Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid
2 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 3
4 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Inhoud Voorwoord en leeswijzer
7
1 Algemene inleiding De Strategie Nationale Veiligheid
8 9
2 Overzicht rollen en Processtappen 12 Rollen 13 Keuzeproces scenario’s 14 Scenario-ontwikkeling 15 De Nationale Risicobeoordeling 17 Capaciteitenanalyse en agendering 21 Besluitvorming en implementatie 22 Vertrouwelijkheid 22 Regionaal risicoprofiel 23 3
Verdieping 24 Stuurgroep en Interdepartementale Werkgroep Nationale Veiligheid 25 Analistennetwerk Nationale Veiligheid 26 Taakgroeplid Analistennetwerk Nationale Veiligheid 27 Algemeen Secretaris Analistennetwerk Nationale Veiligheid 28 Projectleider scenario 29 Werkgroepcoördinator Analistennetwerk Nationale Veiligheid 30 Expert bij het opstellen van de scenario´s 31 Expert bij de scenariobeoordeling 32 Voorzitter capaciteitenanalyse 33 Secretaris bij Capaciteitenanalyse 34 Expert bij de capaciteitenanalyse 35 Facilitator 36 Kopgroep NV 37 Tijdshorizon 38 Vitale producten en diensten bij het scoren 39
Eisen aan een scenario Scenario-ontwikkeling en waarschijnlijkheid Het toekennen van de impactscores Impactcriterium 1.1 Aantasting van de integriteit van het grondgebied Impactcriterium 1.2 Aantasting van de integriteit van de internationale positie van Nederland Impactcriterium 2.1 Doden Impactcriterium 2.2 Ernstig gewonden en chronisch zieken Impactcriterium 2.3 Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften) Impactcriterium 3.1 Kosten en aantasting economie Impactcriterium 4.1 Langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna) Impactcriterium 5.1 Verstoring van het dagelijks leven Impactcriterium 5.2 Aantasting van de democratische rechtsstaat Impactcriterium 5.3 Sociaal-psychologische impact en maatschappelijke onrust Waarschijnlijkheidsbeoordeling voor niet-moedwillige scenario’s Waarschijnlijkheidsbeoordeling voor moedwillige scenario’s Waarschijnlijkheidsbeoordeling voor processcenario’s Het begrip risico
41 43 46 48 50 52 53 54 55 58 64 65 67 71 73 75 76
Gevoeligheid 77 Risicodiagram 78
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 5
Hoe het risicodiagram te lezen en te gebruiken? 79 Processcenario’s 81 Stappen in de capaciteitenanalyse 88 Korte termijnverkenning 90
4
Formats en achtergrondinformatie 91 Geheimhoudingsverklaring 92 Format Scenariobeschrijving NRB 96 Het gebruik van expertmeningen 103 Kengetallen behorende bij criterium 3.1a 105 Toelichting bij criterium 3.1b 106 Voorbeelden schatting waarschijnlijkheidsklasse 111 Vertaling ingevulde tabellen criteria naar label 115 Invulformat samenstelling werkgroep capaciteitenanalyse 119 Protocol voor werkwijze capaciteitenanalyse 120 Capaciteitenlijst 121 Invulformat voor capaciteiten die direct uit scenario en scoring blijken 130 Invulformat uitwerking geprioriteerde capaciteiten 131 Eindrapportage capaciteitenanalyse en input voor tekst bevindingenrapportage 132
6 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Voorwoord en leeswijzer Voor u ligt de herziene leidraad methode van de Strategie Nationale Veiligheid. Doel van de leidraad is vooral het bieden van een handleiding voor al diegenen die op welke wijze ook met de Strategie Nationale Veiligheid werken.
Leeswijzer Deze leidraad is in vier niveaus ingericht. Het eerste bevat een Algemene inleiding van de Strategie Nationale Veiligheid, bedoeld om een totaaloverzicht te geven. Het tweede bevat een overzicht van de verschillende rollen en een beschrijving van de afzonderlijke processtappen van de strategie. Het derde niveau bestaat uit verder uitgewerkte beschrijvingen, vooral relevant voor diegenen die zelf direct met die onderdelen van de strategie te maken hebben. Het vierde niveau bevat hulpmiddelen als formats en checklists en achtergrondinformatie.
De leidraad digitaal gebruiken Wanneer u de leidraad digitaal gebruikt bevat het op allerlei plekken verwijzingen zodat u snel de informatie vindt waarnaar u op zoek bent. Klik op de link en u komt uit bij de gewenste informatie. Met de toetscombinatie alt + pijltje naar links kunt u terug naar de plek waar u vandaan kwam. Mocht u de leidraad op papier lezen dan kunt u het eenvoudigste via de individuele rolbeschrijving die het meeste op uw situatie van toepassing is een route zoeken door het document.
De Strategie Nationale Veiligheid en het Regionaal risicoprofiel In navolging van de Rijksoverheid gebruiken ook de gemeenten en veiligheidsregio’s een vergelijkbare methodiek voor het inventariseren en analyseren van risico’s en het afwegen van benodigde capaciteiten. Deze methodiek is vastgelegd in de Handreiking Regionaal Risicoprofiel. Lees hier meer.
Verantwoording Deze herziene leidraad is opgesteld door de methodiekgroep nationale veiligheid, bestaande uit: • Ir. Jasper van der Horst – Aon Global Risk Consulting • Dr. Erik Pruyt, Technische Universiteit Delft, Faculteit Techniek, Bestuur en Management, Sectie Beleidsanalyse • Drs. Diederik Wijnmalen – TNO, Behavioural and Societal Sciences / Thema Integrale Veiligheid • Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst • Dr. Pieter van der Torn – Platform Regionaal Risicoprofiel • Dr. Marcel Mennen – Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu • Drs. Marco Haas – Ministerie van Veiligheid en Justitie • Ir. Marc Bökkerink – Ministerie van Veiligheid en Justitie Najaar 2012
Ik ben een geïnteresseerde: wat moet ik lezen? Lees in ieder geval de algemene inleiding over de Strategie Nationale Veiligheid en laat u door de verwijzingen leiden. Algemene inleiding
Ik heb een rol in de strategie: wat moet ik lezen? Lees in ieder geval de algemene inleiding over de Strategie Nationale Veiligheid en het overzicht van de verschillende rollen. Ga vervolgens naar de uitgebreidere beschrijving van uw eigen rol. Daar vindt u verwijzingen naar de teksten die voor u relevant zijn.
Niveau 1
Processtappen Niveau 3 Niveau 4 Rolbeschrijving
Formats etc.
Uitgewerkte beschrijvingen
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 7
1 Algemene inleiding
8 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
De Strategie Nationale Veiligheid Wat is de Strategie Nationale Veiligheid? De Strategie Nationale Veiligheid is het instrument voor risicomanagement van de Rijksoverheid, teneinde de vitale belangen van de Nederlandse samenleving beter te kunnen beschermen en zodoende te voorkomen dat de Nederlandse maatschappij ontwricht raakt als gevolg van een crisis. Met de Strategie Nationale Veiligheid legt het Rijk verschillende typen rampen en crises langs eenzelfde meetlat om ze met elkaar te kunnen vergelijken en daardoor beter onderbouwde beleidskeuzes mogelijk te maken. Ieder type crisis die tot maatschappelijke ontwrichting (m.a.w. aantasting van de vitale belangen) kan leiden kan in de strategie worden uitgewerkt (all hazardbenadering). Daarbij wordt gekeken naar de waarschijnlijkheid dat een bepaalde crisis zich zal voordoen en hoe groot de impact van de crisis is als deze zich in een periode van vijf jaar voordoet. Het doel van de Strategie Nationale Veiligheid is die capaciteiten te identificeren die versterkt of ontwikkeld dienen te worden om Nederland beter toegerust te maken op het omgaan met crises en daardoor een ongewenste mate van maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Door jaarlijks verschillende scenario’s te beoordelen op waarschijnlijkheid en impact krijgt de overheid steeds beter zicht op risico’s en kan ze gerichter bepalen waar prioriteiten gesteld moeten worden ten aanzien van de inzet van mensen en middelen. Met de Strategie Nationale Veiligheid onderzoekt de Rijksoverheid integraal, systematisch en periodiek welke crises zich kunnen voordoen en welke impact deze kunnen hebben op de Nederlandse maatschappij. De integrale opzet en de dwarsverbanden die gelegd kunnen worden, stellen de overheid in staat mogelijke dreigingen met elkaar te vergelijken. Het kan hierbij gaan om moedwillige en niet-moedwillige dreigingen, om incidentscenario’s en om processcenario’s. Om deze dreigingen langs eenzelfde meetlat te kunnen leggen worden er realistische, dreigingspecifieke scenario’s geschreven en volgens een uniforme methode gescoord. Daarnaast worden er aan de hand van de uitkomsten van de Strategie Nationale Veiligheid prioriteiten gesteld in het ontwikkelen en versterken van capaciteiten.
De Strategie is dus opgezet om gefundeerd capaciteiten te ontwikkelen en te versterken die Nederland weerbaarder maken tegen onzekere risico’s.
Op welke crises richt de Strategie Nationale Veiligheid zich? De Strategie Nationale Veiligheid richt zich op crises die kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Een belangrijke focus ligt daarbij op de potentiële aantasting van de vitale belangen van de Nederlandse samenleving. De vijf vitale belangen zijn: territoriale veiligheid, fysieke veiligheid, economische veiligheid, ecologische veiligheid, en sociale en politieke stabiliteit. Aantasting van de vitale belangen zal in versterkte mate plaatsvinden ingeval door een crisis de vitale infrastructuur geraakt wordt. Sectoren die tot de vitale infrastructuur horen, zijn onder meer Elektriciteit, Gas, Drinkwater, Telecom/ICT, Financiën en Transport. (Langdurige) verstoring van deze sectoren kan leiden tot maatschappelijke, economische en/of politieke ontwrichting.
Hoe ziet de uitwerking van de Strategie Nationale Veiligheid er uit? Het kabinet zorgt voor de uitvoering van de Strategie Nationale Veiligheid. De minister van Veiligheid en Justitie is portefeuillehouder. De uitvoering gebeurt in samenwerking met de andere ministeries, het Analistennetwerk Nationale Veiligheid, decentrale overheden, het bedrijfsleven, kennisinstituten en planbureaus. Aan het begin van de jaarlijkse cyclus van de Strategie Nationale Veiligheid wordt in de interdepartementale Stuurgroep Nationale Veiligheid beslist welke scenario’s worden uitgewerkt. Het Analistennetwerk Nationale Veiligheid, een samenwerkingsverband van kennisinstituten en wetenschappelijke instellingen, zorgt vervolgens voor het ontwikkelen van de scenario’s en beoordelen van de scenario’s. De uitkomsten van deze risicobeoordelingen worden opgenomen in de Nationale Risicobeoordeling
De Strategie Nationale Veiligheid beoogt nadrukkelijk niet een voorspellende waarde te hebben voor welke crises Nederland op zich af ziet komen. De NRB draait niet om de vraag wat de toekomst zal zijn, maar wel om de vraag wat er in de onzekere toekomst allemaal mogelijk zou kunnen zijn en welke capaciteiten daarvoor mogelijk nodig zouden zijn.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 9
Op basis van de risicobeoordeling wordt een capaciteitenanalyse gedaan. In de capaciteitenanalyse wordt bekeken of Nederland beschikt over voldoende capaciteiten (mensen, materieel, kennis, vaardigheden, afspraken) om de dreiging het hoofd te bieden en welke capaciteiten versterkt zouden moeten worden. De capaciteitenanalyse wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van het meest betrokken vakdepartement. Het ministerie van Veiligheid en Justitie ondersteunt het traject. Ten slotte wordt een rapportage opgesteld ten behoeve van de ministerraad, waarin voorstellen worden gedaan voor te versterken capaciteiten. De ministerraad beslist welke capaciteiten versterkt worden en stelt vast wie hiervoor verantwoordelijk is. De resultaten van de NRB en de capaciteitenanalyse worden jaarlijks in de Voortgangsbrief Nationale Veiligheid aan de Tweede Kamer gerapporteerd.
Welke functies bestaan er in de Strategie Nationale Veiligheid? De strategie kent verschillende rollen; die zijn hier te vinden. De Strategie Nationale Veiligheid in schematische weergave
Wat bedreigt Nederland en hoe erg is dat?
Stappen:
Bepalen thema’s
Scenarioontwikkeling
Producten:
Dreigingsbeelden Nederland en korte en lange termijn analyses
Wat moeten we kunnen en wat hebben we daarvoor nodig? Risicobeoordeling
Nationale RisicoBeoordeling (scenario’s en risicobeoordelingen)
IWNV SNV
Implementatie
Capaciteitenanalyse
Opvolging beleid
Bevindingenrapportage
Besluit kabinet Brief Tweede Kamer
IWNV SNV
IWNV SNV MR
Rollen: Bijv: Analistennetwerk Departementen Veiligheidsregio’s
Analistennetwerk
Capaciteitenanalyse werkgroep
Kopgroep IWNV
10 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 11
2 Overzicht rollen en Processtappen
12 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Rollen De Strategie Nationale Veiligheid is een werkwijze waarin beleidsmakers, wetenschappers en mensen uit de praktijk samenwerken om de Nederlandse samenleving weerbaarder te maken. Binnen deze methodiek bestaan verschillende rollen. De verschillende partijen komen op
Rollen
verschillende plaatsen in het proces voor, zie de figuur hier. In de tabel vindt u de verschillende rollen met hun functie en taken.
De Strategie Nationale Veiligheid is een werkwijze waarin beleidsmakers, wetenschappers en mensen uit de praktijk Functie Wie Taak samenwerken om de Nederlandse samenleving weerbaarder te maken. Binnen deze methodiek bestaan verschillende Opdrachtgever Ministerraad Beslissing capaciteiten rollen. De verschillende partijen komen op verschillende plaatsen in het proces voor, zietedeversterken figuur hieronder. In de tabel vindt u de verschillende rollen met hun functie en taken. Stuurgroep Nationale Veiligheid Hoogambtelijk overleg, neemt (SNV)
beleidsmatige beslissingen
Interdepartementale Werkgroep
Voorportaal SNV
Functie
Wie
Opdrachtgever
Ministerraad
Nationale Veiligheid (IWNV)
Taak
Beslissing te versterken capaciteiten
Analistennetwerk
Algemeen Secretaris ANV Stuurgroep Nationale Veiligheid (SNV)
Aandragen voor nieuwe Hoogambtelijkthema’s overleg, neemt beleids-
Nationale Veiligheid
Taakgroep lid
matige beslissingen cyclus
(ANV)
Interdepartementale Nationale Expert schrijvenWerkgroep scenario Veiligheid (IWNV)
Voorportaal SNV Schrijven en beoordelen van
Algemeen Secretaris ANV
Expert bij beoordeling scenario
scenario’s: opleveren nationale
Projectleider scenario
risicobeoordeling Schrijven en beoordelen van scenario’s: opleveren
Analistennetwerk Nationale Veiligheid (ANV)
Taakgroep lid Werkgroepcoördinator
nationale risicobeoordeling
Facilitator Expert schrijven scenario
Advisering over (methodisch)
Expert bij beoordeling scenario
verantwoorde uitvoering van het schrijven van het scenario en het
Projectleider scenario
uitvoeren van de risicobeoordeling
Werkgroep
Werkgroepcoördinator Voorzitter capaciteitenanalyse
capaciteitenanalyse
Secretaris capaciteitenanalyse Facilitator Expert capaciteitenanalyse
Werkgroep capaciteitenanalyse
Voorzitter capaciteitenanalyse Facilitator Secretaris capaciteitenanalyse Expert capaciteitenanalyse
Uitvoeren capaciteitenanalyse Advisering over (methodisch) verantwoorde uitvoering van het schrijven van het scenario en het uitvoeren van de risicobeoordeling Uitvoeren capaciteitenanalyse Advisering over (methodisch)
verantwoorde uitvoering van de capaciteitenanalyse
Facilitator
Kopgroep IWNV
Aandragen thema’s voor nieuwe cyclus
Advisering over (methodisch) verantwoorde
Leden Interdepartementale
Agendering uitvoering van capaciteiten de capaciteitenanalyse
Leden Interdepartementale nationale Schrijven Agendering bevindingenrapportage capaciteiten werkgroep nationalewerkgroep veiligheid veiligheid Schrijven bevindingenrapportage
Kopgroep IWNV
Implementeren
Meest betrokken departement of
capaciteit(en) organisatie Implementeren capaciteit(en) Meest betrokken departement of organisatie
Implementatie te versterken capaciteit Implementatie te versterken capaciteit
Methodiekwerkgroep
Methodologisch experts NRB
Ontwikkelen en onderhouden van de
Methodiekwerkgroep Nationale
Methodologisch experts NRB
Ontwikkelen en onderhouden van de Nationale methodiek methodiek van de Strategie
Nationale RisicoRisicobeoordeling beoordeling
van de Strategie Nationale Veiligheid
Veiligheid
IWNV
IWNV
IWNV
SNV
SNV
SNV MR
Rollen: Bijv: Analistennetwerk
Analistennetwerk
Departementen
Capaciteitenanalyse werkgroep
Kopgroep IWNV
Veiligheidsregio’s
Stappen:
Bepalen thema’s
Scenarioontwikkeling
Risicobeoordeling
Capaciteitenanalyse
Opvolging beleid
9 Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 13
Keuzeproces scenario’s In iedere cyclus van de Strategie Nationale Veiligheid wordt een aantal scenario’s ontwikkeld en
Keuzeproces scenario’s
geanalyseerd. De keuze van uit te werken thema’s voor deze scenario’s wordt gemaakt door de Stuurgroep Nationale Veiligheid.
Bepalen thema’s
Scenarioontwikkeling
Risicobeoordeling
Capaciteitenanalyse
Opvolging beleid
Stappen:
Producten:
Dreigingsbeelden Nederland en korte en lange termijn analyses
Nationale RisicoBeoordeling (scenario’s en risicobeoordelingen)
Bevindingenrapportage
Besluit kabinet Brief Tweede Kamer
Er zijn verschillende manieren waarop thema’s voor een scenario kunnen worden aangedragen: • InLeden van de kunnen voorstellen iedere cyclus vanStuurgroep de Strategie Nationale Veiligheid doenWanneer de Stuurgroep NV een keuze heeft gemaakt voor
een aantal scenario’s en geanalyseerd. de uitVeiligheid te werken thema’s het Analistennetwerk • wordt De Stuurgroep vraagt ontwikkeld het Analistennetwerk Nationale om eenkan onderbouwd voorstelin Devan keuze te werken thema’sbijvoorbeeld voor deze scenario’s met groslijst vertegenwoordigers van de meest betrokken uitvan te uit werken thema’s, in de vormoverleg van een met een aantal wordt gemaakt door de Stuurgroep Nationale Veiligheid. departementen komen tot afbakening van ieder thema. prioriteiten. Het Analistennetwerk is bij uitstek geschikt om de inzichten uit de wetenschap en Er zijn verschillende manieren waarop thema’s voor een Vragen die daarbij aan de orde kunnen komen, zijn: de kennisinstituten bij elkaar te brengen. scenario kunnen worden aangedragen: • In welk tijdvenster van 5 jaar moet het scenario spelen? • Veiligheidsregio’s kunnen via het platform regionaal risicoprofiel thema’s aandragen die van • Leden van de Stuurgroep kunnen voorstellen doen • Wat is de mate van ernst die het scenario moet belang zijn. • nationaal De Stuurgroep vraagt het Analistennetwerk Nationale beschrijven? Een ernstige (en daarmee minder waarVeiligheid om een onderbouwd voorstel van uit te schijnlijke) variant, een waarschijnlijke (en daarmee Verder zijn thema’s, er tweebijvoorbeeld typen analyses waarvan de uitkomsten meegenomen kunnen Acuut werken in de vorm van een minder ernstige) variant of eenworden. tussenvariant? groslijst met een aantal prioriteiten. • Waar moet het geografisch gevoelde risico’s kunnen aanleidingHet zijn voor een globale analyse. Descenario uitkomst van zo’ngepositioneerd korte Analistennetwerk bij uitstek geschikt om de om inzichten worden, of moetvan het een locatie-onafhankelijk? termijnanalyse kan is leiden tot een voorstel een thema in de vorm scenario uit te uit de wetenschap en de kennisinstituten bij elkaar te • Welke gebeurtenissen moeten in dreigingen ieder geval inop het werken in de werkwijze van de Strategie Nationale Veiligheid. Ook een analyse van brengen. scenario worden opgenomen en welke niet? de langere termijn, bijvoorbeeld in lange termijn verkenningen, kunnen aanleiding zijn tot een • Veiligheidsregio’s kunnen via het platform regionaal voorstel om een thema in de vorm van een scenario uit te werken. risicoprofiel thema’s aandragen die van nationaal De volgende stap is de daadwerkelijke scenario-ontwikkebelang zijn. ling door het Analistennetwerk. Bij de voorstellen van uit te werken thema’s kan het gaan om nieuwe scenario’s, om scenario’s die een variant zijn van eerder ontwikkelde Verder zijn er twee typen analyses waarvan descenario’s uitkomsten(waardoor bij die uitwerking ook samenhang
meegenomen kunnen worden.met Acuut moet worden gewaarborgd degevoelde eerder risico’s ontwikkelde scenario’s) en om scenario’s die eerder zijn kunnen aanleiding zijn voor een globale analyse. De Het Analistennetwerk NV beoordeelt of actualisering ontwikkeld en geactualiseerd moeten worden. uitkomst van zo’n gewenst korte termijnanalyse kan in leiden een het scenario(thema) op in het voorstel aan de van een scenario is en neemt dattot geval voorstel om een thema in de vorm van een scenario uit te werken in de werkwijze van de Strategie Nationale Veiligheid. Ook een analyse van dreigingen op de langere Wanneer de Stuurgroep NV een keuze heeft gemaakt voor de uit te werken thema’s kan het termijn, bijvoorbeeld in lange termijn verkenningen, Analistennetwerk met vertegenwoordigers van de meest betrokken departementen kunnen aanleidingin zijnoverleg tot een voorstel om een thema in komen tot afbakening van ieder thema. Vragen die daarbij aan de orde kunnen komen, zijn: de vorm van een scenario uit te werken. Stuurgroep NV.
In welk tijdvenster van 5 jaar moet het scenario spelen? de voorstellen vanvan uit te werken kan het gaan • BijWat is de mate ernst diethema’s het scenario moet beschrijven? Een ernstige (en daarmee minder
•
om nieuwe scenario’s,variant, om scenario’s die een variant zijn(en daarmee minder ernstige) variant of een waarschijnlijke) een waarschijnlijke van eerder ontwikkelde scenario’s (waardoor bij die tussenvariant? uitwerking ook samenhang moet worden gewaarborgd • Waar moet het scenario geografisch gepositioneerd worden, of moet het locatie-onafhankelijk? met de eerder ontwikkelde scenario’s) en om scenario’s • Welke gebeurtenissen moeten in ieder geval in het scenario worden opgenomen en welke niet? die eerder zijn ontwikkeld en geactualiseerd moeten worden. Het Analistennetwerk NV beoordeelt of actualiseDering volgende stap is de daadwerkelijke door het Analistennetwerk. van een scenario gewenst is en neemt inscenario-ontwikkeling dat geval het scenario(thema) op in het voorstel aan de Stuurgroep NV.
10 14 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Scenario-ontwikkeling De Strategie Nationale Veiligheid is gebaseerd op het werken met scenario’s. Er zijn verschillende manieren waarop gebruik kan worden gemaakt van een scenario. Hieronder wordt uitgelegd wat in Scenario-ontwikkeling de strategie wordt verstaan onder het begrip scenario. Daarna wordt ingegaan op het proces dat
Scenario-ontwikkeling
wordenNationale doorlopenVeiligheid om tot een te op komen. Ten slotte beschreven welke Dekan Strategie is scenario gebaseerd het werken metwordt scenario’s. Er zijnaan verschillende randvoorwaarden en eisen deze scenario’s moeten voldoen. manieren waarop gebruik kan worden gemaakt van een scenario. Hieronder wordt uitgelegd wat in
de strategie wordt verstaan onder het begrip scenario. Daarna wordt ingegaan op het proces dat kan worden doorlopen om tot een scenario te komen. Ten slotte wordt beschreven aan welke Bepalen
Scenario-
Risico-
randvoorwaarden enthema’s eisen deze scenario’s moeten voldoen. beoordeling ontwikkeling
Capaciteitenanalyse
Opvolging beleid
Stappen:
Stappen: Producten:
Bepalen Scenariothema’s ontwikkeling Dreigingsbeelden Nederland en korte en lange termijn analyses
Risicobeoordeling Nationale RisicoBeoordeling (scenario’s en risicobeoordelingen)
Capaciteitenanalyse Bevindingenrapportage
Opvolging beleid Besluit kabinet Brief Tweede Kamer
Dreigingsbeelden Nationale RisicoNederland en Beoordeling BevindingenBesluit kabinet korte en (scenario’s en Brief Tweede rapportage Producten: Het eerste deel van determijn Strategie Nationale Veiligheid is de uitwerking van scenario’s dieKamer voor een lange De Strategie National Veiligheid is gebaseerd op het risico- maatschappij, voor zover relevant voor het analyses beoordelingen) tijdshorizon van vijf jaar (middellange termijn) een dreiging voor de nationale veiligheid zouden
werken met scenario’s. Er zijn verschillende manieren beschreven incident of proces; kunnen zijn. waarop gebruik kan worden emaakt van een scenario. • de gevolgen van het incident of (sluipend) proces, met uitgelegd wat in de wordt van aard en omvang en met een globale EenHieronder scenariowordt biedt een manier omstrategie te communiceren overaanduiding en een (gezamenlijk) beeld te krijgen van Het eerste deel van Strategie Nationale Veiligheid is de uitwerking scenario’s die voor een verstaan hetde begrip scenario. beschrijving van van de respons beheersmaatregelen, risico’s en onder factoren die van belang zijn bij beslissingen van nu. In het geval van en dedeStrategie tijdshorizon van ingegaan vijf jaar op (middellange voor veiligheid zouden Daarna wordt hethet proces dat termijn) kanbeslissingen wordeneen dreiging en in geval de vannationale processen, de reeds in genomen of tijdens Nationale Veiligheid betreft politieke rond aanvullende investeringen de doorlopen wordt de scenario-gebeurtenissen te verrichten (beleids-) kunnen zijn. om tot een scenario te komen. Ten slotte 1 verschillende fasen van de veiligheidsketen bij verschillende thema’s. beschrevenbiedt aan welke en eisen deze Een scenario een randvoorwaarden manier om te communiceren overinterventies; en een (gezamenlijk) beeld te krijgen van Een scenario is in de context van de Strategie Nationale Veiligheid een scenario’s moeten voldoen. • in de effecten incident of risico’s en factoren die van belang zijn bij beslissingen van het nu.bijzonder, In het geval van van de het Strategie beschrijving van: Het eerste deel van de Strategie Nationale Veiligheid is de (sluipend) proces op de vitale belangen van de Nationale Veiligheid het proces, politieke beslissingen rondaard aanvullende investeringen in de - uitwerking het incident of betreft (sluipend) dat wil zeggen en samenleving. van scenario’s die voor een tijdshorizon van vijf (de Nederlandse 1 bij verschillende verschillende fasen van of demeer veiligheidsketen omvang van) één met elkaar houdende thema’s. jaar (middellange termijn) een dreiging voor deverband nationale Een scenario is in de context van de Strategie Nationale Veiligheid figuur een veiligheid zouden kunnen zijn. gebeurtenissen die consequenties hebben voor de Naastgelegen nationale Een scenario biedt eenop manier om te communiceren over toont de samenbeschrijving van: veiligheid en dus nationaal niveau impact hebben; en een (gezamenlijk) beeld te krijgen van risico’s en hang vanen deuit de - - het incident of (sluipend) proces, dat wil zeggen (de aard de aanloop tot het incident of (sluipend) proces, bestaande factoren die van belang zijn bij beslissingen van nu. In het genoemde omvang van) één of meer met elkaar verband houdende (achterliggende) oorzaak, en de “trigger” die het incident feitelijk geval van de Strategie Nationale Veiligheid betreft het ingrediënten van gebeurtenissen die consequenties hebben voor de doet ontstaan of het sluipende proces aan het lichtnationale brengt; politieke beslissingen rond aanvullende investeringen in een scenario. en dus op nationaal niveau impact hebben; - veiligheid de context van de gebeurtenissen, met een aanduiding van de verschillende fasen van de veiligheidsketen1 bij de aanloop tot het incident of (sluipend) proces, bestaande uit de algemene omstandigheden en de mate van kwetsbaarheid en verschillende thema’s. Het is mogelijk om Een scenario isvan in demens, contextobject vanen dede Strategie Nationale niet één enkel (achterliggende) oorzaak, die het incident feitelijk weerstand en “trigger” maatschappij, voor zover relevant Veiligheid beschrijving van: te nemen voor heteen beschreven incident of proces; doet ontstaan of het sluipende proces aan het licht incident brengt; • het incident of (sluipend) proces, dat wil zeggen (de aard als uitgangspunt gevolgen het incident of (sluipend) met van aanduiding - - dede context vanvan de gebeurtenissen, met een proces, aanduiding en omvang van) één of meer met elkaar verband voor een scenario, van aardomstandigheden en omvang en met globale beschrijving van de algemene en een de mate van kwetsbaarheid en respons en de houdende gebeurtenissen die consequenties hebben maar een proces dat beheersmaatregelen, en in geval van processen, de reeds genomen of tijdens de scenarioweerstand van mens, object en op maatschappij, relevant voor de nationale veiligheid en dus nationaal niveauvooralzover jaren onder de gebeurtenissen te verrichten (beleids-)interventies; voor het hebben; beschreven incident of proces; impact oppervlakte in het bijzonder, de effecten van het incident of (sluipend) proces op de vitale belangen van de • de aanloop tot hethet incident of (sluipend) proces, sluimert. Een de gevolgen van incident of (sluipend) proces, met aanduiding Nederlandse samenleving. bestaande de (achterliggende) oorzaak, en de voorbeeld een van aard enuit omvang en met een globale beschrijving van devan respons en de “trigger” die het incident feitelijk doet ontstaan of het processcenario zijn de gebeurtenissen rondom asbest in beheersmaatregelen, en in geval van processen, de reeds genomen of tijdens de scenariosluipende proces aan het licht brengt; de jaren ’70, ’80 en ’90 van de twintigste eeuw. Hierbij is Naastgelegen figuur de samenhang van de genoemde ingrediënten van een scenario. gebeurtenissen te toont verrichten (beleids-)interventies; • de context van de gebeurtenissen, met een aanduiding niet één incident aan te wijzen waarin de dreiging in het bijzonder, de effecten en van of (sluipend) procesWel opisde belangen van de van algemene omstandigheden dehet mateincident van zichtbaar wordt. hetvitale zo dat in een serie gebeurtenisNederlandse samenleving. kwetsbaarheid en weerstand van mens, object en sen het sluimerende proces zichtbaar wordt, bijvoorbeeld 1 De veiligheidsketen bestaat uit pro-actie, preventie, preparatie, repressie enaantal nazorg. door een verhoging van het ziekenhuisopnames als gevolg van het proces. Voor een verdere uitleg zie de 1 Naastgelegen figuur toont de samenhang van de genoemde ingrediënten van een scenario. De veiligheidsketen bestaat uit pro-actie, preventie, preparatie, pagina Processcenario’s. repressie en nazorg. 1
De veiligheidsketen bestaat uit pro-actie, preventie, preparatie, repressie en nazorg.
11
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 15
11
Hoe te komen tot een scenario? Na de beslissing van de Stuurgroep Nationale Veiligheid over de themakeuzes overlegt het Analistennetwerk Nationale Veiligheid met de desbetreffende meest betrokken vakdepartementen over de afbakening van de scenario’s, zodat de scenario’s de juiste informatie op kunnen leveren voor de capaciteitenanalyse. Voor het ontwikkelen van een scenario is de inbreng nodig door experts vanuit verschillende vakgebieden. Dit wordt uiteraard bepaald door de aard van het scenario en de keuze voor de aanleiding, de context, het verloop en de gevolgen van het scenario.. Het Analistennetwerk Nationale Veiligheid is verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de scenario’s. Hierbij wordt in een multidisciplinaire werkgroep gewerkt. In deze schrijfwerkgroep hebben in ieder geval vertegenwoordigers van kennisinstituten en de wetenschap zitting die aangesloten zijn bij het Analistennetwerk NV, maar ook vertegenwoordigers vanuit het bedrijfsleven, departementen en andere overheidsorganisaties kunnen deelnemen.
De inbreng van experts kan worden gewaarborgd door deze experts in de schrijfgroep op te nemen. Een mogelijkheid is ook om eenmalig – of op een beperkt aantal goed gekozen momenten – de inbreng van experts te vragen. Hier wordt dieper ingegaan op de wijze waarop de inbreng van experts kan worden georganiseerd. Om op een eenduidige manier de impact en waarschijnlijkheid van de scenario’s te kunnen scoren in de risicobeoordeling moeten de scenario’s op een vergelijkbare manier zijn geschreven. De eisen aan een scenario zijn hier te vinden. Uiteindelijk stelt de Stuurgroep NV de definitieve scenario’s vast waarmee gewerkt gaat worden in de capaciteitenanalyse. Het kan voorkomen dat (een deel van) een scenario niet voor publicatie geschikt is. In dat geval beslist de Stuurgroep NV in welke vorm het scenario gepubliceerd kan worden, onder het uitgangspunt ‘open als het kan, vertrouwelijk als het moet’. Na het opstellen van het scenario volgt de risicobeoordeling.
De (projectleider van de) schrijfwerkgroep draagt er zorg voor dat het ontwikkelde scenario voldoende aanknopingspunten biedt om in de volgende stap de risicobeoordeling te kunnen uitvoeren. Het is dan ook aan te bevelen om de 10 impactcriteria en de eisen aan waarschijnlijkheid bij het uitwerken van het scenario in het achterhoofd te houden. Het daarvoor ontwikkelde format helpt daarbij. Het scenario moet daarnaast voldoende concreet zijn om in de capaciteitenanalyse te kunnen beoordelen welke capaciteiten hiervoor nodig zijn, welke al beschikbaar zijn en of er capaciteiten zijn die versterkt dienen te worden.
16 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
De Nationale Risicobeoordeling Nadat de scenario’s zijn uitgewerkt worden ze door het Analistennetwerk Nationale Veiligheid gescoord op hun waarschijnlijkheid en impact in de nationale risicobeoordeling (NRB). De scenario’s worden hiermee onderling vergelijkbaar en kunnen alle in hetzelfde risicodiagram worden gepositioneerd. Hieronder wordt, na een korte introductie van de risicobeoordeling en de plaats in de totale werkwijze, ingegaan op de methode en het gebruikte risicobegrip. Na een
De Nationale Risicobeoordeling
beschrijving van het eindproduct worden de stappen beschreven van de Nationale Risicobeoordeling.
Bepalen thema’s
Scenarioontwikkeling
Risicobeoordeling
Capaciteiten -analyse
Opvolging beleid
Stappen:
Producten:
Dreigingsbeelden Nederland en korte en lange termijn analyses
Nationale RisicoBeoordeling (scenario’s en risicobeoordelingen)
Bevindingenrapportage
Besluit kabinet Brief Tweede Kamer
Definitie en positie In Nadat de risicobeoordeling de dreigingen die in zijn uitgewerkt, langs één beoordeeld meetlat de scenario’s zijnworden uitgewerkt worden ze door hetde scenario’s En alhoewel verdichtingsscenario’s worden op gelegd op basis vanNationale een vooraf overeengekomen Scenario’s worden daartoe beoordeeld opniet dat de Analistennetwerk Veiligheid gescoord op model. hun waarschijnlijkheid en impact, betekent dat
allewaarschijnlijkheid onderscheiden impacttypen ennationale op waarschijnlijkheid. Op deze manier worden de risico’szijn. voorIn de woorden en impact in de risicobeoorscenario’s klassieke risicoscenario’s
de deling nationale veiligheid vergelijkbaar. (NRB). De scenario’s worden hiermee onderling
van van Asselt (2013): “Hoewel de bedreigingen in vergelijkbaar en kunnen alle in hetzelfde risicodiagram klassieke risicotermen (kans en effect) worden ‘beoorIn de risicobeoordeling wordt gekeken naar de waarschijnlijkheid dat een scenario zich in een worden gepositioneerd. Hieronder wordt, na een korte deeld’, is de NRB een vernieuwende manier om na te tijdvenster van 5 jaar voordoet (de komende 5 jaar of een ander tijdsvenster van 5 jaar) en naar introductie van de risicobeoordeling en de plaats in de denken over onzekere toekomsten. Het is geen inventaride impact van de gebeurtenissen in het scenario op de vijf vitale belangen. De impact heeft een totale werkwijze, ingegaan op de methode en het satie van risico’s die zich in het verleden al voldoende materiële component (bijvoorbeeld materiële schade, aantal slachtoffers) en een immateriële gebruikte risicobegrip. Na een beschrijving van het hebben gemanifesteerd om met behulp van statistiek te component (bijvoorbeeld de publieke verontwaardiging of schade aan het imago van Nederland in eindproduct worden de stappen beschreven van de kunnen worden ingeschat. Integendeel. Op een (inmiddels het buitenland). Bij de risicobeoordeling wordt de belevingsfactor dus nadrukkelijk meegewogen. Nationale Risicobeoordeling. flink) aantal veiligheidsthema’s worden scenario’s ontwikkeld waarin denkbare, doch ongewenste, toekomEn alhoewel verdichtingsscenario’s beoordeeld worden op waarschijnlijkheid en impact, betekent Definitie en positie sten worden doordacht, die vervolgens beoordeeld dat niet dat de scenario’s klassieke risicoscenario’s zijn. In de woorden van van Asselt (2013): In de risicobeoordeling worden de dreigingen die in de worden door experts. Die scenario-verzameling wordt “Hoewel de bedreigingen in klassieke risicotermen (kans en effect) worden ‘beoordeeld’, is de NRB scenario’s zijn uitgewerkt, langs één meetlat gelegd op gebruikt om risico’s te vergelijken en te prioriteren. Dat is een vernieuwende manier om na te denken over onzekere toekomsten. Het is geen inventarisatie basis van een vooraf overeengekomen model. Scenario’s bedoeld als input voor een brede en nuchtere afweging.” van risico’s die zich in het verleden al voldoende hebben gemanifesteerd om met behulp van worden daartoe beoordeeld op alle onderscheiden Zodat uiteindelijk, op basis van een nuchtere afweging, statistiek te kunnen worden ingeschat. Integendeel. Op een (inmiddels flink) aantal impacttypen en op waarschijnlijkheid. Op deze manier besloten kan worden welke capaciteiten moeten worden veiligheidsthema’s scenario’sveiligheid ontwikkeld waarin denkbare, ongewenste, toekomsten worden de risico’sworden voor de nationale versterktdoch om deze mogelijke risico’s voldoende te kunnen worden doordacht, die vervolgens beoordeeld worden door experts. Die scenario-verzameling vergelijkbaar. beheersen. wordt gebruikt om risico’s te vergelijken en te prioriteren. Dat is bedoeld als input voor een brede
en In nuchtere afweging.” Zodat uiteindelijk, basis van eenDe nuchtere afweging,isbesloten kan de risicobeoordeling wordt gekeken naar op de waarschijnrisicobeoordeling vervolgens de basis voor een
worden welke capaciteiten moeten worden versterkt om deze mogelijke risico’s voldoende te en voor een advies lijkheid dat een scenario zich in een tijdvenster van 5 jaar analyse van beschikbare capaciteiten kunnen beheersen. voordoet (de komende 5 jaar of een ander tijdsvenster van
aan het kabinet over te versterken capaciteiten en geeft 5 jaar) en naar de impact van de gebeurtenissen in het dus richting aan de besluitvorming over de extra inzet van Descenario risicobeoordeling is vervolgens de impact basis voor van beschikbare enaangrijpen voor op de vijf vitale belangen. De heefteen eenanalyse capaciteiten (in aard capaciteiten en omvang) die op de in een advies aan het kabinet over te versterken capaciteiten de en scenario’s geeft dusgeanalyseerde richting aan de materiële component (bijvoorbeeld materiële schade, dreigingen. aantal slachtoffers) en een immateriële component (bijvoorbeeld de publieke verontwaardiging of schade aan 13 het imago van Nederland in het buitenland). Bij de risicobeoordeling wordt de belevingsfactor dus nadrukkelijk meegewogen.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 17
Algemene kenmerken van de methode
Eindrapportage
De methode veronderstelt dat bedreigingen van de nationale veiligheid in de vorm van scenario’s worden beschreven. In wezen is dit de basis voor de toepassing van de risicobeoordeling. Naast de oriëntatie op scenario’s bezit de methode nog de volgende eigenschappen: • alle typen bedreigingen van de nationale veiligheid kunnen worden verwerkt en beoordeeld, waarbij op een aantal punten onderscheid wordt gemaakt tussen “natuurlijke” en door onbewust menselijk handelen veroorzaakte bedreigingen (“gevaren”, “hazards”, in de vorm van bijvoorbeeld overstroming of een ernstig ongeval in een chemische fabriek door technisch of menselijk falen) en door de mens beraamde, “boosaardige” bedreigingen (“threats”, bewust menselijk handelen in de vorm van bijvoorbeeld aanslagen); • de methode van de nationale risicobeoordeling berust op een samenstel van een aantal beproefde wetenschappelijke methoden (zoals multi-criteria analyse, kansrekening, gevoeligheidsanalyse, scenario analyse), waarbij recht is gedaan aan een zo correct mogelijke behandeling van complexe materie en een zo groot mogelijke transparantie voor gebruikers van de methode; • de gescoorde scenario’s zijn vanuit een multidisciplinair perspectief te rangschikken naar risico in risicodiagram(men), waarbij ruimte wordt gelaten aan een bestuurlijke afweging voor het stellen van (beleidsmatige) prioriteiten. • Voor de impact en voor de waarschijnlijkheid wordt een indeling in vijf klassen gehanteerd (klassen A t/m E): -- Klasse A representeert een scenario met een zeer lage impact respectievelijk een scenario dat als zeer onwaarschijnlijk wordt gekwalificeerd. -- Klasse E representeert een scenario met een catastrofale impact respectievelijk een scenario dat als zeer waarschijnlijk wordt gekwalificeerd. • Voor ieder scenario wordt een schatting gemaakt van de onzekerheid met betrekking tot het bepalen van de waarschijnlijkheid en impact. Het kan hierbij ook gaan om onzekerheid als gevolg van verschil van mening tussen experts onderling. Om deze reden dient de score voor de impact en voor de waarschijnlijkheid bepaald te worden voor: -- de verwachte waarde (V): het is het meest waarschijnlijk dat dit de score is, maar het zou wellicht iets meer of minder kunnen zijn; -- de ondergrens (O): de score is vrijwel zeker gelijk aan of meer dan O; -- de bovengrens (B): de score is vrijwel zeker gelijk aan of minder dan B.
