2009-12-28 Interview door Raf Schepers met Verslegers Jan (en echtgenote) Spechtenstraat 5 3582 KOERSEL Kerstversiering Wie heeft het initiatief genomen voor de versiering, en wat is de reden? Dat ben ik, en mijn vrouw. Wij kregen een kerstkind, op kerstdag om half een 's middags. In welk jaar was dat? Oh, dat moet ik aan moeder vragen... Maar toen heb ik voor het eerst een grote grot gemaakt, een rots, binnen in de living, met onderaan de kerststal, en daar is dat kindje in gedoopt, en zo is het allemaal begonnen. En zo is dat jaar na jaar gegroeid, feest gegeven iedere keer en zo... En dat begint ieder jaar bij Allerheiligen. Dan gaan we naar het kerkhof, mijn vader, moeder en grootvader bezoeken, en als we daarvan thuis komen, halen we de dozen (met kerstversiering, RS) van de zolder af, en dan beginnen we te sorteren. Dat is ongeveer anderhalve maand, dat ik daaraan werk.
Dus vlak na Allerheiligen begin je al met het uitpakken van de dozen? Maar dan begin je nog niet met versieren? Nee nee, alleen uitzoeken. En zo heb ik dit jaar die tuin vooraan gemaakt, dat was eerst een vijver, en dan hebben we dat dit jaar zo gemaakt. Zo maak ik al 38 jaar kerstversiering. En al 28 jaar ben ik de Kerstman. En al 10 ben ik de Paashaas. Dat zijn zo drie “artikelen” die ik doe.
En dat “Kerstman zijn”, dat is voor de mensen van de wijk? Ja, dan ga ik bij de zieken langs, en die krijgen allemaal een pakketje. Maar daar wordt ik wel voor gesteund door “fabriekskes”. Vroeger deed ik dat alleen, dan werd mijn eindejaarspremie gestort, van de mijn, en die gebruikte ik voor Kerstmis. En zo is dat gegroeid. Maar ik gooi niks weg: alles gaat weer terug de doos in, en alles wordt volgend jaar opnieuw gebruikt. Wanneer begin je met de kerstversiering, en hoe lang blijft ze staan? Na Sinterklaas. Sinterklaas moet eerst door zijn, en daarna mogen de mensen komen. Dan mogen ze binnen komen, ze komen van links en rechts, oost en west. Ik heb enkele weken geleden nog mensen van Spanje gehad. En dan ligt hier een boek, waar ze iets kunnen in schrijven of tekenen. Maar ik heb me al verschillende jaren voorgenomen om ermee te stoppen, maar als de kerstperiode weer nadert, dan beginnen we toch weer... (lacht). Dat is...tja, wat is dat? Ik heb dat altijd graag gedaan, gesierd. En hoe komen mensen van Spanje hier terecht? Dat weet ik niet. Misschien hebben ze hier familie wonen, of weten ze het “van horen zeggen”. Dat waren echte Spanjaarden? Ja, zeker. Want ze hebben iets in de boek (een soort gastenboek, RS) geschreven. Ik kan het zelf niet lezen (lacht).
En al die versiering, is dat allemaal zelf gemaakt, of zijn er ook dingen bij die je gekocht hebt? Die slingers bijvoorbeeld heb ik zelf niet gemaakt, maar wel die huisjes. Die zijn allemaal zelf gemaakt, al die huisjes die daar staan, en die kapel. De steentjes bakte ik zelf, de pannen.
