Van de voorzitter
WIRE Jarenboek 2001-2003
1
Redactioneel
Redactie Bestuur 2001-2003
Redactieadres WIRE, t.a.v. de redactie van De Waaier, p/a TUE / HG 6.07, postbus 513 5600 MB Eindhoven. e-mail :
[email protected] homepage : http://www.win.tue.nl/wire gironummer : 3197670
Redactioneel Het WIRE jarenboek is een uitgave van WIRE, Vereniging voor Wiskundig Ingenieurs Eindhoven in een oplage van 250 stuks. Illustratie omslag: Creatief met Sierpinski-driehoeken door Martine
2
WIRE Jarenboek 2001-2003
Van de voorzitter
Inhoud Van de voorzitter............ 3 WIRE zaken ................... 4 • •
Bestuursleden Jaarverslagen
Het 2e lustrum Lustrumdag 2001 ........... 8 • • • • • •
Wiskunde sommen toen & nu Verhalen van alumni Back to the future? WIRE cd-rom Borrel & feest Fotoverslag
10 jaar WIRE ............... 15
De faculteit Wiskunde Propedeuse Wiskunde .. 18 Subset selectie .............. 22
2001 Excursie PTT................ 27 Alumni enquête ............ 30
2002 12e ALV & Borrel ....... 34 ASML........................... 35 Hoe veilig is PGP? ....... 37 PRINCE 2 .................... 43 Mediaplaza ................... 47
2003 13e ALV & Borrel ....... 50 Workshop RSI.............. 51 Escher dag .................... 55
Ledeninformatie Ledenlijst...................... 58 Studielichtingen ........... 61 Werkgeversoverzicht ... 67 Bestuur 2003 ................ 70 Auteurs ......................... 71
WIRE Jarenboek 2001-2003
Van de voorzitter Na vier jaar in het WIRE-bestuur actief te zijn geweest als activiteitencommissaris, heb ik aan het begin van 2002 de voorzittershamer van Eric van Mullekom overgenomen. Daarom heb ik het genoegen dit jarenboek te openen met een terug- en vooruitblik. Het jaar 2001 was voor WIRE een speciaal jaar vanwege ons tweede lustrum dat samenviel met het negende lustrum van de TUE. Onze activiteitendag werd gecombineerd met de alumnidag op de TUE en `s avonds hebben wij ons tweede lustrum op gepaste wijze gevierd. Verder verscheen de eerste WIRE CD-rom. Na een welverdiende zomervakantie was er nog een excursie naar het PTT-postsorteercentrum. Elders in dit blad wordt uitgebreid verslag gedaan van de lustrumdag en de excursie. De jaren 2002 en 2003 waren weer `gewone’ jaren met een aantal leuke activiteiten, waarover u ook meer in dit blad kunt lezen. Onze meest recente activiteit was een bezoek aan het Escher museum in Den Haag, waar wij in de voormalige zilverkamer van koningin Emma hebben geluisterd naar een lezing over Escher en het Droste effect (en het opvullen van de witte stip in de Prentengalerij). Voor u ligt dus een jaarboek voor drie jaren tegelijk. Deze bundeling is een gevolg van het thema van vorig jaarboek `Een drukke tijd’; dit bleek op de meeste mensen nu meer dan ooit van toepassing. Behalve door drukke agenda’s wordt het reilen en zeilen van WIRE beïnvloedt door de enorme toename van e-business, internet en e-mail. Om op dit alles in te spelen is besloten om met WIRE meer `elektronisch’ te gaan. Zo verschijnt vanaf nu maandelijks de e-Waaier en gaat de webpagina een belangrijkere rol spelen. Op papier verschijnt nog wel ons jaarboek met `Wie-is-wie gids’ en verder post voor zover deze niet per e-mail wordt verstuurd. Het is een uitdaging om dit alles vorm te geven. We streven er bijvoorbeeld naar om de website levendiger te maken, bijv. met interessante links, stellingen en discussies. Bijkomend voordeel is dat het gebruik van internet een dusdanige kostenbesparing met zich meebrengt dat de contributie aanzienlijk verlaagd kan worden, zelfs tot 0 euro. Noem nu nog een goede reden om geen lid te zijn!? Ik wens je veel plezier met het jaarboek en hopelijk tot ziens op één van de WIRE-activiteiten of op www.win.tue.nl/wire. Marjan van den Akker
3
WIRE-zaken
WIRE-zaken Van de vorige voorzitter Eric van Mullekom a vier jaar actieve dienst als voorzitter vond ik het een mooie tijd om het roer eens aan een ander over te geven. De frisse ideeën van weleer waren in de loop der tijd omgezet in daden, dan wel verloren gegaan in de stormachtige jaren die achter ons liggen. Wat vers bloed binnen het bestuur kon daarom geen kwaad.
N
Als voorzitter is de blik voornamelijk gericht naar de toekomst, waarbij hooguit teruggekeken wordt om te leren van de ervaringen uit het verleden. Nu ik voorzitter-af ben, kan ik me eens volledig wagen aan een achteruitblik. Hierbij heb ik dankbaar gebruik gemaakt van het elektronische archief dat onze vereniging rijk is. In de afgelopen periode hebben we als bestuur mee mogen werken aan de bloei van onze vereniging, waarbij we veel nieuwe dingen hebben geïnitieerd. In het eerste jaar van mijn voorzitterschap ging het roer flink om, en werd het aantal activiteiten teruggebracht waardoor ruimte ontstond voor een activiteitendag. De WIRE weerdag bij het KNMI in De Bilt sloeg erg goed aan, waardoor we hiervan een jaarlijks terugkerend evenement konden maken. In het volgende jaar vond een inventarisatie plaats van andere wiskundige alumniverenigingen in den lande, waarbij de teller bleef steken op een droevige 4 verenigingen. Doel van de inventarisatie was het uitwisselen van ervaringen en eventueel samenwerken op het gebied van lezingen e.d. Dit laatste is minder goed uit de bus gekomen, doordat de verschillen tussen de verenigingen zo mogelijk groter waren dan de overeenkomsten. Naarmate de jaren vorderden bleek het bestuur ook kwetsbaarder te worden. Het laatste bestuurslid verliet de TU/e-campus, waardoor TU-gebonden activiteiten moeilijker uitvoerbaar werden, en daarnaast rustte er teveel werk op de schouders van enkelen. Het afgelopen jaar bood weer veel nieuwe kansen. Het tweede lustrum werd gezamenlijk met het TU/e lustrum gevierd, waarbij het middag- en avondprogramma door WIRE was georganiseerd. Verschillende sprekers belichtten hun loopbaan, waarbij het contrast tussen ‘nooit meer met wiskunde bezig’ en ‘dagelijks met wiskunde bezig’ erg groot was. Daarnaast verscheen de enige echte WIRE cd-rom met een compleet overzicht van alle De Waaiers, actieve leden, etc., waarvan de eerste CD werd uitgereikt aan Hennie ter Morsche, die mede aan de wieg van WIRE heeft gestaan. Tevens werden vorig jaar nieuwe initiatieven ontplooid zoals de e-Waaier, en vond het bestuur een assistent voor TU-gebonden werkzaamheden. Al met al is er dus het nodige gebeurd, en ik ben blij dat ik daaraan mijn bijdrage heb mogen leveren. Op het gebied van e-mail en internet zullen in de loop van dit jaar waarschijnlijk nog meer activiteiten ontplooid gaan worden, en verder laat ik mij graag verrassen door de dingen die komen gaan. Rest me nog een ding te zeggen: WIRE, het ga je goed…
4
WIRE Jarenboek 2001-2003
WIRE-zaken
Even voorstellen… Martine Jansen et ingang van 1 januari 2002 ben ik bestuurslid van WIRE. Mijn functie in het bestuur draait om het jaarboek, alhoewel ik niet “het jaarboek doe”. Naast de activiteiten rond het jaarboek hou ik me ook bezig met de algemene bezigheden van een bestuurslid, waaronder de bestuursvergaderingen. Ik heb er al een paar mee mogen maken, en die waren voor herhaling vatbaar.
M
Dat ik besloten heb om me beschikbaar te stellen voor het bestuur, betekent niet dat ik veel vrije tijd heb waarvoor ik een oplossing zoek. Net als zoveel afgestudeerden van Technische Wiskunde, draag ik WIRE een warm hart toe, maar komt het er in de praktijk niet zo van om deel te nemen aan activiteiten. Om mijn steentje ertoe bij te dragen dat WIRE kan blijven voortbestaan, wilde ik wel wat doen aan het jaarboek. Dat zal in de toekomst wel wat dikker worden, door een langere ledenlijst. Geinteresseerden in een lidmaatschap hoeven nu immers niet meer de kosten van het lidmaatschap in hun overweging mee te nemen. Als ik niet bezig ben met WIRE – en dat is toch het grootste gedeelte van mijn tijd – werk ik bij Fontys, afdeling MultiMediaProducties. Ik ontwerp voornamelijk intranet-toepassingen ten behoeve van de organisatie van het onderwijs. Geen wiskunde dus, alhoewel ik wel als vraagbaak dien voor mijn kamergenoot die bezig is met een studie waar ook een stuk statistiek in zit. Ik ben ook bezig met informatieanalyse, kennismanagement binnen Fontys, en het verbeteren van urenschattingen. De rest van mijn tijd breng ik over het algemeen door met mijn vriend en onze twee kindjes.
Jaarverslag 2001 Eric van Mullekom iteraard begon ook dit jaar met de ALV en aansluitend de nieuwjaarsborrel, die traditiegetrouw samen met VIE werd georganiseerd.
U
De eerste helft van het jaar 2001 stond in het teken van het tweede lustrum. Deze werd wederom samen met het lustrum van de TU/e gevierd. Het ochtendprogramma werd georganiseerd door de TU/e, waarbij er een brede keus aan bekende en minder bekende sprekers was. ’s Middags werd het programma door WIRE verzorgd, waarbij Hennie ter Morsche uitleg gaf over de wijzigingen in het onderwijsprogramma en dhr. Van Walt van Praag ons terugvoerde naar de tijd dat we in de schoolbanken zaten. Wim Bens en Wim Verhaegh lieten ons zien wat ze na die tijd gedaan hadden. De dag werd afgesloten met een diner en feestavond met wiskundig getinte knock-out quiz. Tevens werd tijdens de lustrumdag de WIRE lustrum cd-rom gepresenteerd en uitgereikt aan Hennie ter Morsche. Op deze cd is een zo volledig mogelijk overzicht opgenomen van de historie van WIRE, waaronder alle De Waaiers, verslagen van lezingen en activiteiten, en alle besturen en commissies. In het najaar vond een excursie plaats naar het PTT sorteercentrum te ‘s-Hertogenbosch. Het doorgaan van deze excursie was erg spannend, in verband met de dreiging van miltvuurbrieven na de aanslagen op het World Trade Centre in New York. Tevens werd dit jaar een actievelingenuitje georganiseerd voor de actieve leden. Ondanks de geringe opkomst was het een gezellige avond die herhaling verdient. WIRE Jarenboek 2001-2003
5
WIRE-zaken
De uitgave van De Waaier is in 2001 niet goed verlopen. Na verschijning van het jaarboek zijn er geen volgende edities meer gerealiseerd. De oorzaken hiervan zijn enerzijds van persoonlijke aard, en anderzijds een gebrek aan kopij. Het bestuur heeft inmiddels alternatieve plannen uitgewerkt voor komend jaar, die tijdens de ALV besproken zullen worden.
Jaarverslag 2002 Marjan van den Akker adat de nieuwe plannen om meer elektronisch te gaan op de ALV waren besproken, kon het bestuur hiermee aan de slag. Helaas moesten we het in 2002 zonder activiteiten-commissaris en hoofdredacteur stellen. Maar omdat er in januari al volop plannen voor activiteiten op de plank lagen en de uitgave van de Waaier beperkt was tot het jaarboek leek dit goed op te vangen. Verder werd het bestuur dit jaar ondersteund door een student-assistente die een gedeelte van het secretariële werk voor haar rekening nam.
N
Half maart was de eerste lezingenavond in de University Club op de TUE. Op deze avond gaf Jeroen Rutten een lezing over zijn werk bij ASML en vertelde Sieuwert van Otterloo over zijn afstudeerwerk: “Hoe veilig is Pretty Good Privacy (PGP = e-mail beveiligingsprogramma)?” In mei en juni waren er twee workshops over de project management methode Prince 2, verzorgd door respectievelijk QFace in hun kantoor bij Schiphol en Ruysdael in la Vie Utrecht. Omdat deze avonden goed bezocht waren en er door een aantal leden was aangegeven dat ze belangstelling hadden voor een Prince 2 workshop in het zuiden van het land, is er in Oktober nog een Prince 2 workshop met QFace op de TUE georganiseerd. Zoals gebruikelijk waren de lezingen georganiseerd samen met VIE. De avonden waren goed bezocht. Het initiatief om vooraf belegde broodjes te serveren is goed bevallen en voor herhaling vatbaar. De WIRE-activiteiten dag vond plaats bij MediaPlaza: De E-business marketplace van Nederland. Directeur hiervan is WIRE-lid Wim Bens. Hij organiseerde voor ons een boeiend programma; een verslag hiervan is direct na afloop op internet gezet (zie mediaplaza.nl; details en password zijn verzonden via de E-waaier). Zoals in het begin al gemeld gaat het jaar 2002 de boeken in als het jaar waarin WIRE elektronisch ging. Elke maand is de E-waaier verstuurd: een snelle manier om de leden op de hoogte te houden van de ontwikkelingen bij WIRE. Evaluatie zal plaats vinden op de ALV. Ook zijn er enkele vrijwilligers bereid gevonden om de web-pagina verder te ontwikkelen. In 2002 is tevens een nieuwe sponsor gevonden in de vorm van Philips, waardoor we nu zelfs de nieuwjaarsborrel nog aantrekkelijker kunnen maken door er een DVD-speler te verloten. Mede dank zij deze extra inkomsten is het mogelijk de contributie te handhaven op het nul-niveau. Vanwege de geringe omvang van de redactie bleek het niet mogelijk om het jaarboek van 2001 voor de zomer van 2002 te voltooien. Daarom is besloten om een gecombineerd jaarboek 2001-2002 te maken. Deze zal naar verwachting in februari gereed komen.
6
WIRE Jarenboek 2001-2003
WIRE-zaken
Jaarverslag 2003 Harold Matla Et jaar 2003 werd traditioneel ingeluid met de ALV en nieuwjaarsborrel. De nieuwjaarsborrel werd wederom samen met VIE georganiseerd en was weer goed bezocht. Mogelijk dat de verloting van een DVD-speler door sponsor Philips aan de grote opkomst bijdroeg. De eerste lezing van dit jaar stond in het teken van RSI en werd gegeven door een docent van het Studenten Sportcentrum op de TU/e. Ondanks dat dit een actueel onderwerp betrof, al was het alleen maar omdat 2 bestuursleden hier last van hadden, was de opkomst toch minder dan verwacht. Desalniettemin was het een leuk en leerzame avond. Na de zomer was er weer de activiteitendag. Deze vond plaats in Den Haag in het Escher-museum. Hier ga Hendrik Lenstra (inderdaad, de broer van JK) een bijzonder leuke lezing over het opvullen van het gat in de Escher-prent met het Droste effect. Ook de rondgang door het museum na afloop viel goed in de smaak, evenals het gezamenlijke diner na afloop. De geplande najaarslezing is uiteindelijk verschoven naar februari. Op woensdag 11 februari zullen Emile Aarts en Arjen Vestjens in Eindhoven een lezing verzorgen. Verder waren er binnen het bestuur 2 belangrijke actiepunten die aandacht verdienden. Zo was het jaarboek al voor het 2e achtereenvolgende jaar een ondergeschoven kindje. Oorzaken lagen met name in het missen van een redactie, RSI bij 2 bestuursleden, drukte, computer- en bestandsproblemen. Uiteindelijk is er nu een jarenboek over 3 jaren tegelijk gemaakt, waardoor we weer gelijklopen. Verder was de website sinds de jaarwisseling een punt van zorg, Waren we in het begin van het jaar enthousiast met Robin en Ivana begonnen, hier kwam al snel wat tegenslag, onder meer doordat op de TU/e overgeschakeld werd naar SSH en we in eerste instantie niet meer bij de site konden. Daarna weer de genoemde computerproblemen en de bekende drukte. Enfin, uiteindelijk is de complete site in een nieuw jasje gestoken en is de laatste maanden weer gewerkt aan nieuwe items en functionaliteit. Zo zijn we het jaar 2003 dan uiteindelijk nog met een inhaalslag geëindigd. Belangrijkste taak voor 2004 is continuering van de gang van zaken, de aanwas van nieuwe leden én het vinden van nieuwe bestuursleden waar we bij het schrijven van dit verslag nog druk mee doende zijn.
H
WIRE Jarenboek 2001-2003
7
Het 2e lustrum
De lustrumdag Op 20 april 2001 vierde WIRE haar 2e lustrum. Na een bezoek aan de GEWIS-kamer stonden er een aantal lezingen op het programma. Raymond van Walt van Praag begon in het verleden met een beschrijving van de opgaven voor de eerstejaars door de jaren heen. Vervolgens vertelden alumni Wim Bens en Wim Verhaegh over hun huidige werkzaamheden. Hennie Ter Morsche vertelde over het verleden, heden en toekomst van de wiskunde opleiding aan de TUE. Cor Hurkens presenteerde de resultaten van de alumni-enquête. Als afsluiting van het officiële gedeelte ontving Hennie ter Morsche als eerste de WIRE cd-ROM uit handen van Harold Matla. Na een borrel in het auditorium was er ’s avonds een feest ter gelegenheid van het tienjarig bestaan van WIRE.
Wiskunde sommen in het eerste jaar: toen en nu Marjan van den Akker aymond van Walt van Praag schetste de ontwikkelingen van de opgaven voor eerstejaars studenten in de loop der jaren. Om ons geheugen op te frissen, hadden we net als bij het vorige lustrum oefenopgaven gekregen. Hiervan werden de uitwerkingen uitgedeeld.
R
herinneren zich vast nog het boek `Algebra en Analyse’ van Ackermans en Van Lint. De opgaven waren theoretisch getint en belangrijke onderwerpen waren bijvoorbeeld groepen, limieten en compactheid. Het belangrijkste doel was het leren maken van een bewijs. Hiernaast staat een voorbeeld. Onder andere door de steeds grotere rol van de computer, de vraag van het bedrijfsleven en een iets andere vooropleiding van de studenten, ligt de nadruk tegenwoordig behoorlijk anders. * (G, ) is een groep. In P(G) definiëren we een relatie ~ door A ~ B :
∃g ∈ G [B = gAg
−1 ] .
a) Bewijs dat ~ een equivalentie relatie is. b) Zij (H, ) een ondergroep van (G, ) en K ~ H. Bewijs dat (K, ) een ondergroep van G is. c) Laat n een natuurlijk getal zijn en (H, ) een ondergroep. Veronderstel dat H de enige ondergroep met orde n is. Bewijs dat (H, ) normaal is in G. d) Laat (H, ) een ondergroep zijn van K een normale
(G, ). Bewijs dat
k~H ondergroep van G is. e) Laat H de ondergroep van S4 zijn, voortgebracht door de cykel (1234). Geef alle onder groepen K van S4 met K ~ H in S4. Hoeveel zijn dit er?
In de loop der tijd is er heel wat veranderd aan de opgaven waarmee men aan het begin van de wiskundestudie wordt geconfronteerd. Degenen die al wat langer zijn afgestudeerd, 8
Er is meer aandacht voor rekenen en toepassen en minder voor theorie. Hierdoor speelt modelleren een belangrijkere rol en ook wordt er meer in groepen gewerkt. Bij modelleren werken de studenten (meestal in groepjes van twee) aan practische WIRE Jarenboek 2001-2003
Het 2e lustrum opdrachten, waarvan eerst een wiskundig model gemaakt moet worden voordat je wiskundige technieken kunt toepassen. De wiskundige oplossing moet tenslotte weer aan de practische context worden getoetst. De studenten werken samen met anderen, gebruiken de computer als ondersteuning, moeten vaak een programma maken, geven mondelinge presentaties en schrijven een verslag (met behulp van LATEX). Bij het begin van Modelleren is er ook een training Communicatieve Vaardigheden. Een paar voorbeelden van Modelleeropdrachten: Tegels , Persoonlijke lening, Verkeerslichten Frequentieplanning voor dataverkeer via Satelliet. Ook is er aandacht voor het software-pakket Mathematica (Dit kan nuttig gebruikt worden bij allerlei vakken) Een paar voorbeelden van Mathematica opdrachten zijn als volgt. Mathematica – opdracht a. Geef een lijst van de verschillende factoren van x100 – 1 b. Geef een lijst van alle verschillende factoren van (x81 – 1 )(x12 – 1 )(x64 – 1 )3 c. Maak een functie f die voor ieder natuurlijk getal n de coëfficiënten (ongelijk 0 ) van de factoren van xn – 1 bepaalt. Onderzoek de bewering
WIRE Jarenboek 2001-2003
f(n) = {-1, +1} Opgave 3. Zoek met behulp van de helpfunctie de begrippen Series en Normal[Series] op. Bestudeer voorbeelden. Mathematica kan dus een stuk reeksontwikkeling van functies maken. a. Mathematica kent de zogenaamde Bernoulligetallen Bn. Geef een tabel van de eerste 20 Bernoulligetallen. b. De Bernoulligetallen worden berekend uit ∞ x xn = Bn . n! e x −1 n =0 Bereken hieruit met behulp van mathematica opnieuw de eerste 20 Bernoulligetallen. Geef precies aan hoe U dat doet. c. Heeft U een vermoeden van de uitkomst van de volgende formule: n −1 n B k , n = 2, 3, 4, … … ? k =0 k Kunt u vervolgens het resultaat bewijzen (moeilijk!)?
Maar toegepast of theoretisch, rekenen met de computer of bewijzen met de hand, de opgaven gaan allemaal over basisonderwerpen uit de wiskunde. Opm: Met dank aan Raymond van Walt van Praag voor illustratie materiaal en aanvullende opmerkingen.
9
Het 2e lustrum
Verhalen uit het heden van alumni toen en nu Erik Diks In het middagprogramma was er 45 minuten tijd (14.50 – 15.35) ingeruimd om de ervaringen van twee Eindhovense wiskundigen (Wim Verhaegh en Wim Bens) te horen. Ze gaan in op wat voor een soort werk ze momenteel doen en in hoeverre ze hun wiskundige kennis nog gebruiken.
Wiskunde daar heb je nog eens wat aan (Wim Verhaegh)
W
im Verhaegh heeft wiskunde gestudeerd van 1985-1989. Na zijn afstuderen is hij gaan werken bij Philips Natlab. Daar heeft hij maar liefst 8 jaren (!) in verschillende rollen gewerkt aan de automatisering van IC’s. In 1996 mag Wim zich projectleider noemen, en sinds 1998 zelfs clusterleider (wat hij zelf vergelijkt met de aanvoerder van een voetbalteam). Gedurende deze periode heeft hij veel contact gehouden met het academische wereldje. Dan wel door het volgen van workshops, conferenties en seminars, dan wel door het begeleiden van afstudeerders (6), promovendi (6) en andere collega’s.
De laatste twee jaren daarentegen heeft hij gewerkt aan Quality of Service (QoS) en 10
Adaptieve Algoritmen (AA). In QoS onderzoekt hij o.a. hoe zo min mogelijk pakketjes verloren gaan bij de transmissie van video over het internet. Een voorbeeld van AA is dat je videorecorder leert wat jij graag bekijkt en op basis daarvan automatisch voor jouw interessante programma’s opneemt. Het is ongelofelijk welke wiskunde Wim de laatste jaren bij Philips heeft gebruikt in zijn dagelijkse werk. Hier een korte opsomming (vast en zeker niet volledig): modelleren, complexiteitsanalyse, programmeren, ILP, list scheduling, LP + constraint generatie, wachtrijtheorie, Markov beslissingsproblemen, local search, on line algoritmen en machine learning. Uit het bovenstaande is het dan ook niet verbazingwekkend dat Wim antwoordt op de vraag: “Heb je wat aan wiskunde?” met een volmondig “Jazeker!”.
W
How to get to Media Plaza (Wim Bens)
im Bens startte zijn studie Wiskunde in 1980. Na 7,5 jaar studeerde hij vervolgens af bij Jaap Wessels in de afstudeerrichting bedrijfskundige informatica. Zijn afstudeerverslag is getiteld: “Design and Implementation of Push-Pull Algorithms for Manpower planning”. Het feit dat zijn studie wat langer heeft geduurd dan nominaal komt doordat Wim zeer actief was naast zijn studie. Naast diverse baantjes (om zijn studie te bekostigen) en sporten was hij actief binnen Gewis en Demos. Wim is een zeer begenadigd spreker en vol enthousiasme vertelt hij wat hij de afgelopen jaren zoal gedaan heeft. Hij startte als medewerker bij de Rotterdam School of Management (1988), waar hij van 1989-1991 afdelingshoofd werd. Daarnaast was hij ook bestuurslid van de faculteit en lid van het bestuur van RSM van 1989-1990. Zijn activiteiten gedurende deze periode varieerden van een rekencentrumfunctie voor de faculteit tot de ontwikkeling van toepassingen voor onderwijs en onderzoek. Vervolgens heeft Wim zich bezig gehouden met het opzetten en managen van het Erasmus WIRE Jarenboek 2001-2003
Het 2e lustrum Business Support Center. In principe vervulde hij hier een commerciële frontoffice functie voor de faculteit Bedrijfskunde en acteerde als intermediair tussen wetenschappelijk onderzoek en praktische toepassingen. In zeer korte tijd groeide het support center tot een winstgevend “bedrijf” met een omzet van 3 miljoen (guldens) en 12 FTE. Toen in 1994 het support center privatiseerde en dochter werd van EUR Holding BV bestond het uit 20 FTE en een omzet van 5 miljoen. Naast bovenstaand activiteiten is Wim ook nog partner geweest van zijn eigen bedrijf Bens & Partners Bv., partner bij Multimedia Skills en kerndocent ICT strategie en ebusiness strategies (o.a. binnen executive programma’s en MBA programma’s) bij RSM.
Back to the future? (Hennie ter Morsche) Guido Ruiters ijdens de ‘afdelingssessie’ voor wiskundigen hield Hennie ter Morsche een lezing over het verleden, heden en toekomst van de wiskunde opleiding aan de TUE. Het eerste dat opviel was het feit dat de sprekers van deze middag middels het gebruik van een overhead projector met plastic (net niet meer handgeschreven) sheets, via het gebruik van een beamer voor het presenteren van latech/pdf files, een powerpoint slide show en een HTML presentatie direct beschikbaar op internet een geweldige reis door de tijd hebben gemaakt.
T
In lijn met de (moderne) wiskunde opgaven die eerder die middag door Raymond van Walt van Praag waren gesteld voegde Hennie nog een opgave toe die ter plekke niet volledig geformuleerd noch opgelost is. De oorsprong van deze opgave lag in de beperkte tijd die er voor Hennie over was om zijn presentatie te geven en het feit dat Hennie’s standaard presentatie waarschijnlijk 2 keer een college uur omvat. Bij deze de opgave:
Uiteindelijk is hij in 1997 belandt bij Media Plaza waar hij zich inmiddels heeft opgewerkt van medewerker tot directeur (febr. 2001). Hier is o.a. The e-business marketplace (van denken naar doen) te zien. Tenslotte, eindigt Wim verhaal met de constatering dat ondanks dat hij zich gedurende zijn studie meer thuis voelde bij bedrijfskundigen, hij nog steeds veel gebruik maakt van wat hij gedurende zijn studie Wiskunde heeft geleerd (namelijk het logisch en systematisch denken).