Het eindproduct van de Nationale Risicobeoordeling is een rapport van het Analistennetwerk Nationale Veiligheid waarin de volgende onderdelen, voorzien van onderbouwing, zijn opgenomen: • de scenario’s; • een korte beschrijving van de manier waarop het schrijven van de scenario’s en de risicobeoordeling is uitgevoerd en welke partijen daarbij betrokken zijn; • de scores (d.w.z. de berekende impact- en waarschijnlijkheidswaarden) van de gebruikte scenario’s in de risicobeoordeling, met een toelichting en onderbouwing; • risicodiagram(men) waarin de scores van alle scenario’s langs een impact- en een waarschijnlijkheidsas zijn uitgezet; • een of meerdere gevoeligheidsanalyse(s). De Stuurgroep Nationale Veiligheid keurt de eindrapportage goed en bepaalt in welke vorm deze gepubliceerd kan worden. Hierbij is het uitgangspunt: ‘open als het kan, vertrouwelijk als dat moet’.
18 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Impactbepaling De tien impactcriteria voor de Nationale Risico Beoordeling zijn afgeleid van de te beschermen vitale belangen van Nederland. Elk van de vijf vitale belangen (territoriale veiligheid, fysieke veiligheid, economische veiligheid, ecologische veiligheid, sociale en politieke stabiliteit) is vertaald naar één of meer impactcriteria. De gekozen tien impactcriteria worden samen representatief geacht voor alle aspecten die kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Vitaal belang
Impactcriterium
1. territoriale veiligheid
1.1 aantasting van de integriteit van het grondgebied 1.2 aantasting van de integriteit van de internationale positie van Nederland
2. fysieke veiligheid
2.1 doden 2.2 ernstig gewonden en chronisch zieken 2.3 lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften)
3. economische veiligheid
3.1 kosten en aantasting van de economie
4. ecologische veiligheid
4.1 langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna)
5. sociale en politieke stabiliteit
5.1 verstoring van het dagelijks leven 5.2 aantasting van de democratische rechtsstaat 5.3 sociaal-psychologische impact en maatschappelijke onrust
De volgende stappen leiden tot de impactscore van een scenario: • vaststellen welke impactcriteria in beginsel van toepassing zijn; • nagaan of de informatie in de scenariobeschrijving voldoende, volledig en begrijpelijk is voor het scoren van de impact op de verschillende impactcriteria; • analyseren van het scenario voor elk van de impactcriteria en het scoren van de criteria; • nagaan of er reden is om onzekerheid of verschil van mening te vertalen in een boven- en ondergrens; • samenvoegen van de tien impactscores met een aggregatieprocedure tot een totale impactscore voor het betreffende scenario.
Waarschijnlijkheidsbeoordeling De waarschijnlijkheid wordt uitgedrukt als de waarschijnlijkheid dat het scenario in de gekozen periode van vijf jaar zal plaatsvinden. Bij het bepalen van de waarschijnlijkheid van een scenario worden de volgende algemene uitgangspunten gehanteerd. • Calamiteiten die de veiligheid op nationale schaal bedreigen hebben meestal een lage waarschijnlijkheid van optreden of betreffen bedreigingen waar Nederland nog niet eerder mee geconfronteerd is. Dit vereist dat bij het bepalen van de waarschijnlijkheid een heldere en uniforme redeneerlijn gevolgd wordt, waarbij – naast oorzaak en gevolg- ook de context met betrekking tot de potentiële dreiging beschreven wordt. Daarbij is het van belang rekening te houden met de specifieke kenmerken van incidentscenario’s versus processcenario’s, en met niet-moedwillige scenario’s versus moedwillige scenario’s.
• Omdat we ons richten op ‘ontwrichtende’ incidenten zal voor een groot deel van de scenario’s betrouwbare casuïstiek ontbreken. Daarnaast geldt voornamelijk voor moedwillige scenario’s en processcenario’s dat deze zich maar zeer beperkt laten • karakteriseren door ervaringen vanuit het verleden. Het gevolg is dat de bepaling van de waarschijnlijkheid voor de individuele scenario’s gebaseerd zal zijn op meerdere informatiebronnen: -- historische gebeurtenissen, casuïstiek; -- probabilistische model- en ontwerpberekeningen; -- expertmeningen, trendanalyses en dreigingsanalyses. • De waarschijnlijkheid wordt niet bepaald voor het specifiek beschreven scenario, maar voor een cluster van scenario’s binnen het thema met vergelijkbaar ernstige gevolgen als beschreven in het specifieke scenario2, een zogeheten verdichtingspunt van scenario’s.
2
Voorbeeld: De waarschijnlijkheid wordt niet bepaald voor ‘bekende persoon A wordt op locatie B vermoord door terroristische groep C met kenmerken D’ , maar voor ‘een bekende Nederlander wordt vermoord door een terroristische groep met kenmerken D of vergelijkbare kenmerken.’
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 19
Scoring van de impactcriteria Territoriale veiligheid 1.1 Integriteit grondgebied
1.2 Integriteit internationale positie
Fysieke veiligheid
2.2 Gewonden
2.3 Lichamelijk lijden Scenariobeschrijving Economische veiligheid 3.1 Kosten en aantasting economie
Ecologische veiligheid 4.1 Langdurige aantasting natuur en milieu
Gewogen samenvoeging van de individuele impactscores
2.1 Doden
Totale impactscore van het scenario
Sociale en politieke stabiliteit 5.1 Verstoring dagelijks leven
5.2 Aantasting democratische rechtstaat
5.3 Sociaal psychologische impact en maatschappelijke onrust
20 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Capaciteitenanalyse en agendering Definitie en positie van de capaciteitenanalyse De capaciteitenanalyse volgt op de scenario-ontwikkeling en de scoring van de scenario’s in de nationale risicobeoordeling. Een capaciteit is het vermogen om iets te doen. Daar liggen taken achter en andere activiteiten in de sfeer van voorbereiding, preventie, bestrijding en herstel. Om die taken uit te voeren kan een vaardigheid nodig zijn of kennis, maar ook materieel als
Capaciteitenanalyse en agendering
meetapparatuur, mensen om dingen te doen of wetgeving om gevaarlijke situaties te voorkomen.
Bepalen thema’s
Scenarioontwikkeling
Risicobeoordeling
Capaciteitenanalyse
Opvolging beleid
Stappen:
Producten:
Dreigingsbeelden Nederland en korte en lange termijn analyses
Nationale RisicoBeoordeling (scenario’s en risicobeoordelingen)
Bevindingenrapportage
Besluit kabinet Brief Tweede Kamer
De capaciteitenanalyse is waar het in de strategie uiteindelijk om gaat: waar zitten de zwakke
Definitie positie van de te reduceren enEindproduct plekken in onsen vermogen om risico’s wat kunnen we daar tegen doen? Om een De verschillende komen met verschillende risico te beperken zijn mogelijk extra capaciteiten nodig of moetenthemagroepen bestaande capaciteiten worden capaciteitenanalyse capaciteitenanalyses. Op basis van de verschillende versterkt. De capaciteitenanalyse volgt op de scenario-ontwikkeling capaciteitenanalyses wordt in de bevindingenrapportage en de scoring van de scenario’s in de nationale risicoaan het kabinet geadviseerd welke capaciteiten versterkt Algemene kenmerken methode beoordeling. Een capaciteit van is hetde vermogen om iets te moeten worden in het belang van de nationale veiligheid. De doen. capaciteitenanalyse wordt scenario (of in set scenario’s) uitgevoerd door Daar liggen taken achter enper andere activiteiten de vanZiesamenhangende hiervoor Besluitvorming en implementatie. van voorbereiding, preventie, bestrijding en herstel. eensfeer werkgroep van experts voorgezeten door een voorzitter die wordt bijgestaan door een Om die taken uit te voeren kan een vaardigheid nodig secretaris. In de capaciteitenanalyse wordt de zijn volgende vraag gesteld: welke capaciteiten moeten of kennis, maar ook materieel als meetapparatuur, we versterken om het risico acceptabel te maken of om er goed genoeg op te kunnen reageren? mensen om dingen te doen of wetgeving om gevaarlijke Het gaat daarbij nadrukkelijk om het vinden van verbetermogelijkheden gericht op de twee situaties te voorkomen. bekende dimensies van “risico”: reductie van de impact en de reductie van de De capaciteitenanalyse is waar het inde de strategie waarschijnlijkheid. uiteindelijk om gaat: waar zitten de zwakke plekken in ons omhet risico’s te reducerenproces en wat kunnen daar Kijkvermogen hier voor uitgebreide van dewe capaciteitenanalyse en de daarin te doorlopen tegen doen? Om een risico te beperken zijn mogelijk extra stappen. capaciteiten nodig of moeten bestaande capaciteiten worden versterkt. Eindproduct De verschillende themagroepen komen met verschillende capaciteitenanalyses. Op basis van de verschillende wordt in de bevindingenrapportage aan het kabinet geadviseerd Algemenecapaciteitenanalyses kenmerken van de methode De capaciteitenanalyse wordt per scenarioworden (of set vanin het belang van de nationale veiligheid. Zie hiervoor welke capaciteiten versterkt moeten samenhangendeen scenario’s) uitgevoerd door een werkBesluitvorming implementatie. groep van experts voorgezeten door een voorzitter die wordt bijgestaan door een secretaris. In de capaciteitenanalyse wordt de volgende vraag gesteld: welke capaciteiten moeten we versterken om het risico acceptabel te maken of om er goed genoeg op te kunnen reageren? Het gaat daarbij nadrukkelijk om het vinden van verbetermogelijkheden gericht op de twee bekende dimensies van “risico”: de reductie van de impact en de reductie van de waarschijnlijkheid. Kijk hier voor het uitgebreide proces van de capaciteitenanalyse en de daarin te doorlopen stappen.
17
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 21
Besluitvorming en implementatie Kopgroep De verschillende themagroepen komen met verschillende capaciteitenanalyses. De Kopgroep NV doet, op basis van de verschillende capaciteiten-analyses, in de bevindingenrapportage voorstellen aan het kabinet welke capaciteiten versterk moeten worden in het belang van de nationale veiligheid. Deze vergelijking vindt plaats op basis van onder andere het risicodiagram, (mogelijke) politieke aandacht, snel te boeken winst en een kosten-baten analyse. Een te versterken capaciteit die een beperkte uitwerking heeft, maar waarvan de versterking veel geld kost, zal bijvoorbeeld minder prioriteit krijgen dan de versterking van een capaciteit waarbij met weinig middelen een groot effect behaald kan worden. In de bevindingenrapportage wordt niet alleen aandacht besteed aan capaciteiten die nodig zijn voor één risicotype. De kopgroep NV selecteert ook capaciteiten die de impact en/of de waarschijnlijkheid van verschillende typen incident kunnen reduceren. Deze capaciteiten zouden mogelijk geen prioriteit krijgen als ze maar effectief zijn bij het terugbrengen van één risicotype, maar juist wel lonend zijn als ze bijdragen aan het terugbrengen van meerdere risicotypen.
Kabinet Na bespreking in de Interdepartementale Werkgroep Nationale Veiligheid en de Stuurgroep Nationale Veiligheid beslist het kabinet welke aanbevelingen het overneemt en bericht hierover aan de Tweede Kamer in de Voortgangsbrief Nationale Veiligheid. Afhankelijk van de aard van de aanbeveling wordt de implementatie vervolgens door de verantwoordelijke partij(en) binnen overheid, bedrijfsleven of andere organisaties uitgevoerd. In een volgende voortgangsbrief wordt zo nodig de stand van zaken van eerdere aanbevelingen gemeld.
Vertrouwelijkheid Vertrouwelijkheid van informatie speelt op twee momenten een rol in de uitvoering van de Strategie Nationale Veiligheid: tijdens de uitvoering en bij publicatie van de uitkomsten. Dit onderscheid is van groot belang: de uitvoering is gebaat bij het zoveel mogelijk delen van informatie tussen de betrokkenen tijdens de uitvoering, terwijl er tegelijkertijd gewaarborgd dient te worden dat niet meer informatie wordt gepubliceerd dan verantwoord is.
Vertrouwelijkheid tijdens de uitvoering Voor allen die betrokken zijn bij de uitvoering van de Strategie Nationale Veiligheid geldt dat de informatie die met hen gedeeld wordt vertrouwelijk is. Er mag dus niet over gepubliceerd worden. Dit waarborgt dat zoveel mogelijk kennis tussen betrokkenen gedeeld kan worden, zodat de kwaliteit van de producten hoog is. Het kan zijn dat informatie die door een kenniseigenaar wordt ingebracht onder voorwaarden gedeeld wordt. Bijvoorbeeld omdat het gerubriceerde informatie betreft. De kenniseigenaar kan bijvoorbeeld voorwaarden stellen met wie de informatie gedeeld mag worden en aan de wijze waarop de informatie gedeeld, verwerkt en bewaard mag worden. Aan betrokkenen kan gevraagd worden een geheimhoudingsverklaring te ondertekenen.
Vertrouwelijkheid en publicatie Het is aan de Stuurgroep Nationale Veiligheid (en uiteindelijk de Ministerraad) om te beslissen welke informatie die tijdens de cyclus tot stand is gekomen gepubliceerd wordt en welke informatie vertrouwelijk blijft of een formele rubricering moet krijgen. Uitgangspunt hierbij is “open waar dat kan, gesloten waar dat moet.” Informatie blijft in ieder geval vertrouwelijk als de kenniseigenaar aangegeven heeft dat die informatie gerubriceerd is of om een andere reden niet gepubliceerd kan worden. Het kan zijn dat er andere redenen zijn om informatie niet te publiceren, bijvoorbeeld wanneer de combinatie van op zichzelf niet gerubriceerde delen informatie schade kunnen toebrengen aan het belang van de Staat. Alle informatie benodigd voor scenariobeschrijving en scenarioscore blijft zonder beperkingen voor het Analistennetwerk NV en voor de departementen (zo nodig onder voorwaarden) beschikbaar. 1. Het Analistennetwerk Nationale Veiligheid overlegt met vertegenwoordigers van de meest betrokken vakdepartementen en met de voorzitter en secretaris van de capaciteitenanalyse om te bepalen welke informatie uit de scenario’s en de Nationale Risicobeoordeling (NRB) gepubliceerd kan worden (en om te bepalen of de scenario’s en de risicobeoordeling voldoende kwaliteit hebben, bijvoorbeeld voor een capaciteitenanalyse). 2. Het Analistennetwerk levert, bij voorkeur voordat de capaciteitenanalyses beginnen, aan de Stuurgroep NV twee versies van de NRB op: één complete versie die beschikbaar is voor de capaciteitenanalyse en vertrouwelijk blijft en één publicatieversie waaruit alle informatie is weggelaten die niet gepubliceerd kan worden.
22 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
3. Na instemming van de Stuurgroep NV en de ministerraad kan de publicatieversie openbaar gemaakt worden, bij voorkeur bij verzending van de voortgangsbrief aan de Tweede Kamer. 4. Wanneer het Analistennetwerk niet kan instemmen met de eisen aan de te publiceren tekst kan de Stuurgroep besluiten de resterende tekst onder eigen verantwoordelijkheid (en dus niet als tekst ‘van’ het Analistennetwerk) in de NRB te publiceren. De resultaten van de capaciteitenanalyse worden opgenomen in de bevindingenrapportage die een bijlage is bij de voortgangsbrief nationale veiligheid. Informatie die voor de besluitvorming nodig is maar niet kan worden gepubliceerd wordt als zodanig gemarkeerd.
Regionaal risicoprofiel De methodiek voor nationale risicobeoordeling is overgenomen door de veiligheidsregio’s en is aangepast voor het regionaal risicoprofiel. De regionale methodiek is beschreven in de Handreiking regionaal risicoprofiel. Het regionaal risicoprofiel is de wettelijke basis voor het risicobeleid van de veiligheidsregio’s. Het profiel bestaat uit een inventarisatie en een analyse van de risico’s die voor de veiligheidsregio relevant zijn. Regionale risico’s kunnen algemeen landelijk van aard zijn, of specifiek zijn voor de regio en de aangrenzende gebieden. De risicoanalyse is de basis voor het bestuur van de veiligheidsregio om de balans tussen risico’s en respons te beoordelen en de veiligheidsambities te bepalen. Het risicoprofiel vormt tevens een basis voor overleg met de gemeenten en strategische partners zoals politie, waterschappen, Rijksheren en provincie. Nationale veiligheidsrisico’s worden in de regionale risicoprofielen meegenomen voor zover deze de taakstelling van de veiligheidsregio raken. Daarvoor is een overzichtslijst opgesteld van de soorten risico’s die op regionaal niveau aan de orde kunnen zijn. De veiligheidsregio richt zich op risico’s binnen de eigen invloedssfeer. Veiligheidsregio’s kunnen geen risicobeleid voeren voor risico’s die niet in het risicoprofiel zijn opgenomen, of moeten zich beroepen op nieuwe inzichten.
antwoord is afhankelijk van de beleidsmatige, bestuurlijke en politieke opportuniteit. De veiligheidsregio is als verlengd lokaal bestuur ingesteld om taken uit te voeren namens en voor de gemeenten. Het risicoprofiel wordt derhalve besproken met alle deelnemende gemeenteraden. De raden moeten in het conceptrisicoprofiel kunnen zien welke risico’s voor hun gemeente van belang zijn. De raden kunnen het risicoprofiel doen aanvullen met eigen onderkende risico’s en kunnen beleidsprioriteiten aangeven. De systematiek voor het regionaal risicoprofiel is enigszins anders dan voor de nationale risicobeoordeling. In beide gevallen wordt een scenariobenadering aangehouden, maar opnationaal niveau wordt elk jaar een beperkt aantal scenario’s gekozen, terwijl de regio’s minimaal eens per vier jaren een overzicht op- en vaststellen van alle soorten veiligheidsrisico’s die tot een grote brand, ramp of crisis kunnen leiden. Voor het regionaal risicoprofiel worden de risico’s en de kwetsbaarheden geïnventariseerd waarvan het realistisch mogelijk of waarschijnlijk is dat die in de komende beleidsperiode tot uitdrukking komen. De inventarisatie is in belangrijke mate gebaseerd op de gegevens van de provinciale risicokaart. Veiligheidsregio’s hebben toegang tot het professionele deel van deze kaart, maar zijn afhankelijk van de gemeenten voor het aanleveren van de benodigde gegevens. Het regionaal risicoprofiel wordt vooral gebruikt voor beleidsontwikkeling. De provinciale risicokaart heeft met name risicocommunicatie met de burgers tot doel. De Handreiking regionaal risicoprofiel biedt de veiligheidsregio’s een uniforme methodiek om een risicoprofiel op te stellen. Dit voorkomt dubbel werk en bevordert de onderlinge vergelijkbaarheid van de regioprofielen. De aansluiting op de nationale methode borgt een consistente beoordeling en biedt daarnaast de mogelijkheid voor een samenhangend veiligheidsbeleid van rijk en regio’s. De eerste editie van de handreiking dateert van 2009, maar het is een dynamisch instrument waar in het platform regionaal risicoprofiel continu aan wordt geschaafd.
De veiligheidsregio is verantwoordelijk voor het opstellen van het regionaal risicoprofiel, maar stelt het profiel op samen met de veiligheidspartners. Risico’s worden samen met de sectorverantwoordelijke partijen geanalyseerd en gepositioneerd, bijvoorbeeld overstromingsrisico’s samen met de betrokken waterschappen en districten van Rijkswaterstaat. Daarbij ligt de vraag voor of beleidsintensivering (capaciteitenanalyse) is aangewezen voor het risico in kwestie en wat de rolverdeling daarbij is. Het
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 23
3 Verdieping
24 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 3: 4: Verdieping Formats en achtergrondinformatie
Stuurgroep en Interdepartementale Werkgroep Nationale Veiligheid De Stuurgroep Nationale Veiligheid (SNV) is het besluitvormende overleg van dg’s van de betrokken vakdepartementen. Het overleg wordt voorbereid in de Interdepartementale Werkgroep Nationale Veiligheid (IWNV). Beide overleggen worden voorbereid en voorgezeten door VenJ/NCTV. Formeel is de SNV verder voorportaal voor besluitvorming richting Raad voor de Veiligheid en Ministerraad.
Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? De IWNV en de SNV hebben een rol tijdens het gehele proces van de Strategie Nationale Veiligheid.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? De SNV kiest als opdrachtgever van het Analistennetwerk Nationale Veiligheid de in scenario’s uit te werken ’thema’s voor de Nationale Risicobeoordeling, beslist over de planning van een cyclus, en accepteert de producten van het Analistennetwerk NV. De SNV is daarna ook opdrachtgever van de capaciteitenanalyse en beslist over acceptatie van eindproducten, over verzending van de voortgangsbrief NV aan de Tweede Kamer en over publicatie van de achterliggende producten.
Wat levert deze functie op? Formele instemming vanuit de departementen met de producten van de Strategie Nationale Veiligheid (zowel door het Analistennetwerk NV als door de departementen zelf) en met uitvoering van de in de strategie geïdentificeerde prioriteiten.
Met wie werkt deze functie samen? IWNV/SNV werken (deels op dagelijkse basis via VenJ/ NCTV) nauw samen met het Analistennetwerk NV en met de capaciteitenwerkgroepen en de kopgroep. Daarnaast zijn de IWNV/SNV-leden de vertegenwoordigers namens hun departement.
Voor wie is de output bedoeld? De uitkomst van bespreking in de IWNV is bedoeld voor besluitvorming in de SNV of voor uitvoering door de departementen. De uitkomst van de bespreking in de SNV is voor besluitvorming in de Raad voor de Veiligheid of de Ministerraad of voor uitvoering door de departementen.
Wat moet ik lezen? Leeswijzer; Algemene inleiding; Keuzeproces scenario’s; Scenario-ontwikkeling; De nationale risicobeoordeling; Capaciteitenanalyse en agendering; Besluitvorming en implementatie; Vertrouwelijkheid.
Welke input heeft deze functie nodig? De SNV (en de IWNV als voorportaal) krijgen input vanuit de eigen departementen, andere partijen en het Analistennetwerk NV voor keuze van te ontwikkelen scenario’s. De producten van het Analistennetwerk NV (scenario en scoring, kortom de Nationale Risicobeoordeling (NRB)) moeten door de SNV als opdrachtgever geaccepteerd worden en vormen de start voor de capaciteitenanalyse. De SNV moet als voorportaal uiteindelijk de capaciteitenanalyse, de bevindingenrapportage (een ambtelijk advies over te versterken capaciteiten, op basis van de uitkomsten van de cyclus van scenario’s, scoring en capaciteitenanalyses) en de concept voortgangsbrief NV aan de Tweede Kamer goedkeuren en doorgeleiden naar de Raad voor de Veiligheid en de Ministerraad.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 25
Analistennetwerk Nationale Veiligheid Het Analistennetwerk Nationale Veiligheid (ANV) is een breed netwerk van gerenommeerde instituten en organisaties. Tot de vaste Taakgroep van het ANV behoren het RIVM, Erasmus Universiteit Rotterdam, de AIVD, TNO, het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC) van het Ministerie van Veiligheid en Justitie en het Instituut Clingendael. Om deze taakgroep zit een schil van een groot aantal kennisinstellingen, bureaus, bedrijven en overheidsdiensten, die desgevraagd de benodigde expertise ter beschikking stellen.
Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? Bij de themakeuze voor elke nieuwe cyclus adviseert het ANV de Stuurgroep Nationale Veiligheid (SNV) en Interdepartementale Werkgroep Nationale Veiligheid (IWNV). Het Analistennetwerk NV is inhoudelijk verantwoordelijk voor de scenario’s en scoring hiervan voor de NRB.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? Het Analistennetwerk NV heeft als voornaamste taak om voor geselecteerde thema’s scenario’s uit te werken en de Nationale Risicobeoordeling (NRB) op te leveren. Het Analistennetwerk NV is in staat om kennis op veel en uiteenlopende terreinen te mobiliseren
Wat levert deze functie op? Scenario’s, beoordeling van de scenario’s, het risicodiagram.
Met wie werkt deze functie samen? Binnen het ANV werken verschillende rollen samen: • Algemeen Secretaris ANV • Taakgroeplid • Projectleider Scenario • Expert bij de scenarioontwikkeling • Werkgroepcoördinator • Expert bij de scenarioscoring
Voor wie is de output bedoeld? De scenario’s en scoring is de input voor de capaciteitenanalyses. Daarvoor wordt er in de bevindingenrapportage verslag gedaan van de uitkomsten aan de IWNV, Stuurgroep NV, MR en uiteindelijk aan de Tweede Kamer.
Wat moet ik lezen? Leeswijzer; Algemene inleiding; Keuzeproces scenario’s; Scenario-ontwikkeling; De nationale risicobeoordeling; Capaciteitenanalyse en agendering; Besluitvorming en implementatie; Vertrouwelijkheid; Stuurgroep en Interdepartementale werkgroep nationale veiligheid.
Om de NRB te kunnen ontwikkelen is het Analistennetwerk NV verantwoordelijk voor het ontwikkelen van de scenario’s binnen de door de SNV gestelde kaders en thema’s. Het Analistennetwerk NV verzorgt ook de scoring op impact en waarschijnlijkheid van de opgestelde scenario’s. Daarnaast adviseert het Analistennetwerk NV de Stuurgroep NV en IWNV over de themakeuze aan het begin van een nieuwe cyclus.
Welke input heeft deze functie nodig? Voor het ontwikkelen en scoren van de scenario’s worden er door de departementen kaders gesteld. Het Analistennetwerk NV heeft de juiste expertise nodig om de scenario’s vervolgens te ontwikkelen en te scoren.
26 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Taakgroeplid Analistennetwerk Nationale Veiligheid Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? De Taakgroep is actief tijdens het uitvoeren van de NRB.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? • Advies uitbrengen aan de Stuurgroep over nieuwe thema’s of herijking van bestaande thema’s (jaarlijks) • Adviseren over onderhoud en ontwikkeling van de NRB methodiek • Inhoudelijk verantwoordelijk voor de vastgestelde thema’s • Voorstel doen voor het aantal scenario’s en de opzet van de scenario’s op hoofdlijnen • projectplan NRB opstellen (jaarlijks) en projectleider leveren (thema-afhankelijk) • Leveren en betrekken van benodigde expertise • Vaststellen van de jaarlijkse NRB • Het opstellen en monitoren van een projectplan per NRB-cyclus. • Het voldoen aan ad-hoc verzoeken van de Stuurgroep voor scenario’s buiten de reguliere planningscyclus om.
Wat levert deze functie op? De Taakgroep zorgt voor de jaarlijkse NRB. Door de voortdurende betrokkenheid van de Taakgroep bij elke cyclus, is de Taakgroep in staat de kwaliteit en continuïteit te waarborgen.
Met wie werkt deze functie samen? Algemeen secretaris, projectleiders, externe deskundigen, (leden) methodiekgroep NRB Voor wie is de output bedoeld? IWNV en Stuurgroep
Wat moet ik lezen? Leeswijzer; Algemene inleiding; Keuzeproces scenario’s; Scenario-ontwikkeling; De nationale risicobeoordeling; Capaciteitenanalyse en agendering; Besluitvorming en implementatie; Vertrouwelijkheid; Stuurgroep en Interdepartementale werkgroep nationale veiligheid; Analistennetwerk Nationale Veiligheid; Eisen aan een scenario; Het toekennen van impactscores; Het begrip risico.
Welke input heeft deze functie nodig? De Taakgroep maakt gebruik van de besluiten vanuit de Stuurgroep en de randvoorwaarden per thema van de departementen. Daarna gaan ze aan slag met de thematische projectplannen en de gescoorde scenario’s..
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 27
Algemeen Secretaris Analistennetwerk Nationale Veiligheid Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? De Algemeen Secretaris van het Analistennetwerk NV is betrokken bij het gehele proces van de NRB.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? Verantwoordelijk voor de coördinatie van het productieproces van de NRB en aanspreekpunt voor de opdrachtgever. Specifiek betekent dit: • Het aansturen, coördineren en begeleiden van het productieproces. • Het fungeren als aanspreekpunt voor de IWNV en Stuurgroep NV (via het ministerie van Veiligheid en Justitie) voor het productieproces en de tijdige levering van de NRB en overige producten • Het beheren van de financiën. • Het onderhouden van contact met alle organisaties in het netwerk • Het voorzitten van de vergaderingen van de Taakgroep NRB Het vertegenwoordigen van het Analistennetwerk NV in de werkgroep Methodiek Nationale Veiligheid.en het doen van suggesties voor verbetering/aanpassing van de methodiek van de NRB
Wat levert deze functie op? Jaarlijkse NRB in samenwerking met alle partijen. Borging, netwerk en een goedlopend proces.
Met wie werkt deze functie samen? Opdrachtgevers, Taakgroepleden, Projectleiders, Werkgroepcoordinatoren, (leden) methodiekgroep NRB.
Voor wie is de output bedoeld? Opdrachtgever, IWNV, Stuurgroep Nationele Veiligheid.
Wat moet ik lezen? Eigenlijk de hele leidraad.
28 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Projectleider scenario Wanneer in het proces komt deze functie in beeld?
Wat levert deze functie op? Een of meer uitgewerkte scenario(s), gescoord op impact en waarschijnlijkheid.
De projectleider van de scenariowerkgroep begint na het vaststellen van de thema’s door de stuurgroep met het schrijven van het scenario. De projectleider wordt aangesteld binnen het Analistennetwerk NV.
Met wie werkt deze functie samen?
Wat is de algemene opdracht van deze functie?
Voor wie is de output bedoeld?
De projectleider heeft de volgende taken: • Opstellen van een projectplan, in afstemming met de betrokken departementen • Het ontwikkelen van één of meer scenario (s), en selecteren/betrekken van de juiste expertise • Het samenstellen van een schrijfwerkgroep en een beoordelingswerkgroep • Het schrijven van het scenario en het verwerken van het commentaar op de scenario’s (oa vanuit de taakgroep) • Resultaten van de scores beschrijven inclusief motivatie en toelichting.
Welke input heeft deze functie nodig?
Experts, werkgroepcoördinator, algemeen secretaris van het Analistennetwerk NV.
De algemeen secretaris bundelt alle scenario’s, zodat deze gebruikt kunnen worden voor de capaciteitenanalyse.
Wat moet ik lezen? Leeswijzer; Algemene inleiding; Keuzeproces scenario’s; Scenario-ontwikkeling; De nationale risicobeoordeling; Vertrouwelijkheid; Analistennetwerk Nationale Veiligheid; Algemeen secretaris ANV; Werkgroepcoördinator ANV; Eisen aan een scenario; Scenario-ontwikkeling en waarschijnlijkheid; Het toekennen van impactscores; De impactcriteria; Handleiding waarschijnlijkheidsbeoordeling; Format scenariobeschrijving; Het gebruik van expertmeningen
Voordat de scenariowerkgroep aan het werk kan, dienen de randvoorwaarden voor de scenario’s per thema door de departementen (in IWNV/SNV) gesteld te worden.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 29
Werkgroepcoördinator Analistennetwerk Nationale Veiligheid Wanneer in het proces komt deze functie in beeld?
Wat levert deze functie op? De werkgroepcoördinator levert een (of meerdere) gescoorde scenario(‘s) op.
Na de themavaststelling door de taakgroep
Wat is de algemene opdracht van deze functie? De werkgroepcoördinator ondersteunt de projectleider bij de productie en beoordeling van een scenario. Hiertoe legt hij/zij contacten met experts voor deelname in de werkgroep. Daarnaast houdt de coördinator zich ook bezig met: • Organiseren, voorbereiden en verslagleggen van de bijeenkomsten van de werkgroepen, zowel voor het opstellen als het beoordelen (scoren) van het scenario. • Leveren van assistentie bij het schrijven van het scenario en verwerking van de scores van de beoordeling. • Vastleggen van informatie, stukken en rapportages. • Leveren van overige ondersteuning aan de projectleider • Rapporteren van ondervonden problemen bij scenarioontwikkeling en beoordeling aan de Algemeen Secretaris.
Met wie werkt deze functie samen? Projectleider scenario, Algemeen Secretaris, facilitator vanuit methodiekwerkgroep en de experts bij de scoring van de scenario’s.
Voor wie is de output bedoeld? Opdrachtgever (via de algemeen secretaris)
Wat moet ik lezen? Leeswijzer; Algemene inleiding; Keuzeproces scenario’s; Scenario-ontwikkeling; De nationale risicobeoordeling; Vertrouwelijkheid; Analistennetwerk Nationale Veiligheid; Algemeen secretaris ANV; Projectleider scenario; Eisen aan een scenario; Scenario-ontwikkeling en waarschijnlijkheid; Het toekennen van impactscores; De impactcriteria; Handleiding waarschijnlijkheidsbeoordeling; Format scenariobeschrijving; Het gebruik van expertmeningen
Welke input heeft deze functie nodig? Toewijzing van een thema met motivatie en bijbehorend verantwoordelijk Taakgroeplid
30 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Expert bij het opstellen van de scenario´s Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? Nadat de Stuurgroep NV de thema´s heeft bepaald, worden er door het Analistennetwerk Nationale Veiligheid experts samengebracht die per thema een scenario schrijven.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? Het leveren van inhoudelijke kennis en expertise op een specifiek thema waar een scenario over geschreven dient te worden. De expert kan deelnemen vanuit een bepaalde organisatie, of op persoonlijke titel. Waar een expert op persoonlijke titel spreekt, dient dit te worden aangegeven.
Welke input heeft deze functie nodig?
• De eisen die gesteld worden aan de scenario’s. • De randvoorwaarden die door de betrokken departementen zijn gesteld rond het specifieke thema. • Inhoudelijke kennis over het thema. • Informatie over de werkwijze van de NRB, en in het bijzonder de betekenis van de impactcriteria.
Wat levert deze functie op? Samen met de andere experts binnen de scenariowerkgroep levert de expert een scenario af dat gescoord kan worden op impact en waarschijnlijkheid. Het scenario met de scoring vormen de basis van de NRB, die weer ten grondslag ligt aan de daaropvolgende capaciteitenanalyses.
Met wie werkt deze functie samen? Projectleider Werkgroepcoördinator Andere experts
Voor wie is de output bedoeld? Het scenario wordt door andere experts gebruikt om te scoren op impact en waarschijnlijkheid.
Wat moet ik lezen? Leeswijzer; Algemene inleiding; Scenario-ontwikkeling; De nationale risicobeoordeling; Vertrouwelijkheid; Projectleider scenario; Eisen aan een scenario
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 31
Expert bij de scenariobeoordeling Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? De scenarioscoringsexpert kan van start als de scenariowerkgroep het scenario heeft geschreven.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? Het leveren van inhoudelijke kennis en expertise op het thema van het betreffende scenario. Waar mogelijk dient de expert zijn of haar meningen/uitlatingen te onderbouwen. Het scenario dient gescoord te worden op impact en waarschijnlijkheid volgens de daarvoor vastgestelde methodiek van de Nationale Risisicobeoordeling. De expert kan deelnemen vanuit een bepaalde organisatie, of op persoonlijke titel. Waar een expert op persoonlijke titel spreekt, dient dit te worden aangegeven.
Welke input heeft deze functie nodig?
• Het scenario en de bijbehorende scoring (door het ANV via de voorzitter en/of secretaris). • Informatie over de achtergrond en de scoring van het scenario (bij voorkeur door de trekker van de scenariowerkgroep). • Algemene informatie over de Strategie Nationale Veiligheid (door de secretaris en eventueel de voorzitter). • Informatie over de werkwijze bij het beoordelen van scenario’s en de verwachte output (door de secretaris en eventueel de voorzitter). • Informatie over de rol van experts bij de NRB (door de secretaris en eventueel de voorzitter.
Wat levert deze functie op? Samen met de andere experts, de secretaris en de voorzitter, levert de expert de Nationale Risicobeoordeling op. Dit doet de expert door deel te nemen aan de expertbijeenkomsten en eventueel via individuele interviews of mailcontact. Tijdens discussie brengt de expert zijn of haar expertise naar voren en maakt de expert het, samen met de andere experts, mogelijk om te komen tot een overzicht van te versterken capaciteiten en een diepgaandere uitwerking van de capaciteiten die met de hoogste prioriteit dienen te worden versterkt.
Met wie werkt deze functie samen? Projectleider Werkgroepcoördinator Experts
Voor wie is de output bedoeld? Voorzitter Secretaris Kopgroep Interdepartementale werk- en stuurgroepen (bijvoorbeeld; IWNV, SNV, IOCB, GCT) Departement dat verantwoordelijk is voor de beleidsopvolging naar aanleiding van de capaciteitenanalyse Het Kabinet
Wat moet ik lezen? Leeswijzer; Algemene inleiding; Scenario-ontwikkeling; De nationale risicobeoordeling; Vertrouwelijkheid; Projectleider scenario; Vitale producten en diensten; Het toekennen van impactscores; De impactcriteria; Handleiding waarschijnlijkheidsbeoordeling;
32 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Voorzitter capaciteitenanalyse Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? De voorzitter wordt vanaf het opstellen van het scenario door de scenariowerkgroep betrokken bij schrijven van het scenario en de uiteindelijke scoring. De voorzitter wordt betrokken als toehoorder.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? De voorzitter is altijd afkomstig uit het beleidsverantwoordelijke departement of organisatieonderdeel. Daarmee fungeert de voorzitter als coördinator en eindverantwoordelijke voor de capaciteitenanalyse. Meer specifiek zijn de taken van de voorzitter: • Samenstellen expertgroep • Organiseren van expertbijeenkomst (samen met de secretaris) • Voorzitten van expertbijeenkomsten • Schrijven van de eindrapportage (samen met de secretaris) • Indien nodig, toelichting van de eindrapportage aan de kopgroep (samen met de secretaris).
Welke input heeft deze functie nodig?
• NRB • scenariowerkgroep (scenario en scoring en relevante achtergrondinformatie) • Secretaris (praktische en methodische ondersteuning bij expertbijeenkomsten en schrijven van de eindrapportage) • Experts (inhoudelijk) • Kopgroep (inhoudelijk, procedureel en politiek
Wat levert deze functie op? De voorzitter is eindverantwoordelijk voor het opleveren van de capaciteitenanalyse. Met andere woorden; De eindrapportage en het advies aan de kopgroep over de generieke en specifieke capaciteiten die met prioriteit moeten worden opgepakt. De voorzitter vervult tevens een rol bij de overgang van capaciteitenanalyse naar daadwerkelijke beleidsopvolging. Deze rol is meer informeel en richt zich op het aanjagen en faciliteren (met achtergrondinformatie) van de beleidsopvolging.
Met wie werkt deze functie samen? NRB-scenariowerkgroep Secretaris Experts Kopgroep Eigen departement of organisatieonderdeel
Voor wie is de output bedoeld? Kopgroep Interdepartementale werk- en stuurgroepen (bijvoorbeeld; IWNV, SNV, IOCB, GCT) Departement dat verantwoordelijk is voor de beleidsopvolging naar aanleiding van de capaciteitenanalyse De minister van VenJ Het Kabinet
Wat moet ik lezen? Leeswijzer; Algemene inleiding; Scenario-ontwikkeling; De nationale risicobeoordeling; Capaciteitenanalyse en agendering; Besluitvorming en implementatie; Vertrouwelijkheid; Stuurgroep Nationale Veiligheid en IWNV; Analistennetwerk Nationale Veiligheid; Secretaris Capaciteitenanalyse; Expert bij de Capaciteitenanalyse; Het begrip risico; Het risicodiagram; Het risicodiagram lezen; Stappen in de Capaciteitenanalyse; Het gebruik van expertmeningen; Protocol werkwijze Capaciteitenanalyse; Capaciteitenlijst; Invulformat uitwerking geprioriteerde capaciteiten; Eindrapportage Capaciteitenanalyse.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 33
Secretaris bij Capaciteitenanalyse Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? De rol van de secretaris komt eerder in beeld dan alleen bij de capaciteitenanalyse. De secretaris is vanaf de agendering van een thema in beeld. Hij/zij helpt het Analistennetwerk NV aan contactpersonen die vanuit de departementen bij de verkennende gesprekken met het Analistennetwerk aanwezig moeten zijn. Hij/zij is zelf ook aanwezig bij deze gesprekken om indien gewenst uitleg te geven over de methodiek nationale veiligheid. De secretaris is verder als toehoorder aanwezig bij de scenariobijeenkomsten die het analistennetwerk organiseert. Doel is om vertrouwd te raken met het onderwerp.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? De secretaris faciliteert de voorzitter bij de capaciteitenanalyse. Hij/zij is verantwoordelijk voor het (in samenspraak met de voorzitter) uitnodigen van de juiste experts; het tijdig organiseren van inspirerende bijeenkomsten; bekendheid van de deelnemers met de methodiek nationale veiligheid; verslaglegging van de bijeenkomsten; ondersteunen van de voorzitter bij het opstellen van de eindrapportage en aanleveren en (samen met voorzitter) toelichten van deze rapportage bij de kopgroep. Ook helpt hij/zij (samen met de voorzitter) bij concretisering van de agendering die de kopgroep maakt.
Welke input heeft deze functie nodig? Het NRB scenario en bijbehorende scores; het netwerk van de voorzitter tbv de uitnodigingen en eventueel vakliteratuur/rapportages/kamerstukken/mediaberichten etc. om inzicht te krijgen in het onderwerp.
Wat levert deze functie op? Inzicht in de weerbaarheid tegen de geanalyseerde dreiging en een voorstel wat nog kan worden verbeterd (zowel preventie als respons).
