nummer 8 • voorjaar 2014
wetenschap@gelre
Wetenschap over de IJssel 5 Health Outlook en STZ-visitatie 6 Trials in Gelre Zutphen 12 Het maken van een CAT door verpleegkundigen
Colofon Wetenschap@gelre is een uitgave van de Wetenschapscommissie van Gelre ziekenhuizen. Wetenschap@gelre is bedoeld om wetenschappelijk onderzoek in Gelre ziekenhuizen te stimuleren, alsmede om belangstellenden over de resultaten van wetenschappelijk onderzoek te informeren. Uitgave: nummer 8, voorjaar 2014 Redactie: Dr. P.E. (Peter) Spronk, intensivist, voorzitter wetenschapscommissie Dr. R.L. (Richard) Braam, cardioloog Dr. J.G.M. (José) Hofhuis, verpleegkundige / zorgonderzoeker Intensive Care Dr. J.A. (Jasper) Remijn, klinisch chemicus Dr. H.J. (Hester) van der Zaag, arts-epidemioloog Aan dit nummer werkten mee: F.H.L. Bröker, radioloog M. Goosens, longarts mw. T. Havekes, diëtist mw. dr. H. Meulenbeld, internist-oncoloog mw. M. van Nistelrooij, research verpleegkundige mw. D. Smit, informatiespecialist Redactieadres: Gelre ziekenhuizen Apeldoorn Leerhuis Albert Schweitzerlaan 31 Postbus 9014, 7300 DS Apeldoorn e-mail:
[email protected] Redactie: Afdeling Communicatie Fotografie: Afdeling Medische Fotografie Coverfoto: Maarten Haazebroek Vormgeving: Vormvisie, Apeldoorn Druk: Drukkerij Tesink, Zutphen Oplage in gedrukte vorm: 500 exemplaren De productie van wetenschap@gelre wordt mede mogelijk gemaakt door de Stichting Vrienden van Gelre ziekenhuizen Apeldoorn. © Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatisch gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Uitgever en auteurs verklaren dat deze uitgave op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Evenwel kunnen uitgever en auteurs op geen enkele wijze instaan voor de juistheid of volledigheid van de informatie. Uitgever en auteurs aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard dan ook, die het gevolg is van handelingen en of beslissingen die gebaseerd zijn op bedoelde informatie.
2 • wetenschap@gelre • 8 2014
GRP/GCP cursus
O
p woensdag 15 januari organiseerde het wetenschaps bureau voor de tweede keer in huis de cursus Good Research Practice (GRP). Een externe organisatie, de TAPAS Group, verzorgde de cursus ook voor de tweede maal, nadat de eerste keer prima bevallen was. De vijftien deelnemers waren vanuit verschillende gelederen (medisch specialist, diëtist, psycholoog of verpleegkundige), en ook met verschillende redenen aanwezig: de een deed enkel en alleen mee aan klinische geneesmiddelenstudies, de ander was bezig zelf onderzoek op te zetten of wil dat in de toekomst graag doen. Tijdens de cursus was er voldoende ruimte voor input en discussie, waaruit ook boeiende gesprekken ontstonden. Zo was een deelneemster in het verleden lid geweest van een medisch ethische commissie, en kon vanuit die ervaringen delen met de groep. Een ander had een heel praktisch verzoek: of er binnen SAP ruimte was om een patiënt die in een trial zat te kunnen merken, zodat andere professionals hiervan direct op de hoogte zijn. Deze voorbeelden geven duidelijk aan dat in onze organisatie sommige mensen ontzettend veel ervaring hebben met het doen van wetenschappelijk onderzoek, en dat op andere plekken in onze organisatie wetenschap nog veel beter ontwikkeld kan worden. Als wetenschapsbureau zijn wij daar voortdurend mee bezig, om te zorgen dat het doen van onderzoek in ons ziekenhuis gemakkelijk en inspirerend is! Wij hebben gepoogd om in juni van dit jaar wederom een GRP/ GCP cursus te laten plaatsvinden. Door onvoldoende interesse is deze mogelijkheid komen te vervallen De eerstvolgende GCP cursus zal daarom in januari 2015 plaatsvinden. Wij heten iedereen die onderzoek een warm hart toedraagt daar van harte welkom! Namens het wetenschapsbureau, Hester van der Zaag, epidemioloog
Opleiding en Onderzoek Gelre ziekenhuizen is sinds februari 2010 lid van de vereniging Samenwerkende Topklinische opleidings Ziekenhuizen (STZ). Wij streven voortdurend naar verbetering en innovatie, onder meer door opleiding en onderzoek een prominente plaats te geven. Wij willen dat bovendien doen op een manier waarbij mensen zodanig tegemoet worden getreden, dat zij ook anderen zullen aanbevelen om van onze zorg gebruik te maken. Daarmee zijn wij in de regio Apeldoorn-Zutphen voor patiënten die niet in de positie verkeren om te kunnen kiezen, niet het onontkóómbare ziekenhuis, maar voor hen en alle overige patiënten het gewénste ziekenhuis. Kernwaarden waarmee onze medewerkers zich identificeren zijn zorgzaamheid, vernieuwing en teamwork. Onze ambities vertalen zich op het gebied van deskundigheid, betrokkenheid, behulpzaamheid en bereikbaarheid.
I N HOUD
4 Column Wetenschappelijk klimaat in Zutphen 5 Health Outlook + STZ visitatie
6 Trials in Gelre ziekenhuizen Zutphen
6
Trials in Gelre Zutphen
8 Twee voorbeelden van lokaal onderzoek bij de Klinische Chemie
1 0 Wetenschapssymposium 2014: dinsdag 18 november, Auditorium Gelre Apeldoorn
12 Samenvatting CAT’s in Gelrevue
8
Voorbeelden van lokaal onderzoek bij de Klinische Chemie
15 Frits Bröker – röntgenfoto 1 6 IC en dialyse afdeling, ieder voor zich of samenwerken; een risico analyse
1 7 Richard Braam – ECG foto 18 Over smaak valt te twisten
13
21 Gelre publicaties
Critically Appraised Topic door verpleegkundigen
wetenschap@gelre • 8 2014 • 3
wetensch Wetenschap over de IJssel
G
elre ziekenhuizen omvat twee hoofdlocaties, in Apeldoorn en in Zutphen, naast de buitenpoliklinieken. In de ziekenhuislocaties wordt naast medische zorg ook veel aandacht gegeven aan kwalitatieve aspecten van het zorgproces, waaronder wetenschappelijk onderzoek. Sinds dit jaar bestaat het wetenschapsbureau. De functie van dit bureau is om (op de lange termijn) stimulerend, adviserend, coördinerend en ondersteunend te zijn voor onderzoekers binnen beide locaties. Hiertoe is een meerjarenbeleidsplan geschreven dat, na toelichting in de medische staven in Apeldoorn en Zutphen recent door zowel de Raad van Bestuur als beide medische staven is geaccordeerd en daarmee een breed draagvlak kent. Dit betekent dat de structuur van de wetenschap de komende jaren gaat veranderen. Met name de informatieplicht van al het onderzoek waarbij patiëntengegevens worden gebruikt aan de Raad van Bestuur, die immers verantwoordelijk is voor al het wetenschappelijk onderzoek dat in onze ziekenhuizen geschiedt, is anders dan in het verleden. Om dit te borgen wordt de lokale haalbaarheid van onderzoek ook binnen het wetenschapsbureau getoetst, waarna de onderzoeker een bericht krijgt, en de Raad van Bestuur wordt geïnformeerd. Het is niet de bedoeling om een extra papieren tijger te introduceren die belemmerend gaat werken voor enthousiaste onderzoekers. Het is al moeilijk genoeg om weten schappelijk onderzoek van de grond te krijgen in een ziekenhuis dat niet primair gericht is op de wetenschap. Daarnaast verdient financiering van wetenschappelijk onderzoek nadere aandacht. Op beperkte schaal wordt nog deelgenomen aan trials. Een landelijke en ook Europese trend is echter dat het aantal trials sterk aan het afnemen is doordat trials worden verplaatst naar landen als Brazilië, India en China. De “trialgelden” werden altijd als de “smeerolie” van de relatief beperkte wetenschappelijke activiteiten van vakgroepen beschouwd. Om ook in de komende jaren onderzoek te kunnen blijven doen in onze ziekenhuizen, als onderdeel van de STZ-gedachte, zal moeten worden nagedacht over de financiering van personeel en ondersteuning, bijvoorbeeld door vulling van een wetenschapsfonds, doelmatig aanwenden van het innovatiefonds, en het aantrekken van externe geldstromen. De wetenschappelijke adviesraad die recent als stafcommissie is gevormd zal zich ook hierover gaan buigen en dit voorjaar met concrete voorstellen aan de medische staven komen. Financiering is essentieel om wetenschappelijk onderzoek mogelijk te maken; het kan niet alleen maar rusten op persoonlijk enthousiasme, maar dient in het huidige klimaat echt handen en voeten te krijgen om een structureel karakter mogelijk te maken. Er liggen bijvoorbeeld kansen op het gebied van verpleegkundig onderzoek wat betreft samenwerking over de IJssel tussen de Gelre locaties Apeldoorn en Zutphen, maar ook met het Deventer Ziekenhuis. Het is een interessante uitdaging om aan deze toenemende wetenschappelijke activiteiten te blijven werken. Peter Spronk, voorzitter wetenschapscommissie
4 • wetenschap@gelre • 8 2014
hap@gelre STZ visitatie 2014 en “Health outlook”; een
inventarisatie wetenschappelijke in- en output
E
ind 2014 wordt ons ziekenhuis voor het eerst sinds toetreding tot de STZ in 2010, gevisiteerd. Het Leerhuis is al een aantal maanden druk bezig om aan alle op onderwijs en wetenschap gerichte criteria te voldoen. Naast dat dit een flinke bureaucratische klus is merken wij dat het moeten voldoen aan de criteria ons helpt een beter ziekenhuis te zijn. Wij staan dan ook vierkant achter de STZ-gedachte, en merken dat het de patiënten en medewerkers veel oplevert. Een goed voorbeeld is de eis dat de termijn voor lokale goedkeuring van een onderzoeksproject maximaal zes weken mag duren. Analyse van de doorlooptijd hiervan in ons ziekenhuis leerde ons dat dit niet altijd gehaald werd. Uiteraard hebben wij toen direct stappen gezet om dit te verbeteren, waardoor het opstarten van onderzoek niet onnodig meer vertraagd wordt. Verder is er vanuit de STZ-gedachte een inventarisatie gestart naar de in- en output van wetenschappelijk onderzoek. Nadat er vanuit de wetenschapscoördinatoren een grove inventarisatie was gedaan naar de formaties voor wetenschappelijk personeel in STZ-ziekenhuizen (een onderdeel van de zogenaamde input), is vanuit STZ opdracht gegeven aan een onderzoeksbureau om dit breder te trekken: om een inventarisatie te doen naar wat ziekenhuizen investeren in onderzoek, de input kant, en wat daaruit komt, de output kant. De input kant bevat verder de investeringen die ziekenhuizen doen in onderzoek, in de vorm van personeel of subsidies, en de mate van investeringen die via farmaceutische bedrijven de ziekenhuizen binnen zouden komen, in de vorm van het aantal trials. De output kan bevat onder andere het aantal patenten, octrooien, bijdragen aan zorg door middel van de uitkomsten van onderzoek, en natuurlijk in de vorm van publicaties. Ze noemden deze inventarisatie de “Health Outlook”. De Health Outlook is begin 2012 als pilot gestart in zes STZ-ziekenhuizen. Na deze pilot werden definities van enkele indicatoren aangescherpt en is de Outlook
eind 2012 ook uitgezet bij elf andere deelnemende STZ-ziekenhuizen. Op 14 juni 2013 is de eerste Health Outlook gepresenteerd voor groot publiek bij PGGM te Zeist. Na de presentatie van de eerste Health Outlook zijn twee tracks gestart: • Een aanpassingstraject om op basis van de eerste ervaringen, het format en de performance en stuur indicatoren aan te scherpen. • Een verbetertraject waarbij de best practices vanuit de Health Outlook 2013 met de ziekenhuizen onderling besproken werden, waarbij kennis en kunde werd uitgewisseld. Vervolgens is de nadrukkelijke wens vanuit STZ geuit om deze inventarisatie in alle 28 STZ-huizen te laten uitvoeren, wat op 13 februari 2014 heeft geleid tot de start van de dataverzameling voor de Health Outlook 2014 in alle huizen; zo ook in ons ziekenhuis.
