Wie dan leeft... wie dan zorgt?
M.W.E. Poldermans
Colofon
Poldermans, Maria Wilhelmina Elisabeth Wie dan leeft, wie dan zorgt? Een zoektocht naar niet-familiale zorgsolidariteit tussen en binnen generaties in het licht van ontgroening en (kleurrijke) verzilvering van de samenleving. Dissertatie Universiteit van Tilburg met referenties met samenvatting. Eburon Academic Publishers P/O Box 2867 NL-2601 CW Delft The Netherlands tel.: +31152131484 / fax: +31152141888
[email protected] / www.eburon.nl Omslagontwerp: Victor Sonna Titel: Solidariteit Afmeting: 0.80 x 1.20 m www.victorsonna.com Fotografie: Ben Bergmans Zetwerk: PdO Repro, Kees Kloks © 2008 MWE Poldermans, 2008 All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without the prior permission in writing from the proprietor. ISBN 978-9059722507
Wie dan leeft... wie dan zorgt?
Wie dan leeft...
wie dan zorgt?
Een zoektocht naar niet-familiale zorgsolidariteit tussen en binnen generaties in het licht van ontgroening en (kleurrijke) verzilvering van de samenleving
Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit van Tilburg op gezag van de rector magnificus, prof. dr. F.A. van der Duyn Schouten in het openbaar te verdedigen ten overstaan van een door het college voor promoties aangewezen commissie in de aula van de Universiteit op vrijdag 23 mei 2008 om 16.15 uur door Maria Wilhelmina Elisabeth Poldermans geboren op 27 januari 1941 te Balikpapan, Nederlands Indië
Promotor
Prof. Dr. M.J.D. Schalk
Copromotor
Dr. W.L.C.M. Merks-van Brunschot
Leden promotiecommissie
Prof. Dr. H.F.L. Garretsen Prof. Dr. R.S. Gowricharn Dr. L H. Kortram Prof. Dr. J.M.G.A. Schols Dr. M.T. Wijnen-Sponselee
Wie dan leeft... wie dan zorgt?
Opgedragen aan de drie belangrijke generaties in mijn leven: mijn ouders, stille generatie: Cornelis Poldermans, gesneuveld januari 1942, te Balikpapan (Borneo) en Gijsje Kok, overleden februari 1997, te Breda. die destijds - sterk - de draad oppakte en het gezin, mijn broer en mij, alleen verder leidde. mijn volwassen kinderen: Remco en Inge-Marieke, pragmatische generatie en aan Cor, mijn man, protestgeneratie.
Toe... pluk die rode roos nu uit de tuin...
ik kan al zo weinig meer voor je doen...
Wie dan leeft... wie dan zorgt?
Voorwoord: persoonlijke motivatie en dankwoord
Hoe ben ik gekomen tot het schrijven van dit proefschrift? Een hele historie is daaraan vooraf gegaan. Na de interneringskampen in het voormalig Nederlands Indië en repatriëring van het - daar vaderloos geworden - ouderlijk gezin, werden wij opgevangen door familie en de diaconie van de kerk. Er kwam geen overheid aan te pas. Publieke middelen waren er niet. Het kwam aan op familiezorg en eigen verantwoordelijkheid van de burger! Mijn moeder slaagde er kort na onze terugkeer in - aanvankelijk al forenzend (en dat in die tijd!) - weer zelfstandig voor het gezin de kost te verdienen in het onderwijs. Die kracht en die stijl heeft mijn leven beïnvloed. Ik ben als een van de allereersten in het leeftijdscohort dat wel de ‘protestgeneratie’ genoemd wordt, gesocialiseerd in de sobere, naoorlogse wederopbouwperiode in Nederland, dat genoeg had aan zichzelf en geen Indisch oorlogsleed erbij kon hebben. Ik kreeg de kans om het onderwijs in te gaan, maar besloot na zes jaar tot een andere koers. Toen ik na deze degelijke start van mijn loopbaan, tijdens de roerige jaren ’70 in Nijmegen – als werkstudent - ging studeren, werd ik met volle kracht gesocialiseerd binnen het echte protest van de Protestgeneratie: zeker binnen de studie Pedagogische en Andragogische Wetenschappen. Daar kreeg ik een perspectief mee van de totale maakbaarheid van de samenleving. Ook dat heeft mijn leven beïnvloed, want ik gelóóf nog steeds in de maakbaarheid van de samenleving! En in de gedachte, dat je veel zaken in eigen hand en in eigen beheer hebt, als je je doel en richting maar goed voor ogen hebt. Soms, blijkt echter niet alles maakbaar…..De verworvenheden en zekerheden van de verzorgingsstaat die in de vorige eeuw ontstond, gaan op de helling. Met de huidige smalle basis van de bevolkingspiramide is het zaak, dat ‘alle hens aan dek’ gaan om de functies te vervullen die een samenleving draaiend kunnen en moeten houden. Het doorwerken tot 65 jaar (of langer) blijkt om dezelfde reden geen keuze meer, maar ‘een must’, waarbij gehoopt mag worden dat de professionals in de zorg dit ook inzien en….. er naar handelen. Want de vraag is hoe de ontwikkelingen in de samenstelling van de bevolking straks zullen uitpakken voor het verlenen van (informele) zorg, bij een zo sterke ontgroening van de bevolking en een piek van vergrijzing die rond 2035 verwacht wordt. De overheid treedt terug en wijst naar de eigen verantwoordelijkheid van de burger. - De burger, op haar beurt, leeft nog vanuit de gedachte van de verzorgingsstaat en wijst naar de overheid om de problemen op te lossen. - De professionele zorg wordt door ontgroening schaars, terwijl de vraag zal stijgen. - Netwerken internationaliseren en globaliseren, terwijl bij zorgafhankelijkheid juist de primaire sociale steunnetwerken vlak in de buurt van belang zijn. - Ouderen, die in een gunstige financiële positie verkeren, stellen hun eigen zorgarrangementen samen omdat zij niet langer afhankelijk willen zijn van allerlei volksverzekeringen. - Ouderen in een minder gunstige positie zullen hun zorg moeten afwachten binnen het basispakket. - Jongeren regelen mogelijk hun voorzieningen zelf (want waarom zul je premie betalen voor zaken waar te zijner tijd niet ook jij, maar alleen de ouderen van nu profijt van hebben?).
Al valt het met de intergenerationele solidariteit op het microniveau van de persoonlijke, vooral familiale relaties misschien nog wel mee (Van der Pas, 2006). Al willen mensen, onder voorwaarden, nog wel iets voor elkaar doen, de intergenerationele solidariteit op het macroniveau staat wel degelijk onder druk (WRR, 1999). In het Nederland van kort ‘na de oorlog’ was onderlinge solidariteit op microniveau een vanzelfsprekendheid. Men woonde veelal bij elkaar in de buurt, deelde ervaringen uit het verleden en bouwde aan een betere toekomst. Later werd deze solidariteit op het microniveau verschoven naar het macroniveau. Het instellen van de AOW, WAO, AWBZ in de jaren vijftig, zestig, zeventig had ten doel mensen persoonlijk onafhankelijk te maken van financiële zorg door familie en particuliere initiatieven van armenzorg en hulpverlening die in de 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw waren ontstaan om de sociale armoede te lenigen. Financieel hoefden ouderen niet meer afhankelijk te zijn van hun kinderen, maar de informele zorg was veelal nog familie-georiënteerd. De fundamenten van de verzorgingsstaat, en de solidariteit die daarin gegeneraliseerd - dus niet langer van face-to-face relaties afhankelijk - als Recht was verweven (Pessers, 1999), lijken nu te loor te gaan. Is dat zo? Kan de weg terug afgelegd worden van de rationele wederkerigheid van zorg vastgelegd in het Recht, via de