomen met onze lijst.’ Toch zijn die lijsten bruikbaar. ‘We kunnen dan zien welke diagnoses we missen en ons afvragen hoe dat komt. De voortschrijdende automatisering vergemakkelijkt de controle.’ https://ddrmd.nl/security/info Marjolein van der Burgt
Dit zijn de grove gegevens, omdat de gegevens nog nergens officieel gerapporteerd zijn en de gegevens uit de
4
Verenigingsnieuws
CDG verbindt
I
Op 17 september werd in samenwerking met het UMC Radboud in Nijmegen een informatiebijeenkomst over CDG gehouden. Contactpersoon Noëlle Schmitz vertelt ons haar ervaring. Bij binnenkomst werden wij gastvrij ontvangen door de studenten van dr. Eva Morava, die onze dochter meenamen naar een geweldige snoezelkamer (joepie met waterbed... ik heb mijn dochter nog nooit zo enthousiast horen gillen). Een bezorgde moeder als ik ben, vertel ik vrijwel direct dat zij geen vet tolereert of mag en dat zij nog steeds veel kleine spulletjes in haar mond stopt, vanwege haar achterstand. Haar vader daarentegen zegt dat ik het los moet laten en trekt mij min of meer aan mijn mouw mee naar de sprekersruimte. De sprekersruimte blijkt afgeladen te zijn met onder meer ouders van de diagnosegroep van VKS. Dr. Morava spreekt over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van het onderzoek naar CDG. Zo is in San Diego een baanbrekende ontdekking gedaan en is de tot nu toe ontbrekende schakel in de aansturing van de eiwitglycosylering gevonden. Het zou gaan om een gen in de zogeheten dolichol cyclus (SRD5A3 gen). Tevens worden er proeven gedaan op muizen met het inspuiten van “ingepakte stofjes” om door de bloed-hersenbarrière de hersenen in te kunnen gaan. De gedachte dat zoveel kundige mensen de ontwikkeling op het gebied van CDG staande houden, beschouw ik als iets zeer positiefs. Bij de andere ouders bemerk ik dat
de interesses vooral liggen bij de meer praktische en uitvoerende kant rond CDG. Bij het spreken van de opthalmoloog blijken een aantal ouders erg bezig te zijn met de werking, maar ook met de stand van de ogen van onze CDG-kinderen. Bij het verhaal rond de ervaringen van Mannose-behandeling bij MPICDG (CDG 1b) blijkt dat het bij één iemand zelfs niet aanslaat. Ook de nieuwe namen worden geïntroduceerd en hebben hun grondslag vanuit de biochemie... zo wordt bij voorbeeld CDG 1c thans ALG6CDG. Voor het gebruik van antibiotica bij onze CDG kinderen, krijgen we een waarschuwing. Antibiotica doden ook gezonde bacteriën en dit kan grote gevolgen hebben voor kinderen met CDG. Zo min mogelijk gebruiken dus. In de pauze is het fijn om de kinderen te kunnen zien en bij afloop zie ik mijn dochter aan een tafel zitten met patat en kroketten. Ik loop er op af en constateer -met een zucht van verlichting- dat zij alleen appelmoes krijgt. Door de vele gesprekken met ouders en artsen, merk ik pas hoe verschillend de symptomen binnen CDG zijn en hoeveel zorg en liefde er is. Ook hoe belangrijk deze dagen zijn voor het opkomen voor deze groep kinderen, de informatieoverdracht, het delen en het verbinden, want ook al zijn het kleine stapjes,
het is een noodzaak om met elkaar in beweging te blijven. Op de lange terugreis bedenk ik dan ook dat het niet het loslaten is, maar juist het verbinden, wat ten goede komt aan onze kinderen. Bij deze roep ik dan ook op aan de heren Biochemici (maar ook anderen) de naam CDG in ere te houden en deze patiëntjes (dus de mens) binnen hun onderzoek te blijven zien, want dat is wat ons verbindt... en als ik aan de verhalen van de ouders en de prachtige kinderen denk... dan laat ik lekker niet los... Met dank aan dr. Eva Morava, alle gastsprekers, VKS en uiteraard speciaal aan de ouders en kinderen... Noëlle Schmitz Contactpersoon CDG diagnosegroep
Tyrosinemie patiëntjes voor één dag piloot Stichting Hoogvliegers heeft zaterdag 9 oktober jl. een bijzondere dag bezorgd aan kinderen en jongeren met Tyrosinemie op Lelystad Airport. Zij mochten voor één dag piloot zijn! De vroegere buurman van Joris, Tjerk van Dijk en pilotencoördinator van Noord-Nederland had het plan op-
gevat om Joris, die nu in Mozambique woont, Hoogvlieger te maken. Maar waarom niet alle kinderen dan? Het was een geweldige dag! Alle Hoogvliegers mochten twee familieleden de lucht in nemen. Tijdens het wachten, konden alle familieleden gratis genieten van al het moois in het Themapark Aviodrome. Ook Francjan van Spronsen, Kinderarts Metabole ziekten, een diëtist en verpleegkundige van het UMCG waren aanwezig. Zij konden informatie geven over het onderzoek dat van start gaat.
Ondanks de pech van ziek zijn, waren er toch negen Hoogvliegers met hun familie aanwezig en allemaal hebben ze zelf het vliegtuig mogen besturen. Een zeer geslaagde en leuke dag met ook nog eens prachtig mooi weer. Annelies Prent VKS Contactpersoon Tyrosinemie Noot van de redactie: VKS bekijkt met stichting Hoogvliegers of er volgend jaar ook vluchten aangeboden kunnen worden aan andere kinderen.
5
Informatie
Therapie van de toekomst? Vanaf het begin van de jaren tachtig worden er, bij sommige ziekten en sommige patiënten, hematopoietische stamceltransplantaties uitgevoerd. De gedachte erachter is de correctie van het onderliggende enzymdefect. Gezonde donorcellen kunnen het missende enzym wel maken. De cellen van de patiënt zelf, niet. De donorcellen kunnen in de hersenen komen, waardoor dit voor sommige ziekten, waarbij de hersenen betrokken zijn, de enige mogelijkheid tot behandelen is, mits op tijd een diagnose gesteld is. ‘Ik zie hematopoietische stamceltransplantaties nu als de behandeling voor bepaalde levensbedreigende stofwisselingsziekten en in de toekomst ook voor mildere vormen’, zegt dr. Jaap Jan Boelens, immunoloog en transplantatie-arts in het WKZ.
Hematopoietische stamceltransplantatie: to do or not to do? In het WKZ in Utrecht worden jaarlijks 35 hematopoietische stamceltransplantaties uitgevoerd, waarvan vijf tot zeven transplantaties voor stofwisselingsziekten. Meestal gaat het om patiënten met de ziekte van Hurler (MPS 1), Metachromatische Leukodystrofie (MLD) en X-ALD. Bij hematopoietische stamceltransplantaties (HSCT), ook wel beenmergtransplantaties genoemd, worden stamcellen van een donor (gezond persoon of navelstrengbloed) in het bloed van de patiënt gebracht, nadat het eigen beenmerg vernietigd is. De stamcellen kunnen uitgroeien tot verschillende typen bloedcellen (zoals rode en witte bloedcellen), die enzymen produceren. Tot voor enkele jaren geleden kleefden er behoorlijke risico’s aan een HSCT. 25-30% van de getransplanteerde patiënten overleed als gevolg van de transplantatie. Tegenwoordig zijn HSCT veiliger en effectiever geworden. Nu sterven veel minder patiënten (minder dan 10%) rondom de transplantatie. ‘Sinds 2005 hebben we één kind (op meer dan 25 procedures) met een stofwisselingsziekte verloren’, zegt Boelens. Dr. Peter van
Hasselt, kinderarts metabole ziekten in UMC Utrecht: ‘Alle verbeteringen zijn een stap voorwaarts, maar de uitkomsten op langere termijn kunnen nog aanzienlijk beter.’ Indicatie Wie komen er in aanmerking voor een HSCT? ‘Bij MLD moeten patiënten bij voorkeur asymptomatisch zijn of minimale symptomen hebben om in aanmerking te komen voor de HSCT. Oudere patiënten mogen iets meer aangedaan zijn, omdat het ziekteproces bij hen langzamer verloopt’, zegt Boelens. ‘Om de aanwezige schade van de hersenen te beoordelen, laten we altijd een MRI-scan maken bij prof. Marjo van der Knaap, kinderneuroloog in het VUMC in Amsterdam’, zegt hij. Van der Knaap: ‘Bij de jongste vormen van MLD en de ziekte van Krabbe transplanteren we niet, omdat het ziekteproces heel snel gaat. Neem als voorbeeld een kind met de ziekte van Krabbe die met drie maanden gediagnosticeerd wordt en normaal gesproken met 15 maanden overlijdt. Als je zo’n kind een HSCT geeft, zet je de ziekte stil, maar je houdt een kind met levens-
dr. Jaap Jan Boelens met Hurler patiënt Adam
6
lange ernstige handicap over. Daar doe ik niet aan mee. Een MLD patiënt van 35, daarentegen, heeft nog een leven van 40 jaar voor zich. Doe je niks, dan zal die patiënt uiteindelijk bedlegerig worden en niet meer kunnen praten. Als je door de transplantatie de ziekte stil kunt zetten, is dat zeker de moeite waard.’ ‘Voor MPS 1 geldt dat hoe eerder er getransplanteerd wordt, hoe beter de uitkomst. Voor sommige ziekten geldt dat kinderen tijd kopen, voor als er een betere behandeling komt. Als je geen HSCT hebt gehad, is die kans verkeken’, zegt Van Hasselt. Er zijn ook ziekten waarvoor een HSCT niet de standaardprocedure is. ‘Bij deze aandoeningen is de winst van transplantatie twijfelachtig op basis van beschikbare literatuur, maar bestaat er hoop dat er met de huidige, verbeterde, transplantatie-techniek toch een duidelijke winst te halen is’, zegt Van Hasselt. Boelens: ‘Voor patiënten met de ziekte van Sanfilippo (MPS 3) zonder symptomen vind ik het acceptabel om een HSCT te proberen. Een overlijdensrisico van minder dan 10% vinden we relatief veilig bij zo’n ernstige ziekte. We kennen nu drie gezinnen met Sanfilippo die getransplanteerd zijn. Een familie heeft er een ander fenotype voor terug gekregen. Het kind is wel verstandelijk beperkt, maar is niet agressief en heeft geen slaapproblemen, zoals normaal wel voorkomen bij deze ziekte. De ouders zijn er blij mee, ze ervaren het als een toename in de kwaliteit van leven in de gezinssetting.’ De “sleutel” tot succes De vraag waarom een HSCT wel voor de ziekte van Hurler en MLD werkt en niet voor veel andere stofwisselingsziekten met schade in de hersenen, is niet eenvoudig te beant-
Informatie woorden. Boelens zegt dat de donorcellen ook bij andere stofwisselingsziekten wel in de hersenen komen. Als er al veel ziekteverschijnselen zijn, komen ze in ieder geval te laat om de achteruitgang nog te stoppen. Ook de benodigde enzymactiviteit verschilt blijkbaar per ziekte. ‘Bij de ziekte van Hurler is voor de transplantatie een enzymniveau van nul. Als je dat maar een beetje kunt verhogen, heb je geen achteruitgang van de ziekte in de hersenen meer’, zegt Boelens. Dat geldt ook voor de adulte vorm van MLD. Door een kleine verhoging van het enzymniveau, kunnen er voldoende afvalstoffen omgezet worden. ‘Blijkbaar heb je bij andere ziekten hogere enzymniveaus nodig, dan we met de HSCT kunnen bereiken’, voegt hij toe. Van Hasselt vult aan: ‘De donorcellen moet je je voorstellen als een enzymfabriek. Ze kunnen de omringende cellen alleen helpen als er ook een ‘deur’ is om de enzymen uit te scheiden en (voor de zieke cellen) om op te nemen. We weten dat er voor lysosomale enzymen een deur is, maar van andere cel onderdelen weten we dit niet. We vermoeden dat die geen deur hebben.’