Concreet worden veel indicatoren achter de schermen verzameld door Marijke Dieleman; zij benadert daarvoor alle verschillende mensen die verantwoordelijk zijn voor zaken als formatie, lokale toetsing, trials etc. Ook is een brief naar alle medisch specialisten gestuurd waarin informatie gevraagd is over hun mate van wetenschappelijke activiteiten, bijvoorbeeld in de vorm van voordrachten, congresbezoeken etc. De wens is dat deze informatie zo compleet mogelijk wordt aangeleverd zodat wij als ziekenhuis een betrouwbaar beeld kunnen geven van onze wetenschappelijke output. De uitkomsten van deze inventarisatie kunnen een waardevolle bijdrage aan het wetenschapsbeleid binnen ons ziekenhuis leveren, en met het oog op de komende STZ-visitatie eind 2014 zullen wij wellicht ook knelpunten of juist speerpunten kunnen ontdekken. In september worden de resultaten gepresenteerd. STZ kennende wordt dat een spetterende show! Hester van der Zaag wetenschap@gelre • 8 2014 • 5
Trials in Gelre ziekenhuizen Zutphen
In Gelre Zutphen wordt momenteel gewerkt aan uitbreiding van de research afdeling met het doel om meer te gaan participeren in het doen van wetenschappelijk onderzoek. Het belang van goed wetenschappelijk onderzoek is in Zutphen bij iedereen bekend omdat dit de basis vormt voor vooruitgang in de gezondheidszorg. Eind 2005 heeft de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) een definitie geformuleerd voor wetenschappelijk onderzoek: “Medisch-wetenschappelijk onderzoek is onderzoek dat als doel heeft het beantwoorden van een vraag op het gebied van ziekte en gezondheid (etiologie, pathogenese, verschijnselen/symptomen, diagnose, preventie, uitkomst of behandeling van ziekte), door het op systematische wijze vergaren en bestuderen van gegevens. Het onderzoek beoogt bij te dragen aan medische kennis die ook geldend is voor populaties buiten de directe onderzoekspopulatie”. Er is altijd veel animo geweest om te participeren in studies en met de aanstelling van de research verpleegkundige Marianne van Nistelrooij, werd een grote stap voorwaarts gezet en bestaat de 6 • wetenschap@gelre • 8 2014
hoop om het aantal studies op korte termijn uit te kunnen breiden. Marianne werkt voornamelijk voor de oncologie studies. Hierdoor zal er meer ervaring worden opgebouwd en mogelijkheden komen wetenschappelijk onderzoek in locatie Zutphen uit te breiden en naar een hoger plan te tillen met uiteindelijk het doel om de patiëntenzorg te kunnen verbeteren. Binnen de afdelingen oncologie en haematologie wordt inmiddels in verschillende studies geparticipeerd, en hopen wij op korte termijn het aantal studies te kunnen uitbreiden, zodat zoveel mogelijk patiënten in studieverband kunnen worden behandeld en onze expertise hierin toeneemt. Natuurlijk zijn we beperkt in de mogelijkheden ten opzichte van de academische centra, maar
I NTERVI EW worden gestaakt. Voorts zijn een aantal studies bij borstkanker opgestart die verricht worden van uit de BOOG (Borstkanker Onderzoek Groep). Dat zijn de TRIPLE-B, de STOP&GO en de male breastcancer studie.
Longarts Martijn Goosens en research verpleegkundige Marianne van Nistelrooij: “Wetenschappelijk onderzoek vormt de basis voor vooruitgang in de gezondheidszorg.”
er zijn nog altijd voldoende studies waar we ons steentje aan kunnen bijdragen. In juni 2013 zijn we begonnen met participatie in de CABARESC studie. Dat is een grote gerandomiseerde fase 2 multicenter studie bij patiënten met een gemetastaseerd castratie resistent prostaatcarcinoom, waarin het effect van budesonide op de incidentie van diarree tijdens chemotherapie met cabazitaxel getest wordt. Aangezien diarree een veel voorkomende bijwerking is van cabazitaxel zal bij een positief studie resultaat de incidentie van diarree mogelijk kunnen worden verminderd en daarmee de kwaliteit van leven van de patiënten tijdens de behandeling. Inmiddels participeren reeds 5 patiënten in deze studie. In januari 2014 werd gestart met deelname in de HOVON-123 studie, waarin al snel de eerste patiënt konden worden geïncludeerd. De HOVON-123 studie betreft patiënten met een multipel myeloom die 75 jaar of ouder zijn. In de studie wordt onderzocht of een vermindering van de dosering van de chemotherapie (melfalan, prednison en bortezomib) leidt tot minder bijwerkingen zodat kan worden voorkomen dat de behandeling vroegtijdig moet
Op de afdeling longgeneeskunde wordt geparticipeerd in studies vanuit de vakvereniging NVALT (Nederlandse Vereniging van Allergie, Longziekten en Tuberculose), en met studies vanuit de farmaceutische industrie. Momenteel lopen de volgende studies: bij de NVALT-16 studie wordt weer een TKI gegeven als derde lijn behandeling bij niet kleincellig longcarcinoom (NSCLC) met de zogenaamde “EGFR” mutatie. De NVALT-17 studie is een eerste lijn behandeling van erlotinib versus erlotinib met cisplatin/pemetrexed voor NSCLC stage IV met EGFR mutatie. Verder wordt geparticipeerd in de XGEVA studie: een eerste lijn behandeling met SOC chemotherapie, met of zonder denosumab s.c. voor NSCLC stage IV en ook in de GALAXY studie, een tweede lijn behandeling van docetaxel versus docetaxel met ganetspib (studiemedicatie) ook bij NSCLC stage IV. De lokale onderzoekers voor de long oncologie studies zijn Martijn Goosens en Ernst Lammers. Binnen de longgeneeskunde kent Gelre Zutphen een lange traditie van research participatie. Bijna 20 jaar geleden is een start gemaakt met de eerste studies, vooral op het COPD en Astma gebied. Daarnaast wordt ook eigen onderzoek geïnitieerd, momenteel vooral binnen het domein van het obstructief slaap-apnoe syndroom (OSAS). Er zijn drie research nurses verbonden aan deze afdeling, onder leiding van Martijn Goosens. Binnen de afdeling cardiologie wordt nu ruim twee jaar geparticipeerd in verscheidene studies, zowel klinisch als poliklinisch. Dit betreft bijvoorbeeld de REDUCE-IT studie (een onderzoek gericht op verlaging van het triyglyceride gehalte in het bloed), de RELAX-2 en ARTS-HF studie gericht op acuut en chronisch hartfalen, een biomarker studie bij myocardinfarct, en een atrium fibrilleren studie. Verder lopen er twee studies bij patiënten met diabetes en hart-en vaataandoeningen, pacemaker studies en een observationele studie naar de kwaliteit van leven na een myocardinfarct, de TIGRIS studie. Hielke Meulenbeld, Martijn Goosens wetenschap@gelre • 8 2014 • 7
Twee voorbeelden van lokaal ond
‘Red meets gold’ Welke invloed heeft zware inspanning op de stolling van bloed? En concreter: Wat is het effect van zware lichamelijke inspanning tijdens de Amstel Gold Race op de stolling van het bloed van haar deelnemers? Deze vraag staat centraal voor een groep onderzoekers van de Universiteit van Maastricht die in samenwerking met het Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium van Gelre ziekenhuizen een studie zal uitvoeren tijdens de negenenveertigste editie van deze bijzondere race. Een deel van de analyses van deze studie zal op het Klinisch Chemisch en Hematologisch Laboratorium van Gelre ziekenhuizen verricht worden.
H
et bloedstollingsmechanisme van het lichaam zorgt ervoor dat gezonde mensen niet gaan bloeden of een ongewenst bloedstolsel krijgen. Het doel van het onderzoek is om het effect van zware inspanning op de stolling te bestuderen door middel van de testen die ontwikkeld zijn door de onderzoekers en door al bestaande stollingstesten. Wanneer u dit magazine leest heeft de studie inmiddels plaatsgevonden tijdens de amateurversie van de Amstel Gold Race op zaterdag 19 april jl. Zesennegentig proefpersonen hebben voorafgaand aan en na afloop van de Amstel Gold Race 18 ml bloed afgestaan. Ook hebben de onderzoekers de bloeddruk van de proefpersonen opgenomen, hartslag gemeten en het zuurstofgehalte in het bloed bepaald door middel van een sensor. ‘Red meets gold’, zoals de studie is gedoopt, is een vervolg op Red meets white, de studie die de onderzoekers in juni 2013 uitvoerden. De Red meets white-studie onderzocht de invloed van hoogte en inspanning op bloedstolling en voor dit onderzoek 8 • wetenschap@gelre • 8 2014
verbleven dertig proefpersonen en een medisch team gedurende zeven dagen in de Zwitserse Alpen.