WIRE Jarenboek 2001-2003
“Hennie heeft een standaard presentatie van een 25 sheets. Als Hennie een presentatie moet geven kiest hij een aantal sheets uit deze set van 25 en creëert daaromheen een altijd weer unieke presentatie. Bereken hoeveel verschillende presentaties Hennie kan geven? Denk daarbij aan het feit dat niet alleen het aantal maar ook de volgorde van de sheets kan leiden tot een andere presentatie.” (Je antwoord op deze opgave kun je direct sturen naar Hennie ter Morsche). De presentatie die Hennie uiteindelijk gegeven heeft was die van de oneven sheets en wel achterstevoren (of was het toch een andere?). Ik hoop dat er desondanks enige inhoud is blijven hangen. Deze heb ik hieronder proberen weer te geven.
11
Het 2e lustrum Terugkijkend op de afgelopen 45 jaar leek het zinvol om een streep te trekken in 1982. Voor die tijd kende de opleiding een 5 jarig curriculum met een P fase (1 jaar), een K fase (2 jaar) en een I fase (2 jaar). Er was toen een semester systeem en er waren 7 afstudeerrichtingen. Over de gemiddelde duur van een studie wiskunde zullen we het maar niet hebben. Met de invoering van de 2 fasen structuur werd het curriculum in 1982 omgezet in trimester systeem met een 4 jarig programma bestaande uit een P fase (1 jaar), een PP1 fase (1 jaar) en een PP2 fase (2 jaar). Het aantal afstudeerrichtingen werd teruggebracht naar 4, te weten Discrete Wiskunde, Toegepaste Analyse, Toegepaste Statistiek en Systeem Theorie, Besliskunde. Als enige constante factor voor de binnenstormende jeugd gold (en geldt natuurlijk nog steeds) Raymond van Walt van Praag als P-coördinator. In 95/96 werd de nominale studieduur weer naar 5 jaar verlengd. Dit gebeurde onder andere op basis van reacties uit het bedrijfsleven dat de net afgestudeerde ingenieurs ‘veel weten maar niets kunnen’. Met de uitbreiding van de tijd werden dan ook echt praktijk gerichte elementen toegevoegd zoals een stage en een uitgebreid pakket ‘modelleer onderwijs’. De reeds eerder ingevoerde gecombineerde P fase met of informatica of natuurkunde blijft gehandhaafd. In 97/98 werden verdere vernieuwingen doorgevoerd in het onderwijs op de TUE. Zo werden alle studenten in de gelegenheid gesteld een PC/notebook aan te schaffen. Door ook het onderwijs middels ICT infrastructuren aan te bieden is zowel de nieuwe onderwijsvorm als ook het gebruik van de modernste technieken volledig ingeburgerd. In die nieuwe onderwijsvorm, OGO (en dit staat niet voor object georiënteerd onderwijs maar voor ontwerp gericht onderwijs), worden er vele creatieve, interdisciplinaire opdrachten door de
12
studenten uitgevoerd (zou het echt al op het leven na de universiteit gaan lijken?).
In het huidige studiejaar is reeds een begin gemaakt met de implementatie van het nieuwe binnen de Europa afgesproken systeem van Bachelor en Master. Alhoewel nog niet alles duidelijk is rondom deze nieuwe indeling, zal het geheel toch moeten worden doorgevoerd. De vraag die je natuurlijk niet mag stellen is of dit een déjà vu is waarin de bachelors fase staat voor het kandidaats van voor 1982 en de master fase voor de ingenieurs fase van toen. Enfin vragen die in de nabije toekomst beantwoord zullen moeten worden zijn o.a. o
o
o
Zowel WO als HBO mogen bachelors opleidingen verzorgen. Hoe bepaalt de hiervoor ingestelde commissie (hoe kan het ook anders in Nederland?) welke opleiding aan welke hogeschool of universiteit gegeven mag worden? De bachelors opleiding moet een brede opleiding zijn waarmee je verder kunt studeren. Moet het ook een eindopleiding zijn en zo ja wat kunnen de dan afgeleverde bachelors (of gaat het bedrijfsleven dan roepen: we weten niks en ze kunnen niks?) Op welke gebieden biedt Eindhoven de masters opleiding aan? Dit worden de drie expertise gebieden Discrete Wiskunde, Analyse en Numerieke wiskunde, Stochastiek en Besliskunde. Maar hoe zorgen we ervoor dat er een goede koppeling is met de huidige 2e fase ontwerperopleiding, de promotieopleiding en de lerarenopleiding?
WIRE Jarenboek 2001-2003
Het 2e lustrum
Vele vragen nog waarop we denk ik bij het volgende lustrum in 2006 een antwoord kunnen verwachten. Hennie’s presentatie zal dan wel 40 sheets bevatten, hetgeen dan natuurlijk weer een nieuwe opgave zal opleveren. De oplettende bezoeker zal dan (net als deze keer) de opgaven en antwoorden van vijf jaar eerder bij zich hebben.
overhandigd om hem nogmaals te bedanken voor het vele werk dat hij voor, tijdens en na de oprichting van WIRE voor de vereniging verricht heeft. Helaas kon één van de makers van de CD-Rom, Robin den Adel, niet bij de presentatie aanwezig zijn wegens een gebroken been, maar het resultaat was er niet minder om.
Na deze kijkjes in de keukens van vroeger en nu, deelde Cor Hurkens ons nog mede dat er van de 400 uitgestuurde enquêtes (met o.a. vragen over de zin en het nut van de studie wiskunde voor je loopbaan), 180 geretourneerd zijn. Enkele belangrijke grote lijnen die reeds uit de antwoorden gefilterd zijn: o o o
De studie levert voldoende bagage op voor je loopbaan Manier van denken en houding zijn zeer belangrijk en kun je altijd gebruiken De nieuwe structuur (bachelor / master) lijkt een goede zaak.
Ook hier zullen we vast nog meer terugkoppeling van krijgen.
Presentatie WIRE CD-ROM
T
ot slot leidde Harold Matla ons even virtueel rond in 10 jaar WIRE. Ter gelegenheid van het tweede lustrum van de vereniging is er een CD Rom gemaakt met allerlei zaken over het verleden, heden en toekomst van de vereniging. Middels een grote oplage zal deze CD Rom niet alleen naar alle leden gaan, maar ook aan de rest van de doelgroep die (nog) geen lid zijn, en aan alle medewerkers van de afdeling wiskunde binnen de faculteit en natuurlijk ook aan de potentiële leden (ofwel de huidige studenten) worden gestuurd. Het eerste exemplaar van deze CD Rom werd door Harold aan Hennie ter Morsche
WIRE Jarenboek 2001-2003
N
Borrel & Lustrumfeest
a deze leuke middag op vloer 6 en 8 van het nog niet verbouwde hoofdgebouw (en we kijken echt uit naar het volgende lustrum in een schitterend vernieuwde Faculteit Wiskunde en Informatica), verzorgde de TUE een afsluitende borrel in het Auditorium, alwaar alle studierichtingen weer vermengd werden. Voor ons was er ’s avonds natuurlijk nog het lustrum feest van WIRE, waarvan de volgende foto’s een impressie geven.
13
Het 2e lustrum
14
WIRE Jarenboek 2001-2003
Het 2e lustrum
10 Jaar WIRE: enkele gedachten WIRE bestaat 10 jaar, dus er is reden om blij te zijn. En wiskundigen hebben meer redenen voor blijheid, omdat het aantal uitdagingen voor ons toegenomen is in deze periode. Het lijkt erop dat `financiële wiskunde'het mode-woord is, waarbij met name het modelleren voor optimale besluitvorming op de financiële markten centraal staat. Tevens lijkt er geen eind te komen aan de toename van nieuwe informatie- en communicatiemiddelen, waarbij nogal wat wiskundige methoden een belangrijke rol spelen. En de explosief toenemende snelheid van voor iedereen toegankelijke computers zorgt ervoor dat complexe wiskundige algoritmes gebruikt kunnen worden in `real-time'toepassingen. Frank Coolen
[email protected] http://maths.dur.ac.uk/stats/people/fc/fc.html n mijn vakgebied, Statistiek, liggen belangrijke ontwikkelingen op het gebied van `data mining'en statistische beslissings ondersteuning, beide met nadruk voor grootschalige problemen. Bij `data mining' wordt gepoogd om verbanden te vinden in grote data sets. Bijvoorbeeld, alle betalingsgegevens van klanten, verzameld door een bank, kunnen bekeken worden. Klanten kunnen in groepen ingedeeld worden aan de hand van hun uitgavenpatroon, en dit kan interessante informatie bevatten om doelgericht te adverteren, zowel voor de bank zelf als voor overige bedrijven. Dit komt min of meer overeen met het bestuderen van het internet gedrag van klanten, met het doel om de klant bewust te maken van een behoefte voor een bepaald product, terwijl de klant nog niet op de hoogte was van dit product of zelfs van de behoefte. Het zoeken naar verbanden in erg grote data sets is niet nieuw, maar de mogelijkheden zijn erg toegenomen in de laatste decennia. Dit was voorheen meer het gebied van de `Artificial Intelligence'(AI) onderzoekers dan van statistici. Men gebruikte onder andere neurale netwerken en fuzzy logic, en na verloop van tijd begonnen de AI mensen in te zien dat hier statistische aspecten een rol spelen, en statistici wilden deze elders ontstane methoden onderzoeken. Meer en meer vinden deze verschillende groepen elkaar in het gebruik van `Bayesiaanse netwerken' .
I
WIRE Jarenboek 2001-2003
Statische beslissings ondersteuning, bijvoorbeeld voor medische diagnoses, heeft overeenkomsten met bovengenoemde problematiek, met het grote verschil dat er vaak veel minder gegevens beschikbaar zijn, en het met name neerkomt op gedetailleerd modelleren van kennis van experts, en toetsen van hun inzichten aan de hand van data, in ideale situaties verkregen via goed opgezette experimenten. De taken van de statisticus voor dergelijke toepassingen zijn complex, en vergen goed begrip van practische problemen waar onzekerheid een rol speelt, goed inzicht in mogelijkheden van moderne methoden en technieken, en gedetailleerde kennis van de theoretische fundamenten van dergelijke methoden. Dit laatste is wellicht het belangrijkst, bijvoorbeeld om kritisch te kunnen beoordelen of methoden geschikt zijn voor bepaalde toepassingen, om onverwachte uitkomsten te kunnen verklaren, en om vertrouwen te kunnen hebben in uitkomsten van analyses. Deze analyses worden veelal gedaan door niet-statistici met gebruik van computers en vaak op ‘kookboek’ wijze, waarbij trouw een recept gevolgd wordt. Daar is niets mis mee, zolang de procedures goed uitgelegd zijn en zij contact op kunnen nemen met goed geschoolde statistici als daar behoefte aan is. Met het toenemende aantal toepassingen van al dan niet complexe statistische en wiskundige methoden via voor velen toegankelijke software pakketten is de rol van academisch geschoolde wiskundigen en
15
Het 2e lustrum statistici belangrijker dan ooit. En hier ligt een probleem. Het aantal studenten wiskunde is te klein om gerust te zijn dat de wiskunde en statistiek in goede handen blijven. Ik heb er niets tegen dat niet-wiskundigen wiskunde gebruiken, maar ze moeten wel waar nodig begeleid worden door wiskundigen. Het idee dat complexe statistische en wiskundige methoden door iedereen zonder training gebruikt kunnen worden is bijzonder gevaarlijk, omdat het misbruik van methoden bijzonder waarschijnlijk maakt en daarmee het vertrouwen in zulke methoden af zal nemen. Er is een blijvende, wellicht zelfs toenemende behoefte aan goed geschoolde academici in wiskunde en statistiek, waarbij de academische opleiding de nadruk moet leggen op goede theoretische fundamenten, maar ook inzicht moet geven in moderne methoden. Tevens is training in modellering noodzakelijk, waarbij communicatie met nietwiskundigen een zeer belangrijke rol speelt. De wiskundige helpt de expert op een bepaald probleem gebied met het vinden van een oplossing, en het is belangrijk dat de expert niet verwacht dat de wiskundige een kant en klare oplossing heeft.
In mijn ogen heeft de TUE een prima Wiskunde opleiding. Er wordt een goede basis gelegd, studenten leren modelleren, en in de latere jaren wordt de link gelegd naar toepassing. In mijn ogen vergt dit een minimum van 4 jaren opleiding, maar met een 16
goed afstudeer project zou 5 jaar de norm moeten zijn. Maar, hervormingen schijnen altijd nodig te zijn in Nederland, nu is het idee de opleiding op te splitsen in 3 jaar basis opleiding, gevolgd door 2 jaar `Master' opleiding, waarbij dan verwezen wordt naar praktijken in onder andere Engeland. Dit is niet alleen jammer, maar in mijn ogen ook gevaarlijk. Ten eerste, in Engeland is de Master opleiding typisch 12 maanden, na 3 jaar `BSc' . Als het `3+2'model inderdaad gerealiseerd gaat worden kunnen we dus verwachten dat de overheid van de `2'snel een `1'zal gaan maken met het idee kosten te besparen. Het idee is tevens dat na de 3 jaar basis opleiding studenten moeiteloos kunnen overstappen naar andere universiteiten voor het vervolg, wellicht zelfs in het buitenland. Dat klinkt aantrekkelijk, maar is het dat ook? Om inderdaad zulke overstappen mogelijk te maken, zullen de basisopleidingen in grote mate op elkaar afgestemd moeten worden, in het ergste geval internationaal. Op zo' n manier ontstaat een uniform opleidings systeem voor wiskundigen, met groot gevaar dat niet wiskundigen grotendeels gaan bepalen welke ingrediënten iedere opleiding moet hebben. Deze lieden worden vaak beïnvloed door het geld, dus het bedrijfsleven, en het is niet onwaarschijnlijk dat dit tot gevolg kan hebben dat er geknaagd wordt aan belangrijke theoretische fundamenten van de wiskunde. Tevens is het twijfelachtig of uniformiteit wenselijk is. We weten dat Leiden wiskundigen anders opleidt dan de Technische Universiteiten, met meer nadruk op `zuivere wiskunde'in Leiden en meer nadruk op toegepaste wiskunde aan de TU' s, en ik geloof dat dit goed is, met name omdat het vakgebied zo divers is. Mijn ervaringen in Engeland leren mij tevens dat het gevaar bestaat dat een groot gedeelte van de wiskundestudenten na 3 jaar de opleiding verlaat, aangetrokken door het geld in bijvoorbeeld accountancy, en teleurgesteld in het saaie karakter van de wiskunde zoals ze die tot dan toe gezien hebben. Natuurlijk, dit komt doordat ze meer tijd nodig hebben om wiskunde echt toe te passen, hetgeen voor velen toch noodzakelijk is om de wiskunde te
WIRE Jarenboek 2001-2003
Het 2e lustrum kunnen waarderen. En als wiskundestudenten aan het eind van hun studie de waarde van wiskunde al niet begrijpen, dan gaat het echt mis. Zou het niet mooi zijn als de 5-jarige wiskunde opleiding aan de TUE eens met rust gelaten zou worden voor een ruime periode, natuurlijk met wat verschuivingen van accenten als de TUE academici daar goede redenen voor hebben, waarbij de verantwoordelijkheid voor de opleiding in handen blijft van de mensen die de opleiding verzorgen. Een groot probleem voor Nederland is dat te weinig leerlingen kiezen voor een opleiding tot wiskundige. Ik kan begrijpen dat middelbare scholieren niet goed in kunnen schatten wat het perspectief is van een carrière als wiskundige, motivatie moet met name komen door interesse in toepassingen. Dit is een uitdaging voor docenten, vooral omdat complexe wiskunde natuurlijk vaak niet echt begrepen kan worden zonder goede wiskunde opleiding. Kunnen wij, wiskundigen, helpen? Als wij er wellicht al niet in slagen om enthousiasme voor het vakgebied uit te stralen, mogen we dan verwachten dat scholieren kiezen voor een wiskunde opleiding? Ik denk dat wij allen de
WIRE Jarenboek 2001-2003
taak hebben om de positieve bijdrage van wiskunde aan de samenleving te benadrukken, zo vaak als mogelijk en met name aan jonge mensen. Dit vergt inspanning, zeker als men niet meer dagelijks met toegepaste wiskunde bezig is, maar is mogelijk. Er worden behoorlijk wat goed toegankelijke boeken gepubliceerd waarin interessante toepassingen van wiskunde uitgelegd worden aan het grote publiek, niet zozeer met het idee dat iedereen de wiskunde kan begrijpen, maar zeker bijdragend tot inzicht in het belang van wiskunde. Tevens zijn er veel voor scholieren toegankelijke Web-pages waar interessante toepassingen uitgelegd worden. Wellicht zou wij, via WIRE en de Waaier, elkaar op de hoogte kunnen houden over interessante informatie bronnen om enthousiast te blijven over wiskunde, zodat we zo nu en dan eens dit enthousiasme uit kunnen stralen. We hebben allen een verantwoordelijkheid om de belangrijke rol van de wiskunde te benadrukken, we zouden allen moeten functioneren als ambassadeurs van de wiskunde. Zou het niet mooi zijn als ieder van ons gedurende de komende 10 jaar tenminste één scholier zou kunnen motiveren wiskunde te gaan studeren? Dit zou tevens goed zijn voor onze vereniging!
17
De faculteit Wiskunde
De propedeuse wiskunde in Eindhoven door de jaren heen Door de jaren heen is het propedeuse-programma wiskunde in Eindhoven regelmatig aan verandering onderhevig geweest. Er is echter één stabiele factor. Hieronder schetst hij deze ontwikkelingen. Raymond van Walt van Praag P-coördinator Wiskunde n September 1957 wordt de THE officieel geopend. Er bestaat dan nog geen Wiskundig Ingenieursopleiding aan de THE. Pas in het studiejaar 1960/1961 lezen we in de studiegids:
I
“De afdeling der Algemene Wetenschappen heeft de taak het onderwijs in de algemene wetenschappen te verzorgen. De opleiding voor wiskundig- en natuurkundig ingenieur behoren mede tot de taak van deze afdeling. De opleiding tot het propedeutisch examen is gelijk aan die, welke wordt gegeven in de onderafdeling der Technische Natuurkunde en in de afdelingen der Werktuigbouwkunde, der Electrotechniek en der Scheikundige Technologie”.
Voor het eerst wordt gesproken over de Onderafdeling der Wiskunde. Er bestaat nog geen eigen propedeuse. De wiskundeopleiding is een kopopleiding. Deze eigen propedeuse is er vanaf het studiejaar 1965/1966 en omvat de algemene, voor alle eerstejaars, verplichte wiskunde, een Inleiding in de Methoden der Wiskunde en een overzicht van enige hoofdstukken uit de Natuurkunde. Het P-programma in de eerste jaren ziet er dan ruwweg als volgt uit: Inleiding in de Wijsbegeerte I en II Wiskunde I en II met oefeningen Inleiding in de Methoden der Wiskunde met oefeningen Inleiding in de Mechanica met oefeningen Thermische verschijnselen I en II met oefeningen Electriciteit en Magnetisme I en II met oefeningen Natuurkundepracticum WSK-I en II
Op een paar kleine wijzigingen na draait dit programma een aantal jaren.
18
Maar dan ontstaat discussie. Verschillende studenten vinden de Wiskunde in het eerste jaar niet altijd even inspirerend. Er is kritiek op het Natuurkundepracticum. Tentamenuitslagen zijn niet altijd even goed. Veel studenten gaan pas te laat aan het werk. Ook het besef dat Natuurkunde niet het enige vakgebied is, waar wiskundige problemen uit voortkomen, wordt sterker. Dit alles heeft geleid tot het instellen van het Wiskundepracticum in 1972/1973, het afschaffen van het Natuurkundepracticum in 1973/1974 en het instellen van het modellenpracticum in 1974/1975. In de studiegids worden deze twee practica als volgt beschreven: “De wiskundestudie wordt ondersteund door een verplicht wiskundepracticum. De deelnemers aan dit practicum maken individueel of in groepjes elke week een stel opgaven, welke door de practicumbegeleiders worden nagekeken en besproken. Daarnaast heeft elke twee weken een schriftelijke toets plaats waaraan de student en de practicumbegeleiding de individuele vorderingen kunnen afmeten; een gedeelte van dit practicum wordt onder de naam modellenpracticum gewijd aan het toepassen van wiskunde op problemen afkomstig uit niet-wiskundige vakgebieden”.
Ten behoeve van het Wiskundepracticum wordt een aanvullingsserie samengesteld met allerlei aardige wiskundeprobleempjes. Deze serie was uiteindelijk toch wat te hoog gegrepen en werd na ongeveer twee jaar afgeschaft. Het P-programma in de komende jaren ziet er dan globaal als volgt uit: Wiskunde 10 en 20 Algebra en Analyse I en II Inleiding in de Mechanica met oefeningen
WIRE Jarenboek 2001-2003
De faculteit Wiskunde Electriciteit en Magnetisme I en II met oefeningen Trillingen Modellenpracticum Wiskundepracticum (De stof uit Wiskunde 10 en 20, Algebra en Analyse I en II komt hier aan bod).
Verschillen met het vorige programma zijn: Meer fundamentele Wiskunde (Algebra en Analyse). Geen Natuurkundepracticum meer. Betere en intensievere begeleiding. Aandacht voor gebieden, waar wiskundige problemen uit voortkomen (Modellenpracticum). Het Wiskundepracticum heeft alle jaren (met wat wijzigingen) stand gehouden en werd door de meeste studenten altijd positief beoordeeld. Er is dan een min of meer stabiele situatie ontstaan die zal duren tot het studiejaar 1982/1983. Dan komen er grote veranderingen. Het eind van de jaren zeventig, het begin van de jaren tachtig komt Informatica opzetten en in 1981/1982 wordt gestart met een eigen Informaticaopleiding. De twee fasenstructuur begint in 1982/1983. De studieduur van de eerste fase is slechts vier jaar. Bovendien stapt men van een semestersysteem over op een trimestersysteem. Er wordt gekozen voor een zeer breed programma. In de propedeuse komen nu vakken als Economie, Informatica, Wiskundige Oriëntatie, Geschiedenis van de Techniek en Discrete Wiskunde. Het Modellenpracticum verdwijnt en gaat voor een deel naar het tweede jaar. In de jaren die nu volgen ziet het P-programma er globaal als volgt uit: Macro-economie en Micro-economie Techniek, Innovatie en Sociale Wetenschappen Wiskundige Orientatie en Geschiedenis van de Techniek Analyse I, II en III voor Wsk Algebra I, II en III (Wiskundepracticum) Discrete Wiskunde Informaticapracticum, Programmeren I en II met oefeningen Electriciteit en Magnetisme I en II met oefeningen Inleiding in de Mechanica met oefeningen Reële getallen (niet verplicht)
WIRE Jarenboek 2001-2003
Over dit programma zal later worden opgemerkt dat het overladen is, weinig samenhang vertoont en nogal versnipperd is. In 1989/1990 komen er weer grote veranderingen. Om voornamelijk financiële redenen besluit men de Analyse en Algebra colleges apart voor Wiskunde af te schaffen. Er wordt met alle colleges zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij colleges die toch al voor andere faculteiten (Natuurkunde, Electrotechniek, Informatica) gegeven worden. Jammer! Ik heb dit destijds ervaren als het verloren gaan van een stukje eigen identiteit van de opleiding. Electriciteit en Magnetisme, Economie, Techniek Innovatie en Sociale Wetenschappen, Wiskundige Oriëntatie, Geschiedenis van de Techniek en Reële getallen verdwijnen uit het eerste jaar. Minder fundamentele wiskunde (algebra en analyse). Vakken als Logica, Grafentheorie, Discrete Optimalisering en Kansrekening komen nu in het eerste jaar. Verder is er in het eerste jaar nog maar één natuurkundevak (Trillingen/Golven). Het P-programma in de jaren 1989/1990 tot en met 1994/1995 ziet er globaal als volgt uit: Verzamelingen en Logica Analyse 1,2 en 3 Lineaire Algebra 1 en 2 (Wiskundepracticum) Algebra 1 en 2 Fundamentele Analyse 1 Informaticapracticum, Programmeren 1 en 2 voor Wsk Grafentheorie met oefeningen Discrete Optimalisering Kansrekening met oefeningen P-colloquium
In deze jaren wordt een tweetal goede initiatieven genomen. Vanaf 1990/1991 bestaat er een propedeuse programma voor de gecombineerde variant Technische Wiskunde / Technische Informatica en vanaf 1992/1993 een propedeuse programma voor de gecombineerde variant Technische Wiskunde / Technische Natuurkunde. 19
De faculteit Wiskunde
Het zijn twee zware programma’s, bedoeld voor goede studenten. Studenten die zo’n programma met succes doorlopen hebben, krijgen twee P-diploma’s en kunnen na het eerste jaar kiezen met welke studierichting zij verder willen gaan (Wiskunde òf Informatica / Wiskunde òf Natuurkunde). Het aantal studenten dat aan de gecombineerde varianten deelneemt, wordt steeds groter. In het studiejaar 1995/1996 maar liefst de helft. Men kan zich afvragen of we ons niet meer moeten richten op deze gecombineerde varianten?
Dit programma draait tot nu toe. Wel waren er een paar wijzigingen: Het vak Inleiding Computersystemen met practicum is afgeschaft, Analyse 3 ging terug naar het eerste jaar en Algebra 2 naar het tweede jaar. Tenslotte zijn we overgegaan van Pascal op Java.
In het studiejaar 1995/1996 vinden weer grote veranderingen plaats. De Wiskundig Ingenieursopleiding is weer een vijfjarige opleiding geworden. De verlenging van de cursusduur van vier naar vijf jaar biedt de mogelijkheid om meer aandacht te gaan besteden aan het ingenieursaspect van de opleiding. Het P-programma ziet er nu globaal als volgt uit: Verzamelingenleer Analyse 1 en 2 Lineaire Algebra en Lineaire Analyse 1 en 2 (Wiskundepracticum) Algebra 1 en 2 Fundamentele Analyse 1 Pascal 1 + PC gebruik, Pascal 2 Inleiding Computersystemen met practicum Modelleren 1 en 2 Inleiding Kwantitatieve Bedrijfskunde met oefeningen Computeralgebra Mechanica met oefeningen Kansrekening en statistiek met oefeningen Oriëntatie
In het bijzonder kan worden opgemerkt dat Modelleren (Ingenieursaspect) weer terug is in het eerste jaar. Steeds belangrijker wordt het gebruik van de computer bij de wiskundevakken. Vandaar een cursus Computeralgebra (Mathematica). Van Mathematica wordt gebruik gemaakt bij Algebra 1 en 2. Ook bij Analyse en Lineaire Algebra kan men natuurlijk handig gebruik maken van Mathematica.
20
Over deze laatste jaren is het zeker de moeite waard een aantal opmerkingen te maken:
Notebook In het studiejaar 1997/1998 is het Notebookproject van start gegaan. Alle eerstejaarsstudenten zijn nu voorzien van een Notebook en dit Notebook is bij de studenten niet meer weg te denken. Het wordt door eerstejaars wiskundestudenten o.a. gebruikt bij Algebra 1, Mathematica, Programmeren en Modelleren. Natuurlijk is het ook handig bij Analyse en Lineaire Algebra.
Instroom We maken ons zorgen over de instroom van het aantal Wiskundestudenten. Het aantal WIRE Jarenboek 2001-2003
De faculteit Wiskunde blijft ongeveer stabiel (klein). Hierbij bedraagt het aantal studenten dat aan de gecombineerde varianten deelneemt steeds ongeveer de helft van het totale aantal. Laten we hopen dat de instroom weer gaat toenemen.