zijn zonder ingrijpen. Ik kan er ook achter staan als je niet met een optimale uitgangssituatie te maken hebt. Het is nog altijd beter dan het voortschrijden van de ziekte’, zegt Boelens. ‘Dit alles moet uiteraard wel goed met ouders/familie en patiënt besproken zijn. Ze moeten goed voorgelicht zijn over hoe de situatie er waarschijnlijk zou kunnen uitzien na HSCT’, voegt hij toe. Uitkomst Een HSCT biedt geen genezing. ‘Door de HSCT ruil je een levensbedreigende situatie in voor een chronisch medisch probleem. Patiënten hebben vaak blijvend minder energie en de chemotherapie geeft mogelijk extra schade aan de witte stof in de hersenen, als de hersenen al ziek zijn. Kinderen kunnen IQ punten verliezen door de transplantatie’, zegt Van der Knaap. Van der Knaap heeft dan ook voorkeur om bijvoorbeeld vroeg gediagnosticeerde X-ALD en MLD patiënten in de gaten te houden en pas te transplanteren als de MRI van de hersenen afwijkingen begint te vertonen. ‘MRI- afwijkingen lopen voor op de klinische verschijnselen. Bij X-
‘Ik kan niet beloven dat alles verbeterd, maar we hopen dat de ziekte stilstaat na de transplantatie. Wat in de hersenen echt stuk is, is stuk’, vervolgt ze. De patiënten met juveniele MLD hebben na de HSCT meestal nog problemen met de motoriek. Toekomst Op dit moment wordt door verschillende onderzoekers gewerkt aan gentherapie met eigen stamcellen. De eigen stamcellen (uit het beenmerg) worden dan bewerkt en het gen voor het enzym wordt vervangen door een ander gen. De bedoeling is om dit gen tot overexpressie te brengen, zodat er bijvoorbeeld tien keer zoveel enzym als normaal wordt geproduceerd. ‘Mogelijk is er dan wel voldoende enzym om bijvoorbeeld de ziekte van Sanfilippo te stoppen’, zegt Boelens. Hij zegt dat deze gentherapie lastig zal zijn voor patiënten die helemaal geen enzymactiviteit hebben (zoals bij de ziekte van Hurler), omdat het nieuw te produceren enzym dan toch als lichaamsvreemd herkend kan worden en kan zorgen voor afstotingsproblemen. In Frankrijk zijn al patiënten met X-ALD be-
‘Door de HSCT ruil je een levensbedreigende situatie in voor een chronisch medisch probleem.’ Toch kan een HSCT ook voor een aantal niet-lysosomale ziekten effectief zijn. Van Hasselt: ‘Bij een aantal aandoeningen kunnen de gezonde donorbloedcellen de afvalstoffen verwerken, die elders in het lichaam worden gemaakt. Een voorbeeld hiervan is MNGIE, een mitochondriële ziekte. PNP deficiëntie (de ziekte die Rick heeft) werkt ook op die manier. Bij X-ALD, een peroxisomale ziekte, is het effect van HSCT ook aangetoond, maar het is nog niet helemaal opgehelderd hoe dat precies werkt. Mogelijk spelen bij het ontstaan van de hersenafwijkingen opruimreacties van het lichaam een rol, die gunstiger verlopen als een HSCT wordt toegepast.’ De specialisten vinden dat de afwegingen om al dan niet te transplanteren op individuele basis gemaakt moeten worden. ‘Sommigen patiënten komen zonder meer in aanmerking, maar er is ook een grijs gebied. Er moet gekeken worden naar de uitgangssituatie en hoe de situatie zal
ALD en MLD (behalve bij de vroegste vormen) is er dan nog tijd genoeg om te transplanteren’, zegt ze.
handeld met eigen hematopoietische stamcellen, waarvan het defecte gen gerepareerd was.
Bij patiënten met MPS 1 zijn relatief veel transplantaties gedaan. De verstandelijke ontwikkeling van getransplanteerden is vrij goed. De meeste kinderen komen op een gewone basisschool. Wel maakt het uit hoeveel tijd er tussen de eerste symptomen en de diagnose zat en wat de precieze genafwijking is. Als de patiënt nog een beetje eigen enzymactiviteit had, gaat het beter. ‘De botproblemen die er al waren voor de transplantatie blijven en worden meestal erger, maar zijn veel milder dan zonder transplantatie’, vertelt Van Hasselt.
Verder pleit Boelens er voor om patiënten met mildere MPS I een HSCT aan te bieden. ‘Enzymtherapie is het toch ook niet helemaal. Soms doen getransplanteerde MPSI-Hurlerpatiënten het beter dan patiënten met het mildere Hurler-Scheie. Die
‘Bij MLD werd vroeger stilstand van de ziekte niet gegarandeerd en konden patiënten alsnog rolstoelafhankelijk worden. Nu is de uitkomst beter, onder andere door minder agressieve chemotherapie’, zegt Van der Knaap.
dr. Peter van Hasselt en Rick
7
Informatie patiënten met een mildere ziekte zullen het dan waarschijnlijk nog beter doen met een HSCT, met name ook omdat enzymniveau’s hoger zijn. Ik denk dat er een verschuiving moet komen.’ Van Hasselt denkt ook dat Hurler-Scheie patiënten baat hebben bij een HSCT, omdat uiteindelijk ook de hersenen aangetast worden bij die ziekte en de enzymtherapie daar niet komt. Echter, voor Scheie-patiënten vindt hij die behandeling te ver gaan. ‘Bij patiënten met Scheie verwacht je geen hersenbetrokkenheid, en vervalt het belangrijkste winstpunt van HSCT vergeleken met enzymtherapie’, zegt hij. Ook patiënten met de ziekte van Pompe, die antilichamen vormen tegen de enzymvervangingstherapie, vormen een uitdaging voor de toekomst. Door antilichamen is de enzymtherapie niet effectief. ‘Het is
makkelijker om het afweersysteem te resetten’, zegt Boelens. Waarschijnlijk zal in de toekomst ook voor de ziekte van Pompe een stamceltransplantatie tot de mogelijkheden behoren. Tot slot wil Boelens graag dat een aantal ziekten, zoals MLD en MPS I, aan de hielprik toegevoegd worden. ‘Het veiligste is om een baby van twee maanden oud te transplanteren. Baby’s verdragen chemo veel beter en blijven vaak gewoon de fles drinken’, zegt hij. Niet iedereen deelt deze mening. Zoals al eerder gezegd, zou Van der Knaap bij bepaalde ziekten wachten met transplanteren tot er MRI-afwijkingen van de hersenen te zien zijn. ‘Als je te vroeg transplanteert, neem je de patiënt ook iets af’, zegt ze. ‘Mogelijk neem je goede levensjaren af als de patiënt aan de procedure overlijdt. En
na transplantatie hebben veel patiënten vitaliteit ingeleverd. Waarom zou je bij twee jaar transplanteren als de patiënt uiteindelijk pas op volwassen leeftijd de eerste verschijnselen van de ziekte krijgt?’ Van Hasselt is het eens met Boelens wat betreft het toevoegen van MPS I aan de hielprik. Een minpunt is dat met de huidige diagnostiek nog geen onderscheid te maken is tussen mildere en ernstigere typen. Van Hasselt: ‘Idealiter zou je voor iedere patiënt, op grond van de precieze mutaties, willen kunnen voorspellen wat het beloop zou zijn zonder HSCT, om een goede afweging te kunnen maken over het nut van deze behandeling.’ Vooral voor de ernstige vormen van MLD is nog niet duidelijk wat de winst is voor de patiënten, vindt hij. De toekomst zal het moeten uitwijzen.
Poli voor hematopoietische stamceltransplantaties in Sylvia Tóth Centrum in WKZ in Utrecht In het Sylvia Tóth Centrum worden onder andere kinderen met onbegrepen ontwikkelingsstoornissen gezien door verschillende specialisten. Daarnaast komen patiënten, die een hematopoietische stamceltransplantatie (HSCT) hebben gehad, er één keer per jaar voor de follow-up. Ze worden op één dag gezien door een kinderarts metabole ziekten, een kinderneuroloog en een kinderfysiotherapeut. Soms wordt een neuropsycholoog, een neurofysioloog en een oogarts op consult gevraagd. Ook is de transplantatie-arts betrokken bij het multidisciplinair overleg, zeker ook als er afweerproblemen zijn. Afhankelijk van de ziekte wordt een MRI van de hersenen gemaakt of een röntgenfoto van het skelet. Ook wordt er bloed en urine afgenomen en soms hersenvocht. ‘Het doel van de follow-up is het vroegtijdig opsporen van problemen bij de patiënten, zodat we de zorg kunnen optimaliseren’, zegt Van Hasselt. ‘Daarnaast is het belangrijk dat we meten hoe effectief de HSCT is, omdat er tot nu toe weinig over gerapporteerd is. Dat is van belang voor zowel de huidige als de toekomstige patiënten’, vervolgt Van Hasselt. Na alle bezoeken van de specialisten, worden de bevindingen aan het eind van de dag terug gerapporteerd aan de (ouders van de) patiënt en wordt gekeken wat er gedaan kan worden om de kwaliteit van leven van de patiënt zo optimaal mogelijk te maken. Om half 9 loop ik het Sylvia Tóth Centrum in het WKZ in Utrecht binnen. De hele dag mag ik doorbrengen met de familie Hogenboom op hun
kamer, waar alle specialisten langskomen. Rick, zeven jaar oud, heeft Purine Nucleoside Phosphorylase deficiëntie (PNP deficiëntie), een stofwisselingsziekte waarbij de afweer sterkt verminderd is. Hij heeft drie jaar geleden een stamceltransplantatie ondergaan en komt vandaag voor de follow-up. Rick had vanaf de geboorte al verschillende medische problemen en ontwikkelde zich langzaam. Op de peuterspeelzaal was hij vaak ziek. 'Ze zeggen dat zoveel kinderen ziek worden, maar Rick was vaak twee weken gevloerd, had hoge koorts en lange herstelperioden’, zeggen Frank en Miranda, Rick’s ouders. Toen Rick bijna vier jaar was, kreeg hij geïnfecteerde waterpokken en werd er vreselijk ziek van. 'We dachten dat Rick het niet ging redden', vertelt Miranda die nog
8
steeds geroerd is als ze over die tijd spreekt. Kort daarna kwam de diagnose. ‘Het bleek dat Rick op het randje van de dood liep. Als hij nog twee-drie keer heel ziek zou worden, zou hij het niet redden.' PNP deficiëntie was 30 jaar geleden voor het laatst gediagnosticeerd in het WKZ. 'De diagnose voelde onwerkelijk. Rick kon toch niet levensbedreigend ziek zijn?' Ondertussen was Miranda 30 weken zwanger van haar derde kindje en was de enige mogelijke behandeling voor Rick een stamceltransplantatie. 'Op dat moment was Rick in een goede conditie, dus gingen we het transplantatietraject in.' Er werd een donor gezocht voor Rick en er werden vooronderzoeken gedaan. Infecties waren een groot risico voor hem. 'Door de chemotherapie werd Rick gaandeweg zieker, zijn slijmvlies ging kapot en hij was heel afwezig en
Informatie verdrietig.' Zijn ouders waren bezorgd of de transplantatie zou slagen. ‘De transplantatie zelf ging redelijk, maar Rick's gedrag veranderde in deze periode zeer duidelijk', vertellen ze. Om kwart voor 9 komt de kinderverpleegkundige binnen om te vragen hoe het met de familie gaat en om het programma van de dag door te nemen. Een half uurtje later komt de kinderneuroloog en hij gaat naast Rick aan tafel zitten. Hij praat vriendelijk tegen Rick en stelt hem vragen. Daarna laat hij Rick wat loopoefeningen doen, op één been staan, zijn vingers volgen en test hij met een hamertje Rick’s reflexen. Rick’s ouders geven aan dat Rick soms op een vreemde manier uit bed komt en handelingen niet altijd in de juiste volgorde uitvoert. Ook maken ze zich zorgen over de krampen in handen en voeten. Ondertussen vermaakt Rick zich prima met de computer en is hij machinist van de Legotrein. Om kwart voor 10 komt de kinderarts metabole ziekten en praat uitgebreid met de ouders. Hij bespreekt welke problemen er over zijn na de HSCT en waar Rick op school tegenaan loopt. Zo heeft Rick een korte aandachtspanne en heeft hij moeite met het verwerken van informatie. ‘Als hij overvraagd wordt, raakt hij het overzicht kwijt, raakt hij ernstig vermoeid en komt hij niet meer uit zijn woorden’, vertelt Miranda. De kinderarts onderzoekt Rick lichamelijk. Tot de kinderfysiotherapeut komt, drinken we thee en Rick computert met zijn vader Frank. Er hangt een ontspannen sfeer. Ook bij de kinderfysiotherapeut moet Rick oefeningen doen, zowel oefeningen voor de grove motoriek, zoals een bal gooien en vangen, als voor de fijne motoriek. Aan tafel moet Rick pinnetjes in gaatjes doen, een draadje rijgen door gaatjes en een lijntje tekenen. Ouders vertellen dat ze zich zorgen maken om Rick’s handschrift. De kinderfysiotherapeut beaamt dat de motoriek niet erg vooruit is gegaan ten opzichte van vorig jaar, terwijl er meer eisen aan Rick gesteld worden, omdat hij een jaar ouder is. Ouders vragen zich af wat haalbaar is voor Rick en of er nog andere mogelijkheden zijn voor hem. Er wordt besloten om te kijken of medicatie invloed heeft op
de vele oncontroleerbare bewegingen die Rick heeft. Rick zelf heeft er last van, hij weet dat hij bepaalde dingen niet goed kan en is daardoor soms gefrustreerd. Na het bezoek van de kinderfysiotherapeut gaat Rick op de foto bij de medisch fotograaf en daarna is het pauze. We gaan naar het dak van het ziekenhuis, waar een heuse speeltuin is. Rick, die langzaam zenuwachtig begint te worden voor de MRI, vergeet even zijn zorgen. Hij gaat op in zijn spel. Om kwart voor 1 zijn we terug op Rick’s kamer en de verpleegkundige vertelt over de afname van bloed, urine en hersenvocht aan de ouders. Om half 2 legt ze aan Rick uit hoe de narcose zal gaan. Om kwart over 2 is het eindelijk zo ver. Rick zit bij zijn moeder op schoot, krijgt een prikje en valt snel in slaap. Miranda en Frank wachten gespannen af. Er is al zoveel gebeurd met Rick in dit ziekenhuis, dat ze veel emoties hebben. Ze vertellen: 'Wat we gewonnen hebben met de stamceltransplantatie is dat we Rick hebben gehouden. Voor zijn ziekte geconstateerd werd, was hij al veel ziek, motorisch niet in orde en vertoonde hij al autistische kenmerken, maar we maakten ons nog geen gigantische zorgen om zijn gedrag. Na de transplantatie is hij een ander kind geworden. We hebben meer zorgen om hem en heeft hij meer begeleiding nodig. Zijn afweer doet het, maar Rick is er niet op vooruit gegaan.' Het is voor Rick’s ouders moeilijk dat ze niet weten wat ze kunnen verwachten, omdat Rick zo'n onbekende ziekte heeft. Ook hebben ze vraagtekens bij Rick zijn gedrag en ontwikkeling. 'Het wordt steeds meer duidelijk, dat we een ge-
handicapt kind hebben. Verder hangen de weken aan elkaar van afspraken rondom Rick’s gezondheid. Vriendinnetjes van zijn zusjes kunnen niet thuis spelen als Rick er is. Het hele gezin kampt met Rick's ziekte.’ De MRI en ruggenprik zijn goed gegaan. Het duurt lang voordat Rick wakker wordt. Ondertussen woon ik het multidisciplinair overleg bij, waar de transplantatie-arts ook aangeschoven is. Behalve Rick, was er vandaag nog een jongen in het Sylvia Tóth Centrum voor de follow-up. Aan een ronde tafel worden de bevindingen van beide jongens tussen de specialisten besproken. Ook de MRI’s worden bekeken. Er wordt overlegd welke vervolgstappen er genomen moeten worden. Om kwart voor 5 komen de kinderarts en de transplantatie-arts weer bij Rick op de kamer voor de nabespreking. Er wordt afgesproken dat Rick minder uren naar school zal gaan. Door hem minder aan te bieden, hopen de specialisten op meer groei. Er wordt besloten geen energie meer te stoppen in dingen die hij niet goed kan, zodat hij meer energie overhoudt om zich verder te ontwikkelen in de dingen die hij wel goed kan. Er worden afspraken gemaakt en rond kwart over 5 komt de verpleegkundige binnen om te kijken of Rick iets wilt eten. Pas daarna mag hij naar huis. Uiteindelijk verlaat Rick rond half 7 met zijn ouders het ziekenhuis. Ook na vandaag trekken Frank en Miranda één duidelijke conclusie: 'Iedere keer moeten we de situatie weer aanvaarden en het blijft zoeken naar de weg, die we met Rick moeten bewandelen.' Marjolein van der Burgt
9
Verenigingsnieuws
Bijeenkomst nieuwe leden succes I Zaterdag 18 september werd er voor het eerst een bijeenkomst voor nieuwe leden gehouden in het Meander Medisch Centrum in Amersfoort. Lia Scheepers vertelt over haar ervaringen van die dag.