De WIFE studie
Von Willebrand Ziekte (VWD) is aanwezig in 13–20% van alle vrouwen met hevige menstruaties zonder gynaecologische afwijkingen. Andersom hebben wereldwijd ongeveer 74-92% van de vrouwen die bekend zijn met VWD hevige menstruaties.1,2,3 Hevige menstruaties hebben een negatieve invloed op de kwaliteit van leven voor deze vrouwen. De Nederlandse Von Willebrand studie (WiN, Erasmus Universiteit), rapporteerde dat bij 20% van de vrouwen met VWD de baarmoeder was verwijderd vanwege hevige menstruaties. Endometrium ablatie bij vrouwen met VWD en hevig vaginaal bloedverlies was bijna niet verricht. Omdat helaas (>60%) de diagnose VWD nog niet werd gesteld voor de aanvang van de operatie, traden er vaker dan in de algemene populatie bloedingscomplicaties op tijdens het verwijderen van de baarmoeder.4
derzoek bij de Klinische Chemie
Met het oog op het verminderen van de hevige menstruaties zonder verstoring van de anatomie, zijn er wereldwijd in de jaren ‘90 andere chirur gische opties zoals endometrium ablatie (Novasure) voor de behandeling van hevige menstruaties geïntroduceerd.5 Studies in de algemene populatie hebben aangetoond dat vrouwen na een endo metrium ablatie erg tevreden zijn doordat het bloedverlies sterk is afgenomen of gestopt, er weinig (bloedings) complicaties optreden tijdens en na de ingreep en dat de ingreep kan worden uitgevoerd onder de lokale verdoving.6-9 In Gelre Apeldoorn worden al sinds 2004 regelmatig Novasure behandelingen onder lokale verdoving met een hoog slagingspercentage uitgevoerd. Het hoofddoel van deze retrospectieve cohortstudie is te beoordelen hoeveel van de vrouwen die bij ons een Novasure behandeling vanwege hevige menstruaties hebben ondergaan, een laag VWF of trombocytenafwijking hebben. Ongeveer 450 patiënten die een endometrium ablatie (NovaSure) vanwege hevige menstruaties hebben ondergaan worden opnieuw opgeroepen. Deze vrouwen zijn allemaal 18 jaar of ouder. Van de deelnemende patiënten wordt eenmalig bloed afgenomen ter bepaling van de VWF activiteit en de trombocyten functie. De resultaten van de laboratoriumuitslagen zullen worden vergeleken met de resultaten van de behandeling (gemeten middels een menstruatiescore kaart en een vragenlijst). De studie loopt heden nog.
Literatuur 1. Ragni MV, Bontempo FA, Hassett AC. von Willebrand disease and bleeding in women. Haemophilia. 1999 Sep;5(5):313-7. 2. Kouides PA, Phatak PD, Burkart P, Braggins C, Cox C, Bernstein Z, Belling L, Holmberg P, MacLaughlin W, Howard F. Gynaecological and obstetrical morbidity in women with type I von Willebrand disease: results of a patient survey. Haemophilia. 2000 Nov;6(6):643-8. 3. Kadir RA, Economides DL, Sabin CA, Pollard D, Lee CA. Assessment of menstrual blood loss and gynaecological problems in patients with inherited bleeding disorders. Haemophilia. 1999 Jan;5(1):40-8. 4. De Wee EM, Knol HM, Mauser-Bunschoten EP, van der Bom JG, Eikenboom JC, Fijnvandraat K, De Goede-Bolder A, Laros-van Gorkom B, Ypma PF, Zweegman S, Meijer K, Leebeek FW; WiN study group. Gynaecological and obstetric bleeding in moderate and severe von Willebrand disease. Thromb Haemost. 2011 Nov;106(5):885-92. doi: 10.1160/TH11-03-0180. Epub 2011 Sep 22. 5. DeCherney AH, Diamond MP, Lavy G, Polan ML. Endometrial ablation for intractable uterine bleeding: hysteroscopic resection. Obstet Gynecol. 1987 Oct;70(4):668-70. 6. Glazerman LR. Endometrial Ablation as a Treatment for Heavy Menstrual Bleeding. Surg Technol Int. 2013 Sep 30;XXIII. pii: sti23/29. 7. Bongers MY. Second-generation endometrial ablation treatment: Novasure. Best Pract Res Clin Obstet Gynaecol. 2007 Dec;21(6):989-94. Epub 2007 May 8. 8. Daniels JP, Middleton LJ, Champaneria R, Khan KS, Cooper K, Mol BW, Bhattacharya S; International Heavy Menstrual Bleeding IPD Meta-analysis Collaborative Group. Second generation endometrial ablation techniques for heavy menstrual bleeding: network meta-analysis. BMJ. 2012 Apr 23;344:e2564. doi: 10.1136/bmj.e2564 9. Middleton LJ, Champaneria R, Daniels JP, Bhattacharya S, Cooper KG, Hilken NH, O’Donovan P, Gannon M, Gray R, Khan KS; International Heavy Menstrual Bleeding Individual Patiënt Data Meta-analysis Collaborative Group, Abbott J, Barrington J, Bhattacharya S, Bongers MY, Brun JL, Busfield R, Sowter M, Clark TJ, Cooper J, Cooper KG, Corson SL, Dickersin K, Dwyer N, Gannon M, Hawe J, Hurskainen R, Meyer WR, O’Connor H, Pinion S, Sambrook AM, Tam WH, van Zon-Rabelink IA, Zupi E.Hysterectomy, endometrial destruction, and levonorgestrel releasing intrauterine system (Mirena) for heavy menstrual bleeding: systematic review and meta-analysis of data from individual patiënts. BMJ. 2010 Aug 16;341:c3929. doi: 10.1136/bmj.c3929.
Jasper Remijn, klinisch chemicus wetenschap@gelre • 8 2014 • 9
Het eerste lustrumsymposium: thema Samenwerken Een keer per jaar krijgen onderzoekers de kans hun werk te presenteren tijdens het wetenschaps symposium van Gelre ziekenhuizen. In 2013 werd het eerste lustrum gevierd op 3 december. Hester van der Zaag doet in dit artikel verslag van deze boeiende avond. Het viel haar op hoe de kwaliteit van de presentaties omhoog is geschoten de afgelopen jaren, en wat een stimulerende sfeer er hing, niet in het minst door de aanwezigheid van een aantal oud-specialisten. Het aantal deelnemers was dit jaar ruim honderd, al met al voldoende basis voor nog meer samenwerking in ons ziekenhuis!” De presentaties
De avond begon met een opening van Peter Spronk, sinds jaar en dag voorzitter van de wetenschaps commissie. Dit jaar was voor het eerst, in het kader van het lustrum, een externe spreker uitgenodigd: prof. Dr. Peter Huijgens, hematoloog-oncoloog vanuit het VUMC. Prof Huijgens heeft een lange historie met het Gelre: hij kwam dertig jaar geleden al naar ons ziekenhuis voor de multidisciplinaire overleggen met de hematologen-oncologen alhier. Maar hij was vooral uitgenodigd om te vertellen over zijn succesvolle HOVON-samenwerking: een groep specialisten die zich heeft ontwikkeld tot een toonaangevende groep op het gebied van de hematologie-oncologie. Deze groep heeft niet alleen als doel middels samenwerking wetenschappelijke onderzoeken op te zetten en uit te voeren, maar ook de kwaliteit van de klinische patiëntenzorg naar een hoger plan te tillen. Het motto van deze groep is: “willen weten”. Prof Huijgens overtuigde de zaal dat alleen dokters die elke dag meer willen weten goede dokters zijn. Het HOVON heeft daaraan toegevoegd dat ook alleen die ziekenhuizen die meer willen weten mee mogen doen met hun onderzoeken, en daarmee liepen ze voortdurend voor op de diverse kwaliteitsinstanties en inspecties, wat volgens prof Huijgens alleen maar in je voordeel kan werken. Inspirerend en lekker brutaal Amsterdams! Na de eerste spreker was het de beurt aan vijf onderzoekers die door de commissie waren verkozen om hun onderzoek mondeling te komen presenteren. Als eerste vertelde Sylvester Groen, van de TOGA groep (Traumatologie Onderzoeks Groep Apeldoorn), over de beperkte huidige structuur in het wel of niet omdoen van een 10 • wetenschap@gelre • 8 2014
halskraag bij patiënten met een hoog energetisch trauma. Zijn resultaten smeekten om prospectief onderzoek, wat dan meteen de vraag opwierp of dat wel ethisch mogelijk zou zijn. We zijn benieuwd wat het vervolgonderzoek op gaat leveren. Roeland van Leeuwen, neuroloog en lid van het Apeldoorns Duizeligheids Centrum (ADC), een van de expertisecentra van ons ziekenhuis, vertelde ons dat de prevalentie van benigne positionele positie duizeligheid teleurstellend laag was in een groep oudere patiënten. Hoewel het een goed behandelbare ziekte is, dat werd getoond met een indrukwekkend filmpje, stak Roeland zijn teleurstelling niet onder stoelen of banken. Gelukkig was er een oud-collega in de zaal die met ons wilde delen dat hij de aanvallen van duizeligheid ook had gehad maar dat hij een bijzondere behandeling ervoor had gevonden: een luchtzak tijdens een vliegreis. Roeland plaatste enkele kanttekeningen bij deze observatie; met name vond hij dat wel een dure behandeling. Als derde spreker was de beste spreekster van vorig symposium Didi Sloothaak, arts-onderzoeker bij zowel het AMC als onze afdeling GE-chirurgie, aan de beurt. Zij zocht uit of het aantal en de grootte van de tijdens een operatie uitgenomen lymfeklieren van patiënten met dikke darmkanker voorspellend was voor hun overleving. Haar onderzoek was zowel een samenwerking tussen ziekenhuizen, alsook een voorbeeld van samenwerking tussen disciplines binnen een ziekenhuis.
SYM POSI UM konden alle bezoekers de posterpresentaties bekijken, en beoordeelde de commissie welke poster zij vonden dat een prijs verdiende. Met ondersteuning van Saskia van der Waarde waren er dit jaar negen posters gemaakt, die in het restaurant op borden waren tentoongesteld.