Middelbare School Op de middelbare scholen hebben grote veranderingen plaatsgevonden (vinden plaats): Invoering van het Studiehuis en de Profielen. Analytische vaardigheden (rekenen met “letters”, werken met en het kennen van formules) en het kunnen redeneren zijn sterk afgenomen. Over het algemeen is dan ook de appreciatie voor abstracte vakken minder geworden. Binnen het extra stuk Wiskunde in het Profiel “Natuur en Techniek” komt het redeneren weer enigszins terug. Laten we hopen dat dit aanslaat en haalbaar is. Echter, de TUE laat zowel scholieren uit het profiel “ Natuur en Gezondheid “ (onder lichte
WIRE Jarenboek 2001-2003
voorwaarden) als uit het profiel “ Natuur en Techniek “ toe. Het zal duidelijk zijn dat een goede aansluiting van de middelbare school en onze opleiding van groot belang is. Natuurlijk is er vanwege het studiehuis veel discussie over onderwijsvormen: Klassiek onderwijs (college, instructie, colstructie) versus Ontwerp Gericht Onderwijs (OGO). Het modelleeronderwijs in het eerste jaar heeft een duidelijke door OGO geïnspireerde werkvorm. Het zou, naar mijn mening, zeer onverstandig zijn andere eerstejaarsvakken zoals b.v. Analyse en Algebra ook zodanig in te richten.
Bachelor-Master Structuur Ik wil besluiten met de opmerking dat in het studiejaar 2000/2001 opnieuw een grote verandering van start is gegaan: De BachelorMaster structuur (3 jaar + 2 jaar). Het is de bedoeling dat in deze structuur de Propedeuse weinig verandering zal ondergaan.
21
De faculteit Wiskunde
SUBSET SELECTIE AANPAK Stel k (k≥2) populaties zijn gegeven. De gerelateerde onafhankelijke stochastische variabelen bezitten continue verdelingsfunkties die slechts verschillen wat betreft hun onbekende locatie parameter. Het doel van statistische selectie van een deelverzameling, subset selectie, is het selecteren uit de gegeven verzameling van k populaties een niet-lege deelverzameling van deze populaties zodanig dat deze geselecteerde deelverzameling met betrouwbaarheidsdrempel P* (k-1
A
Inleiding
ls een technicus k chemische processen onderzoekt, die gekarakteriseerd worden door bijvoorbeeld het populatie gemiddelde µ van de opbrengst per tijdseenheid, dan wil hij gewoonlijk, met zekere betrouwbaarheid, het beste proces of een deelverzameling van de k processen, die het beste proces bevat, selecteren. In dit verband van populatie gemiddelden is beste populatie gedefinieerd als de populatie met maximale populatie gemiddelde. We veronderstellen in dit artikel dat de k populaties gekarakteriseerd zijn op een kwalitatieve wijze, bijv. k verschillende tarwe rassen in een landbouwkundig experiment of k verschillende medicijnen voor een specifieke ziekte. Er zijn twee hoofdbenaderingen voor statistische selectie, namelijk de indifferentie zone aanpak en de subset selectie aanpak. Het doel van Bechhofer’s (1954) indifferentie zone aanpak is het selecteren met een zekere betrouwbaarheid van de beste populatie uit de collectie van de k populaties. Gupta’s (1956, 1965) subset selectie heeft als doel het selecteren van een niet-lege deelverzameling van de k populaties die met een zekere betrouwbaarheid de beste populatie bevat. Een inleiding in selectie procedures kan gevonden worden in o.a. Dudewicz (1976) en Gibbons et al.(1977). Vooral het laatste kan beschouwd worden als een brug tussen theorie en praktijk. Het boek van Gupta and Panchapakesan (1979) is theoretischer en bevat vele referenties. Verder kunnen literatuurverwijzingen gevonden worden in o.a. Rizvi (1985, 1986), Gupta en Panchapakesan (1985) en van der Laan en Verdooren (1989). In de volgende sectie zullen we een korte beschrijving geven van de subset selectie aanpak voorgesteld door Gupta (1956, 1965). Daarna wordt de verdeling van de omvang S van de deelverzameling gegeven, alsmede de verwachting en de variantie van S. Tenslotte worden in de laatste sectie enkele generalisaties en modificaties gegeven.
Subset selectie In de subset selectie aanpak van Gupta (1956,1965) wordt een niet-lege deelverzameling van de k populaties geselecteerd zodanig dat de beste populatie met een zekere betrouwbaarheid in de deelverzameling zit. De omvang van de deelverzameling is een stochastische grootheid. Zie Gupta and Panchapakesan (1979,1985) voor nuttige referenties en generalisaties. Gegeven zijn k (≥2) onafhankelijke stochastische variabelen X1,…,Xk geassocieerd met de populaties π1,…,πk. Deze k stochastische variabelen karakteriseren de populaties, bijv. zij kunnen de steekproefgemiddelden zijn met (voor de eenvoud) gemeenschappelijke steekproefomvangen. We veronderstellen in dit artikel dat de verdelingen van deze stochastische variabelen slechts in hun
22
WIRE Jarenboek 2001-2003
De faculteit Wiskunde lokatie parameter verschillen en continue cumulatieve verdelingsfunkties F(x-θ1),…,F(x-θk), respectievelijk, en kansdichtheden f(x-θ1),…,f(x-θk), respectievelijk, bezitten. We zijn geinteresseerd in het kiezen van de beste populatie, dus de populatie met de grootste waarde van θ. De parameterruimte Ω is gedefinieerd als Ω = {θ: θ = (θ1,…,θk)}. De geordende locatie parameters θ1,…,θk worden genoteerd met θ[1]≤…≤θ[k]. Als voor de hoogste in rangschikking er meer dan een kandidaat is, doordat er knopen zijn, dan veronderstellen we dat een van de kandidaten voor de hoogste plaats op een geschikte wijze gevlagd wordt. De (stochastische) omvang van de deelverzameling hangt o.a. af van de steekproefomvangen (in het geval dat de stochastische variabelen steekproefgemiddelden zijn.), de verdelingsfunkties en de verschillen tussen de locatie parameters. De subset selectie procedure van Gupta is gedefinieerd door de volgende selectie regel R: Selecteer πi in de subset dan en slechts dan als xi ≥ xmax – d,
(1)
waarbij xi de waargenomen waarde van Xi (i=1,…,k) is en xmax de waargenomen waarde van Xmax= max X i is. Uit de definitie van de selectie regel R volgt dat de verkregen subset niet-leeg is. De 1≤ i ≤ k
selectie konstante d (≥0) moet zodanig gekozen worden dat de kans tenminste P* (k-1
(2)
waarbij X(k) de onbekende stochastische variabele is die geassocieerd is met θ[k]. Nu kunnen we schrijven (see Gupta (1965))
P (CS ) =
∞ −∞
k −1
f (t ) ∏ F (t + d + θ [ k ] − θ [i ] )dt , i =1
(3)
waarbij F(.) en f(.) de verdelingsfunktie en dichtheid zijn van Xi-θi (i=1,…,k). Teneinde te voldoen aan de eis dat P(CS)≥P* voor alle configuraties θ 1 ,...,θ k , zijn we geïnteresseerd in de bepaling van het infimum van P(CS) over Ω. We hebben
inf Ω P(CS ) =
∞ −∞
f (t ) F k −1 (t + d )dt , (4)
dat wordt verkregen, in dit geval van lokatie parameters, voor de Least Favourable Configuration (LFC) θ[1] = θ[k], als een gevolg van het “vlaggen”. Dus de kleinste waarde van d moet zo gekozen worden dat ∞
f (t ) F k −1 (t + d )dt = P * ,
(5)
−∞
teneinde te bereiken dat P(CS)≥P* voor alle configuraties θ 1 ,...,θ k . De verwachte waarde E(S) van de geselecteerde subset is gelijk aan
E( S ) =
k
∞
k
∏ F ( x + d + θ [i ] − θ [ j ])dF ( x) .
i =1 −∞ j =1 j ≠i
(6)
Als de dichtheid f(x-θ) een monotone likelihood ratio in x heeft dan geldt
WIRE Jarenboek 2001-2003
23
De faculteit Wiskunde
max Ω E( S ) = k
∞ −∞
F k −1 ( x + d )dF ( x) = kP * .
(7)
In het speciale geval van normale populaties met gelijke bekende variantie σ2 en waarbij de k stochastische variabelen X1,…,Xk de steekproefgemiddelden zijn van k onafhankelijke steekproeven van n onafhankelijke waarnemeningen, krijgen we voor selectie van de populatie met het grootste populatiegemiddelde de volgende selectie regel R: Selecteer de populatie corresponderend met het steekproefgemiddelde Xi van steekproef i in de subset dan en slechts dan als * X i ≥ max X j − d 1≤ j ≤ k
σ n
,
(8)
waarbij de selectie konstante d* >0 zodanig bepaald moet worden dat aan de P*-conditie is voldaan. De LFC is θ[1] = θ[k]. Waarden van d* kunnen gevonden worden in Gibbons et al.(1977) voor verschillende waarden van P* en k. We vinden bijv. d* = 2.9829 voor k = 10 en P* = 0.90.
Enkele eigenschappen van subset selectie De subset selectie aanpak heeft interessante eigenschappen. We veronderstellen dat de k stochastische variabelen zijn gebaseerd op steekproefgemiddelden. De methode van Gupta kan uitgevoerd worden nadat het experiment gerealiseerd is, omdat geen minimale steekproefomvang vereist is. Het gevolg is dat de omvang van de subset een stochastische variabele is. Voor grote steekproefomvangen kan de omvang van de subset klein zijn en voor kleine steekproefomvangen kan de omvang van de subset groot zijn, zelfs k is mogelijk. De omvang van de subset of zelfs de verwachte omvang van de subset is een interessante karakteristieke grootheid voor de experimentator die de beste populatie tracht te vinden. Een kleine subset zou betekenen dat de lokatie parameters niet dicht bij elkaar liggen of (en) dat de steekproefomvangen groot zijn. De omvang van de subset van een selectie procedure kan verbeterd worden door de gemeenschappelijke steekproefomvangen te vergroten of door een zwakkere betrouwbaarheidseis te formuleren. In het algemeen zal de experimentator als uiteindelijke doel hebben de beste populatie te selecteren. Maar, zeker als het aantal populaties groot is, maakt de subset selectie aanpak het mogelijk (slechte) populaties te elimineren en verder te gaan met een kleiner aantal “potentieel interesante” populaties. Met andere woorden de subset selectie procedure kan gebruikt worden als een “screening method”. De LFC is in het algemeen eenvoudig te hanteren en de subset selectie is een flexibele aanpak. In het geval van normaliteit en onbekende gemeenschappelijke variantie kan een zogenaamde “singlestage” methode gebruikt worden, terwijl voor de indifferentie zone aanpak van Bechhofer een “twostage” procedure nodig is. De indifferentie zone methode van Bechhofer heeft het voordeel dat het slechts één populatie selecteert. Deze laatste methode is vooral in de ontwerpfase belangrijk.
De kansverdeling van de omvang s van de deelverzameling De omvang van de subset S is een stochastische variabele met mogelijke uitkomsten 1,…,k, en kan beschouwd worden als een karakteristieke en cruciale grootheid voor subset selectie. Een relatief grote omvang van de subset betekent, naast toevallige fluktuaties en kleine steekproefomvangen, dat (een aantal van) de lokatie parameters dicht bij elkaar liggen in vergelijking met de variatie binnen de populaties. De verwachte omvang ES van de subset kan gebruikt worden als een interessante karakteristieke grootheid van een subset selectie procedure. Ook de variantie van S, als een maat voor dispersie, is relevant voor een subset selectie procedure.
24
WIRE Jarenboek 2001-2003
De faculteit Wiskunde Een algemene uitdrukking voor de verdeling van S is voor het lokatie parameter geval gegeven in Van der Laan (1996). Van deze algemene uitdrukking kan het volgende resultaat voor de Least Favourable Configuration LFC θ[1] = θ[k] afgeleid worden. Voor s=1,…,k heeft men
P LFC (S = s) = s
k s
∞
[F ( x) − F ( x − d )]s −1 F k −s ( x − d )dF ( x) .
(9)
−∞
Een bewijs wordt gegeven in Van der Laan (1996). Verder worden enkele speciale verdelingen beschouwd, zoals de uniforme, exponentiele en logistieke verdeling. De verwachting (zie ook Gupta (1965)) en de variantie van S onder de LFC kunnen berekend worden met behulp van de uitdrukking voor de verdeling van S. Zij worden gegeven in de volgende formules. Een bewijs is te vinden in Van der Laan (1996). In dit artikel zijn ook numerieke resultaten voor verwachting en standaarddeviatie van S voor normale populaties te vinden, alsmede expliciete uitdrukkingen voor uniforme, exponentiele en logistieke populaties.
Enkele slotopmerkingen In de literatuur kunnen diverse generalisaties en modificaties van de subset selectie methode worden gevonden. In Mahamunulu (1967) wordt een gegeneraliseerd doel als volgt gedefinieerd: selecteer een subset van omvang s uit de k populaties zodanig dat de geselecteerde subset tenminste c van de t beste populaties bevat met een zekere betrouwbaarheid. Santner (1975) en Gupta en Santner (1973) stellen zogenaamde “restricted subset size procedures” voor. De restrictie is het selecteren van een subset van stochastische omvang, dat voldoet aan de voorwaarde dat deze omvang niet een maximale waarde overschrijdt. Desu (1970) en Carroll, Gupta, en Huang (1975) beschouwen het doel elke populatie uit te sluiten die voldoende inferieur is ten opzichte van de beste populatie. Verheijen et al. (1997) introduceren een zogenaamde “preference threshold procedure”. Deze procedure is een kombinatie van de indifferentie zone aanpak en subset selectie. In Verheijen et al. (1999) wordt de robuustheid van de “preference threshold procedure” onderzocht met betrekking tot afwijkingen van de normaliteitsveronderstelling. In Gupta en Panchapakesan (1979) worden modificaties en generalisaties beschouwd, alsmede nietparametrische procedures, multivariate methoden, Bayes en empirical Bayes procedures. Tenslotte is in Edwards (1985) en Gupta en Hsu (1985) een start gemaakt met de software voor selectie procedures.
Referenties Bechhofer, R.E. (1954). A single–sample multiple decision procedure for ranking means of normal populations with known variances. Ann.Mathematical Statistics 25, 16-39. Carroll, R. J., Gupta, S. S., and Huang, D. Y. (1975). On selection procedures for the t best populations and some related problems. Communications of Statistics 4, 987-1008. Desu, M. M. (1970). A selection problem. Ann. Mathematical Statistics 41, 596-1603. Dudewicz, E. J. (1976). Introduction to Statistics and Probability. Holt, Rinehart and Winston, New York. Edwards, H. P. (1985). RANKSEL-An interactive package of ranking and selection procedures. The Frontiers of Modern Statistical Inference Procedures. (E. J. Dudewicz, ed.), Volume 10, Series in Mathematical and Management Sciences, American Sciences Press, Inc., Columbus, Ohio. Gibbons, J. D., Olkin, I., and Sobel, M. (1977). Selecting and Ordering Populations: A New Statistical Methodology. John Wiley & Sons, Inc., New York. Gupta, S. S. (1956). On a decision rule for a problem in ranking means. Ph. D. Dissertation (and Mimeograph Series No.150), Institute of Statistics, University of North Carolina, Chapel Hill. Gupta, S. S. (1965). On some multiple decision (selection and ranking) rules. Technometrics 7, 225-245. Gupta, S. S. and Hsu, J. C. (1985). USER’S GUIDE TO RS-MCB, A computer program for ranking, selection and multiple comparison with the best, Version XI, The Ohio State Research Foundation. Gupta, S.S. and Panchapakesan, S. (1979). Multiple Decision Procedures: Theory and Methodology of Selecting and Ranking Populations. John Wiley & Sons, Inc., New York.
WIRE Jarenboek 2001-2003
25
De faculteit Wiskunde Gupta, S.S. and Panchapakesan, S. (1985). Subset Selection procedures: Review and assessment. American Journal of Mathematical and Management Sciences, Vol. 5, NOS. 3&4, 235-312. Gupta, S. S. and Santner, T. J. (1973). On selection and ranking procedures-a restricted subset selection rule. Proceedings of the 39th Session of the International Statistical Institute, Vol. 45, book 1, 409-417. Mahamunulu, D. M. (1967). Some fixed–sample ranking and selection problems. Ann. Mathematical Statistics 38, 1079-1091. Rizvi, M. H. (Ed.) (1985). Modern Statistical Selection, Part I - Robert E. Bechhofer, Shanti S. Gupta, and Milton Sobel, Proceedings of the Conference “Statistical ranking and Selection - Three Decades of Development”, Univ. of California at Santa Barbara, December 1984. American Journal of Math. and Management Sciences, Vol. 5, NOS. 3&4. Rizvi, M. H. (Ed.) (1986). Modern Statistical Selection, Part II - Robert E. Bechhofer, Shanti S. Gupta, and Milton Sobel, Proceedings of the Conference “Statistical ranking and Selection - Three Decades of Development”, Univ. of California at Santa Barbara, December 1984. American Journal of Math. and Management Sciences, Vol. 6, NOS. 1&2. Santner, T. J. (1975). A restricted subset selection approach to ranking and selection problems. Ann. Statistics 3, 334349. Van der Laan, P. (1996). Distributional and efficiency results for subset selection. J. of Statistical Planning and Inference 54, 159-174. Van der Laan, P. and Verdooren, L. R. (1989). Selection of Populations: An Overview and Some Recent Results. Biometrical J. 31, 383-420. Verheijen, J. H. M., Coolen, F. P. A., and Van der Laan, P. (1997). Combining two classical approaches for statistical selection. Communications of Statistics-Theory and Methods 26, 1291-1312.
Verheijen, J. H. M., Coolen, F. P. A., and Van der Laan, P. (1999). Preference threshold procedure for selection: Robustness against deviations from normality. Biuletyn Oceny Odmian (Cultivar Testing Bulletin) 30, 151-168.
26
WIRE Jarenboek 2001-2003
2001
Excursie naar Postsorteercentrum PTT Post in Den Bosch Op woensdag 17 oktober 2001 had WIRE samen met VIE een excursie georganiseerd naar het postsorteercentrum van PTT Post in Den Bosch. Zo’n twintig geïnteresseerde leden durfden deze avondexcursie aan, daags na de ontruiming van het centrum wegens een vermeende, maar achteraf loos alarm gebleken, miltvuurbesmetting. Na ontvangst met koffie en thee legde onze deskundige rondleidster Riny Schakenraad uit wat een postsorteercentrum doet. Daarbij werd ook uitgebreid gebruik gemaakt van de gelegenheid tot het stellen van vragen. Vervolgens gingen we de sorteerhal in, waar we vanaf een hoge loopbrug het sorteerwerk konden zien zonder in de weg te lopen.
Erik Jan Marinissen ndanks dat het zelf niets produceert en dus een dienstverlener pur-sang is, heeft PTT Post toch het karakter van een echt productiebedrijf, waar grote aantallen en op tijd leveren de boventoon voeren. PTT Post is Nederlands grootste particuliere werkgever met 60.000 mensen (en vaak ook nog veel inhuurkrachten). In Nederland worden per jaar zo’n 7 miljard poststukken verstuurd naar 7 miljoen adressen. Dit komt neer op ongeveer 23 miljoen brieven en pakjes per werkdag, die de volgende dag bezorgd moeten worden. De zakelijke post vormt met een aandeel van 95% hier het overgrote deel van. De particuliere post is echter wel veroorzaker van een aantal pieken in het postsysteem: 750.000 Valentijnskaarten (die op precies 14 februari bezorgd moeten worden), 50 miljoen vakantiekaarten en als absoluut hoogtepunt de 200 miljoen kerstkaarten die in zo’n tien dagen bezorgd moeten worden (en in die periode het dagelijks postvolume opschroeven van 23 tot bijna 50 miljoen). PTT Post heeft vijf andere sorteercentra, zoals die in Den Bosch: Amsterdam, Leidschendam, Nieuwegein, Rotterdam en Zwolle. De zes centra hebben identieke capaciteit en, behalve Rotterdam, zelfs identieke gebouwen. Ze verwerken ieder een gelijk deel van het totale postvolume, per dag dus zo’n 4 miljoen per centrum. Gelijk postvolumes betekent verschillende omvang van het verzorgingsgebied: Zwolle verzorgt de vier noordelijke provincies, terwijl Leidschendam, met de ministeries als grote klant, slechts een betrekkelijk klein
O
WIRE Jarenboek 2001-2003
geografisch gebied afdekt. Het verzorgingsgebied van Den Bosch beslaat de postcodes 5000-6499: Limburg, tweederde van Brabant en een stukje Gelderland. Alle post uit dit gebied wordt in Den Bosch gesorteerd; ook als een inwoner van Maastricht een brief naar zijn buurman stuurt, wordt die brief dus toch naar Den Bosch heen en weer gesleept. Het sorteren van de post gebeurd in drie stappen, waarvan de sorteercentra de eerste twee voor hun rekening nemen. In de eerste stap, in de vroege avond, gaat het er met name om, de post die naar de zustercentra moet, grofweg een derde van het aanbod, zo snel mogelijk in vrachtwagens de weg op te krijgen. Er wordt dan gesorteerd op postcodegebied. Per sorteermachine zijn er zo’n 40 van die gebieden onderscheidden (Leidschendam wat minder). De twintig sorteermachines hebben dan ook elk 224 verschillende uitgangen, waar post in plastic kratjes (de traditionele postzakken worden niet meer gebruikt) wordt uitgespuwd. De vrachtwagens rijden tussen 21.30 en 00.30 uur. In de tweede helft van de avond komen dan weer de eerste vrachtwagens uit andere sorteercentra aan. Samen met de post die in het verzorgingsgebied van Den Bosch moet blijven, begint op het eind van de avond en in de vroege nacht dan de tweede sorteerstap, waarbij op looproute van de postbodes wordt uitgesorteerd. Hiervoor worden dezelfde sorteermachines gebruikt, maar nu met elk een verschillend software programma. Ik vroeg me af waarom met name de post die in Den Bosch moet blijven niet gelijk op looproute wordt gesorteerd, totdat ik me realiseerde hoeveel looproutes er zijn, en 27
2001 hoeveel langer de nu al 55-meter lange sorteermachines dan zouden worden. Uitgesorteerd op looproute wordt de post ’s ochtends afgeleverd bij de 600 bestelcentra in het land. De derde sorteerstap is het handmatig ordenen van de looproute; dit wordt gedaan door de postbode zelf. Er is gekeken of ook deze laatste sorteerstap geautomatiseerd zou kunnen worden, maar dat stuitte op verzet van de postbodes zelf, die dit aspect van hun werk niet willen kwijtraken. Bovendien zijn zij ook verantwoordelijk voor het op ervaring inschatten of een poststuk voldoende gefrankeerd is; de sorteermachines doen dat niet.
Tips voor goede postbezorging •
•
•
•
•
De linkerkant van de brievenbus (“Overige bestemmingen”) wordt eerst gesorteerd. Een brief aan deze kant, zelfs al blijft hij binnen de regio, heeft derhalve een grotere kans op succesvolle bezorging de volgende dag. De meeste post wordt verzonden tegen het einde van de week. Maandag is de rustigste dag, omdat in het weekend geen zakelijke post wordt aangeleverd. Een correcte en goed leesbare postcode is erg belangrijk. Het hele postsysteem hangt van de postcodes aan elkaar en een foutieve postcode levert bijna zeker vertraging op. Rouwpost altijd apart aanleveren, hetzij via de Business Balie op het postkantoor of in een speciale verzamel-envelop voor rouwpost. PTT Post behandeld deze post absoluut met voorrang. Rouwpost is zelfs de enige reden waarom vrachtwagens ’s nachts wel eens later gaan rijden. In tegenstelling tot wat eerder gemeld werd, kunnen postzegels in Nederlandse guldens na 2001 voor nog onbepaalde tijd geldig blijven. Dit betekent dat je dus niet, zoals eerder gemeld, naar het postkantoor moet om deze zegels in te wisselen voor postzegels in Euro waarden.
Het sorteren van de post in de eerste twee sorteerstappen gebeurt grotendeels automatisch. Grote sorteermachines lezen en sorteren op postcode. Van ongeveer 80% van de poststukken kan de machine de postcode zelf lezen. Een oranje barcode wordt op de envelop gespoten om de vervolgsorteerstap te vergemakkelijken. In de overblijvende 20% zitten o.a. enveloppen die te glanzend of te donker zijn om automatisch gelezen te worden, kaartjes die te slap zijn, adressen met 28
incomplete postcodes en retourpost. Een foto van de envelop wordt verstuurd naar één van de computerschermen van de afdeling videocodering (in hetzelfde gebouw, maar op een andere verdieping). De mensen op deze afdeling zijn meestal wel in staat de postcode te lezen en geven die dan in via een toetsenbord. De machine in de sorteerhal kan een brief maximaal 30 seconden in een interne buffer houden. Wordt binnen die tijd de postcode ingegeven door de afdeling videocodering, dan wordt de envelop alsnog meegenomen in dezelfde sorteergang. Soms haalt de videocodering de 30 seconden niet, bijvoorbeeld omdat de pool van videocoderingsmedewerkers niet toereikend is op een bepaald moment, of omdat de postcode gewoon echt onleesbaar is; niet iedereen heeft een handschrift als Edsger Dijkstra! Wordt de 30 seconden overschreden, dan spuwt de sorteermachine de brief uit en wordt hij later alsnog gekoppeld aan het resultaat van de videocodering of, indien noodzakelijk, handmatig gesorteerd. In Den Bosch staan dertien Sorteermachines Klein (voor poststukken A4), zes Sorteermachines Groot (A4) en één voor onregelmatige poststukken zoals fotorolletjes e.d. De bulkpost, aangeleverd via de Business Balies van PTT Post, gaat rechtstreeks de sorteermachines in. De post die uit brievenbussen komt, moet nog eerst een voorbewerking ondergaan in de zogenaamde SOSMA: Schiften, Opzetten, Stempelen MAchine. Schiften is het uitsorteren op formaat (klein, groot, onregelmatig) voor de drie types machines die volgen. Opzetten is het netjes achter elkaar zetten voor verdere machinale verwerking. Hierbij wordt een streepje fosfor op de postzegel gebruikt om de juiste ori¨ entering van de envelop te vinden. Stempelen refereert aan het ongeldig maken van de postzegel. De buslichtingen leveren van alles op, en ook meer dan post alleen. Riny Schakenraad: “Frietje met, frietje zonder, maar ook bijvoorbeeld injectienaalden”. Daarom dragen de medewerkers hier standaard handschoenen, een veiligheidsmaatregel die nu in verband met de _
WIRE Jarenboek 2001-2003
2001 miltvuurdreiging was uitgebreid tot alle sorteermedewerkers. Zoals blijkt uit het bovenstaande is postsortering met name een zaak die ’s avonds en ’s nachts plaatsvindt. De sorteercentra vormen daarmee een aantrekkelijke werkgever voor mannen maar met name ook vrouwen, die overdag andere werkzaamheden hebben of voor huis en gezin zorgen, en een paar avonden per week bij PTT Post werken. Om het postsorteersysteem overdag niet geheel ongebruikt te laten staan, biedt PTT Post ook 48-uurs bezorging aan voor grote zakelijke zendingen zoals direct mail. Tegen een lager tarief wordt de postsortering daarvan overdag gedaan. Hoe goed doet PTT Post dit nu allemaal? Op zichzelf is kwaliteit een rare zaak in het postbedrijf. Aan de ene kant eist de Postwet dat tenminste 95% van de 24-uurs post ook inderdaad de volgende dag wordt bezorgd. Maar hoe goed PTT Post ook z’n best daarvoor doet, het blijft erg afhankelijk van hoe goed of slecht de adressering is op de aangeleverde poststukken, en daarover heeft PTT Post weinig controle. In opdracht van PTT Post in Den Bosch wordt de kwaliteit van de postbezorging door Intomart gemeten. Jaarlijks verstuurt Intomart 200.000 brieven vanaf verschillende locaties en meet de bezorgingtijd. Voor de 24-uurs post zit PTT Post op 96% voor handgeschreven post en op 97% voor gedrukte adressen. De 48-uurs post haalt zelfs 98%. PTT Post zit dus juist binnen de marge van de Postwet. Oorspronkelijk waren er hogere verwachtingen van de automatisering, maar daar lijkt het maximaal haalbare inmiddels bereikt te zijn. Verdere verbetering wordt gezocht in opleiding van medewerkers en het bijbrengen van (nog) meer verantwoordelijkheidsgevoel. Verbetering kan ook worden bereikt door meer overleg, met name met de toeleveranciers van grote hoeveelheden zakelijke post. Tijdschriften die in grote oplages worden verstuurd in een te ruime plastic zak, met daarin een rondfladderend adresbriefje maken het leven van de postsorteerder natuurlijk niet makkelijker. Grote klanten zoals banken, die zelf een
WIRE Jarenboek 2001-2003
streepjescode aanbrengen op hun post (KIX, de Klant Index) wel. Met betrekking tot buitenlandse postorganisaties kan PTT Post elke vergelijking glansrijk doorstaan. Berucht is de Italiaanse PTT, waar postbezorging standaard vele dagen schijnt te duren, zodat de Italiaanse Postwet, zo die al bestaat, dus óf geschonden, óf anders van inhoud moet zijn. De verantwoordelijkheid van PTT Post voor de internationale post houdt echter op bij de grens. Afhankelijk van naar welk land een brief wordt verstuurd en de kwaliteit van het postsysteem aldaar, kan de postbezorging kort of lang duren, en dat is verder niet van invloed op het tarief dat wordt berekend. Wil je gegarandeerde bezorging middels een eigen, vertrouwde organisatie in plaats van een mogelijke trage buitenlandse PTT, dan kan je terecht bij de andere poot van wat tegenwoordig TNT Post Group (TPG) heet, namelijk TNT Express. Tegen meerprijs, wel te verstaan. Op het einde van de excursie kwamen we ook nog over innovatie te spreken. De postcode was indertijd een enorme innovatie. De sorteermachines die nu gebruikt worden en waarvoor de postcodes heel belangrijk zijn, zijn door KPN Research (indertijd vormden Post en Telecom nog één bedrijf), samen met Alcatel en Siemens ontwikkeld. Barcodes en KIX zijn recentere innovaties. Welke nieuwe innovaties ons nog te wachten staan, kon Riny Schakenraad ons niet vertellen. Het lijkt er op dat PTT Post redelijk tevreden is met haar processen, en Schakenraad wist dan ook niet of er nog wel een research-afdeling bestaat. De recente innovaties lijken beperkt tot Internetgerelateerde zaken. Zo kan je op www.pttpost.nl je eigen kaarten met postzegel ontwerpen. Voor zakelijke klanten wordt ‘Track & Trace’ aangeboden, een dienst die waarschijnlijk van TNT Express geleend is. Ook probeert PTT Post de dienst ‘Privver’ te lanceren, waarmee je rekeningen van o.a. nutsbedrijven elektronisch kan ontvangen en betalen. Het werd ons echter niet duidelijk wat het verschil is tussen ‘Privver’ en gewone e-mail en e-bankieren.