Veel (h)erkenning Mijn naam is Lia Scheepers en ik ben de moeder van Roos (14 jaar) en Jantien (13 jaar). Op 3 maart jl. hebben we, na jaren onderzoeken, gehoord dat ijzerstapeling in de basale kernen van de hersenen, de oorzaak is van Roos’ psychomotorische achteruitgang. Voor mij was dat het startsein voor een hervatting van mijn zoektocht naar informatie op internet. Tevens heb ik me toen aangemeld als lid van VKS. Ik hoefde dan ook niet lang na te denken over de vraag of ik naar de bijeenkomst voor nieuwe leden zou gaan. Dat was overigens niet, omdat ik verwachtte om meer informatie over ijzerstapeling in de hersenen te horen, maar omdat ik hoopte op het vinden van steun van lotgenoten. Ik kan niet anders zeggen dat ik dat die dag enorm heb ondervonden! Ik vond het best raar om op zaterdagochtend vroeg in mijn auto te stappen en dan op weg te gaan naar een bijeenkomst met totaal vreemde mensen van wie ik vermoedde dat ze met net zoveel tegenstrijdige gevoelens rondliepen als ik. De ontvangst door diverse medewerkers van VKS was echter hartverwarmend en geruststellend! Er was daadwerkelijk zorg dat alle aanwezigen op hun gemak waren. Een lach en een traan Het programma begon met een praatje door Hanka Meutgeert over hoe VKS 15 jaar geleden is begonnen en wat VKS kan betekenen. Hanka is medeoprichter en directeur van VKS en moeder van een zoon met een stof-
wisselingsziekte. Tijdens haar verhaal herkende ik al meteen een aantal gevoelens. De eerder in “Wisselstof” genoemde “periode van 1000 vragen” ervaar ik zelf vooral als “de periode van 1000 gevoelens”. Met name de tegenstrijdige gevoelens maken het zwaar. Rust, boosheid, strijdvaardigheid, moedeloosheid, dankbaarheid en jaloezie… Na Hanka nam Piet Bolhuis, penningmeester van VKS, het woord. Hij vertelde het een en ander over hoe DNA onderzoek in z´n werk gaat. Ondanks wat emotionele vragen, ook van ondergetekende, bleef Piet uiterst kalm en rustig en was hij steeds bereid om meer uitleg te geven. Ook later tijdens de lunch schoof hij hier en daar aan om gericht nog wat extra informatie te geven. De laatste spreker voor de lunchpauze was Geja van Prooijen. Zij is de moeder van Ruben en hij heeft CTX. Ik kan niet beschrijven hoe knap ik het vond hoe zij haar verhaal via een aansprekende PowerPoint presentatie aan ons heeft verteld. Zoveel herkenbare emoties kwamen aan bod. Het “buikgevoel” van het begin dat je eigenlijk wel wéét dat er meer aan de hand is. De onzekerheid van het eindeloze wachten. De opluchting en rust als je eindelijk een diagnose hebt. Heel treffend vond ik haar uitspraak dat zij en haar man in die onzekere periode meer “managementteam” waren dan echtpaar. Het was een verhaal met een lach en een traan! Na een goedverzorgde lunch gingen
we in groepjes uiteen en bogen we ons over een flink aantal stellingen die steeds per twee werden aangeboden. Bijvoorbeeld: “Toen ik de diagnose hoorde bracht dat rust” tegenover “Toen ik de diagnose hoorde was dat een klap in mijn gezicht” Blijkbaar was de sfeer van de dag zo goed, dat een ieder zich veilig genoeg voelde om zich uit te spreken. Alle genoemde sprekers wil ik heel hartelijk bedanken voor hetgeen ze ons verteld hebben. Verder ook dank aan José Lut, Henriëtte Norder, Lia Rijnsburger en Marjolein van der Burgt die zichtbaar aanwezig waren en ervoor zorgden dat een ieder zich op zijn/haar gemak voelde. Ik ben blij dat ik lid van VKS geworden ben! Lia Scheepers
Themabijeenkomst Zorg meer, zorg minder? Op 16 november wordt er een VKS bijeenkomst met als thema Zorg meer, zorg minder? georganiseerd. Zorgen moet je niet maken, zorgen moet je doen! In het leven van alledag makkelijk gezegd, maar moeilijker gedaan. Hoe ervaart u het leven van alledag? Wat is uw (grootste) zorg? Lukt het om te genieten van de dingen die er zijn? Is er altijd een schaduw van de zorgen die u om uw kind heeft of om de zorgen vanwege uw ziekte? Hoe staat u in het leven nu u met een stofwisselingsziekte geconfronteerd bent? De avond wordt geleid door Theo Bos, VKS contactpersoon en geestelijk verzorger/pastoraal werker bij Visio/De Blauwe Kamer. Om 19.30 uur bent u welkom in het Activiteitencentrum “Het Turfschip”, Lange Brugstraat 63, 4871 CM Etten-Leur. U kunt zich voor deze bijeenkomst opgeven bij José Lut (
[email protected]).
10
Column
College Gabor Linthorst is arts, in opleiding tot internist/endocrinoloog, in het AMC. Hij wil zich graag verder specialiseren in stofwisselingsziekten bij volwassenen. Omdat daar geen aparte opleiding voor is, loopt hij mee met de poli voor stofwisselingsziekten in het AMC en besteedt hij zijn vrije tijd aan het onderwerp. In Wisselstof schrijft hij over zijn ervaringen als dokter.
De dokter aan het woord
Het is 12 uur, het laatste college uur. Dat betekent een nagenoeg volle zaal, want de dag is ook voor studenten om 12 uur echt begonnen. Een man of 200 en hun geroezemoes vult de collegezaal. Mijn patiënte heb ik hierop voorbereid. Deze recent opgenomen goedlachse Amsterdamse is een fantastische collegezaalpatiënte. Ik geef zogenaamde klinische colleges: dan neem ik een patiënt mee, waarbij de studenten via vraag en antwoord erachter moeten komen welke ziekte de patiënt had. Ik sluip door de collegebanken met de microfoon in de hand. Zo duw ik ongevraagd de microfoon in de hand van een student: ‘Welke vraag zou u nu aan patiënt willen stellen?’, of ‘Vraagt u dat, waar denkt u aan?’ Lekker interactief. Beetje bij beetje voer ik ze de uitslagen van de onderzoeken, die mijn patiënte heeft ondergaan. En zo komen ze in 30 minuten langzaam tot de diagnose. Om
daarna tien minuten te gebruiken om uitleg te geven over de gediagnosticeerde ziekte en de laatste vijf minuten het woord weer aan de patiënte te geven. Over hoe het nu gaat, of ze zich beter voelt. Wat voor impact de opname en de diagnose hadden. Soms is het best lastig. De patiënten voelen zich soms licht geïntimideerd door de 200 paar ogen die op ze neerkijken; de collegezaal is als een amfitheater. Heel soms verklapt de patiënte zelf al de diagnose in de eerste zin: ‘En toen zei u dat het leukemie was!’ En soms hangt er onweer in de lucht. Tenminste, dat zei mijn moeder altijd, als ze na een dag voor de klas te hebben gestaan moe thuiskwam, omdat de kinderen druk en rumoerig waren. Daarnaast is het 2010. Veel studenten hebben een laptop op hun collegebank staan en zie ik ze tijdens het college af en toe AltTab-ben (zelfde als zappen, maar dan op de computer). Hyves, Facebook, Marktplaats, dat soort dingen. Ach, zelf zat ik ook wel eens met de krant op schoot in de collegezaal. Zolang ik maar boeiend college geef, hebben
wellicht maar weinigen de behoefte om te Alt-Tab-ben, of de krant te lezen. Maar vandaag is het magistraal. Mijn patiënte heeft na één minuut de zaal al aan het lachen. Moeiteloos schakelt ze van grappen maken naar serieuze zaken. Zelfs een traan ontbreekt niet. Het is muisstil. Iedereen hangt aan haar lippen, en daarmee ook aan de mijne. We komen gezamenlijk tot de diagnose en na 45 minuten weet de patiënte, ondanks de nare diagnose, de zaal te complimenteren met het feit dat dat lukte. ‘Had ik jullie maar aan mijn bed, jullie doen het in 45 minuten, mijn dokter (wijzend naar mij) had er drie dagen voor nodig.’ Iedereen lacht. Ik duw de patiënte daarna in haar rolstoel terug naar haar kamer. Ze heeft niet lang meer te leven, maar, zo vertrouwt ze me toe: ‘Ik vond het hartstikke leuk, dank u wel dat ik dit mocht doen.’ De patiënt die mij bedankt voor een college. Omgekeerde wereld. Ik ben ontroerd. Gabor Linthorst
Informatie
Boek Lucia en de blauwe planeet De Nederlandse Marina Jurg vertok in 1995 naar het Spaanse Agér, gelegen in de zuidelijke helft van de Pyreneeën, om met haar grote liefde door de bergen te gaan trekken. Een jaar later werd hun dochter Lucia geboren. Lucia had een ernstige stofwisselingsziekte en overleed op tienjarige leeftijd, zeven jaar later dan voorspeld. Marina schreef dit boek als monument voor Lucia en als homage aan alle kinderen die
zin hebben om op de blauwe planeet te leven, in welke moeilijke situatie ze zich ook bevinden. ‘Het is mooi om te denken dat de dood geen finish is voor iemand die je liefhebt. Het leven gaat gewoon op een andere plaats verder’, aldus Lucia tijdens een droomgesprek met haar moeder. Het boek is voor €12,50 te koop via VKS of uitgeverij Zinnenkunst (www.zinnenkunst.nl).
11
Informatie
In de bres voor Sanfilippo patiënten Wie kent haar niet? Alle Sanfilippo gezinnen zijn met haar in aanraking geweest: Marlies Valstar, tot voor kort arts-onderzoeker in het AMC. Ze heeft de afgelopen vier jaar alle Sanfilippo patiënten in Nederland opgespoord, onderzocht en vastgelegd. Voor haar promotieonderzoek heeft Valstar onderzoeken in gang gezet, die op termijn duidelijk maken of bepaalde behandelingen een optie zijn voor patiënten met de ziekte van Sanfilippo (MPS III). ‘Ik vind de ziekte van Sanfilippo een van de meest dramatische ziektebeelden die er is.’
