3959
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3960
KGK gaat op stap ! Op zaterdagnamiddag van 2 oktober 2010 brengt KGK een geleid bezoek aan het oude stadje Oudenburg, tussen Brugge en Oostende. In de 4e eeuw lag Oudenburg nog aan zee. De Romeinen bouwden er houten en stenen castella. Het laatste castellum werd in het begin van de 5e eeuw verlaten. De dorpsstructuur herinnert aan de vierkante vorm van de versterking. In de talrijke grafvelden in de buurt vond men tal van voorwerpen die verband houden met het Romeinse castellum. Recente opgravingen brachten ondermeer een militair ziekenhuis aan het daglicht, waterputten en diverse oventjes. Omstreeks 1084 stichtte Sint-Arnold de Sint-Pietersabdij, die in de 16e eeuw verwoest werd. De abdij werd in de 17e en 18e eeuw heropgebouwd, maar tijdens de Franse Revolutie opgeheven. In de middeleeuwen was Oudenburg een belangrijk lakencentrum. Toen verwierf het ook de titel van stad. Het had een stadhuis, hallen, een belfort, een gasthuis en een begijnhof. Rond de stad liep de Stedebeek, een wal die ook voor de sleepvaart diende. Op het Marais Vernierplein staat een maquette. Daar en in de naburige straten zijn delen van het Romeins castellum uitgetekend. Van de door Sint-Arnold gestichte Sint-Pietersabdij bleven de 17e eeuwse hoeve (op de poort staat 1671 vermeld), de 19e eeuwse duiventoren en de classicistische prelaatswoning of huis van de abt van 1756 over. De abtswoning troont in een Frans park en biedt onderdak aan het stedelijk archeologisch museum, [R.A.M., Romeins archeologisch museum], waarin de uitgebreide collectie Romeinse voorwerpen tentoongesteld wordt, die in Oudenburg opgegraven werd. Cfr. J.L.Meulemeester in Gids voor Vlaanderen, uitg. Lannoo en VTB-VAB, 2007, p. 947-948.
: “ Eeuwen geleden bouwden de Romeinen aan weerszijden van de Noordzee een reeks legerkampen ter verdediging van hun veroverd gebied. Eén ervan stond op een hogere zandrug die destijds als een landtong in de toenmalige kustvlakte uitstak. Het enige teruggevonden castellum aan de Vlaamse Noordzeekust is dit van het latere Oudenburg, gelegen op een boogscheut van de kust tussen Oostende en Brugge. Het vernieuwde Romeins Archeologisch Museum van Oudenburg laat je kennismaken met dit castellum en al zijn andere facetten. In een totaal nieuw concept met afwisselend foto‟s en reconstructies, met maquettes en archeologische vondsten, met tekeningen en computersimulaties kan iedere bezoeker nu op een aangename manier de rijke Romeinse geschiedenis in onze streken verkennen… De archeologische Romeinse verzameling van Oudenburg is werkelijk uniek. Daartoe behoort bijvoorbeeld een uitzonderlijke collectie glas en mantelspelden, die mogelijk ook militaire eretekens waren. Het geheel is op een esthetische manier gepresenteerd en behandelt verschillende thema‟s. Via beeldschermen, foto‟s en de vele opgravingsvondsten doorloopt de bezoeker het pas vernieuwde museum. Intussen wordt kennis gemaakt met de komst van de Romeinen, de bouw van diverse castella en met de leefgewoonten van de soldaten. Wat aten ze? Welke uniformen droegen ze? Waar woonden ze? Ook vrouwen en kinderen komen aan bod. Zo verneem je meer overhun kledij, allerlei spelletjes en hun religie. In de laatste zaal werd een Romeinse begraafplaats gereconstrueerd.” Uit de museumfolder
In deze uitstap is voorzien: een bezoek aan het RAM, de abdijhoeve en een stadswandeling. KGK-bestuurslid, prof. em. Hugo Thoen, specialist in Romeinse archeologie van onze gewesten, heeft in zijn professionele loopbaan de opgravingen te Oudenburg van nabij Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3961 gevolgd en als lid van de wetenschappelijke commissie was hij van bij het begin betrokken bij de inrichting van het nieuw museum. Hij wil die dag onze gids zijn. Praktische afspraak: leden en geïnteresseerden kunnen vooraf inschrijven door € 5 te storten op rekeningnummer 000-0434500-37 van KGK-Deinze vóór 20 september 2010. Gelieve uitdrukkelijk te vermelden “KGK-uitstap Oudenburg”. In het bedrag van €5 is inbegrepen de koffie en een stukje Sint-Arnoldustaart, die ons zal aangeboden worden in het cafeteria, na het museumbezoek. In de tekst hierna licht prof. Thoen al een tipje van de sluier op ! Hugo THOEN: Romeins Archeologisch Museum Oudenburg De jongste twee jaren was het archeologisch museum te Oudenburg, ondergebracht in het abtsgebouw van de voormalige Sint-Pietersabdij, wegens renovatiewerken gesloten. In het kader van een Europees ROMA-project werd de site totaal gerenoveerd. Door aankoop van belendende gebouwen werd niet alleen het museum uitgebreid en totaal herzien, maar werd ook de grote tuin definitief aangepakt. Dit laatste met zulkdanig resultaat dat het tuinconcept door minister H. Crevits alvast met een speciale subsidie van de Vlaamse Gemeenschap werd bedacht. In hetzelfde complex werd een bezoekerscentrum ingericht, vooral gewijd aan de middeleeuwse Sint-Pietersabdij en de figuur van Arnoldus. De aanbouw van een moderne polyvalente zaal en een cafetaria met shop biedt uiteraard een waaier van mogelijkheden. Ook het nieuwe museum is in niets meer te vergelijken met het oude. Waar het oude museum eerder een kijkmuseum was, werd door gebruik van de meest moderne technieken overgeschakeld naar een doe-museum. Uiteraard draait alles rond de Romeinse vesting (castellum), een schakel in de Romeinse kustverdediging vanaf het eind van de 2e eeuw tot het begin van de 5e eeuw. De jarenlange opgravingen hebben een schat aan overblijfselen en informatie van de Romeinse militaire aanwezigheid in onze gewesten opgeleverd, die nergens anders in België op een zo moderne, begrijpbare en toch wetenschappelijke manier aan de bezoeker worden voorgesteld. Het militaire leven in het kamp te Oudenburg komt uiteraard uitvoerig aan bod. De verschillende fazen van het fort, de legereenheid, de barakken waarin de soldaten verbleven, de uitzonderlijke vondst van een hospitaal, de hypocaustverwarming (een voorloper van onze centrale verwarming), de imposante waterputten met een uniek vondstenmateriaal (o.a. een berenschedel), de ateliers waar zowel metalen (o.a. mantelspelden) als benen voorwerpen (vooral kammen) werden vervaardigd, worden met de meest moderne middelen voorgesteld. Veel aandacht werd ook besteed aan het toenmalige landschap en de opbouw van de kustvlakte, de zoutwinning - een economische activiteit die thans bij ons volledig teloor is gegaan, de antieke cartografie (Peutingerkaart), de eetgewoonten, de levensduurte! En tenslotte de laatste rustplaats van de doden, met crematie en inhumatie. In het bezoekerscentrum kan men ook kennismaken met het Brugse Ommeland en allerlei streekproducten. Jong en oud, liefhebber en wetenschapper zullen zich in dit nieuwe museumcomplex zeker niet vervelen! Een bezoek aan het stadje zelf is meer dan hallucinant. Het vierkantig grondplan en het stratenpatroon gaan bijna 2000 jaar terug in de tijd. Nergens in België wandelt men zo pertinent “in het voetspoor van de Romeinen”. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3962
A B
Luchtfoto van Oudenburg, met aanduiding van het castellum, de militaire begraafplaats en de landtong Voor wie zich nog meer wenst voor te bereiden op deze merkwaardige uitstap kunnen we de lectuur aanraden van Sofie VANHOUTTE, Een militair hospitaal in het Romeinse Castellum van Oudenburg, in Monumenten, Landschappen & Archeologie, jg. 28-5, sep-okt 2009, pp. 10-28.
KUNST IN DE LEIESTREEK Op 21 april 2010 werd in het Museum van Deinze en de Leiestreek het startschot gegeven van 150 jaar Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Deinze. Twee dagen later werd in de Brielpoort de tentoonstelling van de 11e biennale geopend. Drukkerij Van Daele, Deinze, zorgde voor een prachtige catalogus „Verder kijken door gaan‟ bij de SASK-tentoonstelling. Nevelland Graphics, Drongen, verzorgde de even prachtige catalogus van de biënnale. Graag geven we de voorwoorden weer uit beide catalogi.
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3963
Verder Kijken Door Gaan Voorwoord van Jan Vermeulen
Eerste schepen, bevoegd voor cultuur en onderwijs Een academie voor schone kunsten die 150 jaar bestaat is wel heel bijzonder. Wie terugblikt op anderhalve eeuw academie in Deinze mag bijzonder trots zijn. De schone kunsten drukten een onuitwisbare stempel op de Leiestreek. De kunstenaars zijn verweven met onze mooie stad en streek. Velen onder hen, en vaak niet de minsten, kruisen of kruisten de stedelijke academie op hun weg naar vervolmaking en uiteindelijk ook roem. Anderen zijn of waren in onze academie te gast als leraar of gastdocent. Het is dit uitgebreid palet van kunstenaars dat van Deinze en de Leiestreek een boeiende kunststreek maakt. Vandaag zet de academie in Deinze de toon van toekomst uit. Ze is een toonaangevend instituut geworden die bevriende instellingen inspireert. Maar ze speelt ook een rol in de ontwikkeling van vele kunstenaars en jonge mensen. Ze kijkt met vertrouwen verder. De stad Deinze zal de komende jaren investeren in de uitbouw van de beide kunstacademies en werkt hiervoor samen met de Vlaamse Bouwmeester. Deze academie heeft een masterplan dat tegen 2020 moet gerealiseerd zijn. De academie viert haar 150-jarig bestaan met een tentoonstelling in het Museum van Deinze en de Leiestreek. Deze tentoonstelling vertolkt de visie van de huidige directie op onze stad en streek. Ze opent een feestelijk jaar en laat elke bezoeker mee genieten. De stad Deinze wil dit forum aangrijpen om iedereen te bedanken die een bijdrage heeft geleverd aan het succes van de academie voor schone kunsten te Deinze. Wij zijn ervan overtuigd dat hun inzet de komende jaren wordt verder gezet, zodat de kunst in de Leiestreek verder kan bloeien en groeien.
Deinze en de Leiestreek, het museum en de academie Veerle Van Doorne, Conservator Museum van Deinze en de Leiestreek. In de 1e helft van de 19e eeuw kenden we een ware dictatuur van het neoclassicisme, gevolgd door een onweerstaanbaar verlangen naar een romantisch-realistische schilderkunst. De klassieke vormelijkheid werd verlaten in ruil voor kleur en beweging. Om die traditie en het métier tot leven te wekken werden leergangen ingericht in kleinere steden, zo ook in Deinze in 1860. De lessen werden in die “tekenscholen” gegeven door meesters in het vak, zoals in de ateliers van vroegere tijden. Naast de natuur en het landleven, werden de kunstwerken in de musea bewonderd en nagevolgd. Het landelijk gelegen Deinze, dichtbij Gent, was een kruispunt van stedelijke intelligentsia en landschappelijke schoonheid. Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat er in de academie van Deinze meesterwerken tot stand kwamen van museale betekenis en dat er talentvolle mensen gevormd werden tot kunstenaars. Eens het stedelijk museum in 1942 een feit was, bestond er een voortdurende kruisbestuiving tussen de academie en het museum. In het museum zijn werken te zien van een grote diversiteit aan kunstenaars en aan stijlen. In deze begenadigde Leiestreek hebben ze al dan niet elkaar beïnvloed, hebben ze al dan niet invloed gekregen van of gegeven aan Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3964 kunstenaars buiten de streek- of landsgrenzen. Zeker is dat deze schilders en beeldhouwers hun stempel hebben gedrukt op vele jonge leerlingen van de academie, die vol bewondering en verwondering letterlijk opkeken naar bijvoorbeeld de “Bietenoogst” van Emile Claus. Zou het een ijdele gedachte zijn dat een aantal als kind in het museum de roeping tot een kunstenaarsloopbaan hebben gevoeld? Sommige leerlingen werden door de degelijke opleiding in de academie gedreven naar het kunstenaarschap en werden op hun beurt leraar van enthousiaste jongeren. Van de meeste van die gerenommeerde kunstenaars is werk opgenomen in de museumcollectie, hetzij door aankoop hetzij door schenking. Op die manier groeit het patrimonium en wordt binnen de verzameling de continuïteit van het artistieke leven verzekerd. De wisselwerking tussen beide instellingen valt nauwelijks te onderschatten en betekent een vruchtbare voedingsbodem voor het cultureel leven in de stad en de omliggende regio.
11e biënnale tentoonstelling voor Deinse kunstenaars Woord vooraf van Jan Vermeulen eerste schepen, bevoegd voor Cultuur Anno 2010 staat de kunstproductie van Deinze en de Leiestreek volop in de kijker. De kunstenaars van de Leiestreek zijn nog steeds brandend actueel. Een belangrijke overzichtstentoonstelling is in het najaar in het Museum van Deinze te bewonderen, en vrijwel gelijktijdig zal in Japan een grote retrospectieve van de Latemse kunst openen. De Stedelijke Academie voor Schone Kunsten van Deinze viert dit jaar haar 150-jarig bestaan. Ontelbare cursisten leerden er hun stiel en vele lesgevers waren belangrijke inspirators. Roger Raveel en Raoul De Keyser behoren tot de belangrijkste nog levende kunstenaars van ons land. De meester van Machelen-aan-de-Leie heeft reeds meer dan 10 jaar een eigen museum. Raoul De Keyser behoort tot de absolute top van de Belgische hedendaagse kunst. De Leiestreek zelf tenslotte, een uniek kader waaruit vele kunstenaars inspiratie putten, vindt steeds meer de aansluiting met het cultuurtoerisme. Kunstige fietsroutes, openluchttentoonstellingen, en talloze andere evenementen zorgen letterlijk voor een stroom van kunst. De stad Deinze kiest er in haar cultuurbeleid voor om een promotor te zijn van die kunst in de Leiestreek, en de biënnale tentoonstelling voor Deinse kunstenaars is één van de schakels in die ketting. Hoewel we kunst en cultuur bezwaarlijk exacte wetenschappen kunnen noemen, is het succes van de biënnale toch bijna wiskundig voorspelbaar. Met 66 deelnemende kunstenaars is het één van de grotere exposities in de regio. Een landschap rijk aan kunstenaars en de solide organisatie van de Deinse Cultuurraad zorgen er samen voor dat de 11e editie van dit initiatief terug een voltreffer zal zijn.