29
2001
Rapportage Alumni Enquête 2001 - Korte versie Enkele leden hebben een tijdje geleden meegewerkt aan een enquête van de Technische Universitaire Lerarenopleiding. Hieronder een samenvatting van de resultaten.
Helga Hermans TULO Eindhoven e enquête is opgebouwd uit verschillende onderdelen. Samen vormen deze onderdelen een totaalbeeld van de meningen van de alumni over de verschillende onderdelen van de opleiding, over hun loopbaanprofiel en over startbekwaamheden die een docent volgens hen na afronding van de opleiding moet bezitten. De resultaten zullen per deelonderwerp van de enquête worden besproken; het eerste onderdeel zijn de opleidingsgegevens.
D
Opleidingsgegevens In totaal zijn alle alumni van de studiejaren 1995 tot en met 2000 van de lerarenopleidingen van de drie Technische Universiteiten aangeschreven, wat in totaal neerkomt op 103 alumni: 11 van de lerarenopleiding aan de Technische Universiteit Delft, 39 van de lerarenopleiding aan de Technische Universiteit Twente en 53 van de lerarenopleiding aan de Technische Universiteit Eindhoven. Van de 103 verstuurde enquêtes zijn er 32 geretourneerd, wat neer komt op een respons van 31%. Daarnaast zijn er 6 enquêtes retour afzender gekomen, omdat de adresgegevens van deze alumni niet meer klopten. De resultaten zoals in dit hoofdstuk beschreven, zijn gebaseerd op de respons van de 32 alumni. Deze groep alumni bestaat uit 9 vrouwen en 23 mannen. Chemische technologie, toegepaste wiskunde en natuurkunde zijn veel voorkomende opleidingen die werden afgerond, voordat met de lerarenopleiding werd aangevangen. Deze opleidingen verschaften daarmee ook het meest toelating tot de lerarenopleiding. Van deze
30
32 alumni zijn er dan ook 13 tot eerstegraads docent scheikunde, 12 tot eerstegraads docent natuurkunde en 7 tot eerstegraads docent wiskunde opgeleid. Van de respondenten van de enquête heeft het grootste deel de eerstegraads bevoegdheid aan de lerarenopleiding in Eindhoven gehaald, namelijk 19 alumni. Het overige deel van de respondenten bestaat uit 11 alumni van de lerarenopleiding in Twente en uit 2 alumni van de lerarenopleiding in Delft.
Loopbaangegevens Veel alumni vinden dat zij activiteiten of hobby’s hebben gehad die mogelijk relevant zijn voor het functioneren als docent in school, voordat dat zij met de lerarenopleiding begonnen. Het meest genoemd zijn: bijles, begeleider huiswerk / kampen / cursus, leid(st)er bij scouting, trainer van een sportteam of (bestuurs)lid van een vereniging. Ook zijn er 18 alumni die werkervaring hadden voor aanvang van de lerarenopleiding, die zij relevant achten voor het verloop van de opleiding. De meeste van hen zijn studentassistent geweest of hebben een postdoctorale opleiding gevolgd. Daarnaast waren er nog uiteenlopende werkervaringen, zoals trainer, onderwijzer en begeleider. Een groot deel van de alumni had tevens een betaalde baan tijdens het volgen van de lerarenopleiding, deze banen bleken vooral in het onderwijs te zijn. Slechts een kleine groep had een betaalde baan buiten het onderwijs. Na afronding van de lerarenopleiding zijn 23 van de 32 respondenten in de steekproef werkzaam (geweest) in het onderwijs. Of anders gesteld zijn er slechts 9 alumni nooit werkzaam geweest in het onderwijs, na afronding van de lerarenopleiding. Zij hadden hier allen een persoonlijke reden voor.
WIRE Jarenboek 2001-2003
2001 Van degenen die wel werkzaam in het onderwijs zijn (geweest) is het volgende bekend: • 27% Vindt een baan via een advertentie, nog eens 27% via een open sollicitatie en wederom 27% door bemiddeling van de kant van de lerarenopleiding, 8% wordt door de stageschool gevraagd of krijgt een baan via het eigen netwerk en tot slot vindt een kleine 4% een baan op andere wijze; • 10 Docenten zijn werkzaam (geweest) als docent wiskunde, 12 als natuurkunde docent, 16 als scheikunde docent, 7 als docent Algemene Natuur Wetenschappen, 1 docent als decaan en 1 als docent Natuurkunde / Scheikunde; • 17 Docenten hadden in de loop van hun carrière een vervangende aanstelling, 13 docenten hebben of hadden een tijdelijke baan met uitzicht op vast dienstverband en 16 docenten zijn of waren vast in dienst; • Veel docenten oefenen op school extra taken uit naast het docentschap. Het moge duidelijk zijn dat een en dezelfde persoon meerdere functies of aanstellingen gehad kan hebben in de loop van zijn of haar carrière. Ondanks dat dus een groot deel van de alumni in het onderwijs terecht komt, zijn er ook 15 alumni die een andere baan hebben bekleed na afronding van de lerarenopleiding. De meest voorkomende baan is ICT of web coördinator. Daarnaast zijn er ook een aantal alumni die wel werkzaam zijn geweest als docent, maar dit nu niet meer zijn. Van de lerarenopleiding in Eindhoven geldt dit voor 5 alumni, van Twente voor 4 alumni en van Delft voor 1 alumnus. De redenen waarom men niet meer werkzaam is in het onderwijs lopen uiteen.
Evaluatie van de lerarenopleiding De meeste alumni hebben destijds voor de lerarenopleiding aan de betreffende universiteit gekozen óf omdat deze opleiding ook op hun eigen Technische Universiteit gevolgd kon worden óf om geografische redenen. Van de Eindhovense alumni geeft een deel ook als reden aan dat zij graag de WIRE Jarenboek 2001-2003
eerstegraads onderwijsbevoegdheid wilde halen en daarom het onderwijs aan de betreffende lerarenopleiding hebben gevolgd. Het technische karakter van de universiteit heeft geen rol gespeeld in de keuze voor de lerarenopleiding aan de universiteit, het betreft dus voornamelijk praktische redenen. Daarnaast heeft men destijds vooral voor de lerarenopleiding gekozen, om de volgende redenen: • omdat men graag met mensen werkt; • omdat men onderwijzen leuk vindt; • omdat een baan in het onderwijs de gelegenheid biedt om met jonge mensen te werken; • omdat een baan in het onderwijs de gelegenheid biedt om over het eigen vakgebied te vertellen; • omdat een baan in het onderwijs veel vrije tijd kent. Een deel heeft ook voor de lerarenopleiding gekozen, omdat zij niet wilden werken in de ‘research’. Bijna niemand heeft destijds voor de opleiding gekozen vanwege de aantrekkelijk arbeidsvoorwaarden als docent. Het merendeel van de alumni is tevreden over het theoriegedeelte van de opleiding. Toch is ook 31% van Eindhoven en 18% van Twente (zeer) ontevreden over dit gedeelte van de opleiding. Het merendeel van de alumni geeft aan dat het theoriegedeelte interessant en nuttig is, maar dat de relatie tussen de theorie en de praktijk ontbreekt of onduidelijk is. Dit geldt voor alle drie de universitaire opleidingen. Ook is de meerderheid tevreden over hetgeen geleerd is in het praktijkgedeelte van de opleiding. Alumni uit Eindhoven en Twente geven aan goed begeleid te zijn tijdens dit onderdeel, uit Eindhoven zijn echter ook 3 alumni het hier mee oneens. Na deze algemene vraag naar de tevredenheid is ook geïnventariseerd hoe men de verschillende vakken van de opleiding heeft ervaren. De volgende vakken werden over het algemeen nuttig en interessant bevonden: • schooloriëntatie / snuffelstage, maar niet voor de verdere ontwikkeling als docent; • vakdidactiek ; 31
2001 •
onderwijspsychologie, maar alleen voor de beoefening van het beroep als docent; • algemene didactiek of onderwijskunde, maar zowel een kwart van de Twentse als de Eindhovense alumni vindt dit vak niet nuttig voor de verdere ontwikkeling in de praktijk; • schoolstage. Het enige vak wat over het algemeen niet nuttig is bevonden is het vak Didactisch of onderwijskundig onderzoek. Daarnaast zijn er nog enkele vakken die op een bepaald onderdeel niet nuttig of neutraal zijn bevonden door een bepaalde groep alumni: • Algemene didactiek of onderwijskunde: Twentse alumni zijn neutraal over de ondersteuning van dit vak van het schoolpracticum en voor de beoefening van het beroep als docent; • Vakdidactiek: 32% van de Eindhovense alumni is neutraal over de bijdrage van dit vak aan de verdere ontwikkeling als docent in de praktijk; • Onderwijspsychologie: Van zowel Eindhoven als Twente vindt 26% dit vak niet nuttig ter ondersteuning van het schoolpracticum. De reden waarom deze vakken niet nuttig zijn bevonden, is voornamelijk omdat ze niet nuttig zijn ingevuld in de opleiding. Daarnaast wordt onderwijspsychologie door enkelen ook niet relevant gevonden voor de beroepsuitoefening. Voor twee van deze vakken hebben de alumni ook aangegeven hoe hier beter invulling aan kan worden gegeven: • Algemene didactiek of onderwijskunde: o praktischer in plaats van theoretischer o meer pedagogische inhoud o minder schools van opzet o meer input vanuit docenten in opleiding • Onderwijspsychologie: o praktischer in plaats van theoretischer Naast het verplichte curriculum hebben alumni aangegeven bepaalde onderdelen in de 32
opleiding te missen, die zij wel relevant achten voor het functioneren als docent. Het meest genoemd zijn didactiek / begeleiding, omgang met de leerlingen, gesprekstechnieken, maken van proefwerken, opdrachten en normering, administratieve aspecten en het schrijven van rapporten. Specifieke suggesties ten aanzien van wat er geleerd moet worden in het onderwijsprogramma voor het theoriegedeelte zijn meer verwevenheid met de praktijk en voor het praktijkgedeelte lopen deze uiteen van lessen in de onderbouw tot totale uitbreiding van dit gedeelte. Specifieke suggesties ten aanzien van hoe er geleerd moet worden in het onderwijsprogramma voor het theoriegedeelte zijn meer praktijkgericht en meer input vanuit de DIO’s en voor het praktijkgedeelte lopen deze wederom uiteen van direct lesgeven tot meer praktische opdrachten.
Contact met het opleidingsinstituut In het algemeen zijn de alumni tevreden over het contact met het opleidingsinstituut tijdens het theoriegedeelte. Over het contact tijdens het praktijkgedeelte is men in het algemeen ook tevreden, maar zijn ook een aantal alumni ontevreden. Zij vinden dat er te weinig contact is geweest of dat de begeleider lastig te bereiken was. Dit geldt zowel voor Eindhoven als voor Twente. Over het contact met het opleidingsinstituut na de opleiding hebben de meeste alumni geen mening of zijn ze tevreden. De reden hiervoor is dat er over het algemeen weinig contact heeft plaats gevonden na afloop van de opleiding en dat hier ook geen behoefte aan is. Alumni willen nu voornamelijk nog contact met het opleidingsinstituut, omdat men graag op de hoogte gehouden worden met betrekking tot vernieuwingen. Van zowel de Eindhovense als de Twentse alumni heeft meer dan de helft hier behoefte aan. Van de Eindhovense alumni heeft slecht een klein deel ook nog behoefte aan contact met de opleiders zelf, terwijl bijna de helft van de Twentse alumni hier behoefte aan heeft.
WIRE Jarenboek 2001-2003
2001 Een deel van alle alumni heeft ook behoefte aan terugkomdagen, terwijl een even groot deel hier geen behoefte aan heeft. Ditzelfde geldt voor onderwijskundige of vakdidactische colloquia. Waar over het algemeen absoluut geen behoefte aan is onder de alumni, is aan deelname aan onderzoeksprojecten en ondersteuning bij probleemspecifieke vragen.
Functioneren als docent in het voortgezet onderwijs Van de Eindhovense alumni is 73% van mening dat zij over voldoende startbekwaamheden beschikten na afronding van de lerarenopleiding, net als 27% van de Twentse alumni. Van deze laatste groep vindt echter een even groot percentage dat ze niet over voldoende startbekwaamheden beschikten. Onderdelen waar men onvoldoende over beschikte en waar men dit aan merkte, lopen uiteen voor de verschillende alumni. De volgende vakken worden aangemerkt voor een bijdrage aan de verwerving van de benodigde startbekwaamheden: • Vakdidactiek door zowel Eindhovense als Twentse alumni; • Onderwijspsychologie door 47% van de Eindhovense alumni. Van de Twentse alumni vindt niemand dat dit vak een bijdrage heeft geleverd; • Algemene didactiek of onderwijskunde door 31% van de Eindhovense alumni. Van de Twentse alumni vindt niemand dat dit vak een bijdrage heeft geleverd; • Schoolstage door zowel Eindhovense als Twentse alumni; • Didactisch of onderwijskundig onderzoek door 16% van de Eindhovense alumni.Van de Twentse alumni vindt niemand dat dit vak een bijdrage heeft geleverd. De volgende vakken hebben volgens de alumni minder of niet bijgedragen aan het verwerven van de benodigde startbekwaamheden: • Schooloriëntatie / snuffelstage volgens zowel Eindhovense als Twentse alumni;
WIRE Jarenboek 2001-2003
• • •
Onderwijspsychologie volgens 18% van de Twentse alumni en 21% van de Eindhovense alumni; Algemene didactiek of onderwijskunde volgens respectievelijk 21% en 22% van de Eindhovense en Twentse alumni; Didactisch of onderwijskundig onderzoek volgens respectievelijk 21% en 22% van de Eindhovense en Twentse alumni.
Ondanks dat enkele vakken tekort zijn geschoten in de bijdrage aan het verwerven van de benodigde startbekwaamheden, wordt door de alumni in het algemeen wel gevonden dat de opleiding een goede basis heeft geboden voor de verdere competentieontwikkeling als docent.
Nevenactiviteiten In dit laatste onderdeel van de enquête is gevraagd naar nevenactiviteiten die men naast het docentschap uitvoert. Een groot deel houdt zich bezig met het alert maken van de leerlingen met betrekking tot het volgen van een technische of exacte vervolgopleiding. Zij doen dit op verschillende manieren. Daarnaast zijn een aantal alumni ook actief in zogenaamde ‘vrije taken’. Alleen van de Eindhovense alumni zijn er 7 die hier niet actief in zijn. Degenen die wel actief zijn nemen vooral plaats in verschillende commissies. Daarnaast blijken een aantal alumni ook nog actief te zijn in niet schoolgebonden, maar wel aan het leraarsvak gerelateerde activiteiten. Een enkele alumni is actief in de vakbond, heeft een lidmaatschap van een beroeps- of vakorganisatie, doet bestuurswerk voor een beroeps- of vakorganisatie en voornamelijk Twentse alumni zijn actief als auteur van (niet uitgegeven) lesmateriaal. Tot slot vinden alumni over het algemeen dat zij een specifieke inbreng kunnen hebben in het voortgezet onderwijs als eerstegraads docent. Daarbij gaat het vooral om een practische instelling met betrekking tot abstracte problemen (ontwerpgericht denken) en het bezitten van meer technische vaardigheden en vakkennis. 33
2002
12e ALV & Nieuwjaarsborrel 2002 Op 12 januari 2002 werd de 12e ALV van WIRE gehouden. Aansluitend was er natuurlijk de tradionele borrel samen met VIE.
Harold Matla p 12 januari 2002 werd de 12e ALV van WIRE gehouden. Belangrijkste besluit op de ALV was om een nul-contributie in te stellen. Dit omdat steeds meer zaken electronisch geschieden.
O
Aansluitend aan de ALV was de traditionele nieuwjaarsborrel, die samen met VIE werd gehouden.
34
WIRE Jarenboek 2001-2003
2002
Een wiskundige bij ASML Op de WIRE-VIE lezingenavond van 14 maart 2002 werden 2 lezingen gehouden. De de eerste lezing werd verzorgd door Jeroen Rutten, die vertelde over zijn werk bij ASML.
Emile van Gerwen olgens de aankondiging werd de lezing gehouden in de Faculty club maar na enig vragen bleek dat de rest van de TUE deze plek als University club aanduidt. Een staaltje grootheidswaanzin van Wiskunde en Informatica zullen we maar denken. Een vreemde gewaarwording trouwens om op deze plek in het hoofdgebouw die ik nog altijd met de geur van Van Hecke kroketten associeer een warm buffet onder gouden en zilveren schalen aan te treffen (dat helaas niet voor ons bleek te zijn). De lezing begon ietsje later dan gepland omdat Marjan, toch de moeder van de Wirelezingen, in de file stond. Het half uurtje bijpraten dat daardoor ontstond werd goed gebruikt om het projectiesysteem te onderzoeken want een beamer was in eerste instantie niet te vinden. Totdat een snuggere aanwezige enigszins verrast naar het scherm staarde en daar rechtsboven de melding "no input" ontwaarde hetgeen onomstotelijk bewees dat er wel degelijk output was. Bleek het een van achteren aangestraald scherm te zijn! Voor iemand als ik die zich nog levendig Statistiek van Steutel kan herinneren waarbij het college linksboven op het bord begon en na drie kwartier onafgebroken krijten rechtsonder eindigde was dit al de tweede cultuurshock van de avond. Jeroen Rutten, afgestudeerd 1994, in 1998 gepromoveerd in Maastricht en nu opgeklommen tot de rangen der projectleiders bij ASML begon zijn lezing die als titel "Een wiskundige bij ASML" had met de ontnuchterende mededeling dat zijn verhaal niet wiskundig was en geen reclame voor ASML zou zijn. Wat overbleef was een lezing over een stuk intrigerende techniek, de wafer steppers. Voor we aan de techniek mochten ruiken schetste Jeroen eerst een kort overzicht van ASML. Omdat het jaarverslag over 2001 nog
V
WIRE Jarenboek 2001-2003
net niet uit was kon Jeroen een indrukwekkende tabel van immer stijgende omzetten, verkopen en aantallen werknemers presenteren (eind 2000 resprectievelijk 2,2 miljard Euro, 368 stuks, 4377). Het kleine uur van Jeroen was natuurlijk niet genoeg om een wafer stepper volledig te behandelen dus beperkte hij zich tot enkele onderdelen die van imponerende vernuftigheid zijn. In de ruimte van dit verslag moet ik me nog meer beperken maar alleen al het noemen van enkele feiten is genoeg om daar een paar nachten van wakker te liggen.
Enfin, de wafer stepper. Een wafer stepper is een diaprojector waarbij de dia reticle en de muur wafer heet. Op een reticle zijn de transistoren getekend en een in stukjes gezaagde wafer vormt het hart van een Pentium 4. Wat een wafer stepper zijn prijs van ongeveer 15 miljoen waard maakt is dat de afbeeldingen die het kan maken kleiner zijn dan de golflengte van het gebruikte licht. 35
2002 (even ruimte om daar over na te denken) Het basisprincipe berust op het verschijnsel van de diffractie bij tralies en zoals we allemaal nog weten van de middelbare school maar door Jeroen voor de zekerheid nog werd uitgelegd wordt licht dat door hele kleine gaatjes heen moet in enkele discrete richtingen uitgestraald. Lensje erachter om die divergerende straaltjes weer te bundelen en voila. Om een en ander te verduidelijken vertoonde Jeroen een formule waarin de sinus van de gebruikte golflengte een rol speelde waarmee de subsidie van het Wiskundig Genootschap voor deze lezing ook weer veilig gesteld was. De wafer stepper (en de nieuwere variant de wafer scanner) vormt een enkel onderdeel in het productieproces van een wafer. Na de belichtingstap door de wafer stepper ondergaat de wafer diverse enge behandelingen met verschillende chemische goedjes om vervolgens weer terug te keren in de wafer stepper voor de belichting van de volgende laag. Om een idee te geven van de nauwkeurigheid die een wafer stepper moet hebben om een beetje fatsoenlijke Pentium 4 te maken verbaasde Jeroen ons met enkele standaardmaten: een lijntje waar straks een stroompje moet lopen is ongeveer 130 nanometer breed. Om de verschillende lagen die achtereenvolgens belicht worden nauwkeurig op elkaar aan te laten sluiten (de maximale fout is 10 nm) moeten alle
36
onderdelen van het apparaat extreem nauwkeurig zijn. De onderlinge afstemming van reticle, lens en wafer (alignment in vaktermen) vormt hierbij de grootste uitdaging. De positie van de wafer op zijn tafelje (de wafer stage) is op 10 micrometer nauwkeurig en de positie van de stage in de machine wordt op 1 nm nauwkeurig gemeten. Door op twee verschillende manieren door de lens heen te meten waar zich de markers op de wafer en de wafer stage bevinden kan in een feedback loop de gewenste nauwkeurigheid bereikt worden. Positionering gebeurt door de stage in alle richtingen te verschuiven, te roteren en te kantelen. Stel je trouwens bij dat kantelen geen ski-helling voor: bij ASML worden hellingen in microradialen aangegeven. Als je graag had willen weten hoe in vredesnaam de positie van een wafertafeltje tot op 1 nanometer nauwkeurig bepaald kan worden of hoe je een lens die bij 0,1 graad temperatuurverschil al onacceptabel vervormt en een focusdiepte van 1 micrometer heeft toch nog scherpe plaatjes kan laten maken had je naar de lezing moeten komen. Tot slot overhandigde Marjan als dank voor de uitermate onderhoudende lezing een flesje en een envelopje en kreeg het publiek een kwartiertje verwerkingstijd om alles eens goed te laten bezinken. De wafer en reticle die tijdens de lezing al enkele malen ter illustratie waren rondgegaan konden zo aan een nauwkeurige inspectie worden onderworpen.
WIRE Jarenboek 2001-2003
2002
Hoe veilig is PGP? De tweede voordracht op de WIRE-VIE lezingenavond van 14 maart2002. werd verzorgd door Sieuwert van Otterloo. Als afstudeerwerk bij Wiskunde aan de Universiteit Utrecht heeft hij de veiligheid van het openbare cryptografische systeem Pretty Good Privacy (PGP) onderzocht. Hij is begeleid door Gerard Tel en Mario de Boer. Zijn rapport (Engels, september 2001) blijkt goed leesbaar. Voor afkortingen en verwijzingen zie aan het einde van dit verslagje. Ik gebruik zelf PGP en ken de achtergronden ervan, maar ik heb altijd blindelings vertrouwd op anderen, als het gaat om de vraag hoe veilig PGP is (uiteraard wegens tijdgebrek :-). Vandaar dat ik benieuwd was naar de werkwijze en bevindingen van Sieuwert. De lijn van zijn verhaal is kort maar krachtig: Overzicht van de (kern)functionaliteit van PGP, geschiedenis achter het ontstaan van PGP, opzet van het onderzoek, enkele bevindingen (zwaktes!) en een afsluiting met aanbevelingen. Ik vertel het een beetje anders.
Tom Verhoeff (met dank aan Sieuwert en Berry)
P
Wat biedt PGP?