Van natuurlijk beloop naar behandeling Het is mooi weer en we strijken neer op een grasveld bij het AMC. Gedreven arts-onderzoeker Marlies Valstar vertelt enthousiast over de afgelopen vijf jaar. Ze was in haar studententijd vrijwilliger bij een kinderhospice en was geboeid door kinderen met moeilijk gedrag en ziekten met complexe problematiek. Tijdens haar studie geneeskunde kreeg ze college van prof. Frits Wijburg, kinderarts metabole ziekten in het AMC. Hij vertelde over Sanfilippo type C en wilde uitzoeken hoe het met de patiënten ging. Marlies wilde het onderzoek graag uitvoeren, in het kader van haar opleiding. ‘Ik dacht, o jee straks gaat iedereen hem bellen, maar ik was de enige.’ Uit dit onderzoek kwamen zoveel interessante dingen, dat Marlies ook haar promotieonderzoek ging doen naar de ziekte van Sanfilippo. ‘Het is leuk dat ik sommige patiënten al zo lang ken. Het is minder leuk om te zien hoe ze verder achteruitgaan. Er was zo weinig over de ziekte bekend en zo weinig dat artsen konden doen. Ouders zijn heel dankbaar dat er nu wat gebeurt en zijn erg bereid om mee te werken.’ Natuurlijk beloop Tijdens het promotieonderzoek heeft Valstar gegevens van alle patiënten die ooit gediagnosticeerd zijn in Nederland, verzameld. Voor alle typen Sanfilippo (A, B, C en D) en ook gegevens van overleden patiënten. Ze wilde weten hoe oud patiënten werden, welke problemen ze hadden en wanneer de eerste symptomen ontstonden. Ze heeft alle levende patiënten zelf onderzocht. ‘We wilden een beter beeld van de ziekte krijgen’, zegt Valstar. Daarnaast wilde Valstar weten met welke genetische afwijkingen de ziekte van Sanfilippo gepaard ging. Valstar: ‘Sanfilippo type A is het meest voorkomend. Sommige patiën-
12
ten worden ouder dan gedacht. Aangenomen werd dat patiënten de leeftijd van 18 jaar niet haalden. Maar er blijken, veel meer dan gedacht, ook patiënten met een milder beloop. Die kunnen wel 50 of 60 jaar worden. Als je weet dat je kind zo oud kan worden, kun je hun leven en de verwachtingen eromheen heel anders indelen.’ Uit het onderzoek wordt duidelijk dat bij alle typen Sanfilippo er milder en ernstiger beloop van de ziekte mogelijk is, afhankelijk van de afwijkingen in het DNA. Type C is zeldzaam in Nederland en er zijn minder verschillen tussen patiënten gevonden. ‘Bij type C was eerst niet bekend waar het gendefect lag. Nu weten we welke mutaties er in Nederland voorkomen en we hebben zelfs nog nieuwe mutaties gevonden. Het is belangrijk voor eventuele prenatale diagnostiek bij een volgende zwangerschap.’ Type D is zeer zeldzaam. Kwaliteit van leven Het derde onderdeel van het onderzoek richtte zich op psychologische testen, om samen met een psycholoog de mentale ontwikkeling te kunnen meten. Kinderen moeten dan bijvoorbeeld kijken naar voorwerpen of puzzeltjes doen. Zo kan het niveau van het kind ingeschat worden. Het doel is tweeledig: ‘Soms kunnen kinderen nog lang praten en kunnen en begrijpen ze andere dingen al lang niet meer. Het is dan belangrijk voor ouders om te weten, anders overschatten ze hun kind. Daarnaast is het belangrijk om inzicht te hebben in de ontwikkeling van de kinderen, met het oog op de behandelingen die mogelijk gaan komen. We willen dat patiënten er op vooruitgaan en dat moeten we kunnen meten’, zegt Valstar. Ook is er in samenwerking met de psychosociale afdeling gekeken naar de kwaliteit van leven van ouders met Sanfilippo kinderen. Het onderzoek
dr. Marlies Valstar naar kwaliteit van leven met stofwisselingsziekten liep al. ‘Ouders van patiënten met stofwisselingsziekten, waaronder de ziekte van Sanfilippo, hebben een lagere kwaliteit van leven. We dachten dat het met de ernst van de ziekte en de problemen van de kinderen te maken had, maar dat viel erg mee. Vooral sociale factoren, zoals ondersteuning en vriendschappen, zijn belangrijker dan de ziekte zelf.’ Naast alle belangrijke basisvoorwaarden, zoals een natuurlijk beloop studie, het vinden van genafwijkingen en het ontwikkelen van psychologische tests, is in het AMC ook onderzoek naar mogelijke behandelingen in gang gezet. Wondermiddel? Het was al langer bekend dat het middel genisteïne (een isoflavone afkomstig uit planten) in gekweekte huidcellen (fibroblasten) de aanmaak en stapeling van heparansulfaat remt. Bij de afbraak van heparansulfaat zijn verschillende enzymen betrokken. Bij Sanfilippo is er een afwijking in één
Informatie van de vier enzymen. Daarom zijn er vier typen, waarvan de verschijnselen niet te onderscheiden zijn. Heparansulfaat kan niet omgezet worden en stapelt. In Polen is naar aanleiding van de studie in fibroblasten het middel genisteïne aan tien patiënten gegeven. ‘Het leek beter te gaan met de patiënten, maar ouders wisten dat hun kind het middel kreeg. Het middel is verkrijgbaar via internet. Het wordt soms gebruikt door o.a. spor-
een Sanfilippo muis snapt niet hoe hij op het stokje moet klimmen en laat zich vallen en een behandelde Sanfilippo muis loopt over het stokje. Dat is veelbelovend en spannend. Het is wel een zware studie, die veel vergt van de families. Aan de andere kant is het een kans.’ In totaal doen 12 kinderen mee, zes in Manchester en zes in Nederland. Kinderen krijgen één keer per twee weken of een keer per maand enzymtherapie. Het
aan de ziekte zelf. Valstar: ‘Ik vind het mooi om te zien dat je met advies en specifieke middelen de situatie toch kunt verbeteren. Als een kind met behulp van medicijnen beter gaat slapen, is dat een enorme verlichting voor het gezin. Het zijn kleine, maar toch heel grote dingen.’ Voor de toekomst hoopt Valstar dat artsen patiënten meer behandelingen kunnen bieden, die de symptomen van de ziekte in ieder geval stabiliseren.
‘Genisteïne is in ieder geval geen wondermiddel, maar misschien kan het toch helpen en geeft het een ingang om verder te kijken.’ ters en vrouwen in de overgang. Ook Sanfilippo ouders kochten het middel. We vonden dat het middel beter onderzocht moest worden, want ik vind dat ouders geen middelen moeten geven, die misschien niet helpen’, zegt Valstar. Dus is ze vorig jaar een onderzoek gestart naar genisteïne onder 30 patiënten. Patiënten krijgen een half jaar een placebo (neppil) en een half jaar genisteïne. Er wordt ondermeer gekeken naar heparansulfaat in de urine en plasma en ouders vullen vragenlijsten in over hoe het met hun kind gaat. De resultaten zijn pas aan het eind van dit jaar bekend. ‘Wat er ook uitkomt, het is goed dat we het gedaan hebben, want dan hebben we zekerheid. Genisteïne is in ieder geval geen wondermiddel, maar misschien kan het toch helpen en geeft het een ingang om verder te kijken.’ Waar Valstar meer van verwacht is van intrathecale enzymtherapie. Deze zomer is voor Sanfilippo type A in het AMC en in Manchester een trial gestart. Het is een fase I/II studie waarbij naar de veiligheid en effectiviteit van het middel gekeken wordt. Bij intrathecale enzymtherapie wordt het enzym via een klein “kastje” bij de wervelkolom direct in het hersenvocht gebracht. Bij het geven van het enzym via de bloedbaan is het probleem dat het middel niet over de bloedhersenbarrière komt. Valstar: ‘In pre-klinische studies bleek de therapie veilig bij apen. Bij honden en muizen met het Sanfilippo syndroom is effect gezien. Het gedrag van de dieren verbeterde en ze gingen beter functioneren. De muizen moesten bijvoorbeeld op een stokje lopen. Een gezonde muis klimt erop,
onderzoek loopt een jaar. Niet alle patiënten beginnen gelijktijdig. ‘Bij de eerste patiënt moet het eerst twee keer goed gaan, voordat we de anderen gaan behandelen. Het is toch een risico als het mis gaat.’ Om aan de studie mee te kunnen doen, moeten de patiënten met Sanfilippo type A een ontwikkelingsniveau van boven één jaar hebben, kunnen praten en kunnen lopen. Veel patiënten vallen dan ook af. Hematopoietische stamceltransplantatie Een andere mogelijke behandeling voor Sanfilippo, is een hematopoietische stamceltransplantatie. ‘Een hematopoietische stamceltransplantatie werkt wel goed voor MPS I, maar niet voor MPS II en MPS III. Dit begrijpen we nog niet goed. We weten dat het niet werkt bij Sanfilippo patiënten die al symptomen hebben. Vaak wordt pas ontdekt dat een kind het Sanfilippo syndroom heeft als er al symptomen zijn, daarom is deze behandeling voor veel patiënten geen optie. We weten nog niet of het werkt bij hele jonge patiënten die de transplantatie ondergaan, voordat ze symptomen hebben. Dit hopen we de komende jaren te leren.
Uiteindelijk hoopt ze dat de ziekte te genezen is, al zal dat moeilijk zijn. Valstar zelf slaat voorlopig een andere weg in. Per 1 augustus is ze voor een half jaar werkzaam als basisarts in het Juliana ziekenhuis in Den Haag en daarna gaat ze zich specialiseren. Op 10 november zal ze promoveren op haar onderzoek. Ze wil voorlopig wel betrokken blijven bij het onderzoek en ze kijkt uit naar de uitkomsten van de genisteïne studie. Verder heeft ze veel geleerd van haar onderzoek. ‘Als je de hele dag met zieke kinderen werkt, leer je zelf relativeren.’ Marjolein van der Burgt
Al het onderzoek naar Sanfilippo heeft meer kennis over de ziekte opgeleverd. Voor ouders van de huidige patiënten zorgt dit voor meer en betere begeleiding. ‘We hebben een boekje geschreven waarin de ziekte uitgelegd wordt en wat je het beste kunt doen aan bijvoorbeeld slaap- en gedragsproblemen.’ Voorlopig blijft het dokteren aan symptomen en niet
13
Column
Ziek zijn is groots Inez is moeder van vijf jongens, waarvan Ruben op 2-jarige leeftijd vrij onverwachts is overleden. Achteraf bleek hij een mitochondriële aandoening te hebben. Ook zoon Max en de tweeling Bas en Bram hebben verschijnselen van mitochondriële ziekten. Alleen de oudste zoon Gerben is gezond. In elke Wisselstof schrijft Inez over haar leven.
Column Inez
Mijn grote neef van 21 jaar is ernstig ziek. Hij heeft kanker en zit op dit moment midden in zijn behandelingen. Mijn stoere, grappige en altijd gezellige neefje ligt op bed en krijgt zijn eten door een Peg sonde. Twee totaal verschillende werelden komen samen in dit kleine woordje: Peg of Pech, zoals je het ook mag noemen. En daar sta ik dan als ervaren tante, die het toch wel moet weten... Daar sta ik dan als zusje en schoonzusje met een rugzak aan ervaring... Ik snap toch hoe het voelt om bang te zijn? Ik snap toch hoe het is om je kind ziek te zien? Ik begrijp toch zo goed dat je soms niets moet zeggen en soms juist wel? Toch? Maar mijn handen zijn leeg, mijn woorden zijn op en ik stuntel als een onhandige puber. Zo vaak spreek ik mensen die zeggen dat ik hen wel begrijp en dat
we geen woorden nodig hebben. Ik raak er bijna aan gewend dat ik het wel begrijp. Maar niets is minder waar! Hebben jullie dat ook dat je soms voor de ander maar een verhaaltje opdraait om die ander het gevoel te geven dat ze wat konden doen voor je? Dat je jouw gevoel van dat moment aanpast om de ander tegemoet te komen? Vaak is dit prima, maar soms niet! Soms kan ik hier heel opstandig van worden en vind ik het ook oneerlijk. Dan zou je toch denken dat je dit aanvoelt bij de ander? Nee hoor, ik vond serieus dat ik recht had om te horen hoe het was met hem en met zijn ouders. Ik vond echt dat ze er over moesten praten toen ik vroeg hoe het met ze ging. Erg hè! Ik trap er gewoon met open ogen en met open hart in! Ik schaam me diep, echt waar. Het heeft me wel even met de benen weer op deze aardkloot gezet. Inez, je denkt dat je het wel weet, maar je weet nog zoveel niet. Ook in mijzelf zitten nog spelonken en kraters gevuld met ge-
Boek Toestand in de baarmoeder Dit boek is de neerslag van een jarenlange en uitgebreide ervaring van de auteur en kinderarts Frans Los met de prenatale diagnostiek. Het begint, na een algemene inleiding, met een hoofdstuk over de biologische mechanismen van de embryonale ontwikkeling, hoe mutaties in het DNA kunnen leiden tot erfelijke ziektes en hoe stoornissen in de ‘eerlijke’ verdeling van chromosomen bij de vorming van ei- en zaadcellen kunnen leiden tot chromosoomafwijkingen. In aparte hoofdstukken worden vervolgens de indicaties voor prenataal onderzoek, de precieze verrichting en de risico’s van vruchtwaterpunctie en vlokkentest en het
prenataal cytogenetisch, biochemisch en DNA-onderzoek daarin, evenals alle mogelijke uitkomsten daarvan, uitvoerig beschreven. Het laatste hoofdstuk gaat over de betekenis van de uitslag van het prenatale onderzoek voor de zwangerschap, het bespreken van een slechte uitslag met het ouderpaar, de daarop volgende beslissing van ouderparen over voortzetting of beëindiging van de zwangerschap en de feitelijke zwangerschapsbeëindiging na een vlokkentest of vruchtwaterpunctie. In vijf bijlagen worden de klinische gegevens van een aantal erfelijke aandoeningen, stofwisselingsziekten en chromosoomafwijkingen beknopt be-
voelens die ik nog niet snap. Het ziek zijn van je kinderen is gewoon zo groots, daar kan ik echt niet bij! Hoe kan ik dan ooit denken dat ik de ander begrijp of dat anderen mij moeten begrijpen? Ik kan soms cynisch en hard zijn naar de "gezonde wereld" en ik vind ook dat dit mag. We kunnen toch niet altijd de sterke zijn! Maar de term "ervaringsdeskundige" laat ik toch even aan mij voorbij gaan. De volgende keer als iemand iets zegt dat niet zo tactisch is, slik ik gewoon een keertje extra. Of zoals Max laatst zei met een serieus en begripvol gezicht: ‘Mam, de andere kinderen uit mijn klas snappen niet hoe “moe” moe is. Daarom zeg ik maar dat ik even niet zo lekker ben en dan snappen ze het wel. Ik vind het niet erg dat ze dat niet snappen, want ik snap ook niet hoe het voelt om niet moe te zijn.’ Tja... Inez Liebe
Informatie schreven. Tenslotte is er voor de liefhebbers een uitgebreide literatuurlijst. Meer informatie, zie www.detoestandindebaarmoeder.nl.