En hoe ben je daartoe gekomen? Ah, dat is het museum, hè. Dat is begonnen met een kameraad van mij, een cafébaas van hier uit de buurt, en die werd 75 jaar. En mijn kameraad, Jefke Kumpen, die liet een schilderij maken van de cafébaas, waar hij op stond met een schotel met bier. En ik heb toen gezegd: “Als jij een schilderij laat maken, dan maak ik Louis zijn huizeke na”. En niemand geloofde dat ik dat kon. Dat was nog een echt lemen huizeke, van zijn ouders. En zo is dat ontstaan, en van het een kwam het ander. En dan is hij ziek geworden, en dan heb ik hem gevraagd of ik dat terug naar hier mocht halen, in de kerstperiode, en zette ik die huisjes hier binnen. En toen is hij gestorven, en toen is alles hier gebleven. Gelukkig maar, want anders was ik ze kwijt geweest. En die kende alle huisjes hier van het kapelleke (de wijk rond Koersel kapelleke, RS), van binnen tot buiten. Dit had bijna in alle huisjes gewoond. En bij hem ben ik inlichtingen gaan vragen: hoe die huisjes er van binnen uitzagen. En dan ben ik bij de families langsgegaan, om de precieze invulling van die huisjes te achterhalen, want die zijn toch allemaal wat verschillend, bijvoorbeeld of je een venstertje hier zet, of daar... Het moet juist zijn, want de mensen die er in gewoond hebben, die leefden toen nog. En als zo'n huisje af was, dan ging ik daarmee naar die mensen, en dan waren die fier ! En dan ben je op het idee gekomen om alle huisjes van de wijk na te maken? Inderdaad.
En die geef je dan weg aan de mensen? Nee nee, die blijven hier, die staan hier! En ieder jaar verandert dat pakket. Ik heb eens een tentoonstelling gehad in Dendermonde, en toen heeft men mij gezegd dat ik die op “brikken” moest zetten, dat was mooier, maar dat valt tegen. Vroeger heb ik eens een gans dorp gemaakt, op de grond, en daar stonden die huisjes allemaal, op de manier waarop ze hier gestaan hebben, en dat heb ik toen afgebroken, omdat ik er teveel had, en had niet genoeg plaats (lacht). Dus het ging om lemen huisjes, niet om nieuwbouw? Nee nee, alleen oude huisjes. Waarvan de meeste niet meer bestaan, je kan ze enkel nog terugzien op postkaarten of schilderijen. Zo heb ik dat allemaal opgezocht...
En met wat voor materialen worden die huisjes gemaakt? Echt zoals ze zijn. Met leem, met stro, daar worden allemaal lattekes tussen gezet, dan worden die gevitst, zoals in Bokrijk, hè. Dus met echte materialen. Die kapel waarvan ik sprak, die staat hier in de kelder, die heb ik gemaakt met kalkmortel, zoals ze dat vroeger maakten. Maar als ik die buiten zet, dan gaat die kalk waarschijnlijk wat oplossen, en dan gaat dat stuk. Maar die kerk hierbuiten, die is gemetst met echte cement, en die weegt rond de 300 kilo, zoals ze daar staat. En welke huisjes zet je dan buiten met Kerstmis? Waarom precies die? Die heb ik nu buiten gezet om eens een ander soort versiering te maken. Ieder jaar staan er andere buiten? Ja, ieder jaar is dat anders. Het is ooit geweest dat als je hier binnen kwam, dat er hier tien kerstbomen binnen stonden. Zes, zeven achthonderd bollen, en 2500 lampjes, maar toen hing er buiten niks. De eerste lampjes die boven aan de “kernis” hangen, aan de voorkant, dat zijn de eerste lampjes die ik gehangen heb. Die branden dus al 38 jaar. Maar die pak ik nooit af, dat is te hoog, hè. Die blijven hangen. Waar komt de inspiratie voor die versiering vandaan, en wat wil je ermee zeggen aan de mensen die hier voorbij komen? Een kerstwens doen, en hen gezondheid wensen, en noem maar op. Wat wilt dat zeggen? Dat weet ik ook niet? Maar je doet het toch voor mensen die hier voorbij komen? Ja, zeker, en die mogen ook allemaal binnen komen. Het is ooit geweest dat hier 900 man op één dag zijn binnen geweest. En de mensen weten dat ook, dat ze hier welkom zijn? Ja ja, dat weten zeallemaal. Want al die boeken daar, die zijn allemaal volgeschreven door mensen die hier geweest zijn. Het is ooit geweest, toen stond ik tien minuten buiten, vooraan, op straat, en dan deel ik snoepjes uit. Vroeger had ik een doos, en die was toe. En als het dan Kerstmis werd,
