PROMOTIEREGLEMENT Titel I Algemene bepalingen Artikel 1 Het reglement verstaat onder: Universiteit: de Vrije Universiteit te Amsterdam Statuut VU: Statuut, houdende regelen voor de Vrije Universiteit vastgesteld door het Bestuur van de Vereniging voor christelijk hoger onderwijs, wetenschappelijk onderzoek en patiëntenzorg ingevolge artikel 9.76, tweede lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Wet: de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Faculteit: de faculteit waarbinnen de promotie aanhangig wordt gemaakt Promovendus: degene die toegang heeft tot de promotie dan wel aan wie deze toegang is verleend Promotor: de als zodanig door het College van Decanen aangewezen hoogleraar Copromotor: de als zodanig door het College van Decanen aangewezen hoogleraar of doctor die de promotor bijstand verleent bij de begeleiding van de promovendus Promotiecommissie: de in artikel 13 bedoelde commissie Leescommissie: de in artikel 12 bedoelde commissie Doctoraal examen: het afsluitend examen, verbonden aan een opleiding met een studielast van ten minste 240 studiepunten dan wel, wat opleidingen betreft met een studielast van meer dan 240
studiepunten, een examen waarmee een deel van de opleiding dat ten minste 240 studiepunten bedraagt, wordt afgesloten Proefschrift: de wetenschappelijke verhandeling in boek- of artikelenvorm die voldoet aan de in dit reglement gestelde eisen Promotie: de openbare verdediging van het proefschrift en de toekenning van de graad Doctor.
Artikel 2 1. Aan de universiteit kan de graad Doctor worden verworven op de grond van de promotie. 2. De toekenning van de graad Doctor geschiedt door het College van Decanen. 3. De promotie vindt plaats ten overstaan van een promotiecommissie. Artikel 3 Waar in dit reglement wordt gesproken over promotor en/of copromotor, dient in die gevallen dat er meer personen als zodanig zijn aangewezen, te worden gelezen promotoren en/of copromotoren. Artikel 4 Ingeval de in dit reglement genoemde functies door een vrouw worden vervuld, dienen de daarop betrekking hebbende mannelijke aanduidingen en woorden in de vrouwelijke vorm te worden gelezen. Artikel 5 Met betrekking tot het besprokene in niet openbare bijeenkomsten die in het reglement worden genoemd, is geheimhouding verplicht.
Titel II De promovendus Artikel 6 1. Toegang tot de promotie heeft ieder die: a. op grond van artikel 7.10a, eerste, tweede en derde lid van de wet de graad Master heeft verkregen of met goed gevolg het doctoraal examen, dan wel het daarmee overeenkomende examen van een andere Nederlandse instelling voor hoger onderwijs heeft afgelegd; b. als proeve van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van de wetenschap een proefschrift heeft geschreven; c. heeft voldaan aan de overige in dit reglement gestelde eisen. 2. In bijzondere gevallen kan het College van Decanen personen die voldoen aan het eerste lid onder b en c maar niet voldoen aan dat lid onder a, toegang tot de promotie verlenen. Artikel 7 1. Hij die een proefschrift voorbereidt, dient in een vroeg stadium door tussenkomst van de beoogde promotor en de voorzitter van de promotiecommissie van de faculteit waarin de beoogde promotor is benoemd, een schriftelijk verzoek in bij het College van Decanen tot toegang tot de promotie casu quo tot aanwijzing van de promotor. 2. De promovendus doet het in het eerste lid vermelde verzoek op een bij het bureau van de faculteit verkrijgbaar formulier onder toevoeging van een gewaarmerkte kopie van het getuigschrift van het in artikel 6 genoemd examen en een kopie van de paspoortbladzijde met identiteitsgegevens. 3. Het formulier vermeldt de naam en het adres van de promovendus, de aard van het examen, het onderwerp van het proefschrift, alsmede de naam, het adres en de leeropdracht van de door de promovendus gewenste promotor. 4. Het formulier wordt mede ondertekend door de voorgestelde promotor en ingediend bij de voorzitter van de promotiecommissie van de faculteit waarin de promotor is benoemd. 5. De voorzitter van de promotiecommissie vermeldt, na overleg met de voorgestelde promotor, de naam van de eventueel voorgestelde copromotor en de verantwoordelijke promotiecommissie op het formulier en zendt dit, voorzien van zijn handtekening, aan het College van Decanen. 6. Ingeval de voorzitter van de promotiecommissie nog niet in staat is de naam van de eventuele copromotor te vermelden, volstaat hij met vermelding van de naam van de promotor en die van de verantwoordelijke promotiecommissie op het formulier en zendt dit, voorzien van zijn handtekening aan het College van Decanen, zonodig later gevolgd door een aanvullend voorstel voor de aanwijzing van de eventuele copromotor. 7. Indien een andere promotiecommissie wordt voorgesteld dan die van de faculteit waarbinnen de promotor is benoemd, treedt de in het vierde lid genoemde voorzitter in overleg met de voorzitter van de voorgestelde promotiecommissie ter zake van de eventueel voor te stellen copromotor.