sociale wederkerigheid van hulp en steun in de solidariteit met groepen met wie we ons verwant voelen of belangen delen, terug naar de affectieve wederkerige hulp gebaseerd op familiale verbondenheid, dus bloedverwantschap? Is het ieder voor zich, respectievelijk God/Allah/Jehova voor ons allen? Of is er ook buiten het familieverband nog een basis van solidariteit tussen de generaties in de samenleving, wanneer de verzorgingsstaat tekort schiet? Op het macroniveau ligt deze vraag in handen van economen. Zij berekenen hoe de balans van inkomsten en uitgaven van de verzorgingsstaat in evenwicht kan worden gehouden en geven de daartoe te nemen maatregelen aan. Maar louter rigoureus rekenen op macroniveau, zou vanuit micro-optiek kunnen leiden tot een samenleving zonder goed sociaal fundament: het effect van noodzakelijk langer doorwerken tot 65 jaar, voor alleen- en tweeverdieners, zou namelijk kunnen inhouden dat de informele zorg, meestal in handen van vrouwen tussen de 40 en 60 jaar, verder in het gedrang komt (Maassen van den Brink, 2005). Wanneer op macro-niveau vanwege een andere bevolkingssamenstelling maatregelen nodig zijn, blijkt dit repercussies te hebben op het micro-niveau. Hoe houden we op het micro-niveau onze samenleving zorgsolidair? Hoe staat het met de informele steunnetwerken, nu de eigen verantwoordelijkheid van de burger hoog in het vaandel staat van de politiek, de burger geconfronteerd wordt met een hogere drempel tot de thuiszorg, en daarom eerst in eigen omgeving moet kijken voor de oplossing van zijn zorgvraag? Hoe staat het met de solidariteit tussen de generaties, als het gaat om concrete zorg? In dit onderzoek gaat het om diverse redenen - die nader aangegeven zullen worden - om inter-generationele zorgsolidariteit buiten de familiale kaders. Wanneer het overheidsbeleid gericht is op het zo lang mogelijk extra-muraal wonen van ouderen maar ook van fysiek, psychisch en verstandelijk beperkten en op het stimuleren van informele zorg ter preventie van een beroep op de professionele zorg, is het de vraag of binnen de samenleving mensen ook bereid zijn verregaande zorg te verlenen wanneer men niet door verwantschap met elkaar verbonden is. Een vraag die van belang is voor met name kwetsbare ouderen, die geen
Wie dan leeft... wie dan zorgt?
You are reading a preview. Would you like to access the full-text?
Access full-text
Opmerking
334
wil hulp alleen van familie hebben: bij familie meer vertrouwen, oprechter hulp, eerlijker band met familie; instanties zien je niet als individu; de samenleving verandert: mensen staan op hun strepen, zijn haatdragender; ‘Mensen die alleen staan hebben het slecht!’
10-jarige kleindochter al ingeschakeld bij de zorg voor overgrootmoeder!
Surinamers hier in Nederland kennen niet die zorgsolidariteit zoals in Suriname destijds; die zorgsolidariteit ziet zij als verloren gaande: ‘Als het mij maar goed gaat, dan is het Okay!’ het is niet meer zoals vroeger: ‘Mijn pijn is jouw pijn!’
zij verwacht niet van haar kinderen dat ze later voor haar zullen zorgen en zegt hen: ‘Zet me maar in een tehuis later!’; levensstijl en kookstijl is oorzaak dat men zo op familie trekt en minder op niet-familie
van jongere generatie kun je geen hulp meer verwachten: zij hebben het te druk met eigen netwerk.
verwacht niet dat al haar kinderen iedere dag komen helpen: hebben ook hun eigen huishouden; maar elke dag komt er wel iemand even aan.
Wie dan leeft... wie dan zorgt?
335
336
Wie dan leeft... wie dan zorgt?