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3965 Inleiding tot de biënnale tentoonstelling Wim Lammertijn, Bestuurslid stedelijke Cultuurraad
Schilderijen, sculpturen, grafiek, kalligrafie, fotografie, keramiek, video, poëzie en mode: de biënnale tentoonstelling kan in deze editie opnieuw een diversiteit aan kunstdisciplines laten zien. Ons multimediaal tijdperk laat toe dat de kunstenaar van vandaag zich onbegrensd kan informeren en toegang heeft tot materialen die pakweg een halve eeuw geleden moeilijk of niet verkrijgbaar waren. Daarnaast wordt hij of zij dagelijks bedolven onder een lawine van beelden, nieuws, muziek, enz. Al deze prikkels en mogelijkheden hebben bewust of onbewust een neerslag op de artistieke creatie, maar maken de zoektocht naar een eigen stijl, en vooral naar een uitdrukkingswijze die toeschouwers en critici aanvaarden, niet eenvoudiger. Hoe meer opties dus, hoe moeilijker de keuze. Reeds sinds de Eerste Wereldoorlog waren er golven van protestkunst en conceptuele kunst, waarbij schoonheid allesbehalve een ideaal was en de idee primeerde op vorm en techniek. De voorbije decennia was het vooral belangrijk om vernieuwend te zijn, in de zin van „iets te doen wat nog niet gedaan was‟. Stellen we ons dan eens de vraag of kunst eigenlijk vernieuwend moet zijn? Voor een interessante uiteenzetting hierover verwijs ik graag naar de bijdrage “Beschouwingen over kunst” van dichter Hans Melen voor het jaarboek van de Kunst- en Oudheidkundige Kring van Deinze van 1983. Hij maakt er inzake vernieuwing de vergelijking met de Vlaamse Primitief Dirk Bouts en de toneelschrijver William Shakespeare die, hoewel ze beide allerminst progressief waren in hun genre, toch een product van de allerhoogste kwaliteit afleverden. De conclusie is eigenlijk dat kunst mág, maar niet per se vernieuwend móet zijn. Evolutie in de kunst is noodzakelijk om verstarring te vermijden, maar belangrijker is het metier. Het vakmanschap, ongeacht in welke kunstdiscipline, bepaalt grotendeels de kwaliteit van het kunstwerk. De laatste jaren zien we dan ook steeds vaker een teruggrijpen van kunstenaars naar eerder traditionele technieken. Hoewel een tijd geleden bijvoorbeeld de schilderkunst bijna dood werd gewaand, „mag„ er nu weer geschilderd worden met penseel op doek. Michaël Borremans en Luc Tuymans zijn voor België treffende voorbeelden van die heropleving van de schilderkunst. Het werken met vertrouwde materialen bevordert tevens de toegankelijkheid van kunst ten aanzien van de toeschouwer. Algemeen bemerken we deze trend ook in de meeste andere disciplines, waarbij kunstenaars, zonder te vervallen in conservatisme, opnieuw vormelijke schoonheid als middel zien om hun boodschap extra kracht bij te zetten. Voor de 11e editie van de biënnale tentoonstelling werd de Brielpoort andermaal voor 10 dagen omgetoverd tot een heuse expositieruimte, waarin werken te zien zijn van maar liefst 66 kunstenaars. Een professionele jury selecteerde 185 creaties van deze artiesten. De voorbereiding en opbouw van deze expositie is zoals steeds een werk van velen en het is voor mij een eer nogmaals te mogen instaan voor de coördinatie ervan. Ik dank daarom de stadsdiensten, de bestuursleden van de stedelijke Cultuurraad, de juryleden en alle vrijwilligers, verenigingen, bedrijven en instellingen die belangeloos hulp verleenden aan dit evenement.
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3966 2272. Paul HUYS (nr. 543) In woordenboeken lezen … (V) Het is via onze zintuigen - gehoor en gezicht, smaak en reuk, en gevoel - dat wij weet hebben van al wat ons omringt. Oog en oor, neus en mond (met tong en lippen) en huid (hand en vingers) zijn de poorten waarlangs we de wereld binnenlaten. Is het dan echt zo verwonderlijk dat zovele eeuwenoude volksgezegden in hun beeldspraak precies van dit begrippenveld gebruik maken? Vraag aan eender wie van ons om zo voor de vuist een dozijn gezegden op te sommen waarin een van de bovenvermelde woorden voorkomen en niemand zal lang moeten nadenken om b.v. tot een opsomming te komen zoals de volgende: bitter in de mond maakt het hart gezond, zijn tanden op iets breken, voor dove oren praten, het oog van de meester maakt het paard vet, het hart op de tong dragen, een vinger in de pap te brokken hebben, iemand zijn tanden laten zien, beter te hard geblazen dan de mond verbrand, met de neus in de boter vallen, oog om oog en tand om tand, tot achter de oren kleuren, de mond voorbijpraten, iemand aan de tand voelen, het ligt op mijn tong, de vinger op de wonde leggen, tot over de oren verliefd zijn, uit het oog en uit het hart, een grote mond hebben, enz. enz. Opnieuw stellen we vast dat ook in de ons omringende taalgebieden en in die van de iets verderaf gelegen vakantielanden zoals Italië of Spanje in grote mate dezelfde of een analoge beeldspraak in gebruik is, zonder dat daarom altijd sprake is van een letterlijke omzetting of vertaling. We bekijken het eens van dichterbij, resp. voor oor en oog, neus en mond. OOR Nemen we b.v. het gezegde Het ene oor in, het andere uit. Dat luidt in het Frans: “Cela entre par une oreille et sort par l‟autre”, in het Duits: “Zum einen Ohr hinein, zum anderen wieder hinaus” en in het Engels: “It goes in at one ear and out at the other”. Het Italiaans en Spaans kennen resp. “Gli entra da un orecchio e gli esce dall‟ altro” en “Entrá por un oido y sale por el oltro”. Eenzelfde eensgezindheid over de hele lijn is er ook bij een andere oor-spreuk als Kleine potjes hebben ook oren: “Petit chaudron (= ketel), grandes oreilles”, “Kleine Töpfe haben auch Ohren” en “Little pitchers (= ketels) have long ears”. De Italiaan zegt: “Anche i bambini hanno orecchi” (= ook de kinderen hebben oren) en de Spanjaard: “Dicen los niños en el solejar lo que oyen a sus padres en el hogar” (= vertellen elders wat ze thuis van hun vaders horen). We wagen een derde poging, ditmaal met Iemand de oren van het hoofd eten. Hier krijgen we wel afwijkende varianten, waarvan trouwens geen enkele naar het element “oor” verwijst. Het Frans heeft hiervoor: “Manger comme quatre”; hetzelfde telwoord “vier” vinden we ook in het Italiaans: “Mangiare a quattro palmenti” (= eten met vier maalwerken), maar daarnaast ook andere versies zoals: “Mangiare a più non posso” (= men kan niet meer), of ook nog, heel eenvoudig: “come un lupo” (= als een wolf). Het Engels houdt het bij: “To eat a person out of home and house”. Het Duits kent blijkbaar dit gezegde helemaal niet, maar gebruikt dan weer het “oor” in enkele andere gezegden, die het Nederlands in die vorm niet kent, zoals b.v. “Dem Teufel ein Ohr ablügen” (= tien advocaten omverliegen), “Sich aufs (ook: auf ein) Ohr legen” (= naar bed gaan), alsook nog “Einem übers Ohr hauen” (= beetnemen). Voor het gezegde Iemand aan de oren malen (zaniken, zagen) behouden het Duits, het Engels en het Italiaans ook onze beeldspraak met “oor”, resp. in “Einem die Ohren volleiern/vollschwatzen” (alsook: “Einem beständig in den Ohren liegen”), “To keep dinning (to din = dreunen) into a persons‟s ear” en “Riempire (= vullen, Fr. remplir) a qualcuno gli orecchi di chiacchiere” (= met kletspraatjes). Het Frans kan hier het oor zelf missen, maar heeft het wel over “doof maken”, nl. in “Assourdir quelqu‟un de paroles”. In het Spaans wordt dit: “Dar la tabarra a un persona”, of ook: “Enrollarse como las persianas” (= zich oprollen/opdringen als een Perzische kat). Als tegenhanger van ons gezegde Hij is nog nat (groen) achter de oren volgt alleen het Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3967 Duits ons Nederlandse voorbeeld, met “Er ist noch feucht (= vochtig) hinter den Ohren”, maar het Frans en het Italiaans houden het bij de melk, die ofwel uit de neus of de mond komt: “Si on lui pressait le nez, il en sortirait du lait”, resp. “Ha ancora il latte alla bocca” (= melk aan de mond), of ook “la bocca sporca di latte”. Terwijl de Engelse tegenhanger de beeldspraak compleet elders zoekt: “He is scarcely (= amper) out of the shell yet” (= uit de schelp), of ook: “He is just out of the swaddling-clothes” (= windsels, luiers). Het Spaans ten slotte houdt het heel simpel bij: “Todavìo es un crio” (= is nog altijd een zuigeling). OOG Het bekende Onder vier ogen kent meestal een nagenoeg woordelijk equivalent, zoals in het Frans, het Duits en het Italiaans, met resp. “Entre quatre yeux” (of “En tête-à-tête”), “Unter vier Augen”, en “A quattr‟occhi” (of ook: “In privato”). Het Engels kent hiervoor de uitdrukking “Private talk”, en het Spaans : “Solo a solo” (of nog: “En secreto”). Voor de weergave van In het oog houden / een oogje in het zeil houden blijft het oog(je) meestal behouden: “Tenir à l‟oeil” of het verwante “Ne pas perdre de vue”; “Im Auge behalten” of “Nicht aus den Augen lassen”; “To keep a watchful eye (a sharp look-out) on a person”; “Tener d‟occhio qc.”. Het Spaans zegt het anders: “Echar una vista” (= een kijkje gooien naar), of ook: “Tener presente una cosa”. Het omgekeerde is natuurlijk Uit het oog verliezen , of “Aus den Augen verlieren”, “Perdre de vue”, “To lose sight”, “Perdere di vista”… Dan is er ook nog: Met lede (scheve) ogen aanzien. Voor deze uitdrukking blijft onze beeldspraak bewaard in het Duits, het Engels en het Italiaans, met resp. “Mit scheelen (of: neidischen, missgünstigen) Augen (of: Blicken) ansehen”, “With envious eyes”, en „Guardare con mal occhio“. Het Frans houdt het bij: „Être jaloux de quelqu‟un“, en het Spaans heeft hiervoor: ”Ver con profundo tristeza“. Meer eensgezindheid is er dan wel weer bij de weergave van het welbekende Uit het oog, uit het hart, dat in de resp. talen luidt: “Loin des yeux, loin du coeur”, “Aus den Augen, aus dem Sinn”, “Out of sight, out of mind”, en “Lontan dagli occhi, lontan del cuore”. Het Spaans kent meerdere varianten; naast het gewone, letterlijke “Cuan lejos de ojos, tan lejos de corazón”, is er eveneens nog: “Al ido, olvido” (= uit het zicht, vergeten), alsook: “Ausencia, enemiga de amor” (afwezigheid is liefdes vijand), wat mooi gezegd is. NEUS De buitenlandse tegenhangers van ons gezegde Doen alsof zijn neus bloedt kunnen het blijkbaar heel goed zonder het prominente gezichtsdeel zelf stellen! Bij de Fransen wordt dat dan: “Faire semblant de rien”, in het Duits “Tun als ob man nichts davon wüsste”, in het Engels “To do the innocent” (= de onschuldige uithangen), of in slang: “To sham donkey” (= een ezel voorwenden). De Italianen houden het bij “Fare stupido” en de Spanjaarden hebben hiervoor: “Hacerse el desentendido” (desentenderse = zich van den domme houden), maar kennen eveneens “Hacerse el sueco” (= de Zweed uithangen; vgl. met “zich Oost-Indisch doof houden). En dan het gezegde Overal de neus insteken. De neus blijkt stand te houden in de meeste anderstalige versies, resp. “Fourrer son nez partout”, “In alles die Nase (hinein)stecken”, “To put (poke, thrust) one‟s nose into everything”; in het Spaans luidt het “Meter la nariz (= neusvleugel) en todo” en in het Italiaans “Ficcare il naso dappertutto”, maar er is ook een meer neutrale versie, zonder de neus erbij te betrekken, nl. “Ingerirsi dei fatti altrui” (= zich bemoeien met andermans zaken). Bij de spreuk Niet verder kijken dan zijn neus lang is heerst er complete eensgezindheid in de weergave ervan in de andere talen, met resp. “Ne voir plus loin que le bout de son nez”, “Nicht weiter sehen als die Nase reicht”, “He doesn‟t (of: can‟t) see beyond his nose”, ”Non vedere più del naso” of ook “Non vedere oltre la punta del (proprio) naso” (It.) en “No ver más allá sus narices” (Sp.). Een laatste gezegde nog: Bij de neus nemen. De beeldgetrouwe vertalers zijn in dit geval Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3968 de Duitsers, de Engelsen en de Italianen met resp. “Einem eine Nase drehen” (= een neus draaien) of ook “Einen an der Nase herumführen” en “Einem etwas auf die Nase binden”, “To lead a person by the nose” en “Prendere qualcuno per il naso”, benevens ook wel “Pigliare/Menare pel naso”. De Fransen echter nemen iemand in het (b)ootje met hun “Mener quelqu‟un en bateau”, en in het Spaans krijgen we “Engañar (= misleiden) a una persona”, of ook - iets beeldrijker - “Dár(se)la (= zich uitgeven, voordoen) a una persona con queso” (= kaas); waarom precies met kaas is ons evenwel niet echt duidelijk… M O N D (LIPPEN, TANDEN, TONG) Een algemeen vrij letterlijke weergave vinden we bij onze uitdrukking Van mond tot mond, met resp. “Die Nachricht ging von Mund zu Mund”, “The news spread (of: passed) from mouth to mouth”, “Di bocca in bocca” (It.) en “De boca en boca” (Sp.). Alleen de Fransen variëren lichtjes met hun “de bouche à oreille”, van mond tot oor. Anders is het gesteld met ons Met de mond vol tanden staan. Het begrip “mond” blijft hier enkel in het Spaans behouden met “Quedarse con la boca abierto” (= met geopende mond), en enigszins in het Duits met “Wie aufs Maul geschlagen dastehen” (waarnaast ook “Nichts zu sagen wissen”). Het Engels houdt het bij “To be tongue-tied” (= tong-gebonden), of ook, maar minder beeldend: “To have no word to say (for oneself)”. Het Frans heeft hiervoor een vrij neutraal “En être (tout) interdit”. Het Italiaans kent - naast “Non saper que dire” – ook nog het meer expressieve “Rimanere come un baccalá” (= stokvis). Aan iemands lippen hangen daarentegen kent dan weer een vrij homogeen gelijklopende vertolking in de andere talen. Daarin luidt het dan resp. “Être suspendu aux lèvres de quelqu‟un”, “An jemandes Lippen hangen”, “To hang (up)on a person‟s lips” (of ook: words), “Pendere dalle labra di qualcuno” (It.), “Estar pendiente de las palabras” (Sp.). Ons gezegde Met lange tanden eten wordt alleen in het Frans en het Duits nagevolgd, met resp.“Manger du bout des dents” en “Lange Zähne machen” (of ook “die Zähne heben”). De Engelsen houden het bij het werkwoord “knabbelen/kniezen” met hun “To nibble at (of: dawdle over) one‟s food”. In Italië en Spanje krijgen we een versie met het begrip “slechte wil” of “tegenzin”, resp. “Mangiare di mala voglia”, en “Comer con desgana”. Met ons Geen blad voor de mond nemen worden we alleen door de Duitsers letterlijk nagevolgd: “Kein Blatt vor den Mund nehmen”. De andere talen kennen afwijkende versies, zoals het Frans met “Ne pas mâcher (= kauwen) sur les mots”, of het Engels met “Not mince matters” (of ook: “Not mince one‟s words”). Het Italiaans houdt het - klaar en duidelijk - bij: “Parlare claro e tondo”, terwijl de Spanjaard kan kiezen tussen “No morderse la lengua” (= zich de tong niet afbijten) of “No tener pelos (= geen haren hebben) en la lengua”. Hetgeen dan weer iets anders is dan Haar op de tanden hebben , hetgeen betekent “moedig zijn”, zoals ook in het Duitse “Haar auf den Zähnen haben” of in het Engelse “He has a tongue of his own”. En dan is er ook nog Niet op de tong gevallen zijn, of een variante ervan Goed van de tongriem gesneden zijn. Dit wordt in het Frans “Avoir la langue bien pendue” en in het Duits “Ein gutes Mundstück (of: Mundwerk) haben”. Het Engels kent een tweetal varianten: “He has a well-oiled tongue” en even beeldend gezegd “His tongue runs on wheels”. De Italianen en de Spanjaarden houden het bij resp. “Aver la lingua pronta” en “No tener frenillo (= toom, breidel) en la lengua”. In een paar volgende bijdragen zullen we het dan hebben over spreuken en gezegden met groenten en fruit. Komt het water je nog niet in de mond? Of anders gezegd: “En avoir l‟eau à la bouche”, “Dabei läuft einem das Wasser im Munde zusammen”, “It makes my mouth water” of “It brings the water to my mouth”, enz. enz.
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3969
2273. Willy JONCKHEERE : De Deinse gemeenteraad een halve eeuw geleden Iemand bezorgde me deze foto. Ik herkende enkele gezichten, maar wat stelde die groep mensen voor? Navraag links en rechts bracht de verheldering. Wij danken vooral KGKerelid Romain De Bouver en voormalig KGK-bestuurslid en steunend lid prof. dr. Jan Moerman.
Zittend van links naar rechts: Lucien Agneessens, Jozef Verleye, Karel-Jozef Van Risseghem, Frans Vyncke en stadssecretaris Werner Malfait. Staand van links naar rechts: Jacques Torck, Gustaaf Michels, Marcel Heyerick, Arthur Soenen, Roger Janssens, Henri De Clercq en Cyriel Boerjan.
