Werken aan gasvoertuigen Algemene informatie over gasvoertuigen
Algemene informatie over gasvoertuigen Gasvoertuigen is een verzamelnaam voor voertuigen die worden aangedreven door autogas. Autogas bestaat uit biogas, aardgas en combinaties van beide. Dit document geldt voor voertuigen die rijden op de autogasssorten CNG (Compressed Natural Gas, samengeperst aardgas) en LNG (Liquefied Natural Gas, vloeibaar gemaakt aardgas).
Autogas WAARSCHUWING!
319 517
Autogas verwijst naar aardgas en biogas, die beide hoofdzakelijk uit methaan bestaan. Methaan is uitermate brandbaar en hiermee dient voorzichtig te worden omgegaan. • CNG: Aardgas dat onder hoge druk wordt opgeslagen. Aardgas blijft ook onder hoge druk in gastoestand. • LNG: Dit gas wordt bij een zeer lage temperatuur opgeslagen en heeft een grotere energiedichtheid dan CNG. Wanneer aardgas wordt afgekoeld tot -162°C, verandert het van een gas in een vloeistof. De vloeistof kan dan worden verdampt en gebruikt als aardgas.
Vuilniswagens zijn voorbeelden van voertuigen met een gasmotor.
BELANGRIJK! De tanks mogen niet worden verplaatst. In het voertuigcertificaat wordt aangegeven waar ze zich bevinden. Meer informatie is te vinden in het document Brandrisico met betrekking tot hete componenten.
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
1 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Algemene informatie over gasvoertuigen
N.B.: De uitlaatgastemperatuur bij stationair draaien is hoger bij gasvoertuigen dan bij dieselvoertuigen. Plaats geen componenten te dicht bij het uitlaatsysteem.
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
2 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Algemene informatie over gasvoertuigen
Het gassysteem, inclusief gastanks, mag niet gewijzigd of verwijderd worden door niet geautoriseerd of niet daarvoor opgeleid personeel. Om schade aan het gassysteem te voorkomen, moeten alle werkzaamheden met grote zorg worden uitgevoerd. Autogas is normaal gesproken geurloos, maar er kan soms een geurmiddel aan zijn toegevoegd. Het geurmiddel vergemakkelijkt het opsporen van lekken in het gassysteem voordat het gasmengsel brandbaar kan worden.
Risico's • Methaan is extreem brandbaar en kan in bepaalde gevallen zelfs ontbranden door de statische elektriciteit van een persoon. • Methaan is lichter dan lucht en zal daarom stijgen. Zorg daarom voor een goede ventilatie van het gehele pand. • Methaan brandt met een haast onzichtbare vlam, dus let extra op. • Het gas verbrandt bij een mengsel van 5-15% met lucht. • Als het gas zich verspreidt en een brandbaar mengsel vormt, dan ontstaat explosiegevaar. • Het gas is niet giftig, maar in een mengsel met lucht van 50% of meer, is het zuurstofgehalte zo laag dat er kans op verstikking bestaat. • Het gas kan explosief zijn in contact met halogenen, stikstofoxiden en acetyleen. • Het CNG-gassysteem staat onder hoge druk. De druk kan een waarde van 200 bar (15°C) bereiken. • Het LNG-gassysteem kan onder een druk van maximaal 16 bar staan en tot maximaal -160°C afkoelen.
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
3 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Algemene informatie over gasvoertuigen
N.B.: Er zijn drie hoofdredenen voor de vele veiligheidsmaatregelen in de omgang met gas: • De ontvlambaarheid van gas • De hoge druk in het CNG-gassysteem • Cryogene vloeistof (vloeistof met een temperatuur onder -160°C) in de LNGtanks. Druktanks zorgen altijd voor een verhoogd risico, met name in geval van temperatuurveranderingen en externe invloeden en, in combinatie met de ontvlambaarheid van het gas, nemen de risico's nog verder toe.