15
Informatie
Kort Wetenschapsnieuws De wetenschappelijke ontwikkelingen rondom stofwisselingsziekten gaan erg snel. In deze rubriek houden we u op de hoogte.
Ernst van Tyrosine Hydroxylase deficiëntie van belang voor behandeling Onderzoekers aan het UMC Radboud in Nijmegen hebben ontdekt dat er een mildere en een ernstigere variant van de ziekte Tyrosine Hydroxylase deficiëntie (THD) is. Ze kwamen tot die conclusie op basis van gegevens over afbraakproducten in hersenvocht en de genafwijkingen. De onderzoekers hebben nu voor het eerst in kaart gebracht, dat de ernst van de symptomen direct samenhangt met de ernst van het genetisch defect. Is het gen sterk veranderd en wordt nauwelijks nog dopamine aangemaakt, dan zijn kinderen ernstig ziek. Is het gen minder ernstig veranderd en wordt er nog een redelijke hoeveelheid dopamine aangemaakt, dan zijn de symptomen veel milder. Het onderscheid in een milde en ernstige variant is van belang voor de behandeling, die bestaat uit toediening van L-dopa. Die stof wordt door het lichaam omgezet in dopamine. Dopamine werkt via dopaminereceptoren. Bij de ern-
stige groep patiënten hebben die receptoren niet of nauwelijks ooit dopamine “gezien”. Als je dan een behandeling start en je geeft meteen een flinke dosis L-dopa, dan krijg je een enorme overreactie in de hersenen, dan raken de receptoren overbelast. Kinderen die nauwelijks bewegen en heel slap zijn, gaan dan ineens overmatig en ongecontroleerd bewegen. Tot voor kort was dat nog een reden om de behandeling te staken. Nu is bekend dat deze groep ernstige patiënten met een hele lage dosis L-dopa moet beginnen, die héél langzaam opgevoerd moet worden. Bij THD werkt het enzym tyrosine hydroxylase niet of onvoldoende. Dit enzym is essentieel voor de productie van dopamine. Een defect in dit enzym veroorzaakt een tekort aan dopamine. Dit leidt tot slappe spieren, soms zo erg dat kinderen nooit leren lopen. Ook kunnen kinderen een
ernstige ontwikkelingsachterstand, afwijkende standen van ledematen, mentale retardatie, slaapproblemen en epileptische aanvallen krijgen. Bron: Tyrosine hydroxylase deficiency: a treatable disorder of brain catecholamine biosynthesis -M.A. Willemsen, et alBrain 2010
Screening op homocystinurie voorlopig opgeschort Per 1 oktober 2010 is de neonatale hielprikscreening op homocystinurie voorlopig opgeschort. Sinds de start van de screening in Nederland in 2007 zijn nog geen pasgeborenen met homocystinurie opgespoord, terwijl op basis van prognoses ongeveer 15 gevonden patiënten verwacht werden. Homocystinurie ontstaat door twee typen defecten, te weten cystathionine beta synthase deficiëntie (CBSD) en remethyleringsdefecten (RMD). In Nederland komt vooral de variant van homocystinurie voor, die wordt veroorzaakt door CBSD. In Nederland wordt gescreend op verhoogd methionine in het bloed. Met deze testmethode is ervaring opgedaan in het buitenland (bv. Duitsland, Ierland, Australië). Deze testmethode blijkt voor de Nederlandse situatie echter niet effectief, omdat de hier meest voorkomende CBSD variant niet of nauwelijks opgespoord wordt op basis van een verhoogd methionine. Om te kunnen screenen op deze CBSD va-
riant dient het homocysteïne bepaald te worden in het bloed. Patiënten met RMD zullen met de in Nederland gebruikte test niet gedetecteerd worden, aangezien hun methionine niet verhoogd is, maar verlaagd. Dus worden de meeste patiënten met de huidige testmethode gemist. Tot nu toe, echter, zijn nog geen patiënten gevonden die zijn gemist met de screening. Dit kan te maken hebben met het feit dat homocystinurie zich ook pas op latere leeftijd kan manifesteren. Wel werden in 2007 en 2008 een hoog aantal fout-positieven gevonden vanwege parenterale voeding in het AMC (resp. 59 en 26). In 2009 zijn 12 fout-positieve patiënten gevonden en in 2010 tot nu toe 6. Dit aantal is hoog aangezien er nog geen echte patiënten met homocystinurie zijn gevonden met de screening. De verwijzing van de pasgeborene naar een gespecialiseerd kinderarts in een UMC leidt tot veel onrust en zorgen
bij de ouders. Het aantal verwijzingen van fout-positieve patiënten dient daarom wel in verhouding te staan tot het aantal door de screening gevonden patiënten met de aandoening. Daarom heeft het ministerie van VWS besloten de screening op homocystinurie voorlopig op te schorten. Wel wordt de komende tijd gewerkt aan een betere test voor homocystinurie. Homocystinurie is een stofwisselingsziekte die tot de volgende symptomen kan leiden: dislocatie van de ooglens, botafwijkingen, ontwikkelingsachterstand en andere neurologische complicaties en door verslechtering van de bloedvaten tot trombose. Door behandeling met vitamines of een dieet kunnen deze klinische verschijnselen sterk worden gereduceerd of zelfs voorkomen. Bron: Brief van Centrum voor Bevolkingsonderzoek en brief van Ministerie van VWS.
17
Informatie Aangeboren stofwisselingsziekte blijkt veroorzaakt door kankergen porteerd waren bij verschillende typen hersentumoren en leukemie. Deze doorbraak is 16 september gepubliceerd in het gerenommeerde wetenschappelijke tijdschrift Science. Kinderen met deze aangeboren stofwisselingsziekte hebben vaak een ernstige ontwikkelingsachterstand en spierslapte en overlijden veelal voor het tiende levensjaar. Opmerkelijk is dat de kinderen met de stofwisselingsziekte als gevolg van dit gendefect geen kanker hebben, terwijl zij wel in hun hele lichaam de genmutatie bij zich dragen. Bij kankerpatiënten komt de genmutatie alleen in de kankercellen voor.
Onderzoekers van VUMC in Amsterdam hebben de oorzaak van de zeldzame aangeboren stofwisselingsziekte D-2-HGA type II opgehelderd. De
onderzoekers hebben niet alleen de genmutaties ontdekt die de ziekte veroorzaken, maar ook ontdekt dat deze dezelfde zijn als mutaties die gerap-
De nieuwe bevindingen zijn van groot belang voor zowel kankerpatiënten als de kinderen met de stofwisselingsziekte en hun ouders. Door de opheldering van het gendefect weten we nu dat de mutaties nieuw ontstaan en daardoor is het herhalingsrisico bij volgende kinderen niet zo hoog. Bovendien kunnen ouders met een kind met dit type D-2-HGA al in het eerste trimester van de zwangerschap laten testen op de aanwezigheid van de mutatie. Daarnaast kan er voor kankerpatiënten met deze genmutatie en de kinderen met de stofwisselingsziekte nu gericht worden gezocht naar een behandeling, waarbij te denken valt aan middelen die specifiek het afwijkende enzym, een gevolg van het gendefect, kunnen remmen. Deze bevindingen komen voort uit ruim 20 jaar inspanning van onderzoekers van het Metabool Laboratorium van de afdeling Klinische Chemie onder leiding van professor Cornelis Jakobs. Dit laboratorium is wereldwijd het referentiecentrum voor diagnostiek en onderzoek naar D-2-HGA. Professor Jakobs is dan ook zeer verheugd dat vlak voor zijn aanstaande emeritaat de oorzaak van deze stofwisselingsziekte nu op de valreep is opgehelderd. Deze resultaten worden komend jaar gebundeld in het proefschrift van een van zijn laatste promovendi. Bron: persbericht op website VUMC
18
Ingezonden
Medische molen blijft draaien Bijna 40 leden van VKS hebben (nog) geen diagnose. De weg die bewandeld wordt, gaat vaak gepaard met ups en downs en veel onzekerheden. Hoop en uitzichtloosheid kunnen elkaar afwisselen. Vaak wordt de patiënt vele malen door de medische molen gehaald. Sandra Hofmeijer, moeder van Réza, vertelt haar verhaal.
Nog steeds geen diagnose vaak benauwd. Ze moest 24 uur ter observatie blijven, dat werden tien dagen. Ze bleek het Rhinovirus te hebben. Net na Sinterklaas mocht ze weer naar huis met de mededeling dat ze haar een slap kindje vonden, dat ze een abnormale voorkeurshouding had en heel erg gespannen was. Tuurlijk dachten wij: Ze is een baby, dus slap en die voorkeur daar kunnen we wel wat aan doen. De arts wilde dat er een chromosomenonderzoek kwam. Oké als dat moet, dan doen we dat. Bloed geprikt en wachten. Ondertussen deed ons meisje het best redelijk. Ja, je gaat je grenzen verleggen. Als ze steeds iets meer drinkt dan komt ze er wel. Gewoon iets vaker de fles proberen te geven. De rest van de maand december en begin januari ging het nog steeds redelijk met Réza.
Réza, 4 maanden Ik was zwanger van ons tweede kindje, een dochter, Réza. Na een normale zwangerschap van 37 weken en vijf dagen is ons meisje in een sneltreinvaart ter wereld gekomen. In eerste instantie was er niets aan de hand. ’s Nachts moest ze toch vanwege ondertemperatuur en te lage bloedsuiker in de couveuse. Na drie dagen
Balletje gaat rollen Eind januari werd ze weer verkouden en behoorlijk ook. Naar de huisarts geweest. Maar die kon niets doen, Réza moest uitzieken. ’s Avonds toch maar naar de huisartsenpost, door naar het ziekenhuis. RS virus. Dat was op een woensdag en vrijdags lag ze al in Groningen in het UMCG. Aan de beademing en andere apparatuur. Daar is het balletje verder gaan rollen. De nodige onderzoeken gehad, bloedonderzoeken, urine afge-
Stofwisselingsziekte Ergens in februari zijn wij bij dr. van Spronsen geweest in het UMCG. Daar was het vermoeden dat Réza een stofwisselingsziekte heeft. Een stapelingsziekte, maar welke dat konden ze ons nog niet vertellen en ook niet of het behandelbaar is. Ze hadden nog meer urine en bloed nodig. In maart kregen we een telefoontje van dr. van Spronsen van het UMCG met de mededeling dat Réza een niet behandelbare stofwisselingsziekte heeft. We hebben een afspraak gemaakt en konden er maandag daarop al terecht. De vermoedens waren er dat ze I-cell heeft. Wisten wij veel. Ja het is ernstig, maar zo ernstig wisten we niet. We gingen toch wel overdonderd naar huis. We hadden regelmatig telefonisch contact met dr. van Spronsen. Er was een kans dat ze Pseudo Hurler had. Ook heel ernstig, maar toch veel milder dan I-cell en toch wel een langere levensverwachting. Maar om dat te kunnen onderscheiden, moest ze een huidbioptie ondergaan. Dat was nogal een gedoe. Lachebekkie Vanaf mei 2010 krijgt Réza onderhoudende antibiotica en sinds die tijd is ze niet meer ziek geweest. Eén keer een heftige verkoudheid maar geen ziekenhuisopname en één keer een neusverkoudheid van maar een paar
Als onze Réza zich blijft ontwikkelen, zijn wij meer dan tevreden. mocht ze naar huis. Eigenlijk ging het best goed, alleen dronk ze heel slecht en had ze iets een afwijkend uiterlijk (mij viel dat niet op). Dat hebben we een paar dagen volgehouden en toen hebben we het ziekenhuis ingeschakeld. Daar heeft ze een weekje gelegen en hadden we een gesprek met de kinderarts. Ze heeft toen alleen gezegd dat we nog niet van haar af waren. Réza deed het redelijk tot 22 november 2009. Toen was ze twee maanden oud. Ze was
nomen, neuroloog en metabole arts erbij. Na twee weken mocht ons meisje weer naar ons eigen ziekenhuis en na een paar dagen naar huis. Het ging redelijk. Wel had ze astmatische klachten. Pufje hier en een pufje daar en zo gingen we de rest van de maanden door. Elke week kreeg en krijgt ze fysiotherapie. En tot en met mei 2010 heeft ze elke maand een paar dagen in het ziekenhuis gelegen met astmatische klachten of buikgriep.