Kim van Loon, arts-assistent anesthesiologie, was uit Utrecht gekomen om ons te vertellen over een innovatieve gadget, die continu, draadloos, de vitale parameters van patiënten zou kunnen meten. Immers, in het kader van het VMS is de vitaal bedreigde patiënt een item waar nog veel kwaliteits winst behaald kan worden. Het continue meten van de ademhaling, saturatie en hartslag, zou zowel tijdswinst opleveren voor verpleging, alsook de vitaal bedreigde patiënt eerder identificeren. Helaas voldeed het apparaatje nog niet volledig aan de wetenschappelijke eisen van deze tijd, maar vervolgonderzoek is zeker het plan. We zijn benieuwd naar deze activiteiten van de vakgroep anesthesiologie! Als laatste spreker voor de pauze mocht Frederike Oud, toen nog co-assistent in het UMCG, ons vertellen over haar samenwerkingsproject tussen het Deventer Ziekenhuis en onze afdeling Geriatrie. Zij heeft onderzocht of de VMS (daar is ie weer!) screeningsbundel bij kwetsbare ouderen voldoende voorspellende waarde had voor het optreden van valincidenten, delier, heropname of overlijden. Zij concludeerde dat die waarde matig was voor valincidenten, en redelijk tot goed voor het delier, heropnames en overlijden. Toch lijkt er nog voldoende werk te liggen om de echt kwetsbare oudere goed in beeld te krijgen. Aan het eind van het eerste deel mochten de toeschouwers op een briefje schrijven welke voordracht zij het beste vonden. Tijdens de pauze
Met goed gevulde maag werd het programma voortgezet met twee lekenpresentaties van promo vendi: allereerst dr. Judith Kuenen, internist uit Apeldoorn die op 30 september jl promoveerde op een onderzoek naar het uitdrukken van bloedsuikers op een nieuwe manier. Zij liet ons zien dat het implementeren van nieuwe standaarden een lastige business kan zijn. KNO-arts Hendrik Bremer, toen nog drs, die een deel van zijn opleiding in Gelre heeft gedaan, mocht op ons oefenen, want hij zou een week later, op 11 december, promoveren op zijn promotie onderzoek naar schade en herstel van het binnen oor. Hij deed menig dierenliefhebber’s hart krimpen met plaatjes van zielige cavia’s, maar had ook een onderzoek met patiënten met de ziekte van Ménière uitgevoerd en had daarbij te maken gehad met trage inclusie en tegenvallende resultaten, waardoor de studie vroegtijdig beëindigd moest worden. Uiteindelijk was het dan tijd voor de prijsuitreiking: Kim van Loon werd door de zaal uitgeroepen als meest veelbelovende spreekster en kreeg van Peter Spronk een mooie oorkonde en een bon. Bij de posters kreeg Sander Fidder, onderzoeker vanuit het UMCG, de prijs voor zijn onderzoek naar het effect van de multidisciplinaire Brede Blik benadering op de afdeling kindergeneeskunde. Na een gezellige afsluitende borrel kijken wij terug op een zeer geslaagd lustrumsymposium, met meer dan 100 geïnteresseerden. Een duidelijk bewijs dat wetenschap leeft in ons ziekenhuis! Namens de werkgroep wetenschapssymposium José Hofhuis Marc Logtenberg Barbara van Munster Peter Spronk Anco van Voskuilen Hester van der Zaag
Nieuwe datum wetenschapssymposium: dinsdag 18 november 2014 wetenschap@gelre • 8 2014 • 11
Het maken van een Critically App door verpleegkundigen Een Critically Appraised Topic (CAT) spitst zich toe op een duidelijk geformuleerde klinische vraag vanuit de (dagelijkse) praktijk en probeert om aan de hand van de literatuur daar een evidence based antwoord op te geven. Het doel van een CAT is om beschikbare evidence uit de literatuur in de dagelijkse (verpleegkundige) praktijk te integreren. Bij het stellen van vragen is het belangrijk dat de vraag beantwoordbaar en klinisch relevant is. Verpleegkundigen kijken vanuit een andere optiek naar de patiënt dan artsen. Daar komen weer andere onderzoeksvragen uit voort. Een CAT is de beschrijving van het resultaat van drie stappen ingebed in een patiëntencasus: 1. Het vertalen van de vraag in een goed gestructureerde vraag van het PICO formaat. 2. Het verrichten van een zoekactie op zoek naar relevante literatuur. 3. Het kritisch evalueren van de gevonden relevante studies. De afkorting PICO staat voor: Patiënt: de kenmerken van de patiënt of de patiëntengroep (bv. leeftijd, geslacht, aandoening) Intervention: de interventie, ofwel de ingreep of behandeling die je wilt onderzoeken. Het kan hierbij ook gaan om een experimentele diagnostische test of om blootstelling aan een risicofactor. Control: de behandeling of test waarmee je de interventie wilt vergelijken. Vaak is dit een zogenoemde ‘gouden standaard’ (een werkwijze die al jaren met goed resultaat wordt toegepast). Het kan ook gaan om een placebo. Outcome: de uitkomst: bijvoorbeeld het effect van de interventie op een of meerdere symptomen, de sterftekans, of het optreden van een ziekte na blootstelling aan een risicofactor. Recent zijn wij gestart met het beschrijven van verpleegkundige praktijkvragen van medewerkers uit Gelre ziekenhuizen, welke gepubliceerd worden in de GelreVue. Hieronder volgt een samenvatting van drie recent gepubliceerde CATs. 1. Leidt het meermalen gebruiken van eenzelfde stift of pen bij verschillende patiënten om de te opereren kant te markeren vaker tot een wondinfectie dan het eenmalig gebruiken van een stift of pen? P = Patiënt op de verpleegafdeling die geopereerd wordt en waar (een) markering wordt gezet I = eenzelfde stift of pen bij verschillende patiënten gebruiken C = een nieuwe stift bij elke patiënt nemen O = wondinfectie postoperatief 12 • wetenschap@gelre • 8 2014
Zoekstrategie In de databases PUBMED, Google scholar, Google is gezocht naar studies naar de kans op infectiebesmetting bij gebruik van een zelfde stift bij verschillende patiënten voor het aanduiden van de te opereren kant. Zoektermen:”surgical marking pens”,”cross infection”. Na beoordeling bleken vijf artikelen bruikbaar, twee reviews, en twee studies waarbij de punt van de markeerstift werd gekweekt en één studie naar postoperatieve infecties na gebruik van de markeerpen bij patiënten. Resultaten Er werden geen studies gevonden die keken naar wondinfecties postoperatief als uitkomst. Wel werd één studie gevonden waar is gekeken naar de kans op infectie waarbij de incisieplek voor de helft werd gemarkeerd met een stift en voor de helft niet, met als uitkomst de kweek. Daarna werden kweken afgenomen aan de wondrand van beide helften en bleek dat 72 uur daarna alle kweken negatief waren(1). Studies waarbij kweken zijn afgenomen van de markeerpennen laten vooral zien dat chirurgische markeerstiften en inkt pennen een oorzaak kunnen zijn van infectie met MRSA (methicillin-resistente staphylococcus aureus) of andere bacteriën(2-5). Na 3 weken werd in markeerpennen (niet op alcohol basis) MRSA aangetroffen, in markeerpennen (wel op alcohol basis) werd geen MRSA aangetroffen(4). Conclusie Er is geen wetenschappelijk antwoord in de literatuur gevonden op de vraag. De onderzoeken zijn van matige kwaliteit en niet goed toepasbaar, omdat vooral is gekeken naar bacteriegroei op de markeerstiften en niet naar de werkelijke postoperatieve wondinfecties bij chirurgische patiënten.
Literatuurlijst 1. Pennsylvania Patiënt Safety Advisory (2008). Surgical site markers: Putting your mark on patiënts safety. 130-135. 2. A.M. Driessche, Surgical Site Markers: Potential source of Infection. Orthopaedic Nursing November/ December 2012 3. S. Tadiparthi. Using marker pens on patiënts: a potential source of cross infection with MRSA, Ann R Coll Surg Engl 2007; 89: 661-664 4. J. Wilson, D. Tate, Can preoperative skin marking transfer methicillin-resistant Staphylococcus aureus between patiënts? A laboratory experiment. The Journal of Bone and Joint surgery Vol. 88-B No 4, April 2006. 5. MSG Ballal, N Shaw, M. Ballal, M. O Donoghue, DJ Pegg. The risk of cross infection when marking surgical patiënts prior to surgery- review of two types of marking pens. Ann. R. Coll Sur 2. Word je van zonder jas naar buiten gaan verkouden? P = gezonde mensen I = naar buiten gaan zonder jas (blootstellen aan koude) C = naar buiten gaan met jas O = bovenste luchtweginfectie of griep (influenza) Zoekstrategie In de database PUBMED, Google scholar, Google is gezocht naar studies of het wel of niet aandoen van een jas, een grotere kans geeft op verkoudheid of griep. Zoektermen waren daarbij: “common cold”, “respiratory tract infections”, “cold temperature”, “acute cooling”, “cold exposure”. Er blijken veel sites beschikbaar die informatie geven over griep en verkoudheid. Drie artikelen werden gevonden (waaronder twee reviews) naar een verband tussen koude en verkouden worden of de griep en één studie naar het effect van acute koude van de voeten en symptomen van verkoudheid.
ONDERZOEK
praised Topic (CAT)
Resultaten Er werd één gerandomiseerde studie uitgevoerd bij 180 gezonde vrijwilligers, waarbij de helft werd blootgesteld aan acute koude aan de voeten (20 min. voeten in water van 10 graden C) en de andere helft niet. Alle vrijwilligers werden gevraagd naar symptomen van verkoudheid voor en direct na het eventueel blootstellen aan koude aan de voeten tot twee keer per dag gedurende 4-5 dagen. Uiteindelijk bleek dat na 4 tot 5 dagen na acute koude toediening aan de voeten in 14% van de vrijwilligers symptomen van verkoudheid voor te komen, terwijl dit in de controlegroep (zonder koude toediening) bij 6% voorkwam (p = 0.047). De studie liet echter geen bewijs zien dat er ook sprake was van een virusinfectie (virologie) (1). Verder kwam in het eerste review naar voren dat koude toediening aan het lichaam een vernauwing veroorzaakt van bloedvaten in de neus en hoge luchtwegen wat mogelijk de verdediging van de luchtwegen blokkeert en oorzaak kan zijn van symptomen van verkoudheid(2). Het tweede review concludeerde dat er onvoldoende bewijs is te stellen dat er lichamelijke en immunologische reacties zijn wanneer het lichaam wordt blootgesteld aan koude en inspanning. De twee reviews toonden geen direct causaal verband tussen koude toediening en het ontwikkelen van een infectie(2,3). Conclusie Het advies van bezorgde moeders om niet zonder jas naar buiten te gaan is goed bedoeld maar er is onvoldoende bewijs gevonden in de literatuur dat wanneer het lichaam wordt blootgesteld aan koude er een causaal verband is met ontwikkelen van een verkoudheid of griep. wetenschap@gelre • 8 2014 • 13
Literatuur lijst: 1. C. Johnson, R Eccles, Acute cooling of the feet and the onset of common cold symptoms. Fam. Pract. 2005 Dec; 22 (6); 608-13. 2. Eccles R, Acute cooling of the body surface and the common cold. Rhinology 2002 Sep; 40 (3): 109-14. Lavoy ECP, Brian K McFarlin , Simpson RJ. Immune responses to exercising in a cold environment. Wilderness Environ Med 2011. 3.Elke dag vitale waardes meten: is dat zinvol? Leidt het dagelijks meten van vitale parameters bij patiënten tot minder ernstige gevolgen van een shock of ernstige infectie vergeleken met het meten van de vitale parameters op indicatie? P = patiënten op een verpleegafdeling van een ziekenhuis I = elke dag meten Temperatuur, hartfrequentie, bloeddruk en ademhaling C = alleen op indicatie meten O = opsporen van shock of infecties Zoekstrategie In de database Invert, NAZ, Google, PUBMED, is gezocht naar studies die onderzochten of het dagelijks routinematig meten van vitale parameters zinvol is bij het opsporen van shock of infecties. Zoektermen waren daarbij: vital signs, routinely measured vital signs, blood pressure, diagnostic values. Na beoordeling werd een recent review artikel gevonden naar de klinische relevantie van dagelijks meten van vitale parameters bij patiënten opgenomen in een ziekenhuis. Resultaten In dat review artikel (1) werden 15 studies ingesloten die betrekking hadden op algemene afdelingen (n=7), chirurgische afdelingen (n=4) of gecombineerde afdelingen (n=4) met in totaal bijna 5000 patiënten. Alle prospectieve studies naar het routinematig meten van de vier vitale parameters op algemene afdelingen werden ingesloten. De vitale parameters werden vergeleken met een referentie standaard of de aan- of afwezigheid van ongewenste uitkomsten zoals mortaliteit, bloeding, re-operatie of infectie. Voor alle studies gold dat wanneer er een afwijkende waarde van een vitale parameter werd gevonden, het merendeel van deze patiënten geen ongewenste uitkomsten had. Andersom gold ook dat patiënten met een ongewenste uitkomst lang niet altijd afwijkende waarden hadden. Slechts een paar studies toonden wel hogere kansen op een ongewenste uitkomst aan. Twee van de negen studies waarin temperatuur werd onderzocht rapporteerden een 14 • wetenschap@gelre • 8 2014
hogere kans op septische shock (temp ≥380 C) en re-operatie (temp ≥38.60C). Twee van de vijf studies waarin de hartslag werd onderzocht vonden een hogere kans op IC-opname (polsslag ≥100). Twee van de vier studies waarin de bloeddruk werd onderzocht vonden een hogere kans op mortaliteit en IC-opname (systolische bloeddruk <90). Bij een combinatie van deze twee vitale waardes werd in één van de twee studies een bijna vijftig maal hogere kans op mortaliteit of IC-opname gevonden. Maar de meerderheid van de patiënten die over leden of op de IC werden opgenomen hadden niet twee afwijkende parameters. Het routinematig meten van vitale parameters is niet goed onder zocht, en veel studies zijn methodologisch zwak (er werden vaak verschillende afkapwaarden van vitale parameters gebruikt).