Titel III De promotor en copromotor Artikel 8 1. Voor elke promotie wijst het College van Decanen, gehoord de promotiecommissie die de aanvraag indient, een hoogleraar bij de universiteit als promotor aan. Bovendien kan het college, de promotiecommissie gehoord, overgaan tot de aanwijzing van een hoogleraar bij de universiteit als tweede promotor. 2. Indien twee promotoren worden aangewezen, zijn de in dit reglement met betrekking tot de promotor opgenomen bepalingen voor beiden van kracht. 3. In afwijking van het eerste lid kan het College van Decanen, de promotiecommissie gehoord, een hoogleraar bij een andere Nederlandse universiteit, de Open Universiteit dan wel bij een buitenlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs als promotor aanwijzen. 4. In het geval door de promotiecommissie wordt voorgesteld een hoogleraar verbonden aan een buitenlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs als promotor aan te wijzen, dient die hoogleraar een functie te hebben die gelijkwaardig is aan die van hoogleraar benoemd aan een Nederlandse universiteit. 5. Indien meer dan één promotor is aangewezen, bepalen de promotoren onderling hun taakverdeling, de promovendus gehoord. Artikel 9 1. Indien een als promotor aangewezen hoogleraar na zijn aanwijzing eervol wordt ontslagen, dient het besluit om de promovendus toe te laten tot de verdediging van het proefschrift binnen vijf jaren na de datum van het ontslag te worden genomen. 2. Indien dit besluit niet binnen deze periode is genomen, vervalt de aanwijzing en wijst het College van Decanen, de promovendus en de promotiecommissie gehoord, een andere promotor aan, tenzij het college, ingeval er meer dan één promotor was aangewezen, van oordeel is dat een nieuwe aanwijzing niet noodzakelijk is. Artikel 10 1. De promotor draagt de verantwoordelijkheid voor de begeleiding van de promovendus en ziet erop toe dat het proefschrift voldoet aan de daaraan krachtens dit reglement te stellen eisen. 2. Gedurende deze begeleiding en de totstandkoming van het proefschrift vindt periodiek overleg plaats tussen promotor en promovendus. Artikel 11 1. Het College van Decanen kan, gehoord de promotiecommissie, op voorstel van de promotor, één of, indien nodig, twee copromotoren aanwijzen. De promotor vergewist zich van de bereidheid van de betrokkene(n) de aanwijzing als copromotor te aanvaarden. 2. De copromotor staat de promotor bij in de begeleiding van de promovendus en brengt zijn oordeel over de kwaliteit van het proefschrift ter kennis van de promotor.
Titel IV De leescommissie Artikel 12 1. Voor elke promotie stelt de promotiecommissie op voorstel van de promotor en na diens goedkeuring van het proefschrift een leescommissie in. De promotor overtuigt zich daarbij van de bereidheid van betrokkenen om de aanwijzing tot lid van de leescommissie te aanvaarden. 2. Een leescommissie kent naast de promotor ten minste vier leden, van wie in ieder geval één lid afkomstig is van de desbetreffende faculteit en ten hoogste één lid afkomstig kan zijn van de werkeenheid van de promotor. 3. De commissieleden zijn in het bezit van de doctorstitel en/of het ius promovendi. De eventuele copromotor kan niet tot lid van de leescommissie worden aangewezen. 4. De promotor treedt op als voorzitter en samenroeper en brengt namens de commissie schriftelijk advies uit aan de promotiecommissie. 5. De leescommissie heeft tot taak het kwalitatief beoordelen van de overgelegde studie als geheel, vanuit de probleemstelling zoals overeengekomen tussen promotor en promovendus, het kwalitatief beoordelen van de adequate uitwerking, de beheersing van de literatuur en van een systematische beschrijving. 6. Ten minste één lid van de leescommissie heeft tot taak het beoordelen van het manuscript als geheel; het oordeel van de andere leden van de commissie kan worden beperkt tot onderdelen daarvan. 7. De leescommissie verbindt geen voorwaarden aan haar besluit. Daarentegen staat het de afzonderlijke leden van de commissie vrij hun oordeel vergezeld te doen gaan van suggesties en/of aanbevelingen. 8. Besluiten worden genomen op basis van gewone meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen wordt aan de promotiecommissie geadviseerd te besluiten af te zien van een toelating tot de promotie.
Titel V De promotiecommissie Artikel 13 1. Elke faculteit kent een promotiecommissie, bestaande uit de hoogleraren van de desbetreffende faculteit. 2. De promotiecommissie beslist of de promovendus tot de verdediging van het proefschrift kan worden toegelaten en beslist omtrent de toekenning van de graad Doctor. 3. In afwijking van het eerste lid bepaalt het College van Decanen de samenstelling van de promotiecommissie, indien het aantal hoogleraren in een faculteit minder dan acht bedraagt. 4. Op voorstel van de promotiecommissie kan het College van Decanen binnen een faculteit één of meer subcommissies instellen waaraan de bevoegdheden van de promotiecommissie worden overgedragen. Een dergelijke subcommissie telt ten minste acht leden. 5. Per promotie kunnen ten hoogste vijf leden aan de promotiecommissie worden toegevoegd. 6. Per promotie worden aan de promotiecommissie toegevoegd de promotor, de eventuele copromotor en de leden van de leescommissie, voor zover deze geen lid zijn van de promotiecommissie. De toevoeging geschiedt door de voorzitter van de promotiecommissie. 7. Per promotie kunnen door het College van Decanen op voorstel van de desbetreffende promotiecommissie andere personen worden toegevoegd, ten aanzien van wie het college heeft geoordeeld dat zij over voldoende bekwaamheid beschikken om in de promotiecommissie zitting te hebben. Artikel 14 De in artikel 13 genoemde (sub)commissies staan onder voorzitterschap van de decaan van de desbetreffende faculteit. Hij kan zich in deze hoedanigheid doen vervangen door de Rector Magnificus dan wel door een conrector, een lid van het College van Decanen of de vicedecaan van zijn faculteit.