dan mochten mijn kinderen die doos openen. En dan gingen ze “met de doos rond”, naar de mensen die binnen waren en op straat stonden, en dan mocht iedereen een snoepje nemen. En die “pakjes” waren allemaal ingepakt, een soort verrassingspakketje, en zo werd dat gedaan. En ik dan heb ik geluk dat ik zo'n “schoon vrouwke” heb, die werkt daaraan mee, want alleen zou ik dat niet kunnen, dat versta je wel. Je moet het ook mogen, want het is ooit geweest dat je hier bijna niet binnen kon van de takken die hier hingen (lacht). En dat is allemaal begonnen toen jullie dat kerstkind kregen? Tevoren was dat minder uitbundig? Ja, toch wel. Een kerstboompje heb ik altijd gezet, maar dat ik echt begon te versieren, dat dateert van toen. En bij nieuwjaar had ik vuurwerk, hè. En daar kwamen ze dan van alle kanten naar kijken. Toen was er nergens vuurwerk, ik was de eerste die daar hier mee begon. En wanneer ben je daarmee begonnen, met dat vuurwerk? Dat was heel in het begin... In welk jaar is uw kerstkindje geboren? In 1972. In dat jaar heb ik twee keer Kerstmis gemaakt, omdat ik één keer meer heb dan mijn zoon oud is. Twee keer op één jaar heb ik toen versierd. Ah ja, van 1971 op 1972, en van 1972 op 1973. Toen was de kleine 1 jaar, maar toen had ik dus twee keer versierd. Het is daarmee dat ik nu 38 jaar versiering heb, terwijl hij 37 is. Er zijn er nog feesten waarbij je de voortuin versierd, u sprak zopas van Pasen...? Als er iets te doen is. Bij 1 mei, dan wordt de kapel versierd, en dan wordt er een meiboom gezet, zo'n klein boompje. Dat is nog een traditie van vroeger, hè. En van wie heb je die tradities meegekregen? Ik denk dat dat van mijn ouders komt. Thuis was het ook altijd mooi versierd: een mooie kerstboom. En mijn kerstbeelden, die heb ik zelf gemaakt, uit steen gekapt. Die daar in de kerststal staan. We hebben ooit 900 man over de vloer gekregen (lacht), dat kan je niet volgen, dat was groot en klein. Want toen zat pater Patilius (?) hier, en toen zat hier 900 man. En als we aan het eten waren, daar werd niet naar gekeken, het volk mocht altijd binnen, de ganse dag door. Maar in het begin, toen we begonnen waren met die kerstversiering, toen was hier nergens zo'n versiering, ik was de eerste! Want al de lampjes die je nu in de buurt ziet branden, dat zijn allemaal lampjes van mij. Ze hebben mij hier ooit eens 100.000 kerstlampjes opgekapt, en dan begin je, hè. En ik zei dat tegen de buren: “Ik heb lampjes genoeg, kom er maar halen”. Maar op Kerstdag zelf, dan hebben we zelf een feest, en dan is het gesloten, je moet toch ook een beetje privacy hebben. We hebben zelf een huisgezin, dus... Maar als ze dan tegen acht uur 's avonds afkomen, dan mogen ze binnen. Als we hier aan tafel zaten te eten, dan kwamen ze rond de tafel staan, en dan was het soms van “een zjat soep”? Allé, geef de mensen een zjat soep... Waarom niet? En dan leven wij, als we dat kunnen, hè. En het feit dat uw buren dan hier binnen komen, dat is ook allemaal begonnen met die eerste kerstversiering? Was dat al dadelijk, of is dat stilaan gegroeid? Dat begon al dadelijk. Want men kwam kijken naar die grote grot, die was zo breed als de living, (tot zijn vrouw) laat die boek eens zien...