Conclusie
Uit de resultaten blijkt dat er een relatie is tussen ongewenste uitkomsten en afwijkende vitale parameters, maar ook dat veel ongewenste uitkomsten lang niet altijd gepaard gaan met afwijkende parameters. Verdere methodologisch sterke studies zijn nodig om de ware klinische relevantie te onderzoeken van het routinematig meten van vitale parameters. Literatuurlijst 1. Marja.N. Storm-Versloot. L. Verwey, C. Lucas, J. Ludikhuizen, J. C. Goslings, D.A. Legemate, Hester Vermeulen. Clinical relevance of Routinely Measured Vital Signs in Hospitalized Patiënts: A systematic review. Journal of Nursing Scholarship 2013 1-11.
José Hofhuis, (Intensive Care), Hester van der Zaag (Leerhuis)
CASUS
Röntgenpuzzel, zelftest in de beeldvormende diagnostiek Casusbeschrijving: Dit meisje is 4 jaar oud. De laatste tijd klaagt ze over hoofdpijn en haar moeder heeft een bult gevoeld op haar hoofd. De huisarts verwijst haar naar de kinderarts, die in de mediaanlijn achter op het hoofd een zwelling palpeert. Bij verder lichamelijk onderzoek zijn er geen afwijkingen, ook geen neurologische bevindingen. Hij laat vervolgens een voorachterwaartse (1a) en dwarse schedelfoto (1b) maken. Wat is Uw (differentiaal)diagnose ? Oplossing zie pagina 20. F.H.L. Bröker, radioloog
1a. Voorachterwaartse schedelfoto
1b. Dwarse schedelfoto
wetenschap@gelre • 8 2014 • 15
Alke Dalhuisen en Gea Paape
ABSTRACTS
IC en Dialyse Centrum, ieder voor zich of samenwerken; een risico analyse
Alke J. Dalhuisen¹, Gea Paape², Peter E. Spronk¹, Jose G.M. Hofhuis¹, P. Alex Katinakis¹, Yolande Vermeeren² Gelre ziekenhuizen, afdelingen Intensive Care¹ en Dialyse Centrum² Apeldoorn
Introductie
De dialyseverpleegkundigen met alle eigen apparatuur zijn regelmatig te gast op de Intensive Care afdeling (IC) voor intermitterende hemodialyse. In die samenwerking is er een reëel risico dat er iets mis gaat. Het doel van deze studie is om inzicht te krijgen in de mogelijke risico’s bij intermitterende dialyse op de IC uitgevoerd door dialyse verpleegkundigen, door gebruik te maken van een prospectieve risico inventarisatie (PRI)
Methode
Bij het uitvoeren van de PRI werd de methode gebruikt die door het Veiligheids Management Systeem zorg (VMS-zorg) is aangeboden: Healthcare Failure Mode and Effect Analysis (HFMEA). Deze methode omschrijft dat een multidisciplinaire groep deskundigen het proces analyseert en op zoek gaat naar manieren van falen. Vervolgens worden maatregelen opgesteld die er voor moeten zorgen dat dit falen voorkomen wordt. Zowel de IC- als de dialyse afdeling hebben één verpleegkundige aangewezen om het PRI –duo te vormen. Tijdens het werkoverleg op beide afdelingen is de input van de verpleegkundigen gevraagd om de risico’s van dit proces te inventariseren. Hierbij werd het proces opgedeeld in drie fasen: voorbereiding, uitvoering en afronding. Vervolgens werden de gegevens verwerkt in het HFMEA werkformat waarbij gekeken werd naar mogelijke oorzaken en gevolgen van een risico. Er werd een risico score aangehangen en indien mogelijk oplossingen voorgesteld. Daarna werd er een gesprek gepland met de verantwoordelijk intensivist en nefroloog waarbij dezelfde vraag werd gesteld als aan de verpleegkundigen en reeds benoemde risico’s en oplossingen werden besproken. Als laatste werd met beide afdelinghoofden gesproken waarin de risico’s en oplossingen eveneens besproken zijn.
16 • wetenschap@gelre • 8 2014
Resultaten
Uiteindelijk kwamen vijf risico’s naar voren: 1. Geen vast overdrachtsmoment tussen IC- en dialyse verpleegkundigen. 2. Ontbreken van werkafspraken op papier over wie waarvoor verantwoordelijk is. 3. Medicatie die gegeven werd door de dialyse verpleegkundige werd niet gecontroleerd door de IC-verpleegkundige. 4. Gebrek aan kennis tussen de verpleegkundigen van de IC en dialyse afdelingen over elkaars handelen. 5. Dialysebehoeftige patiënten werden nog wel eens van de IC ontslagen zonder geschikte dialyselijn. Dit resulteerde in de volgende acties: 1.De automatiseringssystemen werden geschikt gemaakt om in beide software programma’s te kunnen werken waardoor de behandelingen goed gedocumenteerd konden worden en voor alle betrokkenen inzichtelijk zijn. Ook werd er een speciaal tabblad ontwikkeld om de gemaakte afspraken in te verwerken. 2. Het protocol werd herschreven met hierin alle gemaakte afspraken. 3. Dubbelcheck van medicatie wordt gedaan door de IC-verpleegkundige en dit wordt genoteerd in het extra tabblad. 4. Jaarlijks wordt er op beide afdelingen bijscholing gepland om wederzijdse kennis te verbeteren. 5. Bij ontslag van de patiënten van de IC beslissen de nefroloog en de intensivist met welke dialyse lijn de patiënten naar de vervolg afdeling gaat.
Conclusie
Deze PRI heeft met een relatief kleine inspanning het proces inzichtelijk gemaakt waarbij belangrijke risico’s zijn ondervangen en tot een verbetering in het proces hebben geleid. Dit is gelukt met weinig personele inspanning van de twee betrokken afdelingen. Hierbij dient opgemerkt te worden dat het wel van belang lijkt te zijn dat het PRI-duo zelf wordt gevormd door ervaren verpleegkundigen die de eventuele consequenties van acties op verpleegkundig niveau goed kunnen inschatten.
CASUS
ECG bij opname: wat is uw diagnose?
Een 37-jarige man werd gezien op de afdeling Eerste Harthulp met 39 graden koorts. Wat is uw diagnose op basis van het ECG bij opname (figuur 1)? Antwoord: Het ECG toont sinusritme met opvallende afwijkingen van het STT-segment in afleiding V1 en V2. De volgende dag was de temperatuur genormaliseerd en waren de ECG-afwijkingen grotendeels verdwenen (figuur 2). De gevonden afwijkingen passen bij het syndroom van Brugada. Dit is een aandoening waarbij er een verhoogde kans is op levensbedreigende kamerritmestoornissen en plotse hartdood. De aandoening is erfelijk bepaald (autosomaal dominant) en er zijn mutaties beschreven in het SCN5A-gen, dat codeert voor een natriumkanaal. Koorts kan de ECG-afwijkingen en ritmestoornissen uitlokken. Dit was reden om patiënt op te nemen voor ritmebewaking. Bepaalde geneesmiddelen moeten worden vermeden bij dit syndroom, zie www.brugadadrugs.org. Bij een selectie van patiënten wordt overgaan tot implantatie van een ICD. Richard Braam
wetenschap@gelre • 8 2014 • 17
Tineke Havekes en Charlotte Spronk
Over smaak valt te twisten
Charlotte Spronk1, Simon van der Tang1, en Tineke Havekes2 1 t-VWO eindexamen scholier, KSG Apeldoorn 2 Afdeling dietetiek, Gelre ziekenhuizen Apeldoorn
S
maak is ingewikkeld. Proeven is een complex proces, waarbij niet alleen de tong, maar ook de neus, ogen en tastzin betrokken zijn. Als iets er niet lekker uitziet, smaakt het niet lekker. Als we geen reukvermogen meer hebben (denk aan verkoudheid) proeven we veel minder. Daarnaast zijn er ook biologische verschillen. De ene mens kan 10.000 smaakknoppen (papillen) op de tong hebben, terwijl een ander er maar een paar honderd heeft. Smaak was altijd onder te verdelen in vier basissmaken; zoet, zuur, zout en bitter. Volgens smaakdeskundigen zijn er echter meer. De een zegt vijf, de ander zegt zes of zeven. Umami is officieel de vijfde smaak (dit proef je bijvoorbeeld in sojasaus, portobello’s, champignons, vlees). Zuur is gerelateerd aan een hoge concentratie waterstofionen. Zuivere zoutsmaak wordt opgewekt door NaCl (natriumchloride/keukenzout). Zoet kan worden opgeroepen door suikers, maar er is geen duidelijk verband tussen hoe zoet iets is en een bepaalde chemische eigenschap. Datzelfde geldt voor bitter. Umami geeft een indruk van hartigheid en heeft een stimulerende invloed op het waarnemen van andere smaken. Umami smaken worden veroorzaakt door aminozuren, met name glutamaat (Ve-Tsin). Naast de zintuigen spelen ook emotie, geur, kleur en samenstelling een belangrijke rol bij de smaaksensatie van bepaalde voedingsmiddelen. In een “open onderzoek” van het eindexamenjaar VWO werd in samenwerking met de afdeling diëtetiek van Gelre ziekenhuizen onderzocht wat de invloed is van kleur en geur op de smaaksensatie. De hypothese was dat kleur en geur invloed hebben op de smaakzintuigen van mensen, waardoor de smaakintensiteit en smaakbeleving worden beïnvloed, en dat zout en zuur beter te proeven blijven dan andere smaken. Hiertoe werden vier groepen proefpersonen blootgesteld aan verschillende drankjes en cakejes, waarbij men ofwel geblinddoekt met dichtgeknepen neus was, een blinddoek op had met open neus, geen blinddoek met dichte neus, ofwel geen belemmeringen had.