Titel VI Het proefschrift Artikel 15 1. Het proefschrift bestaat uit hetzij een wetenschappelijke verhandeling over een bepaald onderwerp, hetzij een bundeling van een aantal afzonderlijke wetenschappelijke verhandelingen die alle of voor een gedeelte reeds openbaar zijn gemaakt, mits zij onderling met betrekking tot een bepaald onderwerp voldoende samenhang vertonen. 2. Het proefschrift mag overeenkomstig artikel 2.25, vierde lid, Statuut VU niets bevatten wat is contra Deum aut bonos mores. 3. Ingeval het proefschrift bestaat uit de in het eerste lid genoemde bundeling van artikelen, wordt de vereiste onderlinge samenhang van die artikelen uiteengezet in een inleidend en/of afsluitend hoofdstuk. Artikel 16 Het proefschrift dient de bekwaamheid van de promovendus tot de zelfstandige beoefening van de wetenschap aan te tonen. Artikel 17 1. Ingeval van een gezamenlijk onderzoek van twee of drie promovendi, kan het resultaat van het onderzoek tot een gezamenlijk proefschrift leiden, mits wordt voldaan aan de voorwaarden dat: a. elk van de auteurs een zelfstandige, afgrensbare en voor promotie toereikende bijdrage heeft geleverd, een en ander ten genoegen van de promotor; b. elk van de auteurs de persoonlijke verantwoordelijkheid draagt, zowel voor een als zodanig aan te geven deel van het proefschrift als voor de samenhang van het geheel; c. in het proefschrift wordt aangegeven welk aandeel elk van de auteurs heeft gehad in de totstandkoming van het proefschrift. 2. Bij een gezamenlijk proefschrift legt de promotor een schriftelijke verklaring inzake het aandeel van elk van de auteurs over aan de voorzitter van de promotiecommissie, die deze doorzendt aan het College van Decanen. De verklaring dient zowel door de promotor als door alle auteurs te zijn getekend. 3. Bij een gezamenlijk proefschrift gelden de procedures en voorschriften van dit reglement voor elke promovendus afzonderlijk. Artikel 18 1. Het proefschrift wordt geschreven in het Nederlands dan wel in het Engels, Frans of Duits of met goedkeuring van het College van Decanen in een andere taal. 2. Ingeval het proefschrift in het Nederlands is geschreven wordt daaraan een samenvatting toegevoegd evenals een vertaling van de titel en die samenvatting in het Engels, Frans of Duits. 3. Ingeval het proefschrift in het Engels, Frans of Duits is geschreven, worden daaraan een vertaling van de titel en een samenvatting van de inhoud in het Nederlands toegevoegd. 4. Ingeval het proefschrift is geschreven in een andere taal dan het Nederlands, Engels, Frans of Duits, worden daaraan toegevoegd een vertaling van de titel en een samenvatting van de inhoud in het Nederlands, alsmede een vertaling van de titel en van deze samenvatting in het Engels, Frans of Duits.
Artikel 19 1. Het proefschrift dient een titelblad te bevatten volgens het door het College van Decanen voorgeschreven model. Dit titelblad behoeft voordat tot vermenigvuldiging van het proefschrift wordt overgegaan, de goedkeuring van de Rector Magnificus. 2. De naam van de promotor en de eventuele copromotor worden vermeld op de bladzijde volgend op het titelblad van het proefschrift. 3. Ingeval de promovendus bij de voorbereiding van het proefschrift in belangrijke mate mede is begeleid door een ander lid van het wetenschappelijk personeel, kan met toestemming van de promotiecommissie, diens naam eveneens op de in het tweede lid genoemde bladzijde worden vermeld. 4. Ingeval het promotieonderzoek mede mogelijk werd gemaakt door steun van buiten de universiteit, kan daarvan met toestemming van de promotiecommissie, op de in het tweede lid genoemde bladzijde melding worden gemaakt. Artikel 20 1. De promovendus zorgt voor de vermenigvuldiging en verspreiding van het proefschrift. 2. Het proefschrift wordt, ter keuze van de promovendus, gedrukt of op een daarmee verwante wijze vermenigvuldigd, mits daarbij wordt voldaan aan redelijke eisen van leesbaarheid. 3. Het proefschrift wordt uitgevoerd in een handzaam formaat in gebrocheerde, ingenaaide of gespiraleerde vorm. 4. Het proefschrift wordt ten minste vier weken voor de promotie in door het College van Decanen te bepalen oplagen toegezonden aan de Rector Magnificus, aan de promotiecommissie, aan het College van Bestuur en aan de bibliotheek van de universiteit. 5. Van het proefschrift wordt een digitale versie ten minste vier weken voor de promotie door de bibliotheek van de universiteit openbaar gemaakt. Ingeval op het proefschrift geheel of gedeeltelijk een embargo rust, geldt dat de digitale openbaarmaking beperkt blijft tot die delen waarop geen embargo rust, alsmede de omslag, de titelpagina, de inhoudsopgave en de samenvatting van het proefschrift in het Nederlands en in het Engels. Voor die delen waarop wel een embargo rust, geldt dat deze openbaar worden gemaakt op het moment dat het opgegeven embargo verloopt. 6. Ter zake de verstrekking van exemplaren van het proefschrift geldt het volgende. a. Voor de in het vierde lid genoemde en ten behoeve van andere doeleinden van de universiteit, het digitale archief van de bibliotheek van de universiteit uitgezonderd, levert de promovendus ten minste vijf weken voor de promotie een door het College van Decanen voorgeschreven aantal exemplaren van het proefschrift in bij de pedel van de universiteit. b. Ten behoeve van de in het vijfde lid genoemde digitale openbaarmaking van het proefschrift levert de promovendus ten minste zes weken voor de promotie het proefschrift in definitieve vorm en opmaak in digitale vorm aan op een door de Bibliothecaris van de universiteit te bepalen wijze. 7. Ter regeling van de in het zesde lid sub b genoemde digitale versie van het proefschrift geldt dat: a. De promovendus ten minste zes weken voor het tijdstip van de promotie de universiteit een licentie verschaft voor niet-exclusieve openbaarmaking van het proefschrift in digitale vorm, zo nodig met een tijdelijk embargo. b. De promovendus voor het verschaffen van deze licentie gehouden is de door het College van Bestuur vastgestelde standaard licentieovereenkomst te ondertekenen. c. De licentieovereenkomst voorziet in een vergoeding aan de promovendus voor de d. verstrekking van het proefschrift overeenkomstig het vierde en vijfde lid.