Het is een groepsportret van de Deinse gemeenteraad uit de legislatuur 1953-1958. Op 12 oktober 1952 werden verkozen: Agneessens Lucien (CVP= Christelijke Volkspartij), De Clercq Henri (CVP), Heyerick Marcel (BSP= Belgische Socialistische Partij), Janssens Roger (CVP), Lagrange Valère (LP=Liberale Partij), Soenen Arthur (BSP), Tavernier Emiel (CVP) Torck Jacques (LP), Van Risseghem Karel-Jozef (CVP), Verleye Jozef (CVP) en Vyncke Frans (CVP). De nieuw verkozenen hadden de eed nog niet afgelegd, toen Emiel Tavernier op 27 oktober 1952 overleed. Op 21 januari 1953 legde Cyriel Boerjan, als eerste opvolger, de eed af in vervanging van Tavernier. Naast burgemeester Jozef Verleye, werden in dezelfde zitting Karel-Jozef Van Risseghem en Frans Vyncke respectievelijk als eerste en tweede schepen aangeduid. Op 18 februari 1953 wisselden Verleye en Van Risseghem van functie en werd oorlogsburgemeester Van Risseghem in ere hersteld. Valère Lagrange overleed op 8 oktober 1953 en werd op 17 november 1953 vervangen door Gustaaf Michels. Lucien Agneessens, notaris geworden in Nazareth, nam ontslag op 22 oktober 1956, en werd opgevolgd door Germaine De Smet-Coppens1. De foto moet gedateerd worden tussen 8 oktober 1953 (overlijden Valère Lagrange) en 22 oktober 1956 (ontslag Lucien Agneessens). Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3970 De locatie is volgens ereontvanger Jozef De Spiegelaere vermoedelijk de voormalige „trouwzaal‟. Die was, vóór de reorganisatie binnen het stadhuis, gelegen waar nu het secretariaat is ondergebracht. Het kleine schilderij rechtsboven, met bloemenvaas, is een werkje van Antoine Blomme (°Deinze 1898 - ýGent 1957). Beroepshalve verzekeringsmakelaar, schilderde hij in de vrije tijd vooral landschappen, stillevens en bloemstukken. Hij volgde lessen bij Albert Saverijs, wiens invloed in zijn werken duidelijk aanwezig was 2. Het grote schilderij in het midden is een werk van Charles Picqué: „Portret Gravin de Bueren d‟Alcantara en haar twee dochters‟, ca. 1852 3. In zijn monografie over Picqué heeft KGKbestuurslid Paul Huys dit werk grondig besproken4. De twee kaders, waarvan links een fragment te zien is, kunnen niet geïdentificeerd worden. 1. Frank Seberechts, Politieke geschiedenis van Deinze en Petegem na de Tweede Wereldoorlog, in Geschiedenis van Deinze, deel 2, pp. 161-163. 2. Antoine Blomme, Stilleven met bloemen, olieverf op doek, 75,5x60,5 cm, r.o. A. Blomme, inv. Nr.28/BLO.a-1, aankoop, cfr. Veerle Van Doorne e.a., Museum van Deinze en de Leiestreek, catalogus, 2001, p. 22. 3. Charles Picqué, Portret Gravin de Bueren d‟Alcantara en haar twee dochters, (± 1852), olieverf op doek, 115x86cm, inv. Nr. 340/Pic.ch-3, gift van de heer Bergez Scarsez de Locqeneuille, 1940, cfr. cfr. Veerle Van Doorne e.a., Museum van Deinze en de Leiestreek, catalogus, 2001, p. 195. 4. Paul Huys, Kunstschilder Charles Picqué (1799-1869) met een oeuvre-catalogus, uitg. KOK, Deinze, 1993, 327pp. Het werk wordt besproken op de pp. 56,109 en 241-242
2274. Paul HUYS (nr. 544) Betwistingen in het sterfhuis van de Gottemnaars Jeroen Dujardin (1680) en Gillis Biebuyck (1689) STERFHUIS JEROEN DUJARDIN (1680)1 Op 13 december 1680 werd te Gent, op een zitting van de rechtbank van de Luitenant Civil van de Indaginge (bevoegd voor burgerlijke zaken) een “enkwest of vooronderzoek gehouden, waarbij enkele getuigen werden opgeroepen, blijkbaar op verzoek van Lieven Dujardin fs. Geron [= Jeroen of Hiëronymus], die in een zaak tegen ene N.N. de Backere optrad als verweerder. Hier volgen de namen van die getuigen: a. Jan Dhaeyere fs. Jans, 44 jaar oud, wonende in Grammene en “kalkbrouwer” aldaar (kalkbrouwer = kalkbrander, iemand die uit schelpen kalk gloeit). b. Jan Levrau fs. Jooris, 38 jaar, landsman te Gottem. c. Janneken [= Joanna] Schot fa. Gillis, ± 29 jaar, wonende in Gottem, ongeletterd. Waarover ging het onderzoek2? Blijkbaar over een financiële regeling of transactie. De drie bovenvermelde getuigen waren op 20 maart 1677 (ter presentie van Jeroen Dujardin zelf, die toen nog in leven was) bijeen ten huize van de eerste getuige, Jan Dhaeyere. De derde getuige, Janneken Schot, was daarbij geassisteerd door Pieter Moerman, die haar “vroomvoogd” was. Veel meer details over deze erfenis komen we uit dit dossiertje niet te weten. Wel vinden we, in hetzelfde archief van de enkwesten van de Luitenant-Civil, nog de protocollen van een ander, iets vroeger enkwest, gehouden op 12 juli 1680, waarbij ook al twee andere getuigen waren gehoord in verband met een bepaalde geldsom ten sterfhuize van dezelfde Jeroen Duchardin (sic). Deze twee getuigen zijn: a. Frans Philippe van Bisburch fs. Philips, baljuw van Dentergem en Gottem. b. Elisabeth de Gruytere (de huisvrouw van Joos Cnudde), ± 48 jaar, woonachtig te Wontergem. Ook hier ontbreken, in de getuigenissen, meer precieze details over de eigenlijke grond van de behandelde zaak. We onthouden uit dit dossier vooral enkele personalia van erbij Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3971 betrokken personen in en rond Gottem uit de late 17 e eeuw, van wie andere personalia allicht wel zeldzaam zouden kunnen zijn. STERFHUIS GILLIS BIEBUYCK (1689)3 De gegevens over deze aangelegenheid hebben we aangetroffen in een dossiertje in het archief van de Luitenant-Civil van de Indaginge te Gent 4, betreffende een gerechtszaak tussen heer en meester Guillaume de Keysere (een Gentenaar?), eiser in deze zaak, en de Gottemnaar Joos Biebuyck (een zoon of een broer van Gillis?), verweerder. Op 21 oktober 1689 werd in deze zaak een klein vooronderzoek (“enkwest”) gehouden, waarbij als getuigen slechts twee personen waren opgeroepen, m.n.: 1. Jaecques Galle fs. Frans, 63 jaar oud, landsman in Gottem. 2. Passchier Turf fs. Pieters, ± 50 jaar, ontvanger van de parochie Gottem en aldaar ook woonachtig. Hun beider getuigenissen betreffen de persoon van Gillis Biebuyck, die al veel eerder, nl. omstreeks nieuwjaar 1680, zou overleden zijn. Deze Gillis Biebuyck was, in 1679, en tot aan zijn dood, gebruiker [= pachter] van het Goed van het kapittel van Sint-Baafs binnen Gottem (een specifieke naam van dit goed wordt niet vermeld). In dat jaar 1679 was de eerstgenoemde getuige, Jaecques Galle, ontvanger van de Gottemse “ommestelling” (= een lokale, hoofdelijk verdeelde belasting); hij bevestigt nu dat de intussen overleden Gillis Biebuyck het verschuldigde (“alsdan gepoinct op tzelve goet”) aan hem heeft betaald, waarin hij “heeft gecontinueerd tot zijn overlijden, gebeurd omtrent nieuwjaar 1680”. Een hiermee parallel lopende verklaring vinden we ook in het getuigenis van Passchier Turf, die blijkbaar eveneens ontvanger was van de Gottemse ommestelling. Deze beide getuigen ondertekenen met hun naam. Verdere details zijn uit het dossiertje niet op te maken. 1. Jeronimus Dujardin was overleden in Gottem op 19 oktober 1676. Hij was viermaal (!) gehuwd geweest: a. met Magdalena Charlet: verloving te Grammene en huwelijk in Gottem in juni 1646; zij overleed te Gottem op 25.05.1647, enkele dagen nadat ze een doodgeboren jongetje gebaard had; b. met Egidia Heylinc: in Gottem verloving op 12.05 en huwelijk op 30.05.1648; zij overleed in Gottem op 01.01.1657; c. met Catharina Meulemeester: verloving te Olsene op 16.02 en huwelijk in Gottem op 03.03.1658; d. met Joanna Vermeulen: huwelijk in Gottem op 20.02.1672. 2. Rijksarchief Gent [RAG], Archief van de Luitenant-Civil van de Indaginge te Gent [Indag.], bundel 297 (dossier sterfhuis J. Dujardin, enkwesten 12 juli en 13 dec. 1680). 3. Egidius Biebuyck was geboren te Gottem op 09.07.1656 als zoon van Guillielmus en van Judoca de Smet. Hij huwde op zeer prille leeftijd in Gottem op 09.07.1673 (zijn zeventiende verjaardag!) met Sara van Wonterghem en overleed in Gottem op 30.12.1679, pas 23 jaar oud. 4. RAG, Indag., bundel 298 (dossier Guill. de Keysere contra Joos Biebuyck, 21 oktober 1689). De Biebuycks waren een wijdvertakte familie, die ook in de aanpalende West-Vlaamse dorpen goed vertegenwoordigd was; in 1714 b.v. troffen we in Markegem een Charles Biebuyck aan, en in Wakken een Joseph Biebuyck, alsook een Frederick Biebuyck, die herbergier was aldaar (zie RAG, Indag., reg. 326, resp. 14 en 31.07.1714 en 15.12.1714).
2275. Trui GALLE : Zoek het eens op ! Sinds kort is er nieuw en handig zoekinstrument bij om op een snelle en vlotte manier opzoekingen te verrichten in de Bijdragen tot de geschiedenis van Deinze en de Leiestreek en in de Contactbladen van KGK. Tjeu Delanote, verbonden aan de Provinciale bibliotheek van de provincie Oost-Vlaanderen, heeft alle jaarboeken en Contactbladen van KGK ontsloten via volgende website : www.ovinob.be/provbib. Via dit adres kunt u zoeken op auteur, woorden uit de titel en trefwoorden. Een voorbeeld om dit te verduidelijken : bij het intikken van het trefwoord „Wontergem‟ vindt u met één muisklik 25 bibliografische adressen van artikels over Wontergem verschenen in de jaarboeken en/of Contactbladen van KGK. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3972 www.ovinob.be/provbib is een heel goede aanvulling bij de bestaande indices op de jaarboeken en Contactbladen van KGK. Bovendien is het de bedoeling van de provinciale bibliotheek om alle geschied- en heemkundige tijdschriften van Oost-Vlaanderen te ontsluiten via www.ovinob.be/provbib 2276. Luc GOEMINNE : De demografische evolutie van Deinze 2008 -2009 We geven hieronder de bevolkingsaantallen van Deinze op 31 december 2009 Gemeente
Bevolking dec.2008
Bevolking dec. 2009
Deinze
6.597
6.583
-14
Petegem Astene Gottem Wontergem Grammene Zeveren Vinkt B.M. Leerne S.M. Leerne
9.303 4.920 545 953 818 921 1.373 1.682 1.182
9.507 4.899 549 954 875 924 1.373 1.708 1.198
+204 -21 +4 +1 +57 +3 +26 +16
+2,2% -0,4% +0.7% +7,0% +1,5% +0,9%
694
708
+14
+2,0%
29.278
+290
Meigem 28.988
Aangroei
%
-
+1,0%
Petegem is in 2009 de deelgemeente met de grootste aangroei (+204), gevolgd door ...Grammene met een aangroei van (+57). Astene verliest wat terrein (-21). De Deinze-kern ging in 2009 ook lichtjes achteruit (-14). Er is nog een lichte aangroei in enkele deelgemeenten zoals Bachte-Maria-Leerne, SintMartens-Leerne en Meigem. Groot-Deinze groeide in 2009 nog aan met 290 inwoners of 1,0%. In 2010 zal vooral de Deinse kern verder aangroeien door de bouw van 6 nieuwe appartementsgebouwen. Petegem zal ook nog verder doorgroeien door de geweldige uitbreiding van de Oostkouter. We voorzien dat Groot-Deinze in 2010 zal aangroeien met 350 inwoners, in 2011 met 300 inwoners en in 2012 met 150 inwoners. Aldus zal Deinze wellicht omstreeks juni 2012 nipt 30.000 inwoners tellen. De kans is reëel dat de stad dan 2 gemeenteraadsleden en 1 schepen meer zal mogen aanduiden. De deelgemeente met het hoogste bevolkingsaantal blijft Petegem (32%), gevolgd door Deinze (22%) en Astene (17%). Gottem blijft de deelgemeente met het kleinste aantal inwoners 549 (2%).