18 • wetenschap@gelre • 8 2014
Er deden 34 personen mee aan het onderzoek, 14 mannen en 20 vrouwen met een mediane leeftijd van 29 [IQR=17-47] jaar. Er bleek een verschil in de beoordeling van kleur in de cakejes. Het groene cakeje werd het vaakst (49%) als lekker uitziend beoordeeld. In iets minder mate zagen de rode (35%) en gele cakejes (24%) er lekker uit. Turquoise (0%), paars (0%) en blauw (6%) werden niet of zelden als lekker uitziend beoordeeld. Het is interessant dat dit niet overeenkomt met de geur; groen (zoet: 88%) en blauw (zout: 71%) werden het meest frequent als een lekkere geur aangeduid, terwijl dat bij geel (umami) het minst was (35%). Zoals te verwachten bleek het groene (zoete) cakeje het lekkerste (82%), maar ook het turquoise cakeje
ON DERZOEK werd even vaak (82%) lekker gevonden. Minst lekker waren het rode (kruidig: 6%), gele (umami: 6%) en blauwe (zout: 3%) cakeje. De invloed van kleur is erg goed te zien bij het paarse (zure) cakeje. In de testgroepen waar één van de twee zintuigen nog wordt gebruikt, scoort het cakeje relatief laag (0% en 13%), maar zonder zicht en zonder reuk wordt het zure cakeje wel lekker gevonden (71%). Opvallend was dat er duidelijke verschillen waren wat betreft smaaksterkte, niet alleen tussen de verschillende smaken, maar ook tussen vast voedsel (cakejes) en drank (tabel 2). De sterkste smaken bleken de zoute en zure cakejes te hebben (mediaan 5,0), terwijl de bittere, umami en zoete (mediane score respectievelijk 3.5; 3.0; en 3.0) cakejes een minder sterke
smaak bleken te hebben. Er waren geen verschillen qua smaaksterkte tussen de verschillende soorten drankjes; er is een mediane score 4,0 voor ieder smaaktype. De smaken umami (39%) en zoet (24%) bleken in drank sterker te smaken dan in cake, terwijl zout (40%) juist sterker werd geproefd in de drankjes. Er was geen verschil voor de smaken bitter en zuur tussen vast voedsel en drank. Conclusie: de verwachting bleek in overeenstemming met de verkregen resultaten. Vooral bij de dranken werd echter nauwelijks verschil in smaakintensiteit gevonden wat betreft het effect van geur en smaak. Bij de cakejes was het effect echter sterker. Tineke Havekes
Cakejes (vast voedsel) leeftijd
zoet
zout
bitter
zuur
umami
totaal
18 [17-47]
3,0 [2,0-4,0]
5,0 [5,0-5,0]
3,5 [2,8-4,0]
5,0 [4,5-5,0]
3,0 [2,0-4,0]
zien+reuk
18 [15-50]
3,5 [3,0-5,0]
5,0 [4,3-5,0]
4,0 [2,3-4,0]
5,0 [4,8-5,0]
4,0 [2,3-4,8]
alleen reuk
18 [17-45]
3,0 [2,0-4,0]
5,0 [5,0-5,0]
3,5 [3,0-4,0]
5,0 [4,0-5,0]
3,0 [2,0-5,0]
alleen zicht
23 [16-43]
2,5 [1,0-3,8]
5,0 [4,0-5,0]
2,5 [2,0-4,0]
4,0 [4,0-5,0]
3,0 [2,3-3,0]
zonder zicht/reuk
23 [18-47]
2,5 [2,0-3,0]
5,0 [5,0-5,0]
3,5 [2,3-4,0]
4,0 [4,0-5,0]
2,0 [1,0-3,8]
Drankjes (vloeibaar voedsel) leeftijd
zoet
zout
bitter
zuur
umami
totaal
18 [17-47]
4,0 [3,0-5,0]
4,0 [3,0-5,0]
4,0 [3,0-5,0]
4,0 [3,0-5,0]
4,0 [3,0-4,0]
zien+reuk
18 [15-50]
3,5 [3,0-4,0]
4,0 [3,8-4,3]
4,0 [3,3-4,0]
3,0 [3,0-5,0]
4,0 [3,0-4,8]
alleen reuk
18 [17-45]
4,0 [2,8-4,3]
4,5 [4,0-5,0]
4,0 [3,0-4,3]
4,0 [4,0-5,0]
4,0 [3,0-5,0]
alleen zicht
23 [16-43]
3,5 [3,0-4,8]
3,0 [2,0-5,0]
4,0 [3,3-5,0]
4,0 [3,0-5,0]
3,0 [2,0-4,0]
zonder zicht/reuk
23 [18-47]
4,0 [3,0-4,0]
3,5 [2,3-4,0]
4,0 [3,0-4,0]
3,0 [2,0-4,8]
4,0 [3,0-4,8]
Tabel 1. Beoordeling van smaaksterkte van cake en drank en de invloed van ruiken en zien op smaak. De getallen geven mediane waarden weer met interkwartiel bereik [P25 – P75].
wetenschap@gelre • 8 2014 • 19
CASUS
Röntgenpuzzel, zelftest in de beeldvormende diagnostiek Oplossing van pagina 15
De kinderarts voelt in de mediaanlijn achter op de schedel een zwelling, die deels hard en deels zacht aanvoelt. De afwijking heeft grillige begrenzingen en er zijn geen duidelijke pulsaties merkbaar. De schedelfoto’s (1a en 1b) laten in beide richtingen, maar vooral op de dwarse opname goed zichtbaar, een benig defect in de top van het schedeldak zien met gladde randen, in de mediaanlijn posterior parietaal gelegen. Rond het defect lijkt het schedeldak deels opgelicht (1c). De schedelnaden zijn normaal.
1c. detail dwarse schedelfoto.
1d. CT-scan schedel
Ter bevestiging van de diagnose wordt aansluitend een CT-scan gemaakt en het meisje is coöperatief genoeg om ook een coronale serie (1d.) te vervaardigen. Vlak onder de schedelhuid bevindt zich een liquor-ophoping, die zich ook intracraniaal uitbreidt en die gepaard gaat met weefselverlies van de beide hemisferen van de grote hersenen. De meningen aan de convexiteit en ook de falx zijn niet helemaal te vervolgen, zodat er ook een dura-defect moet zijn. Het is het beeld van een arach noidale of leptomeningeale cyste, zoals die optreedt bij een “growing fracture”. Bij nadrukkelijk navragen weet de moeder zich te herinneren, dat tijdens een vakantie in Frankrijk, ruim een jaar geleden, haar dochtertje “heel hard van het balkon is gevallen”. Schedelfracturen genezen bij kinderen veelal binnen enkele weken. De “growing skull-fracture” is een complicatie die in 1% van de gevallen voorkomt. Kenmerkend hiervoor is naast een schedelfractuur het optreden van een scheur in de dura mater en onderliggende contusie van het hersenweefsel. Herniatie van de arachnoidale liquor in een wijkende fractuurspleet staat de fractuurgenezing in de weg en veroorzaakt door de intracraniele druk en pulsaties een persisterend defect in het schedeldak. Zij wordt meteen doorverwezen naar een neurochirurgische kliniek, waar zij een craniotomie ondergaat met herstel van het dura-defect. Drie weken later is zij gezond en wel weer thuis. F.H.L. Bröker, radioloog 20 • wetenschap@gelre • 8 2014
Overzicht samengesteld door Daphne Smit, informatiespecialist (opgenomen zijn artikelen waarbij auteursvermelding Gelre ziekenhuizen vermeld staat, binnen genoemde tijdsperiode, en alleen opname bij eerste vermelding)
Raaijmakers R., Houkes L.M.W., Schroder C.H., Willems J.L., Monnens L.A.H. Pre-treatment of dairy and breast milk with sevelamer hydrochloride and sevelamer carbonate to reduce phosphate Peritoneal Dialysis International 2013 33 (5): 565-572
Steijns D., Bral N., Tang M.L., Van Der Lelij A. Developments in corneal transplants: Lamellar techniques emerging Ontwikkelingen in corneatransplantatie: Lamellaire technieken in opkomst Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2013 157 (42): art. nr. A6096 Leverstein-van Hall M.A., Waar K., Muilwijk J., Stuart J.C., Sabbeon L.J.M., Frenay H.M.E., Maraha B., van Keulen P.H.J., Kluytmans J.A.J.W., de Jongh B.M., Vlaminckx B.J.M., De Brauwer E.I.G.B., Stals F.S., Bakker L.J., Dorigo-Zetsma J.W., Sebens F.W., Mattsson E.E., Kaan J.A., Thijsen S.F.T., Buiting A.G.M., Wintermans R.G.F., van Hees B.C. et al. Consequences of switching from a fixed 2:1 ratio of amoxicillin/clavulanate (CLSI) to a fixed concentration of clavulanate (EUCAST) for susceptibility testing of escherichia coli Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2013 68 (11): 2636-2640 Leeuwenburgh M.M.N., Wiarda B.M., Jensch S., van Es H.W., Stockmann H.B.A.C., Gratama J.W.C., Cobben L.P.J., Bossuyt P.M.M., Boermeester M.A., Stoker J. Accuracy and interobserver agreement between MR-non-expert radiologists and MR-experts in reading MRI for suspected appendicitis European Journal of Radiology 2013 Van Velzen A., Vermeeren Y., Van Riel A., Meulenbelt J., De Vries I. Ingestion of smoke fluid: Be aware of diethylene glycol Clinical Toxicology 2013 51 (9): 907 Van Holten T.C., Wisman P.P., De Groot P.G., Remijn J.A., Moll F.L., Teraa M., Verhaar M.C., Urbanus R.T., Roest M. Differential platelet activation: Granule release without aIIbb3 activation indicates platelet functions independent of aggregation Journal of Thrombosis and Haemostasis 2013 11 (Suppl. 2): 1139 Wevers, Marijke, Ausems, Margreet, Bleiker, Eveline, Rutgers, Emiel, Witkamp, Arjen, Hahn, Daniela, Brouwer, Titia, van
der Luijt, Rob, Hogervorst, Frans, Dalen, Thijsvan, Theunissen, Evert, Ooijen, Bartvan, Roos, Marnixde, Borgstein, Paul, Vrouenraets, Bart, Vriens, Eline, Bouma, Wim, Rijna, Herman, Vente, Hans, Aaronson, Neil Psychosocial Impact of Rapid Genetic Counseling and Testing in Breast Cancer Patients: Findings From a RCT Psycho-Oncology 2013 22 (Special Issue: SI Supplement: 3) 25-26
Berkel A.E.M., Koop R., Rosman C., Hesselink E.J., Van Der Palen J., Klaase J.M. Isosorbide dinitrate ointment versus botulinum toxin A (dysport(registered trademark)) as primary treatment for chronic anal fissure: A randomized multicenter study Colorectal Diseases 2013 15: (9-10) Sloothaak D.A.M., Grewal S., Ooft M., Doornewaard H., Van Duijvendijk P., Tanis P.J., Bemelman W.A., Van Der Zaag E.S., Buskens C.J. A prognostic value for lymph node harvest in patients with colorectal cancer? European Journal Cancer 2013 49 (Suppl. 2): S508 Gerritse F., Meulenbeld H.J., Roodhart J.M.L., Van Der Velden A.M.T., De Wit R., Los M. Analysis of docetaxel therapy in elderly ((greater-than or equal to)70 yrs) castration resistant prostate cancer (CRPC) patients enrolled in the Netherlands Prostate Study (NePro) European Journal of Cancer 2013 49 (Suppl. 2): S338-S339 de Vries MG, Ekkelenkamp MB, Peters EJ. Are clindamycin and ciprofloxacin appropriate for the empirical treatment of diabetic foot infections? European Journal of Clinical Microbiology & Infectious Diseases 2013 Sep 25. [Epub ahead of print] Spronk P.E., Meynaar I.A. Effect of off-hour staffing in Chinese ICUs Critical Care 2013 17 (6): Article Number 1011 Van Der Jagt-Willems H.C., Van Munster B.C., Lems W.F. Vertebral fractures in elderly adults: Atypical presentation rather than asymptomatic Journal of American Geriatrics Society 2013 61 (11): 2047-2048