Titel VII Beoordeling proefschrift Artikel 21 1. Het proefschrift wordt onderworpen aan de beoordeling van de promotor. 2. De promotor neemt bij de beoordeling van het proefschrift kennis van het oordeel van de eventuele copromotor en hij toetst het proefschrift aan de eisen die in de artikelen 15, 16, 18, 19, 20 en, indien van toepassing, in artikel 17 worden gesteld. 3. Indien de aanwijzing van de promotor is geschied op grond van artikel 8, derde lid, ziet de voorzitter van de promotiecommissie erop toe dat het proefschrift voldoet aan het in artikel 15, tweede lid, bepaalde. Artikel 22 1. Wanneer het proefschrift naar het oordeel van de promotor aan de daaraan te stellen eisen voldoet, verleent hij zijn goedkeuring aan het proefschrift. 2. De promotor brengt het in het eerste lid genoemde oordeel over het proefschrift per omgaande schriftelijk ter kennis van de promotiecommissie en de promovendus. 3. Het proefschrift wordt door de promotor ter beoordeling voorgelegd aan de leden van de daartoe ingestelde leescommissie. 4. Binnen 30 dagen na ontvangst van het proefschrift brengt de leescommissie advies uit aan de promotiecommissie en wordt de promovendus door de promotor over dat advies geïnformeerd. 5. In voorkomende gevallen kan de promotiecommissie de in het derde lid genoemde termijn eenmaal met 30 dagen verlengen. Artikel 23 1. De promotiecommissie beslist of de promovendus door middel van het proefschrift een zodanig bewijs van bekwaamheid tot het zelfstandig beoefenen van de wetenschap heeft geleverd dat hij tot de verdediging van het proefschrift kan worden toegelaten, nadat de promotiecommissie kennis heeft genomen van de goedkeuring van het proefschrift door de promotor en het advies van de leescommissie. 2. Het besluit tot toelating wordt door de promotiecommissie genomen met gewone meerderheid van stemmen. Bij het staken van de stemmen wordt de in het eerste lid bedoelde toelating geacht te zijn geweigerd. 3. De voorzitter van de promotiecommissie draagt zorg voor de onmiddellijke mededeling van het besluit tot toelating dan wel van de weigering daarvan aan het College van Decanen en aan de promovendus. Artikel 24 Ingeval het advies van de leescommissie over het proefschrift afwijkt van een goedkeurend oordeel van de promotor, besluit de promotiecommissie, gehoord de promotor en de leescommissie, over de toelating tot de verdediging. De promotiecommissie brengt haar besluit hieromtrent ter kennis van het College van Decanen, de promotor, de eventuele copromotor, de leescommissie en de promovendus. Artikel 25
Indien goedkeuring van het proefschrift door de promotor niet wordt verleend, kan het College van Decanen, gehoord de promotor en de promotiecommissie, op verzoek van de promovendus een andere promotor aanwijzen, tenzij het college, ingeval meer dan één promotor was aangewezen, van oordeel is dat een nieuwe aanwijzing niet noodzakelijk is.