GP is een software systeem waarmee personen, die elkaar berichten sturen, ervoor kunnen zorgen 1. dat onbevoegden die berichten niet kunnen lezen, 2. dat onbevoegden die berichten niet kunnen wijzigen en 3. dat onbevoegden zich niet kunnen voordoen als vertrouwde afzender. Eigenschap 1. wordt gerealiseerd door vercijferen en 2. en 3. door digitale handtekeningen. PGP bereikt beide met (onder meer) zogenaamde public-key cryptografie. Elke deelnemer heeft daarbij een sleutelpaar (p, g), bestaande uit een openbare sleutel p (public key) en een geheime sleutel g (secret key). Gegeven p, is de bijbehorende g praktisch onvindbaar. Verder zijn er functies E (encrypt) en D (decrypt) met de eigenschap dat voor sleutelpaar (p, g) en berichten b en c geldt c = E.p.b <==> b = D.g.c d.w.z. dat E.p en D.g elkaars inverse zijn. [Kanttekening bij Eindhovense informatica-notatie: E.p.b is het resultaat van functie E toegepast op de twee argumenten p en b. Voor vaste p is E.p op te vatten als een functie die werkt op één argument. een boodschap.] WIRE Jarenboek 2001-2003
Goede crypto-functies hebben de volgende eigenschap, die ik even (*) noem: Als alleen bericht c=E.p.b en de publieke sleutel p bekend zijn, dan is de bijbehorende boodschap b=D.g.c praktisch onvindbaar. Tegenwoordig formuleert men dit nog scherper: zonder g moet het praktisch ondoenlijk zijn om welke informatie dan ook over de boodschap b te kunnen achterhalen, zelfs als daarbij uitgebreid mag worden geëxperimenteerd met het systeem. Als Alice een bericht b alleen door Bob wil laten lezen, dan vercijfert ze het met Bobs publieke sleutel p en stuurt hem c=E.p.b. Alleen Bob weet de bijbehorende geheime sleutel g en kan bij ontvangst van c weer b=D.g.c terugkrijgen. Deze veiligheid berust dus op eigenschap (*). Als Alice een bericht c wil ondertekenen (opdat anderen kunnen nagaan dat niemand anders dan zij het geschreven heeft), dan verstuurt ze als handtekening b=D.g.c waarbij g haar geheime sleutel is. Een ieder kan via haar openbare sleutel p nagaan dat c=E.p.b en bovendien kan niemand anders dan Alice die b=D.g.c maken uit alleen c en p. De veiligheid berust alweer op eigenschap (*). Het PGP systeem heeft een drietal onlosmakelijke facetten: 1. het schema (definiëert de algoritmen en formaten, en hoe die precies samenwerken voor vercijferen en handtekeningen zetten)
37
2002 2. de programmatuur (implementeert het schema; verschilt per platform; bevat naast vercijferen, ontcijferen, handtekeningen zetten en verifiëren, ook andere dingen als een sleutelgenerator voor nieuwe gebruikers en het gebruikers-interface) 3. de gebruikers (die hun eigen sleutel geheim moeten houden net als een PIN-code, en die zich afvragen of ze de publieke sleutel van een ander wel kunnen vertrouwen) Het PGP schema is openbaar vastgelegd in de OpenPGP Standard RFC 2440 (65 blz.). PGP programmatuur is in vele versies beschikbaar voor vele platformen (zowel vrij/open source, als commercieel). Het derde punt, m.b.t. gebruikers, raakt de kern van de zaak, want de beschikbaarheid van sterke cryptografische algoritmen heeft het probleem van veiligheid verschoven naar sleutelbeheer. Een aanzienlijk deel van PGP heeft hierop betrekking en dit is ook waar PGP zich onderscheid van vercijferprogramma' s die alleen maar vercijferen via een zelfverzonnen sleutel of wachtwoord. Daarom besteed Sieuwert wat meer aandacht aan sleutelbeheer.
Het grote "rest"probleem bij gebruik van sterke cryptografische algoritmen is het omgaan met sleutels. Doordat de algoritmen sterk zijn, berust de veiligheid geheel op de sleutels: 1. Deelnemers dienen hun geheime sleutel absoluut geheim te houden (veiligheid van sleutel). Zo niet, dan kunnen onbevoegden de aan hen geadresseerde berichten (ook) lezen,
38
en kunnen onbevoegden zich voor hen uitgeven. 2. Deelnemers dienen bij het verzenden van een bericht zeker te weten dat ze de publieke sleutel van de geadresseerde gebruiken (validiteit van sleutel). Zo niet, dan kan hun bericht niet gelezen worden door de geadresseerde en wel door een onbevoegde (wiens publieke sleutel is gebruikt). Dit speelt ook bij het verifiëren van een handtekening. Het eerste punt wordt (deels) opgelost door de geheime sleutel niet open en bloot op de computer van de betreffende deelnemer op te slaan, maar beschermd via een wachtwoord, liever zelfs een hele wachtzin (pass phrase). Het tweede punt is het echte probleem. Daartoe is het goed te weten met welke doelen Phil Zimmermann destijds PGP heeft ontwikkeld. Zelf vat hij zijn betoog samen in één zin: PGP empowers people to take their privacy into their own hands. Er is legitieme behoefte aan veilige communicatie, ook met anderen die je misschien niet altijd uit eerste hand kent. In vele landen kan alleen al het bespreken van het onderwerp van mensenrechten je in grote problemen brengen. Mensenrechtenorganisaties hebben daarom behoefte aan veilige communicatiekanalen. Sieuwert vertelt nog meer over de woelige geschiedenis rond PGP en Phil Zimmermann, maar dat laat ik weg. Hoe weet je nu dat je de juiste publieke sleutel te pakken hebt? Omdat die op een webpagina staat? Of omdat de juiste naam erop staat? Misschien heeft een hacker of geheime dienst wel stiekem een eigen publieke sleutel in omloop gebracht met de naam van de ander. De "klassieke" oplossing hiervoor is het verspreiden van publieke sleutels via een onafhankelijke, door iedereen vertrouwde, partij (Trusted Third Party, TTP). De posterijen spelen die rol bij postverzending. Maar wie is in de huidige globale digitale wereld te vertrouwen? Overheden genieten dat vertrouwen allang niet meer. Bovendien kan met TTPs veel mis WIRE Jarenboek 2001-2003
2002 gaan, ook als ze te goeder trouw zijn. PGP probeert dit op te lossen door het aanleggen van een zogenaamd Web of Trust, dat geen centrale TTP vereist. Deelnemers kunnen daarbij hun vertrouwen in elkaars publieke sleutels aangeven door er een handtekening op te zetten. Ik vertrouw bijvoorbeeld de sleutel van een goede vriend V, omdat ik die sleutel op een diskette van V zelf overhandigd heb gekregen. Ik kan dat vertrouwen aangeven door een versie van die sleutel in omloop te brengen met mijn handtekening erop. Ik teken voor mijn vertrouwen in (de validiteit van) de sleutel van V; niet voor de betrouwbaarheid van de persoon V. Zulk vertrouwen kan zich via transitiviteit voortplanten. Iemand anders die mij vertrouwt, maar die V niet zelf kent, kan zo toch vertrouwen hebben in de publieke sleutel waarvan beweerd wordt dat deze bij V hoort, door te verifiëren dat mijn handtekening erop echt is. PGP kan die handtekeningen controleren; PGP kan natuurlijk niet nagaan wie welke personen vertrouwt.
Hoe zit het nu met de veiligheid van PGP? Om de veiligheid van PGP te onderzoeken heeft Sieuwert een aantal dingen gedaan: • Informatie opzoeken over de algoritmen en methodes uit de PGP standaard • Informatie inwinnen over oude (en ondertussen herstelde) fouten in PGP implementaties • De exacte in- en uitvoer van PGP implementaties inspecteren en vergelijken met de OpenPGP standaard • De broncode van PGP implementaties lezen • Experimenteren met PGP implementaties In het PGP schema lijken geen fouten of zwaktes te zitten. De extra complexiteit m.b.t. sleutelbeheer, waaronder ook recentere uitbreidingen als Additional Decryption n controle Keys (ADK), bemoeilijkt zo' echter. De enige bugs die zijn gerapporteerd WIRE Jarenboek 2001-2003
betreffen fouten in implementaties (en die zijn telkens snel verholpen, zoals de zogenaamde ADK bug, die vanaf versie 6.5.8 verholpen is). Sieuwert heeft de broncode van de Zimmermann-familie van PGP implementaties geïnspecteerd. Dit werd bemoeilijkt door allerlei voorzieningen m.b.t. het gebruikers-interface. Tot en met versie 2.6.x is er alleen een command-line interface (en geen mogelijkheid tot ADK). Latere versies hebben een GUI en dat vergt heel wat extra code waar van alles in schuil kan gaan. Sieuwert heeft bij het inspecteren van de broncode daarom met name gelet op de volgende "gevoelige" zaken (waarvan bekend is dat er bij andere cryptografische systemen wel eens fatale fouten bij gemaakt zijn): • Random number generator (RNG): waar wordt die gebruikt en hoe wordt randomness gerealiseerd? • Public-key implementatie: hoe worden sleutelparen gegenereerd, is alles correct geimplementeerd? • File parsing: kan het programma in de war raken van foutieve invoer? • Memory management: kan gevoelige informatie uitlekken? Die random number generator (RNG) is belangrijker dan menigeen zou denken. Twee nieuwe gebruikers die ieder een vers PGP programma gebruiken om hun eigen sleutelpaar te maken, moeten natuurlijk ongecorreleerde sleutels verkrijgen. Daartoe moet de uitvoer van de RNG volkomen onvoorspelbaar en onreproduceerbaar zijn, in tegenstelling tot bijv. het gebruik van RNGs in statistische simulatoren, waar andere eisen aan worden gesteld. Voor cryptografische RNGs is met name initialisatie (seeding) moeilijk. Ook bij het vercijferen van berichten speelt die RNG (helaas) een belangrijke rol. Omdat public-key vercijfering nogal rekenintensief is, gebruikt PGP dit niet voor het vercijferen van het bericht zelf, maar alleen voor het vercijferen van een geheime berichtensleutel (session key, die i.h.a. veel korter zal zijn dan de te vercijferen berichten. Die berichtensleutel wordt gebruikt voor het 39
2002 vercijferen van het bericht via een veel sneller symmetrisch crypto-algoritme (zoals DES en AES), waarbij verzender en ontvanger dezelfde sleutel moeten gebruiken. De berichtensleutel wordt per bericht aangemaakt en dient eveneens onvoorspelbaar en onreproduceerbaar te zijn door onbevoegden. Sieuwert meldt dat hij bij het lezen van PGP broncode geen ernstige ongeregeldheden is tegengekomen. Zie zijn verslag voor details. Door experimenteren heeft Sieuwert wel een nieuwe fout gevonden in PGP implementaties. Het betreft hier een probleem rond de validiteit van publieke sleutels waaraan meer dan een User ID is gekoppeld. Er zijn PGP implementaties die soms ten onrechte rapporteren dat een sleutel valide is, omdat een van de gekoppelde user IDs valide is (wegens een vertrouwde handtekening), maar niet de User ID die je in gedachte had. Het gaat feitelijk om een fout in het gebruikers-interface waar sprake is van validiteit van een sleutel, zonder duidelijk te maken m.b.t. welke User ID. Het volgende scenario illustreert de Otterloo aanval: 1. Eve (met kwade zin) maakt een publieke sleutel aan met daarop de namen van Alice (primair) en Eve (secondair). 2. Eve verwijdert (tijdelijk) de primaire naam Alice van de sleutel en stuurt de sleutel daarna naar Carol. Carol tekent ervoor dat het inderdaad een valide sleutel is van Eve. (N.B. Carol tekent niet voor de betrouwbaarheid van de persoon Eve, maar voor de validiteit van de koppeling van Eve en de betreffende sleutel.) 3. Eve voegt Alice weer als primaire naam toe aan de getekende sleutel en stuurt deze naar Bob, die een goede vriend is van Carol. De foute PGP implementatie doet Bob geloven dat hij te maken heeft met een valide sleutel van Alice vanwege de handtekening van Carol. Het interface vermeldde niet duidelijk dat die handtekening de User ID Eve betrof en niet Alice.
40
4. Eve kan zich naar Bob nu voordoen als Alice, met alle gevolgen van dien. Bijv. als Bob een vertrouwelijk bericht wil versturen aan Alice, vercijfert hij het met een sleutel die Eve kan ontcijferen. Ook kan Eve hem een bericht toesturen en doen alsof het door Alice was geschreven. Dit is ondertussen in nieuwere implementaties van PGP verholpen. In oudere versies kun je zelf ook wel betere controles doen, maar je moet dan wat argwanender zijn ingesteld.
Conclusie De PGP standaard is gebaseerd op sterke cryptografische algoritmen. PGP implementaties bevatten wel foutjes, en voor zeer korte tijd ook wel veiligheidsproblemen, maar niets dat echt ernstig is. Toch zijn zowel de standaard als de implementaties ervan behoorlijk ingewikkeld geworden door allerlei uitbreidingen (denk aan ADK en GUI). Dit bemoeilijkt controle nodeloos. Sieuwert laat niet na om nog eens te benadrukken dat zonder broncode het praktisch ondoenlijk is om veiligheid van software serieus te onderzoeken. In feite heb je ook nog de ontwerpdocumentatie nodig. Uit de Zimmermann-familie van PGP implementaties beveelt Sieuwert het gebruik van versie 2.6.x aan (geen GUI, geen ADK) en 6.5.8 (wel GUI, wel ADK, geen ADK bug, wel de Otterloo onhebbelijkheid). Van beide versies is de broncode vrij beschikbaar. Daarnaast is GNU Privacy Guard (GPG) een goede alternatieve implementatie (i.h.a. zonder GUI).
Discussie Na afloop van de lezing is er nog een heftige discussie rond veiligheid en openheid: 1. Moeten de algoritmen en protocollen achter een cryptografisch systeem openbaar zijn (geen security by obscurity)? 2. Moet de broncode van een cryptografisch systeem openbaar zijn (open source)? 3. Moet iemand die een gebrek in een cryptografisch systeem vindt, dit
WIRE Jarenboek 2001-2003
2002 direct volledig openbaren (full disclosure)? De meningen in de zaal liggen nogal verdeeld en de tijd is te beperkt om de zaken voldoende toe te lichten. Overigens zijn ook de meningen hierover in de industrie verdeeld. Laat ik in dit verslagje toch nog een poging doen wat extra inzicht te verschaffen. In de professionele crypto-gemeenschap is men al lang overtuigd van het principe van Kerckhoffs uit 1883:
bijvoorbeeld geheel in openbaarheid tot stand gekomen. "Security by obscurity" heeft nog nooit gewerkt.
De veiligheid van een crypto-systeem moet niet afhangen van het geheimhouden van het cryptoalgoritme. De veiligheid mag alleen afhangen van het geheimhouden van de sleutel.
Of de broncode van implementaties ook openbaar moet zijn, ligt natuurlijk weer iets anders. Een fout in de implementatie van een sterk crypto-algoritme kan zwaktes introduceren. Dat wil je de tegenstander niet graag op een presenteerblaadje geven. Toch is ook hier in de praktijk telkens weer gebleken dat gesloten implementaties meer fouten bevatten dan de open implementaties. Ook het onderdrukken van meldingen over zwaktes in cryptografische systemen heeft in de praktijk geen goede naam gemaakt. Leest u daar maar over in de nieuwsbrief CryptoGram (zie hieronder). Uit de praktijk is keer op keer gebleken dat de gebruikte cryptografische algoritmen altijd uitlekken. Denk bijvoorbeeld aan GSM en DVD. Verder is het ook zo dat goede cryptografische algoritmen zeer moeilijk te ontwikkelen zijn. Voornoemde cryptografische algoritmen van GSM en DVD zijn inderdaad "gebroken". Vandaar dat grondige analyse door crypto-experts een noodzaak is. Hiervoor is openheid nodig. De nieuwe Advanced Encryption Standard (AES) is WIRE Jarenboek 2001-2003
Afkortingen ADK AES DES GUI PGP RNG TTP VIE
Additional Decryption Key, voorziening in PGP Advanced Encryption Standard uit 2001, opvolger van DES Data Encryption Standard uit 1977 Graphical User Interface Pretty Good Privacy Random Number Generator Trusted Third Party Vereniging Informatica-ingenieurs 41
2002
WIRE
Eindhoven Vereniging Wiskundig Ingenieurs Eindhoven
Verwijzingen PGP pagina van Sieuwert van Otterloo, inclusief zijn verslag Home Page van Philip R. Zimmermann, ontwikkelaar van PGP, geeft ook motivatie achter PGP OpenPGP Alliance, beheerder van de OpenPGP Standard International PGP Home Page, met vrije versies van PGP programmatuur GNU Privacy Guard, GNU-versie van PGP (OpenPGP compliant) Network Associates Inc., voor commerciele PGP programmatuur, en tot voor kort beheerder van de Zimmermann-familie van PGP programmatuur
42
RFC 2440, definieert de algoritmen en formaten in het PGP schema Crypto-Gram, maandelijkse e-mail nieuwsbrief over informatiebeveiliging en cryptografie van Bruce Schneier, met o.a. uiteenzettingen over full disclosure en open source Secrets and Lies: Digital Security in a Networked World door Bruce Schneier, John Wiley & Sons, 2000; bevat zeer toegankelijke niet-wiskundige uiteenzetting over informatiebeveiliging Handbook of Applied Cryptography (er is ook een online versie) door Alfred J. Menezes, Paul C. van Oorschot en Scott A. Vanstone, CRC Press, 1996, bevat praktische technische uiteenzetting over cryptobouwstenen (de basisprincipes van Kerckhoffs komen in hoofdstuk 1 aan bod) Advanced Encryption Standard, nieuwe cryptoalgoritme voor de Amerikaanse overheid, is via openbare competitie tot stand gekomen
WIRE Jarenboek 2001-2003
2002
Prince II QFace over Prince II Op woensdag 22 mei 2002 stond de eerste lezing van de cyclus Prince 2 op het programma. Deze lezing werd verzorgd door het bedrijf Qface ICT Dienstverleners BV, hierna te noemen QFace. In het kantoor van Qface te Schiphol-Rijk werden de belangstellenden verwend met een erg goed verzorgde overheerlijke maaltijd. Na een korte intro van Peter Luijkx, die vandaag Han Toan Lim vervangt, begint onze gastheer Jan Heunks zijn verhaal. Jan zal ons middels zijn verhaal de beginselen van Prince 2 onder de knie brengen. De titel van deze presentatie is: "Hoe projecten praktijkgericht managen". De presentatie is opgebouwd uit stukken theorie en interactieve workshops.
Peter Luijkx
P
Wat is Prince 2?
rince 2 (PRojects IN Controlled Environments) is een gestructureerde methode voor effectief projectmanagement en de de facto standaard binnen de Britse overheid. Internationaal wordt de methode overal toegepast en erkend binnen zowel de private als de overheidssector. Prince 2 is een project management methode gebaseerd op een procesgerichte aanpak. De methode is geschikt voor alle type projecten en kan naar behoefte worden aangepast in schaalgrootte van de toepassing van de processen, technieken en componenten. De processen worden gedefinieerd aan de hand van de te behalen doelstelling. Deze doelstelling wordt aangegeven in het realiseren van producten en het uitvoeren van activiteiten. Prince werd in 1989 door de CCTA (Central Computer and Telecomunication Agency) ontworpen. De methode is gebaseerd op PROMPT, een methode voor projectmanagement die in 1975 door Simpact Systems Ltd was ontwikkeld. PROMPT is in 1979 overgenomen door de CCTA en werd de standaard methode voor alle IT-projecten binnen de Britse overheid. Prince heeft de methode PROMPT in 1989 opgevolgd en is sindsdien de standaard voor project management binnen de Britse overheid. Het kan vrijelijk gebruikt worden, terwijl de kopierechten in eigendom blijven van de
WIRE Jarenboek 2001-2003
Britse overheid. Prince is een geregistreerde naam van CCTA.
Prince 2 is dus een generieke methodiek voor projectmanagement die zich puur en alleen richt op de Managementaspecten van een project. De technische invulling wordt dus uitdrukkelijk buiten beschouwing gelaten! Een effectieve projectmanagementmethode zorgt ervoor dat een project via beheerste, goed georganiseerde en zichtbare activiteiten leidt tot de gewenste resultaten. Prince 2 draagt bij tot succesvolle projecten. De grondbeginselen van Prince 2 zijn: 1. Een project is een eindig proces met duidelijk begin en eind 2. Projecten moeten altijd worden beheerst om succesvol te zijn 3. Voor een goede betrokkenheid met het project moeten alle partijen weten waarom het project noodzakelijk is, wat het doel is van het project, hoe het resultaat wordt verwezenlijkt en wat hun verantwoordelijkheden daarbij zijn.
43
2002
Organisation
Prince 2 levert de volgende componenten: 1. Business Case 2. Organisation 3. Plans 4. Controls 5. Management of Risk 6. Quality in a project environment 7. Configuration Management 8. Change Control
Van belang is dat duidelijk is waar de taken en verantwoordelijkheden liggen. De stuurgroep, waarin onder andere senior afgevaardigden van leveranciers, opdrachtgever en gebruikers zitten, bepaalt en neemt de besluiten. De projectmanager managet zijn project. De projectteamleden managen de oplevering van producten. Managers die Prince 2 gebruiken zijn in staat: • Uitgangspunten vast te stellen als voorwaarden voor de start van een project gebruik te maken van een vastgestelde structuur voor delegatie, autorisatie en communicatie • Het project te verdelen in beheersbare fasen • Ervoor te zorgen dat toezegging van het management over beschikbaarheid van mensen en middelen onderdeel is van de autorisatie van de start van een volgende fase.
Ruysdael over Prince II Op dinsdag 11 juni 2002 stond een gezamenlijk door de VIE (Vereniging van Informaticaingenieurs Eindhoven) en WIRE (vereniging Wiskundige IngenieuRs Eindhoven) georganiseerde lezing over Prince 2 op het programma. Deze lezing werd verzorgd door het bedrijf Ruysdael, dat gespecialiseerd is in het geven van adviezen en ondersteuning bij de implementatie van Prince 2. De eerdere lezing over Prince 2 op 22 mei j.l. werd verzorgd door het bedrijf QFace.
Patrick Zwietering
I
Doel
n Vergadercentrum La VIE werden de 15 belangstellenden opgewacht door een tafel vol met broodjes en fruit. Bovendien was zoals altijd Han Toan Lim aanwezig, die ons aan de twee sprekers van de avond voorstelde, Mart van der Niet en Hans Rozemuller. Bijzonder was dat er al iets aan de muur hing: vier flipover vellen. Mart legde uit dat het de bedoeling was dat iedere toehoorder twee dingen opschreef: • het doel van de avond; • wanneer hij of zij tevreden was.
44
Voordat de lezing van start ging stonden de volgende uitingen op papier, waarbij voor het gemak Prince 2 is afgekort tot P2: Doel • Jullie visie weten over P2 met betrekking tot implementatie en toepassing • Info over (de mogelijkheden van) P2 verkrijgen • Inzicht krijgen in wat P2 is en hoe ik het kan toepassen binnen IT-projecten • Basis ideeën P2 • Hoe implementeer je P2 • Wat is P2 en hoe kan het worden gebruikt •
Tevreden wanneer Ik weet hoe ik P2 kan implementeren in onze organisatie WIRE Jarenboek 2001-2003
2002 • • • •
Ik de belangrijkste eigenschappen van P2 ken Ik kan beoordelen of P2 iets voor ons kan betekenen Mijn doel is bereikt Ik nieuwe inzichten krijg in zowel implementatie als toepassing van P2
Bij het opschrijven van “Tevreden wanneer: mijn doel is bereikt” werd door Mart opgemerkt dat dit een heel gevaarlijk tevredenheidscriterium is. In eerste instantie was niet duidelijk waarom dit een gevaarlijk criterium zou zijn, hierover later meer. Mart begon de lezing door ons welkom te heten bij het
Project: Kennismaken met Prince 2 Vervolgens legde hij uit dat we op dit project Prince 2 gaan toepassen. Een van de zaken die belangrijk zijn voor een project is dat duidelijk is wat het doel is van het project, wat willen we ermee bereiken. Vandaar dat hij ons gevraagd had om op te schrijven wat ons doel was van de avond. In de praktijk komt het er op neer dat we een duidelijk beeld moeten hebben wat de klant met een project beoogd. Wat wil de klant, en wanneer is hij tevreden. Vandaar ook onze tweede opdracht om op te schrijven wanneer we tevreden zijn met wat we op deze avond geleerd hebben. Hierbij is het idee dat met het tweede nivo (wanneer tevreden) een marge wordt aangegeven ten opzichte van het doel. Hierdoor is ook duidelijk dat in het algemeen (alleen) tevreden zijn als het doel bereikt is erg riskant is.
Fasering De volgende stap in het project is het introduceren van een fasering. Voor het project van deze avond werd de volgende fasering geïntroduceerd. Fasering voor het project Kennismaken met Prince 2 • Intro • Wat is Prince 2 WIRE Jarenboek 2001-2003
•
Implementatie aspecten
Nadat we binnen een project een soortgelijke fasering hebben geïntroduceerd, kunnen we hier een planning aan koppelen. Aangezien Hans de presentatie van de Intro voor zijn rekening zou nemen, vroeg Mart aan hem wat zijn inschatting was over de benodigde hoeveelheid tijd. Hans kwam uit op 5 minuten met een marge van 4 minuten naar boven en beneden, door Mart gecorrigeerd naar een marge van 2 minuten. Mart deed zelf de schatting voor het tweede onderdeel en kwam uit op 35 minuten, zonder daarbij een marge aan te geven. Voor het derde en laatste onderdeel werd geen schatting afgegeven. Een detailplanning voor dit onderdeel zou gemaakt worden na afsluiten van het tweede onderdeel. De motivatie voor het uitstellen van het maken van een planning voor het laatste onderdeel was dat je niet in de toekomst kunt kijken en het daarom ook niet moet proberen. Op de vraag uit het publiek of je ook niet een hele globale schatting kon geven kwam als antwoord dat we alleen een bovengrens kunnen aangeven en dat is de tijd dat we maximaal in het gebouw kunnen zijn.
Uitvoering Alvorens met onderdeel 2 te beginnen werd het een en ander uitgedeeld: een hand-out met afdrukken van de sheets, een boekje over Prince 2, een kaart met daarop het Prince 2 Process Model en de Prince 2 Components, en een visitekaartje van Mart van der Niet. Zoals gezegd verzorgde Hans de presentatie van Onderdeel 1, de intro. Dit was vooral een commercieel praatje over het adviesbureau Ruysdael en heel globaal enkele ideeën over Prince 2. Het enige spannende aan dit onderdeel was of Hans zijn planning zou halen, en daarin slaagde hij uitstekend: zonder merkbaar op de klok gekeken te hebben brak hij zijn presentatie nogal abrupt af en constateerde zelf 4,5 minuten bezig te zijn geweest. Iedereen was onder de indruk en Mart merkte op dat je in zo’n project als projectmanager tevreden achterover kunt leunen.
45
2002
Vol goede moed begonnen we aan onderdeel 2 van het project, gepresenteerd door Mart. Hij vertelde dat Prince 2 staat voor Projects in controlled environments, een projectmanagementmethodiek ontwikkeld door de CCTA (Central Computer and Telecommunications Agency, een Engels overheidsorgaan) gebaseerd op “best practices”. Belangrijkste kenmerken van Prince 2 zijn: • Scheiding tussen uitvoering van het project en de sturing. In feite gaat het bij Prince 2 vooral om de sturing. • Management by Exception. Alleen aan de bel trekken als het mis dreigt te gaan, als er een boven of ondergrens dreigt te worden overschreden. De grenzen moeten van te voren goed zijn afgesproken met als motto: No Surprises No Blame. • Product Based Planning. Niet de activiteiten zijn van belang maar de op te leveren producten (deliverables). • Projectsturing begint vóór er een project is. Het begin van een project is meestal vaag, net zoals het begin van de avond wanneer iedereen binnendruppelt. Vanaf het eerste begin is projectsturing van wezenlijk belang, al is het alleen al het in kaart brengen van het doel van het project. • Risico en kwaliteitsmanagement vormen een integraal onderdeel van Prince 2. • “You can use some of Prince 2 all of the time, you can use all of Prince 2 some of the time. Je kunt nooit alles van Prince 2 toepassen (het boek bevat 450 pagina’s), het belangrijkste is om de ‘highlights’ er uit te pikken en die toe te passen. • Het is van belang om pauzes in te lassen waarin bekeken kan worden of er door wordt gegaan met het project, en om een project goed af te sluiten met een evaluatie. Mart praatte ietwat geforceerd door, kennelijk met het doel uit te lopen, hetgeen lukte. Na 45 minuten was het publiek ongeduldig genoeg geworden om in te grijpen: we zijn uit de planning gelopen. Op interactieve wijze werd
46
er geanalyseerd wat er mis was gegaan. Een van de conclusies was dat er verzuimd was iemand aan te wijzen die de planning in de gaten houdt en op tijd waarschuwt als er een deadline overschreden dreigt te worden. Vervolgens werd besproken of het zin had om door te gaan en wat we met de laatste sessie zouden doen. Er werd besloten om door te gaan, maar Han Toan Lim stelde voor om eerst een koffie/thee-pauze in te lassen. Er werd afgesproken om een pauze van een kwartier te houden en er werd gekeken naar de hoeveelheid tijd die daarna restte voor de laatste fase. De laatste fase had oorspronkelijk als onderwerp implementatie aspecten, maar besloten werd om ook wat over kwaliteit te vertellen. Er kwam niet echt duidelijkheid over hoelang de laatste fase kon duren, al gaf Han Toan aan dat we om uiterlijk 22.00 uur uit het pand moesten zijn. De koffie/thee-pauze duurde aanmerkelijk langer dan gepland (volgens mij kwamen we dicht in de buurt van een half uur), waardoor er niet veel tijd overbleef voor de laatste fase. De presentatie werd afwisselend door Mart en Hans gedaan. Hans vertelde het een en ander over implementatie aan de hand van overhead-sheets. Mart ging daarna in op enkele quality-highlights. Hij demonstreerde dat kwaliteit een relatief begrip is, en liet ons oefenen in het verkopen van een barbecue. Om 21.45u werd de lezing afgebroken door Han Toan, omdat we uit het pand moesten. Ondanks dat dit al eerder was aangegeven, kwam dit einde voor mij — en volgens mij ook voor de sprekers — nogal plotseling. Het leek alsof het project van de avond was stopgezet omdat we het budget hadden uitgeput, terwijl Prince 2 nu juist bedoeld was om dit soort problemen te voorkomen. Al met al gaf dit einde van de avond mij een ontevreden gevoel. Vandaar mijn slotopmerking: Prince 2: veel goede ideeën, een veelbelovende aanpak, maar voor mij nog niet bewezen.