PUBLI CATI ES
wetensch Gelre publicaties van 17 oktober 2013 tot en met 14 mei 2014
Hartkamp NS, van Osch MJ, Kappelle J, Bokkers RP. Arterial spin labeling magnetic resonance perfusion imaging in cerebral ischemia Current Opinion in Neurology 2014 27 (1): 42-53
van den Boogaard M., Slooter A.J., Bruggemann R.J.M., Schoonhoven L., Kuiper M.A., van der Voort P.H.J., Hoogendoorn M.E., Beishuizen A., Schouten J.A., Spronk P.E., Houterman S., van der Hoeven J.G., Pickkers P. Prevention of ICU delirium and deliriumrelated outcome with haloperidol: A study protocol for a multicenter randomized controlled trial Trials 2013 14 (1) Article Number 400 Tanis W., Scholtens A., Habets J., Van Den Brink R.B.A., De Mol B., Cozijnsen L., Van Herwerden L.A., Chamuleau S.A.J., Budde R. Fusion of cardiac computed tomography angiography and 18F-fluorodesoxyglucose positron emission tomography for the detection of complicated prosthetic heart valve endocarditis European Heart Journal 2013 34 (829) Sloothaak D.A.M., Sahami S., van der ZaagLoonen H.J., van der Zaag E.S., Tanis P.J., Bemelman W.A., Buskens C.J. The prognostic value of micrometastases and isolated tumour cells in histologically negative lymph nodes of patients with colorectal cancer: A systematic review and meta-analysis European Journal of Surgical Oncology 2013 Dec 14 van Brunschot S., van Grinsven J., Voermans R.P., Bakker O.J., Besselink M.G.H., Boermeester M.A., Bollen T.L., Bosscha K., Bouwense S.A., Bruno M.J., Cappendijk V.C., Consten E.C., Dejong C.H., Dijkgraaf M.G.W., van Eijck C.H. Erkelens G.W. et al. Transluminal endoscopic step-up approach versus minimally invasive surgical stepup approach in patients with infected necrotising pancreatitis (TENSION trial): Design and rationale of a randomised controlled multicenter trial BMC Gastroenterology 2013 13 (1) van Leeuwen RB, Bruintjes TD, Kingma H. Vestibulaire migraine Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2013 158 (52): A6310
wetenschap@gelre • 8 2014 • 21
wetensch Bulatovic Calasan M., van den Bosch O.F.C., Creemers M.C.W., Custers M., Heurkens A.H.M., van Woerkom J.M., Wulffraat N.M. Prevalence of methotrexate intolerance in rheumatoid arthritis and psoriatic arthritis Arthritis Research and Therapy 2013 15:6 article number R217
Kromdijk W., Mulder J.W., Smit P.M., Heine R.T., Beijnen J.H., Huitema A.D. Therapeutic drug monitoring of antiretroviral drugs at home using dried blood spots: A proof-of-concept study Antiviral Therapy 2013 18 (6): 821-825 Mirasol, R.V., Bokkers, R.P., Hernandez, D.A., Merino, J.G., Luby, M., Warach, S., Latour, L.L. Assessing Reperfusion With Whole-Brain Arterial Spin Labeling: A Noninvasive Alternative to Gadolinium Stroke 2014 45 (2): 456-461 Zandstra D.F., Rommes J.H., De La Cal M.A., Silvestri L., Taylor N., Van Saene H.K.F. Colistin resistance during selective digestive tract decontamination is uncommon Antimicrobial Agents Chemotherapy 2014 58 (1): 626 Hofhuis JG, Spronk PE. Health-related quality of life and influence of age after trauma: An overview Journal of Trauma and Acute Care Surgery 2014 76 (2): 549-556 Leeuwenburgh, M. M. N., Wiezer, M. J., Wiarda, B. M., Bouma, W. H., Phoa, S. S. K. S., Stockmann, H. B. A. C., Jensch, S., Bossuyt, P. M.M., Boermeester, M. A., Stoker, J. Accuracy of MRI compared with ultrasound imaging and selective use of CT to discriminate simple from perforated appendicitis British Journal of Surgery 2014 101 (1): E147-E155 Coumou A.D., Van Den Berg R., Bot J.C., Beetsma D.B., Saeed P. Direct orbital puncture of the cavernous sinus for the treatment of a carotidcavernous dural av fistula with a oncomitant venous/lymphatic malformation Orbit 2014 33 (1): 68-71 de Jonghe A., van de Glind E.M.M., van Munster B.C., de Rooij S.E. Underrepresentation of patients with pre-existing cognitive impairment in
22 • wetenschap@gelre • 8 2014
pharmaceutical trials on prophylactic or therapeutic treatments for delirium: A systematic review Journal Psychosomatic Research 2014 76 (3): 193-199
Wevers M.R., Aaronson N.K., Verhoef S., Bleiker E.M.A., Hahn D.E.E., Kuenen M.A., van der Sanden-Melis J., Brouwer T., Hogervorst F.B.L., van der Luijt R.B., Valdimarsdottir H.B., van Dalen T., Theunissen E.B.M., van Ooijen B., de Roos M.A., Borgstein P.J., Vrouenraets B.C., Vriens E., Bouma W.H., Rijna H., Vente J.P., Witkamp A.J., Rutgers E.J.T., Ausems M.G.E.M. Impact of rapid genetic counselling and testing on the decision to undergo immediate or delayed prophylactic mastectomy in newly diagnosed breast cancer patients: findings from a randomised controlled trial British Journal Cancer 2014: 110 (4): 10811087 Bruintjes T.D., Companjen J., van der ZaagLoonen H.J., van Benthem P.P.G. A randomised sham-controlled trial to assess the long-term effect of the Epley manoeuvre for treatment of posterior canal benign paroxysmal positional vertigo Clinical Otolaryngology 2014 39 (1): 39-44 Leeuwen, Roeland B. van, Tjasse D. Bruintjes, Herman Kingma Vestibulaire migraine Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2014 158: A6310 van Rumste M.M.E., Custers I.M., van Wely M., Koks C.A., van Weering H.G.I., Beckers N.G.M., Scheffer G.J., Broekmans F.J.M., Hompes P.G.A., Mochtar M.H., van der Veen F., Mol B.W.J. IVF with planned single-embryo transfer versus IUI with ovarian stimulation in couples with unexplained subfertility: an economic analysis Reproductive BioMedicine Online 2014 28 (3): 336-342 Van de Glind E.M.M., Hooft L., Tulner L.R., Tulen J.H.M., Kuper I.M.J.A., Hamburger H.L., de Rooij S.E., van Munster B.C. Acetaminophen for self-reported sleep problems in an elderly population (ASLEEP): Study protocol of a randomized placebocontrolled double-blind trial Trials 2014 15 (1) Article Number 10 Fokke C., Van Den Berg B., Drenthen J., Walgaard C., Van Doorn P.A., Jacobs B.C.
Diagnosis of Guillain-Barre syndrome and validation of Brighton criteria Brain 2014 137 (1): 33-43
Jellema, L-J C., Backus, Barbra E., Six, A. Jacob, Braam, R, Groenemeijer, B, van der Zaag-Loonen, H. J., Tio, Rene, van Suijlen, J. D. E. The value of clinical and laboratory diagnostics for chest pain patients at the emergency department Clinical Chemistry and Laboratory Medicine 2014 52 (2): 259-266 Tanis W., Habets J., Van Den Brink R.B.A., Symersky P., Budde R.P.J., Chamuleau S.A.J. Differentiation of thrombus from pannus as the cause of acquired mechanical prosthetic heart valve obstruction by noninvasive imaging: A review of the literature European Heart Journal Cardiovascular Imaging 2014 15 (2): 119-129 Bontje HF, van de Pol G, van der ZaagLoonen HJ, Spaans WA. Follow-up of mesh complications using the IUGA/ICS category-time-site coding classification. International Urogynecology Journal 2014 Feb 11. [Epub ahead of print] ten Klooster P.M., Christenhusz L.C.A., Taal E., Eggelmeijer F., van Woerkom J.M., Rasker J.J. Feelings of guilt and shame in patients with rheumatoid arthritis Clinical Rheumatology 2014: (1-8) Schultz M.J., Spronk P.E. Should mechanical ventilation care be centralized and should we thus transfer all ventilated patients to high volume units? Take a breath first Intensive Care Medicine 2014 40 (3): 453-455 Bulatovic Calasan M., Van Den Bosch O.F., Creemers M.C., Custers M., Heurkens T.H., Van Woerkom J.M., Wulffraat N.M. Low prevalence of methotrexate intolerance in patients with rheumatoid and psoriatic arthritis Annals of the Rheumatic Disease 2013 71 (Suppl. 3) Janssen M.J.W., Van Der Horst F.A.L., Kamphuis J.S. Imprecision and limit of quantification of the new architect 25-hydroxyvitamin D assay Clinical Laboratory 2014 60 (1): 161-163
PUBLI CATI ES
hap@gelre De Rooij, S.E., Van Munster, B.C., De Jonghe, A. Melatonin prophylaxis in delirium: panacea or paradigm shift? JAMA Psychiatry 2014 71 (4): 364-365
Berkowska MA, Grosserichter-Wagener C, Adriaansen HJ, de Ridder D, Mirani-Oostdijk KP, Agteresch HJ, Böttcher S, Orfao A, van Dongen JJ, van Zelm MC Persistent Polyclonal B-cell Lymphocytosis: extensively proliferated CD27+IgM+IgD+ memory B cells with a distinctive immunophenotype Leukemia 2014 Feb 19 [Epub ahead of print] Sloothaak D.A.M., Sahami S., Van Der ZaagLoonen H.J., Van Der Zaag E.S., Tanis P.J., Bemelman W.A., Buskens C.J. The prognostic value of micrometastases and isolated tumour cells in histologically negative lymph nodes of patients with colorectal cancer: A systematic review and meta-analysis European Journal of Surgical Oncology 2014 40 (3): 263-269 Hamaker M.E., Schiphorst A.H., Ten Bokkel Huinink D., Schaar C., Van Munster B.C. The effect of a geriatric evaluation on treatment decisions for older cancer patients-a systematic review Acta Oncologica 2014 53 (3): 289-296 Houben A.J.M., Oostdijk E.A.N., van der Voort P.H.J., Monen J.C.M., Bonten M.J.M., van der Bij A.K., Vlaspolder F., Cohen Stuart J.W.T., van Hees B.C., Vijfhuizen J.et al. Selective decontamination of the oropharynx and the digestive tract, and antimicrobial resistance: A 4 year ecological study in 38 intensive care units in the Netherlands Journal of Antimicrobial Chemotherapy 2014 69:3 (797-804) De Jonghe A., Van Munster B.C., De Rooij S.E. Effectiveness of melatonin for sundown syndrome and delirium Journal of the American Geriatrics Society 2014 62 (2): 412 De Rooij S.E., Zeerleder S., Burtman D., Van Munster B.C. Nucleosomes in individuals with hip fracture with and without delirium Journal of the American Geriatrics Society 2014 62 (2): 395-396