En mensen wisten dat hier iets te zien was, dus kwamen ze allemaal naar hier? Ja, en ze zijn blijven komen. En dat was altijd gratis, nooit geen entree gevraagd. Voor mijn museum ook niet. Mensen kunnen wel een vrije bijdrage geven: als ze graag iets geven, dan geven ze iets. Maar dat geld van het museum, dat geef ik aan de zieken, daar kocht ik mijn pakketjes van. Tot op een dag, toen kwam een kameraad van mij naar hier, en die zei “Jeanke, volgend jaar, met Kerstmis, kom je naar mij toe, en ik zal zorgen, dat je iets voor de zieken krijgt”. En zo is dat begonnen... En toen ben ik met Damhert in zee gegaan, daar heb ik geen geheimen voor, die mensen sponsoren mij voor de zieken, en heb ik biscuit, dan zijn koekjes, om uit te delen. Als ik mijn ronde maak: ik val overal binnen, ongevraagd, in café's en zo, en dan deel ik uit. Dus je krijgt dan van Damhert koekjes om uit te delen? Ja, dat zijn allemaal dieetproducten. En daar maken we pakketjes van. Ik ben vandaag nog naar Koppenberg geweest, met een pakket, als Kerstman. Is er al ooit iets van uw versiering vernield of gestolen? Nee, nooit, godzijdank, ik zal maar zwijgen... Ik heb al zoveel volk over de vloer gehad, en hier hangt vanalles, pottekes, pannekes, schilderijtjes, maar er is nog nooit iets gepikt. Kijk maar eens, dat heb ik dit jaar aan de zieken gegeven (toont enkele kaarsjes). Daar ben ik nu al een zevental jaar mee bezig, van toen ik die tentoonstelling heb gehad in Dendermonde, want dat zijn kaarsjes van Dendermonde, dat zijn de eerste kaarsjes die ik gekocht heb. En hoe is dat gekomen, die tentoonstelling in Dendermonde? Ja, daar vraag je mij iets. Hoe is dat gekomen? Via iemand, die had de broeders van Dendermonde verwittigd, toen zij in Bokrijk geweest waren. En daar moet men toen over mij verteld hebben, dat ik klein huisjes maakte. En zij maakten een tentoonstelling rond Kerstmis en verhaal over drie mannekes, dat is daar in die streek heel bekend. En dan vroegen ze aan mij voor huisjes, een dorpje eigenlijk. En dat heb ik dan maar gedaan, hè. En dan heb je nieuwe huisjes gemaakt? Nee, mijn huisjes naar daar gebracht. En die hebben daar dan twee maanden gestaan. Het was niet zo dat je huisjes uit Dendermonde moest namaken? Nee, mijn huisjes die ik al had. En daar stond dan het opschrift “Limburgs dorpje” bij. Dat was fijn, echt waar. En wat stond daar verder nog op die tentoonstelling? Dat ging allemaal over Kerstmis. Daar was iemand, die allemaal kerststallen gemaakt had. En ik had dan boerderijtjes. Kerststallen uit alle soorten materialen, fantastisch mooi. En dan hebben ze daar een tafel gezet, met mijn huisjes... Ik heb daar niks moeten doen, zij hebben alles zelf aangekleed. En daar hebben we veel bewondering geoogst. We krijgen daar ieder jaar nog een kaart van. (zijn echtgenote) Kijk eens wat ik daarvan gekregen heb, van die broeder (wijst op een schilderij van een lijdende Christus). (de man) Ik heb een bak bier gekregen, en die kaarsjes, en aan mijn vrouw vroegen ze: “Kom eens mee, wil jij dat daar?”. Toen had ze rap ja gezegd. Dat is iets chique, maar daar zou een spotje moeten op staan. “Maar niet verkopen, en niet weggeven”, zeiden ze. Maar dat gaat niet weg. Dat wat je zo krijgt, dat geef je niet weg, hè.