WIRE Jarenboek 2001-2003
2002
Activiteitendag 2002: Media Plaza: Nieuwe diensten op Internet Op 2 november 2002 was WIRE te gast bij één van haar leden, Wim Bens. Het betrof de activiteitendag in het MediaPlaza in Utrecht, waar Wim directeur van is. Hij toonde zich een uitstekende gastheer en spreker. Eric van Mullekom
I
n een grote presentatiezaal gaf Wim Bens een overzicht van nieuwe diensten die het levenslicht hebben gezien, en die veelal een blijvende plaats in onze maatschappij hebben ingenomen. Bijzonder aan de zaal was het enorm brede scherm, en ook de internet pc' s die in de luxe ' collegebanken'waren verwerkt.
Massa individualisering De klant van tegenwoordig is een veeleisende klant. Vroeger werd de T-Ford uitgeleverd in iedere kleur, als het maar zwart was. Bij de garage kun je nu een auto bestellen met een grote keuze uit kleur, model en accessoires, die vervolgens op maat wordt gemaakt. De variëteit aan producten wordt steeds groter, zodat we ons kunnen onderscheiden van de buurman. Daarnaast willen we niet te lang hoeven zoeken naar datgene dat we hebben willen. One-stop-shopping is daarmee het toverwoord van de huidige maatschappij en vervult daarmee een belangrijke wens: I want it ALL and I want it NOW.
WIRE Jarenboek 2001-2003
Ook Mattell heeft dit al een poosje door. Ging je voorheen met je dochter op zoek naar de ideale Barbie, dan speelde zich vaak het volgende tafereel af. Pa, ma en dochter gaan winkelen in de stad, en lopen alle speelgoedzaken af. Overal hebben ze Barbies, maar in de ene winkel zijn de ogen te blauw en in de andere is het haar te kort of de lippenstift te rood. Vele winkels later zijn pa en moe doodop, en is dochterlief ontroostbaar, want ' haar'Barbie was nergens te koop. Op www.barbie.com/mydesign/look.asp heeft Mattell hier wat aan gedaan, en kan dochterlief in 5 stappen haar Barbie bestellen. In de eerste stap kan ze model, haar, ogen, mond en neus kiezen, waarna ze in de tweede stap haar Barbie kan aankleden. Vervolgens is het tijd voor de make-up spiegel en kunnen tenslotte in stap 4 nog de accesoires zoals tasjes e.d. uitgezocht worden. Nu is Barbie gereed, maar Mattell nog niet. Aan Barbie ontbreekt nog personality, en zo' n 40 vragen over lievelingskleur, -muziek, -kleding later weet Mattell niet alleen de personality van Barbie, maar ook van dochterlief. Vervolgens kan Barbie besteld worden, waarmee met één druk op de knop niet alleen de betaling wordt verricht, maar tevens toestemming verleend wordt voor gebruik van de zojuist verstrekte gegevens. De gepersonaliseerde Barbie is niet alleen $ 13,= duurder, maar levert Mattell nog veel meer voordelen. Dochterlief ontvangt in notime een gepersonaliseerde e-mail met de mededeling dat Barbie wel eenzaam is zo zonder Ken, dus niet veel later heeft Barbie er een vriendje bij. Pa en ma zien de onderkant van hun beurs al in zicht, dus Mattell doet het daarna rustig aan, en laat even weten dat 47
2002 Barbies schoenen toch niet helemaal passen bij de kleur van de jas. Uiteraard bieden zij hier een goede oplossing voor… Hiermee is het commerciegeweld nog lang niet gedaan, want Mattell is graag bereid om de personality van Barbie te verkopen, en zo verschijnt een tijdje later een e-mail van Fisher-Price met een aanbieding van een poppenhuis in de lievelingskleur van ' Barbie' . Op deze manier wordt Mattell rijk van de verkoop van data, en zijn de poppen nog bijzaak. Of je het nu leuk vindt of niet, dankzij gepersonaliseerde informatie ontvangt men op het juiste moment op maat gesneden producten. Zolang de aanbiedingen voldoen aan de wensen, zullen velen deze informatie als nuttig beschouwen, en hiernaar handelen. Jongeren zullen deze vorm van product aanbieding als natuurlijk beschouwen, en zetten waarschijnlijk minder vraagtekens bij het gebruik van privacy-gevoelige informatie. Hierdoor zullen in de toekomst ook andere organisaties zoals bijvoorbeeld banken, hun producten op maat aanbieden.
Vergelijk je rijk Ben Woldring uit het Groningse Uskert is een van de grote voorbeelden in Nederland, die laat zien hoe je rijk kunt worden van Internet. Op zijn 13e zette hij de site www.bellen.com op. Deze site biedt de mogelijkheid om tarieven van telefoonaanbieders met elkaar te vergelijken. Al deze informatie is publiek bekend, maar het bieden van tarievenvergelijking was destijds nog niet beschikbaar. Inmiddels is de 1 miljoenste bezoeker van de site al genoteerd, en is Ben Woldring met zijn 17 jaar al een echte Internet miljonair. Zijn site biedt enerzijds ruimte aan zo' n 60 adverteerders, maar een belangrijk deel van de inkomsten komt inmiddels van de telefoonaanbieders. Als gebruikers van de site een keuze hebben gemaakt, dan kunnen ze direct doorlinken naar sites van de telecom aanbieders, om zich daar aan te melden. Per aanmelding ontvangt
48
BenCom (Bens onderneming) 10% van de eerste jaar omzet. Bood de site voorheen alleen informatie van mobiele telecom-aanbieders, inmiddels kan men ook vaste net aanbieders vergelijken, en zullen in de nabije toekomst ook andere vergelijkingssites het licht gaan zien.
E-Bay E-Bay is ook zo' n internet dienst die zijn sporen inmiddels heeft verdient. Deze veilingsite is inmiddels een grote jongen, met een jaaromzet waar de grootste veilinghuizen als Sotheby' s en Tiffany alleen maar van kunnen dromen. Tweedehandse auto' s van tienduizenden euro' s gaan hier grif van de hand. Een groot voordeel van de site is dat je de verkoper niet hoeft te vertrouwen op zijn mooie blauwe ogen. Van iedere aanbieder houdt eBay een rating bij. Als een klant iets koopt, dan kan deze opgeven of het product aan de wensen voldeed. Bij negatieve reacties kunnen klanten ook hun telefoonnummer opgeven, zodat je direct kunt navragen welke ervaring de klant met de betreffende aanbieder had. Zo wordt ook van de klanten bijgehouden of zij op tijd betalen, en of zij vaak klachten hadden m.b.t. de aangekochte producten. Dankzij deze opzet is eBay niet alleen gemakkelijk, snel en compleet, maar biedt bovendien betrouwbare informatie en is werkelijk neutraal en onafhankelijk. Voor deze dienst ontvangt eBay een klein percentage van de verkoopprijs, waarvan de eigenaar inmiddels aardig van kan rond komen.
Tenslotte Bovenstaande biedt een aardig overzicht van hetgeen er over het scherm is geflitst. Verder werd ons duidelijk gemaakt dat de bakker en de slager elkaars nieuwe concurrent zullen zijn. Eendachtig de 1-stop-shop filosofie,
WIRE Jarenboek 2001-2003
2002 willen we ons BBQ-pakket namelijk graag op 1 adres regelen, en zowel de slager wil hierin zijn vlees kwijt, als de bakker zijn stokbrood. Ook de TiVo (TV met harddisk) kwam aan bod, evenals aanrader www.smartmoney.com. Mocht je beschikken over een beleggingsportefeuille, dan biedt deze site je een direct overzicht op het gehele aandelenpakket. De wijze van informatie presentatie biedt echter ook veel ander mogelijkheden, zoals gebruik in Management Informatie Systemen. Behalve Wim Bens vloog ook de tijd, en verlieten we na een dik uur de presentatiezaal boordevol met informatie.
WIRE Jarenboek 2001-2003
49
2003
13e ALV & Nieuwjaarsborrel 2003 Op 11 januari 2003 werd de 13e ALV van WIRE gehouden.
Harold Matla p 11 januari 2003 werd de 13e ALV van WIRE gehouden.
O
Tijdens de ALV werd afscheid genomen van Jeremy Visschers als bestuurslid. In zijn bestuursperiode heeft hij de functies verzorgd van PR-functionaris, penningmeester, hoofdredacteur en redactielid. Jeremy werd door de ALV hartelijk bedankt voor zijn inzet voor WIRE.
Na de ALV ging de nieuwjaarsborrel van start, die weer samen met VIE werd gehouden.
Tijdens de borrel werd ook een door sponsor Philips beschikbaar gestelde DVD-speler verloot onder de aanwezige leden van VIE en WIRE. Miranda Stapel was de gelukkige winnaar.
Al met al was het weer een leuke en gezellige middag.
50
WIRE Jarenboek 2001-2003
2003
Workshop RSI RSI de integrale aanpak. Arjan de Vet p 30 juni jongstleden organiseerden WIRE en VIE een workshopavond over RSI. Deze werd gehouden op het Sportcentrum van de TU/e. Sommige van de deelnemers (4 WIRE-leden, 6 VIE-leden) die al een hele tijd niet meer op de TU/e geweest waren verbaasden zich over de enorme veranderingen op het TU/e terrein. Zo staat op de plaats waar vroeger de "blaashal" stond inmiddels een zwembad.
O
De spreker voor de avond was Frits Niemans, werkzaam als docent en fysiotherapeut op het Sportcentrum van de TU/e.
arbeidsongeschiktheid. Alle reden dus om deze klachten serieus te nemen." Docenten en eerstejaars studenten van de TU/e krijgen tegenwoordig deze RSI workshop. De redenen hiervoor zijn: • RSI gaat moeilijk over; • RSI is moeilijk te herkennen; • Risico op de TU/e is groot, het computergebruik neemt erg toe. Zoals wellicht bekend kunnen alle eerstejaars studenten tegen gereduceerd tarief een laptop aanschaffen die meer en meer in het onderwijs gebruikt wordt. De hypothese over het ontstaan van RSI is dat een aanhoudende (te hoge) spanning op steeds dezelfde structuren (spieren en pezen) een beschadiging aan deze structuren kan opleveren.
We citeren de inleiding uit de syllabus "Workshop RSI": "RSI, of Repetitive Strain Injury, is een verzamelnaam voor een omvattende groep klachten van pijn aan nek, schouders, armen, ellebogen, polsen, handen en vingers. Een medische diagnose kan slechts in 10% van de gevallen correct vastgesteld worden. De klachten beginnen meestal met vage pijnklachten in schouders en armen en zijn niet duidelijk te herkennen. De klachten hebben een "sluipend" karakter. In een vergevorderd stadium kunnen ze leiden tot beperkingen op het werk en thuis, zelfs tot arbeidsverzuim en in het uiterste geval tot
WIRE Jarenboek 2001-2003
Belangrijke oorzaken van RSI kunnen zijn: • Het langdurig uitvoeren van repeterende handelingen. • Het werken in een ongemakkelijke houding of het continu werken in dezelfde houding. Het moge duidelijk zijn dat beeldschermwerkers tot de risicogroep behoren.
51
2003 De risicofactoren die de kans op RSI aanmerkelijk kunnen doen toenemen kunnen zowel persoonlijke factoren als werkgebonden factoren zijn. Bij persoonlijke factoren denken we aan belastbaarheid of gedrag; bij werkgebonden factoren denken we aan de vijf W' s: werktaken, werk/rusttijden, werkdruk, werkplek en werkwijze. Bij RSI worden drie fasen onderscheiden (uit syllabus "RSI Workshop"): • Fase 1, de beginfase. Klachten treden af en toe op en verdwijnen als je stopt met werken. Klachten zijn plaatselijk, ze voelen aan als kramp/vermoeidheid en soms als een doof of tintelend gevoel. Met een vroegtijdige aanpak kunnen de klachten verdwijnen. • Fase 2, de gevorderde fase. Pijnklachten kunnen uitstralen, nemen toe tijdens het werk en verdwijnen niet meer geheel als je rust. Doorwerken is nog maar beperkt mogelijk. De pijn kan zeuren, steken, er kunnen tintelingen optreden en er is verlies van kracht en controle. Met goede begeleiding kunnen klachten afnemen (fase 1); volledige genezing kan maanden of jaren vergen. • Fase 3, de ernstige fase. Dit is een chronische fase met serieuze beperkingen in werk en dagelijks leven. De pijn kan uitstralen naar andere ledematen, is constant zeurend en soms stekend. Er zijn duidelijk tintelingen met een verlammend gevoel. Meestal moet het werk gestopt worden; reïntegratie is soms nog gedeeltelijk mogelijk met aangepast werk en hulpmiddelen.
Andere interessante zaken die tijdens de workshop opgemerkt werden zijn: • afwisseling is goed: alleen maar ' muizen' of alleen maar het toetsenbord gebruiken is slecht; • stress en emotie kunnen klachten verergeren; • een "muis"arm wordt koud, de bloedcirculatie neemt af; • krachtsverlies is een teken uit de beginfase; • als je rechts klachten hebt en daarom overstapt naar "links muizen", krijg je vaak snel ook links klachten; • erg belangrijk: pauze.... pauze.... pauze...; • beschikbare tools: workpace (www.workpace.nl) en beeldschermtachograaf (www.beeldschermtachograaf.nl). TU/e laptops hebben standaard een RSI tool, maar studenten disablen dit en enablen het pas weer als het te laat is...; • Richtlijn voor een gewone desktop: 6 uur per dag (max); • Richtlijn voor een notebook: 2 uur per dag (max); • Richtlijn voor pauzes: minimaal eens per uur 5 minuten, elke 2 uur een langere pauze van 10 minuten. Na de theoretische inleiding werd één van de deelnemers uitgenodigd om als testpersoon plaats te nemen op een werkplek en dan een aantal oefeningen te doen. Hierbij mocht de rest toezien op de correcte werkhouding. Naast de eerder genoemde syllabus kregen we ook de "Controlelijst Beeldschermwerk" mee naar huis zodat we zelf een inschatting kunnen maken van de risico' s van ons eigen werk.
Na de behandeling van bovenstaande zaken werd er een rondje langs de deelnemers gedaan om te verifiëren in hoeverre zij de beschrijvingen van de verschillende fases bij zichzelf herkenden. Op één persoon na heeft iedereen wel eens RSI-gerelateerde klachten gehad of er nog steeds last van in meer of mindere mate.
52
WIRE Jarenboek 2001-2003
2003 •
Stress, bijv als er sprake is van een slechte werksfeer,een hoge werkdruk,weinig ondersteuning en waardering. • Het nemen van te weinig pauze en afwisseling in activiteiten. Rekening houdend met de ernst van de klachten,kan men de volgende maatregelen nemen.
Zelfhulp bij beginnende klachten (zie fase 1)
Ook al had ik al eerder RSI-voorlichting bijgewoond, deze workshop was een zeer nuttige opfriscursus waarbij de lage opkomst mij een beetje tegen viel, gezien het belang van het onderwerp.
Bijlage preventie en zelfhulp RSI
I
emand die last heeft van RSI kan zelf ook de klachten verminderen.! Belangrijk is het om je bewust te worden van de oorzaken van de klachten. Hoofdoorzaken bij beeldschermwerk moet men vooral zoeken in: • Een ongemakkelijke resp. verkrampte houding bij het uitvoeren van steeds dezelfde bewegingen, waarbij de spieren van nek, schouders en armen langdurig en overmatig belast worden.Een verkeerde werkopstelling kan mede de oorzaak hiervan zijn. • Ongunstige polsstanden bij gebruik van keyboard en muis
WIRE Jarenboek 2001-2003
Bij beginnende klachten is doorwerken meestal nog wel mogelijk. Blijf echter niet zelf aanmodderen.Met een vroegtijdige aanpak kunnen de klachten geheel verdwijnen. Het grote probleem is het sluipend karakter van de klachten en de neiging om de klachten te negeren,ze verdwijnen immers met rust. • Licht uw huisarts in en informeer uw bedrijfsarts (indien werknemer) Uw huisarts kan u verwijzen naar een RSI gespecialiseerde therapeut voor het volgen van oefentherapie gericht op ontspanning en het verbeteren van uw werkhouding. • In overleg met uw bedrijfsarts/diensthoofd het tijdelijk verminderen van uw taakbelasting dan wel het uitvoeren van aangepast niet belastend werk. • De controlelijst beeldschermwerk geeft u inzicht over mogelijke knelpunten . Leg evt. knelpunten met de werkorganisatie(taken, verdeling taken, werktijden, werkdruk) zo snel mogelijk voor aan uw chef/diensthoofd. Een werkplekonderzoek kan aangevraagd worden bij uw Arbo-dienst voor evt. verbeteringen. • Zelf kunt u zorgen voor het regelmatig houden van korte pauze (min. 20 sec). Schud iedere 10 minuten even de armen los! Elk half uur dient u het werk voor langere tijd te onderbreken (min. 5 –10 min.) waarbij u het scherm verlaat voor een andere taak,of voor het uitvoeren van wat oefeningen Een software programma voor werkonderbreking is aan te bevelen.
53
2003 •
Bouw zoveel als mogelijk is een goede conditie op, bijvoorbeeld door cardiofitness. Het trainen met zware gewichten kan de klachten doen toenemen. Lichte ontspannen training van armen en schouders zonder weerstand verdient de voorkeur. Let op met fietsen (polsen) en zwemmen (nek) Het Studentensportcentrum organiseert speciale oefengerichte trainingen voor personen met RSI gerelateerde klachten.
•
•
Zelfhulp bij gevorderde klachten (zie fase 2) Na een periode met veel werkdruk kunnen de klachten aanzienlijk verergeren. De klachten verdwijnen nu niet meer in rust. Ook ‘s nachts kunt u klachten houden en bij lichte dagelijkse bezigheden. Doorwerken is nog maar beperkt mogelijk! Als de klachten niet afnemen na een rustperiode van enkele dagen kunt u de volgende extra maatregelen nemen: • Overleg met uw bedrijfsarts/diensthoofd over het verminderen van uw taakbelasting of het uitvoeren van aangepast niet belastende arbeid.Als dit niet mogelijk is overleg dan met uw bedrijfsarts over de mogelijkheid van een tijdelijke periode van volledige rust (ziekmelding). • Zorg voor optimale omstandigheden thuis en vermijdt statische krachtsinspanningen zoals het sjouwen met zware boodschappentassen of repeterend werk zoals lang strijken. Door tillen, knijpen en bijv. arbeid op schouderhoogte kunnen de klachten toenemen • Ontspanningsoefeningen kunnen u helpen zich beter te ontspannen en te wapenen tegen overmatige (spier)spanning en stress • Stress valt niet altijd te vermijden.Op een verstandige manier omgaan met stress kun je leren (stressmanagement)
54
•
Als u het werk hervat zorg dan voor voldoende pauzes en een geleidelijke opbouw van het werk in overleg met uw hoofd.Zie bijlage reïntegratie Een stapsgewijze opbouw van uw activiteiten moet soms zorgvuldig gedoseerd worden Voer de belasting pas weer op als de arts aangeeft dat dit mogelijk is. In het algemeen is dit wanneer u 2 weken “pijnvrij” bent geweest, of geen klachten heeft gehad! Een speciaal programma kan u helpen waarschuwen om op tijd een pauze te houden.In de pauze kunt u oefeningen uitvoeren ter ontspanning. Steeds meer werknemers met RSI vinden een oplossing door meer gebruik van combinatietoetsen en spraakherkenningsoftware.
Zelfhulp bij ernstige klachten (zie fase 3) Doorwerken is meestal niet meer mogelijk. Er bestaan beperkingen op het werk en in het dagelijkse leven. Er is sprake van ernstige pijnklachten. Arbeidsreïntegratie is soms nog gedeeltelijk mogelijk met aangepast werk en hulpmiddelen. Behandeling door een revalidatiearts is aangewezen. Extra maatregelen: • Gebruik in overleg met de arts een spierverslapper of een pijnstiller. Bedenk wel dat er geen medicijn bestaat wat RSI geneest • Werk aan pijncontrole, doseer uw handelingen,zoek hulpmiddelen. • Besef dat herstel veel tijd, geduld en zelfbeheersing vraagt • Voor mensen met ernstige klachten kan het zin hebben zich aan te sluiten bij de patiëntenvereniging
WIRE Jarenboek 2001-2003
2003
WIRE Activiteitendag 2003 Het Eschermuseum Op 4 oktober vond weer de jaarlijks WIRE activiteitendag plaats. Dit keer in Den Haag in het Eschermuseum.
Steven Nijhuis it jaar was de activiteitendag gewijd aan Escher. Escher is een kunstenaar die iets had met wiskunde en veel wiskundigen hebben iets met zijn tekeningen. In de kelder van het paleis in Den Haag, de vroegere zilverkamer, gaf Hendrik Lenstra een lezing die beide aan elkaar knoopte.
D
De lezing begon met een inleiding over het Droste-effect. Naar het doosje Droste Cacao, waarop een afbeelding staat van een meisje dat een dienblad vast houdt waarop een doosje Droste Cacao staat, waarop een afbeelding staat van een meisje dat ….. De animatie waarin we steeds verder de afbeelding induiken en telkens weer hetzelfde zien, demonstreerde het effect nog sterker. Dit werd ook uitgevoerd op het doosje van La Vache qui rit, waarop een koe staat die in zijn
WIRE Jarenboek 2001-2003
oren een oorbel heeft met hetzelfde doosje. Hierbij moet ook geroteerd worden om het Droste-effect te laten ontstaan. De animatie hiervan is niet prettig om lang te bekijken. Terug naar Escher. Wat heeft hij met het Droste-effect te maken. Veel van zijn tekeningen illustreren andere effecten, maar één ervan heeft Escher nooit echt kunnen completeren: de Prenten Galerij. Na enige studie heeft Escher een knappe tekening gemaakt van een man die in een prentengalerij kijkt naar een tekening van een stad waarin een prentengalerij staat (en raad eens wie er in die prentengalerij staat?). Escher heeft het midden van deze tekening nooit kunnen opvullen.
Voor zijn tekening heeft Escher gebruik gemaakt van zelf gemaakt roosterpapier, dat geroteerd is. Dit roosterpapier heeft hij gebruikt om rechte tekeningen naar de prentengalerij te vertalen. Om de transformatie te laten zien, toonde Hendrik Lenstra het omgekeerde effect: de prentengalerij op een rechte tekening, met spiraal witte spiraal. Door te laten zien dat een wandeling met voldoende stappen (uitdaging: vindt het minimum aantal) altijd eindigt bij de overkant van het witte vierkant in het midden, toonde Hendrik aan dat er sprake is van een geroteerd Droste-effect.
55
2003 Dit heeft Escher waarschijnlijk niet ingezien. Helaas voor Escher heeft hij zijn transformatie ook niet geheel zuiver gemaakt: zijn lijnen buigen net verkeerd om (van convex naar concaaf in plaats van andersom, en het kan zijn dat de auteur van dit stukje ondertussen convex en concaaf heeft verwisseld). Desalniettemin toch zeer knap van de kunstenaar als je ziet hoeveel hoog geschoolden nodig waren om de juiste transformatie in te vullen. Om de tekening te kunnen completeren waren er enkele toevoegingen aan de tekening nodig (daar convex en concaaf verwisseld waren). Een boompje, een toerist, enkele bootjes en wat huizen. Maar wat nog de meeste kritiek opleverde was de toevoeging van een extra tekening in de galerij. De moebiusband met mieren. Deze is van latere datum dan de tekening zelf. Een chronologisch probleem dus. Om de toehoorders verder te overtuigen van de mogelijkheden van transformaties liet Hendrik Lenstra nog enkele andere transformaties zien. Dit leidde tot enkele hoofdpijn verwekkende filmpjes, waarin werd aangetoond dat lang niet alles even herkenbare prentengalerijen opleverde. Een prettige lezing met veel vaart, die ook voor de niet wiskundige aanhang goed te volgen was.
Na de lezing mochten we ieder voor zich door de tentoonstelling heen. In VR, in een speciaal gebouw waarin de grotere kleiner lijkt en veel informatie over de ontwikkeling van Escher zelf.
Uiteraard werd de dag met een uitstekende maaltijd afgesloten.
56
WIRE Jarenboek 2001-2003
WIRE Wie is Wie Gids
WIRE Wie is Wie Gids
WIRE Jarenboek 2001-2003
57
WIRE Wie is Wie Gids
WIRE Wie is Wie Gids Ook dit jaar is de Wie is Wie gids met de groots mogelijke zorgvuldigheid samengesteld. Elk jaar is het vervaardigen van de Wie is Wie gids de gelegenheid om het ledenbestand weer in z' n geheel door te lopen. De actualiteit van de gegevens is echter afhankelijk van de leden. Het kost steeds weer grote moeite om verhuisde leden te achterhalen. Meld daarom dus op tijd veranderingen in adres- en andere gegevens. Controleer daarom of je eigen gegevens kloppen, en meld onvolkomendheden. Dit kan per post of met behulp van email. Verder wensen wij iedereen veel plezier met dit naslagwerk.