Vereisten voor brandveiligheid Volg altijd de voorschiften en instructies die in uw land van toepassing zijn. BELANGRIJK! Neem voordat u aan gastanks werkt, bijvoorbeeld voor het aftappen van tanks of het vervangen van onderdelen, contact op met een Scania dealer om te bepalen hoe u het werk dient uit te voeren.
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
4 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Algemene informatie over gasvoertuigen
Veiligheidsmaatregelen
1
2 319 555
• Volg de plaatselijk geldende regels bij het werken met autogas. Bijvoorbeeld: – Nationale wetgeving ten aanzien van gezondheid en veiligheid op het werk – Voorschriften met betrekking tot het werken aan drukvaten – Voorschriften voor explosieven • Elektrische componenten in het ventilatiesysteem van de werkplaats moeten worden aangepast aan het classificatieplan. De ventilatie moet brandveilig zijn. • Roken in de nabijheid van gastanks is verboden. • Door lassen, slijpen en andere metaalbewerkingen kunnen hitte en vonken ontstaan en deze werkzaamheden mogen dan ook niet worden uitgevoerd in de buurt van het voertuig. • Laswerkzaamheden aan het chassis mogen alleen op grote afstand van de tanks worden uitgevoerd. Zie de werkinstructie verderop in het document. • Gebruik alleen vonkloze of goedgekeurd elektrisch gereedschap op plaatsen waar er open werkzaamheden plaatsvinden. • Rijd het voertuig uit de werkplaats ingeval van brand. Gastanks moeten naar een veilige plek worden gebracht. • Informeer al het personeel in de werkplaats over de locatie van de hoofdafsluiter in het voertuig. • Sluit elke gastank afzonderlijk af. • Probeer nooit een brandende gasvlam te blussen. Probeer in plaats daarvan de gasstroom te onderbreken en verwijder brandbare materialen uit de buurt van de vlam.
Bij de accu's bevindt zich een handbediende afsluiter (1) voor de brandstofstroom en een manometer (2) die de druk in de CNG-gastanks aangeeft.
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
5 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Procedures voor werkzaamheden in de werkplaats
Procedures voor werkzaamheden in de werkplaats BELANGRIJK! De onderstaande maatregelen moeten altijd worden genomen tijdens werkzaamheden aan een voertuig met een gasmotor. Voordat het voertuig de werkplaats wordt ingereden: 1. Tank een voertuig nooit vol direct voordat het de werkplaats wordt ingereden.
359 015
Dit is met name bij lage buitentemperaturen van belang aangezien de gasdruk met het stijgen van de temperatuur zal toenemen (geldt alleen voor CNG-tanks). 2. Voer een visuele inspectie uit en controleer op lekkage met behulp van meetinstrument 588 8751. Zorg ervoor dat het meetinstrument geijkt is volgens de instructies van het meetinstrument. 3. Schakel de gastoevoer aan de gastanks uit. CNG-tanks hebben acht afsluiters (één afsluiter per cilinder) en LNG-tanks hebben één afsluiter (één afsluiter per tank). Leeg het brandstofsysteem door de motor stationair te laten draaien totdat deze afslaat. WAARSCHUWING!
Schakel de gastoevoer aan de CNG-gastanks uit.
Er blijft een druk van 10 bar in het systeem achter wanneer de motor met behulp van deze methode wordt gestopt.