Ik kan daar uren over praten, over die dingen... Veel mensen kunnen daar niet aan uit, dat dat ieder jaar weer anders is. Nooit hetzelfde. Als je elders naar een kerstversiering gaat kijken, dan is dat altijd hetzelfde. Maar hier is het nooit hetzelfde. En dat is voor u belangrijk, dat dat ieder keer weer anders is? Ah ja, want onlangs is het nog op TV uitgezonden, dat was in 2000, maar toen was het heel anders dan nu. In 2000 zijn er TV-opnames gemaakt? Ja. Maar eigenlijk zou ik naar Smeets moeten gaan, want ik had een klakske op van Smeets, die van de borrels, hè (lacht). Dat was voor het programma “Afrit 9”, en dat was de mooiste opname die ik ooit meegemaakt heb. Ieder jaar krijgen we van hen nog een nieuwjaarskaart. Want dit jaar heb ik hen een foto van mezelf (als Kerstman, RS) opgestuurd. Dat was niet te geloven, die kwamen hier binnen, en dat was gelijk broer en zuster, zo accordeerde dat. Die hele filmploeg heeft niks moeten overdoen, alles stond er in één take op. (zijn vrouw toont ondertussen foto's van Jean als Kerstman). En wat doe je met die foto's? Alle zieken krijgen er zo één. Ik heb er zo 90 laten maken. En dat is alles wat er nog van over is. En de kerstpakken, die heeft mijn vrouw zelf gemaakt. Dat rood kostuum? Ja, ik heb drie kostuums. Waarvan er één versleten is, maar dat hadden we gekocht. En daarna heeft zij er twee gemaakt. (zijn echtgenote) En dat eerste pak, dat mocht niemand zien, dat heb ik tussen de soep en de patatten ineens gestoken, als de kinderen naar school waren (lacht). Ik heb een kostuum om te werken, als ik de kerstversiering aan het aanbrengen ben, dan doe ik dat aan, dan loop ik als een halve kerstman rond (lacht). En dan het tweede kostuum, dat is voor Kerstmis, en dat is mijn echt kerstpak, daarmee ga ik langs bij de zieken. (zijn echtgenote) En in het begin, als de kinderen en kleinkinderen kwamen, het oudste kleinkind is nu vijftien jaar, en die zeiden in het begin nog “opa”. En toen hij zijn kerstpak aanhad, heb ik gezegd “Dimitri, dat is de Kerstman”. Want als er andere kinderen komen, dan weten ze meteen dat hij dat is, hè. En nu zeggen ze allemaal “Kerstman”, ook mijn eigen kinderen. En zondag hebben we dan dat kerstpak aangetrokken, en hebben we in de slee rondgereden, en mijn twee honden, die mochten mee. En zo zijn we hier in de buurt rondgetrokken. En de mensen kennen u ook als “Kerstman”? Ah ja, ik sta bekend als “de Kerstman van Koersel”. Ik ben ook de enige die daar papieren van heeft: ik heb officiele papieren, hè. Ik mag in Groot-Beringen en in heel Heusden-Zolder komen als Kerstman, daar heb ik een vergunning voor. En in sommige dorpen kom ik ook, zonder vergunning, ik kom tot in Peer, tot in Heppen, overal. Maar ik ben maar alleen, dat heeft niks met de pastoor of zo te maken, dat is puur onder ons. Want je hebt ook nog initiatieven van Ziekenzorg en zo, maar daar zit ik niet tussen, het is daarmee dat ik overal ga, ik beperk me niet tot Koersel. En dat is altijd voor de zieken? Ja, en oude van dagen. Ik kom ook in de Care, maar ik blijf niet op dezelfde plaats, ik kies al eens iets anders uit. Want als ze altijd dezelfde zien, dan is de sfeer weg. Ik moet sfeer hebben, plezier.