dagen. Het is heel apart, maar vanaf die tijd ontwikkelt zij zich enorm snel en is haar afwijkende uiterlijk erg “bijgetrokken”. En ook heel belangrijk, ze zat en zit zo lekker in haar velletje en is supervrolijk. Het is een echt lachebekkie. 20 september zijn wij weer in het UMCG geweest met Réza. Dr. van Spronsen keek toch wel erg op zoals ze vooruit is gegaan en zoals ze “bijgetrokken” is en dat ze zo goed kon zitten. Toen kregen we te horen dat Réza geen
19
Ingezonden I-cell heeft en geen Pseudo Hurler, maar wat ze dan wel heeft, dat kan nog niemand ons vertellen. Dus het hele circus begint weer van voren af aan, bloed prikken, enz. Ze is zoals ze is Het is heel vreemd, maar we hebben nooit echt in zak en as gezeten. We hadden altijd zoiets van Réza is zoals ze is en ze heeft wat ze heeft en we genieten van haar zolang als dat kan. Natuurlijk hebben we wel momenten gehad dat het zwaar was en zijn er de nodige tranen geweest, maar over het algemeen vonden wij: We kunnen wel moeilijk gaan doen, maar daar wordt het er voor ons en onze zoon niet gezelliger op en Réza wordt daar niet beter van. Gelukkig zijn we mensen die nogal nuchter en realistisch zijn en voor ons is dat tot op heden goed geweest. Nadat ze niet
Réza, 1 jaar meer ziek is geweest, begon ze te zitten en te kletsen en dingen te doen als in haar handen klappen, als je haar dat tien keer voor hebt gedaan. En nu gaan we weer de medische mallemolen in en wachten we we-
derom af. Als onze Réza zich blijft ontwikkelen, zoals ze nu doet en zo’n lekker grietje blijft, zijn wij meer dan tevreden. Sandra Hofmeijer
“Footprint” van Axel voor VKS Vrijdag 15 oktober was een bijzondere middag. De eerste “footprint” van Axel Drieënhuizen werd gezet. Axel is geboren op 17 oktober 2009. Afgelopen januari werd na intensieve onderzoeken, een gegeneraliseerde peroxisomale afwijking vastgesteld behorend bij het Zellweger spectrum. Deze stofwisselingsziekte zorgt voor een onzekere toekomst. De kwaliteit van leven is onduidelijk evenals de levensverwachting. Axel is meervoudig complex gehandicapt en zal hierdoor zijn onderscheidende kwaliteiten niet ontwikkelen. Laat staan dat hij de keuze krijgt die in te zetten om anderen verder te helpen. De Axel Foundation is op 8 september 2010 opgericht om die maatschappelijke voetafdruk voor Axel te verzorgen. De Axel Foundation (www.axelfoundation.nl) zamelt gelden in via donaties en ludieke acties. Er is veel positieve energie rondom de Axel Foundation, gezien de vele high fives die op de website worden gegeven. Gelijk met de start van de stichting werd de eerste actie gestart. Samen met familie en vrienden zijn reeds meer dan 1.400 flessen special geselecteerde Enquera wijn verkocht. Daarmee werd een beter dan verwacht resultaat geboekt en kon nabij Axel zijn eerste verjaar-
20
dag een substantiële donatie aan VKS worden gedaan. Moeder Susan vertelt: ‘Aan het begin van dit jaar wisten we niet eens wat een stofwisselingsziekte was. Inmiddels weten we dat de meest verschrikkelijke ziektebeelden er achter schuil gaan.’ Vader Danny vervolgt: ‘Het is heel belangrijk dat er een overkoepelend orgaan is voor ouders. Een belangenorganisatie die zorgt voor informatie en probeert om bij de overheid en zorginstanties begrip en maatwerk te krijgen. VKS speelt hierin een belangrijke rol. Het is belangrijk dat ouders na het horen van de diagnose geholpen worden met het opstarten. Het moment “en nu?” moet geen begin van nog een worsteling zijn. Ouders hebben behoefte aan informatie en een vloeiend kort indicatietraject. Wij hadden en hebben daar, met name
voor de indirecte zorg, veel behoefte aan. De Axel Foundation is dan ook blij om een donatie te doen, die wordt besteedt aan het uitwerken van zorgpaden. Een zeldzame ziekte als Zellweger zit niet in de eerste groep van uit te werken zorgpaden. Toch geloven wij dat dit een belangrijk begin is en stellen daarom graag financiële middelen beschikbaar!’ Op de foto helpt zus Sacha haar broertje Axel de cheque aan Hanka Meutgeert te overhandigen. De middag werd helemaal geweldig doordat er tijdens de overhandiging een pakketje aan de deur werd afgeleverd. FC Utrecht had een gesigneerd shirt van de selectie toegestuurd als item voor een van de veilingen die binnenkort op www.axelfoundation.nl starten. Danny Drieënhuizen, vader van Axel
Informatie
Speel het spel Gezien alle beweging die er in de media te lezen is over het beleid in de gezondheidszorg, besloot ik de training Sleutel tot onderhandelen met de Zorgverzekeraar door de CG-raad te gaan doen. De deelnemers kwamen van diverse patiëntenverenigingen. Door diversiteit van de groep besefte ik hoe specifiek het opkomen voor de belangen van patiënten en gezinnen met een stofwisselingsziekte is; er zijn vaak meerdere beperkingen: én epilepsie, én sondevoeding, én lichamelijke beperkingen, én communicatieproblemen, én specifieke medicatie én dieetpreparaten, met daarbij de behoefte aan goede therapieën, zoals ergo-, logo- en fysiotherapie. Hoe kom je nu aan een duidelijke vraag aan een zorgverzekeraar met zoveel aandachtsgebieden?
Onderhandelen met de zorgverzekeraar Om in gesprek te kunnen komen met de zorgverzekeraar is het belangrijk om te weten wat de achterban (de patiënten en hun familie) belangrijk vindt in de zorgverzekering en waar ze tegenaan loopt. Het belang is vanuit twee kanten te bekijken: zijn er bepaalde middelen, therapieën die niet (meer) vergoed worden? Of is het noodzakelijk om het aanbod op de markt meer patiëntgericht (passend bij de behoefte van patiënten met een stofwisselingsziekte) te maken? Met name dit laatste is een nieuwe ontwikkeling in de gezondheidszorg; de ziektekostenverzekeraar is op zoek naar goede, doelmatige, en goedkope zorg en stuurt daarmee in het behandelbeleid van ziekenhuizen, zelfstandige therapeuten, revalidatiecentra aan. De ziektekostenverzekeraar heeft als betalende instantie toenemend macht om de geboden behandeling niet of voor een minder tarief aan de gezondheidsinstelling te betalen. Under-dog positie Goede en doelmatige zorg en behandeling, daar zitten we wel op te wachten. Maar gedurende de training voelde ik me steeds meer in een underdog positie komen; er zijn wel erg veel
Ziektekostenverzekeraars willen nog steeds meedenken in het verbeteren van de kwaliteit van leven. En ziektekostenverzekeraars zijn gevoelig voor de invloed die een behandeling heeft op de gezondheid en het functioneren van het gezin. De meeste zorgverzekeraars zijn gevoelig voor positieve effecten op gezondheid bij de gezinsleden, het voorkomen van uitval en ziekte in het gezin. Rol patiëntenvereniging Als patiëntvereniging zitten we tussen verzekeraar en gezondheidsinstelling in en kunnen we een belangrijke stem hebben om de zorg vorm te geven. We moeten onze belangen verwoorden, verdedigen en meedenken in vernieuwing van het behandelaanbod. Want anders wordt er voor ons besloten. Maar waar liggen de speerpunten? Wat willen we precies? Willen we expertisecentra? Willen we een multidisciplinaire aanpak binnen het ziekenhuis? Willen we alle medicatie of onderzoeken vergoed hebben? Willen we meer aandacht voor het gezin als geheel? De ziektekostenverzekeraar is niet de enige speler waar we als patiëntenver-
Kennis is macht De patiëntenvereniging heeft kennis nodig en moet de vraag aan de zorgverzekeraar goed onderbouwen. De verzekeraar vraagt naar onderzoeken bij de patiëntenvereniging (is het wel zo dat de patiënten/gezinnen hier tegenaanlopen?) en onderzoek naar bijv. de effectiviteit en bewijs van kwaliteit van de gevraagde behandeling. Aan de andere kant heeft de zorgverzekeraar ook een grote behoefte aan informatie van een patiëntenvereniging. Wij zijn ervaringsdeskundigen en weten uit de praktijk wat wel en niet werkt. Alles wat niet werkt, is voor een verzekeraar per definitie duur en overbodig. Je kunt dus belangen gaan uitruilen. Bijv. bij de patiënten het sondevoedingspompgebruik in kaart brengen om een bepaald type sondevoedingspomp vergoed te krijgen. Ervaringsdeskundigen verenigt u! Ik ben niet meer zo bang om met een zorgverzekeraar aan tafel te gaan zitten. Maar het moet wel helder zijn waar onze achterban bij de ziektekostenverzekeraar tegenaan loopt. Laat VKS weten waar je in de zorg (communicatie, kwaliteit, continuïteit, behandelmethoden, enz.) en bij de
We doen er goed aan onze ervaringen te bundelen, en samen ons doel te bepalen. dingen waar we een goed aanbod voor willen hebben, die niet uit het oog mogen worden verloren. En goedkoop is het vaak niet, we declareren nu eenmaal al van alles via de ziektekostenverzekeraar. Ik zou bijna niets meer extra’s durven vragen… Maar dit is natuurlijk niet de goede instelling; wij hebben recht op goede en doelmatige zorg en behandeling en de kosten-baten afweging ligt (en dat heb ik geleerd) niet alleen op de korte, maar ook op de lange termijn.
eniging mee van doen hebben in het vergoed krijgen van diagnostiek, behandeling of zorg. Het College van Zorgverzekeraars (CVZ) bepaalt onafhankelijk van ziektekostenverzekeraars welke vergoedingen in het basispakket komen. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZA) houdt toezicht op zorgaanbieders en stelt regels, budgetten en tarieven vast om marktwerking te reguleren. Een ziektekostenverzekeraar zal daarom altijd kijken of je met de vraag wel bij hen moet zijn.
zorgverzekeraar (vergoedingen, invulling van aanvullende pakketten) tegenaan loopt. We doen er goed aan onze ervaringen te bundelen, en samen ons doel te bepalen. En laten we dan in gesprek gaan. Tot slot een spreuk die ik tegenkwam in het gebouw van de cursus: Het lot schudt de kaarten, de speler speelt het spel… Christianne Joosten-Verkuijlen, contactpersoon UDC & OZS
21
Informatie
Aandacht voor optimaliseren van zorg Dr. Estela Rubio is kinderarts metabole ziekten in het Maastricht Universitair Medisch Centrum (MUMC). Ze heeft galactosemie onderzoek vanaf de grond opgezet en ook wat betreft onderwijs en patiëntenzorg stevig aan de weg getimmerd in de tien jaar die ze nu in het MUMC werkt. Een gesprek over haar ambities en het optimaliseren van zorg. ‘Het is fijn dat ik in het MUMC ben, zodat ik de aandacht kan vestigen op metabole ziekten.’