Met wie werkt deze functie samen? In de NRB fase wordt samengewerkt met het analistennetwerk. In de capaciteitenanalyse wordt samengewerkt met alle relevante partners die kunnen helpen om inzicht te krijgen in de weerbaarheid tegen de te analyseren dreiging. Het gaat dan om vertegenwoordigers van zowel overheid, bedrijfsleven als wetenschap.
Voor wie is de output bedoeld? De output is bedoeld voor de kopgroep nationale veiligheid. De eindrapportage van de werkgroep wordt aangeleverd bij de kopgroep. De kopgroep maakt een overall analyse van de door de verschillende werkgroepen opgeleverde rapportages en maakt een voorstel voor agendering van te verbeteren capaciteiten. Delen van de eindrapportages van de werkgroepen en de overallanalyse en het voorstel voor agendering van de kopgroep worden verwerkt in de bevindingenrapportage Nationale Veiligheid en de voortgangsbrief aan de Tweede Kamer.
Wat moet ik lezen? Leeswijzer; Algemene inleiding; Scenario-ontwikkeling; De nationale risicobeoordeling; Capaciteitenanalyse en agendering; Besluitvorming en implementatie; Vertrouwelijkheid; Stuurgroep Nationale Veiligheid en IWNV; Analistennetwerk Nationale Veiligheid; Voorzitter Capaciteitenanalyse; Expert bij de capaciteitenanalyse; Het begrip risico; Het risicodiagram; Het risicodiagram lezen; Stappen in de Capaciteitenanalyse; Het gebruik van expertmeningen; Protocol werkwijze Capaciteitenanalyse; Capaciteitenlijst; Invulformat uitwerking geprioriteerde capaciteiten; Eindrapportage Capaciteitenanalyse.
34 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Expert bij de capaciteitenanalyse Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? Vanaf het begin van de capaciteitenanalyse. De capaciteitenanalyse start met het samenstellen van een expertgroep door de voorzitter en de secretaris van de capaciteitenanalyse.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? Het leveren van inhoudelijke kennis en expertise op het thema van de betreffende capaciteitenanalyse. Waar mogelijk dient de expert zijn of haar meningen/uitlatingen te onderbouwen. De expert kan deelnemen aan de capaciteitenanalyse vanuit een bepaalde organisatie, of op persoonlijke titel. Waar een expert op persoonlijke titel spreekt, dient dit te worden aangegeven.
Welke input heeft deze functie nodig?
• Informatie over de achtergrond en de scoring van het scenario (bij voorkeur door de trekker van de scenariowerkgroep). • Het scenario en de bijbehorende scoring (door het ANV via de voorzitter en/of secretaris). • Algemene informatie over de Strategie Nationale Veiligheid (door de secretaris en eventueel de voorzitter). • Informatie over de werkwijze van de capaciteitenanalyse en de verwachte output (door de secretaris en eventueel de voorzitter). • Informatie over de rol van experts bij de capaciteitenanalyse (door de secretaris en eventueel de voorzitter
Wat levert deze functie op? Samen met de andere experts, de secretaris en de voorzitter, levert de expert de eindrapportage van de capaciteitenanalyse (mede) op. Dit doet de expert door deel te nemen aan de expertbijeenkomsten en eventueel via individuele interviews of mailcontact. Tijdens discussie brengt de expert zijn of haar expertise naar voren en maakt de expert het, samen met de andere experts, mogelijk om te komen tot een overzicht van te versterken capaciteiten en een diepgaandere uitwerking van de capaciteiten die met de hoogste prioriteit dienen te worden versterkt.
Met wie werkt deze functie samen? Voorzitter Secretaris Experts
Voor wie is de output bedoeld? Voorzitter Secretaris Kopgroep Interdepartementale werk- en stuurgroepen (bijvoorbeeld; IWNV, SNV, IOCB, GCT) Departement dat verantwoordelijk is voor de beleidsopvolging naar aanleiding van de capaciteitenanalyse Het Kabinet
Wat moet ik lezen? Leeswijzer; Algemene inleiding; Capaciteitenanalyse en agendering; Besluitvorming en implementatie; Vertrouwelijkheid; Stappen in de Capaciteitenanalyse.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 35
Facilitator Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? De facilitator komt in beeld bij de verschillende onderdelen van de Strategie Nationale Veiligheid. Hij/zij ondersteunt de voorzitter/secretaris van de werkgroep bij het opstellen van de agenda en bij het bepalen van de aanpak. Tijdens de werkbijeenkomsten is de facilitator verantwoordelijk voor het toelichten en op de juiste wijze toepassen van de methodiek.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? Het bevorderen van de kwaliteit en standaardisatie van de processen bij de scenariobeeordeling en de capaciteitenanalyse. Daarnaast adviseert de facilitator bij de scenarioontwikkeling, zodat het scenario geschikt is om te beoordelen.
Wat levert deze functie op? Verhoging van de kwaliteit van de capaciteitenanalyse en de NRB en een betere vergelijkbaarheid van de resultaten van de capaciteitenanalyse en de NRB tussen de verschillende werkgroepen (scenario’s). Daarnaast zorgt de facilitator voor ondersteuning bij de NRB op de technische onderdelen.
Met wie werkt deze functie samen? Met het Analistennetwerk NV en de voorzitter en secretaris van de werkgroepen voor de capaciteitenanalyse.
Voor wie is de output bedoeld? De leden van de werkgroepen.
Wat moet ik lezen? De hele leidraad.
Welke input heeft deze functie nodig? Inzicht in de scenariobeschrijving en de scenario scores, inclusief de bijbehorende motivering. Kennis van het stappenplan voor de capaciteitenanalyse en de capaciteitenlijst. Voor het schrijven van scenario’s dient de facilitator voldoende kennis te hebben van de eisen die aan een scenario gesteld worden. Voor het NRB-proces is de wijze van scoring op impact en waarschijnlijkheid van belang.
36 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Kopgroep NV Wanneer in het proces komt deze functie in beeld? Aan het einde van de capaciteitenanalyse.
Wat is de algemene opdracht van deze functie? De kopgroep wordt samengesteld uit enkele leden van de Interdepartementale Werkgroep Nationale Veiligheid (IWNV). De departementen die vertegenwoordigd worden door deze leden zijn het meest betrokken bij de Nationale Veiligheid. Het secretariaat ligt bij VenJ. De kopgroep beziet de verschillende capaciteitenanalyses in samenhang, doet een voorstel voor prioritering van te versterken capaciteiten (waaronder capaciteiten die voor meerdere scenario’s relevant zijn), schrijft de bevindingenrapportage en de voortgangsbrief NV en begeleidt het proces richting Tweede Kamer.
Wat levert deze functie op? De Kopgroep zorgt voor de bevindingenrapportage en de voortgangsbrief NV. Daarnaast zorgt de Kopgroep voor een goed proces naar IWNV, SNV, Ministerraad en Tweede Kamer.
Met wie werkt deze functie samen? De Kopgroep is de verbinding tussen de trekkers en secretarissen van de capaciteitenanalyses en de IWNV. Met de trekkers en secretarissen van de capaciteitenanalyses gaat de kopgroep in gesprek om witte vlekken en eventuele onduidelijkheden in de capaciteitenanalyses te identificeren. Met de IWNV gaat de kopgroep in gesprek over de inhoud van de bevindingenrapportage en de voortgangsbrief.
Voor wie is de output bedoeld? Via de Stuurgroep Nationale Veiligheid en de Ministerraad komt de output van de Kopgroep bij de Tweede Kamer..
Welke input heeft deze functie nodig?
Wat moet ik lezen?
De Kopgroep maakt gebruik van de capaciteitenanalyses en de achterliggende NRB. Tevens bezit de Kopgroep het overzicht vanwege de aanwezigheid kennis van de voortgangsbrieven van voorgaande jaren (ten behoeve van de consistentie door de jaren heen).
Leeswijzer; Algemene inleiding; Keuzeproces scenario’s; Scenario-ontwikkeling; De nationale risicobeoordeling; Capaciteitenanalyse en agendering; Besluitvorming en implementatie; Vertrouwelijkheid; Stuurgroep Nationale Veiligheid en IWNV; Het risicodiagram; Het risicodiagram lezen.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 37
Tijdshorizon Uitgangspunt bij het ontwikkelen en beoordelen van een scenario vormt de tijdshorizon van 5 jaren. De betekenis van de tijdshorizon van 5 jaren verschilt voor incidentscenario’s en processcenario’s.
Incidentscenario’s Incidentscenario’s worden beoordeeld op een termijn van 5 jaar. Dat kan vanaf nu tot over 5 jaar zijn, maar ook de periode tussen 15 en 20 jaar vanaf nu. Beoordelingen voor de verder gelegen toekomst zijn met name zinvol als er sprake is van trends (bijvoorbeeld de zeespiegelstijging) of als er aanwijzingen zijn dat investeringen op de benodigde capaciteiten veel tijd kost. De impact van een incidentscenario wordt primair bepaald door de kenmerken van het incident en de indicatoren die van toepassing zijn voor een specifiek impactcriterium. Ingeval de tijdsduur van invloed is op de omvang van een impactcriterium en niet is gedefinieerd door de gehanteerde indicatoren dan wordt de omvang geschat over een periode van maximaal 5 jaar. Voorbeeld: de financiële gevolgen van een calamiteit door markt/productieverliezen wordt geschat voor een periode van maximaal 5 jaar.
Processcenario’s Processcenario’s worden gekenmerkt door de verwachting dat de impact en/of waarschijnlijkheid toeneemt in de tijd. De beschouwde tijdshorizon kan om deze reden verschillend zijn: de komende 5 jaren (0-5 jaar), maar ook de periode tussen 10 en 15 jaar, of tussen 20 en 25 jaar. Voor een processcenario geldt dat de omvang van een aantal impactcriteria zal toenemen gedurende de tijd. De omvang van de impact wordt geschat op basis van de verwachte toename over de beschouwde tijdsperiode van 5 jaren. Voor processcenario’s zullen veelal meerdere tijdsperioden beoordeeld worden. De waarschijnlijkheid wordt bepaald door: wat is de kans dat het scenario optreedt gedurende een periode van 5 jaren die aanvangt op dit moment, over 10 jaren, over 20 jaren, De risicobeoordeling van processcenario’s op een langere termijn kan nuttig en noodzakelijk zijn, omdat het ontwikkelen van de benodigde capaciteiten (veel) tijd vergt en reeds nu in gang moet worden gezet.
De waarschijnlijkheid wordt bepaald door: wat is de kans dat het scenario optreedt gedurende de gekozen 5 jaar?
38 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Vitale producten en diensten bij het scoren De vitale infrastructuur, vitale sectoren en hun vitale producten en diensten verdienen expliciete aandacht. Vandaar dat zowel bij de uitwerking van scenario’s als bij de scoring van de impact naar vitale producten en diensten wordt gekeken. Voor een correcte score en onderbouwing van de impact, is het van belang te beoordelen of vitale infrastructuur wordt aangetast en op welke schaal dit gebeurt. Dit is vooral relevant bij het bepalen van de economische schade/kosten en bij de impact op het dagelijkse leven. In onderstaande tabel dient aangegeven te worden welke van de daarin genoemde vitale producten/diensten in het scenario worden aangetast. Met “aangetast” wordt bedoeld: gehele of zodanig gedeeltelijke uitval dat dit merkbare negatieve gevolgen heeft voor de dienstverlening en dus voor het functioneren van (delen van) de maatschappij. Het gaat hier niet om een scoring; het gaat slechts om het principe van uitvallen. Dat kan een 1e orde effect van het scenario zijn, maar ook een 2e orde. Voorwaarde bij het aanvinken in de tabel is dat de uitval plaatsvindt in een automatische oorzaak-gevolg keten en dat er een directe relatie is met de oorzaak. Aangenomen wordt dat vanaf 3e orde die directe relatie niet meer zo duidelijk is.
Voorbeeld: • Uitval van een elektriciteitscentrale (1e orde effect van een incident) leidt wegens de stroomuitval haast automatisch ook tot uitval van andere vitale producten en diensten (2e orde effect). Dit leidt tot aanvinken van ook die andere vitale producten en diensten in de tabel. Uitval van die andere producten en diensten zou ook gevolgen kunnen hebben voor weer andere vitale producten en diensten (3e orde); deze worden echter niet meer aangevinkt. De tabel wordt gebruikt bij de scoring op de eigenlijke impactcriteria. De gedachte daarbij is dat de impactcriteria alle gevolgen afdekken die kunnen ontstaan door uitval van vitale producten en diensten; de tabel met vitale producten en diensten (zie hieronder) wordt daartoe als een checklist gebruikt.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 39
Sector
Product of dienst
1) Energie
1. elektriciteit 2. aardgas 3. olie
2) Telecommunicatie/ICT
4. vaste telecommunicatie-voorziening 5. mobiele telecommunicatie-voorziening 6. radiocommunicatie en navigatie 7. omroep (crisiscommunicatie) 8. internettoegang
3) Drinkwater
9. drinkwatervoorziening
4) Voedsel
10. voedselvoorziening/ -veiligheid
5) Gezondheid
11. spoedeisende zorg/ overige ziekenhuiszorg 12. geneesmiddelen 13. sera en vaccins 14. nucleaire geneeskunde
6) Financieel
15. betalingsdiensten/ betalingstructuur 16. financiële overdracht overheid
7) Keren en Beheren oppervlaktewater
17. beheren waterkwaliteit 18. keren en beheren waterkwantiteit
8) Openbare Orde en Veiligheid
19. handhaving openbare orde 20. handhaving openbare veiligheid
9) Rechtsorde
21. rechtspleging en detentie 22. rechtshandhaving
10) Openbaar bestuur
23. diplomatieke communicatie 24. informatieverstrekking overheid 25. krijgsmacht 26. besluitvorming openbaar bestuur
11) Transport
27. mainport Schiphol 28. mainport Rotterdam 29. hoofdwegen- en hoofdvaarwegennet (Rijksinfrastructuur) 30. spoorsysteem
12) Chemische en Nucleaire industrie
31. vervoer, opslag en productie/verwerking van chemische en nucleaire stoffen
40 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Eisen aan een scenario Na de themakeuze door de Stuurgroep Nationale Veiligheid volgt de scenario-ontwikkeling. Niet ieder scenario is echter geschikt voor gebruik in de Strategie Nationale Veiligheid. Hierna wordt allereerst ingegaan op de eisen die aan een scenario worden gesteld om relevant te zijn voor de nationale veiligheid. Daarna wordt ingegaan op eisen die aan een scenario worden gesteld ten aanzien van de bruikbaarheid en worden overwegingen gegeven bij de keuze van een scenario ten opzichte van de complete set scenario’s.
Uitgangspunten voor een scenario Een belangrijk eerste uitgangspunt is dat alle scenario’s in beginsel mogelijk zijn (plausibel zijn), maar niet dezelfde waarschijnlijkheid hoeven te hebben als andere scenario’s. Een tweede uitgangspunt voor ontwikkeling van scenario’s is dat vooraf de verwachting is dat het scenario een impact heeft op nationale schaal en minstens één van de vitale belangen ernstig wordt aangetast (territoriale veiligheid, fysieke veiligheid, economische veiligheid, ecologische veiligheid, en sociale en politieke stabiliteit). Daarbij dient de lijst van onderscheiden impactcriteria als houvast. Als derde uitgangspunt geldt dat het scenario voldoende informatie bevat om te kunnen scoren op waarschijnlijkheid en impact volgens de daaraan gestelde criteria. Daarmee is niet gezegd dat het scenario exact de scores aangeeft voor de verschillende criteria, maar wel handvatten biedt voor de scoringsexperts om de criteria te kunnen toepassen. Daarnaast worden de volgende algemene eisen aan een scenario gesteld: • het scenario is een plausibel verhaal, met feitelijke ondersteunende informatie; of anders geformuleerd: een verslag van gebeurtenissen die zich kunnen afspelen; • het scenario is uniform beschreven (volgens een schematische opzet), en kan in ernst variëren van redelijk ernstig tot het ergst denkbare; • het is consistent en logisch opgebouwd; • het is mentaal hanteerbaar; • het scenario is dermate concreet dat het mogelijk is er uit af te leiden op welke capaciteiten een beroep moet worden gedaan bij dat scenario; • bij het ontwikkelen van het scenario wordt bestaand beleid meegenomen.
Informatie eisen Daarnaast moeten aan een scenario eisen worden gesteld om de analyse en de scoring ervan mogelijk te maken. Meer in het bijzonder moet het mogelijk zijn te bepalen of een specifiek impactcriterium van toepassing is in het scenario. Er zijn dus de volgende aanvullende eisen aan een scenario: • het bevat voldoende achtergrondgegevens (uit het reële of fictieve verleden) om de context, trigger en aanloop van het scenario te onderbouwen; • het bevat concrete informatie over de aard en de omvang van alle soorten gevolgen die uit de beschreven (reeks van) gebeurtenis(sen) kunnen ontstaan; hiertoe kan de lijst van impactcriteria met de bijbehorende meetgrootheden en indicatoren als checklist dienen; • het bevat geen informatie die voor de rode lijn van de beschreven (reeks van) gebeurtenis(sen) irrelevant is en daardoor de aandacht kan afleiden; • het bevat aanvullende specifieke informatie over geografische locatie, weers-/klimaatomstandigheden, aantallen personen, type bebouwing, of anderszins indien dat van belang is voor de bepaling van aard en omvang van de gevolgen van het scenario, inclusief, bijvoorbeeld, een aanduiding of er in beginsel doden zouden kunnen vallen of zwaargewonden alsnog zouden kunnen overlijden.
Scenario als verdichtingspunt van mogelijke scenario’s Voor de gehele verzameling van scenario’s moet gelden dat zij onderling onderscheidend zijn en de potentiële scenarioruimte afdekken in termen van gradaties van risico; de scenario’s zijn “verdichtingspunten” in het continuüm aan variaties en mogelijkheden. De variatie in de ernst van een scenario tussen een “minimum” en een “maximum” variant kan op een aantal manieren gebeuren. Er zullen dus ernstigere en minder ernstige scenario’s mogelijk kunnen zijn, net als waarschijnlijker en minder waarschijnlijke scenario’s. Het ontwikkelen van verschillende variaties op een scenario is alleen van toepassing als de verwachting is dat de variaties andere inzichten opleveren over de benodigde capaciteiten. Dit kan onder meer bereikt worden door per thema een aantal voldoende van elkaar verschillende varianten te bedenken of door geheel verschillende scenario’s uit te werken, mits deze onderscheidend zijn ten aanzien van de op te leveren capaciteiten.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 41
Scenario’s kunnen bijvoorbeeld van elkaar verschillen naar omvang en intensiteit van de gebeurtenissen en hun gevolgen, en eventueel andere omstandigheden. Door de gebeurtenissen van een scenario te veranderen verandert ook de waarschijnlijkheid van het scenario. Indien het scenario slechts één incident beschrijft, bepaalt in eerste instantie de aard van het incident (en zijn directe oorzaak) de ernst ervan. Door toevoeging van meer of minder gunstige omstandigheden (zoals aantal personen, windrichting, nabijheid cruciale voorzieningen, al dan niet vitaal karakter van een getroffen dienst/bedrijf) kan de ernst van het scenario als geheel worden beïnvloed. Ook bij een reeks van gebeurtenissen kan door zorgvuldige keuze van die gebeurtenissen en bijkomende verzwarende of verlichtende omstandigheden de ernst van het totale scenario worden beïnvloed en tussen een reëel minimum en maximum worden gepositioneerd. Als hulpmiddel bij de ontwikkeling van scenario’s is bijgaand formulier ontwikkeld. Aan de hand van dit formulier kan de scenariogroep nagaan of alle elementen die nodig zijn voor de scoring van het scenario aanwezig zijn.
42 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Scenario-ontwikkeling en waarschijnlijkheid De Strategie Nationale Veiligheid is gebaseerd op het ontwikkelen en beoordelen van scenario’s die een bedreiging vormen voor de vitale belangen van de Nederlandse Staat en/of samenleving. De scenario’s worden beoordeeld op waarschijnlijkheid en op impact. Wat betreft de waarschijnlijkheid dient bij het ontwikkelen van de scenario’s rekening gehouden te worden met een drietal categorieën uitgangspunten: • algemeen • scenariobeschrijving • data-analyse
Algemene uitgangspunten De waarschijnlijkheid wordt niet bepaald voor het specifiek beschreven scenario, maar voor een cluster van scenario’s binnen het thema met vergelijkbaar ernstige gevolgen als beschreven in het specifieke scenario3. Voor het bepalen van de waarschijnlijkheid wordt een indeling in vijf klassen gehanteerd (klassen A t/m E). Binnen deze indeling representeert Klasse A een scenario dat als zeer onwaarschijnlijk wordt gekwalificeerd, klasse E representeert een scenario dat als zeer waarschijnlijk wordt gekwalificeerd. Er is naar gestreefd de verhouding tussen de klassen gelijk te houden. Wanneer het mogelijk is kwantitatieve inschattingen te maken van de waarschijnlijkheid bedraagt de afstand tussen de klassen een factor 10. Het verschil tussen de klassen (op basis van een factor 10) geeft ook een mate van robuustheid met betrekking tot de kansschatting die recht doet aan de onnauwkeurigheid van de kansschatting. De waarschijnlijkheid wordt uitgedrukt als de waarschijnlijkheid dat het scenario gedurende een tijdsperiode van vijf jaar zal plaatsvinden. Voor incidentscenario’s correspondeert deze periode in veel gevallen met de komende 5 jaren; hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken.
3
voorbeeld: De waarschijnlijkheid wordt niet bepaald voor ‘bekende persoon A wordt op locatie B vermoord door terroristische groep C met kenmerken D’ , maar voor ‘een bekende Nederlander wordt vermoord door een terroristische groep met kenmerken D of vergelijkbare kenmerken’
Voor processcenario’s zal de 5-jaars periode standaard op een latere tijdshorizon geplaatst worden (bijvoorbeeld 10-15 jaar, 20-25 jaar vanaf nu), en kunnen bovendien meerdere perioden beschouwd worden. Lees ook “Scenario als verdichtingspunt.”
Uitgangspunten bij de scenariobeschrijving Scenario’s worden onderscheiden naar: 1. incidentgevaar scenario’s 2. incidentdreiging scenario’s 3. processcenario’s 1. De waarschijnlijkheid van een incidentgevaar scenario wordt primair bepaald door (de aard van) het incident en de gevolgen. Het is om deze reden belangrijk dat het scenario een goede beschrijving geeft van de gebeurtenissen die tot het incident leiden, alsmede een heldere beschrijving van alle gevolgen. De waarschijnlijkheid wordt mede beïnvloed door de context waarbinnen het incidentscenario plaatsvindt. Dit betekent dat de scenariobeschrijving inzicht moet geven in relevante technische/technologische of sociale ontwikkelingen, relevante wetgeving, de naleving van de wetgeving en getroffen risicobeheersmaatregelen. 2. De waarschijnlijkheid van een incidentdreiging scenario wordt bepaald door het gegeven dat de voorziene (terroristische) dreiging succesvol zal zijn. Om deze reden wordt de waarschijnlijkheid primair bepaald door de aard van de dreiging en de beoogde gevolgen. Het is om deze reden belangrijk dat het scenario een goede beschrijving geeft van de capaciteiten en intenties van de dreigende partij, alsmede een heldere beschrijving van de beoogde gevolgen. Incidentdreiging scenario’s zijn zeer tijdgebonden. Om deze reden is het belangrijk dat de context van het scenario duidelijk beschreven wordt: de historische ontwikkeling, maatschappelijke omstandigheden ed. De waarschijnlijkheid dat de dreiging succesvol is, wordt mede bepaald door de kwetsbaarheid van de voorziene doelen. De bijlage geeft voor verschillende voorziene doelen inzicht in de aard van de kwetsbaarheid; in voorkomend geval zal het scenario informatie moeten geven over de mate van kwetsbaarheid.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 43
3. De waarschijnlijkheid van een processcenario wordt bepaald door de beschreven ontwikkeling van het scenario in de tijd. Kenmerkend voor een processcenario is dat het gevaar/de dreiging al aanwezig is, maar naar verwachting in de loop van de tijd tot een grotere negatieve impact op de vitale belangen zal leiden. Dit proces verloopt sluipend en is mogelijk niet direct waarneembaar. De waarschijnlijkheid van een processcenario wordt primair bepaald door de aard van het proces, de beschreven gevolgen, de tijdsperiode en de omschreven beleidsmaatregelen door de overheid of andere relevante partijen. De beschrijving van het processcenario dient inzicht te geven in bovengenoemde aspecten.
Uitgangspunten bij data-analyse Omdat we ons richten op ‘ontwrichtende’ incidenten zal voor een groot deel van de scenario’s betrouwbare casuïstiek ontbreken. Daarnaast geldt met name voor dreigingscenario’s en processcenario’s dat deze zich maar zeer beperkt laten karakteriseren door ervaringen vanuit het verleden. Het gevolg is dat de bepaling van de waarschijnlijkheid voor de individuele scenario’s gebaseerd zal zijn op meerdere informatiebronnen: • kwantitatief: -- historische (analoge) gebeurtenissen, casuïstiek; -- probabilistische model- en ontwerp berekeningen, -- faalgegevens elementaire gebeurtenissen in combinatie met netwerkanalyses/beslisbomen. • kwalitatief: -- expertmeningen; -- trendanalyses; -- dreigingsanalyses. De scenariobeschrijving dient expliciet aandacht te geven aan de beschikbare informatiebronnen, zowel kwantitatief als kwalitatief.
44 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Het schema Kwetsbaarheidscore geeft inzicht in de mate van kwetsbaarheid voor de onderscheiden categorieën.
Dreiging van buiten
Infiltratie
Locaties
Kwetsbaarheid HOOG
Kwetsbaarheid LAAG
Meerdere, niet gecontroleerde, toegangen; geen volledig hekwerk Openbare wegen op locatie Geen camerabeveiliging
Volledig gesloten locatie; beperkt aantal toegangen Ingangscontrole en registratie Camerabeveiliging of anderszins insluip beveiliging
Gebouwen Meerdere toegangen Onvoldoende controle en registratie Geen inbraakbeveiliging Meerdere gebruikers
Gesloten gebouw, één bewaakte toegang Identificatie en registratie (personeel,bezoekers,co ntractors) Bouwkundige/elektronische maatregelen tegen inbraak Compartimentering/zones
Transport- Geen beveiliging middelen Geen specifieke training chauffeurs Geen procedures met betrekking tot route, parkeren, incidenten e.d.
Inbraakbeveiliging, startonderbrekers GPS Security training chauffeurs Procedures met betrekking tot route, route- wijzigingen, incidenten, parkeren Gebruik bewaakte parkeerplaatsen
ICT systemen
Geen informatiebeleid Omvangrijk aantal internettoegangen tot systemen Geen/beperkt beleid en naleving met betrekking tot anti-virus beveiliging, firewalls, passwords Niet BS 7799 gecertificeerd Geen calamiteitenplan; geen goede back-up Incompetente stafmedewerkers of onderbezetting
Informatiebeleid op papier en gecommuniceerd Toegang tot systemen gecontroleerd, beveiligd Anti-virus beveiliging, firewall, naleving password beleid BS 7799 gecertificeerd Calamiteitenplan aanwezig en geoefend Actieve betrokkenheid bij uitwisselen beveiligingsinformatie
Personen
Geen beveiliging
Persoonsbeveiliging 24 u/dg Camerabeveiliging woning, insluipbeveiliging Planning routes, verblijfplaats e.d.
Geen screening, antecedenten onderzoek Veel inzet contractors, uitzendkrachten Slecht personeelsbeleid, slechte werksfeer Geen toezicht/procedures m.b.t. gevoelige informatie
Screening personeel en tijdelijke krachten, werknemers derden Strikte regels voor inhuur contractors, uitzendpersoneel Open communicatie, goed personeelsbeleid Goede awareness personeel voor afwijkende zaken
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 45
Het toekennen van de impactscores Het beoordelen van de impact van een scenario volgens de impactcriteria gaat in een aantal stappen: 1. is de informatie in de scenariobeschrijving voldoende, volledig en begrijpelijk om de impact te kunnen scoren? 2. welke vitale producten en diensten worden aangetast? 3. is een impactcriterium van toepassing? 4. hoe scoort het impactcriterium? 5. moet onzekerheid leiden tot een onder- en bovengrens?; 6. nagaan of een eventuele correctie van het waarderingslabel (of interval) nodig is. 7. vertalen van de scoringsinformatie naar een waarderingslabel, eventueel een labelinterval;
Toelichting op 1. is de informatie in het scenario voldoende? Het scenario moet voldoende informatie bevatten om op de juiste wijze te kunnen scoren. Let op de aanwezigheid van voldoende specifieke informatie, inclusief achtergrondgegevens (bijvoorbeeld uit het verleden, of fictief opgesteld).
Toelichting op 2. welke vitale producten en diensten worden aangetast? In alle gevallen moet worden nagegaan (met behulp van de tabel) welke vitale producten en diensten worden aangetast. Neem dit mee bij het scoren van ieder impactcriterium.
Daarom wordt aan het impactcriterium voor langdurige aantasting van het milieu en de natuur (flora en fauna) (C4.1) de score X (“niet van toepassing”) toegekend. Een grote rel leidt tot een aantal ernstig gewonden, maar geen doden. De score voor doden is dan 0 (behorende tot het interval 0 tot 10 doden, zie bij impactcriterium C2.1) in plaats van X (“niet van toepassing”), omdat er bij het incident in potentie wél doden kunnen vallen. Het impactcriterium is dan wél van toepassing, maar neemt in het specifieke scenario een waarde nul aan, wat zal leiden tot de toekenning van het label A (zie bij stap 5).
Toelichting op 4. hoe scoort het impactcriterium? Het scoren van een impactcriterium geschiedt met behulp van kwantitatieve of kwalitatieve indicatoren. Het gaat daarbij in veel gevallen om aantallen personen, oppervlakte van een gebied, een tijdsduur of combinaties ervan. Bij kwalitatieve indicatoren moet worden vastgesteld in welke mate een indicator van toepassing is. Een belangrijke regel is dat slechts 1e of 2e orde effecten worden gescoord, d.w.z. effecten die direct als gevolg van de gebeurtenissen in het scenario optreden dan wel in een automatische oorzaak-gevolg keten. Zodra sprake is van besluitvorming over bijvoorbeeld responsmaatregelen die op hun beurt ook weer voor ongewenste effecten kunnen zorgen, worden die laatste effecten niet gescoord.
Het is mogelijk dat een impactcriterium in het geheel niet van toepassing is voor het scenario. In dit geval wordt de score aangeduid met ‘X’ (of ‘NVT’). Het gevolg is dat voor zo’n scenario het betreffende impactcriterium niet wordt meegenomen in de eindbeoordeling.
Voorbeeld Als gevolg van een ernstig ongeval in een chemische fabriek wordt door de overheid tot gedeeltelijke evacuatie besloten. De gevolgen van die evacuatie kunnen deels negatief zijn, maar worden toch niet meegenomen in de scoring omdat evacuatie niet een automatisch gevolg hoeft te zijn van een ongeval en zorgvuldige besluitvorming behoeft. NB De gevolgen van een evacuatie worden wèl meegenomen indien de evacuatie deel van het scenarioverhaal is.
Voorbeeld: Een terroristische aanslag op personen of objecten heeft over het algemeen geen enkele invloed op de ecologische veiligheid.
In het scoringsmechanisme voor een aantal impactcriteria is de tijdsduur expliciet als meetgrootheid opgenomen. Indien dat niet het geval is (bijvoorbeeld bij C3.1.A Kosten), moet een 5-jaarsperiode worden aangehouden.
Toelichting op 3. is een criterium van toepassing?
Bij de vaststelling van de scores kunnen experts gebruik maken van invulformulieren.
46 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Toelichting op 5. Onzekerheid Bij elk impactcriterium is een tabel opgenomen. In deze tabel dient het volgende aangegeven te worden: • V (verwachte waarde: het is het meest waarschijnlijk dat de score op de meetgrootheden c.q. de indicatorscore in dit vak valt maar het zou wellicht iets meer of minder kunnen zijn); • O (ondergrens: de score is vrijwel zeker gelijk aan of meer dan O); • B (bovengrens: de score is vrijwel zeker gelijk aan of minder dan B). De V, B en/of O kunnen in hetzelfde vakje staan wanneer de ondergrens en bovengrens dicht bij de verwachte waarde liggen. Deze grenzen zijn een manier om diverse soorten van onzekerheid te modelleren, zoals dat de experts niet precies weten wat het effect zou kunnen zijn of als er onenigheid is tussen de experts over de juiste waarden van
de score. In het laatste geval zou de V (verwachte waarde) het meerderheidsstandpunt kunnen representeren en B en/of O de afwijkende meningen. Het gevolg is dat het totale interval [O..V..B] het bereik aan meningen afdekt. Argumentatie en uitleg van de scoring dienen aan het scoringsrapport te worden toegevoegd en dienen op de verhaallijn van het scenario te worden gebaseerd. De grenzen worden in een gevoeligheidsanalyse gebruikt om te onderzoeken in hoeverre deze onzekerheid het eindoordeel op impact beïnvloedt. Het belang van onzekerheid in de NRB gaat echter verder dan deze onzekerheidsanalyse. Zoals Van Asselt (2013) opmerkt is de NRB in feite een poging “om met behulp van toekomstverkenning relevante onzekerheden te onderzoeken en er grondig over te discussiëren” teneinde zo gefundeerd mogelijke beleidskeuzes te kunnen maken over te versterken capaciteiten.
Voorbeeld oppervlakte → tijdsduur ↓
Lokaal max. 100 km² (< 0,25% opp.)
Regionaal 100-1000 km² (0,25% - 2,5% opp.)
O
V
Provinciaal 1000 – 10.000 km² (2,5% - 25%opp.)
Landelijk > 10.000 km² (> 25% opp.)
2 tot 6 dagen 1 tot 4 weken 1 -6 maanden
B
½ jaar of langer
Toelichting op 6. Is een correctie nodig? Bij vrijwel alle impactcriteria is een correctiemogelijkheid aangegeven. Deze houdt in dat de uiteindelijk vast te stellen score van het impactcriterium kan worden gecorrigeerd naar een hogere of lagere waarde op basis van een aanvullende overweging. De correctiemogelijkheid wordt zo nodig voor de Ondergrens, Verwachte waarde en Bovengrens apart aangegeven. Voorbeeld Indien de bevolkingsdichtheid van een getroffen gebied gering is, zijn de gevolgen van een crisis kleiner dan bij een gemiddelde bevolkingsdichtheid. Een ander voorbeeld is dat indien de uitingen van maatschappelijke onrust grootschalig en langdurig zijn, de waardering van sociaal-psychologische impact wordt verzwaard.
Toelichting op 7. Labeltoekenning De experts scoren zoals hierboven aangegeven in de tabel die hoort bij ieder specifiek criterium en bepalen de onzekerheid en de correctiefactor. De voorzitter van de werkgroep zet vervolgens de scores om in labels (A-E) middels de tabellen die hier te vinden zijn. De klassenindeling heeft de volgende betekenis: A. Beperkt gevolg B. Aanzienlijk gevolg C. Ernstig gevolg D. Zeer ernstig gevolg E. Catastrofaal gevolg Ingeval het impactcriterium niet van toepassing is wordt een X gescoord.
Argumentatie en uitleg van de argumentatie die leidt tot de score, het toekennen van onder- en bovengrens en het toepassen van een correctiefactor moeten in het scoringsrapport worden toegevoegd.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 47
Impactcriterium 1.1 Aantasting van de integriteit van het grondgebied Impactcriterium 1.1 heeft betrekking op het vitale belang Territoriale veiligheid: “Het ongestoord functioneren van Nederland als onafhankelijke staat in brede zin, dan wel de territoriale integriteit in enge zin.” Impactcriterium 1.1 luidt: “Het feitelijke of functionele verlies van, dan wel het buiten gebruik en/of toegankelijk zijn van dan wel het verlies van zeggenschap over delen van het Koninkrijk der Nederlanden (inclusief gebieds-delen overzee en inclusief territoriale wateren en het luchtruim).” Onder functioneel verlies wordt vooral verstaan het verlies van het gebruik van gebouwen, woningen, infrastructuur, wegen en grond.
Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: buiten oevers treden rivier, terroristische aanslag in Nederland, afscheiding van een regio, uitbraak van dierziekten, aanval buitenlandse mogendheid, beschadiging of verlies van zeggenschap over en/of bezit van Nederlandse ambassades, chemische/biologische/nucleaire besmetting. Als indicatoren voor het meten van de impact worden gehanteerd: • de oppervlakte van het bedreigde of aangetaste gebied (geografische afbakening); • de tijdsduur gedurende welke het gebied wordt bedreigd of aangetast; • de bevolkingsdichtheid van het betreffende gebied.
Het criterium is wel/niet van toepassing
oppervlakte→ tijdsduur ↓
Lokaal max. 100 km² (< 0,25% opp.)
Regionaal 100-1000 km² (0,25% - 2,5% opp.)
Provinciaal 1000 – 10.000 km² (2,5% - 25%opp.)
Landelijk > 10.000 km² (> 25% opp.)
2 tot 6 dagen 1 tot 4 weken 1 -6 maanden ½ jaar of langer Is de bevolkingsdichtheid in het gebied gemiddeld < 250 personen / km²?
Ja/Nee
Is de bevolkingsdichtheid in het gebied gemiddeld > 750 personen / km²?
Ja/Nee
Aantasting van de gebruikmaking van de digitale ruimte (cyber space) wordt niet onder dit criterium gescoord. Dit aspect valt onder “toegang tot internet” als een van de vitale producten en diensten en wordt als een indicator onder criterium C5.1 genoemd voor zover het (virtuele) bereikbaarheid en communicatie betreft.
48 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Voor het bepalen van de bevolkingsdichtheden in Nederland kan gebruik gemaakt worden van navolgende kaart (bron RIVM).
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 49
Impactcriterium 1.2 Aantasting van de integriteit van de internationale positie van Nederland Impactcriterium 1.2 heeft betrekking op het vitale belang Territoriale veiligheid: “Het ongestoord functioneren van Nederland als onafhankelijke staat in brede zin, dan wel de territoriale integriteit in enge zin.” Impactcriterium 1.2 luidt: “De beschadiging van het aanzien of de invloed of het optreden van Nederland in het buitenland“ Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: terroristische aanslag op ambassade(s), uiteenvallen van internationale organisatie(s), Srebrenica – scenario, toenemende aantallen zich elders misdragende Nederlanders, uitlatingen van Nederlanders of Nederlandse media die door groeperingen als (uiterst) provocatief worden opgevat. Ook uitlatingen van Nederlandse politici, Nederlands buitenlands beleid en/of Nederlands ethisch beleid (denk aan softdrugs, abortus en euthanasie) kan de internationale positie van Nederland aantasten. Er zijn andere oorzaken denkbaar die het functioneren van Nederlandse ambassades en andere vertegenwoordigingen in het buitenland negatief kunnen beïnvloeden: overstromingen, ziektes, andere ongelukken zonder kwade opzet. In deze gevallen wordt weliswaar (eventuele ernstige) hinder ondervonden, maar wordt de integriteit van de internationale positie of invloed van Nederland niet aangetast. Meestal zullen andere ambassades (van bevriende landen en/of organisaties) de taken tijdelijk overnemen. Deze gevallen geven dus geen aanleiding tot een relevante impactscore op dit criterium, wel eventueel op criterium 1.1. Omgekeerd kunnen deze oorzaken wel tot een relevante impactscore leiden als deze gebeurtenissen in Nederland zelf plaatsvinden en dus buitenlandse ambassades en vertegenwoordigingen betreffen. Daardoor kan het aanzien van Nederland beïnvloed worden.
Er is een aantal indicatoren dat invulling geeft aan dit criterium. Deze worden als volgt in categorieën ingedeeld: 1. Acties • demonstraties tegen Nederland/EU/NAVO/Westen gericht; • bedreigingen tegen ambassades/vertegenwoordigingen (inclusief materieel en/of personeel) en/of andere doelen van Nederland/EU/NAVO/Westen (inclusief aanvallen op Nederlandse missies) gericht; • negatieve publiciteit en/of haatcampagnes in media en/ of websites en/of cyberaanvallen e.d. tegen Nederland/ EU/NAVO/Westen; • het uitspreken van één of meer “fatwa’s” tegen invloedrijke/aanzienlijke personen in Nederland/EU/ NAVO/Westen. 2. Politieke betrekkingen • uitwijzing van diplomaten en/of beëindiging van diplomatieke betrekkingen met Nederland/EU/NAVO/ Westen; • afwijzen dan wel afzeggen van belangrijke bezoeken door vertegenwoordigers van Nederland/EU/NAVO/ Westen aan andere landen, dan wel door buitenlandse vertegenwoordigers aan Nederland/EU/NAVO/Westen; • blokvorming tegen Nederland/EU/NAVO/Westen; • afzeggen of boycotten van internationale politieke conferenties in Nederland georganiseerd door Nederland of andere landen/organisaties. 3. Niet-politieke betrekkingen (NB de financiële schade ervan valt onder criterium 3.1) • boycot van goederen uit Nederland/EU/NAVO/Westen; • afwijzen dan wel afzeggen van handelsovereenkomsten en /of andere (commerciële) overeenkomsten met Nederland/EU/NAVO/Westen; • boycot van culturele evenementen (bijv. voorstellingen, tentoonstellingen, sport) georganiseerd door Nederland/EU/NAVO/Westen in het buitenland, dan wel in Nederland/EU/NAVO/Westen door andere landen of Nederland zelf; • afwijzen dan wel afzeggen van culturele overeenkomsten met Nederland/EU/NAVO/Westen • teruglopend toerisme naar Nederland/EU/NAVO/ Westen; • en andere (bijv. wetenschappelijke) evenementen.
50 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
De klassenindeling wordt vervolgens gebaseerd op: het aantal indicatorcategorieën dat van toepassing is; het aantal indicatoren per relevante categorie dat van toepassing is; de ernst waarmee de indicatoren worden aangetast. De gradatie “beperkt” geldt indien er per relevante categorie maximaal slechts één indicator van toepassing is en als deze indicator niet in ernstige mate van toepassing is. De gradatie “aanzienlijk” geldt indien over de relevante categorieën opgeteld meer dan de helft van de bovengenoemde individuele indicatoren van toepassing is, ongeacht de ernst ervan. De gradatie “gemiddeld” geldt voor de overige (tussengelegen) gevallen.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 51
Impactcriterium 2.1 Doden Impactcriterium 2.1. heeft betrekking op het vitale belang Fysieke veiligheid “Het ongestoord functioneren van de mens in Nederland en zijn omgeving.” Criterium 2.1 luidt: “Dodelijk letsel, direct overlijden of vervroegd overlijden binnen een periode van 20 jaar.”
Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: ongeluk in chemische fabriek, grootscheepse dijkdoorbraak, terroristische aanslag, uitbraak van een epidemie, grootschalige onlusten. Als indicatoren voor het meten van de impact worden gehanteerd: • het aantal doden als gevolg van het incident; • het tijdstip van overlijden.
Het criterium is wel/niet van toepassing
aantal → tijdstip ↓
< 10
10-100
1001000
1000-10.000 > 10.000
Direct overlijden (binnen 1 jaar) Vervroegd overlijden (binnen 20 jaar)
Ingeval beide categorieën (Direct overlijden en Vervroegd overlijden) van toepassing zijn, geldt de score voor de hoogste impact klasse.
52 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Impactcriterium 2.2 Ernstig gewonden en chronisch zieken Criterium 2.2. heeft betrekking op het vitale belang Fysieke veiligheid “Het ongestoord functioneren van de mens in Nederland en zijn omgeving.” Criterium 2.2 luidt: “Letselgevallen behorend tot categorie T1 en T24, en personen met langdurige of blijvende gezondheidsproblemen zoals ademhalingsklachten, ernstige verbrandingen of huidaandoeningen, gehoor-beschadiging, lijden aan post-traumatisch stress syndroom (PTSS). Slachtoffers behorend tot categorie T1 of T2 hebben onmiddellijk medische hulp nodig en dienen direct behandeld te worden (T1) dan wel moeten continu bewaakt worden met een behandeling binnen 6 uur (T2). Chronisch zieken zijn personen die gedurende lange periode (> 1 jaar) beperkingen ondervinden: medische zorg nodig hebben, niet of gedeeltelijk kunnen deelnemen aan het arbeidsproces, door hun ziekte belemmering ervaren in het sociale functioneren.”
Indien uit het scenario blijkt dat een aantal slachtoffers behorend tot de categorie T1 of T2 niet binnen 1 uur (T1) of binnen 6 uur (T2) afdoende kan worden geholpen, doordat ze niet door hulpdiensten kunnen worden bereikt of door gebrek aan goede hulpmiddelen, dienen die slachtoffers te worden beschouwd als ‘direct overleden’ en in die categorie te worden meegeteld. In de beschrijving van het scenario dient wel steeds expliciet te worden opgenomen hoeveel slachtoffers er in de categorieën T1 en T2 zijn gevallen, ook als ze door het ontbreken van tijdige hulp overlijden, omdat dit een aangrijpingspunt is voor de strategische planning. Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: ongeluk in chemische fabriek, terroristische aanslag met biologische of chemische wapens, grootschalige onlusten, Srebrenica-scenario.
Als indicator voor het meten van de impact wordt het aantal chronisch zieken en ernstig gewonden genomen. Het criterium is wel/niet van toepassing
Aantal
4
< 10
10-100
100-1000
1000-10.000
> 10.000
T1 en T2 zijn triageklassen uit de urgentiegeneeskunde
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 53
Impactcriterium 2.3 Lichamelijk lijden (gebrek aan primaire levensbehoeften) Criterium 2.3. heeft betrekking op het vitale belang Fysieke veiligheid “Het ongestoord functioneren van de mens in Nederland en zijn omgeving.” Criterium 2.3 luidt: “Blootstelling aan extreme weers-omstandigheden, alsmede het gebrek aan voedsel, drinkwater, energie, onderdak, basale sanitair of anderszins primaire levensbehoeften.”
Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: terroristische aanslag op drinkwatervoorziening of energievoorziening, langdurige omgevingsbesmetting, vrijkomen straling als gevolg van incident met kernreactor, toxische wolk of biologisch agens, grootschalige destructie door natuurramp, explosie of stadsbrand. Als indicatoren voor het meten van de impact worden gehanteerd: • aantal getroffenen; • tijdsduur.
Het criterium is wel/niet van toepassing aantal → tijdsdduur ↓
< 10.000 getroffenen
< 100.000 getroffenen <1.000.000 getroffenen
>1.000.000 getroffenen
2 tot 6 dagen 1 tot 4 weken 1 maand of langer
54 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Impactcriterium 3.1 Kosten en aantasting economie Criterium 3.1 heeft betrekking op het vitale belang Economische veiligheid “Het ongestoord functioneren van Nederland als een effectieve en efficiënte economie.” Aantasting van de economische veiligheid wordt gemeten aan de hand van twee aspecten: A. kosten: geldbedrag in termen van herstelkosten voor geleden schade, extra kosten en gederfde inkomsten B. aantasting van de vitaliteit van de Nederlandse economie Zowel criterium 3.1a als 3.1b dient gescoord te worden, de hoogste score wordt verwerkt. N.B.: Bij de scoring van de aantasting van de economische veiligheid moeten eerst beide aspecten worden beoordeeld en in de tabellen worden gescoord. De hoogste hierbij verkregen labelwaarde geldt als de labelwaarde voor het criterium 3.1 voor het betreffende scenario. Echter, beide impactscores en hun motivering zullen in beschouwing worden genomen bij het nagaan van de te nemen maatregelen en de daarvoor benodigde capaciteiten.
Het is daarom noodzakelijk dat volledige gegevens voor beide impactcriteria worden verstrekt, en beredeneerd worden gemotiveerd.
A Kosten Criterium 3.1. A luidt: “Geldbedrag in termen van herstelkosten voor geleden schade, extra kosten en gederfde inkomsten.” Mogelijke bedreigingsoorzaken Voorbeelden van bedreigingsoorzaken zijn: grootschalige vluchtelingenstromen, pandemie met massale uitval arbeidskrachten, besmettelijke dierziekten (mond en klauwzeer), gewapend conflict in regio waaruit Nederland grondstoffen betrekt, grootschalige uitval betalingssystemen, instorten financiële markten. Dit criterium behandelt kosten over de in het scenario beschreven periode van vijf jaar. Als indicatoren voor het meten van de impact worden gehanteerd: • materiële schaden en kosten; • gezondheid schaden en kosten; • financiële schaden en kosten; • kosten van bestrijding, hulpverlening en herstel.
De impact wordt gebaseerd op de totaal geleden schade in geld; de schaden in de afzonderlijke categorieën 1 t/m 4 worden opgeteld. Het criterium is wel/niet van toepassing Kosten in €
< 50 miljoen
< 500 miljoen < 5 miljard
< 50 miljard
> 50 miljard
1. materiële schade 2. gezondheid schade 3. financiële schade 4. bestrijdingskosten en herstel economische schade totaal
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 55
Toelichting op de individuele indicatoren voor schaden en kosten van een incident. Zie bijlage voor de kengetallen die gebruikt kunnen worden bij de schatting van de kosten. 1. Materiële schade • Materiële schade aan gebouwen, woningen en infrastructuurobjecten; Waardebegrip: herbouwwaarde (inclusief opruimingskosten) • Materiële schade aan inventaris, machines, installaties, voer-/vaartuigen, voorraden; verlies van levende have; Waardebegrip: vervangingswaarde • Reconstructiekosten (ICT)databestanden. Kosten: integrale kostprijs inzet administratieve/ICT-medewerkers 2. Gezondheidschade • Kosten van uitkeringen bij overlijden; • Extra kosten van gezondheidszorg; Kostenelementen • bruto kosten van ziekenhuisopname (inclusief behandeling en ambulance); • langdurige zorg in verpleeghuizen, revalidatie klinieken; • evt. correctie voor vermindering van reguliere zorgvraag bij volledige belasting van het gezondheidszorgapparaat. • Extra kosten van arbeidsongeschiktheid en weduwen/ wezenpensioen. Kostenelementen • uitkering arbeidsongeschiktheid slachtoffers; • uitkering (pré-)pensioenen nabestaanden. 3. Financiële schade • Directe bedrijfsschade als gevolg van materiële schade en/of uitval werknemers en/of onbruikbaarheid locatie; • herstelperiode is maat voor tijdsduur bedrijfsschade; Waardebegrip • netto toegevoegde waarde (exclusief afschrijvingen) – materiële schade; • bruto toegevoegde waarde – uitval werknemers, onbruikbaarheid locatie. • Indirecte bedrijfsschade als gevolg van uitval van vraag of uitval van toeleveringen (materialen, grondstoffen, energiedragers), of uitval communicatie/ transport/ nutsvoorzieningen; Waardebegrip • bruto toegevoegde waarde evt. correctie voor substitutie-effecten (vervangende vraag of nieuwe vraag) • Directe vermogensschade bedrijven als gevolg van claims, boetes of vervreemding (bijvoorbeeld nationalisatie bedrijf), of directe vermogensschade particulieren (bijvoorbeeld onteigening huis).
4. Bestrijdingkosten • Totale kosten inzet operationele diensten ten behoeve van bestrijding, hulpverlening, opvang en evacuatie; Kosten • integrale kostprijs van inzet operationele diensten • Opruiming- en herstelkosten als gevolg van schade aan natuur en milieu. Kosten • Integrale kostprijs van inzet medewerkers en hersteldiensten
B Aantasting van de vitaliteit van de NL economie Criterium 3.1. B luidt: “Aantasting van de vitaliteit van de Nederlandse economie.” Voorbeelden van bedreigingsoorzaken zijn: wegvallen van afzetmarkten, grote schaarste aan grond- en hulpstoffen, uiteenvallen van de E(M)U, onvoldoende toezicht op financiële markten, ontstaan van (staats)monopolies, onvoldoende vervoersmobiliteit, aantasting overlegstructuren tussen overheid, werkgevers en werknemers. Bij aantasting van de vitaliteit van de Nederlandse economie gaat het enerzijds om het weerstandsvermogen van de economie (dat is het vermogen tot aanpassing aan en absorptie van externe schokken) en anderzijds om productie-gerelateerde factoren, zoals markttoegang, kennistoegang, beschikbaarheid productiefactoren. Belangrijk voor de vitaliteit is tevens de breedte waarin de nationale productie wordt getroffen: is het probleem geconcentreerd of doet het zich voor over een breed spectrum van economische activiteiten? Als indicatoren voor het meten van de impact worden gehanteerd: • daling van het reële inkomen per hoofd van de bevolking; • toename van het financieringstekort als percentage van het BNP (nationale overheid; EMU definitie); • toename van werkloosheid (internationale definitie). Als additioneel criterium wordt gehanteerd • aandeel van getroffen sectoren in de nationale productie (bruto toegevoegde waarde) in samenhang met de duur van de verstoring.
56 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
De impact wordt gebaseerd op het aantal indicatoren dat van toepassing is, alsmede de omvang van deze indicatoren. De beoordeling van de omvang van de onderscheiden indicatoren wordt uiteengezet in onderstaande tabel. De toelichting bij het impactcriterium geeft inzicht in de gehanteerde definities en geeft de onderbouwing voor de gekozen grenswaarden van de onderscheiden indicatoren. Omvang
Daling reële inkomen per hoofd van de bevolking
EMU tekort (nationale overheid)
Stijging werkloosheid
Beperkt
daalt met 0-1% gedurende tenminste 1 jaar
stijgt tot 4-6% van BNP gedurende tenminste 2 jaar
stijgt met 2% tot 3% in 1 jaar
Gemiddeld
daalt met 1-2% gedurende tenminste 1 jaar
stijgt tot 6-8% van BNP gedurende tenminste 2 jaar
stijgt met 3% tot 5% in 1 jaar
Aanzienlijk
daalt met meer dan 2% gedurende tenminste 1 jaar
stijgt tot meer dan 8% van BNP gedurende tenminste 2 jaar
stijgt meer dan 5% in 1 jaar
Onderstaande tabel geeft de vertaling van aantal en omvang van de indicatoren naar de impactklasse: Het criterium is wel/niet van toepassing Aantal relevante indicatoren
1 indicator
2 indicatoren
3 indicatoren
Omvang alle indicatoren scoren max. beperkt 1 indicator scoort max. gemiddeld 2 of meer indicatoren scoren max. gemiddeld
-
1 indicator scoort aanzienlijk, overige max. beperkt 1 indicator scoort aanzienlijk, overige max. gemiddeld 2 of meer indicatoren scoren aanzienlijk
-
Bedraagt het aandeel van de bruto toegevoegde waarde van de getroffen sectoren meer dan 10% van het bruto nationaal product (zie bijlage) Ja / Nee Is de tijdsduur van beïnvloeding ten minste één maand
De ondergrenzen van de indicatoren zoals vermeld in de categorie ‘Omvang beperkt’ moeten beschouwd worden als ‘baseline’, thans gedateerd 2012. Dit betekent dat het eindoordeel op dit criterium een A is, ingeval: • het reële inkomen per hoofd van de bevolking stijgt, en • het EMU tekort onder de 4% van het BNP blijft, en • de werkloosheid met minder dan 2% stijgt, ervan uitgaande dat het criterium in beginsel van toepassing is voor het beschouwde scenario (anders is het eindoordeel NVT).
Ja / Nee
Het resultaat van de impactscore wordt gecorrigeerd: • indien het aandeel van de bruto toegevoegde waarde van de getroffen sectoren meer beloopt dan 10% van het bruto nationaal product (Zie de Toelichting) en de tijdsduur van invloed ten minste een maand is, dan +1 (bijv. C wordt D).
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 57
Impactcriterium 4.1 Langdurige aantasting van het milieu en natuur (flora en fauna) Criterium 4.1 heeft betrekking op het vitale belang Ecologische veiligheid “Het ongestoord blijven voortbestaan van de natuurlijke leefomgeving in en nabij Nederland.” Criterium 4.1 luidt: “Langdurige of blijvende aantasting van de kwaliteit van het milieu, waaronder verontreiniging van lucht, water of bodem, en langdurige of blijvende verstoring van de oorspronkelijke ecologische functie, zoals het verlies van soortendiversiteit flora en fauna, verlies van bijzondere ecosystemen, overrompeling door uitheemse soorten.” Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: incidenten waarbij grote hoeveelheden (eco)toxische stoffen in het milieu vrijkomen, zoals een ongeluk in een chemische fabriek of in een kernreactor, een olieramp op de Noordzee, of een gewapend conflict met gebruik van CBRN wapens. Daarnaast ook incidenten waarbij natuurgebieden worden blootgesteld aan grote fysische schade, bijvoorbeeld door brand, incidenten die het gevolg zijn van klimaatverandering zoals verstoringen in het beheer van oppervlaktewater (overstromingen) en de gevolgen daarvan (zoals verzilting van de bodem), noodweer (tornado’s). Aantasting van de ecologische veiligheid wordt gemeten aan de hand van twee aspecten: A. aantasting van natuur- en landschappelijke gebieden die als beschermwaardig zijn aangewezen B. aantasting van het milieu in algemene zin, ook buiten de genoemde natuur- en landschappelijke gebieden N.B.: Bij de scoring van de aantasting van de ecologische veiligheid moeten eerst beide impactcriteria worden beoordeeld en in de tabellen worden gescoord. De hoogste hierbij verkregen labelwaarde geldt als de labelwaarde voor het criterium 4.1 voor het betreffende scenario. Echter, beide impactscores en hun motivering zullen in beschouwing worden genomen bij het nagaan van de te nemen maatregelen en de daarvoor benodigde capaciteiten. Het is daarom noodzakelijk dat volledige gegevens voor beide impactcriteria worden verstrekt, en beredeneerd worden gemotiveerd. Het criterium is van toepassing indien er sprake is van een ernstige aantasting van de onder A en B genoemde natuur- en milieuwaarden. In de methodiek van de Nationale Risico Beoordeling is afgesproken dat wanneer een criterium in een voorliggend scenario niet scoort, maar
een ernstiger variant van datzelfde scenario mogelijkerwijs wél leidt tot een impactscore, het criterium wél van toepassing is, en dat in dergelijke gevallen de laagste impactscore gehanteerd wordt (label A). Bij de bepaling van de impactscore speelt de verwachte tijdsduur van de aantasting een globale rol. Indien de verwachte tijdsduur minder is dan een jaar, wordt voor alle gevallen de laagste score gehanteerd (label A); bij een verwachte tijdsduur van langer dan tien jaar (een ‘permanente aantasting’) dan worden de labelwaarden met één stap verhoogd.
A Impact op specifieke natuur- en landschappelijke gebieden (flora en fauna) Aantasting van flora- en faunagebieden die bij wet of beleidsmatig als beschermwaardig zijn aangewezen (verder genoemd ‘natuurgebieden’). Bij de bepaling van de ernst het effect wordt er vanuit gegaan dat het betreffende natuurgebied zodanig wordt aangetast dat het gebied en de daarin voorkomende kenmerkende soorten niet langer verkeren in een ‘gunstige staat van instandhouding’5, en dat ‘natuurlijke regeneratie’6 van een gunstige staat van instandhouding slechts op langere termijn kan worden verwacht. In feite betekent dit dat het natuurgebied voor de nabije toekomst als ‘verloren’ kan worden beschouwd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen drie typen beleidsmatig verschillende natuurgebieden: broedgebieden van weidevogels (in het agrarisch gebied de zogenaamde ‘high nature value’ gebieden) ; de Ecologische Hoofdstructuur (EHS): dat zijn de EHS natuurgebieden uitgezonderd die EHS gebieden die ook tot Natura 2000 behoren, verder aangeduid als ‘EHS gebieden’; en de natuurgebieden aangewezen in de Natura 2000 regelgeving, verder aangeduid als ‘Natura 2000 gebieden’. Voor een overzicht van de drie typen zie de kaarten in de figuren 5.2 en 5.3.
5
6
Voor een nadere uitleg van het begrip ‘staat van instadhouding’ zie de Richtlijn 92/43/EEG (http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/ LexUriServ.do?uri=CONSLEG:1992L0043:20070101:NL:PDF). Onder ‘natuurlijke regeneratie’ wordt verstaan ‘de terugkeer van aangetaste natuurlijke rijkdommen en/of ecosysteemfuncties tot de referentietoestand’ (zie Richlijn 2004/35/EG, http://eur-lex.
europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2004:143:0 056:0075:nl:PDF).
58 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Overzicht van de broedgebieden van weidevogels, de zogenaamde ‘high nature value’ agrarische gebieden. Deze broedgebieden van weidevogels zijn op deze kaart aangegeven in donkerblauw en groen. Figuur 5.2
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 59
Overzicht van de Ecologische Hoofdstructuur gebieden (EHS) (2012) Overzicht van de Natura 2000 gebieden, al dan niet behorend tot de Ecologische Hoofdstructuur (2008).
Natura 2000-gebieden in Nederland ontwerpbesluiten 3e tranche
6 Duinen Schiermonnikoog
7 Noordzeekustzone
5 Duinen Ameland
4 Duinen Terschelling 8 Lauwersmeer 1 Waddenzee
3 Duinen Vliel and
9 Groote Wielen 19 Leekstermeergebied 13 Alde Feanen
2 Duinen en Lage Land Texel
12 Sneekermeergebied 11 Witte en Zwarte Brekken
Legenda
17 Bakkeveense Duinen
16 15 Wijnjeterper Schar Van Oordts Mersken 14 Deelen
Vogelrichtlijngebied (VR)
34 Weerribben
162 Abtskolk & De Putten
Andere Natura 2000-gebieden
29 Havelte-Oost
21 Lieftinghsbroek 26 Drouwenerzand
27 Drents-Friese Wold & Leggelderveld
28 Elperstroomgebied
18 Rottige Meenthe & Brandemeer
72 IJsselmeer
85 Zwanenwater & Pettemerduinen
VR + HR
25 Drentsche Aa-gebied
24 Witterveld
84 Duinen Den Helder-Callantsoog
Habitatrichtlijngebied (HR)
22 Norgerholt
23 Fochteloërveen
10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving
3e tranche
20 Zuidlaardermeergebied
31 Mantingerbos
30 Dwingelderveld
32 Mantingerzand
35 Wieden
86 Schoorlse Duinen
33 Bargerveen
37 74 Olde Maten & Veerslootslanden Zwarte Meer 87 Noordhollands Duinreservaat
89 Eilandspolder
93 Polder Zeevang 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder
75 Ketelmeer & Vossemeer
73 Markermeer & IJmeer
36 Uiterwaarden Zwarte Water en Vecht 39 Vecht- en Beneden-Reggegebied
91 Polder Westzaan 92 Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske
40 Engbertsdijksvenen 45 Springendal & Da l van de Mosbeek 46 Bergvennen & Brecklenkampse Veld 47 Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek 43 49 48 Wierdense Veld Dinkelland Lemselermaten
78 Oostvaardersplassen 79 Lepelaarplassen
88 Kennemerland-Zuid
83 Botshol
96 Coepelduynen
97 Meijendel & Berkheide
102 De Wilck
98 Westduinpark & Wapendal
103 Nieuwkoopse Plassen & De Haeck
108 Oude Maas
115 Grevelingen
107 106 Boezems Kinderdijk Donkse Laagten
110 Oudeland van Strijen
116 Kop van Schouwen
81 Kolland & Overlangbroek
58 Landgoederen Brummen
111 Hollands Diep
63 Bekendelle
130 Langstraat
69 Bruuk
142 Sint Jansberg
132 Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek
141 Oeffelter Meent
143 Zeldersche Driessen
131 Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen 145 Maasduinen
120 Zoommeer
121 Yerseke en Kapelse Moer 127 Markiezaat
128 Brabantse Wal
122 Westerschelde & Saeftinghe
124 Groote Gat
126 Vogelkreek
125 Canisvlietse Kreek
64 Wooldse Veen
67 Gelderse Poort
118 Oosterschelde 119 Veerse Meer
54 Witte Veen 53 Buurserzand & Haaksbergerveen
62 61 Korenburgerveen Willinks Weust
68 Uiterwaarden Waal
70 Lingegebied & Diefdijk
59 Teeselinkven 60 Stelkampsveld
38 Uiterwaarden IJssel
65 Binnenveld
66 Uiterwaarden Neder-Rijn
71 Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem
114 Krammer-Volkerak
123 Zwin & Kievittepolder
57 Veluwe
49 Dinkelland
55 Aamsveen
71 Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem
109 Haringvliet
112 Biesbosch
117 Manteling van Walcheren
50 Landgoederen Oldenzaal 51 Lonnekermeer
44 Borkeld
52 Boddenbroek
80 Groot Zandbrink
105 Zouweboezem
100 Voornes Duin
42 Sallandse Heuvelrug
56 Arkemheen
95 Oostelijke Vechtplassen
82 Uiterwaarden Lek
113 Voordelta
38 Uiterwaarden IJssel
104 Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein
99 Solleveld & Kapittelduinen
101 Duinen Goeree & Kwade Hoek
41 Boetelerveld
76 Veluwerandmeren 77 Eemmeer & Gooimeer Zuidoever 94 77 Naardermeer Eemmeer & Gooimeer Zuidoever
129 Ulvenhoutse Bos
134 Regte Heide & Riels Laag
133 Kampina & Oisterwijkse Vennen
135 Kempenland-West
144 Boschhuizerbergen
137 Strabrechtse Heide & Beuven
145 Maasduinen
139 Deurnsche Peel & Mariapeel
136 Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux
140 Groote Peel
146 Sarsven en De Banen
147 Leudal
138 Weerter- en Budelerbergen & Ringselven 152 Grensmaas
148 Swalmdal
150 Roerdal
149 Meinweg
151 Abdij Lilbosch & voormalig Klooster Mariahoop
152 Grensmaas 155 Brunssummerheide 154 153 Geleenbeekdal Bunder- en Elsloërbos 158 157 Kunderberg Geuldal 156 Bemelerberg & Schiepersberg 159 Sint Pietersberg & Jekerdal 160 Savelsbos 157 Geuldal 161 Noorbeemden & Hoogbos
Opdrachtgever:
Overzichtskaart ligging Natura 2000-gebieden Ministerie van LNV, Directie Natuur en Directie Regionale Zaken Kaartproductie: Directie Kennis Datum kaart: 11-jul-2008
De begrenzing van de gebieden waarvan de ontwerpbesluiten in de eerdere tranches ter inzage zijn gelegd, is conform die van de ontwerpkaarten van de betreffende gebieden of van de definitieve besluiten (100, 101, 113). De overige gebieden zijn aangeduid volgens de aanwijzing (VR, 1986-2005) of de aanmelding (HR,2003).
7
60 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
De schade aan natuurgebieden moet worden bepaald als de daadwerkelijke schade die wordt toegebracht: er wordt vanuit gegaan dat het betreffende natuurgebied moet worden beschouwd als verloren gegaan voor de nabije toekomst. Het feit dat er een natuurgebied verloren gaat telt hier dus als overweging; vervolgens wordt de ernst van het verlies uitgedrukt aan de hand van het type natuurgebied dat verloren is gegaan, en de oppervlakte van het verloren gegane gebied. Een andere factor die een rol speelt bij de bepaling van de ernst van het verlies, is de te verwachten duur van de aantasting. Deze is afhankelijk van de vraag of en op welke termijn er sprake zal zijn van natuurlijke regeneratie.
Als indicatoren voor het meten van de impact worden gehanteerd: • Type van de natuurgebieden die in het getroffen gebied liggen: er wordt nagegaan of er zich in het getroffen gebied natuurgebieden bevinden die behoren tot de broedgebieden van weidevogels, tot de EHS of tot de Natura 2000 gebieden, of dat er sprake is van aantasting van de Waddenzee. Aantasting van deze gebieden wordt in die volgorde als ernstiger ingeschat. • Relatief oppervlak van het getroffen gebied: voor ieder van de typen wordt bepaald welk percentage van de totaal in Nederland aanwezige oppervlakte getroffen is 7.
Geen rol spelen overwegingen over de aard en de mogelijke waarde van een nieuw, andersoortig ecosysteem dat kan ontstaan na het incident: overwegingen als dat er ‘voor een verloren ecosysteem een ander ecosysteem in de plaats komt’ zijn in deze beschouwing niet aan de orde; er is in dat geval geen sprake van ‘regeneratie’. Het criterium is wel/niet van toepassing Relatieve oppervlakte à Beleidscategorie ↓
<3%
3-10%
>10%
Broedgebieden van weidevogels EHS gebieden Natura 2000 gebieden Waddenzee Is de duur van de aantasting korter dan 1 jaar? Is de duur van de aantasting langer dan 10 jaar?
De relatieve oppervlakte is als volgt uit de oppervlakte in hectares te berekenen: voor de broedgebieden van weidevogels: 3% = 7500 ha (8,5 bij 8,5 km), 10% = 25.000 ha (15 bij 15 km); voor de EHS gebieden: 3% = 10.400 ha (10 bij 10 km), 10% = 43.710 ha (21 bij 21 km); voor de Natura 2000 gebieden: 3% = 8.750 ha (9 bij 9 km), 10% = 29.000 ha (17 bij 17 km). 1.
ja / nee
Bij de toepassing van de tabel moet rekening worden gehouden met de volgende overwegingen: • De Waddenzee wordt gezien als een afzonderlijk natuurgebied, dat van groot belang is gezien zijn functie als ‘kraamkamer’ voor het zeeleven. Voor dit gebied wordt de tabelregel van Natura 2000 gebieden toegepast, waarbij geldt: 3% en 10% van de Waddenzee is gelijk aan 7200 ha (8,4 bij 8,4 km) resp. 24.000 ha (15 bij 15 km).
7
Hierbij gelden de volgende waarden: voor de broedgebieden van weidevogels: 3% = 7500 ha (8,5 bij 8,5 km), 10% = 25.000 ha (15 bij 15 km); voor de EHS gebieden: 3% = 10.400 ha (10 bij 10 km), 10% = 43.710 ha (21 bij 21 km); voor de Natura 2000 gebieden: 3% = 8.750 ha (9 bij 9 km), 10% = 29.000 ha (17 bij 17 km).
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 61
B Impact op milieu algemeen, (buiten genoemde natuur- en landschappelijke gebieden), Aantasting van het milieu in algemene zin zal over het algemeen leiden tot impacts die gescoord moeten worden onder een of meerdere van de impactcriteria anders dan criterium 4.1. Voorbeelden zijn: • Als de aantasting zodanig ernstig is dat er sprake is van functioneel verlies van het getroffen gebied, dan valt dit onder impactcriterium 1.1. • Impact van vrijgekomen chemische stoffen op de volkgezondheid: doden, (chronisch) zieken, lichamelijk lijden valt onder impactcriterium 2. • Een groot aantal milieu-impacts zal gerekend moeten worden onder impactcriterium 3; het gaat dan bijvoorbeeld om kosten van/door: -- herstelactiviteiten van aantasting van het milieu -- evacuatie van mensen en (landbouw huis)dieren ten gevolge van milieu-impacts -- verlies van de bruikbaarheid van het milieu voor landbouw, veeteelt, visserij, en voor ‘ecosysteemdiensten’ -- verlies van andere ‘use’ functies van het milieu, zoals beschikbaarheid van oppervlaktewater voor waterzuivering, recreatieve functies (bijvoorbeeld zwemwater, toerisme) • Aantasting van het milieu kan een ontwrichtende werking hebben, met aantasting van de luchtkwaliteit, waardoor (sommige groepen van) mensen zich niet meer vrijelijk buiten kunnen bewegen (impactcriterium 5.1). In het scenario moet expliciet aandacht worden gegeven aan deze overwegingen. Ook binnen criterium 4.1 wordt aandacht besteed aan aantasting van het milieu. Voor een deel is daaraan al tegemoet gekomen, namelijk voor de specifieke natuurgebieden genoemd onder A. In de gebieden die niet specifiek zijn aangemerkt als beschermd natuurgebied worden de ecologische effecten niet afgemeten aan individuele beschermdoelen, maar aan eenzelfde generiek ecologisch functioneren als ten grondslag ligt aan het functioneren van beschermde natuurgebieden. Hierbij wordt het toelaatbaar geacht dat bepaalde soorten worden aangetast, als er ook op lange termijn maar sprake blijft van een functionerend ecosysteem met een ruime diversiteit aan flora en fauna. Waarbij een goed functionerend ecosysteem is gedefinieerd als een systeem dat zichzelf duurzaam in stand kan houden door een redundante soortensamenstelling, waarbij de kringlopen van allerhande stoffen worden gefaciliteerd en energiestromen in evenwicht blijven.
Bij het formuleren van een scenario waarbij impact op het milieu is te verwachten, spelen de volgende overwegingen betreffende de omvang van de impact van een incident een rol. Men dient zich te realiseren dat de omvang van die rol bijzonder gevoelig is voor keuzes die worden gemaakt bij de beschrijving van het scenario. Het gaat hier met name om de volgende keuzes: • De aard van verstorende factoren, de typen van verstoringen zijn: -- het vrijkomen van toxische en/of radioactieve stoffen en blootstelling aan ioniserende straling, brand, overstroming (en daardoor mogelijk verzilting van de bodem of verandering van de waterkwaliteit); -- mechanische beschadiging (natuurgeweld zoals storm, explosie, en vernieling, molest),; -- overrompeling door uitheemse flora en fauna. • In het geval van stoffen: -- De fysisch-chemische en (eco)toxicologische eigenschappen van de vrijkomende stoffen; -- De hoeveelheden van de vrijkomende stoffen -- De snelheid van vrijkomen. -- Het ontvangende milieucompartiment. -- De plaats en aard van het incident. -- De precieze omstandigheden waaronder het incident plaatsvindt. Op basis van het gekozen scenario en de daarin gemaakte keuzes in de beschrijving wordt de ernst van de aantasting van het milieu die plaats zal vinden vastgesteld. Er is sprake van ernstige aantasting van het milieu indien: • er bij de aantasting de interventiewaarde die geldt voor een chemische verontreiniging wordt overschreden, dan wel; • er om andere redenen niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor een functionerend ecosysteem. De ernst van de impact wordt gescoord aan de hand van de absolute oppervlakte van het getroffen gebied, en de tijdsduur.
62 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Het criterium is wel/niet van toepassing
Absolute oppervlakte →
lokaal (max. 30 km2)
regionaal (30 - 300 km2)
provinciaal (300 – 3000 km2)
landelijk (> 3000 km2)
Tijdsduur ↓ Minder dan één jaar Langer dan één jaar, korter dan 10 jaar Langer dan 10 jaar
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 63
Impactcriterium 5.1 Verstoring van het dagelijks leven Criterium 5.1 heeft betrekking op het vitale belang Sociale en politieke stabiliteit “Het ongestoorde voortbestaan van een maatschappelijk klimaat waarin individuen ongestoord kunnen functioneren en groepen mensen goed met elkaar kunnen samenleven binnen de verworvenheden van de Nederlandse democratische rechtstaat en daarin gedeelde waarden.” Criterium 5.1 luidt: “De aantasting van de vrijheid zich te verplaatsen en samen te komen op publieke plaatsen en in openbare ruimten, waardoor de deelname aan het normale maatschappelijk verkeer wordt belemmerd.” De deelname aan het maatschappelijke verkeer wordt in de context van dit criterium belemmerd door externe factoren, zoals sluiting van winkels of voorzieningen, een verbod zich op straat te begeven, blokkades, e.d.. Indien aantasting (lichamelijk, psychisch) van de eigen gezondheid deelname aan het maatschappelijke verkeer belemmert, valt dat onder criterium 2.2.
dijkdoorbraak, terroristische aanslag, grootschalige instroom van vluchtelingen, maar ook grootschalige staking van het openbaar bestuur, onderwijs of openbaar vervoer. Als indicatoren voor het meten van de impact worden de volgende zes gehanteerd: • geen onderwijs kunnen volgen; • niet naar het werk kunnen gaan; • geen gebruik kunnen maken van maatschappelijke voorzieningen als die voor sport, cultuur of gezondheidszorg; • verminderde bereikbaarheid door blokkade van wegen en uitval van openbaar vervoer; • verminderde virtuele/sociale bereikbaarheid door uitval van internet (e-mailverkeer), telecommunicatie (tv, telefoon, e.d.); • niet kunnen doen van noodzakelijke aankopen wegens winkelsluiting.
Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: aantasting van de vitale infrastructuur zoals uitval van gas of elektriciteit, massale sterfte of uitval onder de bevolking door pandemie, bezetting, grootschalige onlusten, De genoemde indicatoren worden gewaardeerd op basis van: • aantal getroffenen; • tijdsduur; • aantal indicatoren van toepassing. Het criterium is wel/niet van toepassing
aantal getroffenen → tijdsduur ↓
< 10.000 getroffenen < 100.000 getroffenen
< 1 miljoen getroffenen
> 1 miljoen getroffenen
1-2 dagen 3 dagen tot 1 week 1 week tot 1 maand 1 maand of langer Aantal indicatoren van toepassing:
64 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Impactcriterium 5.2 Aantasting van de democratische rechtsstaat Criterium 5.2 heeft betrekking op het vitale belang Sociale en politieke stabiliteit “Het ongestoorde voortbestaan van een maatschappelijk klimaat waarin individuen ongestoord kunnen functioneren en groepen mensen goed met elkaar kunnen samenleven binnen de verworvenheden van de Nederlandse democratische rechtstaat en daarin gedeelde waarden.” Criterium 5.2 luidt: “De aantasting van het functioneren van de instituties van de Nederlandse democratische rechtsstaat en/of de aantasting van rechten en vrijheden en andere kernwaarden verbonden aan de Nederlandse democratische rechtsstaat zoals vastgelegd in de grondwet.” Dit criterium betreft de verstoring van het functioneren van het wezen (dat wil zeggen democratische rechten en vrijheden), het karakter en het functioneren (institutionele processen en beleids-, bestuurs- en uitvoeringsorganisaties) van de democratische rechtsstaat die Nederland is. Voorbeelden van bedreigingoorzaken: Aanslag op het Binnenhof, bezetting door een vreemde mogendheid, staatsgreep, ondermijning van de onafhankelijkheid van de rechtspraak, belangenverstrengeling bij bestuurders, publieke haat- en intimidatiecampagnes waardoor personen of organisaties structureel worden achtergesteld, onvoldoende beschikbaarheid van het bestuurlijk en ambtelijk apparaat (bijvoorbeeld na overstromingen), bedreiging van journalisten, ontstaan van een parallelle samenleving waarbinnen het gezag van de overheid wordt ontkend, verstoring van de sociale cohesie door structurele achterstelling van bepaalde groepen, oproepen tot en/of andere uitingen van antidemocratische (extremistische) activiteiten en/of opvattingen. Onder aantasting wordt verstaan een structurele (= niet-incidentele) belemmering van functioneren met een mate van impact op een nationale schaal. Ook ‘ondermijning’ is een aantasting waarbij de impact zich niet direct manifesteert maar pas in een later stadium tot uiting komt. Als indicatoren voor het meten van de impact worden de volgende zes gehanteerd: • Aantasting van het functioneren van de politieke vertegenwoordiging. Deze aantasting kan bijvoorbeeld ontstaan:
-- door een daadwerkelijke, fysieke belemmering van parlementariërs of lokale volksvertegenwoordigers bij het uitoefenen van hun functie; -- door intimidatie, afpersing, haatcampagnes ten aanzien van parlementariërs of lokale volksvertegenwoordigers; -- door belangenverstrengeling, omkooppraktijken e.d. die de integriteit van parlementariërs of lokale volksvertegenwoordigers aantasten en hen besluiten doet nemen op oneigenlijke gronden; -- door een gebrek aan vertrouwen bij een substantieel gedeelte van de bevolkingover het algemene functioneren van de politieke vertegenwoordiging. • Aantasting van het functioneren van het openbaar bestuur en daaraan verbonden ambtenaren. Deze aantasting kan bijvoorbeeld ontstaan: -- door een daadwerkelijke, fysieke belemmering van openbare bestuurders en daaraan verbonden ambtenaren bij het uitoefenen van hun functie; -- door intimidatie, afpersing, haatcampagnes ten aanzien van openbare bestuurders en daaraan verbonden ambtenaren; -- door belangenverstrengeling, omkooppraktijken e.d. die de integriteit van openbare bestuurders en daaraan verbonden ambtenaren aantasten en hen besluiten doet nemen op oneigenlijke gronden; -- door een gebrek aan vertrouwen bij een substantieel gedeelte van de bevolking over het algemene functioneren van openbare bestuurders en daaraan verbonden ambtenaren. • Aantasting van het functioneren van het openbare orde en veiligheidssysteem. Deze aantasting kan bijvoorbeeld ontstaan: -- door een daadwerkelijke, fysieke belemmering van openbare orde en veiligheidsfunctionarissen bij het uitoefenen van hun functie; -- door intimidatie, afpersing, haatcampagnes ten aanzien van openbare orde en veiligheidsfunctionarissen; -- door belangenverstrengeling, omkooppraktijken e.d. die de integriteit van openbare orde en veiligheidsfunctionarissen aantasten en hen doet besluiten te acteren op oneigenlijke gronden; -- door een ondermijning van het geweldsmonopolie van de overheid;
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 65
-- door een gebrek aan vertrouwen bij een substantieel gedeelte van de bevolking over het algemene functioneren van de overheid bij het handhaven van de openbare orde en veiligheid. • Aantasting van het functioneren van een onafhankelijke rechtspraak. Deze aantasting kan bijvoorbeeld ontstaan: -- door een daadwerkelijke, fysieke belemmering van rechters bij het uitoefenen van hun functie; -- door een aantasting van de scheiding der machten (politieke druk op rechters); -- door intimidatie, afpersing, haatcampagnes of ernstige druk van de publieke opinie ten aanzien van rechters; -- door belangenverstrengeling, omkooppraktijken e.d. die de integriteit van rechters aantasten en hen besluiten doet nemen op oneigenlijke gronden; -- door een gebrek aan vertrouwen bij een substantieel gedeelte van de bevolking over het algemene functioneren van de rechterlijke macht • Aantasting van vrijheden en rechten zoals vastgelegd in grondwet en wetgeving (vrijheid van godsdienst, meningsuiting, vereniging, kiesrecht, …); -- deze indicator spreekt voor zichzelf. Zie wel de definitie van ‘aantasting’ boven.
Dit aspect betreft niet de beperkingen die onder impactcriterium C.5.1 worden afgedekt. • Aantasting van de kernwaarden die van een democratische rechtsstaat ook een democratische samenleving maken. Bij een goed functionerende democratie gaat het niet alleen om het reguleren van de verhoudingen tussen overheid en burger (de verticale dimensie van een democratische rechtsorde) maar ook om de verhoudingen tussen burgers onderling (de horizontale dimensie van een democratische rechtsorde). Aantasting kan bijvoorbeeld ontstaan: -- doordat een grote mate van maatschappelijk wantrouwen tussen burgers of groepen van burgers bestaat; -- doordat de kernwaarde tolerantie onder druk staat; -- doordat het respect voor diversiteit en andere levensoriëntaties onder druk staat; -- doordat een voldoende mate van solidariteit in de samenleving ontbreekt. De klassenindeling wordt vervolgens gebaseerd op: • aantal indicatoren dat van toepassing is; • de tijdsduur; • de omvang waarmee een indicator is aangetast.
Het criterium is wel/niet van toepassing
Aantal indicatoren →
Max 1 uit 6 indicatoren
Max 2 uit 6 indicatoren
3 of meer uit 6 indicatoren
Mate ↓
Beperkt Gemiddeld Aanzienlijk Is sprake van een aantasting van slechts een aantal dagen?
Ja/Nee
Is sprake van een aantasting van een half jaar of meer?
Ja/Nee
De mate van aantasting van een indicator (beperkt, gemiddeld of aanzienlijk) wordt gescoord op basis van een inschatting van de schaalgrootte van impact. Er wordt daarbij een inschatting gemaakt van de omvang van de groep van actoren die de aantasting veroorzaken en de omvang van de groep van actoren die slachtoffer zijn van de aantasting; bijvoorbeeld: is er bij een beperkt, gemiddeld of aanzienlijk deel van openbare bestuurders sprake van belangenverstrengeling? Of bijvoorbeeld: wordt bij een beperkt, gemiddeld of aanzienlijk deel van de bevolking/bevolkingsgroep rechten en vrijheden aangetast?