En als je dan bij die oude vrouwtjes komt, en je kan eens wat babbelen, en je kan daar wat het zot mee spelen, dan hebben die dat zo graag. Dat is eens iets anders voor die mensen. Zo kom ik ook al 25 jaar bij een meisje dat een verkeersongeval gehad heeft, en ze hebben nooit geweten wie dat gedaan heeft, en dat heeft te lang langs de kant van de weg gelegen, in de winter, en dat is in koma geraakt. Dat meisje leefde gelijk een plant. Eén keer heeft ze eens tegen mij gezegd “dag Kerstman”. En daar konden die mensen niet aan uit. Als ik daar aan kwam, dan lag zij altijd te slapen, maar als ze mij zag, dan reikte ze met haar hand, en dan mocht ik haar hand vastnemen. Dat is mijn “lang leven”, als ik naar de zieken kan gaan, op mijn gemak. En ik heb al zo vaak gezegd, dat ik ermee moet stoppen, want daarna ben ik altijd ferm ziek. Want je gaat overal waar het warm is, met zo'n pak aan, en dan kom je weer terug buiten. Ieder jaar zit ik met longontsteking. En toch heb ik het er ieder jaar nog voor over... (lacht) En het rondrijden met die slee, dat gaat maar eens af en toe, als er sneeuw ligt? Dat is nog maar één keer geweest, afgelopen zondag. Toen hebben we een rondje gemaakt met de slee. En als je dat graag doet, dan voel je de kou niet. Je moet je warm aankleden, maar ook weer niet te warm, want dan zweet je veel te hard. Maar als ik dan thuis kwam, dan kleedde ik me dadelijk terug om. (zijn echtgenote) Zo is het eens geweest, dat hier boven de stoof, zijn handschoenen hingen om te drogen. En toen zeiden de kinderen: “Kijk, daar hangen de handschoenen van de Kerstman” (lacht). Maar hij moest die dan 's anderendaags terug hebben, hè. We hebben hier veel afgelachten. Boekdelen kan ik daarvan schrijven. Kijk, daar liggen de boeken. Soms staan er ook wel eens dingen in, om u te vernederen, maar ook dat vind ik fijn. Ook negatieve reacties heb ik graag, want dan heb ik weer inspiratie om iets anders te maken, dan kunnen ze dat niet meer zeggen (lacht).
Daar stoort u zich niet aan?
Nee hoor, ze mogen schrijven en tekenen wat ze willen. (zijn echtgenote) Soms heb je er, die hier binnenkomen, en zeggen “dat zou bij mij niet waar zijn”. Maar als het u niet aanstaat, dan moet je hier niet binnenkomen, hè. Hier is iedereen welkom, hier mag iedereen aan de tafel komen zitten, hier mag iedereen komen lachen. En dan heb ik ook altijd kerstmuziek opstaan: ik heb zeker 30 kerstplaten. Maar het is wel niet meer zo gezellig als vroeger: de sfeer is weg, het is een luxe geworden. Want als je sommige huizen ziet, hoe die versierd zijn, dat vind ik een beetje te. (zijn echtgenote) Want enkele jaren geleden, toen zei eens iemand tegen mij “zeg, dat kost toch nogal geld”. Maar toen heb ik gezegd: “Je denkt toch niet dat wij dat weggooien”? Dat wat nog goed is, bewaren we, en als we volgend jaar graag iets nieuws hebben, dan kopen we dat bij. Maar die dachten dus dat wij dat weggooiden... Maar wij gooien niks weg. Want die lusters hier, bijvoorbeeld, die heb ik zelf gemaakt, en die ster daar ook. Vorig jaar heb ik eens een ster gemaakt met allemaal mozaïeksteentjes, zo groot als de helft van de tafel. Is het katholieke aspect van Kerstmis voor u belangrijk? Nee, want in Dendermonde werd ik aanvankelijk niet aanvaard, toen ik sprak van “Kerstman”, was alles gedaan, er was geen praat meer over te krijgen. Tot ze hoorden dat ik de zieken ging bezoeken: ik had toen die kaarsjes gevraagd. Toen heb ik gevraagd of ik die aan de zieken mocht geven. En toen zei ik dat ik als Kerstman bij die zieken langsging, en dan geef ik hen een pakketje. En dat sprak hen toen aan. Want voor hen is de Kerstman heidens, hè. Want ik ben ook ooit eens als kerstman geweigerd in een rusthuis, waar mijn schoonmoeder lag. Tot ik op een dag