De Vries M.G., Ekkelenkamp M.B., Peters E.J.G. Are clindamycin and ciprofloxacin appropriate for the empirical treatment of diabetic foot infections? European Journal of Clinical Microbiology & Infectious Diseases 2014 33 (3): 453-456
De Vries M.G., Ekkelenkamp M.B., Peters E.J.G. Are clindamycin and ciprofloxacin appropriate for the empirical treatment of diabetic foot infections? European Journal of Clinical Microbiology and Infectious Diseases 2014 33 (3): 453-456
J. G.F. Scholten en E. J. Buijs Acute pancreatitis na het toedienen van propofol Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2014 158 A7115
Spillekom-Van Koulil S., Waalboer-Spuij R., Boonstra H.E., Casteelen G., Evers A.W.M., De Korte J., Kemperman P., Van Der Veen J.P.W., Vulink N.C., Crijns M.B. Psychodermatology in research and practice: Developments in academic centers in the Netherlands Ontwikkelingen in academische centra in Nederland: Psychodermatologie in onderzoek en praktijk Nederlands Tijdschrift voor Dermatologie en Venereologie 2013 23 (10): 583-589
Van Beest P.A., Spronk P.E. Early hemodynamic resuscitation in septic shock: Understanding and modifying oxygen delivery Critical Care 2014 18 (1) Article Number 111 Mahabier K.C., Van Lieshout E.M.M., Bolhuis H.W. et al. HUMeral Shaft Fractures: MEasuring Recovery after Operative versus Nonoperative Treatment (HUMMER): A multicenter comparative observational study BMC Musculoskeletal Disorders 2014 15 (1) Article Number 39 CT Cochrane Controlled study, major clinical study / PDF Hamaker M.E., Stauder R., Van Munster B.C. On-going clinical trials for elderly patients with a hematological malignancy: Are we addressing the right end points? Annals of Oncology 2014 25 (3): 675-681 Leijdesdorff H.A., Van Dijck J.T.J.M., Krijnen P., Vleggeert-Lankamp C.L.A.M., Schipper I.B. Injury pattern, hospital triage, and mortality of 1250 patients with severe traumatic brain injury caused by road traffic accidents Journal of Neurotrauma 2014 31 (5): 459-465 Van Seeters T., Biessels G.J., van der Schaaf I.C., Dankbaar J.W., Horsch A.D., Luitse M.J.A., Niesten J.M., Mali, W.P.T.M., Kappelle L.J., van der Graaf Y., Velthuis B.K., Majoie C.B., Roos Y.B., Duijm L.E., Keizer K., van der Lugt A., Dippel D.W., Droogh-de Greeve K.E., Bienfait H.P. et al. Prediction of outcome in patients with suspected acute ischaemic stroke with CT perfusion and CT angiography: The Dutch acute stroke trial (DUST) study protocol BMC Neurology 2014 14:1 Article Number 37
Van Hooijdonk R.T.M., Spronk P.E., Schultz M.J. Choosing the correct metrics for glucose control Critical Care 2014 18 (2): 414 Wevers M., Ausems M., Bleiker E., Rutgers E., Witkamp A., Hahn D., Brouwer T., Van Der Luijt R., Hogervorst F., Dalen T., Theunissen E., Ooijen B., Roos M., Borgstein P., Vrouenraets B., Vriens E., Bouma W., Rijna H., Vente H., Aaronson N. Psychosocial impact of rapid genetic counseling and testing in breast cancer patients: Findings from a RCT Psycho-Oncology 2013 22 (Suppl. 3): 25-26 De Ru J.A., Van Benthem P.P.G. Combination therapy of steroids and antivirals improves the recovery rate in patients with severe Bell’s palsy Evidence Based Medicine 2014 19 (1): 15 Lefeber GJ, Drenth-van Maanen AC, Wilting I, Jansen PA, van Marum RJ, Egberts TC. Effect of a transitional pharmaceutical care intervention at hospital discharge on registration of changes in medication regimens in primary care Journal of the American Geriatrics Society 2014 62 (3): 565-567 van den Broek EM, van der Zaag-Loonen HJ, Bruintjes TD. Systematic Review: Efficacy of Gufoni Maneuver for Treatment of Lateral Canal Benign Paroxysmal Positional Vertigo with Geotropic Nystagmus Otolaryngology Head and Neck Surgery 2014
wetenschap@gelre • 8 2014 • 23
PUBLI CATI ES
wetensch Spronk P.E. Periodic SvO2 fluctuations in a patient with severe pulmonary emboli Netherlands Journal of Critical Care 2013 17 (5): 22
Quispel C, Bangma M, Kazemier B, Steegers EAP, Hoogendijk WJG, Papatsonis DNM, Paarlberg KM, Lambregtse-van den Berg MP, Bonsel GJ The role of depressive symptoms in the pathway of demographic and psychosocial risks to preterm birth and small for gestational age Midwifery, online available March 19, 2014 Meagher D., Adamis D., Leonard M., Trzepacz P., Grover S., Jabbar F., Meehan K., O’Connor M., Cronin C., Reynolds P., Fitzgerald J., O’Regan N., Timmons S., Slor C., De Jonghe J., De Jonghe A., Van Munster B.C., De Rooij S.E., MacLullich A. Development of an abbreviated version of the Delirium Motor Subtyping Scale (DMSS-4) International Psychogeriatrics 2014 26 (4): 693-702 Prospective study Sloothaak DA, Grewal S, Doornewaard H, van Duijvendijk P, Tanis PJ, Bemelman WA, van der Zaag ES, Buskens CJ. Lymph node size as a predictor of lymphatic staging in colonic cancer British Journal of Surgery 2014 Mar 26 Schook, Romane Milia, Linssen, Cilia, Schramel, Franz M. N. H., Festen, Jan, Lammers, Ernst, Smit, Egbert F., Postmus, Pieter E., Westerman, Marjan J. Why Do Patients and Caregivers Seek Answers From the Internet and Online Lung Specialists? A Qualitative Study Journal of Medical Internet Research 2014 16 (2): e37 van Munster BC, de Rooij S Delirium: a synthesis of current knowledge Clinical Medicine 2014 14 (2): 192-5 Van Gendt-de Jong L.A.A., Wolters H.T., Olyslager E.J.H., Moret A., Van Tent L. Wilkes H., Posthuma R.M. Cleaning validation of preparation vessels: The practice. Cleaning after manufacturing bupivacaine brings problems to light Reinigingsvalidatie van bereidingsvaten: De praktijk. Schoonmaak na productie bupivacaïne brengt problemen aan het licht Pharmaceutische Weekblad Wetenschappelijk Platform 2014 149:7
24 • wetenschap@gelre • 8 2014
Van Gendt-de Jong L.A.A., Posthuma R.M. Striving for most safety with minimum intervention: Roadmap provides tools for structured cleaning validation Streven naar meeste zekerheid met minste ingrepen: Stappenplan biedt handvatten voor gestructureerde reinigingsvalidatie Pharmaceutische Weekblad Wetenschappelijk Platform 2014 149:5 Pol F.J.M., Flucke U., Jafari K. Intrathoracic hibernoma Intrathoracaal hibernoom Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 2014 158 (12): A6610
Wlodzimirow K.A., Abu-Hanna A., Royakkers A.A.N.M., Spronk P.E., Hofstra L.S., Kuiper M.A., Schultz M.J., Bouman C.S.C. Transient versus persistent acute kidney injury and the diagnostic performance of fractional excretion of urea in critically ill patients Nephron Clin. Pract. 2014 126:1 (8-13) R. van Leeuwen, H. van der Zaag-Loonen Second opinion wel degelijk zinnig: duizeligheidscentrum: na tweede mening vaak nieuwe diagnose Medisch Contact 2014 69 (17): 882-883 Van Der Palen J., Van Der Valk P., Goosens M., Groothuis-Oudshoorn K., Brusse-Keizer M. Comment and reply on: A randomized crossover trial investigating the ease of use and preference of two dry powder inhalers in patients with asthma of chronic obstructive pulmonary disease Expert Opin. Drug Deliv. 2014 11:5 (824-825)
van Leeuwen RB, Bruintjes TD. Dizziness in the elderly: Diagnosing its causes in a multidisciplinary dizziness unit. Ear, Nose, & Throat Journal 2014 Apr-May 93 (4-5): 162-7
Leeman M., Lammers W.J., Ponsioen C.Y., Boonstra K., Van Erpecum K.J., Wolfhagen F.H.J., Kuyvenhoven J.P., Vrolijk J.M., Drenth J.P.H., Witteman E.M., Van Nieuwkerk C.M.J., Van Der Spek B.W., Witteman B.J.M., Erkelens G.W., Verhagen M.A.M.T., Van Tuyl S.A.C., Poen A.C., Brouwer J.T., Ter Borg F., Koek G.H., Van Ditzhuijsen T.J.M., Hansen B.E., Van Buuren H.R. Impact in daily practice of the concept of treatment response in primary biliary cirrhosis. A national cohort study Journal of Hepatology 2014 60 (1): S198 Dalhuisen A., Katinakis P.A., Steenbergen H., Kamphuis S., Spronk P.E. CVVHD is safe and cheaper than standard cvvh during extracorporeal citrate coagulation in ICU patients with AKI Intensive Care Medicine 2013 39 (Suppl. 2): S442 Van Hooijdonk R.T.M., Steuten L.M.G., Monteban H., Mulder M.R., Van Braam Houckgeest F., Sluijs J.P., Abu-Hanna A., Spronk P.E., Schultz M.J. Economic evaluation of a strict glucose control-guideline in critically ill patients, focusing on costs of point-of-care testing of glucose Intensive Care Medicine 2013 39 (Suppl. 2): S361
van Riel AC, Schuuring MJ, van Hessen ID, Zwinderman AH, Cozijnsen L, Reichert CL, Hoorntje JC, Wagenaar LJ, Post MC, van Dijk AP, Hoendermis ES, Mulder BJ, Bouma BJ Contemporary prevalence of pulmonary arterial hypertension in adult congenital heart disease following the updated clinical classification International Journal of Cardiology 2014 Apr 16 M. Cozijnsen, L. Cozijnsen, M. Bakker-de Boo, A. Maas, Bert Bouma Een ventrikelseptumdefect met een fors appendiform aneurysma van het membraneuze septum Cordiaal 2014 (1): p. 12-13
Genoemde artikelen zijn op te vragen bij de vakbibliotheken door een e-mail te sturen aan
[email protected] of telefonisch via telefoon (055) 581 8091.