Over samenwerken en centralisatie van zorg In haar spreekkamer hangt een gemoedelijke sfeer. Er hangen vrolijke verftekeningen aan het plafond, gemaakt door kinderen. Een hoekje met speelgoed maakt het compleet. Hier werkt Rubio al tien jaar als enige kinderarts metabole ziekten. Ze is in het AMC opgeleid en heeft haar fellowship (subspecialisatie) metabole ziekten en promotieonderzoek over mitochondriële ziekten in het UMC St. Radboud in Nijmegen gedaan. ‘Qua patiëntenzorg zie ik een zeer breed spectrum aan patiënten met verschillende erfelijke metabole ziekten’, vertelt ze. Metabool is niet alleen In de laatste tien jaar is de patiëntenpopulatie in het MUMC uitgegroeid. Jaarlijks worden 70-80 kinderen met een verdenking op een stofwisselingsziekte naar Rubio’s poli verwezen. Het laboratorium Genetische Metabole Ziekten in Maastricht heeft ook een enorme groei en ontwikkeling doorgemaakt met veel meer diagnostische mogelijkheden en implementatie van nieuwe technieken. ‘Samen hebben we de patiëntenzorg voor stofwisselingsziekten verbeterd’, zegt ze. Daarnaast hebben ze meegewerkt aan het ontwikkelen en implementeren van een optioneel blok over
dr. Estela Rubio ratorium, waarbij dagelijks overleg is.’ Een keer per week heeft ze multidisciplinair overleg. Dat is samen met collega’s uit andere disciplines: o.a. andere kinderartsen, kinderneurologen en laboratoriumstaf (metabole ziekten, DNA, klinische chemie). Rubio heeft een keer per maand spreekuur samen met de kinderneuroloog en een spreekuur per week met de diëtist. Ook is er meerdere malen per jaar een poli samen met de internist. Ook overlegt Rubio regelmatig met collega’s van andere UMC’s. ‘Laatst hadden we een veel te vroeg geboren baby met methylmalonacidurie. Toen heb ik mijn collega’s in het AMC geraad-
conference. Rubio is redelijk tevreden hoe het loopt. ‘Ik denk dat het voor kinderartsen in streekziekenhuizen fijn is om te overleggen met mensen die expertise en kennis hebben over deze ziekten. In besprekingen, waar vaak ook een van onze stafleden van het laboratorium metabole ziekten deelneemt, kunnen we onze expertise delen. Ik blijf er op hameren dat metabole ziekten minder zeldzaam zijn dan wordt gedacht. Ik laat ze weten als hun eigen patiënten een stofwisselingsziekte blijken te hebben.’ Wel merkt Rubio dat de belangstelling voor stofwisselingsziekten groeit bij de algemene kinderartsen.
‘Het gaat erom de zorg te optimaliseren en alle bijdragen daaraan zijn goed.’ stofwisselingsziekten, dat nu in het tweede jaar van de opleiding geneeskunde gegeven wordt. ‘Het is fijn dat ik in het MUMC ben, zodat ik de aandacht kan vestigen op metabole ziekten’, zegt Rubio. Ze is dan wel enige kinderarts metabole ziekten, toch werkt Rubio zeker niet alleen. ‘Metabool is niet alleen, dat functioneert niet. Binnen de deur heb ik veel overleg met andere disciplines en een zeer nauwe samenwerking met het labo-
22
pleegd om te checken of we het maximale voor dit kindje gedaan hadden.’ Afhankelijk van het onderwerp, overlegt ze met verschillende collega’s. Als Rubio er niet is, neemt een kinderarts metabole ziekten uit het AMC haar patiënten waar. Samenwerking is er ook met de streekziekenhuizen in Limburg. Ze heeft metabole besprekingen met de kinderartsen van streekziekenhuizen, vaak via video-
Ooit lag er een mooi plan voor een internationaal virtueel centrum, samen met Luik, Leuven en Aken. De bedoeling was om de kennis te bundelen, specialisten uit te wisselen en samen patiënten te zien. ‘Je zit op drie locaties, maar bent één.’ Na veel tijd en energie geïnvesteerd te hebben, is het plan de diepvries ingegaan door bezuinigingen. ‘Aandacht voor stofwisselingsziekten gaat hier niet vanzelf en hopelijk komen er betere
Informatie tijden, als we deze bezuinigingsronde overleven’, zegt Rubio, die het een gemiste kans vindt. Onderzoek ‘Toen ik in Maastricht kwam, kon ik hier ook onderzoek naar mitochondriële ziekten doen, want hier is een actieve groep die mitochondriële ziekten op DNA niveau bestudeert. Maar zoals het gaat in het leven, ben ik bij toeval in het galactosemie onderzoek terecht gekomen.’ Rubio heeft het galactosemie onderzoek helemaal zelf vanaf de grond opgezet. ‘Gelukkig, was het toenmalige hoofd van ons laboratorium ook zeer geïnteresseerd in galactosemie en waren er relatief veel patiënten in Maastricht met deze ziekte gediagnostiseerd’, zegt Rubio. Ze werd een aantal jaar geleden gebeld door een vrouw, die een dochter met galactosemie had. Bij de uitgebreide check-up van haar dochter bleek er sprake te zijn van een verminderde botdichtheid. ‘Ik wilde kijken of dat in de populatie met galactosemiepatiënten vaker voorkwam en na de literatuur te hebben nagekeken, waarbij eerder een melding was gedaan hierover, onderzocht ik tien andere patiënten met galactosemie op botdichtheid. Daaruit bleek dat allen een milde verlaging van de botdichtheid hadden. Met die interessante uitkomsten, vroeg ik een subsidie aan om dit beter in kaart te brengen bij deze groep patiënten: hoe vaak komt het voor, waarom, wat kan eraan gedaan worden; en daarmee kon ik mijn eerste promovenda aanstellen. Zo is het balletje gaan rollen.’ Ondertussen is de tweede promovenda klaar en de derde hard bezig.
Naast het galactosemie onderzoek, vindt purines en pyrimidines onderzoek plaats onder leiding van het hoofd van het laboratorium Metabole Ziekten. Dat zijn onze twee hoofdonderzoekslijnen. Centralisatie zorg Regelmatig stuurt Rubio een patiënt bijvoorbeeld een keer per jaar voor controle naar een ander UMC, waar meer expertise is over een bepaald ziektebeeld. Dat gebeurt andersom ook met patiënten met galactosemie uit andere centra, die af en toe langskomen in Maastricht. ‘Ik ben een voorstander van centra die grote groepen patiënten zien en zo expertise opbouwen. Dan krijgen patiënten de meest recente informatie en de beste kwaliteit van zorg voor die ziekte’, zegt Rubio. Ze verwacht dat deze centralisatie van zorg de komende vijf jaar gaat plaatsvinden en ze vindt dat een goede ontwikkeling. ‘Informeel zijn er al ziektebeelden geconcentreerd. Als ik bijvoorbeeld een patiënt met Maroteaux-Lamy (MPS VI) diagnosticeer, dan stuur ik die patiënt door naar Rotterdam voor enzymvervangingstherapie en dan houdt voor mij het traject op. Ik heb daar geen moeite mee, dat is het beste voor de patiënt.’
zullen meer in Europees verband moeten samenwerken voor de zeldzamere ziekten.’ Dat patiënten dan bijvoorbeeld eens per jaar op controle gaan in het buitenland, lijkt Rubio geen probleem. ‘Ik heb nog nooit gehoord van een ouderpaar die niet waar dan ook heen wilt gaan, als dat beter voor het kind is.’ Meer verontrustend is als metabole ziekten niet meer tot de rompstructuur blijven behoren. ‘Op dit moment bepalen de hoofden van de afdelingen welke specialisaties tot de rompstructuur moeten blijven behoren. Dat er specialismen geschrapt gaan worden, is het gevolg van bezuinigingen.’ Rubio vindt dat metabole ziekten in de rompstructuur van kindergeneeskunde in ieder UMC thuis hoort. Als een arts niet aan een stofwisselingsziekte denkt en het niet erkent, zal de juiste diagnose niet gesteld worden. Hiervoor heb je artsen nodig die hierin gespecialiseerd zijn. Tot slot zegt Rubio dat ze wel het idee heeft dat er veranderingen gaan plaatsvinden in de organisatie van zorg, maar dat ze niet precies weet wat en hoe. ‘Het gaat erom de zorg te optimaliseren en alle bijdragen daaraan zijn goed.’ Marjolein van der Burgt
Rubio vraagt zich af hoe men al die ziekten moet verdelen over expertise centra? ‘Misschien moeten we beginnen met de grootste groepen ziekten. Er zijn ziekten waarvoor geen expertisecentrum zal zijn, omdat je een minimum aantal patiënten nodig hebt om die expertise op te bouwen. We
Oproep voor patiënten met ureumcyclusdefect In overleg met het UMC Utrecht zijn we op zoek naar patiënten met een ureumcyclusdefect (UCD) die zich neuro-psychologisch willen laten testen. Het doel is om in kaart te brengen of er specifieke neuro-psychologische problemen zijn onder deze patiëntengroep. Ook als het goed met je gaat of als je ouder wordt. We zijn op zoek naar hoe het beloop van de ziekte het hersenfunctioneren
beïnvloedt en of er specifieke afwijkingen ontstaan. Uiteindelijk geeft dit informatie over de behandeling, onderzoeksmethoden en een betere patiëntenzorg. We hopen op zoveel mogelijk aanmeldingen. Voor het onderzoek is het belangrijk tenminste vijf patiënten per ziektebeeld te kunnen onderzoeken. De opzet is om (bij voldoende aanmeldingen) te beginnen met twee
ziektes van de ureumcyclus. Afhankelijk van het aantal aanmeldingen en de eerste uitkomsten, wordt het onderzoek uitgebreid met de andere UCD-typen. Zijn er vragen of wilt u uw kind of zichzelf aanmelden, bel Christianne Joosten-Verkuijlen, contactpersoon VKS, UCD & OZS: 0413-256097 (liefst 's avonds bellen).
23
Ingezonden
Hoop doet leven Lucas (4) heeft het syndroom van Sanfilippo. Hij is de tweede in de wereld die, op een leeftijd van twee jaar, door middel van een experimentele navelstrengstamceltransplantatie is behandeld. Zijn ouders vertellen zijn verhaal.
Experimentele behandeling
In februari 2008 zaten wij met Lucas bij de huisarts voor controle voor zijn oren en verkoudheid. Lucas was al drie maanden aan een stuk verkouden en hoorde naar ons idee wat minder. De huisarts hoorde een flinke hartruis waar hij erg van schrok en verwees ons gelijk door naar het ziekenhuis. De cardioloog constateerde een behoorlijke mitraliskleplekkage. Wij zakten op dat moment
Ziekte zonder behandeling Nog met goede hoop dat het allemaal goed zou komen, gingen wij met z’n vieren (papa, mama, zus Veronique en Lucas zelf) naar het ziekenhuis, want de uitslag was bekend. Het was 19 mei, die datum vergeten wij nooit meer. Er werd ons medegedeeld dat Lucas het syndroom van Sanfilippo A heeft. Wat er dan door je heen gaat, is niet te omschrijven, maar dat weten jullie als geen ander. Toen werd ons ook nog verteld dat er geen behandeling mogelijk was en dat Lucas vanaf 4 à 5 jaar al behoorlijk achteruit zou gaan, dementeren, agressief gedrag zou kunnen gaan vertonen, adhd kon krijgen en alles wat hij had geleerd zou gaan verleren. Toen weer thuis, leek de wereld niet meer hetzelfde. En het gevoel dat wij er niets aan konden doen, was echt ondragelijk. Maar gelijk achter internet gekropen en er bleek al in juni een Sanfilippo dag te zijn, bij de familie Kuks. Wij hebben ons daarvoor, hoe moeilijk het ook was, gelijk ingeschreven. Elke dag en nacht zaten we achter de computer om op internet te zoeken of er waar ook ter wereld iets
de specialist in stamceltransplantaties uit het UMC/WKZ, immunoloog dr. Boelens. Hoop Via de ouders van Gido kregen wij allerlei informatie en wij beseften dat wij geen keus hadden, dus dat wij deze behandeling voor Lucas moesten ondergaan! Begin juni hadden wij het eerste gesprek met dr. Boelens en dat gesprek gaf ons weer een beetje hoop. Wij moesten dit voor Lucas doen en hoopten dat de onderzoeken allemaal uit zouden wijzen dat de ziekte nu nog geen beschadiging in de hersenen had aangericht. De transplantatie moet ook voor het derde levensjaar werd ons verteld en op dat moment was Lucas bijna 2,5 dus wij hadden veel haast. Er moest een MRI-scan gedaan worden en een week voordat dat moest gebeuren hadden we een voorgesprek bij de anesthesioloog en die vond Lucas op dat moment te verkouden. Maar wij hadden geen tijd en de MRI-scan moest doorgaan. Op ons aandringen schreef deze meneer ons de zwaarste antibiotica voor en kon de MRI-scan gelukkig plaats-
En het gevoel dat wij er niets aan konden doen, was echt ondragelijk. door de grond, want wij dachten dat dit het ergste was voor onze lieve zoon. De cardioloog vond zijn conditie goed genoeg om pas over een half jaar weer een controleafspraak te maken. Maar in april kreeg Lucas een hartritmestoornis met een hartslag van 300, thuis in de tuin, tijdens het buitenspelen. Met de ambulance naar het ziekenhuis en uiteindelijk na 1,5 uur was zijn hartslag weer stabiel. Na drie nachten op de IC om medicijnen in te regelen, kregen wij op de verpleegafdeling te horen kregen dat Lucas mogelijk een syndroom zou hebben. Wij geloofden er niets van, want je ziet toch ook helemaal niets aan hem. Er begonnen vele onderzoeken, foto’s, röntgenfoto’s, bloedafnames, oogcontroles etcetera.