Ledenlijst Annemarie Aarts Emile Aarts Ivo Adan Robin den Adel Fons van Aert Joep Aerts Ad van den Akker Marjan van den Akker Patrick Anderson Peter Andriesse Martijn Anthonissen Joost van Baal Dave Bekers Ivana Belgers-van Overmeeren Wim Bens Anita Berendschot-Aarts Gerard Berkers Dirk Bertram Joris Bierkens Axel Bloemen Sieger de Boer Gert Bok Suzanne van Bokhoven Jo Bollen Sandra de Bondt Koen de Bontridder Peter Bost Patrick Bours Job Bozon Gido Brouns Lambert van der Bruggen Jeroen Buskens Piet Cijsouw Frans Claes Jan Jelle Claus Patrick Cleophas 58
Alex de Cock Arjeh Cohen Frank Coolen Bart Cuijpers Resi Cuijpers Diederik van Daalen Rudi Dagevos Maurice Diederen Wil Dieteren Erik Diks Luuk van Dongen Stijn van Dongen Raymond Doyen Jan Draisma Bart van Eekelen Cleola van Eijl Lilian van Erk-Frijters Marijn van Eupen Peter Ferket Margot Franssen Arjan Frijns Roger Geraedts Jacqueline Geurts Petra van Gils Heike Gramberg Willem Jan Grootjans Paul de Haas Luc Habets Conny Hageluken-Paping Friso Hagman Frank Hamers Gaytrie Hanoeman Malo Hautus Pieter Hazewindus Conny van der Heijden Ron Helwig Frits Hendriks
Theo Hendriks Martien van den Heuvel Miguel van den Heuvel Michiel van den Heuvel Jan Hontelez Rob Hoogerwoord Han Hoogeveen Rob van Hooijdonk Rob van der Hoorn Elise Houben Geert-Jan van Houtum Martien van Houtum Antoine Huijben Marie-José HuijbenBackhuijs Gert-Jan van den Hurk Cor Hurkens Jos Jansen Martine Jansen Jeannette Janssen Guido Janssen Elly Jeurissen Leo Keijsers Robert-Jan Kempenaar Marc Kepers René Kerstens Jeroen Keuning Martin Kimenai Sander Klaasen René Klerx Antoon Kolen Jack Koolen Pieter Kop Jansen Niek Kortenoeven Arno Kuijlaars Cindy Kuijpers Pieter Kuppens WIRE Jarenboek 2001-2003
WIRE Wie is Wie Gids Domenico Lahaye Andries de Lange Puck Leijnen Vera Lemmen Kees Lepoeter Marloes van Lierop Linssen Maurice Lousberg Ernest Luijer Richard Lukkassen Joseph Mager Frans Martens Harold Matla Bob Mattheij Judith Matthijsse Piet Medema Hans Mesman Rudi de Mol Roel Moonen Hennie ter Morsche Eric van Mullekom Cees de Munnik Bill Neven Han-Wen Nienhuys Michiel Nijhuis Steven Nijhuis Jo van Nunen Inge van Oijen-van Wegberg Henny van Ooijen Annelies Opstraat Mario van Os Ineke van Overveld Hans Paquay Jan Poirters Erik Postma Jaap Praagman Georg Prokert
WIRE Jarenboek 2001-2003
Henry van Raay Jo Reynaerts Miret Rhoen Remko Riebeek Michiel de Rijcke Jeroen van Rijckevorsel Richard Rijntjes Jack van Rijswijck Judi Rongen-Donk Guido van Rooij Jock de Rooij Piet van Rooij Stefan Rooijakkers Guido Ruiters Jeroen Rutten Eddine Sarroukh Ger Savelkoul Karin Schaap Wim van Schaik Sharon Schalk Lex Schoonen Petra Schuurman Walter Senden Anton Smits Han Smits Sandra Smolders Marc Sol Gertjan van Son Frans Souren Martijn Stam Miranda Stapel Frank Stevers Wim Swinkels Henk van Tilborg Nico Ulder Edwin van Unen Rob Vaessens Arie van der Velde
Jan van der Velden Wil Verbeek Chris Verberne David Verdonk Pieter Vereijken Peter Vergers Peter Verhaegh Wim Verhaegh Rein Verhagen Jacko Verheijen Tom Verhoeff Kees Verhoeven Jack Vermeulen Jos Verrijdt William Verspaandonk Arjen Vestjens Tis Veugen Jeremy Visschers Michel Vollebregt Alfred van de Vorst Pauline Vosbeek Ralf Vranken Marij Vroemen Hans Wanders Gerhard van Wee Jaap Weel Arie Weeren Sander Weijs Frans Werrij Mark van de Wiel Michiel Wijers Johan Willekens René Willems Rob Willemsen Karin Wilmes-van den Akker Peter Zeestraten Patrick Zwietering
59
WIRE Wie is Wie Gids Enkele van onze vrouwelijke leden zijn inmiddels getrouwd en zijn niet onder hun meisjesnaam te vinden in bovenstaand overzicht. Hieronder vindt u een lijstje met de bijbehorende verwijzingen. ♦ Anita Aarts zie Anita Berendschot-Aarts ♦ Marie-José Backhuijs zie Marie-José Huijben-Backhuijs ♦ Judi Donk zie Judi Rongen-Donk ♦ Lilian Frijters zie Lilian van Erk-Frijters ♦ Conny Paping zie Conny Hageluken-Paping ♦ Karin van den Akker zie Karin Wilmes-van den Akker ♦ Ivana van Overmeeren zie Ivana Belgers-van Overmeeren ♦ Inge Wegberg zie Inge van Oijen-van Wegberg
Donateurs Naast de reguliere leden van WIRE zijn er ook mensen die de vereniging een warm hart toedragen. Hieronder een overzicht van onze donateurs. ♦ prof.dr. E.H.L. Aarts ♦ prof.dr. R.M.M. Mattheij ♦ prof.dr. P.L. Cijsouw ♦ dr. H.G. ter Morsche ♦ prof.dr. A.M. Cohen ♦ ir. H.J.M. Wijers
Ereleden Op de ALVvan 1999 zijn 2 ereleden benoemd. ♦ Wil Verbeek ♦ Guido Ruiters
60
WIRE Jarenboek 2001-2003
WIRE Wie is Wie Gids
Studielichtingen 1961
J. Bomhoff (Dijkstra 1970) G.M.J. Genders (Helmberg 1969) C.J.J.M. van Ginneken (Veltkamp 1967) F.J.A. Hendriks (Dijkstra 1966) A. Maranus (Hamaker 1967) P. Medema (Dijkstra 1966) J.P.T. Olislagers (Alblas 1966) P.L.J.M. Pennings (Benders 1966) J. Piepers (Alblas 1966) P.L.J. van Rooij (Veltkamp 1970) H.H. Verspaandonk (Veltkamp 1967) M.A.H. van de Wittenboer (Benders 1967)
1962
C.F.E. Barneveld Binkhuijsen (Bouwkamp 1967) M.L.J. Hautus (De Bruijn 1966) A.M. Hooft van Huijsduijnen (Alblas 1968) H.P.G. Joosten (Helmberg 1969) J.M.J. Kicken (Hamaker 1968) P. Klijzing (Benders 1967) N.J.A. Kortenoeven (Benders 1968) H.N. Linssen (Hamaker 1968) P.W.G. Maas (Benders 1969) H.Q.J. Meershoek (Veltkamp 1967) H.G. ter Morsche (De Bruijn 1967) J.S. Staijen (Benders 1965)
1963
J.M.A.M. Bindels (Benders 1967) L.J.M.W. Bodenstaff (Boersma 1969) C.J.M. Deckers (Benders 1972) G.J.M. Houben (Benders 1966) P.H.G. Huberts (Boersma 1971) Th.M. Joor (Benders 1971) J.B. te Kiefte (Dijkstra 1969) K.J. Metz (Veltkamp 1969) C.R. Perk (Dijkstra 1970) W.J.M. Senden (Dijkstra 1967)
1964
J.J. van Amstel (Dijkstra 1969) Th.G.M. de Beer (Benders 1975) M.F.H.T. van de Broek (Veltkamp 1972) W.H.J. Feijen (Dijkstra 1970) J.D.F. Habbema (Hamaker 1971) J.J.M. Mesman (Lunbeck 1972) A.K. Mioch (Veltkamp 1969) J.M.A. Niekamp (Alblas 1971) W. Pietersma (Lunbeck 1972) M.J. van de Scheur (Boersma 1970) W.L.M.M. Senden (Hamaker 1969) F.J.M.A. Stommels (Hamaker 1968) N.A.M. Zijlstra (Wessels 1970)
1965
W.B.J. Altenburg (Bouwkamp 1970) Th.M. de Boo (Doornbos 1973)
WIRE Jarenboek 2001-2003
A. Cijsouw (Lunbeck 1974) J.W. van de Heuvel (Benders 1972) C.M.H. van de Heuvel-Gerrits (Peremans 1971) A.A.J.M. van de Hooven (Benders 1972) F.J. Jacobs (Alblas 1972) T.A.G.M. Kersten (Wessels 1972) H.S.M. Kruijer (Veltkamp 1971) L. Leeuw (Hamaker 1971) J.F. Mayer (Boersma 1971) E.J. Mendieta (Doornbos 1974) P.A.M.A. Nabbe (Wessels 1972) A.J.L. Paulus (Seidel 1973) J.G. van der Velden (Benders 1973)
1966
J.H.W. Arts (Wessels 1975) J.H. ter Bekke (Lunbeck 1973) A.F. Beuker (Benders 1969) A.J.M. Beulens (Benders 1972) G.C. Chukwumah (Vossers 1969) M.J.R. Clerkx (Wessels 1974) D.T. van Daalen (De Bruijn 1972) E.F. Evers (Hautus 1976) L.L.M. van Gaal (Benders 1974) J.C. van der Ha (Alblas 1973) A.A. van den Hark (Benders 1972) J.K.M. Jansen (Veltkamp 1972) W.M. Kastelijn (Doornbos 1972) J.H. Kessels (Wessels 1974) E.M.A. Klute (Doornbos 1974) J.A.E.E. van Nunen (Wessels 1971) J. Praagman (Doornbos 1972) J.C.W.H.M. Pulskens (Wessels 1976) L.W.G. Strijbosch (Wessels 1975) W.J.A.M. Swinkels (Dijkstra 1973) J.Th.N.M. Thissen (Benders 1972) H.C.A. van Tilborg (Van Lint 1971) E. Ukeje (Alblas 1969) I. Zandleven (Dijkstra 1971)
1967
E.J. Balder (Wessels 1973) G. van Beynon (Alblas 1974) P.K.G.M. van Brunschot (Lunbeck 1974) C.J.B. Dirkx (Benders 1975) E.A. van Doorn (Benders 1974) G.A.M. Eilers (Doornbos 1975) F.L.G. Esser (Wessels 1975) E.W.C. van Groesen (Broer 1973) Th.H.B. Hendriks (Wessels 1976) H.K. Keuning (Wessels 1974) M.A.M. Laarhoven (Peremans 1975) A.J. de Lange (Hautus 1978) A.A.C.M. de Leeuw (Wessels 1974) F.G.S.M. Schul (Wessels 1973) J.P.M. van Straalen (Lunbeck 1976) J. van der Wal (Wessels 1975) C. Weug (Seidel 1975) J.R. Wiekema (Lunbeck 1976)
1968
M.H.W. Bovy (Benders 1974) H.M.H. Cilissen (Benders 1976) G.M.J. Damen (Alblas 1974) P.P.B. Eggermont (Veltkamp 1975) H.B.M. Jonkers (Kruseman Aretz 1978) L.J.M. Keijsers (Lunbeck 1980) H. van der Kooij (Benders 1977) W.J.P.M. Kortsmit (Jansen & Mattheij 1997) A.J. Markink (Dijkstra 1975) J.J.L. Meuffels (Peremans 1976) J.A.A.M. Poirters (Dijkstra 1975) L.P.F.M. van Reij (Lunbeck 1979) W.J.M. Smeets (Dijkstra 1975) H. Tigchelaar (Lunbeck 1979) P.F.G. Vereijken (Veltkamp 1975) P.L. Vergers (Benders 1980) F.F.M.M. Vervoordeldonk (Doornbos 1975) Th.P. van der Weide (Dijkstra 1975) A.P. Willemstein (Hautus 1976)
1969
A.G. van den Akker (Wessels 1976) P.J.A. Banens (Doornbos 1980) A.C.M. Bertens (Benders 1977) S. de Boer (Kruseman Aretz 1976) J.A.M. Bollen (Hautus 1975) R.W.A.M. Fabrie (Kruseman Aretz 1976) W.H. Haemers (Seidel 1975) C.D. Holzscherer (Peremans 1981) M.C.P.M. Kimenai (Benders 1979) P.J.M.M. Ploum (Kruseman Aretz 1978) A.E.M. Rennen (Kruseman Aretz 1978) M.A.M. Vervaart (Benders 1979) J.C.A. van de Vrande (Doornbos 1978) M.A.F. Vroemen (Doornbos 1979) M.J. Vrolijk (Dijkstra 1978)
1970
E. van der Beek (Wessels 1977) B.W.M. Bettonvil (Doornbos 1978) G.W. Bisschop (Peremans 1983) J.J.M. Cuppen (Veltkamp 1978) E.M. Cuppen-Ingenhoven (Wessels 1978) H.A.M. Daniels (Ackermans 1977) R.R. Hoogerwoord (Dijkstra 1979) A.J.E.M. Janssen (De Bruijn 1976) J.F.M. Kaasenbrood (Doornbos 1978) A.W.J. Kolen (Van Lint 1978) A. Leijnen (De Bruijn 1984) J.G. Marcelis (Peremans 1979) F.J.L. Martens (Ackermans 1982) P.E.M. Overes (Rem 1981) J.C.A. van de Schoot (Lunbeck 1977)
61
WIRE Wie is Wie Gids G.J. Teeuwen (Kruseman Aretz 1980) H.A. Wilbrink (Van Lint 1978) R.F.W.M. Willems (Benders 1977)
1971
T.A.M. Baaijens (Alblas 1982) Th.G.J. Beelen (Hautus 1978) P.J. Bost (Hautus 1979) P.M. van Dael-Swinkels (Lunbeck 1978) F.C.M. Doppen (Doornbos 1978) M.M.C. Dorssers (Hautus 1980) L.M.H.E. Driessen (Van Lint 1978) G.H.M. Frederix (De Bruijn 1977) J.C.H. van Gerwen (Veltkamp 1979) C. van der Hoeven (Wessels 1979) H.D.L. Hollmann (Van Lint 1982) J.H.J.A. Krijnen (Rem 1979) P.L.L.J. Linnartz (Wessels 1978) J.P. Pauwelussen (Alblas 1977) J.A. Schouten (Doornbos 1979) J.T. Udding (De Bruijn 1980) A.J. de Vries (Lunbeck 1980) R.M.A. Wieringa (De Bruijn 1978)
1972
G.F.M. Beenker (Van Lint 1980) A.M.J. Bronneberg-Bovy (Wessels 1981) H.P.L. Cloudt (Alblas 1981) H.A.M. Couwenbergh (Wessels 1978) A.M.H. Gerards (Ackermans 1981) J. Kaldewaij (Ackermans 1982) W.J.A. de Kleijn (Veltkamp 1981) J.A.H.M. Koolen (Benders 1981) F.L.M. Lousberg (Rem 1981) J.H.Th.M. van Mil (Ackermans 1982) H.P.G. van Ooijen (Wessels 1980) P. Penning (Peremans 1980) H. Rietbergen (Doornbos 1982) A.H. Roosma (Wessels 1981) A.J.T. Stevenhagen (Lunbeck 1983) M.L.A. Termote (Benders 1982) W.M.M. Tielen (Wessels 1982) R.J.W.M. Verhagen (Kruseman Aretz 1989) L.W. Wennekes (Seidel 1982) P.S.P.J. Werter (Doornbos 1979) C.W.M. Worms (Lunbeck 1980)
1973
N.H.G. Baken (Alblas 1981) J.W.B. Baltussen (Van Hee 1986) E.E.M. van Berkum (Doornbos 1981) W.C.P. Braun (De Bruijn 1984) J.B.M. van Doremalen (Wessels 1982) M.J.V. Engelen (Rem 1981) R.A.A.M. Geilleit (Wessels 1980) E.L.L.M. Gommers-Staring (Donkers 1998) J. de Graaff (Peremans 1983) W.J.M. Halve (Seidel 1981) M.L.P. van Lierop (Rem 1983) D.A.M.M. Metzemaekers (Boersma 1981)
62
J.T.M. Pieck (Wessels 1981) J.A. Riedel (Veltkamp 1981) H.M.J.L. Schols (Rem 1985) N.N.T. Thijssen (Benders 1980) T.L.A. Verhagen (Boersma 1981) S.R. van Vliet (Benders 1982) M.E.S. Vogels (Ackermans 1981)
1974
H. Boers (Wessels 1982) P.A.B. Coebergh-van de Braak (Van Lint 1982) P.J.E.M. Coenen (Benders 1984) G.J.M. Dirks (Cijsouw 1988) J.C. Ebergen (Dijkstra 1983) S.J.L. van Eijndhoven (Ackermans 1979) A.H.W. Geerts (Benders 1985) L.P. Geubbels (Wessels 1982) M.H.M. Hendrikx (Wessels 1980) R.J.J. van der Hoorn (Benders 1984) P.H.M. Janssen (Hautus 1981) R.G.M. Janssen (Lunbeck 1983) R. Klerx (Seidel 1984) P.J. de Lange (Veltkamp 1986) M.J.G. Lenssen (Wessels 1982) A.J. van Lier (Alblas 1981) J.E. Mul (Wessels 1983) C.L.M. van Pul (Van Lint 1982) M.A.J. Roebroek-Starmans (Wessels 1981) G. Roelofsen (Van Lint 1982) F.C.J.P. Stevers (Benders 1984) F.S.H.M. Werrij (Benders 1983)
1975
J.P.H. Aerts (Rem 1981) P.A.G. Aerts (Wessels 1984) F.P.M. Beenker (De Bruijn 1982) H.M.A. Camp (Boersma 1984) S. Geldof (Benders 1981) W.J. van Gils (Van Lint 1982) H.J.A.M. Heijmans (Ackermans 1981) M.B.J. van Heijst (Veltkamp 1983) J.A. Hendriks (Veltkamp 1988) P.W.M.M. Hermans (Benders 1984) M.H.A.L. van den Heuvel (Wessels 1987) K.E. Hinskens (Benders 1983) A.S. de Jong (Veltkamp 1987) C.L.M. de Lange (Brouwer 1990) B.R. Meijboom (Hautus 1982) W.L. van de Meulen (Hautus 1984) C.A.T. de Munnik (Hautus 1987) M.F.L. van Nielen (Wessels 1984) J.H.M. Paquay (Wessels 1981) A.D. Poley (Boersma 1981) F.J. Sauter (Kruizinga 1984) J.G.M. Schaminée (Kruseman Aretz 1981) A.P.F. Smeulders (Doornbos 1983) W. Stoelhorst (Van de Ven 1985) J.B. Swenker (Veltkamp 1982) G.P.J.M. Tiemersma-Thoone (Boersma 1980) H.J. Tiersma (Van Lint 1982) E.J.M. Tromp (Benders 1987)
G.H. in ' t Veld (Veltkamp 1983) M.W.P. van der Venne (Alblas 1982) D.J. Verdonk (Rem 1984) L.M.M. Veugen (Wessels 1981) J.G.G. van de Vorst (Kruseman Aretz 1982) H.W. Wiersma (Rem 1984) J.B.T.M. Willemse (Veltkamp 1981) R.T. Willemsen (Wessels 1984)
1976
M.A.C. van Bakel (Boersma 1985) P.J.H.M. Boots (Kruizinga 1983) J.M. Buckens (Doornbos 1982) T.M. Doup (Benders 1983) M.A.I.G. Heynen (Veltkamp 1986) L.J.M. Hulsen (Van de Ven 1985) C. Lepoeter (Boersma 1985) W.P.M. van der Linden (Veltkamp 1985) I.J.M. Neervoort (Veltkamp 1985) R. Nijborg (Veltkamp 1986) A.C.P. van Nijnatten (De Graaf 1982) G.N. Peeren (Veltkamp 1985) P.G.M. Penders (Veltkamp 1984) J.M.F. Peters (Veltkamp 1984) H.F. van Raay (Remmen 1986) R.V.H. Rooijakkers (Wessels 1984) G.M.A. Rutten (Alblas 1983) M.M.J. Schaffrath (De Graaf 1984) J.A.M.M. Scheepers (Rem 1986) G.H.W.M. Schellen (Kruseman Aretz 1984) A. Stein (Doornbos 1983) F.P.J.M. Verhees (Remmen 1983) T. Verhoeff (Rem 1985) A.H. Veringa (Benders 1984) W.J.P.H. Verkerk (Benders 1986) A.L.B. Veugen-van Vroonhoven (Doornbos 1983) R.J. van der Vliet (Alblas 1983) M.A.J. Voermans (Veltkamp 1984) C.A.H. Vos (Remmen 1988) L.L.M. van der Wegen (Hautus 1986) P.J.H. Zeestraten (Veltkamp 1983) G. Zwaan (Hautus 1984)
1977
M.J. van Althuis (Rem 1987) G.J.H.W. Berkers (Wessels 1986) M.J.H. Couwenberg (Van de Ven 1985) G.H.M. Cremers (Wessels 1984) H.M. Demandt (Benders 1985) W.A.A.F. Dirkx (Veltkamp 1986) W.J. Duijvelaar (Veltkamp 1986) J.M. van de Elzen (Wessels 1986) L.F.M. van Gestel (De Bruijn 1983) C.A.J. Hurkens (Benders 1984) J.J.E. Indenkleef (Veltkamp 1984) R.J. Kemper (Hautus 1987) M.J. Kerkhof (De Graaf 1986) A.J.J. Kloks (Van Lint 1986) J.H.M. van Kuijk (Doornbos 1986) J.C.J.J. van der Leur (Van Lint 1986) J.W.C.A. Lokin (Lunbeck 1981) A.J. Maatman (Schweigman 1987)
WIRE Jarenboek 2001-2003
WIRE Wie is Wie Gids F.J.J.M. Merkx (Van Lint 1986) M.J.W. Thijssen (Kruseman Aretz 1987) B.P.E.M. Verdiesen (Benders 1984) G.J.C. Verhoef (Boersma 1986) P.J.M. Verhoeven (Van Hee 1988) H.W.M. Witlox (Boersma 1983)
1978
T.J.R.M. van der Aa (Rem 1986) R.L.P. Baetsen (Remmen 1987) J.P. Boly (Van Lint 1986) L.H.W.A. van de Bosch (Remmen 1986) C.H.M. van Erk-Frijters (Wessels 1987) M.C. van Gijlswijk (Wessels 1986) P.A.M. van Grinsven (Veltkamp 1986) M.W. van der Ham (Van Lint 1988) R.A. Harlé (Rem 1985) W.H.M. van Hassel (Van de Ven 1988) J.A.M. Hontelez (Wessels 1985) A.G. Jansen (Veltkamp 1985) A.P.J.M. Kleijberg (Veltkamp 1987) J.S. van de Kruijs (Van de Ven 1986) E.P.J. Kuijpers (Rem 1985) C.P.H.M. Laurijsen (Veltkamp 1987) G.E.A. Lousberg (Rem 1985) J.J.J.M. Otten (Cijsouw 1988) A.A.F. Peters (Van de Ven 1986) P.M.J. Rongen (Van de Ven 1986) S.L.C.M. Rooijackers (Wessels 1986) M.F.M. Schlüper (Rem 1987) R.J.M. Schmitt (Van Lint 1987) G.T. Slootbeek (Doornbos 1987) J.G.M.M. Smits (De Graaf 1984) G.J.E.M. van Son (Van Hee 1989) F.J.M. Souren (Veltkamp 1986) M.A.E. Tempels (Van Lint 1987) P.A.J. Tilanus (Benders 1985) J.M.M. Verbakel (Kruseman Aretz 1985) C.J.A. van Vught (Boersma 1987) P.R. de Waal (Wessels 1985) P.M.L. van der Zee (Rem 1986)
1979
R.H.M. Appelmans (Sander (Bdk) 1988) F.J.H. Böinck (Van Lint 1988) J.C.M. van de Buijs (Van Hee 1987) P.B. Busschbach (Van Lint 1986) G.A. Bussing (Van Hee 1986) H.W. Buurman (Veltkamp 1987) E.A.J. van de Coevering (Linssen 1991) M.J.F.M. Corten (Wessels 1987) R.C.M.H. Douven (Doornbos 1988) T.J. Engelen (Veltkamp 1987) F.D.C. Evers (Wessels 1986) M.G.L. Gerretzen (Benders 1986) A.H.J. Gerrits (Doornbos 1988) A.P. de Grient Dreux (Wessels & Van der Wal 1987) E.J.L.J. van Heyst (Van Lint 1988)
WIRE Jarenboek 2001-2003
C.P.M. van Hoesel (Van Lint 1986) G.J.H.H. van den Hurk (Hautus 1987) R.J.H. Kempenaar (Rem 1987) G.H.A. Kocken (Benders 1988) P.S.M. Kop Jansen (De Graaf 1988) M.J. Lahaye-Ghering (Ruys 1987) F.D. Mesman (Benders 1988) R.M. de Mol (Wessels 1986) H.F. Moll (Rem 1985) M.J.W.J.M. Mooren (Wessels 1987) J.C.H.M. Philippens (Wessels 1987) J. Pieterson (Van de Ven 1986) J.M.C. Reynaerts (Wessels 1986) P.F.M. Sieben (Wessels 1987) M.H.M. Smid (Van Lint 1986) M. de Smit (Benders 1987) J.W.H. Tangelder (Rem 1986) L.M.G.M. Tolhuizen (Van Lint 1986) H.M.M. van de Wetering (Rem 1985)
1980
I.J.B.F. Adan (Wessels 1987) J.T.G.M. Adriaansen (Van Hee 1989) H.M.M. Arts (Van Hee 1988) W.E.J.M. Bens (Wessels 1988) M.C. Buitelaar (Boersma 1987) A. Groenenboom (De Graaf 1986) C.C.M. Hageluken-Paping (Doornbos 1987) P.J. Hazewindus (Rem 1985) R.L.M. Helwig (De Jong 1988) W.J. Janse (Rem 1988) F.J. Jansen (Doornbos 1988) M.A.M. Kerstens (Doornbos 1989) W.E.H. Kloosterhuis (Rem 1987) A. Koopman (Wessels 1987) W.H.F.J. Körver (Rem 1987) P.H. van Lieshout (Van de Ven 1986) W. Lisowski (Benders 1982) G.P.J.F.M. Maas (Van de Ven 1987) J.W.L.J. Mager (Rem 1987) P.H.C.A. Merkhof (Kaldewaij 1988) W.H.L. Neven (Hautus 1988) H.J.H. Notermans (Van Hee 1986) M.H.M. van Os (Van Hee 1986) W.M.C.J. van Overveld (Van Lint 1986) E.R. Peterse (Benders 1989) J.J. Pirée (Wessels 1987) J.A. La Poutré (Rem & Van Lint 1986) J.P. Repkes (Zijm 1988) M.M.M. Schmeetz (Wessels 1988) J.H. van der Schoor (Wessels 1988) A.J. Seebregts (De Jong 1988) A.G.M. Smits (Van Hee 1987) J.M. Soethoudt (Hautus 1988) P.M. Soons (Kaldewaij 1990) C.F.M. Verberne (Van Hee 1986) C.J. Wallé (De Jong 1988) R.H.H. Wester (Van Hee 1987) K.M.F.M. Wilmes-van den Akker (Benders 1988)
1981
M.F.G. Berendschot (Van Hee 1988)
J.A.H.W. Berendschot-Aarts (Rem 1988) G.M.H. Budé (Wessels 1988) A.J.M. de Cock (De Jong 1990) A.J.M. Daanen (De Graaf 1989) G.L.A. Derks (De Graaf 1988) W.H.A.M. Dieteren (Mattheij 1988) M.A. Dorenbos (Van Hee 1988) A.J.M. Driessens (Wessels 1988) H.F.J.A. Engels (Rem 1988) H. van Evert (Rem 1988) P.J.W.M. Geenen (Benders 1989) R.L.M.J. Habets (Benders 1988) J.P.M. van de Heuvel (Brouwer 1989) M.W. van den Heuvel (Linssen 1988) M.C.G.P.M. van Houtum (Van de Ven 1988) A.J.M. Huijben (Veltkamp 1987) M.J.A.T. Huijben-Backhuijs (De Jong 1988) C.J.M. Janssen (Linssen 1988) R.A.A. Keijzers (Remmen 1988) W.P.A. Kenstra (Benders 1989) J. Kuipers (Van der Wal 1988) E. Kwast (Rem 1987) R.T.M. Merkx (Van de Ven 1988) A.M. Paulis (Wessels 1987) S.P.P. Pronk (Rem 1988) H.C. Rongen (Van de Ven 1988) J.M.J. Rongen (Aarts 1989) A.J.M. Siper (Van de Ven 1988) K. van Sleeuwen (Benders 1988) R. de Smit (Benders 1988) P.R.J.M. Smits (Van de Ven 1987) M.A.L. Stroucken (Hammer 1988) F.B.J. Thijssen (Benders 1989) J.C.W. van Vroonhoven (Van de Ven 1988) H.E. Wanders (Van Lint 1987) F.A.W. Wester (Zijm 1988) P.J. Zwietering (Aarts 1988)