1. Het instrument kan bij een Scania dealer worden aangeschaft.
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
6 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Procedures voor werkzaamheden in de werkplaats
Nadat het voertuig de werkplaats is ingereden: 1. Controleer of de manometer op het gaspaneel 0 aangeeft. 2. Voer een extra lektest uit met behulp van meetinstrument 588 875. 3. Plaats een melding dat het brandstofsysteem vrij is van gas aan de binnenzijde
353 141
van de voorruit van het voertuig. 4. Zet het gebied rond het voertuig af, zodat onbevoegden niet in de buurt van het voertuig kunnen komen. 5. Plaats een waarschuwingsbord bij de ingang van de werklplaats dat aangeeft waar het voertuig staat. In geval van brand moet brandweerpersoneel weten dat er druktanks met ontvlambare gassen in het gebouw aanwezig zijn. 6. Houd rekening met het volgende wanneer onderdelen van het brandstofsysteem verwijderd of gedemonteerd worden: – Ontkoppel de accu-aansluitingen zodat het voertuig spanningloos is. – Houd er rekening mee dat zich nog steeds kleine hoeveelheden gas in de brandstofleiding kunnen bevinden. – Demonteer de onderdelen met uiterste zorg. 7. De druk in de LNG-tank stijgt als gevolg van het verschil tussen de gastemperatuur en de omgevingstemperatuur. Zorg ervoor dat de druk niet hoger wordt dan 16 bar. Als de druk deze waarde overschrijdt, wat na enkele dagen stilstand gebeurt, wordt een veiligheidsklep geopend en stroomt er gas uit het systeem via de ventilatieleiding. Zorg ervoor dat het gas wordt afgevoerd uit de werkplaats. Gas aftappen
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
7 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Chassismodificaties
Chassismodificaties Werken aan de carrosserie WAARSCHUWING! Onder geen enkel beding mag de carrosserie aan de steunen voor de gasleidingen worden bevestigd.
LNG-tank vullen: 1. Vulslang 2. Retourslang
320 879
• De onderdelen van het gassysteem bevinden zich voornamelijk in het voorste deel van de vrachtwagen en alle werkzaamheden moeten met uiterste zorg en zonder het gassysteem te wijzigen worden uitgevoerd. • De steunen voor het gassysteem mogen niet worden gewijzigd aangezien ze door de relevante autoriteiten speciaal goedgekeurd zijn. • Ga zeer zorgvuldig te werk bij het boren in de buurt van onderdelen van het gassysteem. • De carrosserie mag de toegang tot ventielen in het gassysteem niet blokkeren. • Dek geen kleppen of aansluitingen af en zorg dat deze zich niet in de buurt van hete componenten bevinden. • De carrosserie en de onderdoorrijdbeveiliging mogen de toegang tot de tankeenheid niet blokkeren. • De carrosserie moet eenvoudig verwijderen van de tanks voor inspectie mogelijk maken, zonder dat de carrosserie gedemonteerd hoeft te worden. • Gebruik uitsluitend niet vonkende gereedschappen bij het monteren van de carrosserie aangezien de werkzaamheden in de nabijheid van het gassysteem worden uitgevoerd.
Volg de instructies in dit document voor het wijzigen van beschermende behuizingen.
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
8 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Chassismodificaties
Beschermende behuizingen voor CNG-tanks • Het bovenste deel van de beschermende behuizing steekt 110 mm boven de bovenrand van het frame uit. • De beschermende behuizingen mogen uitsluitend worden gewijzigd om te voldoen aan UN/ECE-richtlijn R110. • De beschermende behuizingen beschermen de tanks en bijbehorende onderdelen tegen water, zout, grind, UV-straling en bijtende en corrosieve vloeistoffen.
Wijziging is toegestaan mits aan UN/ECE-richtlijn R110 wordt voldaan.
Beschermende behuizingen vanaf de voorzijde en de bovenzijde gezien
Wijziging is toegestaan.
321 370
Beschermende behuizing vereist vanwege wettelijke voorschriften. Beschermt, bijv. tegen vandalisme, opspattende stenen, water en UV-straling. Beschermende behuizing voor grotere veiligheid. De behuizing kan worden vervaardigd van netmateriaal of kan volledig worden verwijderd indien de carrosserie bescherming biedt.
321 364
Beschermende behuizing vereist om tech- Wijziging is niet toegestaan. nische en veiligheidsredenen. Beschermt bijv. ventielen.