Titel VIII De promotie Artikel 26 1. De promotie vindt in het openbaar plaats ten overstaan van de desbetreffende promotiecommissie. 2. De openbare vergadering waarop de promotie plaatsvindt, wordt voorgezeten door de Rector Magnificus. Hij kan zich in deze hoedanigheid laten vervangen door een conrector of een lid van het College van Decanen, in de regel de decaan van de betrokken faculteit of vice-decaan van die faculteit. 3. Tijd en plaats van deze vergadering worden door of namens de Rector Magnificus na overleg met de promotor, de voorzitter van de promotiecommissie en de promovendus vastgesteld. 4. Het College van Decanen stelt het protocol van de openbare vergadering vast en tevens de formule vóór de verdediging, de formule ná de verdediging, en de promotieformule. Artikel 27 1. Het proefschrift wordt gedurende een uur door de promovendus verdedigd tegen de bedenkingen van het de promotiecommissie, in het bijzonder de leden van de leescommissie bedoeld in artikel 12 van dit reglement, alsmede van een ieder die daartoe de toestemming van de Rector Magnificus heeft gekregen. 2. De promotiecommissie, of in opdracht van haar de promotor, heeft tot taak te zorgen voor een voor een verantwoorde oppositie toereikend aantal opponenten. 3. Het inbrengen van bedenkingen en de verdediging geschieden in het Nederlands of, met toestemming van de Rector Magnificus, in een andere taal. 4. Ingeval er sprake is van een gezamenlijk proefschrift bedoeld in artikel 17, geschiedt de verdediging door elke promovendus afzonderlijk op voet van het in het eerste lid bepaalde. Artikel 28 1. De beslissing omtrent de toekenning van de graad Doctor wordt genomen in een besloten vergadering van de promotiecommissie onmiddellijk na de verdediging van het proefschrift. 2. Op deze vergadering treedt de Rector Magnificus dan wel een conrector of een lid van het College van Decanen, in de regel de decaan van de betrokken faculteit of de vice-decaan van die faculteit, op als voorzitter en is hij als zodanig lid van de promotiecommissie. 3. Als secretaris treedt de promotor op. In bijzondere gevallen kan een ander lid van de promotiecommissie door de voorzitter als secretaris worden aangewezen. 4. De voorzitter van de promotiecommissie draagt er in overleg met de promotor zorg voor dat ten minste vijf leden van de promotiecommissie, onder wie tevens te verstaan de toegevoegde leden van de promotiecommissie, de vergadering bijwonen. Andere hoogleraren van de universiteit zijn gerechtigd de vergadering bij te wonen. 5. Aan de beraadslagingen wordt deelgenomen door de leden en toegevoegde leden van de promotiecommissie, de hoogleraren bedoeld in de laatste volzin van het vierde lid, alsmede door hen die van de Rector Magnificus toestemming hebben verkregen in de kring van de promotiecommissie deel te nemen aan de oppositie. 6. De beslissing omtrent de toekenning van de graad Doctor wordt genomen met meerderheid van stemmen door de leden en toegevoegde leden van de
promotiecommissie, mede rekening houdend met de verdediging van het proefschrift door de promovendus. Artikel 29 1. Na het besloten beraad heropent de voorzitter de openbare vergadering. Hij doet mededeling van het resultaat van de beraadslaging. 2. De promotor verricht vervolgens de promotie onder gebruikmaking van de promotieformule en overhandigt het getuigschrift. 3. De promotor of, na toestemming van de voorzitter, de copromotor spreekt daarna de gepromoveerde toe. Artikel 30 1. Degene aan wie de graad Doctor is toegekend, ontvangt ten bewijze daarvan een getuigschrift dat is ondertekend door de Rector Magnificus en de als secretaris optredende hoogleraar, en is voorzien van het zegel van de universiteit. 2. Ingeval van twee promotoren, zijn beiden gerechtigd het getuigschrift te ondertekenen dan wel mede te ondertekenen. 3. Naast de promotor kan het getuigschrift door de eventuele copromotor worden ondertekend. 4. Bij een besluit de graad Doctor toe te kennen onder toevoeging van het predikaat cum laude, wordt zulks op het getuigschrift vermeld.
Titel IX Het predicaat cum laude Artikel 31 1. Ingeval de promotor of de eventuele copromotor van mening is dat de promovendus in zijn proefschrift blijk van meer dan gewone bekwaamheid heeft gegeven, dient hij ten minste drie weken voor de promotie een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot toekenning van het predikaat cum laude in bij de voorzitter van de promotiecommissie. Een verzoek van gelijke strekking kan door elk lid van de promotiecommissie worden ingediend binnen een termijn van een week na ontvangst van het proefschrift. 2. Na indiening van een verzoek tot toekenning van het predikaat cum laude wordt dit verzoek door de voorzitter van de promotiecommissie onverwijld voor advies voorgelegd aan de leescommissie. 3. De leescommissie adviseert binnen zeven dagen schriftelijk aan de voorzitter van de promotiecommissie, waarna het verzoek en het advies van de leescommissie per omgaande door hem worden voorgelegd aan alle leden van de promotiecommissie. 4. Ingeval eenderde van het aantal leden van de promotiecommissie binnen zeven dagen na verzending van de aanbiedingsbrief van de voorzitter van de promotiecommissie schriftelijk bezwaar aantekent tegen het voorstel, wordt het voorstel beschouwd als te zijn afgewezen en niet langer betrokken in de besluitvorming ten aanzien van de toekenning van de graad Doctor. 5. Van de uitkomst van de raadpleging ontvangen alle leden van de promotiecommissie schriftelijk bericht. Artikel 32 1. De beslissing omtrent de toekenning van het predikaat cum laude wordt na de verdediging van het proefschrift genomen door de promotiecommissie in de besloten vergadering genoemd in artikel 28, eerste lid. 2. De beslissing omtrent de toekenning van het predikaat cum laude wordt genomen mede rekening houdend met de wijze waarop de promovendus het proefschrift heeft verdedigd. 3. Voor de toekenning van het predikaat dient een meerderheid van tweederde van de bij de promotie aanwezige leden en toegevoegde leden van de promotiecommissie zich voor het voorstel uit te spreken.