Curriculum Vitae
Riet Hammen-Poldermans (1941, Balikpapan, Borneo, Nederlands-Indië) Na enige jaren werkzaam te zijn geweest in het onderwijs, studeerde zij Pedagogische en Andragogische Wetenschappen in Nijmegen. Haar doctoraal rondde zij af met een studie over en vergelijking van de visies over Bewustwording bij Paulo Freire en Negt. Zij gaf over deze methoden gastlessen aan hbo-opleidingen en verschillende universiteiten. Vanaf 1974 tot 2003 verzorgde zij lessen agogiek en methodiek aan de opleiding tot Sociaal (Juridisch) Dienstverlener, respectievelijk aan de Katholieke Leergangen in Breda, de Fontys Hogeschool en het ROC Midden-Brabant. In 1977 startte zij vanuit particulier initiatief, een project voor volwasseneneducatie binnen de welzijnsstructuur in Breda, welke organisatie zij - later als directeur - twaalf jaar lang leidde. Daarmee stond zij aan de wieg van de Basiseducatie voor volwassenen in Breda en in Nederland. De daarbij ontwikkelde emanciperende methodiek op basis van de filosofie van Freire heeft zij beschreven. Voorts leverde zij, een bijdrage aan de verdere professionalisering van de werksoort binnen posthbo-opleidingen in Nederland en België. Toen de pioniersfase voorbij was, de institutionalisering een feit werd, doordat de werksoort ondergebracht werd binnen de onderwijsstructuur van de Volwasseneneducatie, maakte zij een overstap in haar carrière. Ze werkte enige jaren als functiebegeleider, later als beleidsmedewerker bij het Ministerie van Justitie: supervisie, coaching voor teamleiders, advisering aan directies, landelijk trainingen voor justitiële teams, traumaopvang voor personeelsleden na calamiteiten op de werkvloer en terugdringing van het arbeidsverzuim. Binnen het Thuiswerksteunpunt Brabant hield zij zich bezig met de verbetering van de positie van Nederlandse en allochtone thuiswerksters. Zij ontwikkelde ten behoeve van de toenmalige Bureaus voor Arbeidsvoorziening, een traject om thuiswerksters naar de reguliere arbeidsmarkt toe te leiden. Voor PRISMA Brabant voerde ze daarnaast landelijk kadertrainingen uit voor het door VWS gesubsidieerde project ‘Samen leven, samen wonen met autochtone en allochtone ouderen’, onder andere voor welzijnsorganisaties voor ouderen in Noord-Brabant, Noord-Holland en Overijssel met als doel Nederlandse ouderen voor te bereiden op de multiculturele samenleving. Zelf stimuleerde ze als gespreksleider vijf jaar lang dit ontmoeten concreet, binnen een interculturele groep 45+vrouwen. Het sloot aan bij haar interculturele belangstelling en behoefte om mondiaal te denken. Op 62-jarige leeftijd stopte ze met haar betaalde werkzaamheden om via bestuursfuncties een bijdrage aan de samenleving te blijven leveren (Instituut voor Maatschappelijk Welzijn In Breda, Vrouwenopvang Valkenhorst in Breda, Gewestbestuur van de ANBO voor 50-plussers in Tilburg, de Commissie Gezondheid en Zorg, de Commissie WMO van het Verenigde Bonden Overleg Brabant).
337
Kortom: pionierswerk, ongebaande paden, uitvinden, creëren, beschrijven en weer overdragen, waarbij randvoorwaarden vaak nog geschapen moesten worden. De eigen ‘ervaringskennis’ met informele zorg - zowel familiaal als niet-familiaal - , leidde ertoe dat een volgende stap gezet werd, nu op het terrein van onderzoek naar het thema zorgsolidariteit tussen en binnen generaties. Onder supervisie van Prof. Dr. M.J.D. Schalk en Mevr. Dr. W.L.C.M. Merks - van Brunschot, beiden verbonden aan de Universiteit van Tilburg, heeft dit geresulteerd in het voorliggende proefschrift. In de hoop dat hiermee - vanuit TRANZO en daarbinnen de Academische Werkplaats Ouderenbeleid - opnieuw een brug geslagen is tussen wetenschap en praktijk. Publicaties Naast het boek ‘Paulo Freire - Oskar Negt, methoden voor Bewustwording’, verscheen van haar hand een methodiekbeschrijving voor de Basiseducatie voor Volwassenen, de vertaling van het boek van Ruth Cohn ‘Themagecentreerde Interactie’. Voorts beschreef zij voor ‘Prisma-Brabant, Partner in Zorg en Welzijn’, diverse experimentele methodieken voor ‘het veld‘ o.a. over Vrijwilligerswerk, Opvoeden van pubers, Doorbreken van Sociaal Isolement en Activerend Huisbezoek, beide laatste gericht op ouderen. Zij schreef het boek ‘Onder volwassenen, Werkboek Sociale kennis en vaardigheden voor educatief werkers.)
338
Wie dan leeft... wie dan zorgt?
339
340
Wie dan leeft... wie dan zorgt?