Beschermende behuizingen vanaf de achterzijde en de onderzijde gezien
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
9 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Chassismodificaties
Lassen Alle hierboven beschreven veiligheidsvoorschriften dienen te worden nageleefd bij laswerkzaamheden aan een voertuig dat is uitgerust met gastanks. Gastanks en brandstofsystemen moeten volledig worden geleegd. De volgende aanbevelingen gelden voor werkzaamheden waarbij een sterke hitte of vonken ontstaan. • Laswerkzaamheden mogen niet worden uitgevoerd in de buurt van gastanks. De minimaal toegestane veiligheidsafstand die tijdens dit type werkzaamheden in acht moet worden gehouden is 1 meter vanaf de tanks. Werkzaamheden aan bijvoorbeeld de achteroverbouw wordt als veilig beschouwd wanneer de volgende richtlijnen worden gevolgd. • De gastanks (inclusief behuizingen, kleppen enz.) mogen niet worden verhit of worden beïnvloed of beschadigd door de werkzaamheden. De tanks mogen bijvoorbeeld niet worden geraakt door lasspatten of iets dergelijks. • De werkzaamheden moeten buiten worden uitgevoerd om de kans op hoge gasconcentraties in de lucht te minimaliseren. • De kans op gas in de lucht of lekkage vanaf de tanks mag niet aanwezig zijn, omdat het gas kan ontploffen wanneer dit in aanraking komt met hitte of een mengsel dat bijvoorbeeld lasgas bevat. In veel gevallen vormt het lasgas een groter risico dan de hitte. • Tijdens de werkzaamheden mag geen enkel onderdeel van het brandstofsysteem worden aangepast. • Bescherm tijdens de werkzaamheden de tanks onder alle omstandigheden.
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
10 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Chassismodificaties
Gastanks • Zorg ervoor dat de tanks volledig afgedicht zijn indien ze worden verwijderd. • Berg de tanks op en behandel deze volgens de plaatselijk geldende richtlijnen en voorschriften. • Bescherm tegen hitte (>60°C) en grotere temperatuurveranderingen. • Tanks met autogas moeten op een goed geventileerde plaats worden opgeborgen, afgeschermd van ontstekingsbronnen. Wanneer aan een voertuig met gasmotor wordt gewerkt, moet de gastoevoer altijd handmatig aan de gastanks worden afgesloten. • Autogas van de typen aardgas en biogas kunnen in alle verhoudingen worden gemengd aangezien de motor zich met behulp van automatische lambdaregeling automatisch aan het mengsel aanpast.
Gasleidingen • De gasleidingen moeten tijdens de bouw van de carrosserie op afstand van andere onderdelen worden gehouden en mogen niet tegen andere onderdelen schuren. • De leidingen mogen niet verlegd, verlengd of ingekort of op enigerlei andere wijze gewijzigd worden. • Vertonen onderdelen in het gassysteem sporen van beschadigingen, dan moeten ze meteen door geautoriseerd personeel vervangen worden. • Steunen en bevestigingen van drukleidingen en de bijbehorende onderdelen mogen niet aangehaald of losgemaakt worden vanwege het risico van explosies.
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
11 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden
Werken aan gasvoertuigen Chassismodificaties
Lakken • Alleen metalen onderdelen van het gassysteem mogen gelakt worden. • Afsluitventielen en de diverse markeringen mogen niet overgelakt worden. • De gasleidingen moeten overeenkomstig de plaatselijk geldende richtlijnen van aanduidingen worden voorzien. • Doe het volgende vóór het lakken indien de lak bij een temperatuur hoger dan 60°C moet drogen: – Verwijder de tanks – Spoel het systeem met inert1 gas
Uitlaatsysteem WAARSCHUWING! Het uitlaatsysteem moet op tenminste 100 mm van onderdelen van het gassysteem worden gelegd. Wordt het uitlaatsysteem dichter dan 200 mm van het gassysteem gelegd, dan moet een hitteschild worden aangebracht. Geldt ook voor andere warmtebronnen die door de carrosseriebouwer worden gemonteerd.
Meer informatie over hitteschilden vindt u in het document Brandrisico met betrekking tot hete componenten.
• De bevestiging van de demper mag niet worden gewijzigd. • Leidingen tussen de demper en de turbocompressor mogen niet worden verlengd.
1. Een gas dat geen chemische reactie met de omgeving aangaat.
03:70-01 Uitgave 4.1 nl-NL
12 (12) ©
Scania CV AB 2015, Sweden