Titel X Geschillen Artikel 33 Promotor en promovendus kunnen binnen 60 dagen tegen besluiten van de promotiecommissie bedoeld in de artikelen 23 en 24 in beroep gaan bij het College van Decanen, dat, gehoord de betrokkenen, de leescommissie en de promotiecommissie, alsdan beslist over de toelating tot de verdediging van het proefschrift. Artikel 34 1. Ingeval tijdens de voorbereiding van het proefschrift of inzake de goedkeuring ervan een geschil ontstaat, verleent de voorzitter van de promotiecommissie zijn bemiddeling. 2. Indien de voorzitter zelf promotor, copromotor of lid van de leescommissie is, wijst het College van Decanen een lid van de promotiecommissie als bemiddelaar aan. Artikel 35 1. Indien de verleende bemiddeling niet binnen acht dagen tot overeenstemming leidt, kan ieder der partijen zich wenden tot het College van Decanen. 2. Het College van Decanen stelt vervolgens een commissie in, bestaande uit drie niet bij de voorbereiding van het proefschrift betrokken hoogleraren, die ter zake van het geschil van advies zal dienen. 3. Na de betrokken partijen te hebben gehoord, brengt de commissie uiterlijk 60 dagen na ontvangst van het verzoek bedoeld in het eerste lid, schriftelijk een met redenen omkleed advies uit aan het College van Decanen. 4. Het College van Decanen zal binnen 30 dagen na ontvangst van het advies het geschil beslechten en zijn besluit ter kennis brengen van de betrokken partijen. 5. In voorkomende gevallen kan het College van Decanen de in het derde lid en het vierde lid genoemde termijnen eenmaal met 30 dagen verlengen.
Titel XI De graad Doctor honoris causa Artikel 36 1. Het College van Decanen neemt zijn beslissing over een te verlenen graad Doctor honoris causa overeenkomstig artikel 2.29, Statuut VU, het College van Bestuur gehoord, op voordracht van een faculteitsbestuur. 2. Het College van Decanen bepaalt op welke wijze en welk tijdstip de in het eerste lid bedoelde promotie plaatsvindt.
Titel XII Overige bepalingen Artikel 37: Dubbelpromotie 1. Onder een dubbelpromotie wordt in deze bepaling verstaan de gelijktijdige verkrijging van de doctorstitel aan de universiteit en aan een buitenlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs. 2. Een dubbelpromotie aan de universiteit kan uitsluitend plaatsvinden na vooraf verkregen schriftelijke toestemming van de Rector Magnificus. 3. Het verzoek om een dubbelpromotie wordt schriftelijk bij de Rector Magnificus ingediend door de promotor en de voorzitter van de promotiecommissie van de faculteit waarin de promotor is benoemd. In dit verzoek moet worden aangetoond dat het proefschrift in een formeel samenwerkingsverband van beide instellingen en binnen het gezamenlijke onderzoekprogramma is voorbereid. 4. De eisen die aan een promotie aan de universiteit worden gesteld, zijn onverkort van toepassing, terwijl daarenboven geldt dat: a. een hoogleraar bij de universiteit en een hoogleraar van de instelling waarmee het in lid 3 bedoelde samenwerkingsverband is aangegaan, worden aangewezen als promotor; b. het proefschrift de goedkeuring behoeft van de betrokken promotiecommissie van de universiteit en van de betrokken promotiecommissie onderscheidenlijk een daarmee gelijk te stellen orgaan van de buitenlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs; c. het proefschrift binnen vier maanden aan zowel de universiteit als aan de buitenlandse instelling voor wetenschappelijk onderwijs wordt verdedigd.
Titel XIII Slot- en overgangsbepalingen Artikel 38 1. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet of ingeval enig artikel voor verschillende uitleg vatbaar is, beslist het College van Decanen. 2. Een promotiecommissie kan met betrekking tot de promotie nadere regels vaststellen. Deze regels behoeven de goedkeuring van het College van Decanen. Artikel 39 Besluiten tot wijziging van dit reglement worden door het College van Decanen genomen met gewone meerderheid van stemmen. Artikel 40 Aanvragen om toelating tot de promotie die lopen op het tijdstip van inwerkingtreding van dit reglement, worden afgehandeld overeenkomstig dit reglement. Artikel 41 Dit reglement treedt in werking op 1 september 2002 en is laatstelijk gewijzigd op 17 februari 2010; geldend vanaf 1 april 2010.