eens tegen mezelf gezegd heb “wat zou ik daar niet binnen mogen”. En ik had toen koekjes gekregen, dieetkoekjes, en zo had ik een ganse doos, en ik had eerst uitgezocht hoeveel mensen daar verbleven, een vijftigtal, zo bleek. En toen kwam ik daar aan, als Kerstman, ik ben binnen gegaan, en gezegd “de Kerstman is hier”, en ik had cadeautjes bij, één cadeautje voor mijn schoonmoeder, zei ik, en de rest moet je maar zelf uitdelen. En toen kwam de directrice, en die zei “normaal mag de Kerstman hier niet binnen”. Sorry, ik kom mijn schoonmoeder bezoeken, zei ik. Maar ik heb ook nog pakketjes bij voor alle zieken. Geef alle oude van dagen maar een pakketje. En dan zien ze mij niet lopen, maar deel het dan maar zelf uit. En toen hebben ze mij aanvaard. En toen ben ik een jaar daar geweest, en nadien hebben ze dat overgenomen, toen zijn ze zelf Kerstman gaan spelen. Maar daar zit ik niks mee in. Maar ik ben dus wel de aanstoker geweest... (lacht) Tja, als ik binnen zit, kunnen ze mij moeilijk buitengooien, hè.... (lacht) Dus voor u heeft het niks christelijks, Kerstmis? Nee, bij mij gaat het om het versieren. Ik ben gek op versieren, daar kan ik niks aan doen. Toen wij 25 jaar getrouwd zijn, toen had ik een camionnette, en ik geraakte die niet kwijt, en toen heb ik hier dat afdak gemaakt. De dag ervoren, mijn vrouw wist niet wat er ging gebeuren, maar we hadden wel al vlees in huis gehaald, toen ben ik 's nachts opgestaan, en 's morgens had ik ons huis omgetoverd in een café. Toen had ik alles toegemaakt, met basjen, en mijn schoonbroer moest zorgen voor de drank, dat was een brouwer, en die woonde hier juist om de hoek, en die moest de tapkraan gaan halen, en toen hebben ze hier 185 liter bier afgedronken. En toen is de VVV van Beringen gestart met mijn museum, die hebben ervoor gezorgd dat ik die borden gekregen heb, waar op staat “maquettemuseum”. Ik krijg ook uitnodigingen om naar vergaderingen te gaan, maar ik mag nergens binnen, hè. Ik heb geen vzw, hè, ik hoor nergens thuis. En toen heb ik gezegd, dat ik dat niet hoef, ik heb geen zin in paperassen. En toen de VVV van Beringen de fietsenroute aangelegd hebben, toen hebben ze alles weggepakt. Vroeger kwamen de mensen hier allemaal doorgereden, en nu komen ze hier niet meer langs, hè. Alleen de auto's zien de borden nog staan, maar fietsers niet. Maar kom, we zijn 72, en nu gaan we het rustig aanpakken, hè. Weet je, iets wat je graag doet, dat gaat vanzelf.
Zijn er al mensen die je aangestoken hebt met je versiering, zijn er in de buurt nu nog mensen die hun huis versieren? Ja zeker, mijn nicht bijvoorbeeld. Die heeft die kerstster waarvan ik sprak van mij gekregen. Maar dit jaar heeft ze niks gedaan, omdat haar schoonvader gestorven is. Maar dat zijn zelfstandigen, die kijken niet naar duizend frank, hè. Maar als je, zoals ik, gepensioneerd bent, dan moet je daar wel naar kijken, hè. Want dingen die stuk gaan, die maak ik terug, hè. Ik gooi niks weg. Alles wat kapot is, wordt terug hersteld. Want daar heb ik mijn werk mee, zunne... (lacht) (zijn echtgenote) Want voor de kerstversiering nemen we onze tijd. De vierde november verjaart onze jongste zoon, en dan houden we een feestje voor de kinderen, en dan beginnen we, maar daar hebben we bijna twee maanden werk aan, om dat allemaal... Maar dan moet je een goed vrouwtje hebben, hoor, want dat is hier een dikke maand dat alles hier in rep en roer staat, ah ja, die dozen, dat wordt allemaal uitgehaald. (zijn echtgenote) Het is ooit geweest, dat ik zelf maar een meter plaats meer had, in de living. Dan stonden hier watervallen binnen, fonteinen, alles... En de meeste van die dingen maak je zelf, die fonteinen bijvoorbeeld? Ja, allemaal zelf gemaakt, van motors van wasmachines, en oude pompen...