In geval er 2 of meer indicatoren relevant zijn dan wordt op de volgende wijze tot de juiste eindgradatie in de tabel gekomen: • De eindgradatie “beperkt” geldt indien de mate van aantasting van elk van de relevante indicatoren maximaal “beperkt” is. • De eindgradatie “aanzienlijk” geldt indien de mate van aantasting van minstens één van de relevante indicatoren “aanzienlijk” is. • De eindgradatie “gemiddeld” geldt voor de overige gevallen.
66 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Impactcriterium 5.3 Sociaal-psychologische impact en maatschappelijke onrust Criterium 5.3 heeft betrekking op het vitale belang Sociale en politieke stabiliteit van de Nederlandse democratische rechtsstaat “Het ongestoorde voortbestaan van een maatschappelijk klimaat waarin individuen vrij kunnen functioneren en groepen mensen goed met elkaar kunnen samenleven met behoud van de verworvenheden en gedeelde waarden van de Nederlandse democratische rechtstaat.” Criterium 5.3 luidt: “De reactie van de bevolking die door negatieve emoties en gevoelens wordt gekarakteriseerd (zoals angst, boosheid, ontevredenheid, verdriet, teleurstelling, paniek, walging, gelatenheid/apathie). Het betreft de bevolking als geheel, dus naast de direct getroffenen ook burgers die het incident of proces via media of anderszins ervaren.. De uitingen van deze emoties en gevoelens kunnen al dan niet waarneembaar (d.w.z. hoorbaar, zichtbaar, leesbaar) zijn.” Uitingen van negatieve emoties en gevoelens zijn bijvoorbeeld protesten, demonstraties, verstoringen van de openbare orde, vernielingen, oproepen via de media (deels ook gevoed door media-aandacht), uitingen in sociale media, ‘hacking’ uit protest, Twitter of email ‘bombardementen’, en andere vormen van maatschappelijke onrust. Andere gedragingen betreffen bijvoorbeeld vlucht- en vermijdingsgedrag, van het normale patroon afwijkende handelingen, het nemen van kennelijk onverstandige besluiten, niet meer kunnen handelen (lamgeslagen zijn). N.B.: Dit criterium betreft onder meer psychologische effecten die tijdelijk van aard zijn. Bij het ontstaan van chronische afwijkingen (psychische trauma’s) is criterium 2.2 van toepassing. Voorbeelden van bedreigingoorzaken zijn: terroristische aanslag, politieke moord,ontvoering, gijzeling of aanslag op politieke leiders of leden van het Koninklijk Huis, dominantie van een ondemocratische politieke partij, staatsgreep, ontploffing van een kerncentrale, pandemie met (mogelijkheid van) een massale sterfte. Er is een aantal indicatoren dat aan bovenstaande negatieve emoties en gevoelens, en uitingen ervan, ten grondslag ligt. Dat worden “drivers” (bepalende indicatoren) genoemd. Er is voor gekozen om het scoringsmechanisme primair te baseren op het al dan niet in beginsel van toepassing zijn van deze “drivers.” In aanvulling hierop wordt de omvang van de waarneembare uitingen van maatschappelijke onrust als een versterkend of afzwak-
kend mechanisme gebruikt. De indicatoren worden in drie onderstaande categorieën opgedeeld. Ondanks het verschillende aantal indicatoren per categorie, worden de categorieën onderling als even belangrijk beschouwd. De categorieën liggen deels in elkaars verlengde en zullen dus veelal in combinatie optreden. Het gaat er in eerste instantie om of een indicator in beginsel kan optreden als gevolg van de gebeurtenis(sen) die in het scenario worden beschreven, gelijktijdig of volgtijdelijk. Het gaat nog niet om het aantal mensen voor wie een indicator waarneembaar van toepassing is, of de tijdsduur ervan. De drie categorieën bestaan uit de volgende indicatoren. 1. Perceptie van de gebeurtenis(sen) in het scenario bij de bevolking: • onbekendheid met de aard of de oorzaak van het risico; dit kan bijvoorbeeld tot angst leiden (hoe groter de onbekendheid, des te angstiger men is) • onzekerheid over de mate van dreiging of gevaar en over de mogelijkheid dat iemand er persoonlijk door geraakt kan worden; dit kan bijvoorbeeld tot angst of paniek leiden (grotere onzekerheid over de eigen blootstelling aan dreiging/gevaar leidt tot toenemende angst of paniek) • mate van onnatuurlijkheid van (de oorzaken van) de gebeurtenis(sen) in het scenario; dit kan bijvoorbeeld tot angst of boosheid leiden (hoe onnatuurlijke de oorzaak, d.w.z. hoe meer boosaardige invloed van de mens, des te angstiger men is voor de gevolgen en des te bozer men is op de veroorzakers) • mate waarin specifieke groepen of kwetsbare groepen – zoals kinderen, ouderen, zieken, armlastigen – onevenredig zwaar worden getroffen. dit kan bijvoorbeeld tot boosheid of verdriet leiden (hoe meer specifieke groepen of kwetsbare groepen het slachtoffer zijn, des te grote het gevoel van onrechtvaardigheid wat leidt tot boosheid en/ of verdriet)
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 67
2. Vertrouwen in het handelen van (overheids)instanties en/of bedrijven bij de bevolking: • mate van gevoelde verwijtbaarheid (tekortschieten) van relevante bedrijven en (overheids) instanties bij het ontstaan van de gebeurtenis(sen) in het scenario dan wel het optreden van ongewenste gevolgen ervan (relatie met preventie); dit kan bijvoorbeeld tot boosheid leiden (hoe groter het gevoel dat er verwijtbaar tekort geschoten is, des te bozer men is) • mate van verlies van vertrouwen in het optreden van de overheid en betrokken bedrijven en andere instanties (NB niet de hulpdiensten) inzake enerzijds de beheersing van de gebeurtenis(sen) in het scenario en anderzijds de informatieverschaffing erover en zijn/hun oorzaken (relatie met preparatie en initiële respons); dit kan zowel tot boosheid als tot angst of paniek leiden (hoe groter het gebrek aan vertrouwen en aan adequate informatie, des te bozer men is wegens beschaamde verwachtingen en teleurstelling en des te angstiger wegens verlies aan mentaal houvast) • mate van verlies van vertrouwen in het optreden van de hulpdiensten bij de beheersing van de gebeurtenis(sen) in het scenario, bijvoorbeeld in geval van normoverschrijding bij opkomsttijden, capaciteitstekort, inadequate/onjuiste handelingen e.d. (relatie met preparatie en initiële respons). dit kan zowel tot boosheid als tot angst of paniek leiden (hoe groter het gebrek aan vertrouwen, des te bozer men is wegens beschaamde verwachtingen en teleurstelling en des te angstiger en meer paniek wegens verlies aan uitzicht op hulp) 3. Handelingsperspectief zoals ingeschat door zowel direct getroffenen als de rest van de bevolking bij het optreden van de gebeurtenis(sen) in het scenario: • mate van onbekendheid en/of onervarenheid met mogelijke vormen van zelfredzaamheid in de specifieke situatie (vormen van onwetendheid); dit kan bijvoorbeeld tot angst leiden (hoe groter de onwetendheid met manieren om de eigen situatie positief te beïnvloeden, des te angstiger men is) • mate van persoonlijke onmogelijkheid tot beheersing van de eigen situatie (vormen van zelfredzaamheid).
gevoelens van paniek zullen worden wegens het gevoel van afhankelijkheid van anderen). Per indicator wordt aangegeven of de indicator wel of niet van toepassing is. Niet van toepassing wil zeggen dat er geen logische relatie is met de gebeurtenis(sen) in het scenario of de oorzaken ervan. Als de indicator (in beginsel) wel van toepassing is, gelden vier intensiteiten (‘mate’) waarin de indicator kan optreden. Een intensiteit heeft niet te maken met de tijdsduur van waarneembare uitingen van negatieve emoties en gevoelens of met een aantal personen voor wie de indicator geldt, maar veeleer met de inschatting of de indicator gemiddeld (over de bevolking) genomen in een bepaalde mate optreedt. Bij de bepaling van de intensiteit per indicator moet worden bedacht dat een scenario is opgebouwd uit verschillende gebeurtenissen. Bij processcenario’s kunnen deze gebeurtenissen elkaar opvolgen over een langere tijdperiode. De (intensiteit van een) indicator kan worden bepaald door het scenario als geheel maar kan ook worden bepaald door een specifieke gebeurtenis. De maximale intensiteit van de indicator op enig moment in het scenario bepaalt de score. De volgende intensiteiten worden onderscheiden: • ‘geen’, d.w.z. dat de indicator in dit scenario niet optreedt (maar in beginsel wel zou kunnen optreden); • ‘beperkt’, d.w.z. dat de indicator in zwakke mate optreedt; • ‘gemiddeld, d.w.z. dat de indicator zich wel duidelijk voordoet maar niet heel sterk optreedt; • ‘aanzienlijk’, d.w.z. dat de indicator in (zeer) sterke mate optreedt. De klassenindeling wordt gebaseerd op het aantal indicatorcategorieën dat ‘significant’ is, en op een eindoordeel over ‘gradatie’ die op de intensiteit van afzonderlijke indicatoren is gebaseerd. Een indicatorcategorie (perceptie, verwachtingspatroon of handelingsperspectief ) is ‘significant’ indien: • er minstens één indicator een intensiteit ‘aanzienlijk’ heeft in de categorie, óf • indien aan de volgende twee voorwaarden gelijktijdig wordt voldaan: -- minimaal de helft van zijn indicatoren scoren een intensiteit ‘beperkt’ of ‘gemiddeld’, en -- er is minstens één indicator met intensiteit‘gemiddeld’ in de categorie.
dit kan bijvoorbeeld tot angst of paniek leiden (hoe minder de zelfredzaamheid, des te angstiger men is en hoe groter de
68 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Een categorie die bijvoorbeeld uitsluitend bestaat uit ‘beperkt’ van toepassing zijnde indicatoren, is niet significant.
Indicator (zie toelichtingen)
Indien geen indicatoren van toepassing zijn (NVT)) dan scoort dit gehele criterium ‘NVT’ (label X), indien geen van de indicatoren optreden (‘geen’) scoort dit criterium label A.
irrelevant
relevant en dus van toepassing, treedt al dan niet op
NVT
‘geen’
‘beperkt’
‘gemiddeld’
‘aanzienlijk’
1 Perceptie 1a
onbekendheid
1b
onzekerheid
1c
onnatuurlijkheid
1d
onevenredigheid
Gesommeerd per intensiteit: Categorie 1 is significant (zie toelichting)
ja / nee
2 Verwachtingspatroon 2a
verwijtbaarheid
2b
vertrouwensverlies in overheid/ bedrijven/instanties
2c
vertrouwensverlies in hulpdiensten
Gesommeerd per intensiteit: Categorie 2 is significant (zie toelichting)
ja / nee
3 Handelingsperspectief 3a
onwetendheid
3b
geen zelfredzaamheid
Gesommeerd per intensiteit: Categorie 3 is significant (zie toelichting)
ja / nee
Totaal aantal significante categorieën
1/2/3
Zijn er indicatoren die ‘gemiddeld’ of ‘aanzienlijk’ scoren?
ja / nee
Het eindoordeel over de gradatie berust op het vóórkomen van bepaalde intensiteiten van de afzonderlijke indicatoren in de categorieën: • ‘laag’ indien er geen relevante indicatoren met intensiteit ‘gemiddeld’ of ‘aanzienlijk’ zijn; • ‘hoog’ indien één van de volgende twee situaties zich voordoet: -- er is slechts één significante categorie en van deze hebben alle indicatoren een intensiteit ‘aanzienlijk’; -- er zijn of twee of drie significante categorieën en deze bevatten elk minstens één indicator met intensiteit ‘aanzienlijk’, ‘gemiddeld’ in de overige gevallen.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 69
Aantal sign. cat. →
0 significante
1 significante
2 significante
3 significante
Eindgradatie ↓
categorieën
categorie
categorieën
categorieën
-
-
-
Laag Gemiddeld Hoog
-
(de streepjes zijn situatiecombinaties die niet kunnen voorkomen) Waarneembare negatieve emoties en gevoelens van < 10.000 personen gedurende maximaal een week? Ja/Nee Waarneembare negatieve emoties en gevoelens van > 1.000.000 personen (waaronder in 2 of meer grote steden) gedurende ten minste één een week? Ja/Nee
In alle gevallen wordt een maximale beschouwingstermijn van 1 maand per gebeurtenis aangehouden. Daarna wordt het steeds moeilijker om gedragingen, zoals onder dit criterium bedoeld, als direct gevolg van specifieke gebeurtenis(sen) in het scenario op te vatten. Niettemin kan als gevolg van een reeks van gebeurtenissen een oplopende algemene maatschappelijke onrust optreden die zich over een langere periode voltrekt; deze is dan het cumulatieve resultaat van achtereenvolgende gebeurtenissen. Dit fenomeen dient wel te worden gescoord in de correctie.
70 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Waarschijnlijkheidsbeoordeling voor niet-moedwillige scenario’s Algemene uitgangspunten
• Voor het bepalen van de waarschijnlijkheid wordt een indeling in vijf klassen gehanteerd (klassen A t/m E). Klasse A representeert een incidentscenario dat als zeer onwaarschijnlijk wordt gekwalificeerd, klasse E representeert een incidentscenario dat als zeer waarschijnlijk wordt gekwalificeerd. • Ingeval een kwantitatieve inschatting van de waarschijnlijkheid mogelijk is, wordt voor de klassen A t/m D de mogelijkheid geboden een indeling te hanteren naar drie subklassen: laag – midden – hoog, en voor klasse E een extra subklasse laag, om daarmee een grotere en meer continue uitkomstenruimte te creëren. • Voor ieder incidentscenario dient de (sub)klassenindeling bepaald te worden voor: -- de verwachte waarde voor de waarschijnlijkheid van het incident (V); -- de ondergrens voor de waarschijnlijkheid van het incident (O); Klasse
% per 5 jaar
A
< 0,05
B
-- de bovengrens voor de waarschijnlijkheid van het incident (B). • De ondergrens (O) en de bovengrens (B) zijn een schatting voor de onzekerheid met betrekking tot de bepaling van de waarschijnlijkheidsklasse, hetzij door onbekendheid van de waarschijnlijkheid hetzij door verschil van mening tussen experts. • De waarschijnlijkheid wordt uitgedrukt als de waarschijnlijkheid dat het scenario gedurende een tijdsperiode van vijf jaar zal plaatsvinden.
Indeling waarschijnlijkheidsklassen Voor het inschatten van de waarschijnlijkheid van een niet-moedwillig scenario geldt de volgende verdeling in klassen.
Kwantitatief (%)
Kwalitatieve omschrijving van het gevaar
A-laag A-midden A-hoog
< 0,01 0,01 – 0,025 0,025 – 0,05
zeer onwaarschijnlijk
0,05 – 0,5
B-laag B-midden B-hoog
0,05 – 0,1 0,1 – 0,25 0,25 – 0,5
onwaarschijnlijk
C
0,5 – 5
C-laag C-midden C-hoog
0,5 – 1 1 – 2,5 2,5 – 5
enigszins waarschijnlijk
D
5 – 50
D-laag D-midden D-hoog
5 – 10 10 – 25 25 – 50
waarschijnlijk
E
50 – 100
E laag E
50 – 66 66-100
zeer waarschijnlijk
Het grote verschil tussen de klassen doet recht aan de bij veel scenario’s te verwachten onzekerheid van de kansschatting. In slechts een beperkt aantal van de scenario’s zal gebruik gemaakt kunnen worden van betrouwbare statistische gegevens.
Men zal in vele gevallen gebruik moeten maken van onvolledige gegevens gecombineerd met expertmeningen.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 71
Bepalen van waarschijnlijkheidsklasse Bij het scoren van de waarschijnlijkheid zijn twee uitgangspunten belangrijk: • de waarschijnlijkheid van een incident scenario wordt gescoord voor het scenario als geheel. Dat wil zeggen: de waarschijnlijkheid dat de gedefinieerde gebeurtenissen (incident) plaatsvinden en resulteert in de beschreven gevolgen (impact). • het beschreven scenario is een unieke keten van (bijna gelijktijdige) gebeurtenissen; de waarschijnlijkheid wordt niet gescoord m.b.t. deze unieke keten maar wordt gescoord voor een cluster van vergelijkbaar ernstige scenario’s binnen het scenariothema. Bij het scoren van de waarschijnlijkheid van een nietmoedwillig scenario wordt het volgende stappenschema gehanteerd: 1. inventariseer de beschikbare informatie/ervaringsgegevens in de scenariobeschrijving m.b.t. het bepalen van de waarschijnlijkheid. Ingeval casuïstiek beschikbaar is, dient tevens geïnventariseerd te worden in hoeverre de omstandigheden gewijzigd zijn m.b.t. de mogelijke oorzaken, de getroffen beheersmaatregelen, of anderszins;
2. op basis van de beschikbare gegevens bepalen de leden van de werkgroep individueel de score voor de waarschijnlijkheid m.b.t. verwachte waarde (V); 3. de resultaten worden plenair in de werkgroep geëvalueerd, waarbij de individuele leden (zonodig) de score toelichten; 4. de individuele leden scoren in 2de ronde; 5. op basis van het resultaat wordt de verwachte waarde (V) bepaald, alsmede de Bovengrens (B) en de ondergrens (O); (V): meest gescoorde klasse (B); hoogst gescoorde klasse (O): laagst gescoorde klasse 6. plenair wordt geëvalueerd in hoeverre de (B) en (O) voldoende representatief zijn voor de onzekerheid m.b.t. de schatting van de waarschijnlijkheid; eventueel worden deze waarden aangepast; 7. de scores worden vastgelegd inclusief de onderbouwing en motivering van de gemaakte keuzes. Een nadere toelichting op het stappenplan en het gebruik van expertmeningen is hier te vinden. Voorbeelden m.b.t. het scoren van de waarschijnlijkheid staan hier.
72 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Waarschijnlijkheidsbeoordeling voor moedwillige scenario’s Algemene uitgangspunten
• Voor het bepalen van de waarschijnlijkheid wordt een indeling in vijf klassen gehanteerd (klassen A t/m E). Klasse A representeert een scenario dat als zeer onwaarschijnlijk wordt gekwalificeerd, klasse E representeert een scenario dat als zeer waarschijnlijk wordt gekwalificeerd. • Voor ieder incidentscenario dient de (sub)klassenindeling bepaald te worden voor: -- de verwachte waarde voor de waarschijnlijkheid van het incident (V); -- de ondergrens voor de waarschijnlijkheid van het incident (O); -- de bovengrens voor de waarschijnlijkheid van het incident (B). • De ondergrens (O) en de bovengrens (B) zijn een schatting voor de onzekerheid met betrekking tot de bepaling van de waarschijnlijkheidsklasse. • De waarschijnlijkheid wordt uitgedrukt als de waarschijnlijkheid dat het scenario gedurende een tijdsperiode van vijf jaar zal plaatsvinden.
Indeling waarschijnlijkheidsklassen Het moedwillige scenario gaat ervan uit dat de voorziene (terroristische) dreiging succesvol zal zijn. Om deze reden wordt de waarschijnlijkheid primair bepaald door een tweetal factoren: • de waarschijnlijkheid dat een specifieke dreiging tot een aanslag leidt; dit aspect wordt met name bepaald door de soort dreiging en de capaciteiten en intenties van terroristische groepen; • de waarschijnlijkheid dat de aanslag succesvol is; dit aspect wordt met name bepaald door de kwetsbaarheid van de voorziene doelen. Voor het inschatten van de waarschijnlijkheid van het moedwillige scenario geldt de volgende indeling in klassen.
Klasse
Kwalitatieve omschrijving van de dreiging
A
geen concrete aanwijzingen en het scenario wordt niet voorstelbaar geacht
B
geen concrete aanwijzingen, maar het scenario wordt enigszins voorstelbaar geacht
C
geen concrete aanwijzingen, maar het scenario is voorstelbaar
D
het scenario wordt zeer voorstelbaar geacht; er zijn enige aanwijzingen dat het scenario zich daadwerkelijk zal voordoen,
E
concrete aanwijzingen dat het scenario geëffectueerd zal worden;
Afhankelijk van de kwetsbaarheid van het voorziene doel (doelen) wordt de klasse aangepast. Ingeval de kwetsbaarheid als ‘hoog’ wordt geschat: klasse wordt met één categorie verhoogd (bijv. C wordt D). Ingeval de kwetsbaarheid als ‘laag’ wordt geschat: klasse wordt met één categorie verlaagd (bijv. C wordt B).
Voor het bepalen van de kwetsbaarheid wordt de onderstaande indeling aangehouden.
Score
Omschrijving Kwetsbaarheid
Laag
Een hoge graad van weerstand tegen de dreiging. Er zijn beheersmaatregelen getroffen.
Gemiddeld
Voldoende weerstand tegen de dreiging, maar met enkele zwakke punten ten aanzien van maatregelen en/ of naleving.
Hoog
Onvoldoende of geen weerstand tegen de dreiging. Er zijn geen maatregelen getroffen.
Voorbeelden van het bepalen van de kwetsbaarheid voor onderscheiden typen dreigingen staan vermeld in het schema op pagina 4.
Aangezien de waarschijnlijkheid bepaald wordt op basis van een kwalitatieve (grove) schaalindeling, zal de gekozen klasse in principe worden geduid als het midden van de klasse.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 73
Voor het bepalen van de verwachte waarde (V) kan daarvan worden afgeweken indien het resultaat voor de ondergrens (O) en bovengrens (B) tot een asymmetrisch beeld leiden. Bijvoorbeeld: Ondergrens klasse C; Verwachte waarde klasse D, Bovengrens klasse D. In dit geval kan de Verwachte waarde naar klasse D-laag verschuiven.
Bepalen van waarschijnlijkheidsklasse Bij het scoren van de waarschijnlijkheid zijn twee uitgangspunten belangrijk: • de waarschijnlijkheid van een incidentdreiging scenario wordt gescoord voor het scenario als geheel. Dat wil zeggen: de waarschijnlijkheid dat de gedefinieerde dreiging (incident) wordt uitgevoerd en resulteert in de beoogde gevolgen (impact). • het beschreven scenario is een unieke keten van (bijna gelijktijdige) gebeurtenissen; de waarschijnlijkheid wordt niet gescoord m.b.t. deze unieke keten maar wordt gescoord voor een cluster van vergelijkbaar ernstige scenario’s binnen het scenariothema. Bij het scoren van de waarschijnlijkheid wordt het volgende stappenschema gehanteerd: 1. inventariseer de beschikbare informatie (maatschappelijke trends, dreigingsanalyse) in de scenariobeschrijving m.b.t. het bepalen van de waarschijnlijkheid. 2. op basis van de beschikbare gegevens bepalen de leden van de werkgroep individueel de verwachte waarde (V) voor de waarschijnlijkheid. 3. de resultaten worden plenair in de werkgroep geëvalueerd, waarbij de individuele leden (zonodig) de score toelichten 4. de individuele leden scoren in 2de ronde. 5. op basis van het resultaat wordt de definitieve verwachte waarde (V) bepaald, alsmede de Bovengrens (B) en de ondergrens (O). (V): meest gescoorde klasse (B); hoogst gescoorde klasse (O): laagst gescoorde klasse 6. plenair wordt geëvalueerd in hoeverre de (B) en (O) voldoende representatief zijn voor de onzekerheid m.b.t. de schatting van de waarschijnlijkheid; eventueel worden deze waarden aangepast 7. de scores worden vastgelegd inclusief de onderbouwing en motivering van de gemaakte keuzes Een nadere toelichting op het stappenplan en het gebruik van expertmeningen is hier te vinden. Voorbeelden m.b.t. het scoren van de waarschijnlijkheid staan hier.
74 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Waarschijnlijkheidsbeoordeling voor processcenario’s Algemene uitgangspunten
• Voor het bepalen van de waarschijnlijkheid wordt een indeling in vijf klassen gehanteerd (klassen A t/m E). Klasse A representeert een processcenario dat als zeer onwaarschijnlijk wordt gekwalificeerd, klasse E representeert een processcenario dat als zeer waarschijnlijk wordt gekwalificeerd. • Ingeval een kwantitatieve inschatting van de waarschijnlijkheid mogelijk is, wordt voor de klassen A t/m D de mogelijkheid geboden een indeling te hanteren naar drie subklassen: laag – midden – hoog, en voor klasse E een extra subklasse laag, om daarmee een grotere en meer continue uitkomstenruimte te creëren. • Voor ieder processcenario dient de (sub)klassenindeling bepaald te worden voor: -- de verwachte waarde voor de waarschijnlijkheid van het incident (V); -- de ondergrens voor de waarschijnlijkheid van het incident (O); -- de bovengrens voor de waarschijnlijkheid van het incident (B). • De ondergrens (O) en de bovengrens (B) zijn een schatting voor de onzekerheid met betrekking tot de bepaling van de waarschijnlijkheidsklasse. • De waarschijnlijkheid wordt bepaald voor een aaneengesloten periode van 5 jaar waarbij de tijdshorizon op langere termijn kan liggen (0-5 jaar, 10-15 jaar, 20-25 jaar of zelfs verder). Ook kunnen meerdere tijdsperioden beschouwd worden, die dan afzonderlijk worden gescoord.
Indeling waarschijnlijkheidsklassen en bepalen waarschijnlijkheidsklasse Ingeval een processcenario primair een gevaarkarakter draagt (bijv. extreme hitte en droogte of de ziekte van Lyme) dan wordt de indeling van waarschijnlijkheidsklassen en de werkwijze voor het bepalen van de waarschijnlijkheidsklasse voor niet-moedwillige scenario’s gevolgd. Ingeval een processcenario primair een moedwillig karakter draagt (bijv. bijvoorbeeld misbruik grondstoffenschaarste door producerende landen) dan wordt de indeling van waarschijnlijkheidsklassen en de werkwijze voor het bepalen van de waarschijnlijkheidsklasse voor moedwillige scenario’s gevolgd.
Kenmerk van een processcenario is dat er sprake is van een trendmatige ontwikkeling. Deze ontwikkeling kan zichtbaar zijn, maar kan zich ook ‘in het verborgene’ afspelen en op enig moment zichtbaar worden. Processcenario’s kunnen resulteren in incidenten, maar er kan ook sprake zijn van een sluipende aantasting van de vitale belangen. Voor meer informatie over processcenario’s klik hier. Een gevolg van de trendmatige ontwikkeling is dat de reactie van de overheid (en eventueel andere stakeholders) op de beschreven ontwikkeling deel uitmaakt van de scenariobeschrijving. Processcenario’s worden onderscheiden naar gevaar of dreiging.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 75
Het begrip risico De methode is gericht op een beoordeling en positionering van risicoscenario’s. Omdat elk scenario een specifiek risicotype (gevaar/dreiging van zekere omvang en met bepaalde gevolgen) beschrijft, is de methode dus feitelijk gericht op de beoordeling van risico’s.. Het begrip “risico” wordt gedefinieerd als een samenstel van “impact” (het totaal van de gevolgen van het scenario) en “waarschijnlijkheid” (een verwachting omtrent het optreden van het scenario). Merk op dat deze definitie verschilt van de klassieke eendimensionale definitie “kans x gevolg.”
De onderstaande figuur geeft aan dat de beoordeling van impact en waarschijnlijkheid in eerste instantie afzonderlijk geschiedt. Nadat de scenario’s op elk van deze twee risicocomponenten zijn beoordeeld, vindt een samenvoeging plaats om een tweedimensionaal totaalbeeld van de verschillende typen incidentscenario’s te creëren. Het gescheiden presenteren van de beide risicocomponenten impact en waarschijnlijkheid heeft tenminste een tweetal redenen:
Incidentscenario
Impact (gevolgen)
Waarschijnlijkheid
Risico Impact Waarschijnlijkheid
Figuur: Elk scenario wordt op de twee risicocomponenten beoordeeld
1. Bewust wordt het traditionele “risico is kans maal gevolg” vermeden omdat dit teveel een strikt kwantitatieve invulling suggereert en omdat de herleiding van “risico” tot één getal de twee wezenlijke dimensies ervan aan het oog onttrekt. Voorts worden impact en waarschijnlijkheid in onze risicobeleving niet altijd gelijkwaardig gewogen, hetgeen in de formule ‘risico is kans maal gevolg’ wel verondersteld wordt.
2. De onzekerheid m.b.t de schatting van beide risicocomponenten kan verschillen. De waarschijnlijkheid van optreden kan vaak niet op grond van historische gegevens worden geschat omdat deze ontbreken, of omdat omstandigheden niet vergelijkbaar zijn, of omdat het scenario uit een complex geheel van gebeurtenissen bestaat. In het bijzonder bij opzettelijk veroorzaakte incidenten moet veelal een kwalitatieve inschatting van waarschijnlijkheid op basis van “intelligence” worden gemaakt. Ook is het veelal niet goed mogelijk om de gevolgen van een incident te kwantificeren omdat we nu eenmaal tien impactcriteria onderscheiden met elk een eigen waarschijnlijkheid van optreden en een eigen gegevensbasis.
76 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Gevoeligheid Hoewel de NRB methodologie gebaseerd is op methodologische keuzen volgens de laatste wetenschappelijke inzichten en de verwachte scores van NRB scenario’s met enige precisie door experts ingeschat zijn, blijven het desalniettemin keuzen en inschattingen. Om de invloed van de gemaakte keuzen en inschattingen op de eindscores –en dus de waardering van de eindscores en de positionering in het risicodiagram– in een breder perspectief te plaatsen en de robuustheid ervan in te schatten, dient men de gevoeligheid van deze eindscores te testen voor kleine wijzigingen in de geschatte NRB scores, andere relatieve criteriumgewichten, en in de kwantificering van de impactlabels. In de NRB worden volgende gevoeligheidsanalyses standaard uitgevoerd: • Berekenen van de totaalscores aan de hand van boven- en ondergrensinschattingen: Aangezien de scenariogroepen een inschatting geven van de ondergrens, verwachte waarde en bovengrens voor zowel impact- als waarschijnlijkheidsbeoordelingen, kunnen deze ondergrensen vooral de bovengrenswaarden gebruikt worden om te testen of totaalscores en de positionering van de scenario’s in het risicodiagram significant veranderen. Zie de figuur hieronder voor de manier waarop deze onder- en bovengrenzen zichtbaar kunnen worden gemaakt. • Toepassing van verschillende gewichtsprofielen: Standaard wordt de totale impact berekend door een gelijk gewicht toe te kennen aan alle tien impactcriteria. Aangezien het mogelijk is verschillend belang te hechten aan de tien NRB criteria, worden vier gewichtsprofielen met verschillende gewichten op de tien criteria doorgerekend. De gewichtenprofielen beoogden oorspronkelijk een indruk te geven van de waardendiversiteit in de Nederlandse samenleving. Onderzoek door het WODC heeft de validiteit hiervan niet kunnen bevestigen. Wel kan de berekening op basis van verschillende gewichtsprofielen nog steeds de aandacht vestigen op scenario’s die volgens bepaalde waardenprofielen van groter of juist kleiner belang zijn dan in de basisberekening. • Gelijke weging van de vitale belangen: Aangezien de keuze voor gelijke relatieve gewichten voor de tien criteria een methodologische keuze is, wordt de invloed van de toekenning van gelijke gewichten aan de vitale belangen in plaats van de tien criteria in de NRB gevoeligheidsanalyse doorgerekend. De berekening op basis van de gelijke weging van de vitale belangen vestigt de aandacht op scenario’s die volgens de toekenning van gelijke gewichten aan de vijf vitale belangen van groter of kleiner belang zijn dan gelijke gewichten aan de tien criteria.
• Verschillende kwantificering van de ordinale impactlabels: Aangezien de keuze voor de kwantificering van de A-E impactlabels op basis van een exponentiële waardenfunctie met grondtal 3 een methodologische keuze is, wordt de invloed van de kwantificering van deze impactlabels op basis van een lineaire waardenfunctie en een exponentiële waardenfunctie met grondtal 10 in de NRB gevoeligheidsanalyse doorgerekend. Concreet betekent een lineaire waardenfunctie dat 1 E score even zwaar telt als 5 A scores, 1 D score even zwaar als 4 A scores, enz.; de verschillen tussen de opvolgende labels zijn dus even groot. Een grondtal 3 betekent dat 1 E score even zwaar telt als 3 D scores, 1 D score even zwaar telt als 3 C scores, etc., en betekent een grondtal 10 dat 1 E score even zwaar telt als 10 D scores, 1 D score even zwaar telt als 10 C scores, etc. De berekening in de NRB gevoeligheidsanalyse op basis van grondtal 10 vestigt vooral de aandacht op scenario’s met catastrofale impactscores, terwijl de lineaire waardenfunctie vooral de aandacht vestigt op scenario’s die op veel criteria relatief zwaar scoren. De gevoeligheidsanalyses hebben finaal tot doel te onderzoeken of de positionering van de scenario’s in het risicodiagram significant verandert bij enigszins gewijzigde assumpties, of de selectie van scenario’s robuust is, en of het daarom nodig is in de capaciteitenanalyse (meer) aandacht te besteden aan bepaalde scenario’s. Risicodiagram met onzekerheidsbanden
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 77
Risicodiagram Hieronder wordt de presentatie van de uitkomsten van de risicobeoordeling in het risicodiagram toegelicht. Daarna wordt aangegeven hoe het risicodiagram gelezen en gebruikt kan worden. Ten slotte wordt ingegaan op analyses om zicht te krijgen op de robuustheid van de positionering van de scenario’s in het risicodiagram. De rapportage van de risicobeoordeling geeft weer wat de uitkomsten van de NRB zijn en bevat ondermeer de volgende onderdelen: • overzicht van de impact- en waarschijnlijkheidsscores van scenario’s met toelichting; • een risicodiagram met toelichting (zie figuur 7-1); • een aantal gevoeligheidsanalyses; • een oordeel betreffende de robuustheid van de resultaten.
Het risicodiagram Het standaard risicodiagram zoals hieronder weergegeven is gebaseerd op: • gelijke gewichten voor alle tien impactcriteria • kwantificering van de ordinale labels X,A,B,C,D,E met behulp van de exponentiële waardenfunctie met grondtal 3 (1 x E = 3 x D = 9 x C = 27 x B = 81 x A). Voor elk van de scenario’s levert de NRB een verwachte eindscore voor de geaggregeerde impact, een ondergrensscore voor de geaggregeerde impact, en een bovengrensscore voor de geaggregeerde impact, elk met bijhorende waarschijnlijkheidsscores. De verwachte scores voor de geaggregeerde impact met bijhorende waarschijnlijkheidsscores van alle scenario’s worden grafisch weergegeven in het logaritmische risicodiagram. Op de verticale as is de geaggregeerde impact uitgezet. De maximale waarde van de as komt overeen met een (fictief) scenario dat op alle criteria een E scoort.
Figuur 7.1 Risicodiagram met logaritmische assen
78 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Hoe het risicodiagram te lezen en te gebruiken? Op welke wijze kan het risicodiagram gelezen worden? Aangezien beide assen van het risicodiagram logaritmische schalen hebben, zijn gelijke afstanden tussen scenario’s niet gelijk (tenzij de scenario’s ook gelijke scores hebben): in feite nemen gelijke afstanden, vanuit de oorsprong van de grafiek vertrekkend, exponentieel toe. Het verschil tussen ‘catastrofaal’ en ‘zeer ernstig’ is vele malen groter dan het verschil tussen ‘aanzienlijk’ en ‘beperkt’. Hoewel de afstanden tussen scenario’s niet overeenkomen met ons alledaagse afstandsbegrip, komen de verhoudingen wel overeen, en komen de klasselabels overeen met ons alledaagse begrip. Bij het lezen van dergelijke risicodiagrammen kan daarom best gefocust worden op de kwalificatie van de risico’s aan de hand van de klassen en klasselabels dan de exacte positionering in het diagram en de afstand ten opzichte van andere risico’s.
Op welke wijze kan het risicodiagram gebruikt worden voor prioritering ten behoeve van de capaciteitenanalyse? De wijze waarop het risicodiagram gebruikt wordt voor prioritering ten behoeve van de capaciteitenanalyse hangt af van een aantal factoren (invalshoeken). De belangrijkste invalshoeken wat betreft de informatie vanuit het risicodiagram zijn:
1. Risico als functie van impact en waarschijnlijkheid Op basis van het klassieke risicoconcept bestaat risico uit impact en waarschijnlijkheid waarbij beide even belangrijk zijn. Vanuit het klassieke risicoconcept dient prioriteit gegeven te worden aan scenario’s die gekenmerkt worden door zowel een hoge klassenindeling voor impact als voor waarschijnlijkheid.
2. De mogelijke ernst van de geaggregeerde impact
Wat zegt de plaats in het risicodiagram over een scenario? De score van een scenario in het risicodiagram is gebaseerd op het specifieke uitgewerkte scenario, met in het achterhoofd vergelijkbare scenario’s. De keuzes die gemaakt worden bij het opstellen van een scenario zijn bepalend voor de uiteindelijke scores. Van een scenariotype twee uitersten: een scenario met een grote kans van optreden maar (daardoor) een kleine impact en een scenario met een grote impact maar (daardoor) met een kleine kans van optreden. Ook alle scenario’s daartussenin zijn mogelijk. Het meest representatieve scenario ligt daar ergens tussenin, waar de ernst en de waarschijnlijkheid van het scenario in balans zijn.8 Beschouwing van een specifiek scenario is dus nodig om te kunnen bepalen waar andere scenario’s van hetzelfde type zich kunnen bevinden in de complete wolk van mogelijke scores van het betreffende scenariotype.
8
De selectie van de NRB scenario’s is echter niet willekeurig: uitsluitend scenario’s die een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid zijn relevant vanuit NRB perspectief. Een deelverzameling wordt gevormd door de ‘echte’ catastrofe risico’s: bijvoorbeeld een grote overstroming of kernramp. Dit type scenario’s wordt gekenmerkt door een (zeer) lage waarschijnlijkheid en een zeer hoge impact. Vanuit deze invalshoek wordt het risico voornamelijk gevormd door de impact. Vanuit dit perspectief dient dus prioriteit gegeven te worden aan scenario’s die gekenmerkt worden door een catastrofale of zeer hoge geaggregeerde impact.
3. De mogelijkheid tot risicoreductie De vraag aan welke scenario’s prioriteit moet worden gegeven hangt niet alleen af van de risicobeoordeling, maar ook van de vraag voor welke scenario’s op relatief eenvoudige wijze, op grote schaal, en met grote waarschijnlijkheid winst valt te behalen door additionele capaciteiten in te zetten. In veel gevallen betreft dit met name de risico’s met een hoge waarschijnlijkheid. Vanuit dit perspectief dient dus prioriteit gegeven te worden aan scenario’s die gekenmerkt worden door een hoge waarschijnlijkheid.
De hoogste score i.e. de grootste afstand boven de lijn tussen de twee uitersten.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 79
4. Alle voorgaande perspectieven samen en meer... Prioriteit kan ook gegeven worden op basis van de drie perspectieven samen: vanuit een dergelijk perspectief dienen risico’s met een hoge impact en/of hoge waarschijnlijkheid beschouwd te worden in de capaciteitenanalyse. Dit risicodiagram is echter maar een van de factoren in de prioritering van risico’s ten behoeve van de capaciteitenanalyse. Andere factoren die in beschouwing genomen (kunnen) worden zijn: • de actualiteit en verwachte ontwikkelingen; • politieke motieven; • de mogelijkheid tot relatief eenvoudige verbetering van het risicobeeld door inzet van additionele capaciteiten; • de graad van onzekerheid van risico’s; • de uitkomsten van de onzekerheids- en robuustheidsanalyses.
80 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Processcenario’s Uitgangspunten De beoordeling van als incidenten beschreven scenario’s heeft als nadeel dat sluipende/trendmatige ontwikkelingen (‘processen’) die juist op de langere termijn tot een bedreiging kunnen leiden voor de nationale veiligheid, onderbelicht blijven. Ingeval dergelijke ontwikkelingen reeds op de korte of middellange termijn tot keuzes m.b.t. mogelijk in te zetten capaciteiten zouden moeten leiden, is het niet acceptabel dat dit soort scenario’s onderbelicht blijft. Vooral de inzet van preventieve capaciteiten om de onderliggende ontwikkelingen van het proces tijdig om te buigen, kan voor urgentie zorgen. Scenario’s met sluipende/trendmatige processen verdienen een plaats binnen de NRB methodiek. Daarbij worden drie uitgangspunten gehanteerd: 1. De geïdentificeerde sluipende/trendmatige processen worden vastgelegd in een globale scenariolijn waarbij de belangrijkste ‘drivers’ en onzekerheden worden benoemd, en in sommige gevallen wellicht zelfs invloedsvariabelen en hun onderlinge verbanden. Van een dergelijke globale scenariolijn kunnen varianten worden ontwikkeld die het bereik tussen een proces met ‘minimale’ impact en proces met ‘maximale’ (“worst credible”) impact afdekken. Het lange termijn scenario voor mineralenschaarste uit 2009-2010 is een goed voorbeeld van zo’n scenariobeschrijving. 2. Omdat sluipende/trendmatige processen veelal lange ontwikkelingslijnen kennen, kan het in de praktijk zo zijn dat er “onderweg” al beleidsmaatregelen worden getroffen om de ongewenste ontwikkeling bij te sturen. Scenario’s over dergelijke processen kunnen dan ook (de effecten van) beleidsmaatregelen beschrijven. Beleid wordt in een processcenario dan als invloeds variabele opgevat met daaraan verbonden onzekerheden, bijvoorbeeld over de mate van ingrijpen en uitwerking op een normale gang van zaken, of over de mate van succes van het beleid. Wellicht kunnen varianten van een scenario ook in dit opzicht van elkaar verschillen. 3. De analyse van de sluipende/trendmatige processen levert een scenario op dat met behulp van dezelfde impactcriteria als voor de incidentscenario’s beoordeeld wordt, en waarvoor op basis van hetzelfde uniforme labelwaardering systeem (A t/m E) voor impact en waarschijnlijkheid de positie in het risicodiagram bepaald wordt. Dit is van belang voor de beoogde onderlinge vergelijkbaarheid en de daarop gebaseerde prioritering, hetgeen immers de basis vormt voor de capaciteitenkeuze.
Klik hier voor een meer gedetailleerde karakterisering van sluipende/trendmatige processen.