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3973 Tussen dec.2008 en dec.2009 steeg het aantal vreemdelingen van 642 tot 686 (2,3% van de totale bevolking). Op een totaal van 686 vreemdelingen zijn er ongeveer 394 van europese afkomst en 292 van niet-europese afkomst. De niet-belgen wonen vooral in de grootste deelgemeenten: Deinze (277), Petegem (221) en Astene (92). Ze zijn vrijwel afwezig in de andere deelgemeenten. Einde 2009 hebben 20 asielzoekers in Deinze een regularisatiedossier ingediend. Groot-Deinze groeide in 2009 iets sneller aan met 290 nieuwe inwoners (1%) perjaar. In Astene wonen eigenaardig genoeg minder mannen dan vrouwen (sex ratio 0,97), in Deinze is dit nog meer het geval (sex ratio 0,86). In Petegem wonen net evenveel mannen als vrouwen (sex ratio 1,00)
2977. Paul HUYS (nr. 545) Guldensporenslag van 1302
Deinze
in
een
eigentijdse
kroniek
over
de
Op 15 november 2008 vierde de geschiedkundige kring “De Leiegouw” van Kortrijk zijn vijftigjarig bestaan. Waarom we dit hier vermelden? Omdat eeuwenlang de “Roede van Deinze” tijdens het ancien régime ressorteerde onder de kasselrij Kortrijk. Er zijn dus zeer oude historische banden tussen Deinze en Kortrijk. Het is derhalve passend dat we onze collega‟s van “De Leiegouw” van harte feliciteren met hun gouden jubileum en hun het allerbeste toewensen voor hun verdere activiteit. [NVDR: in ons Contactblad, jg. 29, 2, nr. 2225, p. 3850 werd reeds een eresaluut gebracht aan onze Kortrijkse collega‟s]. In dat jubileumjaar kreeg hun gelijknamig (tweemaal per jaar verschijnend) tijdschrift een nieuwe, modern ogende layout en - althans wat de eerste aflevering van het jaar 2008 betreft - een enigszins ongewoon “themanummer”. De aflevering, 176 pp. dik, bevat immers een tweetalige editie - Latijn én Nederlands - van de zgn. Annales Gandenses, een eigentijdse kroniek van de Vlaamse vrijheidsstrijd 1297-13101. De titel van deze kroniek, geschreven door een (anonieme) Gentse minderbroeder, is enigszins misleidend, alsof het (alleen maar) over Gent zou handelen. Het is immers, veel breder, een ware kroniek van Vlaanderen en de Vlaamse vrijheidsstrijd (tegen Frankrijk). Ook Deinze wordt in deze kroniek enkele keren vermeld en dat is de reden waarom we voor deze kroniek hier eventjes om aandacht vragen. Van de Latijnse tekst zijn in het verleden ooit een vijftal edities gepubliceerd, nl. twee in Duitsland (in Hamburg door K.H. Hartmann, 1823, en Hannover, door J.M. Lappenberg, 1859), eenmaal in Brussel (door J.J. De Smet, 1837) , in Parijs (door F. Funck-Brentano, 1896) en in New York (door H. Johnstone, 1951). Maar er was van deze toch belangrijke kroniek nooit eerder een vertaling in het Nederlands verschenen. De Leiegouw heeft dus met die nieuwe, tweetalige editie een meer dan verdienstelijk pionierswerk geleverd, een gouden (jubileum)stip méér dan waardig. Een historische en tekstkritische evaluatie van het gepresteerde, dat hoge lof verdient, is hier niet op zijn plaats, maar wel in een gespecialiseerd tijdschrift. We beperken ons hier graag tot het aanbrengen van de schaarse “Deinse” passages in de kroniek. Deze zijn niet spectaculair, maar ze werpen toch een licht op het belang van Deinze als versterkte stad 2 meer bepaald omstreeks 1300, in de aanloop dus naar de beslissende confrontatie op de Kortrijkse Groeningekouter op 11 juli 1302. Een eerste passus, met betrekking tot het jaar 1297 3, luidt als volgt: Tijdens genoemd bestand4 liet de koning van Frankrijk de stad Brugge met brede grachten, aarden wallen en stevige poorten versterken. Evenzo deed de graaf [Gwijde van Dampierre] grachten, versterkingen en poorten maken in Damme, Aardenburg, Gent, Oudenaarde, Deinze en Kassel.” Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3974 De uitdrukkelijke vermelding van Deinze in dit rijtje van meestal grotere en belangrijkere steden wijst op het strategische belang van deze stad, gelegen in een brede Leiebocht, die op zich al een behoorlijke natuurlijke bescherming bood. De tweede passus heeft betrekking op het jaar 1300 5. Daarin lezen we: “In de lente berokkende voornoemde prins Carolus met zijn aanhangers de plattelandse bevolking rond Ieper, Deinze, Gent en Damme veel schade. Maar de genoemde steden kon hij geen schade toebrengen omdat ze degelijk versterkt waren. Robrecht [van Béthune], oudste zoon van de graaf, hield Gent, zijn broer Willem hield Damme, en Gwij, ook zijn broer, maar aan vaderskant, hield Ieper. Dowaai had zich aan Karel overgegeven voor hij in Brugge was aangekomen of voor hij Vlaanderen binnentrok.” Prins Karel I, graaf van Valois (1270-1325), was een zoon van Filips III de Stoute. Op 13 januari 1300 had Dowaai voor hem gecapituleerd, waarna hij vandaar rechtstreeks naar Brugge was getrokken. De in 1297 door de Vlaamse graaf versterkte steden, w.o. Deinze, kon hij geen schade toebrengen, precies door de degelijkheid van die versterkingen. Het onbeschermde platteland echter was blootgesteld aan het gebruikelijke oorlogsgeweld (plunderingen) vanwege de Fransen. De derde passus6 m.b.t. Deinze (alhoewel deze stad niet nominatim vermeld wordt) speelt zich af in de meimaand van 1301, bij het bezoek van de Franse koning Filips: “In 1301 kwam koning Filips […] als nieuwe souverein en rechtstreeks leenheer naar Vlaanderen. [Hij] arriveerde met veel pronk en praal voor de festiviteiten [nl. bij de officiële inbezitneming van het graafschap] en om het land en de rijkste steden van Vlaanderen te bezichtigen. […] Eerst kwam hij naar Dowaai, vervolgens naar Rijsel en vandaar naar Gent.” In Rijsel verbleef koning Filips op 16 en 17 mei, bezocht daarna de steden Doornik (18 mei) en Kortrijk (19 mei) en verbleef - tijdens zijn verplaatsing van Kortrijk naar Gent – overnachten in Petegem bij Deinze op 20 mei. Op 22 mei was hij in Gent. In Petegem, aan de Knok, lagen diverse goed voorziene afspanningen, die prima als pleisterplaatsen konden dienen voor reizigers tussen Gent (op 18 km van Deinze gelegen) en Kortrijk (op 25 km.afstand van Deinze). Als “versterkte stad” mocht Deinze - waar ook een grafelijk kasteel stond (later het “markiezaat” genoemd) - gelden als een veilige verblijfplaats, zelfs voor hoge bezoekers. Méér over Deinze, en zijn belang binnen het interstedelijk netwerk tijdens de Hoge M.E., vindt men in de Geschiedenis van Deinze, dl. I, pp. 13-22. 1. José Vanbossele, m.m.v. Niklaas Maddens, “De Annales Gandenses”, vertaald en genannoteerd, in: De Leiegouw, 50/1, pp. 3-176. Zie ook het KGK-Contactblad van december 2008, pp. 37613762, waarin Luc Goeminne eveneens naar deze “Annales” verwijst. 2. Deinze had reeds omstreeks het jaar 1000 wallen als stadsversterking. Zie Geschiedenis van Deinze, dl. I (2003), p. 16. W. Prevenier wijst er uitdrukkelijk op dat precies in de (in 1308 neergeschreven) Annales Gandenses Deinze als “villa” is vermeld, hetgeen onbetwistbaar wijst op een “stad”, overigens in één adem genoemd met Gent, Ieper en Damme als goed verdedigbare steden. De eerste Deinse stadskeure dateert uit de periode 1279/1293 (zie ibid. p. 12). 3. Annales Gandenses, l.c., p. 42, alinea 21 (“Comes fecit etiam fieri aliqua fossata et munitiones et portas in Ganda, Aldenardo, Donsa et Casleto”). 4. Het tijdelijk bestand (tussen de koningen van Frankrijk en van Engeland en hun resp. bondgenoten) was op 9 oktober 1297 getekend te Sint-Baafs-Vijve; het zou voor Vlaanderen in werking treden op 12 oktober 1297 om van rechtswege te eindigen op 7 december. Een korte “adempauze” dus in een conflict, dat daarna toch zou blijven aanslepen. 5. Ibid., p. 48, alinea 5 (“Tempore vernali predictus dominus Karolus cum sibi adherentibus multa damna fecit ruralibus hominibus circa Ypram et Donzam et Gandavum). 6. Ibid., p. 52, alinea‟s 1-3 (“Venit enim primo Duacum, deinde Insulam, postea Gandavum”) en noot 46, waarin de reisweg tussen Dowaai en Gent gedetailleerd wordt weergegeven.
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3975 2278. Romain DE BOUVER en Tony VANHEE: Het Wontergemse bruggetje: een alternatieve verklaring voor het bord van 1940. In ons Contactblad van oktober-december 2009 bracht Stefaan De Groote op de blz. 3909 en 3910 een oplossing voor het “raadsel van de twee Duitse namen op een spoorwegbruggetje in Wontergem”. We lazen het artikel met interesse, maar voor de ontraadseling van het naambord (met de tekst “Fritz Rode Bogen-Brücke Franz / B.B. 83. 2. KOMP /22.7.1940”) willen we een alternatief bieden. De context zoeken we uiteraard ook in de nadagen van de Achttiendaagse Veldtocht van mei 1940, maar bij analyse van het naambord komen we tot een andere conclusie. Vooraf een korte schets van de gebeurtenissen in mei 1940. Op donderdag 23 mei waren de eerste Duitse troepen in de Leiestreek gesignaleerd en aangekomen. De Belgische genietroepen bliezen die donderdag om 14 uur 28 de stalen spoorwegbrug over de Leie in Grammene op en bijna onmiddellijk staken ze de lont aan de kleine tunnel onder de spoorweg in Wontergem aan. De zwaarste gevechten zouden vooral op zaterdag 25 mei losbreken, waarbij de 56e en de 216e Duitse Infanteriedivisie vanuit de linie Bachte-Zulte in de aanval trokken. Pas na heel zware gevechten konden de Duitse troepen in Gottem en Deinze de overkant van de Leie en de Vaart veroveren. In de sector Gottem-Grammene stonden het 6e Regiment Ardense Jagers en het 17e Linieregiment onder permanente druk. Ze hielden stand tot rond de middag van zondag 26 mei, maar uiteindelijk diende kolonel De Smedt wegens een zware infiltratie in zijn rechter sector zijn 6e Regiment op de lijn De Bek-Wontergem-Dentergem terug te trekken. Na de gevechten en zeker na de capitulatie van 28 mei begonnen Duitse pioniers en soldaten van de “Bau-Bataillone” met het vrijmaken van de spoorweglijn Gent-TieltAdinkerke, die in de richting van de Belgische en Franse kust en naar Duinkerke liep en daarom een strategische waarde had. Ook het Wontergemse bruggetje diende na de Leieslag herbouwd te worden. Het werd een boogbrug (Bogen-Brücke) geslagen door de 2e Kompanie van Bau-Bataillon 83, waarvan het erkenningsteken als Bau-Bataillon (schop en houweel) op het bewuste naambord van de tunnel is aangebracht. Daarmee is al een deel van zijn inhoud verklaard. Blijkbaar heeft Hauptmann Plum in juli 1940 het nodig geacht om deze boogbrug met een naam te bedenken. De kans dat Franz Fritz Rode bij deze bruggenslag is omgekomen of al eerder verongelukt of gesneuveld was, is een hypothese die we op basis van andere benoemingen van bruggen naar gesneuvelde kameraden naar voor mogen schuiven. Wegens de oorlogsomstandigheden hebben veel van die bruggen slechts een “tijdelijk” bestaan gehad en gingen de naambordjes verloren. In Wontergem is de betonnen boogbrug van de 2e Kompanie van Bau-Bataillon 83 echter tot vandaag overeind gebleven. Blijft dan nog de naam Franz Fritz Rode, wellicht soldaat en werkman bij deze eenheid. Eventuele inlichtingen kunnen bij de Deutsche Dienststelle (WASt) in Berlijn of bij het Bundesarchiv-Militärarchiv in Freiburg opgevraagd worden. Of de aanvrager daar de wet van de privacy kan omzeilen, dient hij af te wachten en de WASt-dienst voorziet voor zichzelf voor elke aangevraagde zoekopdracht een onderzoeksduur tot 12 maanden tegen betaling (gemiddeld 20 euro)1. Voor de geschiedschrijving van Bau-Bataillon 83 is dit naambord een dankbaar gegeven, want over de deelname van de eenheid aan de Veldtocht in het Westen (1940) is niet zoveel geweten, maar blijkbaar was op zijn minst de 2e Kompanie aan het werk bij het herstellen en heropbouwen van de spoorweglijn Gent-Tielt. Bau-Bataillon 832 is bij de Duitse mobilisatie van 26 augustus 1939 in Wehrkreis VI (MünsterDortmund-Düsseldorf-Köln) als legertroep samengesteld uit eenheden van RAD-groep 318. De Reichsarbeitsdienst (RAD) organiseerde in de periode 1933-1945 de verplichte Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3976 arbeidsdienst van zes maanden voorafgaand aan de legerdienst (twee jaar). Het hele opzet paste in het nationaal-socialistisch opvoedingssysteem en de talrijke opdrachten voor de RAD-eenheden in de sector land- en bosbouw, voor dijkenbouw en voor ontwateringsprojecten vormden een onderdeel van de nationaal-socialistische economie in het toenmalige Duitsland. RAD-groep 318 werd aanvankelijk in het westen van het land opgesteld en was ingedeeld bij het 5e Duitse Leger van Generaal van de Infanterie Curt Liebmann, dat de grens van Nederland en België dekte. Toen de plannen voor een veldtocht in het Westen duidelijkere contouren kregen, werd de groep, na het ontslag van de RAD-leiders, op 1 april 1940 onder bevel van de Wehrmacht geplaatst en tot Bau-Bataillon 83 omgevormd. Het bataljon werd vanaf 1941 onder verscheidene benamingen (Eisenbahn-Bau-Bataillon 83, Eisenbahn-Baupionier-Bataillon 83) in (Zuid-)Rusland ingezet en was in 1944-1945 terug aan de Nederrijn. 1. Deutsche Dienststelle (WASt). Zie onder: http://www.dd-wast.de (Menu: Suchantrag/Recherches) (23.03.2010). 2. Lexikon der Wehrmacht, Bau-Bataillon 83. Zie onder: http://www.lexikon-der-wehrmacht.de/Gliederungen/BauBtl/BauBtl83-R.htm (23.03.2010).
2279. Paul HUYS (nr. 546) Joannes Hollebeke en Carel Tant, voermans van Vinkt op Gent (2e kwart 18e eeuw) In de jaren ‟40 van de achttiende eeuw verzekerde Carel Tant 1, die in Vinkt woonde, de vervoerdienst tussen Vinkt en Gent (waarbij zijn gewone reisweg vermoedelijk via Meigem en Nevele over Drongen liep). Hij had einde de jaren ‟30 de voermansstiel geleerd bij - en daarna overgenomen van - zijn in 1742 overleden voorganger, Joannes Hollebeke2, ook een Vinktenaar. Een van zijn regelmatige klanten, voor wie hij vanuit Gent koopwaar meebracht, was Frans van Ooteghem3, die baljuw was van de parochie en heerlijkheid van Zeveren, maar zelf ook in Vinkt woonde. Telkens bij de aflevering van de goederen had de baljuw (stipt, naar we mogen aannemen) aan de Vinktse voerman betaald wat hij daarvoor schuldig was, opdat de voerman die som - bij een volgende reis - aan de Gentse kooplui zou doorbetalen. Blijkbaar gebeurde dat toch niet zo vlot als verondersteld mocht worden. Maar aan wie was dat dan wel gelegen? In 1749 - Carel Tant deed toen al (naar eigen verklaring) sedert meer dan tien jaren de reis naar Gent - werd baljuw Van Ooteghem op het matje geroepen door ene sieur Jan Baptiste Lemettre en de zijnen, erfgenamen ten sterfhuize van sieur Jacques Lemettre, hun vader, in zijn leven koopman en kruidenier in Gent. De overledene wordt in het gerechtelijk dossier(tje) vermeld als “grossier inde Schelpe” 4 nabij de Koornmarkt in Gent. Bij het overlijden van hun vader moeten de erven-Lemettre op onbetaalde rekeningen ten laste van de Zeverense baljuw Van Ooteghem gestoten zijn. Hij moest zich op eis van de hoirs-Lemettre, voor de Luitenant Civil van de Indaginge te Gent 5 als verweerder verantwoorden op een vooronderzoek (“enkwest”), behandeld op 11 december 1749. Er werden daarvoor vier getuigen opgeroepen, allemaal Vinktenaars: een ervan is de actuele voerman-op-Gent, Carel Tant, een andere is de weduwe van diens voorganger Hollebeke. Hier volgen de “personalia” van deze getuigen en de essentie van hun resp.verklaringen: a. Carel Tant fs. Adriaen, ± 43 jaar, voerman, wonende in Vinkt. Hij getuigt dat hij reeds “beth 10 jaeren” op Gent reist en dat hij daarvóór ook al diverse reizen had gedaan met [wijlen ]Joannes Hollebeke in de tijd dat die voerman was van Vinkt [op Gent]; hij heeft herhaaldelijk de winkelwaren van de verweerder [= baljuw Van Ooteghem] vervoerd en meegebracht en deze gaf hem iedere keer daarvoor “pakskens met geld”. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3977 b. Marie Jeanne Verbeke fa. Adriaens, ± 50 jaar oud, weduwe van Joannes Hollebeke, wonende in Vinkt, bevestigt dat haar man in de jaren omstreeks 1735 voerman was van Vinkt op Gent. c. Pieter Codde6 fs. Jans, ± 48 jaar oud, landsman in Vinkt, ongeletterd. Hij getuigt dat hij zowel wijlen sieur J.B. Lemettre als wijlen voerman Hollebeke gekend heeft, en dat hij ook baljuw Van Ooteghem en de actuele voerman Carel Tant kent. Als bijzonderheid weet hij te vermelden dat (wijlen) “Hollebeke wel vier of vijf keren veel verlies heeft geleden in zijn goed(eren) door het „omme smijten‟ [hier is wel „omkantelen‟ bedoeld!] van zijn wagen in het water”. d. Herasmus Cortvriendt7 fs. Olevier, ± 64 jaar oud, landsman te Vinkt, bevestigt dat de voerman, die hele tijd door al, de winkelwaren [= van Van Ooteghem] heeft gevoerd en meegebracht “ende het ghelt altijt heeft gehadt vanden verweerdere ofte sijne huijsvrauwe omme deselve goederen te betaelen”. Uit de getuigenverklaringen blijkt evenwel niet of de Gentse koopman Lemettre het geld werkelijk heeft ontvangen en of hij het desgevallend bij de ontvangsten heeft geboekt, of niet. Maar voor ons is dit nu eigenlijk maar bijkomstig. Interessant is wel dat we intussen kennis hebben kunnen maken met enkele Vinktenaars en met de “gevaren onderweg” van de voermansstiel ruim twee en een halve eeuw geleden. 1. Carolus Tant fs. Adrianus, omstreeks 1706 geboren , overleed in Vinkt op 28.05.1769. Hij was eerst gehuwd geweest met Joanna Declercq fa. Adriaen († Vinkt 06.06.1749; zie haar Staat van goed, Nevele, 473) en daarna met Joanne de Smedt († Vinkt 02.11.1784), die hem vier kinderen geschonken had (° tussen 1751 en 1758). Maar er was in Vinkt ook een (andere? of misschien toch dezelfde?) Carolus Tant, in Vinkt op 06.04.1758 gehuwd met Norbertina Eleonora Dhondt, bij wie hij zes kinderen had (° tussen 1759 en 1767). Verder genealogisch onderzoek is hier gewenst. 2. Joannes Hollebeke (ook als Holsbeke/Van Holsbeke vermeld) was op 06.07.1723 in Vinkt gehuwd met Maria Joanna Verbeke († Vinkt 13.09.1777). Het echtpaar kreeg zes kinderen (° tussen september 1723 en juli 1742), van wie het zesde geboren werd na de dood van Joannes Hollebeke, die immers al op 04.05.1742 was overleden. 3. Ene Frans van Ooteghem overleed in Vinkt op 11.01.1763, weduwnaar, 74 jaar oud (= geboren omstreeks 1690). Was deze overledene de Zeverense baljuw? Een andere met dezelfde naam overleed er op 21.02.1782. 4. De Schelp was gelegen in de nabijheid van de Koornmarkt. N. Kerckhaert, in Oude Oostvlaamse huisnamen 5 (Gent, 1991), p.25, vermeldt verscheidene huizen met die naam in de periode tussen 1420 en 1603 , nl. een 15e-eeuwse brouwerij in de Kwaadham en een 16e-eeuws huis aan de Lange Munt, dat blijkbaar ook nog in 1790 bestond, maar tussen 1603 en 1790 vermeldt hij geen enkele archivalische attestatie onder die naam. In 1749 woonde daar dus koopman-grossist Lemettre. 5. Rijksarchief Gent, Archief van de Luitenant Civil van de Indaginge te Gent, Bundel 305 (dossier Frans van Ooteghem contra J.B. Lemettre c.s., 11.12.1749). 6. Petrus Codde fs. Jan zou geboren zijn (te Vinkt?) omstreeks 1700. Zijn ouders waren vermoedelijk Joannes Codde/Kod[d]e († vóór 1731) en Judoca/Joanna Geyssens († Vinkt 28.02.1731). 7. Erasmus Cortvriendt fs. Olivier (in de PR van Vinkt ook als Kortvrind/Kurtvryndt vermeld) was volgens zijn getuigenverklaring in dec. 1749 ongeveer 64 jaar oud, d.i. geboren rond 1685. Het echtpaar Erasmus Curtvriendt-Joanna Depestele (zij 1. † Vinkt 22.07.1742) had tien kinderen, tussen 1717 en 1742 geboren (zie ook haar Staat van goed, Nevele, b. 469; haar zes minderjarige wezen worden er niet bij naam genoemd). Bovendien vinden we ook ene (allicht dezelfde?) Erasmus Cortvrient, die huwde in Vinkt op 19.03.1743 met Petronella Mestdag (die † Vinkt 30.10.1774, 77 jaar oud). Hetgeen dan weer niet klopt met het gegeven dat ene (dezelfde? een andere?) Erasmus Cortvrint, man van Petronelle Vlaeminck (!), in Vinkt overleed op 18.09.1773, ca. 96 jaar oud, d.i. geboren omstreeks 1677.