24
was voor onze Lucas. Wij vonden heel veel informatie over wat de ziekte inhoudt en wat er gaat gebeuren, hoe het verloop is van de ziekte en dat er dus geen behandeling voor was. Toch vonden we, na onze vele zoektochten die we met de hele familie deden, dan uiteindelijk iets van informatie over een navelstrengstamceltransplantatie. Maar wat hield dat in en welke risico’s zijn daaraan verbonden? Via terugkoppeling aan de arts, die ons de uitslag gaf, kregen wij van haar een mailadres door van ouders die dit een half jaar geleden hadden ondergaan voor hun zoontje Gido. Wij hebben gelijk contact gezocht met deze mensen en we hebben nu nog steeds contact met elkaar. Ook zou de arts een afspraak regelen met
vinden op die geplande dag. Op de Sanfilippodag bij familie Kuks zagen wij de kinderen met Sanfilippo, wat was dat zwaar. Gelukkig hadden wij het gesprek met dr. Boelens al gehad, maar de onderzoeken moesten nog gedaan worden. Maar wat een lieve mensen zeg! Krijg nu weer kippenvel van de liefde voor hun kind, broer of zus en een ieder daar op die dag, zo warm en bijzonder! Maar wat een vreselijke ziekte! De uitslag van de MRI-scan en de neuro-psychologische testen waren goed. Er kwam een IQ uit van 106. Dus Lucas werd 27 juni opgenomen op de afdeling Giraf van het WKZ te Utrecht. Wij gingen de experimentele behandelingsperiode in! Met goede hoop!
Ingezonden
Tweede geboortedag Vooraf eerst drie chemokuren die tot twee keer toe werden uitgesteld, omdat Lucas bepaalde virussen bij zich had, waaronder ook het adenovirus. Wij bleven in het ziekenhuis in de hoop dat deze virussen er over een paar dagen uit zouden zijn en gelukkig was dat het geval, dus kon toen eindelijk de chemo beginnen. Op 31 juli heeft de navelstrengstamceltransplantatie plaatsgevonden. Wat bijzonder! En zo emotioneel. Het zakje nieuwe stamcellen liep leeg in Lucas in 20 minuten. Wij zien deze dag als zijn tweede geboortedag! Wij vieren dit dan ook elk jaar groots! De chemo heeft Lucas goed doorstaan, uiteraard wel zwaar en af en toe erg misselijk, maar hij vocht zich erdoorheen met onze hulp. Hij is erg sterk en wij noemen hem ook altijd onze lieve sterke dappere, altijd lachende kanjer! Want ondanks alles is hij gewoon blijven lachen! Na de transplantatie was Lucas zijn afweer nul, alle nieuwe cellen moesten weer opgebouwd worden. En wat een medicijnen kreeg hij, echt niet te geloven, 30 op een dag! En hij slikte het elke keer, gewoon met spuitje in de mond, of via de sonde die hij op een gegeven moment toch nodig had. Hij was al spuitjes gewend van de medicijnen die hij al kreeg voor zijn hart, dus dat was in dit geval wel erg fijn. Toen de leuko’s en granulo’s (witte bloedcellen) weer een bepaald niveau hadden, mocht Lucas weer even naar buiten. Dat was voor hem heel erg fijn, maar ook voor familie, die niet bij hem mocht komen op de afdeling. Zelfs zijn zus mocht niet mee, alleen wij als ouders en één van onze ouders. Voor de rest was het zwaaien door het raam.
Afzondering Uiteindelijk hebben wij tien weken met Lucas op Giraf gelegen en op 5 september 2008 mocht hij weer naar huis. De behandeling is goed verlopen, zonder al teveel complicaties. Met koorts en diarree en een hoge hartslag werd gedacht aan transplantatieziekte, maar gelukkig was dit niet het geval. Naast de vele medicijnen heeft Lucas vele bloedtransfusies gehad om het peil van de bloedplaatjes te verhogen, op niveau te houden. Wel kwam helaas het adeno-virus weer terug en dat virus kan heel gevaarlijk zijn. Lucas kreeg hiervoor nog eens drie keer per dag extra medicijnen om tegen dit virus te vechten. Eenmaal thuis moesten wij nog afgezonderd leven, dus niet teveel mensen over de vloer en zeker geen vriendinnetjes van Veronique op bezoek. Want Lucas zijn afweer was nog laag. Ook moesten wij alles schoon houden en altijd onze handen met alcohol wassen. Lucas heeft alles heel goed gedaan, geen enkele heropname, natuurlijk wel veel controles. Maar hij liet elke keer weer verbetering zien en de waardes gingen ook goed omhoog. We konden beginnen met de hervaccinaties, want die moesten allemaal opnieuw. Hart Toen de afweer van Lucas weer helemaal normaal was, zei dr. Boelens dat het tijd was om naar zijn hart te laten kijken. Zijn hart was in zo’n slechte conditie dat de cardioloog ons vertelde dat ze binnen twee maanden al wilden opereren. Wat een schok was dat weer! Maar dat moest ook gebeuren en wel op 25 mei 2009. Na vier nachten op de IC mochten we alweer naar huis, want Lucas deed het erg goed. Maar helaas bleek zijn hart het moeilijker te hebben dan de artsen dachten. Dus er volgde vele heropnames en in de zomer lag Lucas weer drie weken op de IC van het WKZ voor het inregelen van nieuwe medicijnen voor zijn hart. Vanaf eind augustus 2009 is Lucas nu stabiel, zit goed in zijn vel, heeft veel energie en slikt nu nog 15 medicijnen op een dag. Hij verbaast ook elke keer weer de cardiologen met zijn goede waardes.
Vooruitgang? Elk jaar na transplantatie vinden er vele onderzoeken plaats in het Sylvia Tóth Centrum in het WKZ en ook een MRI-scan. Vorig jaar was Lucas zijn hart net stabiel en was het risico van narcose te groot. Op 3 september 2010 heeft Lucas wel de scan ondergaan. De uitslagen van de onderzoeken en de MRI-scan kregen wij op 23 september. Hij heeft een ontwikkelingsleeftijd van zo’n 1,5 à 2 jaar en op de MRI-scan was wel weefselverlies van de hersenen te zien. Wij hebben de goede hoop dat zijn hersenen nog in de periode tot de mogelijke werking van de nieuwe stamcellen, zijn. En dat hij vanaf dat moment stabiel blijft en zich verder kan ontwikkelen. Want vooruitgang laat hij zien, op sociaal gebied en met zijn motoriek is hij goed vooruitgegaan. Taal is af en toe iets minder, maar dit kan ook nog aan zijn gehoor liggen. Slapen doet hij sinds zijn hart stabiel is gelukkig weer goed. Lucas zit momenteel op een hele leuke ZMLK school en heeft het daar goed naar zijn zin. De mensen zijn lief en er is via ons PGB nog extra individuele zorg ingeschakeld om hem te begeleiden op school. Verder heeft hij altijd een eigen AED (automatische externe defibrillator) bij zich voor zijn hart. En we brengen en halen hem zelf. We zijn zo trots op onze lieve sterke, dappere, altijd lachende kanjer! En houden zoveel van hem en doen ook alles voor hem. En we hopen zo erg dat dit de behandeling is voor Sanfilippo! Wij zijn in ieder geval onze huisarts, onze familie, de ouders van Gido en dr. Boelens eeuwig dankbaar! Arnold en Lysbeth, ouders van Lucas
25
Ziekten die zijn gediagnosticeerd bij VKS families (oktober 2010) Naam defect of naam van het deficiënte enzym: 움-1-antitrypsine 움-Fucosidose 움-Mannosidose 2-Keto-adipine acidurie / 2-amino-adipine acidurie 3-methylcrotonyl glycinurie 3-methylglutaconacidurie type 1 (3-methylglutaconzuur CoA hydratase) 3-Phosphoglyceraat dehydrogenase deficiëntie 4-H syndroom Adenylosuccinase Adrenogenitaalsyndroom (AGS) Alexander, ziekte van Alkaptonurie (homogentisaat dioxygenase) Alpers, syndroom van Adrenoleukodystrofie (X-gebonden) Argininosuccinaat lyase Argininosuccinaat synthetase (citrullinemie) Aspartylglucosaminurie Barth Syndroom (3-Methylglutaconacidurie type 2) Bartter, syndroom van Batten-Spielmeyer-Vogt (CLN3) Biotinidase deficiëntie Canavan, ziekte van Carbamoyl fosfaat synthase/hyperammonemie (CPS) Carnitine deficiëntie Carnitine palmitoyl transferase deficiëntie (CPT2) Congenitale defecten van de glycosylering (CDG) CDG-1a (PMM2-CDG) CDG-1b (MPI-CDG) CDG-1c (ALG6-CDG) CDG-1g (ALG12-CDG) Cerebrotendineuze xanthomatose Cockayne, syndroom van Conradi Hunermann, syndroom van (chrondrodysplasia punctata, X-dominant) Creatine transporter defect Crigler Najjar, syndroom van Cystinose Cystische Fibrose D-bifunctional protein deficiëntie Defecten in de mitochondriële ademhalingsketen Erythropoietische protoporfyrie (ferrochelatase) De Vivo syndroom (GLUT-1) Fabry, ziekte van Fructose intolerantie (hereditaire fructose intolerantie) Fructose-1,6-difosfatase deficiëntie G6PD Galactosialidose Gaucher, ziekte van, type 1 en 2 Glutaaracidurie type 1 Glycogeenstapelingsziekte (GSD) GM2 Gangliosidose GSD-0 GSD-1 (GSD-1a en GSD-1b) GSD-3 GSD-4 GSD-5 (Fosforylase-spier) / McArdle GSD-9 Haltia-Santavuori (CLN1 / infantiele NCL) Hartnup, ziekte van Homocystinurie Hunter, syndroom van (MPS 2) Hurler, syndroom van (MPS 1-H) Hurler / Scheie, syndroom van (MPS 1-HS) Hyperinsulinisme-Glutamaat dehydrogenase deficiëntie Hyperhomocysteïnemie Hyperhomocysteïnemie bij MTHFR polymorfisme Hyperornithinemie (ornithine aminotransferase) Hyperpipecolinemie Hyperprolinemie type 2 Hypofosfatasemie Hypofosfatemische rachitis (PHEX) Hypoglycemie eci Infantiele cystinose Isovaleriaanacidurie Jansky-Bielschowski (CLN2) Kearns-Sayre Syndroom Krabbe, ziekte van Lange keten 웁-ketoacyl coenzym A thiolase LCHAD deficiëntie
Leigh, syndroom van Lesch-Nyhan, syndroom van Leukodystrofie/wittestofziekten LPI (lysinurische eiwit intolerantie) MAD deficiëntie (Glutaaracidurie type 2) Maroteaux-Lamy (MPS 6) MCAD deficiëntie Meerdere complexen van de ademhalingsketen MELAS Menkes, ziekte van MERFF Metachromatische leukodystrofie (MLD) Methylmalonacidurie Mevalonaat kinase deficiëntie / hyper IgD Mitochondriële ademhalingsketen complex 1 Mitochondriële ademhalingsketen complex 2 Mitochondriële ademhalingsketen complex 3 Mitochondriële ademhalingsketen complex 4 Mitochondriële encefalomyopathie Mitochondriële myopathie Mitochondriële syndromen Molybdeen cofactor deficiëntie Morquio, syndroom van (MPS 4A) MSUD (‘Maple syrup urine disease’) Mucolipidose 2 (I-cell ziekte) Mucolipidose 3 Mucopolysaccharidoses NBIA (voorheen ziekte van Hallervorden-Spatz) Neuronale Ceroid Lipofuscinose (CLN / NCL) Niemann-Pick type A en B (sfingomyelinase) Niemann-Pick, ziekte van (type C) Non-ketotische hyperglycinemie Organic cation transporter (OCTN2) deficiëntie Ornithine transcarbamoylase (OTC) deficiëntie PCH II (Pontocerebellaire Hypoplasie) Pelizaeus-Merzbacher, ziekte van PKU (Fenylketonurie / Phenylalanine hydroxylase) Pompe, ziekte van (GSD-2) Primaire hyperoxalurie type 1 Proline oxidase deficiëntie (hyperprolinemie type 1) Propionacidurie Purine nucleoside fosforylase deficiëntie Pyridoxine afhankelijke convulsies (vit. B6) Pyruvaat Pyruvaatcarboxylase deficiëntie Pyruvaat dehydrogenase complex (PDHC) deficiëntie Pyruvaat metabolisme defecten Refsum, ziekte van (infantiele vorm) Rhizomele chondrodysplasie punctata Sandhoff, ziekte van Sanfilippo, syndroom van (MPS 3, type A, B, C en D) SCADD (inclusief polymorfismen) Scheie, syndroom van (MPS 1-S) Schindler, syndroom van Shwachman syndroom Seitelberger Siaalzuurstapelingsziekten: Salla + ISSD Sialidose Smith-Lemli-Opitz syndroom Tay-Sachs, ziekte van Trichothiodystrofie (TTD) Trimethylaminoacidurie (fish odour syndroom) Tyrosine hydroxylase deficiëntie Tyrosinemie type 1 (fumarylacetoacetase) Ureumcyclusdefecten Vanishing white matter disease (VWM) Vetzuuroxidatiestoornis VLCAD deficiëntie Xanthine oxidase deficiëntie Zellweger syndroom
Een aantal gezinnen heeft te maken met een ziekte waarbij het enzymdefect (nog) niet aan te tonen is. Van de ziekten is de meest gebruikte naam gekozen. De namen zijn vertaald in het Nederlands. Met dank aan prof.dr. H.R. Scholte, Erasmus Universiteit Rotterdam.