Principe van de beoordeling van sluipende/trendmatige processen De beoordeling van sluipende/trendmatige processen wordt gebaseerd op het onderstaande stappenschema: 1. De scenariowerkgroep stelt voor een geïdentificeerd sluipend/trendmatig proces een eerste algemene beschrijving van de scenariolijn op, op basis van een eerste verkenning van het scenariothema. 2. Op basis van de beschreven eerste algemene scenariolijn wordt voor elk impactcriterium vastgesteld welke drivers of invloedsvariabelen gevolgen kunnen hebben voor het betreffende impactcriterium. De relatie tussen invloedsvariabelen en de daarbij behorende klassenlabels (A t/m E) wordt vastgelegd. Per impactcriterium kunnen meer dan één soort invloedsvariabelen worden vastgesteld. 3. Nadat alle impactcriteria zijn gescoord, vindt een ‘keuzeproces’ plaats: de invloedsvariabelen worden nu ingevuld. Als het van belang is van invloedsvariabelen verschillende waarden te kiezen kan dat resulteren in meerdere scenariovarianten die elk niet alleen een meer gedetailleerde en samenhangende beschrijving geven van de sluipende/trendmatige ontwikkelingen maar ook intern consistent zijn. Een deel van de eerder vastgestelde invloedsvariabelen krijgt in elke scenariovariant een logische plaats in het grote geheel van de aldus uitgewerkte scenariolijn. 4. Voor elke scenariovariant wordt het definitieve klassenlabel op de individuele impactcriteria vastgesteld (op basis van de in de scenariovariant daadwerkelijk opgenomen invloedsvariabelen en feitelijk erdoor veroorzaakte omstandigheden) en wordt de totale impactscore bepaald. 5. Voor elke scenariovariant wordt vervolgens de waarschijnlijkheid vastgesteld, afhankelijk van de tijdperiode van vijf jaar waarin het sluipende/trendmatige proces wordt beschouwd.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 81
Het gebruik van systeemdynamische modellering in stappen 2 en 3. Ingeval de beschreven invloedsfactoren en ‘drivers’, evenals hun effecten, gekenmerkt worden door een grote mate van onzekerheid, complexiteit en onderlinge beïnvloeding, is de ontwikkeling van een systeemdynamisch model waarin de invloedsfactoren en de onderlinge relaties beschreven worden en kwantitatief worden doorgerekend, mogelijk een oplossing om te komen tot relevante scenariovarianten. De conclusie om deze alternatieve benadering te volgen, zal worden getrokken tijdens de werkzaamheden van de hierboven beschreven stap 3, maar mogelijk al tijdens stap 2. In dat geval zal het proces vanaf het begin van stap 2 opnieuw moeten worden doorlopen, maar dan met ontwikkeling en toepassing van een systeemdynamisch model als richtsnoer.
Karakterisering van sluipende/ trendmatige processen Het betreft processen die niet in een afgebakend incident en zijn negatieve gevolgen zijn te beschrijven, maar zich ontwikkelen in de tijd met gevolgen die, naarmate de tijd verstrijkt, in toenemende mate negatief zijn voor het functioneren van (delen van) de Nederlandse samenleving. Het karakter van zo’n proces wordt door twee groepen aspecten gekenmerkt. Allereerst zijn kenmerkende eigenschappen dat: • het zich ongemerkt voltrekt, gedreven door onderliggende invloedsfactoren die nog niet als zodanig worden (h)erkend, of • het mogelijk wel wordt opgemerkt maar dan toch onontkoombaar voltrekt door invloedsfactoren waarop relevante actoren onvoldoende greep hebben, of • het mogelijk wel wordt opgemerkt maar de benodigde ‘ingrepen’ grote negatieve gevolgen hebben op de korte termijn en enkel opbrengsten op de lange termijn, waardoor de urgentie en de haalbaarheid van de ingrepen ontbreken, of • het al wel (deels) wordt onderkend en aangepakt, maar nog niet over de volle breedte van de effecten en/of ad-hoc.
In alle gevallen is de huidige impact op de nationale veiligheid nog beperkt maar kan de impact op de langere termijn groot zijn en kunnen vitale belangen van Nederland geschaad worden. Het proces kan zich vroeg of laat openbaren door: • een incident (een plotselinge escalatie), en/of • een overduidelijke overschrijding van een norm- of drempelwaarde of acceptatiegrens, en/of • media of (wetenschappelijke) instellingen e.d. die er (grootschalig) aandacht aan besteden waardoor relevante actoren tot maatregelen worden gedwongen. NB: Dit kan tot gevolg hebben dat er bij de scenario ontwikkeling een keuze is of het beschouwde fenomeen alsnog als ‘incidentscenario’ wordt behandeld of als ‘processcenario’ zoals in deze notitie beschreven. Bovendien wordt een sluipend/trendmatig proces veelal gekenmerkt doordat: • het proces niet alleen in Nederland voorkomt, maar zich internationaal manifesteert; • de gevolgen strategisch van aard zijn, in de betekenis dat het fundamentele wijzigingen van bestaande (maatschappelijke) structuren, organisaties, instituties, sociale status-quo, enz. betreft ; • er complexe relaties bestaan tussen de invloedsfactoren en grote mate van onzekerheid over de feitelijke scenario-ontwikkeling in de tijd.
82 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Stappen in een processcenario Onderstaand volgt een meer gedetailleerde uitwerking van het stappenschema. Dit wordt ondersteund en nader toegelicht aan de hand van een rudimentair uitgewerkt scenario ‘Ontwikkeling Ziekte van Lyme’.
Stap 1: Vastleggen scenariolijn De scenariowerkgroep stelt voor een geïdentificeerd sluipend/trendmatig proces een eerste algemene beschrijving van de scenariolijn op. Op basis van een eerste verkenning van het scenariothema wordt een beschrijving gegeven van: • de aard van het thema en het potentiële maatschappelijke (en geografische) invloedsbereik, • een globale proceslijn met eventuele alternatieven, • potentiële invloedsfactoren die relevante ontwikkelingen kunnen bepalen, • onzekerheden rond factoren en ontwikkelingen, • relevante feitelijke informatie. Het vastleggen van de scenariolijn wordt nader toegelicht aan de hand van het rudimentair uitgewerkte scenario ‘ziekte van Lyme’.
Scenariolijn ‘Ziekte van Lyme’. De Ziekte van Lyme wordt veroorzaakt door beten van teken die met de Borrelia bacterie zijn besmet. Deze beten worden opgelopen in (natuur)gebieden met hoge of lage begroeiing, maar ook in bijv. stadsparken. In (sterk) toenemende mate zijn teken met deze bacterie besmet en worden mensen door besmette teken gebeten. Niet alleen in Nederland maar ook in WestEuropa en elders in de wereld. Er bestaan geen afdoende manieren voor diagnose tenzij een karakteristieke rode vlek is geconstateerd (erythema migrans). Het aantal besmettingen op basis van de vaststelling van deze rode vlek is de afgelopen 15 jaar gestegen van 6500 in 1994 tot 22000 in 2009. Ook de behandeling is nog onvoldoende effectief. In sommige landen, zoals Oostenrijk, bestaat wel een algemeen vaccinatieprogramma. De ziekte wordt in eerste instantie vaak niet opgemerkt maar pas in een (ver)gevorderd stadium als zodanig gediagnosticeerd. De gezondheidsconsequenties kunnen (zeer) ernstig zijn met als gevolg niet alleen individueel lijden maar ook belasting van het gezondheidssysteem en bijbehorende kosten. Het betreft in zoverre een sluipend/trendmatig proces dat hier sprake is van sterk toenemend gezondheidsrisico waarvan het brede publiek zich nog onvoldoende bewust is, en dat de ziekte medisch (en anderszins in de preventie- en bestrijdingssfeer) nog onvoldoende onder controle is. Door de onzekerheden zijn de ontwikkelingen rond de Ziekte van Lyme moeilijk te voorspellen.
Het scenario zou een sterke tot explosieve toename van besmette teken en daardoor besmette mensen kunnen beschrijven met een variatie van inadequate tot juist adequate preventieve maatregelen van de overheid. Ook een variatie in de ontwikkeling van adequate medische kennis kan deel uitmaken van het scenario, evenals (het succes van) de mogelijkheden tot verbetering van de bewustwording en (preventieve) zelfredzaamheid of opmerkzaamheid van burgers. Uitwerking van de genoemde variaties zullen tot scenariovarianten leiden. Zie Bijlage C voor aanvullende informatie over de Ziekte van Lyme.
Stap 2: Scoren van individuele impactcriteria Voor de processcenario’s wordt in beginsel gebruik gemaakt van dezelfde impactcriteria, inclusief de indicatoren en klassenlabels, als voor de incidentscenario’s. Vanwege de meer globale beschrijving van de (proces) scenariolijn is de beoordeling meer explorerend van aard en verloopt deze per impactcriterium via een drietal deelstappen: • identificeer - op basis van de beschreven proceslijn, invloedsfactoren en overige vastgelegde informatie de soorten omstandigheden (één of meer) die tot een bepaalde mate van impact aanleiding kunnen geven, en per soort de intensiteiten (aard, omvang) van de omstandigheden; • beschrijf per geïdentificeerde omstandigheid de daarbij mogelijk geachte waarden van de criteriumindicatoren; • bepaal voor elke geïdentificeerde omstandigheid het labelbereik (impactklassen A ..E) dat mogelijk wordt geacht op basis van de beschreven indicatorwaarden. Onderstaand is voor een tweetal impactcriteria het voorbeeld van de Ziekte van Lyme uitgewerkt. Voor het eerste impactcriterium is slechts één soort omstandigheid geïdentificeerd; voor het tweede criterium geen9.
9
Voor deze en navolgende tabellen, die aan de hand van het voorbeeld van de Ziekte van Lyme zijn opgesteld, dienen in de formele NRB handleiding algemene tabellen (neutrale invulling c.q. definitie van tabelkader) te worden opgenomen.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 83
Impactcriterium
Territoriale veiligheid – Aantasting van de integriteit van het grondgebied (1.1)
Soort omstandigheid
Gebiedsafsluiting: Denkbaar is dat de ziekte zich op termijn zodanig uitbreidt dat overwogen wordt om gebieden met een grote ‘tekendichtheid’ tijdelijk af te sluiten; deze maatregel kan landelijk gelden of lokaal (vanwege een lokale epidemische uitbraak); de afsluiting zal betrekking hebben op bosgebied waarbij de duur kan variëren van dagen (ingeval een bestrijding van de teken mogelijk is/wordt) tot een (zomer)seizoen
Labelbereik
Indicatorwaarden
A
afsluiting lokaal gedurende maximaal een maand
B
afsluiting lokaal gedurende het zomerseizoen; landelijk maximaal een maand
C
afsluiting landelijk (>100km²) gedurende het zomerseizoen
Impactcriterium
Territoriale veiligheid - Aantasting van de integriteit van de internationale positie van NL (1.2)
Soort omstandigheid
Geen: Voor dit scenario is geen omstandigheid geïdentificeerd die aanleiding geeft tot de aantasting van de internationale positie van Nederland
Labelbereik
Indicatorwaarden
0
-
Het resultaat kan worden samengevat als een overzicht in tabelvorm, zoals in bijlage D beknopt is uitgewerkt voor de Ziekte van Lyme. In deze bijlage D zijn voor enige andere impactcriteria twee soorten omstandigheden geïdentificeerd, elk met een samenvatting van de mogelijke invullingen en bijbehorende indicatorwaarden en klassenlabels. Een overzicht van de relevante soorten omstandigheden is voor de volgende stap nuttig en is voor het voorbeeld van de Ziekte van Lyme hierna uitgewerkt. Omstandigheid Impactcriterium
Diagnose / Ziekteverschijnselen
1.1
territoriale veiligheid
1.2
internationale positie
2.1
doden
X
2.2
chronisch zieken
X
2.3
lichamelijk lijden
3.1
kosten
4.1
flora en fauna
5.1
dagelijks leven
5.2
democratie
5.3
psycho-sociaal
Afsluiten gebieden Bestrijding tekenplaag
Aanpak overheid
X
X
X X X X
Voorbeeld: geen diagnose van de Ziekte van Lyme bij het ontbreken van de ‘rode vlek’ (erythema migrans) heeft tot gevolg dat het aantal ziektegevallen naar schatting tweemaal zo hoog ligt en daarmee een verdubbeling betekent voor het aantal ‘doden’ en ‘chronisch zieken’ maar ook tot een verdubbeling van de geschatte kosten voor gezondheidszorg leidt. Op basis van de uitgevoerde analyse in deze stap blijkt dat de beschrijving van de impactcriteria (en indicatoren) op enkele onderdelen aanpassing behoeft. Zie hiervoor bijlage E.
84 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Stap 3: Vaststellen van scenariovarianten In de voorgaande stap is per impactcriterium een overzicht verkregen van een aantal mogelijke samenstellen van omstandigheden met een bij elke mogelijkheid behorend klassenlabel en de indicatoren(waarden) die de verbinding leggen tussen omstandigheden en labelwaarde. Op basis van het verkregen inzicht en de reeds vastgelegde informatie zullen maximaal een drietal scenariovarianten beschreven moeten worden die aan de onderstaande eisen moeten voldoen. • De scenariovarianten dekken een bereik van minimale tot maximale impact af. Eén van de varianten is een zogenoemde “verwachte” scenariovariant. De minimum en maximum scenariovariant worden geselecteerd op basis van de impact, terwijl de verwachte scenariovariant wordt geselecteerd op basis van de waarschijnlijkheid. soorten omstandigheden: ↓ is wel/niet afh. van strijdig met →
Diagnose/-Ziekteverschijnselen
Afsluiten gebieden
• De scenariovarianten moeten intern consistent zijn; d.i. er mogen geen strijdige omstandigheden binnen de variant bestaan, en rekening moet worden gehouden met afhankelijkheden tussen de verschillende omstandigheden en labelkeuzes. Het risico van strijdigheden is aanwezig omdat per impactcriterium gezocht is naar omstandigheden die van invloed zijn; het is dus zeer wel denkbaar dat omstandigheden geïdentificeerd zijn die bij samenvoegen strijdig zijn en elkaar wederzijds uitsluiten. Evenzeer is het denkbaar dat eenzelfde omstandigheid invloed heeft op meerdere impactcriteria. De keuze voor een labelwaarde voor impactcriterium A bepaalt dan mede (of direct) de labelkeuze voor impactcriterium B.
Bestrijding tekenplaag Aanpak overheid
Diagnose/- Ziekteverschijnselen
A
Afsluiten gebieden
A
Bestrijding tekenplaag A
Aanpak overheid
A
De volgende deelstappen moeten worden doorlopen: 3.1 opstellen van een confrontatietabel waarin alle soorten omstandigheden tegen elkaar worden uitgezet die in stap 2 zijn geïdentificeerd; hierna volgt een tabel op basis van het voorbeeld van de Ziekte van Lyme. Uit het schema kan afgeleid worden dat voor het hier gekozen scenariothema geen omstandigheden zijn geïdentificeerd die elkaar wederzijds uitsluiten. Er zijn wel omstandigheden die van invloed zijn op meerdere impactcriteria (zie betreffende tabel in stap 2) en waarvan de labelwaarden dus onderling afhankelijk (A) zijn. 3.2 combineren van specifiek gekozen omstandigheden op basis van de tabellen uit stap 2 (omstandigheden – indicatorwaarden – labelbereik) en stap 3.1 (confrontatietabel).
A
A
A
De minimum variant ontstaat door per soort omstandigheid de mogelijk geachte minimumwaarde te kiezen voor elk impactcriterium waar die omstandigheid relevant is, rekening houdend met afhankelijkheden en onderlinge uitsluitingen. De maximum variant neemt als uitgangspunt het kiezen van de maximaal mogelijk geachte waarde en de verwachte variant kiest per omstandigheid de waarde die als meest realistisch c.q. waarschijnlijk beschouwd wordt (zonodig onderscheiden naar de beschouwde tijdperiode 5-15-25 jaar). Het is denkbaar dat de minimum of maximum variant samenvalt met de verwachte variant. Het resultaat van deze deelstappen wordt voor het scenariothema Ziekte van Lyme hierna nader verduidelijkt.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 85
Min scenario: het aantal ziektegevallen neemt tot 2025 jaarlijks met een 2000-tal toe, stabiliseert daarna op basis van verbeterde diagnose en ziektebestrijding (inenting risicogroepen); de overheid en gezondheidszorg verbeteren en intensiveren de voorlichting, waardoor afsluiten van gebieden (m.n. bossen) niet nodig is. Max scenario: de diagnose en ziektebestrijding verbetert niet en het aantal ziektegevallen stijgt exponentieel (2015: 3000/jr; 2020: 4000/jr; 2025: 6000/jr) met sterk stijgende kosten van gezondheidszorg wegens chronisch zieken als gevolg; de overheid reageert te laat en te drastisch op basis van incidenten (afsluiten bosgebieden gedurende zomerseizoen, bestrijding tekenplaag) hetgeen tot grote onrust onder bevolking leidt en inkomstenderving van de recreatiesector. Verwacht scenario: = min scenario
Stap 4: Bepalen klassenlabel en totale impactscore Voor elk van de onderscheiden scenariovarianten dient de totale verwachte impactscore bepaald te worden. Per impactcriterium is in stap 3 bepaald welke omstandigheden met bijbehorend klassenlabel in de variant zijn opgenomen. Dit betekent dat van alle impactcriteria de labelwaarden bekend zijn per scenariovariant. Met behulp van deze labelwaarden kan vervolgens de voor incident scenario’s gebruikelijke MCA aggregatie worden
uitgevoerd (gewogen optelling over de criteria heen van de gekwantificeerde verwachte labelwaarden). Dit resulteert in een totale verwachte impactscore, en onder- en bovengrens, voor elke scenariovariant. In onderstaand schema wordt de labelscore vermeld voor de minimum scenariovariant voor het thema ‘Ziekte van Lyme’. Onder toelichting staat een samenvatting van de overwegingen in bijlage D.
Klasse label
Toelichting
1.1
territoriale veiligheid
A
gebieden zouden afgesloten kunnen worden, maar deze maatregel wordt niet genomen
1.2
internationale positie
0
nvt
2.1
doden
A
er zal sprake zijn van vervroegd overlijden, max. enkele tientallen doden over periode van 5 jaar
2.2
chronisch zieken
E
toename van aantal chronisch zieken bedraagt 100/jr (5% ziektegevallen); gedurende 5 jaar dus 500 ; in absolute aantallen meer dan 10000 chronisch zieken in 2015
2.3
lichamelijk lijden
0
nvt
3.1
Kosten en aantasting van de economie
B-C
betreft bijna uitsluitend kosten van gezondheidszorg: 40 à 50 duizend ziektegevallen per jaar, waarvan 5% chronisch; toename van de kosten over periode van 5 jr bedraagt naar schatting 10 miljoen euro, totale absolute kosten bedragen naar schatting 150 miljoen euro per jaar (750 miljoen over de 5-jaar periode)
4.1
flora en fauna
A
er wordt geen tekenbestrijding toegepast
5.1
dagelijks leven
A
aangezien er geen gebieden worden afgesloten, is de invloed op het dagelijks leven nihil
5.2
democratie
0
nvt
5.3
psycho-sociaal
A
overheid reageert adequaat met voorlichting
Stap 5: Bepaling van de waarschijnlijkheid De bepaling van de waarschijnlijkheid van elke scenariovariant gaat op vergelijkbare wijze als voor incidentscenario’s. Zie verder de tekst onder “Handleiding Waarschijnlijkheidsbeoordeling bij Processcenario’s.” De waarschijnlijkheid moet voor drie periodes (0-5 jaar, 10-15 jaar, 20-25 jaar) worden vastgesteld met waar relevant onder- en bovengrenzen.
Het minimum scenario zoals geformuleerd voor de Ziekte van Lyme correspondeert met het verwachte scenario voor de periodes tot 2020-2025; de waarschijnlijkheidsklasse voor dit scenario wordt geschat op klasse D.
86 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Stap 6: Visualisatie in het risicodiagram Dit gebeurt op dezelfde wijze als voor de incidentscenario’s. De ontwikkelde scenariovarianten worden elk afzonderlijk in het risicodiagram gepositioneerd. Een toegevoegd aspect betreft de tijdperiode(s) waarop het scenario betrekking heeft. Een overzicht van de finale impact- en waarschijnlijkheidsscore per tijdsperiode en per scenariovariant is gewenst. De visualisatie hiervan kan hetzij in drie afzonderlijke risicodiagrammen gebeuren, een voor elke tijdsperiode, of in een diagram. In het laatste geval bestaan er per variant drie posities, namelijk één voor elke tijdsperiode. Voor de inzichtelijkheid kunnen deze via pijlen met elkaar worden verbonden om een eventuele toename of afname van het risico aan te geven. Een belangrijk aspect betreft de gevoeligheidsanalyse, of op zijn minst het expliciet aangeven van onzekerheidsbanden in het risicodiagram. Dit is echter niet fundamenteel verschillend van de onzekerheidsanalyse in geval van incidentscenario’s.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 87
Stappen in de capaciteitenanalyse Voorbereidingen voor de capaciteitenanalyse A. Formeer een werkgroep met experts die kennis hebben van mogelijke capaciteiten bij het gegeven scenario. Aandachtspunten: • De samenstelling van deze werkgroep kan verschillen van de experts uit het Analistennetwerk NV die het scenario hebben geschreven of de risicobeoordeling hebben gedaan. We zijn immers op zoek naar te versterken capaciteiten. • Zorg ervoor dat alle aan het scenario verbonden belangen en invalshoeken in de werkgroep vertegenwoordigd zijn. Zoveel mogelijk argumenten vóór of tegen het versterken van een bepaalde capaciteit moeten op tafel komen. • Kijk bij de samenstelling van de werkgroep naar experts bij ministeries, decentrale overheden, kennisinstituten (o.a. planbureaus en universiteiten) en het bedrijfsleven. • De werkgroep wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van het meest betrokken departement. Het secretariaat van de werkgroep wordt door het Ministerie van Veiligheid en Justitie verzorgd. • Zie bijlage A Capaciteitenanalyse voor aandachtspunten en tips bij het gebruik van expertmeningen in de Strategie Nationale Veiligheid. • Vul in bijlage B Capaciteitenanalyse in welke experts betrokken zijn met welke deskundigheid en in welk deel van de capaciteitenanalyse. • Een facilitator ondersteunt de werkgroep voor het op de juiste wijze gebruiken van de capaciteitenlijst. B. Bepaal de inrichting van het proces dat moet leiden tot de capaciteitenanalyse. Aandachtspunten: • Kies bewust voor een geschikte tijdsplanning om aan de analyse te werken. Kan de analyse in een tweedaagse workshop worden gedaan of is het beter om twee maanden lang tweewekelijks bij elkaar te komen. Hoe veel kunt u van de experts vragen? Verslapt de aandacht bij een lang traject? • Kies een werkvorm die maximale opbrengst oplevert. • Bepaal of vertegenwoordigers als individueel expert of als afgevaardigde namens een organisatie uitspraken doen.
In het laatste geval kunnen organisatorische belangen op de achtergrond meespelen, in het eerste geval persoonlijke stokpaardjes of een gebrek aan draagvlak. • Spreek af of binnen de groep consensus moet ontstaan of dat met expliciet gemaakte afwijkende standpunten kan worden gewerkt. Dit laatste heeft voor het vervolg van het traject de meeste voorkeur, gegeven mogelijke belangentegenstellingen. • Maak afspraken over vertrouwelijkheid, zo nodig met een geheimhoudingsverklaring. Minimaal moet worden afgesproken dat de informatie die in de capaciteitenanalyse wordt gewisseld vertrouwelijk blijft en dat niet uit de stukken wordt geciteerd of gepubliceerd. Het is mogelijk om stukken een rubricering te geven.
Te doorlopen stappen De capaciteitenanalyse bestaat uit drie stappen. In de eerste stap wordt breed geïnventariseerd welke capaciteiten mogelijk versterkt kunnen worden (inventarisatie). Belangrijkste zorg is dat geen capaciteiten over het hoofd gezien worden. In de tweede stap wordt uit de groslijst een eerste selectie gemaakt van capaciteiten die kansrijk lijken om te versterken (prioritering). Belangrijkste doel is focus te krijgen zodat met de echte prioriteiten verder gewerkt kan worden. In de derde fase wordt in kaart gebracht wat er moet gebeuren - en door wie - om de geprioriteerde capaciteiten te versterken (verdere uitwerking). Zodat een positief besluit ook daadwerkelijk leidt tot implementatie van de voorgestelde verbetering. C. Bekijk welke capaciteiten relevant zijn voor het scenario (inventarisatie) en stel een eerste groslijst op van capaciteiten die mogelijk versterkt moeten worden. Aandachtspunten: I. Leg bij de start van het traject aan de experts van de werkgroep uit wat het doel is van de capaciteitenanalyse, wat de plaats is naast de scenario-uitwerking en de risicobeoordeling en welke stappen worden doorlopen; II. Vraag de betreffende projectleider en/of de werkgroepcoördinator van het Analistennetwerk NV om in de eerste bijeenkomst het scenario en de scoring te presenteren en vragen ter verduidelijking te beantwoorden; III. Inventariseer (op hoofdlijnen) welke mogelijk te versterken capaciteiten in een groslijst kunnen/moeten worden opgenomen. U kunt hierbij gebruik maken van de capaciteitenlijst uit bijlage E Capaciteitenanalyse:
88 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
i. Bekijk aan de hand van het scenario en de scoring welke capaciteiten in het scenario een rol spelen. Bepaal vervolgens welke capaciteiten mogelijk relevant zijn om te versterken. Deze stap kan door een beperkte groep vooraf worden uitgevoerd. Wanneer deze stap vroegtijdig door de trekker en de secretaris van de capaciteitenwerkgroep wordt uitgevoerd kan het resultaat helpen bij de keuze van te betrekken experts. Zie bijlage F Capaciteitenanalysevoor een invulformat. ii. Gebruik de uitkomsten van de risicobeoordeling. Bekijk op welke van de tien impactcriteria de scenario’s een D en E scoren en bepaal wat de oorzaak van deze hoge score is. Beoordeel welke capaciteiten de score van die criteria belangrijk kunnen terugbrengen als ze versterkt worden. iii. Bekijk op een vergelijkbare manier de (hoge) waarschijnlijkheidsscore. Beoordeel welke capaciteiten de waarschijnlijkheid score van die criteria belangrijk kunnen terugbrengen als ze versterkt worden. iv. Maak daarbij onderscheid naar capaciteiten: 1. algemene capaciteiten 2. vóór de crisis (proactie/preventie en bescherming vitale systemen); 3. tijdens de crisis (bestrijding (inclusief 4. voorbereiding daarop)); na de crisis (herstel en nazorg). Maak een prioriteitenlijstje van in totaal circa vijf te versterken capaciteiten. Aandachtspunten: 1. Maak een strenge keuze van de belangrijkste mogelijk te versterken capaciteiten uit de inventarisatie. Vuistregel is een lijst van in totaal niet meer dan vijf capaciteiten die écht verbetering behoeven: i. Bekijk voor welke capaciteiten het verschil tussen de huidige situatie (‘ist’) en de gewenste situatie (‘soll’) groot is; ii. Bekijk welke capaciteiten snel kunnen worden verbeterd (quick wins); iii. Bekijk welke capaciteiten tot duurzame verbetering van de veiligheid leiden; iv. Bekijk welke capaciteiten veel opbrengen tegen weinig kosten (kosten-baten analyse). Juist bij deze stap kan het helpen om na te gaan of en, zo ja, in welke mate de versterking van de beschouwde capaciteit (of combinatie van capaciteiten) leidt tot een significante verschuiving van het scenario in het risicodiagram. Dat kan door bepaalde scores aan te passen (effect van eventueel te nemen maatregelen voor
capaciteitversterking) en dit opnieuw door te laten rekenen voor het diagram. 2. In wiens handen liggen de te versterken capaciteiten: rijksoverheid, een specifiek ministerie, het bedrijfsleven, de decentrale overheid? Geef aan welke partijen hier bij nodig zijn en wat geschatte kosten zijn. Geef ook aan in welke mate deze partij(en) zich ook daadwerkelijk wil(len) inzetten om deze capaciteit te versterken. Zie bijlage G voor een invulformat. 3. Beoordeel op basis van de politieke of maatschappelijke realiteit of er capaciteiten zijn waarvan versterking politiek urgent is. E. Leg de onderbouwde prioritering van te versterken capaciteiten vast in één document Aandachtspunten: I. Geef aan welke capaciteiten op grond van welke argumenten (scenarioanalyse, impactscore of waarschijnlijkheid) op de groslijst terecht zijn gekomen.10 II. Geef de top vijf van capaciteiten. Op grond van welke argumenten (verschil ist-soll, quick wins, duurzaamheid, kosten-baten) is voor deze capaciteiten gekozen? Waren er nog dilemma’s / discussiepunten t.a.v. de keuze voor deze vijf capaciteiten? III. Uiteindelijk zal worden gekomen tot een beperkt aantal aanbevelingen (voor te versterken capaciteiten) voor het kabinet. Voor de integrale afweging van alle capaciteiten die door de verschillende werkgroepen zijn aangedragen, is het van belang dat elke werkgroep bij de gekozen capaciteiten aangeeft: i. welke scenario(‘s) ten grondslag liggen aan de benoemde capaciteiten en welke plaats (in termen van impact en waarschijnlijkheid) het scenario / de scenario’s in de NRB hebben; ii. in hoeverre de ‘capaciteiteneigenaar’ zich wil inzetten om de capaciteit te versterken; iii. er politieke of maatschappelijke urgentie is om de capaciteit te versterken; iv. wat de te verwachten verbetering is (effecten), zo mogelijk in termen van impactreductie of waarschijnlijkheidsreductie; v. wat de benodigde inspanning is (o.a. in termen van orde grootte financiën (4, 5 of 6 nullen in euro’s), tijdsbeslag (wanneer kan iets klaar zijn), personele inzet).
10
Realiseert u zich dat het voor de agendering van te verbeteren capaciteiten bij de complete set scenario’s van belang is om zicht te hebben op de groslijst van te versterken capaciteiten. Het is goed mogelijk dat capaciteiten die in verschillende scenario’s naar voren komen tot een generieke te versterken capaciteit leiden.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 89
Na de capaciteitenanalyse De verschillende themagroepen komen met verschillende capaciteitenanalyses. Uit die afzonderlijke capaciteitenanalyses wordt in de bevindingenrapportage aan het kabinet geadviseerd welke capaciteiten versterkt moeten worden in het belang van de nationale veiligheid. Alle scenario’s overziende worden daar door de kopgroep uit de IWNV voorstellen gedaan op basis van onder andere het risicodiagram, politieke aandacht, snel te boeken winst, kosten-baten analyse. In de bevindingenrapportage wordt aandacht besteed aan specifieke capaciteiten, dat wil zeggen aan capaciteiten die nodig zijn voor één risicotype. Ook wordt aangegeven welke capaciteiten versterking behoeven die van nut zijn voor meerdere risicotypen. De groslijst met te versterken capaciteiten van de verschillende scenario’s zijn van belang voor het vinden van deze generieke capaciteiten die mogelijk voor één scenario niet lonen maar wel effectief zijn als ze bijdragen aan het terugbrengen van verschillende risicotypen. Het kabinet beslist op basis van de bevindingenrapportage welke aanbevelingen het overneemt.
Korte termijnverkenning Als zich een situatie voordoet met mogelijk gevolgen voor de nationale veiligheid kan een analyse gemaakt worden van de situatie en van mogelijke ontwikkelrichtingen. Een dergelijke analyse verloopt in de volgende stappen. scenariobeschrijving; 1. Wat is de situatie? 2. Welke elementen kunnen impact hebben op de nationale veiligheid? 3. Welke omslagpunten hebben de verschillende elementen; vanaf welk punt hebben deze elementen invloed op de nationale veiligheid? Voorbij een omslagpunt kunnen elementen een trigger zijn waaruit gevolgen voortvloeien voor de nationale veiligheid terwijl dat nu nog niet het geval is. Risicobeoordeling 4. Wat kan de impact op de nationale veiligheid zijn van de gekozen elementen, op dit moment en wanneer omslagpunten zijn gepasseerd? Capaciteitenanalyse 5. Welke maatregelen kunnen worden getroffen om de impact op de nationale veiligheid te beperken (preventieve en responsieve maatregelen)? 6. Wat moet gebeuren om zicht te blijven houden op de elementen die mogelijk zodanig ontwikkelen dat omslagpunten worden gepasseerd? 7. Welke maatregelen moeten nu al worden getroffen en wat kan later?
90 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
4 Formats en achtergrondinformatie
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 91
Geheimhoudingsverklaring
Ondergetekende ……………………………………………………………………….., geboren op …………………………………. wonende aan de …………………………………………………… te ……………………………………………………. en werkzaam bij ………………………………… ……………………………………. in de functie van …………………………………………….…….
verklaart: dat
uitdrukkelijk op de hoogte is gebracht van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht en de artikelen 98, 98a, 98b, 98c, 272 en 273 van het Wetboek van strafrecht, waarvan de tekst als bijlage 2 is gevoegd; dat zich zal onthouden van enige gedraging die mogelijk tot bekendwording van enige informatie leidt, waarvan uit hoofde van deelname aan de Strategie Nationale Veiligheid kennis draagt en waarvan redelijkerwijs kan vermoeden dat deze informatie vertrouwelijk moet blijven; dat het Protocol informatiedeling, zoals bijgevoegd als bijlage 1 bij dit document, onderschrijft en conform dit protocol zal handelen. dat bekend is, dat bij het handelen in strijd met de verplichting betreffende geheimhouding strafrechtelijk kan worden vervolgd; dat bekend is dat verplicht is om onverwijld aangifte te doen bij degene aan wie direct ondergeschikt is van elke schending van de geheimhoudingsplicht.
Plaats en datum
...............
handtekening
..............................
92 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Bijlage 1 Protocol informatiedeling Het laten ondertekenen van een geheimhoudingsverklaring kan helpen bij het waarborgen van de vertrouwelijkheid van uitgewisselde informatie in de verschillende fasen van de Strategie Nationale Veiligheid. Daarmee helpt het ook om in de vertrouwelijke setting te komen tot maximale uitwisseling van informatie tussen de deelnemers. Dat komt de kwaliteit van de resultaten ten goede. In de bijeenkomsten staat open interactie en uitwisseling van informatie centraal. Om vertrouwelijkheid te garanderen, worden de volgende regels in acht genomen. Gevoelige informatie wordt mondeling uitgewisseld tijdens de bijeenkomsten. Deelnemers kennen de door hen verstrekte informatie één van de vier vertrouwelijkheidscodes toe, al naar gelang hun wens hoe de andere deelnemers met deze informatie omgaan. De vier vertrouwelijkheidscodes zijn: Rood: Geheime informatie uitsluitend ter kennisname van deelnemers. De informatie wordt mondeling gedeeld. Deelnemers mogen de informatie niet delen buiten de bijeenkomsten. Geel: Beperkte geheimhouding. Informatie ter kennisname van deelnemers en aan mensen binnen hun organisatie, die deze informatie nodig hebben om maatregelen te treffen. Uitsluitend op basis van “need to know.” Deze gedeelde informatie valt voor degene waarmee de informatie is gedeeld dan vervolgens weer onder de categorie “rood”, tenzij overleg gepleegd is met de oorspronkelijke leverancier van de informatie (de informatiebron).
Rode informatie wordt niet in de schriftelijke verslaglegging vastgelegd. De overige informatie kan wel in de verslaglegging worden opgenomen. De verslaglegging zal gebeuren in twee versies. Een verslag dat vertrouwelijk behandeld moet worden en dat in zeer beperkte mate breder gedeeld kan worden (na toestemming van betrokken partijen t.a.v. de door hen aangedragen informatie) en een verslag dat met enige terughoudendheid breder gedeeld moet kunnen worden. Het concept van beide verslagen zal ter goedkeuring aan de deelnemers van de bijeenkomst worden voorgelegd. Op basis van de uitkomsten van de bijeenkomsten kan een totaalrapportage worden opgesteld, waarin de belangrijkste conclusies op een meer geaggregeerd niveau worden opgenomen. Ook hier zal zo nodig gewerkt worden met een vertrouwelijk deel en een breder te delen deel, waarbij de concepten zullen worden voorgelegd aan de deelnemers van de bijeenkomsten. Het is de verantwoordelijkheid van de deelnemer, die de informatie aanbiedt, de vertrouwelijkheidscode aan te geven. Als geen vertrouwelijkheidscode wordt aangegeven, wordt de informatie geacht als ‘geel’ aangemerkt te zijn en de bron rood. Het is de verantwoordelijkheid van alle vertegenwoordigers de aangegeven vertrouwelijkheidscodes te respecteren. Bij twijfel of informatie gedeeld mag worden, dient de verzoeker altijd de informatiebron te raadplegen.
Groen: Informatie, die met anderen mag worden gedeeld, maar niet mag worden gepubliceerd of op het internet worden geplaatst. Wit: Informatie bedoeld voor publieke, onbeperkte verspreiding. Elke deelnemer mag deze informatie openbaar maken. Indien men daaraan de voorkeur geeft, mag informatie met de code rood of geel anoniem of via de voorzitter van de bijeenkomst kenbaar worden gemaakt.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 93
Bijlage 2 (tekst uit Algemene wet bestuursrecht) Artikel 2:5 1. Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de taak van een bestuursorgaan en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit. 2. Het eerste lid is mede van toepassing op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak, en op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die een bij of krachtens de wet toegekende taak uitoefenen.
inlichting of de gegevens aan een buitenlandse mogendheid of aan een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam bekend wordt, wordt, indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een zodanige inlichting of zodanige gegevens betreft, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vijftien jaren of geldboete van de vijfde categorie. 2. Indien de schuldige heeft gehandeld in tijd van oorlog dan wel in dienst of in opdracht van een buitenlandse mogendheid of van een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam, kan levenslange gevangenisstraf of tijdelijke van ten hoogste twintig jaren of geldboete van de vijfde categorie worden opgelegd. 3. Handelingen gepleegd ter voorbereiding van een misdrijf als omschreven in de voorgaande leden worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 98b (tekst uit het Wetboek van strafrecht) Artikel 98 1. Hij die een inlichting waarvan de geheimhouding door het belang van de staat of van zijn bondgenoten wordt geboden, een voorwerp waaraan een zodanige inlichting kan worden ontleend, of zodanige gegevens opzettelijk verstrekt aan of ter beschikking stelt van een tot kennisneming daarvan niet gerechtigd persoon of lichaam, wordt, indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een zodanige inlichting, een zodanig voorwerp of zodanige gegevens betreft, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie. 2. Met dezelfde straf wordt gestraft hij die een inlichting die van een verboden plaats afkomstig is en tot de veiligheid van de staat of van zijn bondgenoten in betrekking staat, een voorwerp waaraan een zodanige inlichting kan worden ontleend, of zodanige gegevens opzettelijk verstrekt aan of ter beschikking stelt van een tot kennisneming daarvan niet gerechtigd persoon of lichaam, indien hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het een zodanige inlichting, een zodanig voorwerp of zodanige gegevens betreft.
Artikel 98a 1. Hij die een inlichting, een voorwerp of gegevens als bedoeld in artikel 98, hetzij opzettelijk openbaar maakt, hetzij zonder daartoe gerechtigd te zijn opzettelijk verstrekt aan of ter beschikking stelt van een buitenlandse mogendheid, een in het buitenland gevestigd persoon of lichaam, dan wel een zodanig persoon of lichaam dat gevaar ontstaat dat de
Hij aan wiens schuld te wijten is dat een inlichting, een voorwerp of gegevens als bedoeld in artikel 98, openbaar worden gemaakt of ter beschikking komt van een tot kennisneming daarvan niet gerechtigd persoon of lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de derde categorie.
Artikel 98c 1. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft: 1°. hij die opzettelijk een inlichting, een voorwerp of gegevens als bedoeld in artikel 98, zonder daartoe gerechtigd te zijn, onder zich neemt of houdt; 2°. hij die enige handeling verricht, ondernomen met het oogmerk om, zonder daartoe gerechtigd te zijn, de beschikking te krijgen over een inlichting, een voorwerp of gegevens als bedoeld in artikel 98; 3°. hij die tersluik, onder een vals voorgeven, door middel van een vermomming of langs een andere dan de gewone toegang op of in een verboden plaats komt of tracht te komen, aldaar in dier voege aanwezig is, of zich op een van die wijzen of door een van die middelen vandaar verwijdert of tracht te verwijderen. 2. De bepaling onder 3° is niet toepasselijk, indien de rechter blijkt dat de dader niet heeft gehandeld met het oogmerk bedoeld onder 2°.
94 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Artikel 272 1. Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie. 2. Indien dit misdrijf tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op diens klacht.
Artikel 273 1. 1. Met gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden of geldboete van de vierde categorie wordt gestraft hij die opzettelijk 1°. aangaande een onderneming van handel, nijverheid of dienstverlening bij welke hij werkzaam is of is geweest, bijzonderheden waarvan hem geheimhouding is opgelegd, bekend gemaakt of 2°. gegevens die door misdrijf zijn verkregen uit een geautomatiseerd werk van een onderneming van handel, nijverheid of dienstverlening en die betrekking hebben op deze onderneming, bekend maakt of uit winstbejag gebruikt, indien deze gegevens ten tijde van de bekendmaking of het gebruik niet algemeen bekend waren en daaruit enig nadeel kan ontstaan. 2. Niet strafbaar is hij die te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat het algemeen belang de bekendmaking vereiste. 3. Geen vervolging heeft plaats dan op klacht van het bestuur van de onderneming.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 95
Format Scenariobeschrijving NRB Deze format kan gebruikt worden bij het schrijven van het scenario. Met de format wordt gewaarborgd dat het scenario alle elementen bevat die nodig zijn bij de risicobeoordeling en bij de capaciteitenanalyse. thema titel scenario tijdhorizon
0-5 jaar 20 -25 jaar ……. jaar (5 jaar periode)
aard van het scenario
incident proces gevaar van natuurlijke aard gevaar door technisch of menselijk falen (onopzettelijk) dreiging (kwaadwillend, opzettelijk)
typering scenario
meest waarschijnlijk meest representatief meest ernstig
primaire bedreiging
territoriale veiligheid fysieke veiligheid economische veiligheid ecologische veiligheid sociale en politieke stabiliteit (meer dan 1 keuze mogelijk)
casuïstiek (referentiesituaties)
oorzaakcategorieën:
gevaar-/dreigingtypen:
96 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
context
algemene omstandigheden:
huidige status beheersmaatregelen (weerstandsvermogen):
incident / proces
beschrijving incident / gebeurtenissenreeks:
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 97
Kunnen vitale sectoren / vitale producten en diensten (deel) zijn van de oorzaak van het incident / proces? Hoe dan?