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3978 2280. Paul HUYS (nr. 547) Betwisting over het pachtcontract van Pieter Gillis van Liere (Deinze-Buiten 1771) Pieter Gillis van Liere1, landsman op Deinze-Buiten (d.i. het landelijk gedeelte buiten de stad, benoorden en bewesten de Brugse Poort, of m.a.w. het Schave, Deinze-Kouter en Dhoyemeersen), pachtte daar, sedert 1766, een partij land en meers, samen groot omtrent één bunder, palende ten O. aan de zgn. “Westmeers” 2, ten Z. aan “den Beversluys”3, ten W. aan gronden van Pieter de Gruyter en ten N. aan gronden van Jacobus Minnens. Eigenares van deze partij land en meers, “leen wezende”, was joffrouw Marie van Melle, de weduwe van sieur Pieter Jacobus Lammens in Gent. Het is ons niet bekend van welk (hoofd)leen deze partij grond in leenrechtelijk opzicht afhing. In 1770 moet betreffende deze verpachting een betwisting gerezen zijn, want op verzoek van de laatstgenoemde eigenares, “eiseres bij daging van 23 juli 1770”, moet pachter Van Liere, als verweerder, zich verantwoorden voor de Luitenant Civil van de Indaginge in Gent. En op 17 november 1770 wordt al een eerste tussenvonnis geveld4. Door de diensten van de Luitenant Civil was net vóór dat eerste vonnis een “enkwest” (= vooronderzoek met getuigen) gehouden, waarbij een zevental getuigen worden gehoord: eerst zes op de eerste zitting van 21 oktober, en vervolgens nog één getuige op een tweede zitting van 25 oktober. Onder de eerste zes getuigen, die allemaal bewoners van DeinzeBuiten zijn, tellen we ook twee respectieve echtparen. We laten ze allen even langskomen, netjes op rij. Vier van hen zijn ongeletterd en moeten hun verklaring ondertekenen met een “merk” of een kruisje. a. Joannes Cangier (sic) fs. Balthazar, ± 61 jaar, landsman in Deinze-Buiten, ongeletterd. b. Joanne Therese Cangnier (sic) fa. Joannes [= getuige a], ± 25 jaar oud, huisvrouw van Laureyns vanden Kerckhove5, landsman in Deinze-Buiten. Zij signeert, vrij onhandig, als “Joanna Thresia Connee” (sic); maar eigenlijk is de juiste schrijfwijze van haar familienaam Coigny. c. Marie Catherine Minnens fa. Jacobus, ± 37 jaar, huisvrouw van Emanuel de Clerck, “excercerende de lantneeringhe”, wonende in Deinze-Buiten; zij signeert met haar eigen naam6. d. Emanuel de Clerck fs. Judocus, ± 37 jaar, landsman in Deinze-Buiten; hij signeert met een merk (andreaskruisje). e. Geeraert Cornelis fs. Guilliaeme, ± 55 jaar, landsman in Deinze-Buiten; hij signeert met een kruisje (7). f. Marie vande Keere fa. Jan, 74 jaar oud, huisvrouw van de voornoemde Geeraert Cornelis; ook zij signeert met een kruisje. g. Jacobus Claeys fs. Jan, ± 66 jaar, landsman in Deinze-Buiten; hij signeert met eigen naam. Uit de afgelegde verklaringen kunnen we, indirect, afleiden, dat Pieter Gillis van Liere van de gepachte partij land en meers een deel in “naerpachte” [= in onderpacht] gegeven had aan Jacobus Claeys [= getuige g] om in het zomerseizoen te maaien en te hooien; dat was in 1766 en 1767. In het zomerseizoen van1768 had hij ze in naarpacht gegeven aan Geeraert Cornelis [= getuige e]. In 1769 werd de meers “ghedefructureert [= zonder enige opbrengst van hooi] bij weghe van door hunne beesten te laten pastureren het gers ende den toemaet ofte naergers daerop gewassen” [= gegroeid]; de naarpachter was ook in 1769 de voornoemde Cornelis. Daarna heeft Van Liere de pacht opgezegd, met ingang van kerstavond 1769. In 1770 hebben Joannes Cangnier (= Coigny) en zijn dochter Joanne Therese de pacht overgenomen en “het gers ende naergers door hunne coeybeesten laten afwijden (sic) ofte pastureren”. Vermoedelijk wilde de eigenares van de betreffende grond het pachtgeld op haar directe pachter verhalen, zonder rekening te houden met diens (misschien ongeoorloofde?) overeenkomst met zijn onderpachters. Een uitspraak terzake door de rechter van de Indaginge hebben we niet aangetroffen. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3979
1. Pieter Egidius [= Gillis] van Liere, zoon van Judocus en van Maria Dharte, was geboren in Deinze (O.-L.-V.) op 9 juni 1737 en overleed op 17 maart 1789, 51 jaar oud; zijn Deinse overlijdensakte vermeldt dat hij gestorven was in Harelbeke (“obiit in Haerlebeke”). Op 28 januari 1768 was hij in Deinze (O.-L.-V.) gehuwd met Joanna Catharina van Oost, dochter van Franciscus; getuigen bij dat huwelijk waren Josephus van Liere en Catharina de Meester. Blijkens een archiefdocument (RAG, oud archief Deinze, nr. 474 = dossier mogelijke doodslag in januari 1773 door Bouduin de Stoop op Judocus de Sloovere, ook op Deinze-Buiten) was Pieter Gillis van Liere, fs Joos, toen herbergier inden Arent op Deinze-Buiten, en daar gebuur van het slachtoffer, olieslager-herbergier Judocus de Sloovere. 2. Westakker: zie Martin Vanhaesebroeck, Toponymie van Deinze 1100-1600 (Zulte, 1982), p. 124, nr. 644, met een vijftal archivalische attestaties tussen 1350 en ca. 1590; door de auteur gesitueerd als “meers aan de westzijde van de stad”, op de bijhorende toponymische kaart gesitueerd tussen de Kaandelbeek en, voorbij de Westmeersstraat, de Hooie. 3. Den Beversluis: door Vanhaesebrouck, a.w., p. 47, nr. 33, geattesteerd in 1480 en 1514, en op de kaart gesitueerd ten O. van de Westmeers en de Westmeersstraat. Volle drie eeuwen na 1480 had dit meerstoponiem dus nog altijd zijn naam behouden. Vanhaesebrouck vermeldt ook, zelfs iets vroeger (1466), de “beversluys buelken”. 4. Rijksarchief Gent, Archief van de Luitenant Civil van de Indaginge, nr. 307 (Enkwesten: dossier dd° 21.10.1771); Idem, nr. 329 (Vonnissen: op 17.11.1770 een tussenvonnis, waarbij de eiseres wordt geadmitteerd tot verificatie van de feiten). We hebben echter geen eindvonnis aangetroffen. 5. Joanna Theresia Coigny (°Gottem, ca. 1745) was op 17.11.1767 in Deinze (O.-L.-V.) gehuwd met Laurentius vande Kerckhove fs. Laurentius uit “Roosbeke” (= Oost-Rozebeke). 6. Emanuel de Clerck (°Deinze O.-L.-V., 07.04.1733, zoon van Judocus en Petronilla Dhaenens), huwde op 11.08.1761 te Deinze (O.-L.-V.) met Maria Catharina Minnens, dochter van Jacobus. Over de Deinse familie Minnens zie KGK-Jaarboek 74 (2007). 7. Gerardus Cornelis (°Deinze O.-L.-V., 08.02.1716, zoon van Guillielmus en Petronilla Tant), was al weduwnaar van Maria Anna Boterdaele († 15.05.1745), toen hij op 09.08.1757 te Deinze (O.-L.V.) huwde met Maria vande Keere, dochter van Joannes. Hij overleed in Deinze op 7 april 1778, 62 jaar oud.
2281. Willy JONCKHEERE: Beschouwingen bij een beeld van Sint-Hendrik Iemand vroeg me onlangs een inlichting over de beginperiode van het Sint-Hendrikscollege. Toen ik rondsnuffelde in oude archiefnota‟s, stootte ik op een notitie van de Gentse bisschop Mgr. Bracq in zijn bundel over het Sint-Hendrikscollege: “Juill 1883 je donne une statue de St Henri par Zens” Al wie op het voormalige Sint-Hendrikscollege ooit de ‟spreekplaats‟ betrad, moet dit gezien hebben: een gipsen beeld van zowat 70-80cm., voorstellend de Heilige Hendrik.
Wat had deze Duitse keizer Henricus II van het Heilig Roomse Rijk, Hendrik de Manke, ook de Heilige, (973 – 1024), te maken met Deinze en/of met het college? In ons KOK-jaarboek van 1984, pp. 165-194, publiceerde ik een artikel, waarin de eerste jaren van het college, de directeursjaren van E.H. Silvain Gevaert, aan bod kwamen. Daarin trachtte ik duidelijk te maken dat de eigenlijke start van het college niet te situeren valt in het „oud huis Van Doorne‟ op de Markt, -- dit was de „voorgeschiedenis‟ – maar op de site tussen Tolpoortstraat en Leie. Daar kocht men begin 1865 de oude stokerij van Charles Delaye. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3980 Zoals ik toen aantoonde viel de start dus in het schooljaar 1864-1865, ook al vierde men in 1960 het “eeuwfeest”1. Na het plots overlijden van mgr. Delebecque op 2 oktober 1864 werd Henri Bracq, professor aan het Gents grootseminarie, eind 1864 als zijn opvolger aangeduid. Hij werd op 1 mei 1865 gewijd als 22 e bisschop van Gent2. De geboren Gentenaar, Hendrik-Frans Bracq, schonk het eerste college dat tijdens zijn episcopaat gesticht werd de naam van zijn patroonheilige. Henricus II van Duitsland, keizer van het Heilig Roomse Rijk, de laatste uit het Saksische huis, wordt meestal voorgesteld als keizer met baard, mantel en keizerskroon. In de hand houdt hij soms een scepter en een gouden rijksappel. Een zwaard komt eveneens voor, of een kerkmodel dat hij in de hand houdt, of een schild met daarop de Duitse adelaar. Het kerkmodel verwijst naar de dom van © Paul Careel Bamberg. Samen met zijn echtgenote Cunegundes van Luxemburg had hij het bisdom Bamberg opgericht 3. Om zijn vazallen de baas te kunnen steunde hij vooral op bisschoppen en abten, die hij een grote bestuursmacht, en zelfs militaire macht toekende. Hij steunde dan ook sterk de hervormingsbeweging van Cluny4. In dat verband is het voor Deinzenaren toch interessant om te weten dat hij in het kader van de kloosterhervorming in Lotharingen de geboren Deinzenaar Sint-Poppo (Deinze 978Marchiennes 1048) aanstelde tot abt van de bijzonder belangrijke keizersabdij StavelotMalmédy. Vermits de feestdag van de H. Hendrik op 13 juli valt, midden in de grote vakantie dus, werd zijn naamdag allicht nauwelijks gevierd en bleef zijn betekenis daardoor minder beklemtoond. © Paul Careel
Door de notitie van mgr. Bracq werd mijn aandacht getrokken op de maker van het beeld „Zens’, niet direct een overbekende beeldhouwer. Na even zoeken bleek Matthias Zens in het Gentse toch wel een succesrijk kunstenaar te zijn geweest5. Hij werd geboren in Schwarzenborn (Zuid-Eifel) op 20-03-1839 en overleed te Gent op 3-101921. Na zijn legerdienst bekwam hij in 1866 een studiebeurs “voor een beeldhouwersschool te Gent”, d.i. Sint-Lucas, waar hij in de invloedssfeer terechtkwam van de propagandist van de neo-gotiek, baron Jean-Baptiste Bethune. Na zijn opleiding startte hij een zelfstandig atelier, dat in 1870 twintig medewerkers tewerk stelde, ondermeer Aloïs De Beule. Ook voor zijn thuisland maakte hij verschillende werken. Zijn meesterwerk wordt geacht te zijn het ivoren beeld van de Moeder Gods met kind, waarvoor hij in 1905 de “Grand Prix” kreeg op de tentoonstelling van Christelijke kunst in Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3981 Rome. Twee jaar later, in 1907, kreeg hij voor zijn totale oeuvre het Kruis „Pro Ecclesia et Pontifice‟, naar aanleiding van de expositie van zijn werk in de Gentse Sint-Lucasschool. Na WO I werd hij als „ Duitser‟ uitgewezen, maar kon spoedig terugkeren. Zijn grafsteen bevindt zich op het kerkhof van Mariakerke (Afb. zie F. Vanderstraeten, o.c., p. 17).