Uitvoeringsbesluiten 1. Ingeval een hoogleraar wordt benaderd door een aspirant-promovendus, geldt, zeker wanneer deze van buiten de eigen werkeenheid komt, de volgende richtlijn: zodra blijkt dat het om een serieus project gaat en de hoogleraar de aspirant-promovendus in staat acht een werkstuk te schrijven van voldoende kwaliteit om als proefschrift te dienen, en hem als promovendus accepteert, dient een en ander door middel van het verzoek tot toegang tot de promotie casu quo tot aanwijzing van de promotor en het daarop volgend promotiebesluit van het College van Decanen formeel vastgesteld te worden. Wanneer er sprake is van een assistent/onderzoeker in opleiding geldt dat de promotie moet worden aangevraagd zodra de proefperiode (van 9 of 12 maanden) naar tevredenheid is doorlopen. 2. Het z.g. formulier I, te weten het verzoek tot respectievelijk toelating tot de promotie en aanwijzing van de promotor en eventuele copromotor, gaat naast de bijlage als bedoeld in artikel 7 Promotiereglement vergezeld van een kopie van het paspoort, in het bijzonder de paspoortbladzijde met identiteitsgegevens. Indien deze bescheiden niet zijn gesteld in het Nederlands, Engels, Frans of Duits, moeten zij vergezeld gaan van een geautoriseerde vertaling in een van deze talen. 3. Op het z.g. formulier als bedoeld onder 2. hierboven, wordt het volledige adres vermeld waar betrokkene/n werkzaam is/zijn. Daarbij gaat het adres van de universiteit boven een ander (werk)adres. 4. Bij een aanvraag voor toelating tot de promotie ex artikel 6.2. Promotiereglement wordt aan het formulier als bedoeld in artikel 7 lid 2 van dit reglement toegevoegd: a. gewaarmerkte kopieën van relevante diploma’s b. overzichten van de gevolgde studieonderdelen c. kopie van het paspoort, in het bijzonder de bladzijde met identiteitsgegevens d. curriculum vitae inclusief resultaten van verricht wetenschappelijk werk e. gemotiveerd oordeel van de beoogde promotor waarin aannemelijk wordt gemaakt dat aanvrager in staat wordt geacht zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten. f. oordeel van de decaan als voorzitter van de promotiecommissie Indien deze bescheiden niet zijn gesteld in het Nederlands, Engels, Frans of Duits, moeten zij vergezeld gaan van een geautoriseerde vertaling in een van deze talen. 5. Van het promotiebesluit doet het College van Decanen schriftelijk mededeling aan de promovendus, met afschrift aan de promotiecommissie, de promotor, de eventuele copromotor en de pedel van de universiteit. De adressen van promotor en eventuele copromotor, voor zover van buiten de universiteit, worden mede daartoe op het formulier bedoeld in artikel 7 vermeld. 6. De uitvoering van het bepaalde in artikel 13, zevende lid, geschiedt namens het College van Decanen door het Rectorium. Daartoe wordt op het formulier bedoeld in artikel 23, derde lid, door de voorzitter van de promotiecommissie aangegeven welke persoon of personen wordt of worden voorgesteld om voor de desbetreffende promotie deel uit te maken van de promotiecommissie. 7. Afspraken met de pedel omtrent de promotiedatum kunnen slechts worden gemaakt nadat het College van Decanen in het bezit is van het z.g. formulier II, te weten de mededeling van het besluit van de promotiecommissie van de desbetreffende faculteit om de promovendus toe te laten tot de verdediging van het proefschrift, een en ander overeenkomstig artikel 23, Promotiereglement. 8. De openbare zitting van de promotiecommissie of het College van Decanen vangt in de regel aan om 11.45, 13.45 of 15.45 uur. Zonodig kan de aanvangstijd op 09.45 uur worden bepaald. 9. Ingevolge artikel 27, eerste lid, verdedigt de promovendus zijn proefschrift gedurende een uur. Na overleg met de promovendus kan de promotiecommissie de promovendus bij
10. 11.
12.
13. 14. 15. 16.
17.
18.
aanvang van dit uur de gelegenheid geven gedurende ten hoogste 10 minuten een uiteenzetting te geven over het onderzoek waarop het proefschrift berust. In het cortège kunnen meelopen hoogleraren van de universiteit en andere universiteiten en degenen die deelnemen aan de besloten vergadering. De hoogleraren dragen de toga en baret. Niet-hoogleraren dragen donkere, voor de gelegenheid passende kleding. Tijdens de promotieplechtigheid draagt een promovendus een rokkostuum, een promovenda draagt voor de gelegenheid passende kleding. In bijzondere gevallen kan de Rector Magnificus aan de promovendus op diens schriftelijk verzoek toestemming verlenen in plaats van een rokkostuum een donker kostuum te dragen. De promovendus dient hiervoor toestemming te hebben gekregen van de promotor en van de voorzitter van de promotiecommissie. In deze gevallen vindt de promotieplechtigheid plaats in het auditorium. Tijdens de promotieplechtigheid laat de promovendus zich bijstaan door twee paranimfen. Voor de paranimfen gelden dezelfde kledingvoorschriften als voor de promovendus. Bij een promotieplechtigheid in het auditorium kan de promovendus desgewenst afzien van de bijstand door paranimfen. De promotieplechtigheid, in het bijzonder de verdediging van het proefschrift, is toegankelijk voor personen van acht jaar en ouder. De promovendus vermeldt deze leeftijdsgrens op zijn eventuele uitnodiging. De promoties worden vermeld in het weekblad van de universiteit en de maandelijkse mededeling van de Dienst Communicatie. De hoogleraren van de universiteit ontvangen een maandagenda van het College van Decanen waarop de promoties zijn vermeld. De vermelding van de steun van buiten de universiteit waardoor het promotieonderzoek mede is mogelijk gemaakt, geschiedt uitsluitend tekstueel, na overleg met de promotor en met toestemming van de promotiecommissie. Commerciële uitingen in het proefschrift zijn niet toegestaan. De in artikel 8, vierde lid, voorgeschreven gelijkwaardigheid van het hoogleraarschap in het buitenland met die van hoogleraar benoemd aan een Nederlandse universiteit, is bedoeld om zeker te stellen dat zowel het wetenschappelijk niveau van betrokkene als de aard van diens wetenschappelijke werkzaamheden de vergelijking met een Nederlandse promotor kunnen doorstaan. Dat betekent bijvoorbeeld dat allerlei varianten van visiting professor, honorary professor e.d. als zodanig niet voldoende zijn. Bij een dubbelpromotie ex artikel 37 wordt op de achterzijde van het getuigschrift een verwijzing opgenomen naar het getuigschrift van de universiteit waarmee de overeenkomst is aangegaan.