Vitale sector
Vitaal product of dienst
1) Energie
1. elektriciteit 2. aardgas 3. olie
2) Telecommunicatie/ICT
4. vaste telecommunicatie-voorziening 5. mobiele telecommunicatie-voorziening 6. radiocommunicatie en navigatie 7. omroep (crisiscommunicatie) 8. internettoegang
3) Drinkwater
9. drinkwatervoorziening
4) Voedsel
10. voedselvoorziening/ -veiligheid
5) Gezondheid
11. spoedeisende zorg/ overige ziekenhuiszorg 12. geneesmiddelen 13. sera en vaccins 14. nucleaire geneeskunde
6) Financieel
15. betalingsdiensten/ betalingstructuur 16. financiële overdracht overheid
7) Keren en Beheren oppervlaktewater
17. beheren waterkwaliteit 18. keren en beheren waterkwantiteit
8) Openbare Orde en Veiligheid
19. handhaving openbare orde 20. handhaving openbare veiligheid
9) Rechtsorde
21. rechtspleging en detentie 22. rechtshandhaving
10) Openbaar bestuur
23. diplomatieke communicatie 24. informatieverstrekking overheid 25. krijgsmacht 26. besluitvorming openbaar bestuur
11) Transport
27. mainport Schiphol 28. mainport Rotterdam 29. hoofdwegen- en hoofdvaarwegennet (Rijksinfrastructuur) 30. spoorsysteem
12) Chemische en Nucleaire industrie oorzaak
31. vervoer, opslag en productie/verwerking van chemische en nucleaire stoffen
beschrijving oorzaak: preventie status: schatting waarschijnlijkheid:
context
algemene omstandigheden: huidige beheersmaatregelen (weerstandsvermogen):
incident
beschrijving incident / gebeurtenissenreeks:
98 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Vitaal (gevolg)
Kunnen vitale sectoren / vitale producten en diensten geraakt worden door het scenario? Hoe dan?
Vitale sector
Vitaal product of dienst
1) Energie
1. elektriciteit 2. aardgas 3. olie
2) Telecommunicatie/ICT
4. vaste telecommunicatie-voorziening 5. mobiele telecommunicatie-voorziening 6. radiocommunicatie en navigatie 7. omroep (crisiscommunicatie) 8. internettoegang
3) Drinkwater
9. drinkwatervoorziening
4) Voedsel
10. voedselvoorziening/ -veiligheid
5) Gezondheid
11. spoedeisende zorg/ overige ziekenhuiszorg 12. geneesmiddelen 13. sera en vaccins 14. nucleaire geneeskunde
6) Financieel
15. betalingsdiensten/ betalingstructuur 16. financiële overdracht overheid
7) Keren en Beheren oppervlaktewater
17. beheren waterkwaliteit 18. keren en beheren waterkwantiteit
8) Openbare Orde en Veiligheid
19. handhaving openbare orde 20. handhaving openbare veiligheid
9) Rechtsorde
21. rechtspleging en detentie 22. rechtshandhaving
10) Openbaar bestuur
23. diplomatieke communicatie 24. informatieverstrekking overheid 25. krijgsmacht 26. besluitvorming openbaar bestuur
11) Transport
27. mainport Schiphol 28. mainport Rotterdam 29. hoofdwegen- en hoofdvaarwegennet (Rijksinfrastructuur) 30. spoorsysteem
12) Chemische en Nucleaire industrie
31. vervoer, opslag en productie/verwerking van chemische en nucleaire stoffen
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 99
gevolg
1.1
Integriteit grondgebied
gevolgen: (oppervlak en tijdsduur en gebied)
1.2
internationale positie
gevolgen: (indicatoren mbt acties, politieke, niet-politieke betrekkingen) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
2.1
doden
gevolgen: (aantallen en plaatsbepaling) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
2.2
ernstig gewonden en chronisch zieken
gevolgen: (aantallen en plaatsbepaling) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
2.3
lichamelijk lijden
gevolgen: (aantallen en tijdsduur en gebied) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
3.1a
kosten
gevolgen: (kosten en kostensoort) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
100 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
gevolg
3.1b
economische schade
gevolgen: (invloed op gekozen indicatoren voor economische schade) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
4.1a
flora en fauna
gevolgen: (relatief oppervlak getroffen natuurgebieden en tijdsduur) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
4.1b
milieu
gevolgen: (oppervlak gebied mbt overschrijding interventiewaarden) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
5.1
verstoring dagelijks leven
gevolgen: (keuze indicatoren en waarderen tijdsduur, aantal getroffenen) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
5.2
aantasting democratie
gevolgen: (keuze indicatoren en waarderen tijdsduur en omvang) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
5.3
sociaal-psycholog. impact (angst en woede)
gevolgen: (keuze indicatoren en waarderen omvang) primaire oorzaak/ oorzaken: relevante omstandigheden (context):
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 101
Toelichting op Format Scenariobeschrijving: Algemeen Doelstelling van het Format is om de kwaliteit en de bruikbaarheid van de ontwikkelde scenario’s zoveel als mogelijk op eenzelfde niveau te brengen. Het ‘vertalen’ van de scenariobeschrijving naar het Format moet ervoor zorgdragen dat: • de beschrijving van het scenario getoetst wordt op volledigheid • de scenariobeschrijving een voldoende basis vormt voor de waarschijnlijkheidsscore • de scenariobeschrijving een voldoende basis vormt voor de impactscores • de scenariobeschrijving een voldoende basis vormt voor de capaciteitenanalyse De teksten in het Format zijn zo beknopt mogelijk; het is niet de bedoeling dat het Format de Scenariobeschrijving vervangt. Casuïstiek:
overzicht van beschikbare casuïstiek met betrekking tot (vergelijkbare) incidenten in bijlage
samenvatting casuïstiek naar typering van oorzaken en typering van de gevolgen (gevaar of dreiging)
Context:
aanduiding algemene omstandigheden en mate van kwetsbaarheid
beschrijving van algemene omstandigheden welke van belang zijn voor het beschreven scenario: internationale verhoudingen, interne politieke verhoudingen, maatschappelijke verhoudingen, locatie kenmerken, natuur, klimatologische ontwikkelingen, demografische ontwikkelingen
globale beschrijving van huidige status beheersmaatregelen: wet- en regelgeving, inzet private en publieke diensten, beschikbare middelen
Incident:
beknopte beschrijving van het incident of proces
één of meer samenhangende (ongewenste) gebeurtenissen die tezamen een beschrijving geven van het gevaar of de dreiging, inclusief duiding van: - locatie - betrokkenen - getroffen assets - tijdas
Oorzaak:
beschrijving van de oorzaak (oorzaken) van het incident of beschrijving van de bepalende factoren van het onderliggend (sluipend) proces
beschrijving van de preventiemaatregelen die tot doel hebben het incident te voorkomen of het proces te beheersen, respectievelijk de waarschijnlijkheid van het incident/ procesontwikkeling te verkleinen (“ist” situatie)
beschikbare data (casuïstiek of anderszins) voor het schatten van de waarschijnlijkheid; benoemen factoren die van invloed zijn op de onzekerheid van de schatting
Gevolg
op basis van de indeling naar de 10 impactcriteria: beschrijving van de aard en omvang van de gevolgen, inclusief het vastleggen van de relevante informatiebronnen, beschrijving van de oorzaken en van de toegepaste respons- en beheersmaatregelen (omstandigheden/context, “ist” situatie) benoemen factoren die van invloed zijn op de onzekerheid van de omvang van de onderscheiden impactcriteria
102 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Het gebruik van expertmeningen Het gaat in de Strategie Nationale Veiligheid om het in kaart brengen en analyseren van nieuwe en bekende risico’s zoals die zich kunnen voordoen. Er is vaak onvoldoende informatie beschikbaar om de kansen en gevolgen van die risico’s vast te stellen en de toekomst is ongewis. Daarom is het gebruik van expertmeningen nodig om tot uitkomsten te komen. Deze tekst bevat aandachtspunten bij het gebruik van expertmeningen. Het gebruik van expertmeningen vindt plaatst bij alle stappen van de werkwijze Nationale Veiligheid: • bij het identificeren van nieuwe risico’s en dreigingen; • bij het uitwerken van scenario’s; • bij de scoring van de 10 impactcriteria en de waarschijnlijkheid; • bij de inschatting van het effect van beleidsmaatregelen in de capaciteitenanalyse. Een expertschatting is een belangrijke bron van informatie. De achtergrond van de gemaakte keuzes van experts zijn echter niet vanzelfsprekend duidelijk. Het kunnen herleiden van de uitgangspunten die experts hanteren en een transparant proces van scoring van de impact en schatting van de waarschijnlijkheid kunnen de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de uitkomsten vergroten.
Algemene aandachtspunten Het gebruik van expertmeningen is niet alleen onvermijdelijk maar ook onmisbaar voor voldoende betrouwbaarheid, robuustheid en detaillering van de uitwerking van een scenario, de scoring van impact en waarschijnlijkheid en de inventarisatie van benodigde capaciteiten. Om goed gebruik van experts te waarborgen is het verstandig rekening te houden met de volgende aandachtspunten.
Aandachtspunten voor het proces
• In verband met de vertrouwelijkheid van de beschikbare informatie is het denkbaar dat voor de dreigingscenario’s een beperkte groep experts wordt aangewezen (medewerkers AIVD, KLPD, etc). • Zorg bij het samenstellen van de werkgroepen (ongeacht of het gaat om het ontwikkelen van de scenario’s, de scoring of de inventarisatie van capaciteiten) dat alle vakgebieden die in het scenario relevant zijn vertegenwoordigd zijn; • Houd bij het samenstellen van de werkgroepen ook al rekening met het gebruik van de resultaten van de werkgroep in het vervolg van het traject. Zorg al in de uitwerking van het scenario voor voldoende betrouwbare informatie die relevant is voor de scoring van impact en waarschijnlijkheid. Zorg bij de uitwerking van het scenario ook voor voldoende informatie over relevante capaciteiten, zodat het scenario aanknopingspunten biedt voor de inventarisatie van te versterken capaciteiten in de latere capaciteitenanalyse. • Bepaal op welke manier de inzet van experts het beste kan worden georganiseerd. Denk hierbij aan (tijds) efficiëntie en discussie tussen experts; • Benut experts efficiënt: bepaal of experts doorlopend een inbreng in het proces moeten leveren of kan volstaan worden met een eenmalige inbreng van een expert; • Bepaal hoe de inbreng van experts zo betrouwbaar en robuust mogelijk kan worden georganiseerd: discussie tussen experts kan het resultaat verbeteren. Er zijn ook situaties denkbaar waar discussie juist afwijkende meningen of specifieke opvattingen en zienswijzen onderdrukt; • Realiseert u zich dat het doel van het proces niet primair is om overeenstemming tussen de experts te bereiken. Onzekerheden en daarmee verschillen van mening zijn onvermijdelijk bij het soort scenario’s dat in de werkwijze nationale veiligheid wordt gebruikt. Goed beargumenteerde verschillen van opvatting zijn een verrijking voor de bruikbaarheid van de uitkomsten van analyses en scoringen.
• Bepaal wie deelneemt aan het proces voor schrijven van het scenario, wie aan het scoren van de waarschijnlijkheid en de impact en wie aan de capaciteitenanalyse. De samenstelling van de groep die de waarschijnlijkheid en de impact scoort kan geheel verschillend zijn van de groep die het scenario heeft geschreven of de groep die de capaciteitenanalyse uitvoert; • Zorg voor een goede balans tussen inhoudelijke experts en vertegenwoordigers vanuit het beleid; • Iedere expert neemt op persoonlijke titel deel;
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 103
Aandachtspunten voor de inhoudelijke inbreng van experts • Laat experts expliciet maken wat de keten van gebeurtenissen is, wat het causaal verband is en welke redeneerlijn wordt gevolgd. Overeenstemming over de keten van gebeurtenissen, het causale verband en de gevolgde redeneerlijn in het scenario zijn noodzakelijk voor een betrouwbare scoring van impact en waarschijnlijkheid en voor de capaciteitenanalyse; • Experts gebruiken veelal jarenlange ervaring en kennis uit verschillende bronnen bij het formuleren van hun opvattingen; • Laat experts expliciet aangeven wat hun kennisbron is (empirische data, modelberekeningen), welke aannames zij gebruiken en welke onzekerheden bij hun opvattingen spelen, • Expertmeningen zijn onderhevig aan empirische controle: beschikbare ervaringsgegevens mogen niet genegeerd, vervangen of verwijderd worden. • Vanzelfsprekend moeten ervaringsgegevens getoetst worden aan de actuele omstandigheden of aan ontwikkelingen die (de kans van) het optreden van toekomstige omstandigheden beïnvloeden. Met betrekking tot dreigingscenario’s is om deze reden in de toelichting op schema 3 (hoofdstuk 6) melding gemaakt van de onderscheiden correctiefactoren. Het bepalen van de correctiefactoren zal veelal gebaseerd dienen te worden op expertmeningen. • Experts moeten zich houden aan de formele rekenregels vanuit de waarschijnlijkheidsleer. • Bepaal hoe de expert het beste geholpen kan worden om te komen tot een onafhankelijke bepaling van de eigen interpretatie en schattingen. • Hoe explicieter kennisbronnen, aannames en onzekerheden zijn, hoe beter de discussie tussen experts te voeren is en hoe beter keuzes te onderbouwen en te volgen zijn. Leg zoveel mogelijk referenties, bronnen en aannames en onzekerheden vast; • Maak onderscheid tussen onzekerheden (vanwege gebrek aan kennis) en verschillen van opvatting tussen experts; • Bepaal hoe gekomen kan worden tot maximaal mogelijke convergentie van de verschillende expertmeningen met behoud van individuele opvattingen en tot een ‘beste’ uitkomst en hoe daarover het beste kan worden gerapporteerd inclusief de onzekerheden en verschillen van opvatting.
104 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Kengetallen behorende bij criterium 3.1a Bij de schatting van de kosten binnen impactcriterium 3.1a kan van de volgende kentallen gebruik worden gemaakt.
Materiële schade Woningen (inclusief inboedel):
Infrastructurele objecten:
laag/midden/hoogbouw eengezinswoning boerderij kantoren
gemaal zuiveringsinstallatie brug, viaduct spoorlijn
€ 170.000 € 240.000 € 400.000 € 100-200.000 /m2
€ 750.000 € 10.000.000 € 5.000.000 € 1.350.000 / km
Gezondheidschade • kosten gezondheidszorg blijvend arbeidsongeschikt/zwaargewond • kosten gezondheidszorg half jaar arbeidsongeschikt/lichtgewond • arbeidsongeschiktheid uitkering (blijvend, modaal, 38jr) • uitkeringen bij overlijden (modaal, 38jr, 2 kinderen) (gebaseerd op rekenmodellen verzekeraars/schade-experts)
€ 100.000 € 5.000 € 650.000 € 160.000
Financiële schade • verhouding directe bedrijfsschade versus indirecte bedrijfsschade 2:1 (gebaseerd op discussienota Rijkswaterstaat HIS-SSM) • € 550 per m² bedrijfslocatie per jaar (gebaseerd op Bruto Binnenlands Product) NB: de genoemde bedragen zijn onderhevig aan inflatie. Bedragen zijn gekoppeld aan het prijspeil van 2008. Begrippen: • Vervangingswaarde kapitaalgoederen: ‘nieuwwaarde kapitaalgoederen minus afschrijvingen’ op het tijdstip van het incident • Bruto toegevoegde waarde: ‘bijdrage van kapitaal en arbeid (gelijk aan vaste kosten plus winst)’ gedurende herstelperiode • Netto toegevoegde waarde: ‘bruto toegevoegde waarde minus afschrijvingen’ gedurende herstelperiode Bij het analistennetwerk B de notitie Economische betekenis van nationale veiligheidsrisico’s van prof.dr. Peter A.G van Bergeijk (augustus 2012) op te vragen.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 105
Toelichting bij criterium 3.1b Algemeen De twee eerstgenoemde indicatoren in impactcriterium 3.1b zijn variabelen waarvan uit empirisch onderzoek bekend is dat ze het aanpassingsvermogen negatief beïnvloeden.11 Bij een hogere welvaart (gemeten met het reële inkomen per hoofd) zijn er betere mogelijkheden om ingrijpende gebeurtenissen op te vangen; wegvallende effectieve vraag kan bij gezonde overheidsfinanciën (gemeten met het EMU saldo) gemakkelijker worden ondervangen. De twee laatstgenoemde indicatoren zijn direct gerelateerd aan de bedreiging van de economische vitaliteit. In de eerste plaats wordt afhankelijk van de aard van het voorliggende scenario gekeken naar de werkloosheid. Een sterk oplopende werkloosheid tast (zeker wanneer deze langdurig is) het menselijk kapitaal aan en heeft een ontregelende werking in overlegstructuren en maatschappij. In de tweede plaats wordt gekeken naar het aandeel van de getroffen sectoren. Deze indicator geeft aan hoe breed het bedrijfsleven wordt getroffen. Een probleem dat geconcentreerd is in een kleine sector of een enkel bedrijf tast de vitaliteit minder snel aan dan een probleem dat bij alle bedrijven optreedt.
11
Drie van de indicatoren geven ook het gevolg van een mogelijk scenario over de aantasting van de vitaliteit van de Nederlandse economie weer voor de individuele inwoner van Nederland: • minder koopkracht • minder publieke voorzieningen en dienstverlening • minder werk De scenario’s die op deze indicatoren (hoog) scoren zullen niet alleen economische effecten hebben maar zullen waarschijnlijk ook andere gebieden van de Nationale Veiligheid raken: met name sociale en politieke stabiliteit, en territoriale veiligheid. De keuze voor de genoemde indicatoren wordt mede bepaald door de verwachting dat op basis van de scenariobeschrijving genoemde indicatoren geschikt zijn om een verantwoorde en zoveel mogelijk objectieve inschatting te kunnen maken van de impact.
1. Ontwikkeling van het reële inkomen per hoofd De ontwikkeling van het reële inkomen per hoofd is de meest directe maatstaf voor de nationale welvaart, ook in internationaal vergelijkend perspectief. Het reële inkomen per hoofd corrigeert voor de prijsontwikkeling en geeft dus een maatstaf voor de hoeveelheid goederen en diensten die met het gemiddelde inkomen per Nederlander kunnen worden aangeschaft.
I. Noy, The macroeconomic consequences of disasters, Journal of development economics 2009, blz. 221-231
106 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Bron: Alan Heston, Robert Summers and Bettina Aten, Penn World Table Version 7.0, Center for International Comparisons of Production, Income and Prices at the University of Pennsylvania, 2011.
Het is in een open economie als de Nederlandse belangrijk om daarbij rekening te houden met ontwikkelingen in nationale en internationale prijzen. De gebruikelijke maatstaf voor het reële inkomen per hoofd maakt daartoe een correctie voor internationale koopkrachtpariteiten (een soort internationale prijsindexcijfers). Figuur 1 illustreert de naoorlogse ontwikkeling van het BNP per hoofd. De gemiddelde groei is 2,4% per jaar met een standaarddeviatie van 2,5%. Tabel 1 rapporteert op basis van de zelfde bron de laagste naoorlogse groeicijfers. Alle andere groeicijfers voor de naoorlogse periode liggen boven de +1 procent per jaar. De tabel indiceert grenswaarden bij –1% en bij –2%. Er zijn dan in de naoorlogse periode 2 gevallen met beperkte omvang, 3 gevallen met aanzienlijke omvang en 3 gevallen met hoge omvang. De tabel laat de uitschieters zien; het gaat niet om de normale spreiding maar om de uitschieters in het onderste deel van de distributie. Tabel 1 Slechtste naoorlogse jaren in termen van reële groei per hoofd van de bevolking
Jaar
Jaar op jaar mutatie bnp per hoofd Nederland
1958
-5,2%
2009
-3,2%
1981
-2,3%
1951
-1,9%
1982
-1,4%
1952
-1,3%
1961
-0,4%
2003
0,0%
In de vooroorlogse periode zijn er wel veel grotere uitslagen in het reële Nederlandse BNP geregistreerd (Tabel 2). Duidelijk is dat economische rampjaren merendeels oorlog-gerelateerd zijn; het lange termijn perspectief van twee eeuwen geeft als frequentie eens in de dertig jaar aan. In de naoorlogse periode neemt de incidentie tevens af door een beter beheer van de openbare financiën en de introductie van automatische stabilisatoren die de reële fluctuaties van het inkomen per hoofd dempen.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 107
Tabel 2 Economische rampjaren in Nederland 1807-2006)
(reële dalingen van inkomen en consumptie per hoofd van meer dan 10%) Jaar
Jaar
Consumptie per hoofd
1944
Bruto nationaal inkomen per hoofd -33,7%
1918
-37,7%
1940
-13,0%
1942
-31,7%
1812
-12,9%
1809
-17,1%
1917
-11,5%
1940
-12,3%
1808
-10,8%
1941
-11,5%
1813
-10,0%
1943
-11,1%
1942
-9,4%
Aantal waarnemingen
199
194
Percentage rampjaren
3,5%
3,1%
Gemiddelde omvang
14,5%
20,2%
Bron: berekend uit Barro, R.J. and J.F. Ursua, 2008, ‘Consumption Disasters since 1870’, Brookings Papers on Economic Activity, spring 2008, 255-335.
Op grond van de verzamelde gegevens in de naoorlogse periode is de bovengrens voor de indicatorwaarde (dat is: “geen groei”) bepaald, alsmede de grenswaarden.
2. Staatsschuld: overheidssaldo en overheidsschuld In Figuur 2 is de ontwikkeling weergegeven van het EMU tekort waarbij teruggerekend is met behulp van de zelfde definitie voor de jaren dat de euro nog niet was ingevoerd. Het EMU tekort is een van de belangrijke indicatoren voor de financiële gezondheid van de Staat der Nederlanden.
Bron: CPB Centraal Economisch Plan 2012, Den Haag 2012, Bijlage 2
Het EMU-saldo is het totaal aan inkomsten min de uitgaven van de Rijksoverheid, sociale fondsen en lokale overheden. Hierbij zitten ook inkomsten en uitgaven met een kapitaalkarakter, zoals aan- en verkopen van grond, investeringen, investeringsbijdragen en opbrengsten uit de verkoop van gas. Financiële transacties, zoals de verkoop van deelnemingen of kredietverstrekking, worden niet als inkomsten of uitgaven gezien. Bij een EMU overschot (positief EMU saldo) is er een begrotingsoverschot en daalt de staatsschuld.
108 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Het EMU tekort bedroeg over 1970-2011 gemiddeld 2,7% met een standaarddeviatie van 2.3. Op grond van deze gegevens is de ondergrens van de indicator op 4% gesteld en zijn de grenswaarden bepaald.
3. Werkloosheid De gekozen grenswaarden zijn afgestemd op de ervaringscijfers voor de laatste decennia en neemt daarbij de gemiddelde werkloosheidsvoet over de periode 2000-2010 als vertrekpunt. Figuur 3 rapporteert de ontwikkeling van de werkloosheid gedurende de periode 1970-2011 als percentage van de beroepsbevolking. Over de periode 2000-2010 fluctueerde de werkloosheid tussen 2,5% en 5,3%. Het gemiddelde is 4,4% met een standaarddeviatie van 1,8. De ervaringscijfers laten twee maal een bijna verdubbeling in een 2-jaarsperiode zien.
Bron: CPB De Macro Economische Verkenning 2012, Den Haag 2011, Bijlage 1.1
Op basis van deze gegevens is de ondergrens van de indicator vastgesteld op een stijging van de werkloosheid met 2 procentpunten en zijn de overige grenswaarden bepaald.
4. Aandeel betrokken sectoren en duur van de gebeurtenis Deze additionele indicator combineert de breedte van de invloed van de gebeurtenis (de mate waarin ‘het’ Nederlandse bedrijfsleven wordt getroffen) met de duur van die invloed omdat deze combinatie van factoren bepalend is voor de vraag of er metterdaad sprake is van een aantasting van de vitaliteit van de Nederlandse economie (er moet meer aan de hand zijn dan een kortstondig probleem). De breedte van de invloed wordt geoperationaliseerd aan de hand van het aandeel van de desbetreffende sectoren in de bruto toegevoegde waarde (Tabel 3). Er is in ieder geval geen sprake van een aantasting van de vitaliteit indien de invloed van de gebeurtenis niet ten minste 1 maand beloopt.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 109
Tabel 3 Aandeel van sectoren in bruto toegevoegde waarde in 2010
Sector
Bruto toegevoegde waarde
Economische activiteiten
mln euro
aandeel
A Landbouw, bosbouw en visserij
9400 16235 14275 1167 4614 374 11354 1455 4177 7165 1996 1039 6227 2585 8363 10393 4498 28672 67968 22349 9107 6095 8223 11331 43383 32488 25118 2186 5209 28046 39220 26924 27987 23068 4879 6051
1,8% 3,1% 2,7% 0,2% 0,9% 0,1% 2,2% 0,3% 0,8% 1,4% 0,4% 0,2% 1,2% 0,5% 1,6% 2,0% 0,9% 5,5% 13,0% 4,3% 1,7% 1,2% 1,6% 2,2% 8,3% 6,2% 4,8% 0,4% 1,0% 5,4% 7,5% 5,1% 5,3% 4,4% 0,9% 1,2%
B Delfstoffenwinning 10-12 Voedings-, genotmiddelenindustrie 13-15 Textiel-, kleding-, lederindustrie 16-18 Hout-, papier-, grafische industr. 19 Aardolie-industrie 20 Chemische industrie 21 Farmaceutische industrie 22-23 Kunststof- en bouwmateriaalindustr 24-25 Basismetaal, metaalprod.-industrie 26 Elektrotechnische industrie 27 Elektrische apparatenindustrie 28 Machine-industrie 29-30 Transportmiddelenindustrie 31-33 Overige industrie en reparatie D Energievoorziening E Waterbedrijven en afvalbeheer F Bouwnijverheid G Handel H Vervoer en opslag I Horeca 58-60 Uitgeverijen, film,radio en t.v. 61 Telecommunicatie 62-63 IT- en informatiedienstverlening K Financiële dienstverlening L Verhuur en handel van onroerend goed 69-71 Management- en technisch advies 72 Research 73-75 Reclame, design, overige diensten N Verhuur en overige zakelijke diensten O Openbaar bestuur en overheidsdiensten P Onderwijs 86 Gezondheidszorg 87-88 Verzorging en welzijn R Cultuur, sport en recreatie S Overige dienstverlening Bron: CBS, Nationale Rekeningen 2010
110 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Voorbeelden schatting waarschijnlijkheidsklasse Grote horecabrand met tientallen doden Model incidentscenario afgeleid van cafébrand in Volendam. Grote brand in een horeca locatie met als gevolg enkele tientallen doden en mogelijk honderden gewonden. De locatie gaat volledig verloren. Referentie locaties: café’s, disco’s, hotels, pensions, restaurants. Bepalen waarschijnlijkheid op basis van casuïstiek: 2 voorbeelden in laatste 30 jaar (Volendam en hotel Polen). Eventueel correctie factor voor het verbeteren van de regelgeving en de controle op de naleving (ca. factor 0,1 – 0,5; factor wordt bepaald door verwachting dat getroffenen veilig kunnen wegkomen).
P (horecabrand)
= 1/15 x (0,1 – 0,5) per jaar = 5/15 x (0,1 – 0,5) per 5 jaar ≈ 10% per 5 jaar = klasse D
Een alternatieve redeneerlijn luidt als volgt: P (horecabrand)
= P (G) x P (E|G) = P (G1) x P (G2) x P (G3) x P (E|G) = 50/5jr x 0,5 x 0,2 x 0,02 = 0,1 = 10% per 5 jaar = klasse D
P (G1): aantal horecabranden per jaar (melding volgens CBS, statistiek 2005-2006) P (G2): waarschijnlijkheid dat horecagelegenheid volledig uitbrandt P (G3): waarschijnlijkheid dat horecagelegenheid hoge bezettingsgraad kent P (E|G): waarschijnlijkheid dat brand lijdt tot enkele tientallen doden NB: 1. De gekozen data zijn fictief. 2. De veronderstelling is dat de waarschijnlijkheden onderling onafhankelijk zijn, maar met name gebeurtenis G1 kan afhankelijk zijn van gebeurtenis G3.
Uitbraak pandemische vorm van influenza Een genetische verandering van het H5N1 virus van Influenza A (‘vogelgriep’) leidt ertoe dat het virus overdraagbaar is van mens naar mens. De eerste uitbraken worden geconstateerd in Maleisië, en binnen 4 tot 8 weken verspreidt het virus zich over alle continenten. Na 6 weken bereikt het virus West Europa, en de duur van de pandemie in Nederland bedraagt ca. 10 weken. Bijna 50% van de bevolking wordt ziek; de trefkans is onder alle bevolkingsgroepen gelijk. Het sterftecijfer bedraagt 0,5% onder de getroffenen. Het nieuwe virus betreft een volledig nieuwe stam; het duurt meer dan een half jaar voordat een nieuw vaccin is ontwikkeld en beschikbaar is. Het bepalen van de waarschijnlijkheid vanuit de casuïstiek: gemiddeld 2 pandemie-uitbraken gedurende een eeuw. Experts zijn van mening dat in 2007 het risico van een mondiale uitbraak is toegenomen met tenminste een factor 2 vanwege de intensivering van vervoer/contacten. De beschreven pandemie is binnen het mogelijke spectrum met betrekking tot de ernst als ‘ernstig’ aan te duiden (binnen de categorie aanduiding: mild – gemiddeld – ernstig – zeer ernstig), wat met name bepaald wordt door de mate van genetische verandering en de sterftekans. De waarschijnlijkheid dat de pandemie – uitbraak tot deze categorie behoort wordt geschat op 10%.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 111
P (pandemiescenario)
= P (pandemie) x f (pandemie) x P (ernst|pandemie) = 2/100 x 2 x 0,1 = 0,4% per jaar = 2% per 5 jaar = klasse C
Overstroming kustgebied Als gevolg van een zware storm en de daarmee gepaard gaande langdurige hoge waterstand ontstaan meerdere dijkdoorbraken aan de kust. Het betreft een langdurige storm (45 uur) van orkaankracht waarbij op een hoogte van 2 km windsnelheden worden bereikt van 170 km/uur. Een week na de dijkdoorbraken zal het maximale gebiedsoppervlak overstroomd zijn met een omvang van 4330 km² en 2,3 miljoen getroffen personen. Het verloop: na 4 uur een oppervlak van 1240 km² en ruim 700.000 getroffenen; na 24 uur een oppervlak van 3470 km² en ruim 1.800.000 getroffenen; na 48 uur een oppervlak van 3940 km² en ruim 2.000.000 getroffenen. Het geschetste stormscenario is ernstiger dan het stormscenario waarop de veiligheidsnorm voor het ontwerp van de dijken is gebaseerd. De veiligheidsnorm bedraagt voor het kustgebied 1/10.000 per jaar. De waarschijnlijkheid van overstroming van het kustgebied op basis van het geschetste scenario is dus kleiner dan 1/10.000 per jaar. P (overstromingscenario)
= < 1/10.000 per jaar = < 5/10.000 per 5 jaar = < 0,05% per 5 jaar = klasse A
Politieke moord Op 15 maart 2011 – vier weken voor de Tweede Kamer verkiezingen - wordt mevrouw Fatima H. op klaarlichte dag vermoord. De dader wordt enkele dagen daarna gearresteerd en blijkt zich te bewegen in radicaal islamitische kring. Over het motief geen twijfel: Fatima H. werd beschouwd als een ‘afvallige’ en werd reeds enkele malen beschuldigd van het in diskrediet brengen van de Koran. Fatima H. was reeds enkele jaren politiek actief, ondervond veel steun voor haar opvattingen over emancipatie van de (moslim)vrouwen en was voor velen het voorbeeld van een geëmancipeerde moslim. Fatima H. stond op een verkiesbare plaats voor de aankomende Tweede Kamer verkiezingen. Fatima H. werd 24 uur per dag beveiligd. Gelet op de recente referentiescenario’s wordt het scenario zeer voorstelbaar geacht voor de komende 5-jaars periode. Concrete aanwijzingen richting persoon, plaats of tijd bestaan echter niet. Het is de taak van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (NCTb) om personen als Fatima H. te beschermen; dit gebeurt op professionele wijze.
P (politieke moord)
= klasse D met kwetsbaarheidscore ‘laag’ = klasse C
112 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Toepassen schema voor een tweetal voorbeelden (overstroming en politieke moord) De waarschijnlijkheid wordt initieel bepaald voor een periode van vijf jaar. Informatiebron/methodiek
Kans optreden incident (triggear)
Kans omvang gevolg
Correctie preventie
Correctie repressie
Voorbeeld Overstroming
storm met extreme windsnelheden
doorbraak dijkring 14
programma dijkverzwaring
evacuatie
< 1/100.000
x 0,5
x 1,0
- (x 0,95)
Bronnen
Voorbeeld Politieke moord
Bronnen
Waarschijnlijkheid
1/200.000 = A
- KNMI statistiek - Historische analogie (+ aanpassing) - Modelberekeningen - Bayesiaanse statistiek - Faalkansen, netwerkanalyse beslisbomen - Scenariobeschrijving en analyse Zeer voorstelbaar Geen concrete aanwijzingen > 1/20
1 dode
Lage kwetsbaarheid
n.v.t.
x1
x 0,1
x1
1/200 < W < 1/20 = C
- Expertmeningen - Trendanalyses
Waarschijnlijkheid (2008-2012): Overstroming 1/100.000 x 0,5 x 1,0 x 0,95 = ~ 1/200.000 NB: Voor gevaren wordt in alle gevallen gerekend met een factor die alle waarden (kleiner, gelijk of groter dan 1) kan aannemen. Politieke moord 1/20 x 0,1 = 1/200 NB: 1. Voor dreigingen wordt met betrekking tot de kwetsbaarheid altijd gerekend met een factor 0,1 (kwetsbaarheid laag), 1 (kwetsbaarheid gemiddeld) of met een factor 10 (kwetsbaarheid groot). 2. Inschatting kwetsbaarheid gebeurt met behulp van het schema kwetsbaarheid verderop in deze bijlage. Voor dreigingen wordt de kans op het gevolg altijd gelijk gesteld met 1(verwerkt in kans optreden incident), evenals de correctiefactor repressie altijd gelijk gesteld is aan 1.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 113
Het bepalen van de waarschijnlijkheid voor de periode 2028-2032: Meenemen verwachte trendmatige ontwikkeling Voorbeeld overstroming Kans optreden incident (trigger)
storm met extreme windsnelheden
< 1/100.000
Trend voor kans (uit context)
klimaatverandering
++ of (x 1,5)
Kans omvang gevolg
doorbraak dijkring 14
x 0,5
Trend omvang gevolg
economische en demografische groei
++ of (x 1,2)
Correctie preventie
Programma dijkverzwaring
x 1,0
Trend preventie
investeringen als aandeel BNP
- - (of 0,75)
Correctie repressie
evacuatie
- (x 0,95)
Trend repressie
Zelfredzaamheid neemt toe
- (of x 0.9)
Waarschijnlijkheid
1/50.000 = A
* de gebruikte correctiefactoren zijn fictief Waarschijnlijkheid van overstroming op termijn van 20-25 jaar (2028 – 2032): 1/100.000 x 1,5 x 0,5 x 1,2 x 1 x 0,75 x 0,95 x 0,9 = ~ 1/50.000
114 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Vertaling ingevulde tabellen criteria naar label De onderstaande tabellen dienen te worden gebruikt om de door de experts gegeven scores bij de impactcriteria te vertalen naar een label voor de impact, variërend van A t/m E.
Criterium 1.1 oppervlakte → tijdsduur ↓
Lokaal max. 100 km² (< 0,25% opp.)
Regionaal 100-1000 km² (0,25% - 2,5% opp.)
Provinciaal 1000 – 10.000 km² (2,5% - 25%opp.)
Landelijk > 10.000 km² (> 25% opp.)
2 tot 6 dagen
A
A
B
C
1 tot 4 weken
A
B
C
D
1 -6 maanden
B
C
D
E
½ jaar of langer
C
D
E
E
<250 pers/km2 Bevolkingsdichtheid
250 – 750 pers/ km2
> 750 pers/ km2
-1
+1
Criterium 1.2 aantal indicatorcategorieën → mate ↓
max. 1 indicatorcategorie
max. 2 indicatorcategorieën max. 3 indicatorcategorieën
beperkt
A
B
C
gemiddeld
B
C
D
aanzienlijk
C
D
E
Criterium 2.1 Aantal
< 10
10-100
100-1000
1000-10.000
> 10.000
Direct overlijden (binnen 1 jaar)
A
B
C
D
E
Vervroegd overlijden (binnen 20 jaar)
A
A
B
C
D
< 10
10-100
100-1000
1000-10.000
> 10.000
A
B
C
D
E
Criterium 2.2 Aantal
Criterium 2.3 aantal → tijdsduur↓
< 10.000 getroffenen
< 100.000 getroffenen
<1.000.000 getroffenen
>1.000.000 getroffenen
2 tot 6 dagen
A
B
C
D
1 tot 4 weken
B
C
D
E
1 maand of langer
C
D
E
E
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 115
Criterium 3.1a Kosten in €
< 50 miljoen
< 500 miljoen < 5 miljard
< 50 miljard
> 50 miljard
A
B
D
E
1. materiele schade 2. gezondheid schade 3. financiële schade 4. bestrijdingskosten en herstel economische schade totaal
C
Criterium 3.1b Aantal relevante indicatoren
1 indicator
2 indicatoren
3 indicatoren
alle indicatoren scoren max. beperkt
A
A
B
1 indicator scoort max. gemiddeld
B
B
C
2 of meer indicatoren scoren max. gemiddeld
-
C
D
1 indicator scoort aanzienlijk, overige max. beperkt
C
C
D
1 indicator scoort aanzienlijk, overige max. gemiddeld
C
D
E
2 of meer indicatoren scoren aanzienlijk
-
E
E
Omvang
Bedraagt het aandeel van de bruto toegevoegde waarde van de getroffen sectoren meer dan 10% van het bruto nationaal product (zie bijlage) èn is de tijdsduur van aantasting ten minste één maand +1
De ondergrenzen van de indicatoren zoals vermeld in de categorie ‘Omvang beperkt’ moeten beschouwd worden als ‘baseline’ , thans gedateerd 2012. Dit betekent dat het eindoordeel op dit criterium een A is, ingeval: het reële inkomen per hoofd van de bevolking stijgt, en het EMU tekort onder de 4% van het BNP blijft, en de werkloosheid met minder dan 2% stijgt, ervan uitgaande dat het criterium in beginsel van toepassing is voor het beschouwde scenario (anders is het eindoordeel NVT).
Criterium 4.1 A Relatieve oppervlakte→ Beleidscategorie ↓
<3%
3-10%
>10%
Broedgebieden van weidevogels
A
B
C
EHS gebieden
B
C
D
Natura 2000 gebieden
C
D
E
Waddenzee
C
D
E
Is de duur van de aantasting korter dan 1 jaar? Is de duur van de aantasting langer dan 10 jaar?
A +1
116 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
B Absolute oppervlakte → Tijdsduur ↓
lokaal (max. 30 km2)
regionaal (30 - 300 km2)
provinciaal landelijk (300 – 3000 km2) (> 3000 km2)
Minder dan één jaar
A
A
A
A
Langer dan één jaar, korter dan 10 jaar
B
C
D
E
Langer dan 10 jaar
C
D
E
E
De eindscore van criterium 4.1 is de hoogste score van onderdelen A of B.
Criterium 5.1 aantal → tijdsduur ↓
< 10.000 getroffenen
< 100.000 getroffenen
< 1 miljoen getroffenen
> 1 miljoen getroffenen
1-2 dagen
A
A
B
C
3 dagen tot 1 week
A
B
C
D
1 week tot 1 maand
B
C
D
E
1 maand of langer
C
D
E
E
Het resultaat van de impactscore wordt gecorrigeerd op basis van het aantal indicatoren dat van toepassing is: • ingeval maximaal 1 indicator van toepassing is, dan -1 (bijv. D wordt C); • ingeval tenminste 3 indicatoren van toepassing zijn, dan +1 (bijv. B wordt C).
Criterium 5.2 Aantal indicatoren Mate
Max 1 uit 6 indicatoren
Max 2 uit 6 indicatoren
3 of meer uit 6 indicatoren
Beperkt
A
B
C
Gemiddeld
B
C
D
Aanzienlijk
C
D
E
Is sprake van een aantasting van slechts een aantal dagen?
-1
Is sprake van een aantasting van een half jaar of meer?
+1
Criterium 5.3 Aantal sign. cat. → Eindgradatie ↓
0 significante categorieën
1 significante categorie
2 significante categorieën
3 significante categorieën
Laag
A
-
-
-
Gemiddeld
A
B
C
D
Hoog
-
C
D
E
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 117
Waarneembare negatieve emoties en gevoelens van < 10.000 personen gedurende maximaal een week?
-1
Waarneembare negatieve emoties en gevoelens van > 1.000.000 personen (waaronder in 2 of meer grote steden) gedurende ten minste één een week?
+1
NB: voor het geval dat de eindscore voor de Verwachte waarde niet in overeenstemming zou zijn met de globale inschatting van de expertgroep, dan is het advies nogmaals als groep alle indicatoren zorgvuldig te wegen en eventueel individuele indicatoren gemotiveerd aan te passen, wat (mogelijk) resulteert in een nieuwe eindscore. Verschillen van inzicht tussen de experts worden zichtbaar in de scores voor de Ondergrens en de Bovengrens.