Als belangrijke werken van Matthias Zens somt Gilbert Samson op: meubilair in de Sint-Annakerk, Gent; Calvariegroep in de Sint-Jakobskerk, Gent; Preekstoel en communiebank in de Sint-Jan-Baptistkerk, Gent; Retabel, preekstoel en biechtstoelen in de Sint-Jozefskerk, Gent; Houten kruisbeeld in de kerk Sint-Theresia van het Kind Jezus, Gent; Biechtstoelen en lambrizering in de Heilig Kerstkerk, Gent; Neogotische sculpturale inbreng in de Sint-Martinuskerk, Gent, Ekkergem; (preekstoel in) O.-L.Vrouw Geboortekerk, Gent, Mariakerke; Hoofdaltaar, communiebank, preekstoel en koorgestoelte in de Heilig Hartkerk, Gent, Sint-Amandsberg; Koorgestoelte en witmarmeren doopvont in de Sint-Vincentiuskerk, Eeklo. F. Vanderstraeten heeft naast de hoger vermelde werken, die Samson opsomde, nog een indrukwekkende lijst bij elkaar gevonden: In Gent : Gevelkapelletje in de Rozemarijnstraat; kapel Bijlokehospitaal; kapel crombeen in de Leeuwstraat; kapel van Sint-Barbaracollege in de Savaanstraat; kapel Sint-Jan-de-Deo aan het Fratersplein; kapel Toevlucht van Maria aan de Coupure; Museum Meerhem van de Broeders Hiëronymieten aan het Fratersplein; Sint-Denijs in de deelgemeente Sint-DenijsWestrem; Sint-Lieven in de deelgemeente Ledeberg; Sint-Macharius in de Dampoortbuurt ; Sint-Michiels aan het Sint-Michielsplein; Buiten Gent: Aalst, Sint-Jozef; Ans, Saint-Remy; Anthisnes, Sint-Martinus; BevereOudenaarde, Sint-Pieterskerk; Beveren-Waas, Sint-Martinuskerk; Brugge, Heilig Hartkerk; Destelbergen, O.-L.-Vrouw-ter-Sneeuw; Grotenberge, Sint-Pietersbanden en Sint-Berlindis; Kalken, Sint-Denijskerk; Kortrijk, O.-L.-Vrouwkerk; Maredsous, Piëta; Oudenaarde, O.-L.Vrouw van Pamele; Overslag (Wachtebeke), O.-L.-Vrouw Geboorte; Rupelmonde, O.-L.Vrouw Bezoeking; Sint-Maria-Aalter, O.-L.-V. Hulp der Christenen; Sint-Niklaas, SintNicolaaskerk en Sint-Jozef; Sleidinge, Sint-Joris en Sint-Godelieve; Temse, O.-L.-Vrouw; Wachtebeke, Sint-Catharina; Wichelen, Sint-Gertrudis; Zaffelare, O.-L.-Vrouw en SintPetrus; Zele, Sint-Ludgerus; Zeveneken, Sint Eligius; Daarnaast nog diverse werken in het buitenland, vooral in de Duitse Zuid-Eifel, waar hij vandaan kwam. Hij gebruikte voor beelden : gips, witte marmer, eikenhout, ivoor polychromie, terracotta. Voor meubilair en ornamenten werd gebruik gemaakt van : witte steen, wit marmer, veelkleurig marmer, arduin, eikenhout, palmhout, koper, brons en smeedijzer, al dan niet geëmailleerd. De enorme productie toont aan dat Zens niet alle stukken eigenhandig heeft gemaakt, maar het is niet duidelijk wat hijzelf of zijn getalenteerde medewerkers tot stand brachten. Zens signeerde zijn werk zelden of nooit.
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3982 1.
2. 3. 4. 5.
W. Jonckheere, Sint-Hendrikssprokkelingen. Grasduinend in het verleden van het St.Hendrikscollege te Deinze. Oorsprong, stichting en eerste levensjaren onder directie van E.H. Silvain Gevaert, in KOK-jaarboek, 1984, pp. 165-194. M. Cloet e.a., Het bisdom Gent (1559-1991). Vier eeuwen geschiedenis, pp. 327 e.v. J.Claes, A.Claes en K.Vyncke, Sanctus. Meer dan 500 heiligen herkennen, Davidsfonds, Leuven, pp. 234 en 211. Historische W.P. encyclopedie, deel 2, pp. 380-381. Even zijn naam „googelen‟ leverde een artikel op van Gilbert Samson, gewezen rijkswachtofficier en druk doende in het Gentse vrijwilligerswerk: http://www.samsongilbert.be/ZensMathias.html Bij nader onderzoek troffen we een uitgebreid artikel aan van Frederik Vanderstraeten, „Mathias Zens: een neogotisch beeldhouwer en sociaal bewogen persoonlijkheid‟, in Heemkundige Kring De Oost-Oudburg, Jaarboek 1998, pp. 5-42.
2282. Paul HUYS (nr. 548) Een Drongens rapport over een Petegemse verdachte (1880) Op 17 juni 1880 maakte de Drongense schepen E. Schelstraete aan de Procureur des Konings te Gent het verslag over dat de dorpsveldwachter Polydor Geirnaert had opgesteld over een reeks diefstallen die in Drongen waren gepleegd. In dat verslag, gedateerd 10 juni 18801, wordt een opsomming gegeven van de volgende diefstallen: 1. Een koperen “zeefde” en een witte boterdoek, ontvreemd “binst mei laatst” ten nadele van Gerulf Dossche, samen 7,00 fr. waard; 2. Een tinnen “teilloor”, waarde 1,00 fr., ten nadele van Charles Vanquikelberge, wijk Noordhoute [= Baarle]; 3. Een koperen “themoor” of ketel, waarde 15,00 fr., ten nadele van Désiré De Keyser; 4. Zes tinnen vorken, waarde 1,00 fr., ten nadele van Bruno Van Hille; 5. Negen tinnen vorken, waarde 1,00 fr., ten nadele van de Kinderen Leo Desmet, wijk Keuze [= Baarle]; 6. Negen tinnen vorken, waarde 1,00 fr., ten nadele van Jan Baptist Depoorter, ook wijk Keuze; 7. Zes konijnen, waarde 9,00 fr., ten nadele van Maria Grootaert, ook wijk Keuze. De benadeelde personen hadden allemaal vermoedens uitgesproken tegen de genaamde Angelus Vliege (sic in het rapport), ketellapper en rondleurder, woonachtig in Petegem bij Deinze. Deze verdachte was op 10 juni 1880 in Drongen aangehouden en vervolgens overgeleverd aan de hoofdcommissaris van politie in Gent. In het Petegemse bevolkingsregister van 1880-1890 (boek 1, f° 229) vonden we hem ingeschreven als Ange Vlieghe (sic), vertinder, geboren te Kruishoutem op 29 januari 1830. Hij was in Olsene getrouwd op 13 februari 1857 met Pelagie De Smet (° Olsene, 1 mei 1835) en had met haar twee dochters (° 1862 en 1863) en één zoon (°1865). Het gezin was in 1862 vanuit Kruishoutem verhuisd naar Petegem en woonde daar in de landelijke wijk Dries, Reibroekstraat 15. Dat hij als ketellapper en vertinner een voorkeur had voor smeltbare metalen (een koperen zeef en dito theeketel en een tinnen bord en dito lepels) is niet te verwonderen. Over zijn bestraffing is ons niets bekend. 1. Document bewaard in het archief van de Heemkundige Kring Dronghine (O.G. map 76). Zie: D. Maes, “Sprokkelingen”, in: Dronghine-Jaarboek 2008, p. 207.
2283. Willy JONCKHEERE : Scouting- Deinze Een tijd geleden bezorgde Pauwel Robbens me enkele documenten uit de nalatenschap van zijn familielid Raoul Verstraeten. Reeds eerder gaf Paul Huys in het Contactblad enige duiding bij enkele foto‟s die betrekking hadden op de Gentse Academie 1. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3983
In een klein album zaten ook enkele kleinbeeld-foto‟s waarop figuren te zien waren op een scoutskamp „ergens te velde‟. Met dank aan KGK-lid Victor Heleu en KGK-erelid Romain De Bouver konden een aantal figuren herkend worden. Vooreerst de aalmoezenier E.H. Ivens. Emiel Ivens was priester-leraar aan het Sint-Hendrikscollege in de jaren 1928-1936. In 1930 schreef hij de tekst van de cantate “De Leie”, getoonzet door zijn collega priester-leraar Felicien Vandenbossche, en dit naar aanleiding van de „Plechtige Prijsuitdeeling‟ van 22-07-1930. Geboren te Sint-Niklaas op 27-111901, priester gewijd op30-09-1927 en benoemd tot leraar aan het Sint-Hendrikscollege te Deinze op 30-09-1928. Hij werd leraar aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas op 2808-1936. Nadien werd hij onderpastoor te Zele (30-071943), pastoor in Doel (13-05-1949), pastoor in Melsele (17-10-1952) en deken te Sint-Gillis-Waas (28-06-1961) Hij ging op rust op 9-08-1967 en overleed te Sint-Gillis-Waas op 28-03-1976. Op foto 1 is de zittende jongen patrouilleleider Oswald Van Herpe, daarnaast Raoul Verstraeten.
Foto 1
Op foto 2 zien we van links naar rechts: Raoul Verstraete, aalmoezenier Ivens, Camille de Saint-Aubin2, x, Oswald Van Herpe. Camille de Saint-Aubain was later piloot bij de R.A.F. en werd op 19-101944 boven Breskens neergeschoten en crashte in Waterland-Oudeman. Zijn stoffelijke resten werden te Deinze herbegraven op 29 oktober 1948. Naar verluidt zou in de rouwdienst E.H. Florimond Brys3 zijn voorgegaan. Brys was de opvolger van Ivens als aalmoezenier bij de Deinse scouts. Foto 2
De hamvraag bij het zien van deze enkele foto‟s is: wat gebeurt er met het archief van de Deinse scouts? Enkele van de oudgedienden zijn nog in leven en kunnen duiding geven bij het materiaal, dat naar men zegt vrij omvangrijk is. Waar vinden we een paar oud-scouts om hier eens werk van te maken? Wellicht kunnen ze een eerste aanzet vinden in het werk van Annelies Verheye, „Geschiedenis van de Jeugdbewegingen in Deinze 1918-1968‟, lic. verh. Univ. Gent, 2001, 112 pp. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3984
1. P. Huys, Foto‟s uit de oude doos…of: Deinse studenten op de Academie van Gent (1942-1944), in KGK-Contactblad, jg. 29-2, nr. 2223, pp. 3843-3847. 2. Wie meer wil weten over deze merkwaardige Deinse figuur verwijzen we graag naar het artikel van Romain De Bouver, „Wereldoorlog II te Deinze. Herinneringen.Getuigenissen.Reconstructie‟, in KGK-jaarboek 74, 2007, pp. 291-484. Hierin : „Camille de Saint-Aubin was piloot bij de RAF‟, pp. 455-458. 3. Florimond Brys, ° Temse, 3-04-1912, werd priester gewijd op 19-04-1936 en op 11-09-1936 benoemd tot leraar aan het Sint-Henfrikscollege te Deinze. Sinds 15-12-1938 was hij ook zondagsonderpastoor in De Pinte. Op 19-08-1941 werd hij benoemd tot leraar aan de Bisschoppelijke Normaalschool te Sint-Niklaas. Vanaf 1943 functioneerde hij vooral als godsdienstleraar, opeenvolgend te Aalst aan de Rijksmiddelbare meisjesschool (2-09-1943), Koninklijk Atheneum te Aalst (13-08-1943), Koninklijk Atheneum te Sint-Niklaas (21-08-1946) en „Meisjesschool‟ te Sint-Niklaas (1-09-1950). Hij overleed te Sint-Niklaas op 21-12-1956.
2284. Paul HUYS (nr. 549) Vonnissen tegen beklaagden uit Deinze, Petegem, Meigem en Zeveren (Archief van de Luitenant-Civil van de Indaginge, 1728-1767) In enkele vroegere artikels bundelden we de vonnissen van de Luitenant-Civil van de Indaginge te Gent1 tegen beklaagden uit de Deinse dorpen Vinkt, Bachte en de beide Leernes, Astene, Gottem, Grammene en Wontergem 2. Om de (Groot-)Deinze-reeks volledig te maken besluiten we nu met een overzicht van de vonnissen die we, voor de onderzochte periode 1728-1767, hebben aangetroffen in verband met inwoners uit Deinze en Petegem, uit Meigem en Zeveren. Het gaat in totaal om 25 vonnissen, resp. 2 voor Deinze, 9 voor Petegem, 8 voor Meigem en 6 voor Zeveren. We vermelden voor elk vonnis de beide partijen, genoemd eiser (E.) en verweerder (V.), gevolgd door het vonnis of de uitspraak (U.). De archiefvermelding bestaat uit het nr. van het register (327 of 328), gevolgd door de datum van de sententie. De uitgesproken geldstraffen zijn uitgedrukt in pond groten (£); zelden, meer bepaald na 1750, ook wel eens in guldens/stuivers. Onderverdeling: 1 pond = 20 schellingen; 1 schelling = 12 groten; 1 groot = 12 denieren. Een voorbeeld: £ 23-17-8-4 = 23 pond 17 schellingen 8 groten 4 denieren. De uitgesproken boetes zijn bovendien te vermeerderen met de interesten (“a tempore mores”) op de verschuldigde bedragen (meestal ad 6,25%, genoemd “penning zestiene”), alsook met de gerechtskosten. We vermelden de 25 vonnissen in chronologische orde, ongeacht de woonplaats van de betrokkenen (fs. = zoon van; fa. = dochter van). 1. Huijbrecht Florent, Deinze (327/04.11.1730) E.: Jonkvrouw de weduwe van Guillaume van Loo; V.: Hijbrecht Florent, te Deinze 3; U.: De V. moet aan E. betalen de som van £ 4-13-5 over rest van levering van divers “gleierwerk” + de interest op die som (“aan den penning 16”, d.i. 6,25%) + de kosten van het proces. 2. Rebecca Joanne vander Loo (327/20.01.1731) E.: Sieur Judocus Sunaert, ontvanger van jonkvrouw Marie Clara vander Beken fa. jonkheer Charles; V.: Jonkvrouw Rebecca vander Loo fa. dhr. Guillaume, wed. van Ferdinandus vander Schueren, te Petegem bij Deinze 4; U.: V. moet aan E. betalen de som van 35 pond gr. over 2 jaar crois van een rente van £ 1710-0 per jaar (verstreken 15.07.1730), volgens een rentebrief van notaris Jacques Guillaume tServrancx. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3985 3. Jacobus Bracke fs. Jooris, Meigem (327/19.01.1732) E.: Sieur Jacobus Goethals; V.: Jacobus Bracke fs. Jooris, te Meigem (vgl. casus 11: Jacobus Bracke, te Zeveren!, maar vermoedelijk toch dezelfde persoon); U.: V. moet aan E. betalen de som van 88 pond gr. over 2 jaar pacht van een hofstede met landen, bossen en meersen, groot ca. 28 bunders, gelegen in Meigem; de pacht (ad 44 pond per jaar) is verstreken op kerstdag 1731. V. moet ook bewijzen dat hij jaarlijks heeft “verlegd tot 600 gheleij stroot op de voors. hofstede”. Er is ook sprake van de pacht van een andere hofstede met land, door de V. gebruikt (achterstal: 5 pond gr. over 2 jaar pacht). 4. Frans de Waele, Petegem (327/21.03.1733) E.: Jan Baptiste Tuytschaever, waard “int Lindeken” binnen Gent; V.: Frans de Waele, te Petegem bij Deinze 5; U.: V. moet aan E betalen de som van £ 0-19-10 “over verteirden ende geleende gelden bij den verweirder in ‟s eisers huijse gedaen”. 5. Balthazar de Ruyck6 fs. Joos, Petegem (327/28.04.1736) E.: Catharina Theresia Bannaert, begijn in het Groot Begijnhof (= van Sint-Elisabeth) in Gent; V.: Balthazar de Ruyck fs. Joos, te Petegem, “ghecontumaceerde”, d.i. weerspannige verweerder; U.: V. moet aan E. betalen: a. een som van 5 sch. 4 gr. over 2 jaar “aerm rente”, gaande uit twee partijen land, in het profijt van “de armen(dis) van Petegem”, genaamd “den Botterbulck” 7, verstreken in 1733; b. een som van 10 sch. 4 gr. over 2 jaar kerkelijke rente, ook verstreken in 1733. 6. Pieter de Cock, Petegem (327/28.04.1736) E.: Catharina Theresia Bannaert, begijn (cfr. 5, vonnis 5); V.: Pieter de Cock, schoenmaker te Petegem buiten Deinze 8; U.: V. moet aan E. betalen de som van £ 4-4-0 over 3 jaar pacht van een partij land (ad £ 18-0 per jaar). 7. Emanuel de Keyser & Joannes de Noble (327/02.03.1737) E.: Gillis Joannes Rooman, ordinair raadsheer in de Raad van Vlaanderen (RvVl) te Gent, en voogd van de minderjarige kinderen, gewonnen bij vrouw Livine Therese de Vadder; medeeiseres is Joanne Catharine de Vadder; V.: Emanuel de Keyser fs. Joos & Joannes de Noble (in huwelijk met de weduwe van Jacobus Leytens), beiden te Zeveren; U.: V. zijn aan E. verschuldigd een som van 16 pond gr. over 4 jaar pacht van landerijen, gelegen te Zeveren. 8. Joannes Kisbulck, Meigem (327/12.07.1738) E.: Mr. Joannes Crimmers; V.: Joannes Kisbulck, te Meigem; U.: V. moet aan E. betalen de som van 24 pond over 2 jaar huis- en landpacht, verstreken op kerstdag 1737, verhoogd met £ 7-3-10 over de prijsije, door hem verweerder aanvaard van de afgegane pachter Frans van Gansbeke. 9. Adriaen Tant fs. Jan, Zeveren (327/22.11.1738) E.: Advocaat Mr. Louijs van Damme; V.: Adriaen Tant fs. Jan, te Zeveren (cfr. infra, vonnis 15); U.: V. moet aan E. betalen de sommen van: a. £ 16-8-6-6 over achterstallen van pacht, verstreken op kerstdag 1734, volgens de afrekening van 16 december (1734?); Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3986 b. 24 pond gr. over nog eens 3 jaar pacht, verstreken op kerstdag 1737. 10. Pieter Dereu, Meigem (327/11.04.1739) E.: De barones van Bellem, over de weeskinderen van vrouw douairière de prinses van Montmorency; V.: Pieter Dereu, in Meigem; U.: V. moet aan E. betalen £ 6-10-0 over redemptie (= afkoop) van het beste hoofd (een veulenpaard van anderhalf jaar). 11. Jacobus Bracke fs. Jooris, Zeveren (327/01.05.1740) E.: Sieur Pieter van Damme; V.: Jacobus Bracke fs. Jooris (vgl. casus 3: Jacobus Bracke fs. Jooris, te Meigem, maar vermoedelijk toch dezelfde persoon); U.: V. moet aan E. betalen: a. de som van £ 8-10-0 over rest van 1 jaar pacht van een hofstede en landen; b. opleg en betaling van 44 pond gr. over 2 jaar pacht van idem; c. restitutie van £ 1-11-4-4 over de heerlijke renten uit de vermelde gronden, ten profijte van de baron van Nevele. 12. Bonifacius Vervenne, Meigem (327/04.03.1741) E.: Vrouw douairière van wijlen mijnheer Ferd. Hypolite della Faille, in zijn leven hoogbaljuw van Gent; V.: Bonifacius Vervenne te Meigem; U.: V. moet aan E. betalen een som van £ 139-12-2 over achterstallen van pacht die was verstreken op kerstdag 1738. 13. NN. van Wonterghem, wed. Pieter van Coppennolle (327/07.12.1742) E.: Jonkheer Guill(aum)e du Bois, dit Van den Bossche; V.: NN. van Wonterghem, weduwe van Pieter van Coppennolle, te Petegem-buiten bij Deinze9; U.: V. moet aan E. betalen: a. £ 20-2-4 over rest van één jaar huis- en landpacht (ad 34 £ per jaar), verstreken op kerstdag 1739; b. 34 £ gr. over een volgend jaar, verstreken op kerstdag 1740; c. zij moet bovendien aan E. drie zakken beste haver leveren (Gentse maat) over het jaar 1740, volgens contract met wijlen haar man Pieter van Coppennolle. 14. Godefroit Billiet, Petegem (327/15.06.1743) E.: Sieur Guillaume van den Bossche (cfr. supra, vonnis 13); V.: Godefroit Billiet, te Petegem bij Deinze 10; U.: V. moet 3 pond gr. betalen over 2 jaar landpacht, verstreken op kerstdag 1742. 15. Adriaen Tant, Zeveren (327/27.07.1743) E.: Heer Gillis Joan(nes) Rooman, ordinaire raad in de Raad van Vlaanderen (cfr. supra, vonnis 7), mét Joanne de Vadder, hoirs van wijlen de procureur Lieven de Vadder; V.: Adriaen Tant, te Zeveren “bij de Spaensche Cauwe” (cfr. supra, vonnis 9); U.: V. moet aan E. betalen: a. de som van £ 8-10-0 over 3 jaar pacht van diverse partijen zaailand, gelegen in Zeveren “ontrent de Spaensche Cauwe”11; b. de som van £ 6-13-4 over 2 verdere jaren pacht van idem (ad 20 guldens per jaar); c. de onlosselijke lasten en de impost van prijsije op de voormelde stukken land.