Formulieren Formulier I - Verzoek tot toelating tot promotie Als u wilt promoveren, moet u hiervoor een schriftelijk verzoek indienen bij het College van Decanen (artikel 7 van het Promotiereglement). Hiervoor kunt u gebruikmaken van het formulier ‘Formulier I – Verzoek tot toelating tot promotie’. Dit formulier kunt u downloaden vanaf de Medewerkers-website. Print het formulier uit en vul de gegevens in die op u betrekking hebben. Geef het formulier daarna door aan uw promotor. Vergeet niet uw handtekening te zetten en een gewaarmerkte kopie van het getuigschrift van de opleiding als genoemd in artikel 6, bij te voegen, alsmede een kopie van het paspoort, in het bijzonder de paspoortbladzijde met identiteitsgegevens. Nadat alle betrokken hun gegevens hebben ingevuld, wordt het formulier doorgestuurd aan de promotiecommissie i.c. de decaan van de faculteit waarin de promotor is benoemd. U kunt formulier I ook afhalen bij het bestuurssecretariaat van de faculteit. Formulier II - Mededeling besluit tot toelating tot promotie De voorzitter van de promotiecommissie zorgt voor de onmiddellijke mededeling van het besluit tot toelating dan wel van de weigering daarvan aan het College van Decanen en aan de promovendus (artikel 23 van het Promotiereglement). Voor deze mededeling aan het College van Decanen kan de voorzitter van de promotiecommissie of de promotor gebruikmaken van het formulier ‘Formulier II – Mededeling besluit tot toelating tot promotie’. Dit formulier kunt u downloaden vanaf de Medewerkers-website. Print het formulier uit en vul alle gegevens in. Voorzie het formulier van uw handtekening en stuur het op naar: Vrije Universiteit College van Decanen De Boelelaan 1105 1081 HV Amsterdam U kunt formulier II ook afhalen bij het bestuurssecretariaat van de faculteit.
Stappenschema Onderstaand stappenschema is bedoeld voor promotor en promovendus, gedurende het verloop van het promotietraject tot de openbare verdediging van het proefschrift. Stap 1 Zodra aspirant-promovendus en beoogd promotor constateren dat er voldoende uitzicht is op een succesvol verloop van een promotieproject dienen zij bij de promotiecommissie* het zg. formulier I in (artt. 7 en 8 en eventueel 11 Promotiereglement). Daarop volgt besluitvorming door College van Decanen: toelating tot promotie, aanwijzing van promotor en eventuele copromotor. Betrokkenen worden door het College van Decanen geïnformeerd over de toelating respectievelijk aanwijzing (Uitvoeringsbesluit 3 Promotiereglement). Stap 2 Wanneer de promotor heeft vastgesteld dat het proefschrift voldoet aan de daaraan te stellen eisen, verleent hij zijn goedkeuring aan het proefschrift en informeert per ommegaande schriftelijk de promotiecommissie* en de promovendus (art. 22 Promotiereglement). Stap 3 De promotor doet de promotiecommissie* het voorstel voor de samenstelling van de leescommissie. Deze commissie wordt ingesteld door de promotiecommissie; de promotor is voorzitter en samenroeper (art. 12 Promotiereglement). Stap 4 Na zijn goedkeuring van dit proefschrift wordt dit door de promotor ter beoordeling voorgelegd aan de ingestelde leescommissie. Binnen 30 dagen na ontvangst van het proefschrift brengt de leescommissie advies uit aan de promotiecommissie* en informeert de promotor de promovendus over dit advies; deze termijn kan eenmaal met 30 dagen worden verlengd (art. 22 Promotiereglement). Stap 5 De promotiecommissie* beslist of de promovendus tot de verdediging van het proefschrift kan worden toegelaten en doet daarvan onmiddellijk mededeling aan het College van Decanen en de promovendus door middel van formulier II (art. 23 Promotiereglement). Stap 6 De promovendus maakt met de pedel afspraken omtrent de promotiedatum, dit in overleg met de promotiecommissie*, de promotor en eventuele copromotor. Hij wordt door de pedel geïnformeerd over de protocollaire en zakelijke aspecten verbonden aan de verdediging van het proefschrift (Uitvoeringsbesluit 7 Promotiereglement). * De decaan is qualitate qua voorzitter van de promotiecommissie (artikel 14 Promotiereglement). Afhankelijk van de situatie die per faculteit kan verschillen, geniet de decaan veelal het (in)formele mandaat van de promotiecommissie om de genoemde handelingen direct af te doen. In verband met mogelijke procedureverschillen per faculteit verdient het aanbeveling die handelingen en andere huishoudelijke uitvoeringsafspraken in een protocol binnen de faculteit vast te leggen.