118 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Invulformat samenstelling werkgroep capaciteitenanalyse Jaargang cyclus nationale veiligheid: Scenario: Naam expert
Relevante functies / organisaties
Deskundigheids-gebieden
Betrokken bij welk deel / bijeenkomst van het proces
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 119
Protocol voor werkwijze capaciteitenanalyse Het voorliggende protocol is een voorstel voor een mogelijke werkwijze. Doel is om gedurende 2-3 bijeenkomsten de capaciteitenanalyse te kunnen realiseren.
6. 2e Bijeenkomst werkgroep, waarbij op de agenda staat: • toelichting op de voorlopige selectie van de experts, eventueel door betreffende experts • definitieve selectie van de belangrijkste capaciteiten die verder uitgewerkt worden
Stappenschema: 1. Selecteer op basis van de scenariobeschrijving en scenarioscore de relevante impactcriteria (en eventueel de waarschijnlijkheid) waarvoor capaciteiten geïdentificeerd en geëvalueerd worden. Advies: voorzitter en secretarissen kiezen bij voorkeur niet meer dan 3 impactcriteria (incl. waarschijnlijkheid), maar in ieder geval alle impactcriteria die D of E scoren 2. Maak een voorselectie van de capaciteiten uit de capaciteitenlijst (bijlage E) die van invloed kunnen zijn op de hierboven geselecteerde impactcriteria. Advies: uitvoering door voorzitter/secretaris van de werkgroep 3. Vraag de experts in de werkgroep (liefst schriftelijk) voorstellen te doen voor capaciteiten die naar hun mening relevant zijn en mogelijk versterking behoeven op basis van de voorselectie van relevante impactcriteria en capaciteiten. De experts kunnen hierbij gebruik maken van het beschikbaar gestelde invulformat (bijlage F). De secretaris inventariseert in de scenariobeschrijving of –score of daar melding wordt gemaakt van mogelijk te versterken capaciteiten
7. 2e of 3e bijeenkomst: Uitwerking van de geselecteerde capaciteiten en de daarbij behorende maatregelen aan de hand van de vragenlijst (bijlage G) Advies: verdere uitwerking van de vragenlijst bij voorkeur door meestbetrokken partijen 8. Opstellen van de concept-eindrapportage door voorzitter en secretaris; schriftelijke terugkoppeling door de experts (bij verschillen van inzicht kan eventueel besloten worden tot een extra overleg van de werkgroep of tot een minderheidsstandpunt in de rapportage) 9. Overleg met de kopgroep uit de IWNV over de concept-eindrapportage. 10. Opstellen van de eindrapportage door voorzitter/ secretaris werkgroep.
4. 1e bijeenkomst werkgroep, waarbij op de agenda staat: • toelichting op scenario en score door vertegenwoordiger vanuit het ANV • presentatie van inventarisatie van relevante capaciteiten, zo nodig toegelicht door de verschillende experts • identificeren van aanvullende capaciteiten, waarbij gekozen kan worden voor een groepsgewijze benadering, voor een individuele expertbenadering, of een mengvorm • invullen format met namen experts, organisaties en expertisevelden (bijlage B) 5. De resultaten van de 1e bijeenkomst worden door de secretaris verwerkt in een notitie. Vervolgens wordt aan de experts gevraagd de capaciteiten te kiezen die met prioriteit aangepakt moeten worden Advies: ieder lid benoemt maximaal 5 capaciteiten.
120 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Capaciteitenlijst Toelichting op de Capaciteitenlijst. Deze Capaciteitenlijst wil werkgroepen helpen die zich bezighouden met de capaciteitenanalyse van scenario’s in het kader van de werkwijze Nationale Veiligheid. De lijst heeft tot doel de werkgroepen aan het denken te zetten bij hun zoektocht naar capaciteiten die kunnen worden versterkt. Hoewel aandacht is gegeven aan de logica van de lijst is overlap tussen verschillende capaciteiten niet uitgesloten. Dat is ook niet erg, soms helpt het om vanuit verschillende invalshoeken naar een onderwerp te kijken. Als het er maar voor zorgt dat geen capaciteiten over het hoofd worden gezien die versterkt moeten worden. De lijst is ingedeeld in drie niveaus. Het hoogste niveau bestaat uit de volgende categorieën: • A. Algemeen; • B. Proactie en preventie; • C. Bescherming vitale systemen; • D. Bestrijding, basisvereisten; • E. Bestrijding, bevolkingszorg; • F. Bestrijding, brandweerzorg; • G. Bestrijding, geneeskundige zorg; • H. Bestrijding, politiezorg; • J. Herstel en nazorg. Onder iedere hoofdcategorie zijn capaciteiten geformuleerd, zo nodig in het derde niveau nader uitgewerkt.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 121
A ALGEMEEN Capaciteiten die bijdragen aan een effectieve en efficiënte invulling van de capaciteiten en uitvoering van de bijbehorende taken op het gebied van proactie & preventie, bescherming, bestrijding en nafase (herstel en nazorg). De navolgende algemene capaciteiten zijn van toepassing op alle scenario’s.
A.1 Regie, aansturing en toezicht Het vermogen om regie en aansturing over het domein van nationale veiligheid uit te oefenen. A.1.1 Strategische planvorming. A.1.2 Beleidsontwikkeling, -implementatie, -evaluatie, -verantwoording. A.1.3 Het organiseren van structuren en het inrichten van processen t.b.v. ramp- en crisisbeheersing. A.1.4 Het ontwikkelen van (evt. internationale) wet- en regelgeving en kaderstelling, alsmede van afspraken m.b.t. monitoring en handhaving (internationaal, nationaal).
A.3 Kennisontwikkeling Het vermogen om kennis inzake de nationale veiligheid of daarop van invloed zijnde omstandigheden te ontwikkelen en te verspreiden. A.3.1 Onderzoek (research & development), kennis ontwikkeling op o.a. de volgende gebieden: thema’s m.b.t. de nationale veiligheid, netwerken en sleutelfuncties, ontwikkeling en inzet van capaciteiten, bepaling van impact en oorzaken ervan. A.3.2 Kennisoverdracht en bevordering van deskundigheid, nationaal en internationaal (professionele kennis-infrastructuur en kennismanagement).
A.4 Communicatie en Informatiemanagement Het vermogen om gegevens c.q. informatie te verwerven, verwerken, duiden, verstrekken of uit te wisselen over alle relevante aspecten van de nationale veiligheid, ramp- en crisisbeheersing.
A.2 Signalering en duiding Het vermogen om signalen en ontwikkelingen die aspecten van de nationale veiligheid (kunnen) betreffen, waar te nemen of te ontvangen, en te duiden (nationaal en internationaal). A.2.1 Monitoring en signalering van nationale en internationale ontwikkelingen en belangen, waaronder op politiek-bestuurlijk, militair, economisch, ecologisch, sociaal-cultureel, technologisch gebied (met behulp van o.a. intelligence, onderzoek, analyse en ramingen). A.2.2 Early Warning Systems t.b.v. het toezicht houden op en duiden van ontwikkelingen die vroegtijdige interventie vereisen. A.2.3 Identificatie, analyse en evaluatie van (potentiële bronnen van) risico’s, ook van lange termijn sluipende risico’s, en politiek-bestuurlijke besluitvorming t.a.v. risico’s. A.2.4 Laboratorium tests en ander analyserend onderzoek.
A.4.1 Inzet van communicatie ten behoeve van bevordering van risicobewustzijn. A.4.2 Organisatie, coördinatie en uitvoering van voorlichting van en communicatie met burgers en bedrijven op het gebied van algemene preventiemaatregelen. A.4.3 Organisatie, coördinatie en uitvoering van allertering/alarmering van de ramp-/crisis organisatie, alsmede de informatievoorziening binnen deze organisaties. A.4.4 Organisatie, coördinatie en uitvoering van voorlichtingvanencommunicatiemetburgers(publieks voorlichting, verwanteninformatie) en bedrijven in bedreigde of getroffen gebieden op het gebied van operationele bestrijding en hulpverlening, en nafaseactiviteiten (herstel en nazorg), ook internationaal. A.4.5 Het beschikbaar en gebruiksgereed hebben van meldings- en alarmeringsmiddelen alsmede de inzet van communicatiemiddelen (ook grens overschrijdend en internationaal), inclusief sociale media. A.4.6 Informatievoorziening tussen departementen onderling en tussen departementen en specifieke stakeholders zoals publieke en private instanties en media (persvoorlichting).
122 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
A.4.7 Het inzetten van media voor specifieke doeleinden zoals beïnvloeding van kennis, houding en gedrag, beeldvorming (perceptie en verwachtingen), en zelfredzaamheid. A.4.8 Het verkrijgen, bijhouden, verifiëren en beschikbaar stellen van een totaalbeeld van de dreiging/incident betreffende: het verloop, de hulpverlening of andere interventies, de prognose en de aanpak, de getroffen maatregelen en de resultaten ervan.
A.5 Financiën Het vermogen om financiële arrangementen in te zetten. A.5.1 Het snel en adequaat regelen van financiële (nood-)voorzieningen en regelingen m.b.t. o.a. sociale zekerheid, respons- en nafasecapaciteit (nationaal, internationaal).
A.6 Internationale betrekkingen Het vermogen om in de internationale context effectief op te treden ten behoeve van de nationale veiligheid. A.6.1 Inzet van diplomatie (gericht op staten, instituties en publiek), ontwikkelings samenwerking (financiële instrumenten voor operationele capaciteiten). A.6.2 Inzet en bijdrage aan ontwikkeling van inter nationale overleg- en verdragsmogelijkheden en coördinatie en benutten van (internationale) belangenorganisaties, NGO’s, multinationale bedrijven en organisaties (bijv. OCHA en OPCW). A.6.3 Inzet van de krijgsmacht in een internationaal samenwerkingsverband. A.6.4 Inzet van de inlichtingendiensten in een internationaal samenwerkingsverband.
A.7 Zelfredzaamheid van burgers en bedrijfsleven Het vermogen van burgers en bedrijven om hun bijdrage te leveren aan ramp- en crisisbeheersing. A.7.1 Ontwikkeling van handelingsperspectief, zelfredzaamheid en inzet van burgers. A.7.2 Ontwikkeling van handelingsperspectief, zelfredzaamheid en inzet van bedrijfsleven. A.7.3 Integratie van zelfredzaamheid en inzet van burgers en bedrijfsleven in ramp- en crisisbeheersingsplannen. A.7.4 Ontwikkeling van instrumentarium om de bewustwording en weerbaarheid van burgers en bedrijfsleven te verhogen.
B PROACTIE en PREVENTIE Capaciteiten die bijdragen aan een effectieve en efficiënte invulling van de taken op het gebied van proactie en preventie, in aanvulling op de algemene capaciteiten.
B.1 Voorkoming of wegneming van de bron van de dreiging/incident en verlaging van de kans op ontstaan, ontwikkeling of verspreiding van de dreiging/incident Het vermogen om politiek-bestuurlijke besluiten te nemen (waaronder handhaving en toezicht om de oorzaak (bron) van een potentiële dreiging/incident te voorkomen of weg te nemen, of zodanige omstandigheden te creëren dat deze niet tot een dreiging/incident kunnen leiden. B.1.1 Het ontwikkelen en tot uitvoering brengen van (internationale) wet- en regelgeving B.1.2 Het adequaat inrichten van de ruimtelijke ordening (o.a. bestemmingsplannen en soorten toegestane activiteiten, veilige infrastructuur). B.1.3 Het adequaat organiseren van maatschappelijke systemen, structuren en activiteiten (o.a. alternatieve productiemethoden, spreiding leveranciers en afnemers, onderwijs voor gelijke kansen, huisvestingbeleid, bescherming van de sociale zekerheid, bevorderen eerlijke internationale handel, vergunningbeleid, hygiënebevordering in zorginstellingen). B.1.4 Het adequaat beheren van natuur en milieu. B.1.5 Het prudent installeren van en kundig omgaan met (nieuwe) technologie en technische systemen (o.a. ICT), het betrouwbaar bouwen van constructies (o.a. gebouwen, objecten, installaties). B.1.6 Handhavingsbeleid, (persoons- en object) beveiliging en bewaking (waaronder bewaken openbare orde en veiligheid en grenscontrole op vectoren, gevaarlijke stoffen, cyberspace, e.d.)
B.2 Vermindering van blootstelling aan of kwetsbaarheid voor dreiging/incident Het vermogen om de gevolgen van een dreiging/incident te beperken. B.2.1 Het adequaat toerusten van de ruimtelijke ordening (o.a. compartimentering, zonering, barrières, geen kwetsbare objecten, blokvervoer gevaarlijke stoffen, overloopgebieden).
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 123
B.2.2 Het adequaat toerusten van maatschappelijke systemen, structuren en activiteiten (o.a. stimuleringsbeleid, beleid achterstandswijken, import/exportbeperkingen). B.2.3 Het adequaat toerusten van landschappelijke en andere natuurgebieden (o.a. brandgangen). B.2.4 Het adequaat toerusten van technologische/ technische systemen en constructies (o.a. brandveiligheid, redundantie, scheiding, afkoppelmogelijkheden, backup). B.2.5 Justitieel beleid (o.a. noodverordening, ‘lik op stuk’ beleid) B.2.6 Het adequaat toerusten van de systemen en instellingen op het gebied van de volks gezondheid (inrichting ziekenhuizen, preventieve vaccinatie).
B.3 Bevordering van condities voor directe respons op dreiging/incident Het vermogen om de condities te creëren zodat een effectieve respons op de dreiging/incident en een effectief herstel mogelijk zijn. B.3.1 Het adequaat toerusten van de ruimtelijke ordening (o.a. bereikbaarheid locatie dreiging/ incident, beschikbaarheid materialen voor bestrijding, vluchtroutes, opstapplaatsen). B.3.2 Het adequaat toerusten van maatschappelijke systemen, structuren en activiteiten (o.a. sociale cohesie, zelfredzaamheid burgers, weerbaarheid bedrijven en organisaties,). B.3.3 Het adequaat toerusten van landschappelijke en andere natuurgebieden (o.a. bereikbaarheid locatie dreiging/incident ). B.3.4 Het adequaat toerusten van technologische/ technische systemen en constructies (o.a. signalering, alarmering, ontruiming, bedrijfs hulpverlening organisatie). B.3.5 Justitieel beleid (o.a. beveiliging en beschikbaar heid databestanden, cameratoezicht, controle op vergunningseisen, dreiging/ incident bestrijding) B.3.6 Het adequaat toerusten van de systemen en instellingen op het gebied van de volksgezondheid (interventiestrategieën, voorraden vaccins, vaccinatiebeleid voor sleutelfiguren en hulpverleners, beschikbare zorgcapaciteit)
C
BESCHERMING VITALE SYSTEMEN
Capaciteiten die bijdragen aan een effectieve en efficiënte invulling van de beschermingstaken op het gebied van het ongestoord functioneren van vitale systemen (inclusief voorziening van diensten), in aanvulling op de algemene capaciteiten.
C.1 Bescherming vitale infrastructuur Het vermogen van publieke en private entiteiten om vitale infrastructuur te identificeren, benoemen, rangschikken naar prioriteit en beschermen om in staat te zijn pogingen of omstandigheden waardoor de vitale infrastructuur verstoord of aangetast wordt of uitvalt, te detecteren, voorkomen of bestrijden. C.1.1 Het identificeren van vitale infrastructuur. C.1.2 Het vaststellen van risico’s. C.1.3 Het rangschikken van vitale infrastructuur naar prioriteit. C.1.4 Het ontwikkelen, evalueren (o.a. meten van effectiviteit) en onderhouden van plannen, procedures, (beschermings-)programma’s en systemen. C.1.5 Het ontwikkelen en onderhouden van training en oefenprogramma’s. C.1.6 Coördinatie en het management van bescherming van de vitale infrastructuur, ook sectoroverstijgend.
D BESTRIJDING, BASISVEREISTEN Capaciteiten die bijdragen aan een effectieve en efficiënte invulling van de taken op het gebied van voorwaardenscheppende processen voor de bestrijding (responsfase) binnen het systeem van ramp- en crisisbeheersing, in aanvulling op de algemene capaciteiten.
D.1 Melding en alarmering Het vermogen om de essentiële gegevens van een dreiging/incident te verkrijgen en zo effectief en efficiënt mogelijk beschikbaar te stellen. D.1.1 Het inrichten van de hoofdstructuur van de ramp- en crisisbestrijding waaronder de meldkamer. D.1.2 Het inrichten van monitoring- en analyse faciliteit die de ontwikkeling van de crisis bewaakt en analyseert met het doel te bepalen wanneer en op welke wijze interventies zouden kunnen en moeten geschieden.
124 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
D.2 Op- en afschaling Het vermogen om organisaties, procedures en werkprocessen aan de schaal(grootte) van een dreiging/incident en de bestrijdingsmaatregelen aan te passen en dit weer af te ronden. D.2.1 Het op- en afschalen van de parate operationele diensten. D.2.2 Het op- en afschalen van bedrijven, burgers en hulpverlenende instellingen. D.2.3 Het op- en afschalen van de gemeentelijke diensten en het bestuur (decentraal en centraal). D.2.4 Het op- en afschalen van de (landelijke) kennisinfrastructuur.
D.3 Leiding en coördinatie Het vermogen om de inzet van mensen, middelen en methoden feitelijk te realiseren teneinde dreiging/incident zo goed mogelijk te bestrijden en de vereiste bestrijdingsprestaties te leveren. D.3.1 Het voorzien in multidisciplinaire coördinatie door het instellen, voeren en beëindigen van een (operationeel) crisiscentrum. De deeltaken omvatten alarmering en ontalarmering; bemensing en leiding; afstemming met andere overheden, non-gou vernementele organisaties (NGOs) en de private sector; coördinatie van de publieke informatievoorziening en beheer van de operationele en bestuurlijke informatie en communicatie voor de bestrijding en het herstel. D.3.2 Het voor alle disciplines (horizontaal) en voor alle niveaus (verticaal) in onderlinge samenhang vaststellen van de naar omstandigheden specifieke wijze van bestrijden van dreiging/ incident (besluitvorming). D.3.3 Het coördineren van en leiding geven aan de feitelijke bestrijding c.q. aan de inhoudelijke bestrijdingsprocessen. D.3.4 Het monitoren van de resultaten van de bestrijding en het op basis hiervan beoordelen en bijstellen van de bestrijding.
D.4 Resource management Het vermogen om activiteiten te plannen, uitvoeren, controleren en bijsturen, gericht op het tijdig en in de juiste kwaliteit en kwantiteit verwerven en ter beschikking stellen van personele en facilitaire voorzieningen. D.4.1 Het opzetten en in stand houden van een effectief veiligheids- en gezondheids programma, inclusief nazorg, overeenkomstig de eisen voor arbeidsveiligheid.
D.4.2 Het zorgdragen voor (de mogelijkheid tot) een adequate nationale inzet van de krijgsmacht (ICMS). D.4.3 Management van vrijwilligers. D.4.4 Beheer en distributie van kritische menskracht, materieel, hulpmiddelen, en werkmethoden. D.4.5 Het beschikbaar stellen van (tijdelijke) huisvesting, services en middelen, en overige voorzieningen (inclusief ICT).
E
BESTRIJDING, BEVOLKINGSZORG
Capaciteiten die bijdragen aan een effectieve en efficiënte invulling van de taken op het gebied van bevolkingszorg tijdens bestrijding (responsfase) binnen het systeem van ramp- en crisisbeheersing, in aanvulling op de algemene capaciteiten en de basisvereisten voor bestrijding.
E.1 Publieke zorg Het vermogen om te voorzien in de acute noden van getroffenen. E.1.1 Het identificeren en lokaliseren van verminderd zelfredzame groepen en het verzorgen van speciale arrangementen voor deze groepen. E.2.2 Het bepalen van en voorzien in evacuatieroutes en opvanggebieden. E.2.3 Het voorzien in de acute beschikbaarheid van openbaar vervoer en opvangcentra met registratie-, verzorging-, eerste hulp teams en openbare orde teams, alsmede een regeling om het medicijngebruik van de slachtoffers te kunnen continueren. E.2.4 Het veilig verplaatsen van mens en dier (groot schalige evacuatie). E.2.5 Het opvangen en huisvesten van mens en dier. E.2.6 Het voorzien in primaire levensbehoeftes van mens en dier.
E.2 Registratie slachtoffers (CRIB) en schade Het vermogen om informatie vast te leggen over getroffenen en schade met behulp van één of meer informatiesystemen. E.2.1 Het identificeren en op onderscheidende wijze registreren van soorten getroffenen (inclusief dodelijke slachtoffers en dieren) en soorten schade.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 125
E.3 Vervoer en opslag van dodelijke slachtoffers Het vermogen om doden te verzamelen, vervoeren en (tijdelijk) conserverend op te slaan in (evt. tijdelijke) mortuaria. E.3.1 Het verzamelen en vervoeren van dodelijke slachtoffers. E.3.2 Het conserveren van dodelijke slachtoffers tot begrafenis/crematie. E.3.3 Het verzamelen, afvoeren en vernietigen van dode dieren.
tuur zo snel mogelijk te verwijderen om de gevolgen van chemische, biologische en/of radiologische besmetting te voorkomen c.q. te beperken. F.4.1 De inzet van apparatuur en het volgen van protocollen voor ontsmetting van personen, dieren, voertuigen, materieel, objecten. enz. F.4.2 De opvang van besmette personen, dieren en verplaatsbaar materieel.
G BESTRIJDING, GENEESKUNDIGE ZORG F
BESTRIJDING, BRANDWEERZORG
Capaciteiten die bijdragen aan een effectieve en efficiënte invulling van de taken op het gebied van de door de brandweer te verlenen zorg tijdens bestrijding (responsfase) binnen het systeem van ramp- en crisisbeheersing, in aanvulling op de algemene capaciteiten en de basisvereisten voor bestrijding. F.1 Bron en emissiebestrijding Het vermogen van de brandweer om uitbreiding te voorkomen, en de oorzaak en de daarmee samenhangende, potentieel escalerende effecten van een dreiging/incident terug te dringen. F.1.1 Brandbestrijding . F.1.2 Ongevalsbestrijding gevaarlijke stoffen (accidentieel, intentioneel en natuurlijk).
F.2 Redding Het vermogen van de brandweer om bijstand te verlenen aan personen in bedreigende omstandigheden, hen te redden, en goederen/objecten te beschermen. F.2.1 Technische hulpverlening. F.2.2 Opsporing en redding (stedelijk - Urban Search & Rescue -, op land en te water). F.2.3 Het toegankelijk maken van de dreiging-/ incidentplaats.
Capaciteiten die bijdragen aan een effectieve en efficiënte invulling van de taken op het gebied van de door de geneeskundige diensten te verlenen zorg tijdens bestrijding (responsfase) binnen het systeem van ramp- en crisisbeheersing, in aanvulling op de algemene capaciteiten en de basisvereisten voor bestrijding.
G.1 Spoedeisende medische hulpverlening Het vermogen om ten tijde van een dreiging/incident te voorzien in geneeskundige hulpverlening aan slachtoffers, binnen verantwoorde tijd en met behoud van de noodzakelijke medische kwaliteit. G.1.1 Triage. G.1.2 Behandeling: het proces van het vervoersgereed maken op locatie tot en met de definitieve stabilisatie in het ziekenhuis (incl. het verwijzen en vervoeren). G.1.3 Medische opschaling
G.2 Psychosociale hulpverlening Het vermogen om ten tijde van een dreiging/ incident slachtoffers en hulpverleners op te vangen en hulp te geven, die als gevolg van dreiging/incident mogelijk psychisch getraumatiseerd zijn geraakt. G.2.1 Het signaleren, verwijzen en opvangen van getro ffenen. G.2.2 Het starten van de behandeling in acute gevallen.
F.3 Detectie van en advisering bij gevaarlijke stoffen Het vermogen om een Advies Gevaarlijke Stoffen op te stellen en meetgegevens te verzamelen en verstrekken over de aard en omvang van het effectgebied en de wijze van handelen door getroffen/bedreigde bevolking en hulpdiensten.
G.3 Infectieziektenbestrijding
F.3.1 F.3.2
G.3.1 Bron- en Contactopsporing. G.3.2 Het beschermen van (delen van) de bevolking door o.a. vaccinatie en massaprophylaxe. G.3.3 Het bevorderen van de hygiëne teneinde ziektekiemen en gevaarlijke stoffen zoveel mogelijk uit te bannen (betreft: medische hygiëne, dagelijks leven, persoonlijke en voedselhygiëne).
Detectie en identificatie van gevaarlijke stoffen. Het opstellen en (doen) uitvoeren van een advies over hoe met gevaarlijke stoffen om te gaan (zowel professionals als leken).
F.4 Ontsmetting Het vermogen om ten tijde van een dreiging/incident besmetting van hulpverleners, slachtoffers en dieren, voertuigen en infrastruc-
Het vermogen om het optreden van infectieziekten zoveel mogelijk te voorkómen, toch opgetreden infectieziekten te signaleren en verspreiding van deze infectieziekten te bestrijden.
126 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
G.3.4 Isolatie en quarantaine.
G.4 Milieu en gezondheid Het vermogen om de bevolking te beschermen tegen milieurisico’s en de gezondheidseffecten van een milieuramp te managen. G.4.1 Gezondheidskundige advisering betreffende gevaarlijke stoffen (o.a. verontreiniging van bodem, water, lucht, voedsel en drinkwater, alsmede blootstelling aan (gevaarlijk) afval, vegetatie en vectoren).
G.5 Continuïteit van zorg Het vermogen om de reguliere medische zorg tijdens een dreiging/ incident doorgang te laten vinden om ‘vervangende sterfte’ te voorkomen, alsmede het continueren van de verpleegzorg in het effectgebied en bij een evacuatie. G.5.1 Het inrichten van alternatieve medische zorgfaciliteiten. G.5.2 Het organiseren van manieren waarop niet verplaatsbare personen in een effectgebied toch verzorgd kunnen worden. G.5.3 Overige activiteiten ter continuering van de zorg.’.
H BESTRIJDING, POLITIEZORG Capaciteiten die bijdragen aan een effectieve en efficiënte invulling van de taken op het gebied van de door de politie te verlenen zorg tijdens bestrijding (responsfase) binnen het systeem van ramp- en crisisbeheersing, in aanvulling op de algemene capaciteiten en de basisvereisten voor bestrijding.
H.3 Opsporing Het vermogen om ten tijde van een dreiging/incident strafbare feiten op te sporen, alsmede gegevens te verzamelen en vast te leggen betreffende de oorzaak van de dreiging/incident, het niet naleven van wet- en regelgeving, delicten (o.a. plundering). H.3.1 Tactische opsporing, technisch/forensische opsporing, intelligence, recherche maatregelen. H.3.2 Technisch ongeval onderzoek.
H.4 Interventie Het vermogen om in te grijpen in dreigingsituaties met behulp van gespecialiseerde (veelal landelijke) eenheden. H.4.1 Politioneel onderhandelen, specialistische observatie, specialistische recherche toepassingen, specialistische operaties, aanhouding en ondersteuning (DSI), explosievenverkenning.
H.5 Bewaking en beveiliging Het vermogen om personen, objecten, gebieden en diensten te bewaken en beveiligen. H.5.1 Bewaking en beveiliging; toegangscontrole. H.5.1 Het effectgebied of een plaats delict afgrenzen en sporen veilig stellen. H.5.3 Afgrendeling en compartimentering van gebieden.
H.6 Identificatie overleden slachtoffers Het vermogen om ten tijde van een dreiging/incident de identiteit van de overleden slachtoffers vast te stellen.
H.1 Handhaving mobiliteit Het vermogen om stagnatie in de hulpverlening te voorkomen. H.1.1 Het voorkomen en oplossen van verkeers onveilige situaties, verkeersopstoppingen of –stremmingen door statische en dynamische verkeergeleiding.
H.2 Ordehandhaving Het vermogen om de openbare orde en de strafrechtelijke rechtsorde in het bedreigde gebied te handhaven.
H.6.1
I.
Inzet van het Landelijk Team Forensische Opsporing t.b.v. o.a. het vastleggen van de situatie waarin overleden slachtoffers worden gevonden en het vaststellen van de identiteit van de overleden slachtoffers (identificatie).
BESTRIJDING, MILIEU
Capaciteiten die bijdragen aan een effectieve en efficiënte invulling van de taken op het gebied van de zorg voor het milieu tijdens bestrijding (responsfase) binnen het systeem van ramp- en crisisbeheersing, in aanvulling op de algemene capaciteiten en de basisvereisten voor bestrijding.
H.2.1 Crowd management, crowd control, riot control. H.2.2 Het voorkomen c.q. beëindigen van delicten (o.a. plundering, geweldpleging). H.2.3 Justitieel beleid (aanhouding, detinering, snelrecht).
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 127
I.1 Milieuzorg Het vermogen om de (mogelijke of feitelijke) gevolgen voor het milieu en de openbare ruimte van dreiging/incident te beoordelen en daarop te anticiperen resp. te reageren. I.1.1 Milieuhygiëne, waterbeheer, natuur- en landschapsbeheer, bouw- en ruimtebeheer.
J
HERSTEL en NAZORG
Capaciteiten die bijdragen aan een effectieve en efficiënte invulling van de taken ten behoeve van nazorg en herstel, in aanvulling op de algemene capaciteiten
J.1 Herstel en wederopbouw van infrastructuur, gebouwen, natuur en milieu Het vermogen om schade- en veiligheidsonderzoek en inspecties uit te voeren m.b.t. de infrastructuur, gebouwen, natuur en milieu, cultureel erfgoed. J.1.1 Het ontwikkelen en onderhouden van plannen, procedures, programma’s en systemen voor verdere schadebeperking, herstel en wederopbouw en prioriteitstelling daarin. J.1.2 Het ontwikkelen en onderhouden van training en oefenprogramma’s. J.1.3 Coördinatie en management van de activiteiten tot herstel en wederopbouw van de infrastructuur. J.1.4 Het instellen van expertteams en starten van schadeonderzoek. J.1.5 Het uitvoeren van inspecties en onderzoeken. J.1.6 Technische ondersteuning bij ontwikkeling operationele herstelplannen. J.1.7 Realisatie en beschikbaarheid van tijdelijke huisvesting en herhuisvesting. J.1.8 Het uitvoeren van het herstelprogramma inzake infrastructuur, gebouwen en openbare voorzieningen. J.1.9 Beëindiging van het herstelprogramma.
J.2 Continuïteit en herstel vitale systemen Het vermogen om de continuïteit te handhaven of herstelwerkzaamheden te starten en uit te voeren m.b.t. de vitale infrastructuur. J.2.1 Het ontwikkelen en onderhouden van plannen, procedures, programma’s en systemen voor verdere schadebeperking, herstel en wederopbouw en prioriteitstelling daarin. J.2.2 Het ontwikkelen en onderhouden van training en oefenprogramma’s. J.2.3 Coördinatie en management m.b.t. het herstel van vitale infrastructuur.
J.1.4 Het instellen van expertteams en starten van schadeonderzoek. J.1.5 Het uitvoeren van inspecties en onderzoeken. J.1.6 Technische ondersteuning bij ontwikkeling operationele herstelplannen. J.1.7 Realisatie en beschikbaarheid van tijdelijke huisvesting en herhuisvesting. J.1.8 Het uitvoeren van het herstelprogramma inzake vitale producten en diensten. J.1.9 Beëindiging van het herstelprogramma.
J.3 Herstel economische activiteiten Het vermogen om korte- en lange termijn herstel activiteiten te ontplooien m.b.t. bedrijfsleven, werkgelegenheid en het functioneren van financieel-economische instituties. J.3.1 Het ontwikkelen en onderhouden van plannen, procedures, programma’s en systemen voor verdere schadebeperking, herstel en wederopbouw en prioriteitstelling daarin. J.3.2 Het ontwikkelen en onderhouden van training en oefenprogramma’s. J.3.3 Coördinatie en management van herstel van economische activiteiten. J.3.4 Benoeming van een staf voor het opstellen een herstelprogramma. J.3.6 Het zorgdragen voor fondsvorming. J.3.7 Het zorgdragen voor materialen, uitrusting, mensen, technische adviezen. J.3.8 Het instellen van een informatie- en adviescentrum. J.3.9 Het uitvoeren van het herstelprogramma economische activiteiten (w.o. vervangende werkgelegenheid). J.3.10 Beëindiging van het herstelprogramma,
J.4 Herstel gemeenschap activiteiten Het vermogen om korte- en lange termijn herstel activiteiten te ontplooien m.b.t. het functioneren van de samenleving. Een en ander kan betreffen: continuïteit onderwijs, continuïteit economisch leven, bevordering van sociale cohesie in de samenleving, het opvangen en de verzorging van vee, dierengezondheid en dierenwelzijn, uitvaart en herdenkingen. J.4.1
Het ontwikkelen en onderhouden van plannen, procedures, programma’s en systemen voor verdere schadebeperking, herstel en wederop bouw en prioriteitstelling daarin.
128 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
J.4.2 Het ontwikkelen en onderhouden van training- en oefenprogramma’s. J.4.3 Coördinatie en management van herstel van gemeenschap activiteiten J.4.4 Benoeming van een staf voor het opstellen van een herstel en nazorgprogramma. J.4.5 (Bevolkings)onderzoek. J.4.6 Het zorgdragen voor fondsvorming. J.4.7 Het zorgdragen voor materialen, uitrusting, mensen, technische adviezen. J.4.8 Het instellen van een informatie- en adviescentrum. J.4.9 Het uitvoeren van het herstelprogramma gemeenschap activiteiten. J.4.10 Beëindiging van het herstel en nazorgprogramma.
J.5 Gezondheidsonderzoek na dreiging/incident Het vermogen om onderzoek bij mensen, evenals dodelijke slachtoffers en dode dieren, te verrichten naar aanleiding van een ramp of crisis ten behoeve van de individuele of publieke gezondheid, dan wel voor wetenschappelijke of maatschappelijke doeleinden. J.5.1 Monitoren Publieke Gezondheid, onderzoek bij groepen, onderzoek individueel. J.5.2 Het zorgen voor (psycho-) sociale en (psycho-) somatische nazorg (opvang en verzorging). J.5.3 Het uitvoeren van bio(effect)monitoring, vragenlijstonderzoek of individueel medisch onderzoek. J.5.4 Het uitvoeren van dieronderzoek. J.5.5 Beëindiging van het nazorgprogramma.
J.6 Justitieel onderzoek na dreiging/incident Het vermogen om na een dreiging/incident mogelijk strafbare feiten begaan tijdens de dreiging/incident op te sporen, alsmede gegevens te verzamelen en vast te leggen betreffende het verloop van de dreiging/incident en de verklaring hiervan. J.6.1 Tactische opsporing, technische/forensische opsporing, intelligence, recherche maatregelen. J.6.2 Verkrijging en analyse van geschreven, gesproken en in beeld vastgelegd materiaal. J.6.3 Oordeelsvorming over strafbaarheid van individuen, mogelijkheid tot opsporing en vervolging, enz.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 129
Invulformat voor capaciteiten die direct uit scenario en scoring blijken Neem het scenario en de scoring met toelichting door en noteer de capaciteiten die in deze documenten expliciet of impliciet aan de orde komen.
Deel van het document
Expliciet of impliciet benoemde capaciteiten
Mogelijk te versterken (J/N)
Criterium 1.1
Criterium 1.2
Criterium 2.1
Criterium 2.2
Criterium 2.3
Criterium 3.1
Criterium 4.1
Criterium 5.1
Criterium 5.2
Criterium 5.3
Waarschijnlijkheid
Scenariobeschrijving
130 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Invulformat uitwerking geprioriteerde capaciteiten Om welke capaciteit/taak/maatregel gaat het? Beschrijf in grote lijnen wat er moet gebeuren om de capaciteit te verbeteren? Wat zijn argumenten vóór het verbeteren van deze capaciteit (houd ook rekening met te verwachten ontwikkelingen)? Wat zijn argumenten tegen het verbeteren van deze capaciteit? Wat is de (maatschappelijke of veiligheids) opbrengst van het verbeteren van de capaciteit? Welke organisatie is verantwoordelijk voor de (realisatie van de) capaciteit? (ministerie; provincies; veiligheids- of politieregio’s; gemeenten; private partijen; burgers; niet eenduidig/duidelijk Welke organisaties moeten betrokken zijn bij realisatie van de capaciteit? (ministerie, regio’s, gemeenten, private partijen, burgers) Zijn er relevante internationale ontwikkelingen? (EU, VN, NAVO, bilateraal, geen, onbekend) Is vitale infrastructuur betrokken? Kan worden aangesloten bij bestaand beleid of is nieuw beleid nodig? In welke orde van grootte zijn de ontwikkelkosten van de capaciteit? (tot € 50.000; 50.000-100.000; 100.000-500.000; 500.000-5 miljoen; meer dan 5 miljoen) Wat is de orde van grootte van de jaarlijkse vaste (beheers- en onderhouds-) kosten van de capaciteit? (tot € 50.000; 50.000-100.000; 100.000-500.000; 500.000-5 miljoen; meer dan 5 miljoen) Wat staat realisatie van de capaciteit in de weg? (financiën, ontwikkeltermijn, prioriteiten, ontbrekende politieke urgentie, geen overeenstemming cruciale partijen)
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 131
Eindrapportage capaciteitenanalyse en input voor tekst bevindingenrapportage De onderstaande tekst beschrijft wat de inhoud moet zijn van de eindrapportage van de capaciteitenanalyse. Achtergrond: inhoud bevindingenrapportage Op basis van de eindrapportages van de capaciteitenwerkgroepen schrijft een kopgroep uit de IWNV de bevindingenrapportage. De bevindingenrapportage bevat (zie die van vorig jaar) de volgende onderdelen: • Inleiding (te schrijven door kopgroep uit de IWNV) • Scenario’s en uitkomsten NRB (op basis van input Analistennetwerk NV) • Oriëntatie op capaciteiten (op basis van input van jullie, capaciteitenanalysegroepen) • Agenderingsadvies (door kopgroep uit de IWNV) • Bijlagen
bevindingenrapportage • Het tekstvoorstel dat als input dient voor de Oriëntatie op capaciteiten in de bevindingenrapportage (tussen 1 en 4 A4; zie als voorbeeld de bevindingenrapportage van 2010) bevat de volgende elementen: - Preambule: advies over wel of niet openbaar maken - Inleiding (mag beknopt) - Inventarisatie van geprioriteerde capaciteiten, evt. tegen de achtergrond van capaciteiten die geen prioriteit hebben gekregen (1-2 A4) - Beknopte beschrijving van het al bestaande beleid, om aan te geven dat prioriteiten niet in een vacuüm staan, dat al veel gebeurt op het onderwerp en om context te schetsen voor de prioriteiten. (1-2 A4) 3) Bijlagen
Kern: Inhoud eindrapportage capaciteitenanalysewerkgroepen De eindrapportage moet in ieder geval drie elementen bevatten: 1) verslaglegging van het proces en de opbrengst van de capaciteitenanalyse; 2) een tekstvoorstel dat als input dient voor de bevindingenrapportage; 3) bijlagen. Inrichting eindrapportage van de capaciteitenwerkgroep: 1) verslaglegging van het proces en de opbrengst van de capaciteitenanalyse • Korte inleiding (over welk scenario gaat het) • Beschrijving van het doorlopen proces (stappen, data, eventuele aandachtspunten) • Beschrijving van betrokken organisaties/experts (en eventuele aandachtspunten) met verwijzing naar bijlage met ingevulde format • Beschrijving van de geïdentificeerde mogelijk te versterken capaciteiten (de inventarisatie) met verwijzing naar achterliggende bijlagen zoals die in het proces zijn verzameld / opgesteld (ingevulde Excel-hulpmiddel, aangeleverde documenten, verslagen etc.) • Beschrijving van de geprioriteerde capaciteiten (met verwijzingen naar bijlagen) • Uitwerking van de geprioriteerde capaciteiten (met verwijzingen naar bijlagen) • Een advies met onderbouwing over de vraag of het scenario, de NRB en/of het tekstvoorstel voor de bevindingenrapportage over de capaciteitenanalyse vertrouwelijk moet blijven of gepubliceerd kan worden • Eventuele leerpunten voor methode en inrichting proces 2) Een tekstvoorstel dat als input dient voor de
Aandachtspunten: Wat gebeurt er met de eindrapportage? • De eindrapportage wordt niet openbaar gemaakt • De eindrapportage wordt ter beschikking gesteld aan de kopgroep, opdat zij in staat zijn dwarsverbanden tussen scenario’s te zien en tot het totale agenderingsadvies te komen. • De eindrapportage wordt niet aan de IWNV of de Stuurgroep NV gestuurd; IWNV en Stuurgroep NV besluiten over de bevindingenrapportage en over de conceptbrief aan de Tweede Kamer. Wie moeten de eindrapportage kunnen lezen: rubricering en vertrouwelijkheid? • Geef duidelijk aan welke passages of bijlagen in de eindrapportage gerubriceerd zijn en behandel ze dienovereenkomstig. • Maak een versie van de eindrapportage zonder rubricering. • De gehele eindrapportage moet door de kopgroep gelezen kunnen worden. De leden van de kopgroep gaan geheimhoudingsverklaringen ondertekenen (niet alle leden van de kopgroep zijn namelijk gescreend). Hierdoor kunnen ook stg.-gerubriceerde teksten aan de kopgroep beschikbaar gesteld worden. • Het tekstvoorstel dat als input wordt gebruikt voor de bevindingenrapportage mag niet stg.-gerubriceerd zijn, dep.v. kan wel: de bevindingenrapportage moet immers in de IWNV en de Stuurgroep NV besproken kunnen worden.
132 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
• Het tekstvoorstel dat als input wordt gebruikt voor de bevindingenrapportage moet zo geschreven zijn dat het geschikt is voor publicatie; de MR besluit immers of de teksten over een scenario en de bijbehorende capaciteitenanalyse openbaar gemaakt worden. • Toelichtingen die nodig zijn voor goede besluitvorming in de MR maar niet geschikt zijn voor publicatie worden als zodanig aangeduid en in een kader geplaatst.
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 133
134 | Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4: Formats en achtergrondinformatie
Werken met scenario’s, risicobeoordeling en capaciteiten in de Strategie Nationale Veiligheid | 4. Formats en achtergrondinformatie | 135
Dit is een uitgave van: Ministerie van Veiligheid en Justitie Postbus 20301 | 2500 eh Den Haag www.rijksoverheid.nl/venj Maart 2013 | Publicatienr: j-18099