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3987 16. Alexander de Meijer, Meigem (328/25.11.1747) E.: Frans baron de Brune, heer van Willecom (causa uxoris); V.: Alexander de Meijer, te Meigem; U.: V. moet aan E. betalen over 7 jaren pacht van een hofstede en land, gestaan en gelegen te Meigem; de pacht, ten advenante van £ 7-10-0 per jaar, is verstreken op kerstdag 1746; en V. moet ook afstand doen van hofstede en land met kerstdag 1747. 17. Joannes de Paepe, Meigem (328/20.12.1748) E.: Jonkheer Alexander della Faille; V.: Joannes de Paepe, te Meigem; U.: V. moet aan E. betalen de som van £ 55-11-3-6 over landpacht (ad 15 pond gr. per jaar). 18. Joos Keirsbulck, Deinze-Kouter (328/16.10.1751) E.: Sieur Jan van Grimberge, als ontvanger van jonkheer Emanuel Ignace Dhane, heer van Nieuwlande; V.: Joos Keirsbulck, wonende op Deinze-Kouter12; U.: V. moet aan E. betalen de som van 10 guldens over 2 jaar pacht van 2 bunders land, verstreken op 31.12.1746 (ingevolge contract van 14.12.1736). 19. Gillis de Cleene, Petegem (328/26.10.1754) E.: Sieur Pieter Ludovicus van Dudecom, meester-pottenbakker in Gent; V.: Gillis de Cleene, te Petegem13; U.: V. moet 17 guldens 6 stuivers wisselgeld betalen over levering van aardewerk. 20. Pieter Billiet fs. Carel, Zeveren (328/15.03.1755) E.: Jonkvrouw de weduwe van Alouisius Josephus de Lampreel; V.: Pieter Billiet fs. Carel, te Zeveren; U.: V. moet afstand doen van het pachthof met de meegaande landen, bossen en weiden, gelegen in Zeveren en Vinkt (ingevolge de opzeg dd° 29.07.1754, door V. ondertekend). 21. Jacques Marre, Zeveren (328/02.10.1756) E.: Sieur Jan Baptist van de Woestijne, heer van Bost etc., als voogd der weeskinderen van jonkheer Philippe Maelcamp; V.: Jacques Marre, in Zeveren: U.: V. moet aan E. betalen een som van £ 1-6-0 over slot van rekening, overeengekomen met jonkheer Jacobus Maelcamp als “executeur testamentair” over het sterfhuis van de voornoemde Philippe Maelcamp op 04.12.1752; hij is ook verschuldigd een som van 24 pond gr. courant over 2 jaren (1753 en 1754) landpacht van 9 bunders land, alsook een som van 18 pond gr. courant over nog één jaar landpacht, verstreken op kerstdag 1755. 22. Anthone Therie, Petegem (328/24.12.1757) E.: Sieur Carolus Benthuys, geautoriseerd over de generale hoirs ten sterfhuize van jonkvrouw Livine Benthuys; V.: Anthone Therie, wonend te Petegem bij Deinze 14; U.: V. moet aan E. betalen een som van £ 28-15-7 “sterck wisselgeld”, over levering van ijzer. 23. Joannes Malfait, Petegem (328/21.07.1759) V.: Sieur Joannes Malfait, te Petegem-Buiten15; U.: V. is een som schuldig van 32 pond gr. over 8 jaar crois van een rente van 4 pond gr. (originele rentebrief gepasseerd voor notaris Jan Bapt. Moerman dd° 27.04.1751); hij moet ook een som van £ 65-18-0 betalen “par reste” over levering van mout. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3988 24. Frans van(den) Hove, Meigem (328/04.07.1761) E.: Z. Exc. de markies van Lede (over zijn ontvanger, dheer Albert Frans de Laette); V.: Frans van(den) Hove, te Meigem; U.: V. moet ter griffie een som van 248 guldens 6 stuivers 3 deniers “nampteren” (= in borgstelling geven); voorwerp van deze zaak is niet vermeld. 25. Frans van Hove, Meigem (328/27.03.1762) E.: Frans van Hove, te Meigem (= idem als in het vorige vonnis), eiser bij rekwest van 17.07.1761; V.: J.A. t‟Servranckx c.s. (voor de markies van Lerde); U.: De partijen worden opgeroepen “om veraccordeert ende vereenigt” te worden (= beide processen bijeengevoegd) op vrijdag e.k. Namenlijst Bannaert 5, 6; Benthuys 22; Billiet 14, 20; Bracke 3, 11; Crimmers 8; De Brune 16; De Cleene 19; De Cock 6; De Keyser 7; De Keystere 11; Della Faille 12, 17; De Laette 24; De Lampreel 20; De Meijer 16; De Noble 7; De Paepe 17; Dereu 10; De Ruyck 5; De Vadder 7, 15; De Waele 4; Dhane 18; Du Bois (dit Vanden Bossche) 13; Florent 1; Goethals 3; Keirsbulck/Kisbulck 8, 18; Leytens 7; Maelcamp 21; Malfait 23; Marre 21; Moerman 23; Rooman 7, 15; Sunaert 2; Tant 9, 15; Therie 22; tServranc(k)x 2, 25; Tuytschaever 4; Van Coppennolle 13; Van Damme 9, 11; Van den Bossche 13, 14 (zie ook onder: Du Bois); Van(den) Hove 24, 25; Vander Beken 2; Vander Schueren 2; Vande Woestijne 21; Van Dudecom 19; Van Gansbeke 8; Van Grimberge 18; Van Hecke 9; Van Loo 1; Van Wonterghem 13; Vervenne 12. 1. Rijksarchief Gent, Archief Indaginge, nrs. 327 (Vonnissen Luitenant-Civil, 1728-1746) en 328 (Vonnissen 1747-1767). 2. Zie K.G.K.-Contactblad, nrs. 2009/4 en 2010/ 1 & 2. 3. Hubertus Florent is vermoedelijk ca. 1675/80 geboren; hij huwde te Petegem-Sint-Martinus op 23 april 1701 met Maria Anna van de Poele en overleed in Petegem op 15 december 1748. 4. Rebecca Joanna van Loo was op 29 oktober 1725 in Petegem-Sint-Martinus gehuwd met Ferdinandus Vanderschuere; in 1731 was zij blijkbaar al weduwe. 5. Franciscus de Waele was gehuwd met Catharina Caubeke (x Petegem-Sint-Martinus, 18 maart 1727). 6. Balthazar de Ruyck fs. Judocus (° ca. 1704) was tweemaal gehuwd. Eerst met Francisca de Smedt († Petegem-Sint-Martinus, 25 november 1736), met wie hij drie kinderen had en die stierf in het kraambed van haar derde kind (° 1732, 1734 en 21.11.1736) en daarna met Petronella Tant, met wie hij nog eens twee kinderen had (° 1737 en 1740). Hijzelf overleed in Petegem op 30 juni 1742, amper 38 jaar oud. 7. Over de Boterbulck zie: L. Goeminne & T. Vanhee, Toponymie van Petegem-aan-de-Leie (Deinze, K.G.K., 2000), blz. 91, nr. 81 (het toponiem is archivalisch geattesteerd tussen 1627 en 1792; gesitueerd in de Rodestraete, naast de meulenplas, in de nabijheid van de windmolen Ten Rode). 8. In het overlijdensregister van Petegem-Sint-Martinus vonden we tweemaal ene Petrus de Cock, de ene † op 17 december 1741 (28 jaar oud, dus ° ca. 1713), de andere † op 31 mei 1751 (53 jaar oud, dus ° ca. 1698); beiden komen in aanmerking voor de in deze casus uit 1736 vermelde Pieter de Cock. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3989 9. In het huwelijksregister van Petegem-Sint-Martinus vinden we op datum van 1 februari 1715 alleen het huwelijk van ene Petrus van Coppernolle met Judoca Putman, maar een huwelijk Van Coppe(r)nolle x Van Wonterghem hebben we niet aangetroffen. 10. Ene Godefridus Billiet (° ca. 1695) overleed in Petegem-Sint-Martinus op 8 januari 1744, 49 jaar oud. Vermoedelijk zijn gelijknamige zoon, Godefridus Bielliet (sic), huwde - ook aldaar - op 4 juni 1748 met Maria Catharina de Smet. 11. Over de herberg “De Spaensche Cauwe” te Zeveren zie onze bijdrage in K.O.K.-Jaarboek 1992, blz. 329-344. 12. Judocus Keersbilck huwde te Deinze-O.-L.-Vrouw op 15 november 1733 met Maria Livina de Smet, met wie hij acht kinderen had (° tussen 1734 en 1747); zij overleed op 26 januari 1765. 13. 13.Ene Egidius (= Gillis) de Cleene huwde te Petegem-Sint-Martinus op 22 november 1746 met Maria Anna de Steur. Vermoedelijk zijn gelijknamige zoon (of misschien wel hijzelf, als weduwnaar ?) huwde, ook aldaar, op 15 juni 1773 met Isabella Vermeulen. 14. Anthonius Therij (sic) huwde te Petegem-Sint-Martinus op 14 februari 1743 met Josepha van den Bogaerde, met wie hij vier kinderen kreeg (° 1747, 1749, 1752 en 1754). 15. In de Petegemse dooprregisters vonden we ene Joannes Malfait, gehuwd met Petronilla van Wonterghem, als ouders van een zoon Livinus (° 1744) en van een zoon Philippus Ferdinandus (° 1749). Ruim een generatie later liet een huwelijkspaar Joannes Malfait x Maria Anna Vandercruysse n in Petegem-Sint-Martinus tussen 1777 en 1781 enkele kinderen dopen.