1982
L.J.M. Belde (Boersma 1988) C.A.M. van Berkel (De Graaf 1987) G.J. Bok (Benders 1988) J.N.E. Bos (Rem 1987) E.M.E. Feijen (Van de Ven 1988) A.J.M. van Gool (Van de Ven 1988) W.A. Hazejager (Doornbos 1988) K.K. Hong (Doornbos 1987) M.J.F. Huijsmans (De Jong 1988) M.J.M. Huijsmans-van Stiphout (Benders 1988) J.C.M. Janssen (Van Lint 1988) P.C.J. Jeurissen (Linssen 1988) R.W.P. Koeijvoets (Van Lint 1989) C.A.M. Kolen (Van Lint 1988) P.M.J.M. Koonings (Ruys 1989) M.E. Kramer (De Graaf 1987) A.B.J. Kuijlaars (De Graaf 1987) M.T.G.A.R. Mans (De Graaf 1987) J.L.H. Meyers (De Graaf 1987) J.C.M. Moonen (Wessels 1988) R.P.M.L.C. van den Nieuwenhoff (Kuiken 1988) R.E.H. Pauwels (Doornbos 1987)
63
WIRE Wie is Wie Gids A.M. Peeters (De Graaf 1987) M.J.P. Pijnenburg (Sander (Bdk) 1988) M.W.J. Prinsen (Withagen 1989) G.J.G. Ruiters (Kuiken 1988) W. van Schaik (Aarts 1988) W.G.H. Verbeek (Van de Ven 1988) P.J.G. Verhaegh (Benders 1987) J.F.J. Vermeulen (Benders 1989) R.P.M. de Veth (Van der Wal 1988) J.R. van der Waerden (Van de Ven 1990)
1983
A.M.M. Bastiaansen (Ruys 1988) H.J.M. Bastiaansen (Van de Ven 1988) B.M. Cuijpers (Van de Ven 1989) A.F. Dekkers (Aarts 1988) R.J.N. Fey (Van der Wal 1989) M.H. Franssen (Wessels 1989) J.G. Goorden (Rem 1988) M. Haas (Benders 1989) B.J. Hogervorst (Mattheij 1989) J. Hoogendoorn (Van der Wal 1988) M. Hoogwerf (Jansen 1989) K. Koenen (Van de Ven 1989) L.J.G. Langenhoff (Zijm 1988) J.P.M. Laumen (Ter Morsche 1988) F.J.C.M. Leurs (Van de Ven 1990) J.H. Linskens (Ruys 1989) J.H. van Lint (Van Lint 1988) E.M. Luijer (Van Lint 1989) E.H.L.B. Nelissen (Zijm 1988) G.V. van Rooij (Van Tilborg 1989) P.J.N. de Rooij (Van Lint 1989) J.H.M. Rooijmans (Wessels 1988) J.G.M. Schoenmakers (De Graaf 1988) R.T.P. Sommers (Benders 1988) L.J.P. Timmermans (Jansen 1989) P.J.W. Voetman (Van der Wal 1989) P.H.J. Vosbeek (Van de Ven 1989)
1984
J.M. van den Akker (Brouwer 1990) E. Blaakman (Hautus 1991) J.F. Bozon (Wessels 1990) L.J.J. van der Bruggen (Lenstra 1990) P.L.H. Cleophas (Zijm 1990) F.P.A. Coolen (Sander (Bdk) 1989) H.A.J. van Elderen (Nijman (KUB) 1990) R.J.H. Geraedts (Linssen 1991) P.J.A. Gulikers (Jansen 1989) P.C.A. de Haas (Van Eijndhoven 1990) L.C.G.J.M. Habets (Hautus 1989) M.H.G.M. Haenen (Aarts 1990) A.J.M. Jacobs (Kuiken 1989) W.S.G. Janssen (Van der Wal 1990) J.H. Koolen (Brouwer 1990) R. Lokers (Brouwer 1989) J.J.H. Meijers (Van Tilborg 1991) G.H.M. Meulendijks (Withagen & Talman (KUB) 1990) S.A. Nijhuis (Van der Wal 1989)
64
C.F.M. de Pauwels-de Man (Van der Wal 1991) M.A. Peters (Hautus 1989) R.A.N. Rijntjes (Aarts 1991) K.I. Schaap (De Jong 1991) J.A.W. van der Spek (Kuiken 1989) P.P. Tas (Van de Ven 1990) N.L.J. Ulder (Van Lint & Aarts 1990) E.L.M. van Unen (Withagen & Talman (KUB) 1990) R.J.M. Vaessens (Van Lint & Aarts 1990) G.A.L. van de Vorst (Jansen 1989) A.J.T.M. Weeren (Hautus 1991) M.A.H.J. Welten (Linssen 1990)
1985
A.J.A. van Aert (Van der Wal 1991) P.J. Andriesse (Linssen 1990) C.J. van Antwerpen (Van Lint 1990) M.J.M.M. van Asperdt (Van Lint 1990) D.J. Bertram (Kuiken 1991) A.A.F. Bloemen (Aarts 1990) P.A.H. Bours (Van Tilborg 1990) M.J.H. Diederen (Aarts 1991) S. Engelen (Linssen 1991) M.J.M. van Eupen (Van Lint 1990) J. Francke (Van Tilborg 1991) A.J. de Gast (Van der Wal 1991) J. Geerdink (Lenstra 1992) A.A.M. van Gruisen (De Jong 1991) F.M.C.J. Hamers (Van der Wal 1991) B.C.J.M. van der Heijden (Van der Laan 1992) G.J.J.A.N. van Houtum (Zijm 1990) M.M. Jansen (Wessels & Van der Wal 1991) M.J.A.L. van Kraaij (Wessels 1991) F.O. van Leeuwe (Kuiken 1991) N.J.C. Lous (Van Tilborg 1989) R.W.J. Lukkassen (Aarts 1990) C.J.M. van Oijen-van Wegberg (Boersma 1992) J.E.M. Opstraat (Linssen 1991) F. Polling (de Jong 1998) M.H.H. Rhoen (Van der Wal 1991) S.A.W. Roijakkers (Van Tilborg 1990) J. Rongen-Donk (Lenstra 1992) E. Schijfs (Trentelman 1990) C.M.P.A. Smulders (De Graaf 1992) M. Sol (Van Lint 1990) C.J. Speck (Van der Wal 1991) A.P.A. Theune (Donkers 1990) W.F.J. Verhaegh (Aarts 1990) W.A. van de Waarsenburg (Wessels 1991) P.M.E.J. Wijckmans (Kuiken 1991)
1986
A.C.T. Aarts (Van de Ven 1992) L.H.M. Arts (De Kok 1992) J. van Bemmelen (Linssen 1992) P.A.J. Bijl (Van der Wal 1993) P.H.J. Bijsmans (Van der Wal 1992) C.J. de Blois (Van der Wal 1991)
M.A. de Boer (Van Tilborg 1992) V.W. Buskens (Van Tilborg 1992) E.R. van Dam (Brouwer 1992) P.F. Dieleman (Linssen 1992) R.C.A. van Dongen (Aarts 1991) C.A. van Eijl (Brouwer 1991) P.M.A. van Gils (Van Tilborg 1992) M.W. Heemskerk (Lenstra 1991) N.A.J. Helmes (Mattheij 1992) P.E.M. van Helvoort (Wessels 1991) A.A.M. van der Hoeven (Van der Laan 1995) W.J.M. Janssen (Van der Laan 1991) C.M.H. Kuijpers (Lenstra 1993) R. Lagendijk (Van der Wal 1992) J.T.W. Lamboo (Van der Wal 1992) E.S.A.M. Lepelaars (Boersma 1992) M.W.H. van de Loo (Van der Wal 1992) M.W.B. Mennen (Van der Wal 1992) M.J.P. Peeters (Van Tilborg 1991) R.A.M.J. Perelaer (Lenstra 1992) M.J.M. Pernot (Van der Wal 1991) E.T. Puschmann (Hautus 1991) G.C.G.M. Reuvers (Wessels 1991) M.M.A. de Rijcke (Van Eijndhoven 1992) J.J.P. van Rijswijck (Aarts 1993) J.R. van Rossum (Van der Laan 1992) M.M.W. Stapel (Lenstra 1992) M.J.F. Vaes (Van der Wal 1992) F.H.M. Verhoeven (Wessels 1992) W.J.M. Verkooijen (Lenstra 1991) J.H.C.M. Verrijdt (De Kok 1992) R.A.J. Wijnen (Van der Wal 1991)
1987
J.Y. Blokdijk-Hoekstra (Van der Wal 1993) J.D. Breen (Donkers 1992) L.P.A. Clijsen (Van der Wal 1993) M.E. van Dijk (Van Tilborg 1993) S.M. van Dongen (Cohen 1994) R.W.M.G. Doyen (Van Tilborg 1992) J.C. Duim (Boersma 1993) P.J.J. Ferket (Mattheij 1992) P.H.A.J.M. van Gelder (Hautus 1991) J.H.J. Geurts (Lenstra 1992) G.J.W. Hagenaars (Aarts 1993) H.P.J. de Heer (Van Eijndhoven 1993) S.D.W. Hoevenaars (Lenstra 1992) F.B.S.L.P. Janssen (De Kok 1993) P.P. Jennissen (Van Tilborg 1992) A. Klerk (Van der Wal 1993) P.W. Kuppens (Brouwer 1993) M.P.E. Martens (Withagen 1993) J.A. Matla (Wessels 1993) M.A. Mittelmeijer (Van der Wal 1993) F.H.S.P. Nijsten (Wessels 1994) M.A. Odijk (Wessels 1991) F.C. Pietersz (Linssen 1995) R.J. Riebeek (Brouwer 1992) R.H.G. Rovers (Van der Wal 1993)
WIRE Jarenboek 2001-2003
WIRE Wie is Wie Gids M. Sanichar (Van der Wal 1997) A.H.H. Schijndel (Wessels 1994) A.T.S.C. Schoonen (Van Tilborg 1994) J.P.A. Verstraten (Lenstra 1993) P.J.M. Veugen (Van Tilborg 1991) P.W.C. Vosbeek (Mattheij & ten Thije Boonkkamp 1993) W.W. Wakkerman (De Kok 1993) R.E.J.M. Waucomont (De Kok 1993) T.A. van Woensel (Van Eijndhoven 1997) C.H. Zuidema (Van der Wal 1993)
1988
P.D. Anderson (Mattheij & Jansen 1994) J.E. van Baal (De Graaf 1996) G.W.P. Charlier (Van Soest (KUB) 1993) T.H.M. Cuijpers (Van der Laan 1995) D.J. Dagevos (Wessels 1994) R.A.D. van Hooijdonk (Lenstra 1996) R.J.H. Janssen (Wessels 1994) J. van Kol (Wessels 1994) S.H.J.J. Leenders (Wessels 1993) R.H.A.M. Lieshout (Mattheij 1995) R. Ligtmans (Boersma 1994) E.J.A.A. van Mullekom (Lenstra 1994) M.J. Noot (Jansen 1993) M.T.M. Penders (Mattheij 1994) R.M.P. Pieters (Van der Laan 1994) L.M.M. Royakkers (Nederpelt 1993) J.H.G.C. Rutten (Lenstra 1994) M.H.A.M. van Schalen (Van der Wal 1994) S. Schalk (Van Eijndhoven 1994) F.R.A.M. Standaert (Mattheij 1994) A.M.G. Vandevelde (Lenstra 1994) M.M.J. van Weert (Van Tilborg 1993) A. Wigmans (Mattheij 1994) H.C. Wijbenga (Einmahl 1995) R.M.A. Willems (Huijberts 1998)
1989
I.J.P. Belgers-van Overmeeren (Van Tilborg 1997) M.M.M. Bessems (Withagen 1995) S.M.E. den Biggelaar (Van der Laan 1995) E.A.A. de Brouwer (Lenstra 1995) E.B. Diks (Van der Wal 1993) A. Gonenc (Wessels 1998) E.M.P. Houben (Wessels 1996) R.W.M. Jeurissen (Van der Laan 1994) A.E.T. Kint (Van der Laan 1994) R.H.E.R. Lemmens (Van der Laan 1994) R.J. Nijboer (Van Eijndhoven 1994) H. Ritsema (De Kok 1995) C.L.E. Schobben (Van der Laan 1995) A.G.I. van der Velde (Hautus 1995)
WIRE Jarenboek 2001-2003
W.M.L. Verspaandonk (Jansen 1999) A.P.A. Vestjens (Aarts 1993) E.J. Voogt (Van Eijndhoven 1997) S.J. van Vugt ( ) J.I. van Zante-de Fokkert (Van der Laan 1993)
1990
R. den Adel (Van de Ven 1996) M.J.H. Anthonissen (De Graaf 1995) J. Boelaars (? 1997) S.N. de Bondt (Wessels 1995) J.B.P. Borst (Van Tilborg 1997) W.A. van den Broek (Mattheij & Jansen 1996) J.J.G. Buschgens (Mattheij 1996) F.A.M. Claes (Einmahl 1996) E.J. Eichhorn (Van Tilborg 1996) M. Geilen (Einmahl 1997) H. Geldof (Van der Wal 1995) C.H.T.M. van der Heijden (Wessels 1995) C.J.M. Hendrikx (De Kok 1996) K.J. Keuning (Van Tilborg 1995) S.A.M. Klaasen (Wessels 1996) J.H.A. de Kok (Mattheij 1996) H.T.M. van de Mortel (Van der Laan 1996) P.J. Oonincx (Van Eijndhoven 1995) C.C. Resing (Van der Laan 1996) J. de Rooij (Wessels 1997) P. Schuurman (Van Tilborg 1995) A.A.J.M. Standaert (Van der Laan 1995) A.J. Verreijen (Wessels 1997) J.J.M. Vlug (Van der Laan 1996) R.J. Willemen (Lenstra 1996)
1991
S.E.M. van Bokhoven (Van der Laan 1996) G.C. Brandt (Lenstra 1998) M.L. Claassen (Van der Laan 1997) B. Friesen (Van der Laan 1997) S. Hanoeman ( ) W.P.M.H. Heemels (Hautus 1995) E.A.A. Kaul (Van der Laan 1997) P.A.F. Klomp (van der Laan 1998) I.H.A. Knobbe-Knops (Van der Laan 1996) D.G.C.M. van Kuijk (Van der Wal 1996) J. Matthijsse (Van der Laan 1996) T.P.J. Passier-Timmermans (Van der Laan 1997) A. Rian (Hautus 1997) J.M. van Rijckevorsel (Brouwer 1996) A.G. van Rooijen (Van der Wal 1997) M. Sas (Van Tilborg 1996) A.A.P. Schuurmans (Van Eijndhoven 1996) M.J.E. Smeets (Cohen 1995) C.H.L. Snijders (Einmahl 1997) P. Stevelmans (Mattheij 1997) R.M. Stroeks (Van Tilborg 1998) R.T. Suurmond (Wessels 1996)
S.I. Tan (Linssen 1996) P.G.F. Trijp (Van der Wal 1998) R.G.W. Vaessen (Van der Laan 1996) J.L.M. Verberk (Van der Wal 1997) J.H.M. Verheijen (Van der Laan 1996) J.W.C.H. Visschers (De Kok 1996) A.R. Voerman (Simonis 1999) J.J.M. Weel (Stoorvogel 1997) S. Weijs (Van Tilborg 1997)
1992
S.A.M. Baert (Mattheij 1998) G.N. Bakker (Van der Laan 1998) K.M.J. de Bontridder (Lenstra 1997) J.P.E. Buskens (Mattheij 1997) M.J.M. Courtin (Mattheij 1997) E.P.E. Cuijpers (Van Tilborg 1997) R.A. van Es ( 2001) H.J.J. Gramberg (Van de Ven 1998) J.C.W. de Groot (Van der Laan 1998) F. Hagman (Jansen 1998) B.F. Middel (? 1997) H.W. Nienhuys (Van Eijndhoven 1998) M.B. Nijhuis (Van der Laan 1997) R.F.H. Receveur (Mattheij 1997) J.A.M. Roelen (Van der Wal 1999) J. Roels (Van der Laan 1999) B.E. Sarroukh (Hautus & van Eijndhoven 1996) M.J.D. Slob (Mattheij 1997) S.M.P. Smolders (Boersma 1997) R.M.G.M. Trines (Van Eijndhoven 1998) S.L.E. Vos de Wael (Wessels 1996) M.A. van de Wiel (Van der Laan 1996) J.P. Willekens (? 1997)
1993
J.J.D. Aerts (Lenstra 1998) M.F. Arnoldus (Boxma 1999) C.M.J. Beister (Van der Laan 1999) D.J. Bekers (Van de Ven 1999) P. van den Berg (Van der Laan 1998) L.J.M. van Dongen (Van der Wal 1998) J. Draisma (Cohen 1998) D.A.H. Gijsbers ( 2001) S. Huisman (Van der Wal 1999) J.H.J. Janssen (Van der Laan 1998) J.M.L.M. Jobses ( 2001) J.P.W. van Kempen (Van der Laan 2000) L.S. Lengowski (Mattheij 1998) R. Moonen (Van der Laan 1998) M. Pudlo (Van der Laan 2000) S.J.L.A. Rooijakkers (? 2000) G.J.M. Savelkoul (Einmahl 1999) E.F. Schrier (Van der Laan 1999) M. Stam (Van Tilborg 1999) J.C.J. Verhoeven (Mattheij 1998) S. Verspagen (Van der Laan 1999)
1994
M.A.A. Boon (Van der Laan 1999) G.A.J.F. Brouns (Van der Wal 1998)
65
WIRE Wie is Wie Gids A.P. de Doelder (Van der Laan 1999) J.A.W. Goes (Van der Wal 1999) T.M.A. van der Hoofden ( 2001) S.H.M.J. Houben (Mattheij 1999) M. Kepers (Van der Laan 2000) J.M.B. Kroot (Van de Ven 1999) V. Lemmen (Van de Ven 1999) C.A.M. van Moll (Stoorvogel 1999) M. Vollebregt (Van der Laan 1999) M.W.M. Zegers (Lenstra 1999)
R.E. Eisinger (Lenstra 2001) W.N. Foppen (Einmahl 2000) H.J. Haasakker ( 2001) P.J. Heres ( 2001) R.M.P. Hermans (Van der Wal 2000) O.W. Laseroms (Einmahl 2000) R.G.C. Ron Sebregts ( 2001) P.M. van de Ven ( 2001) R. Vranken (Boxma 2001) C.C.A. Vrijland ( 2001)
T.A.H. Boeijen ( 2001)
B.J.A. Aarts-Wouters (? 2000)
1995
1996
M.X. van den Broek ( 2001) R. Duits ( 2001) I.E.M. Severens ( 2001) M.M. Swier ( 2001) H.J. Verschuren ( 2001)
1997
W.J. Grootjans (Mattheij 1999) R. Lord ( 2001)
1998
H.J.M.A. Neggers ( 2001)
Aantal afgestudeerde TU/e-wiskundigen
66
WIRE Jarenboek 2001-2003
WIRE Wie is Wie Gids
Werkgeversoverzicht A.S.T. Computers Gert Bok ABN AMRO Bank N.V. Remko Riebeek ABP Frans Claes Acadia University Jeannette Janssen Allshare Personnel B.V. Henry van Raay Anker Systems B.V. David Verdonk ASML Ger Savelkoul Jeroen Rutten Pieter Kuppens Vera Lemmen Willem Jan Grootjans Assembléon B.V. Puck Leijnen AT-DLO Conny van der Heijden Atos Origin Anita Berendschot-Aarts Chris Verberne Elise Houben Jeroen Keuning AXA Verzekeringen Peter Andriesse Axxicon Moulds Eindhoven Arie van der Velde Baan Jos Verrijdt Marc Sol Bens & Partners B.V. / Media Plaza Wim Bens Bernardinuscollege Marie-José HuijbenBackhuijs Brink Groep B.V. Gertjan van Son BT Adastral Park Cleola van Eijl
WIRE Jarenboek 2001-2003
Cap Gemini Ernst & Young B.V. Bart Cuijpers Harold Matla Miranda Stapel CBS Elly Jeurissen Gert-Jan van den Hurk Jeremy Visschers Michel Vollebregt C-CONTENT B.V. Eric van Mullekom Centre for Quantitative Methods - CQM B.V. Arjen Vestjens Chipper Nederland VOF Lex Schoonen CMG Frank Hamers Jacko Verheijen Jeroen Buskens Patrick Zwietering Cogit Corporation Pieter Hazewindus Corus Leo Keijsers Wil Dieteren DAF Trucks N.V. Gerard Berkers De Nederlandsche Bank N.V. Roger Geraedts Sandra de Bondt Deepground Image Solutions B.V. Robin den Adel Deloitte Consulting Erik Diks Dienst Landbouwkundig onderzoek Agrotechnologisch onderzoeksinstituut Alfred van de Vorst Diff Stijn van Dongen
DSM Engineering Plastics Frans Souren Duyverman Computer Centrum Sieger de Boer EDS International B.V. Wil Verbeek Embedded Systems Institure Marloes van Lierop Erasmus Universiteit Rotterdam Jo van Nunen Pieter Kop Jansen Sharon Schalk Ericsson Jeroen van Rijckevorsel Essent N.V. Edwin van Unen Etam retail Services (Etam groep) Richard Lukkassen Fontys Hogescholen Jan Jelle Claus Lilian van Erk-Frijters Freelance automatiseerder Guido Janssen Heijnis en Koelman B.V. Suzanne van Bokhoven Heineken Nederland B.V. Rob van der Hoorn Hogeschool Brabant Hans Mesman Hogeschool Eindhoven Andries de Lange Cees de Munnik Marij Vroemen Martine Jansen ICT Embedded B.V. Robert-Jan Kempenaar IMAG Rudi de Mol Intentia Americas Fons van Aert
67
WIRE Wie is Wie Gids
Interpolis N.V. Judi Rongen-Donk Miret Rhoen IQUIP Informatica B.V. Mario van Os Jansen Pharmaceutica René Kerstens Katholieke Universiteit Brabant Cindy Kuijpers Katholieke Universiteit Leuven Arno Kuijlaars KLM Royal Dutch Airlines Rob Vaessens KPN Frans Werrij KPN Telecom Petra van Gils KPN Telecom B.V. / Enterprise Solutions Nederland Karin Wilmes-van den Akker KTA B.V. Rein Verhagen Lagant Management Consultants Ad van den Akker Logica B.V. Ernest Luijer Guido Ruiters LOGIKOR Niek Kortenoeven LogReport ;\\ Universiteit van Tilburg Joost van Baal L'Oréal Nederland B.V. Gerhard van Wee Madison Gurkha Guido van Rooij Mainland Sequoia Sander Klaasen McKinsey & Company Hans Wanders Micro Account B.V. Rob Willemsen
68
Ministerie van Binnenlandse Zaken Raymond Doyen Patrick Bours Ministerie van Buitenlandse Zaken Michiel de Rijcke Ministerie van OC&W Annelies Opstraat N.V. Industriebank LIOF Margot Franssen N.V. Nederlandse Spoorwegen Martien van den Heuvel N.V. Organon Conny Hageluken-Paping Marc Kepers Michiel Nijhuis Michiel van den Heuvel Nationale Nederlanden Jo Reynaerts NLR Bill Neven Oké Software & Communication Richard Rijntjes Oosterlicht College Job Bozon Ordina Jacqueline Geurts ORTEC Consultants B.V. Lambert van der Bruggen Pensioen Piet Medema Philips Annemarie Aarts Antoine Huijben Emile Aarts Frank Stevers Ineke van Overveld Martien van Houtum Maurice Lousberg Nico Ulder Sander Weijs Tis Veugen Wim Verhaegh Plant Research International Pieter Vereijken
Pleincollege van Maerlant Dirk Bertram Poirters Advies B.V. Jan Poirters Price Waterhouse Coopers N.V. Resi Cuijpers ProBroekrage Hans Paquay RAET IT-Services B.V. Maurice Diederen Robeco Groep Peter Ferket Sagantec Roel Moonen SAOB B.V. Steven Nijhuis Serious Software Engineering (Serise) Anton Smits Shell Diederik van Daalen Peter Bost Wim Swinkels Siemens Jan van der Velden Joseph Mager Koen de Bontridder SKF Engineering & Research Centre B.V. René Klerx SNS bank Judith Matthijsse SURFnet B.V. Ivana Belgers-van Overmeeren SVB Peter Zeestraten Syntel B.V. Wim van Schaik TNO Axel Bloemen Jack Vermeulen Patrick Cleophas René Willems Torex Health Nederland B.V. Karin Schaap
WIRE Jarenboek 2001-2003
WIRE Wie is Wie Gids
Tribase, Computer & Network Services Jo Bollen TU/e Linssen Alex de Cock Arjan Frijns Arjeh Cohen Bob Mattheij Cor Hurkens Dave Bekers Domenico Lahaye Eddine Sarroukh Friso Hagman Geert-Jan van Houtum Gido Brouns Han Smits Heike Gramberg Henk van Tilborg Hennie ter Morsche Henny van Ooijen Ivo Adan Jan Draisma Joep Aerts Jos Jansen Kees Verhoeven Malo Hautus Mark van de Wiel Martijn Anthonissen Martijn Stam Michiel Wijers
WIRE Jarenboek 2001-2003
Patrick Anderson Paul de Haas Pauline Vosbeek Petra Schuurman Piet Cijsouw Piet van Rooij Rob Hoogerwoord Sandra Smolders Tom Verhoeff Walter Senden Turn Key Logistics Peter Verhaegh Universität Bremen Luc Habets Universität Leipzig Georg Prokert Universiteit Antwerpen (UFSIA) Arie Weeren Universiteit Utrecht Han Hoogeveen Han-Wen Nienhuys Marjan van den Akker Universiteit van Amsterdam Jan Hontelez University of Alberta at Edmonton Jack van Rijswijck University of Durham Frank Coolen
University of Oxford Jack Koolen Vendex KBB IT Services B.V. Ron Helwig VUT Frits Hendriks Wageningen Universiteit Theo Hendriks Overig Antoon Kolen Frans Martens Gaytrie Hanoeman Inge van Oijen-van Wegberg Jaap Praagman Jaap Weel Jock de Rooij Johan Willekens Kees Lepoeter Luuk van Dongen Marijn van Eupen Martin Kimenai Peter Vergers Ralf Vranken Rob van Hooijdonk Rudi Dagevos Stefan Rooijakkers William Verspaandonk
69
WIRE bestuur 2003
WIRE bestuur 2003
Rob Hoogerwoord (penningmeester) 040-2575650 /
[email protected] Martine Jansen (jaarboek) 073-6442321 /
[email protected] Marjan van den Akker (voorzitter) 0346 563589 /
[email protected] Harold Matla (secretaris) 040 2462676 /
[email protected]
70
WIRE Jarenboek 2001-2003
Auteurs
Aan dit WIRE jarenboek werkten de volgende personen mee: Marjan van den Akker Harold Matla Martine Jansen Eric van Mullekom Erik Diks Guido Ruiters Frank Coolen Raymond van Walt van Praag Paul van der Laan Erik Jan Marinissen Helga Hermans Emile van Gerwen Tom Verhoeff Peter Luijkx Patrick Zwietering Arjan de Vet Steven Nijhuis
Hiervoor onze hartelijke dank !
WIRE Jarenboek 2001-2003
71
WIRE bestuur 2003
72
WIRE Jarenboek 2001-2003