2285. Willy JONCKHEERE : Geplukt uit de kinderopstellen van de lagere school Ze hebben daar een grote hond. Als er iemand vanvoor belt, begint hij vanachter te blaffen. We hadden veel werk, want er waren boterkoeken voor 300 mensen die allemaal opengesneden en gesmeerd moesten worden. Velen gaan naar de winkel om een groot stuk vlees zoals mijn moeder. We mochten spelen met oude kleren van mijn grootouders die netjes gewassen en gestreken in hun kist liggen. We mochten een karretje maken met de overschotjes van grootvader. Hoe noemt men de plaats waar beenderen samenkomen? (gewricht) - De beenderen komen samen op het kerkhof. De beroemdste schilder uit die tijd was Pieter Breughel Rubens. Vader is een echte mopperaar. Hij kent altijd de laatste moppen. Gelukkig dat onze stofzuiger nogal langdradig is. Omdat het zo'n mooi weer was, mochten we nog enkele minuutjes overspel doen. Spaghetti smaakt naar macaroni, maar een beetje langer. Ik denk dat ik al lang dood zal zijn tegen dat ik tachtig jaar ben. Als grootvader nog leefde, zou hij zich doodgelachen hebben. Zus heeft pilletjes gekregen voor de afgang van de dokter. Ik ging mijn neef bezoeken die ziek was om hem geluk te wensen. We gaven haar een klein pakje met een grote theepot erin. Mijn zus was verkleed als verpleegster. Dat was gemakkelijk, want ze is verpleegster. "En nu, beste vrienden, gieten we het glas uit op onze dierbare jubilarissen." We speelden een leuk spelletje en wie won was dan de winnaar. Ik vind dat het gymnastiekuurtje het rapst voorbijgaat. Dat komt misschien omdat het maar een half uurtje is. Ik zette er mijn naam op, zodat iedereen kan zien van wie ze is. Ze is namelijk van mij. We mogen de speelplaats niet verlaten, want we zouden onder een auto kunnen lopen en verongelukken…en daarvoor moeten we toelating hebben. Hij vond de WC niet en gebruikte toen maar zijn zaklamp. Er waren veel Engelsen aan de kust, vooral Duitsers. Op een mooie dag in de vakantie toen het eens slecht weer was ... De vissen namen vlug de benen, toen ze de vissers hoorden aankomen ... waar niks meer overgebleven is van al wat er te zien is. Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3990 We zagen in de dierentuin apen, olifanten, giraffen en ook twee zustertjes waar ik nog bijgezeten heb in de kleuterschool. Het was een goede chauffeur. Met zijn ene hand stuurde hij, en met zijn andere zong hij liedjes. Tegen de avond kwamen we aan onze laatste rustplaats. Door de grote droogte zagen we overal lege plassen staan. Eerst vulden we onze buik en toen onze emmertjes met zand. "We zullen hem de kop inslaan", siste de bandiet, "of als dat niet helpt, een andere remedie." .... en opeens begon mijn hart te kloppen ... Ze schoten hem dood, juist toen hij een nieuw leven wilde beginnen. "Schiet eerst het licht uit", snauwde de boef, "dan zullen we zien!" "Ik herinner het mij niet meer zo precies, maar in elk geval: het was onvergetelijk." De vissen steken de handen uit de mouwen om eitjes te leggen. De vogels leggen eitjes en na enkele dagen beginnen ze al rond te fladderen. Het wordt stilaan warmer, ik voel dat aan de kleren die ik uitgelaten heb. Mijn vriend houdt parkieten, kippen, Spaanse ratten, vier zussen en een motorboot. Ik lees het liefst sprookjes die echt gebeurd zijn. Sommige mannen gaan naar het café om hun gestorven vrouw te verdrinken. Ik denk later ook te trouwen met een vrouw die veel houdt van beesten zoals ik. Vader speelt het liefst met moeder, maar hij verliest dan altijd. (Raket = vuurpijl) Een deel van de raket vliegt naar de maan, en de rest is dan natuurlijk naar de maan. 2286. Paul HUYS (nr. 550) Lezen in woordenboeken… (VI) In dit (en een volgend) artikel hebben we het over spreuken en gezegden in verband met fruit en groenten. Wat het boomfruit betreft blijkt vooral de appel een behoorlijk aantal gezegden en spreuken op te leveren, alvast een heel stuk méér dan b.v. de peer, de pruim of de kers. Wat de groenten betreft, levert vooral de boon een vruchtbare beeldspraak op, en de wortel in mindere mate. Hier komt nu eerst het fruit aan de beurt. APPEL In ons gezegde Een appeltje voor de dorst bewaren wordt de appel in vreemde talen soms door een andere vrucht vervangen, b.v. in het Frans “Garder une poire pour la soif” of verdwijnt de beeldspraak, zoals in het Engels “Keep something for a rainy day” of het Duits “Sich einen Notgroschen zurücklegen”. Het Italiaans kent “Mettere un gruzzolo (= geldsommetje) da parte per i casi di bisogno” (= voor de noodgevallen) en het Spaans “Guardarse algo (= iets) para cuando haga falta” (= voor als er gebrek is). Het Deens kent een paar varianten: “Lægge noget til side til dårligere tider” (= iets ter zijde leggen voor slechtere tijden) en “Have noget på kistebunden” (= iets hebben voor de bodem van de kist). Door een zure appel (heen) bijten wordt in het Duits “In den sauren Apfel beißen”, zoals eveneens in het Deens “Bide i det sure æble”, maar de appel is er niet in de andere talen: “C‟est un mauvais moment à passer” of “Avaler la pillule”, “Grin and bear it”, “Dover ingiottire una pillola amara” (= een bittere pil moeten inslikken) (It.) of, in het Spaans, een keuze uit “Tragarse la pildora”, “Pasar el mal trago” (= slok) of “Haver de tripas (= darmen) corazón” (= hart), zoiets als van de nood een deugd maken. Voor een appel en een ei (ver)kopen krijgt wel een analoog equivalent in “Für einen Apfel und ein Ei (ver)kaufen”, maar andere talen hebben dan weer iets als “Sell something for a song”, of “Acheter qc. pour une bouchée de pain” en “Por un pedazo de pan” (Sp.), of, beeldrijker, “Dare via qualcosa per una pipa di tabacco” (It.). Het Deens volgt dan weer het Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3991 Frans en het Spaans met “Sælge eller kǿbe for en slik” (= verkopen of kopen voor een boterham). De appel valt niet ver van de boom (Zo de stronk, zo het jonk) wordt analoog “Der Apfel fällt nicht weit vom Stamm”, “The apple never falls far from the three” en, in het Deens dan, “Ǽblet falder ikke langt fra stammen”. Maar niet zo in het Frans en het Spaans met resp. “Tel père, tel fils” en “Tales padres, tales hijos”, met als Spaanse varianten daarnaast ook nog “De tal palo (= stok), tal astilla” (= spaander) en “El hijo del gato mata al rato” (= de zoon van de kat doodt de rat). Eén rotte appel in de mand maakt alle andere appels rot wordt woordgetrouw “Ein fauler Apfel steckt alle anderen an”, “The rotten apple injures its neighbour” en “La manzana podrida pierde a su compañia” (Sp.), maar het Frans heeft hiervoor “Il ne faut qu‟une brebis galeuse (= schurftig schaap) pour gâter tout un troupeau”, waarvoor ook het Engels dezelfde beeldspraak aanwendt met “One scabby sheep infects/spoils the whole flock” en het Spaans met “Oveja (= schaap) infestada infesta a la manada” (= kudde). Het Deens heeft dan weer iets anders: “Et råddent æg fordærver hele kagen” (= één rot ei bederft de hele koek). En een beetje apart staan een paar Duitse appelspreuken (met de betekenis van “schijn bedriegt”): “Schöne Äpfel sind auch sauer” of “Im schönsten Apfel sitzt oft der Wurm”. Het gezegde Een appeltje te schillen hebben met iemand heeft geen letterlijk equivalent in o.m. het Engels en Duits: “To have a bone to pick with somebody”, resp. “Ein Hühnchen zu rüpfen haben mit jemandem”, waaraan ook het Deens beantwoordt met “Jeg har en hǿne at plukke med ham” (= ik heb een hen te plukken met hem). Daarnaast staan dan de Romaanse talen met resp. “Avoir un compte à régler avec quelqu‟un”, “Aver dei conti da regolare con qc.” (It.) en “Tener que arreglar cuenta con un persona” (Sp.) : het gaat hier telkens om het “vereffenen van een rekening”. Iemand als zijn oogappel liefhebben ten slotte is in allerlei talen hetzelfde: “Il tient à elle comme à la prunelle de ses yeux”, “She is the apple of his eye”, “Sie ist sein Augapfel”, “Es (como) las niñas de mis ojos” (Sp. – letterlijk: als de meisjes van mijn ogen) en in het Italiaans “È il mio occhio destro” (= is mijn rechteroog). PEER Het Engels heeft de mooiste variante voor ons gezegde Met de gebakken peren zitten , nl. “To be left holding the baby” (oorspronkelijk gezegd over een in de steek gelaten meisje, opgezadeld met een ongewenste zwangerschap!) of “To be left in the car”, terwijl de Fransman zegt “Nous étions dans de beaux draps” (= in propere lakens). De Duitser moet het doen met een omschrijving als “In der Klemme (in der Patsche) sitzen” of “Da hat er die Bescherung” (= presentje, portie). En de Italiaan zegt beeldrijk: “Retrovarsi nei paticci” (zich terugvinden in de pasteien, figuurlijk voor: warboel, knoei), of ook nog “Avere una bella gatta da pelare” (= een mooie kat te ontharen hebben). Het Spaans heeft hiervoor: “Estar metido en un buen lìo” (= heel ruim in een stel kleren zitten). Onze zegswijze Als de peer rijp is, valt ze (d.w.z. alles gebeurt op de gepaste tijd) wordt in het Frans “Le temps est mûr (= rijp) pour cette affaire”, het Duits “Alles zu seiner Zeit” en het Engels “There is a time for everything”. Dit alles toch niet zo beeldend als bij ons. Voor ons gezegde Iemand een peer stoven hebben andere talen helemaal geen peer nodig: “Jemandem eins auswischen” (= uitvegen), “Jouer un sale tour à quelqu‟un” of “To play a person a nasty trick”. Het Italiaans heeft daarvoor: “Fare le scarpe” (scarpa = schoen – cfr. iemand de schoenmaat nemen) en het Spaans “Timar/dar al timo a una persona” of ook “Dejar (= achterlaten) mal parada (= voorbereid, paraat) a una persona”. En in het Deens klinkt dat als “Gǿre én en bjǿrnetjeneste” (= iemand een berendienst, d.i. een heel slechte dienst bewijzen). Een gelijkwaardige variante is voorts nog: Iemand een kool stoven, waarvoor de Italiaan ook zegt: “Fare un brutto tiro (= een lelijke streek) a qd.”, met als Duitse varianten “Einem einen Schabernack (of ook: einen Possen) spielen”, of nog “Einem etwas am Zeug flicken” (= aan z‟n been lappen), en in het Spaans “Dar un chasco (= bedriegerij) a Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3992 una persona”. (Zie ook, in een later te publiceren artikel, over de groenten, onder het lemma KOOL.) DRUIF Aan ons gezegde De druiven zijn te zuur beantwoordt het Engelse “The grapes are sour”, of “To cry sour grapes”, of in een langere versie “Sour grapes, said the fox, when he could not reach them”, en het Duitse “Die Trauben hängen ihm zu hoch”. Maar het Franse “Manger les raisins et laisser les pépins” (= pitten) heeft dan weer een heel andere betekenis, nl. van iets de lusten willen, maar niet de lasten. Ons gezegde Druiven van distelen lezen wordt in het Engels letterlijk “Gather grapes from thorn”. Het Duits kiest voor een negatieve formulering: “Von Dornen kann man keine Trauben lesen”, alsook “Auf Dornen wachsen keine Trauben”. De andere talen kennen blijkbaar dit gezegde niet. PRUIM Ons gezegde De rijpste pruimen zijn geschud betekent: het beste is er al van weg, er valt niet veel meer te halen, of ook (inzake leeftijd) de beste jaren zijn al voorbij. Analoge beeldspraak is echter in onze buurtalen niet aan te treffen, evenmin trouwens als voor het gezegde Met iets in de pruimen zitten (= in verlegenheid zijn, in de rats zitten), waarvoor het Frans zegt “être embarrassé”, het Italiaans “in imbarazzo”.Het Engels kent daarvoor eigen uitdrukkingen zoals “Be in a blue funk” (= angst), “Be in a stew”, “Have cold feet”, “Have the wind up” e.a.m., en het Duits “Im Pfeffer sitzen”, “In der Soße (of ook: in der Brühe, im Wurstkessel, in der Schmiere, in der Tinte) sitzen”. Het Spaans heeft hiervoor “Verse in apuros” (= zichzelf in nood zien) en het Italiaans “Essere nei guai” (= in de puree zitten). KERS De bekendste Nederlandse spreuk met kers is wel Met hoge heren is kwaad kersen eten (want zij gooien met de stenen), waaraan woordelijk beantwoordt “Mit großen Herren ist nicht gut Kirschen essen” of in het Deens “Man skal ikke spise kirsebær med de store”. Maar het Spaans en het Frans prefereren hiervoor een andere vrucht dan de kers, nl. de PEER: “En burlas ni en veras (= half schertsend, half serieus), con tu señor (of: con tu amo) no partas peras”, resp. “Qui avec son seigneur mange poires, il ne choisit pas les meilleures”. Het Engels kent enkele afwijkende varianten: “He needs a long spoon (= lepel) who sups with the devil”, naast “Kings have long arms” en “The weakest goes to the wall”. Zoveel geven als een boer om een kers betekent: er niets om geven, waarvoor de Fransman heel kleurloos zegt: “N‟attacher aucune valeur à…”, de Engelsman “Care little for…” en de Duitser “Nicht viel darauf geben”. En voor de Italiaan, resp. de Spanjaard volstaat “No tenere a” (= hechten aan), resp. “Hacer poco caso de”: geen verduidelijkende beeldpsraak dus, zoals wel bij ons het geval is. Talen hebben zo elk hun eigenheden.
MUSEUMKRONIEK Dubbeltentoonstelling van 26 juni tot 5 september 2010 in het Museum van Deinze en de Leiestreek Yves Beaumont “Landscapes. An anthology 2000-2010” Beaumont (° Oostende 1970) vertrekt in zijn tekeningen en schilderijen steeds vanuit de realiteit van het landschap en de referentie ernaar verdwijnt ook nooit helemaal uit zijn werk. De kunstenaar schuwt daarmee het eerder klassieke genre allerminst en - zoals ook Mondriaan en Spilliaert het Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !
3993 landschap als een schilderkunstig gegeven benaderden - zoekt hij naar eigen zeggen naar “de beeldende vertaling van het landschappelijk element”. Door een opeenvolging van onderzoeken, aftasten, schilderen, uitlichten, wegschilderen, toevoegen en accenten leggen, slaagt hij erin om het landschap te transformeren, tot hij een fragiel evenwicht bereikt tussen de zintuiglijke waarneembare realiteit en de eigen „afbeelding‟ ervan. De creatie is voor Beaumont dan ook minstens even belangrijk als het resultaat zelf. “Het schilderen is echter in zijn gehele creativiteitsproces een zodanig intense aangelegenheid dat het herhaaldelijk - in een soort slingerbeweging - de bovenhand heeft en de figuratieve en eerder concrete elementen van de herinnering in hoge mate assimileert, overspoelt, met picturaliteit bedekt en alle concrete referenties overstijgt." H. Brutin Yves Beaumont kreeg zijn opleiding aan de Academie te Gent o.l.v. Karel Dierickx en Jean Bilquin (1989-1993). Zijn werk werd vrij snel opgemerkt door galeries voor hedendaagse kunst. Reeds in 1995 kreeg hij een solotentoonstelling in het Museum voor Schone Kunsten te Oostende en daarna volgden verschillende exposities in binnen- en buitenland. De tentoonstelling in het Museum van Deinze en de Leiestreek biedt een overzicht van de landschappen die Yves Beaumont al meer dan 10 jaar onvermoeibaar produceert. Naar aanleiding van deze tentoonstelling wordt een kleine gelegenheidscatalogus uitgegeven. Kathleen Huys “Schilderijen 2007-2010” Kathleen Huys (° Gent 1965) studeerde monumentale schilderkunst aan de Hogeschool Sint-Lucas te Gent en volgde les in het atelier van Juul Claeys aan de Stedelijke Academie voor Schone Kunsten te Deinze. Ze woont en werkt in het landelijke Meigem-Deinze. In 2008 bracht haar inzending voor de Canvascollectie de jury zodanig in vervoering dat ze als tweede laureaat van de wedstrijd werd uitgeroepen. De doeken van Kathleen Huys - vaak op klein formaat - dwingen ons tot concentratie en reflectie. Delen die bij een eerste oogopslag nog als abstract worden ervaren, blijken al snel een volgende figuratieve laag te bevatten, die we nodig hebben om het werk verder te kunnen lezen. Ogenschijnlijk wazig of onafgewerkt, zijn de schilderijen eerder subtiel transparant en laat de kunstenaar ons net die lagen zien die zij interessant vindt. De relatie tussen mens en dier, natuur, kracht, macht en vrijheid zijn terugkerende thema‟s in haar werken. Haar inspiratie haalt ze vaak uit eigen en gevonden fotomateriaal. Gezichten zijn als het ware onherkenbaar gemaakt en zonder identiteit, doch zeggen uiteindelijk zoveel. Ter gelegenheid van deze expositie wordt ook een reeks van portretten getoond die de toeschouwer zelfs aanstaren en confronteren. Verder in deze intieme tentoonstelling een selectie van werken waarmee Kathleen Huys een tip van de sluier oplicht. Naar aanleiding van deze tentoonstelling wordt een kleine gelegenheidscatalogus uitgegeven. PRAKTISCHE INFORMATIE: Van 26 juni tot 5 september 2010 Museum van Deinze en de Leiestreek Lucien Matthyslaan 3-5, 9800 Deinze Tel: 09/381.96.70 - Fax: 09/381.96.79 Website : www.museumdeinze.be E-mail:
[email protected]
Openingsuren: weekdagen van 14.00 u tot 17.30 u zaterdag, zon- & feestdagen van 10 tot 12 u en van 14 tot 17 u maandag gesloten.
Groepen met gids kunnen na afspraak ook in de voormiddag de tentoonstelling bezoeken
Wij danken u voor uw lidmaatschap en steun ! Lidmaatschap 2010 nog niet in orde? Dan riskeer je het volgende Contactblad niet te ontvangen !