Werk en werkkring van alumni MTS Werktuigbouwkunde 1998
Drs A.C. de Heer Amsterdam, mei 2002
111/mei 2002 DIJK12 Beleidsonderzoek Adelaarsweg 11 1021 BM AMSTERDAM Tel.: 020 - 6373623 Fax: 020 - 6362645
[email protected] www.dijk12.nl
Voorwoord In het voor u liggende rapport worden de resultaten weergegeven van een telefonische enquête onder MTS-ers Werktuigbouwkunde, die in 1998 de opleiding met goed gevolg hebben beëindigd. Het onderzoek is uitgevoerd door DIJK12 Beleidsonderzoek in opdracht van de SOM Opleidingen Metaal. Het onderzoek is uitgevoerd in de periode december 2001 - april 2002. Ten behoeve van het actueel houden van de opleiding MTS Werktuigbouwkunde (BOL-4) heeft de SOM behoefte aan informatie over de beroepspraktijk van afgestudeerden, de situatie op de arbeidsmarkt, de doorstoom, gevolgde bijscholing en de aansluiting van de opleiding op de arbeidsmarkt. Het onderzoek is begeleid door: • J. Mays (SOM); • H.A. Holla (ROC Utrecht); • J.J.G. van den Oord (ROC Zeeland); • M.K. Kooistra (ROC Friesland). Het onderzoek zou niet mogelijk zijn geweest zonder de medewerking van de ROC’s en de afgestudeerde MTS-ers. De onderzoekers zijn hen zeer erkentelijk voor die medewerking. Het onderzoek is uitgevoerd door mw drs A.C. de Heer. De projectleiding was in handen van ondergetekende. mw drs I.E.M. de Vries Amsterdam, april 2002
Inhoudsopgave Pagina
1
Inleiding 1.1 Achtergrond en doelstelling van het onderzoek 1.2 Uitvoering van het onderzoek 1.3 Achtergrondkenmerken van de alumni MTS Werktuigbouwkunde 1998 1.4 Leeswijzer
7 7 8 10 11
2
Arbeidsmarktsituatie en de keuze voor een vervolgopleiding 2.1 Arbeidsmarktsituatie 2.2 De keuze voor een vervolgopleiding na het MTS-diploma
13 13 14
3
Werkkring, dienstverband en mobiliteit 3.1 Bedrijven waar alumni MTS Werktuigbouwkunde werkzaam zijn 3.2 Mobiliteit van alumni MTS Werktuigbouwkunde
17 17 21
4
De beroepspraktijk van MTS-ers Werktuigbouwkunde 4.1 Werkgebied 4.2 Leidinggeven 4.3 Beroepen van MTS-ers Werktuigbouwkunde
25 25 26 27
5
Gevolgde bijscholing en de opleiding MTS Werktuigbouwkunde 5.1 Gevolgde cursussen ten behoeve van de uitvoering van het werk 5.2 De opleiding MTS Werktuigbouwkunde
33 33 34
6
Samenvatting en conclusies
39
1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de achtergrond en doelstelling van het onderzoek. Tevens wordt ingegaan op de uitvoering van het onderzoek en de kenmerken van de onderzoeksgroep. Ten slotte volgt er een leeswijzer.
1.1
Achtergrond en doelstelling van het onderzoek
Het Landelijk Orgaan Beroepsonderwijs SOM Opleidingen Metaal beheert onder meer de kwalificaties van de middenkaderopleiding Werktuigbouwkunde (BOL-4).1 Ten behoeve van het actueel houden van deze opleiding heeft de SOM behoefte aan informatie over de beroepspraktijk van afgestudeerden, de situatie op de arbeidsmarkt, de doorstoom, gevolgde bijscholing e.d. van de lange middenkaderopleiding BOL-4. Recentelijk zijn in het kader van het project ‘Fundering Beroepsprofielen Metaal’ beroepsprofielen voor de sector Metaal ontwikkeld. Dit project was gericht op de technische beroepsuitoefening in verschillende clusters tot en met MBO+-niveau. Het project was echter niet specifiek gericht op: • de hogere technische functies (projectleider, productieleiders e.d); • de niet-technische functies (commercieel, administratief); • ontwikkelings- en onderzoeksfuncties (R&D, e.d). Ten behoeve van de afstemming van de BOL-4 opleiding op de arbeidsmarkt is deze informatie echter wel van belang. Daarnaast is er behoefte aan informatie over de beroepsuitoefening van afgestudeerden van de BOL-4 in algemene zin: in welke beroepen en functies komen zij terecht? De BOL-4 opleiding is gefundeerd op een beroepsprofielenonderzoek uit 1990. De vraag doet zich op dit moment voor of de beroepssituatie van de toenmalige MTS-ers zich op dit moment nog steeds voordoet of dat zich fundamentele wijzigingen hebben voorgedaan die beschouwing van de kwalificatie BOL-4 noodzakelijk maken. Om deze redenen heeft de SOM een onderzoek laten verrichten naar de beroepspraktijk van afgestudeerden van de BOL-4 opleiding. De doelstellingen van het onderzoek waren als volgt. • Verkrijgen van inzicht in de arbeidsmarktsituatie van alumni. • Verkrijgen van inzicht in de inhoud van het werk en de aansluiting daarvan op de opleiding. • Verkrijgen van informatie over de mate en aard van de doorstroom in functies en bij bedrijven. • Verkrijgen van inzicht in de scholing en bijscholing van de alumni. • Verkrijgen van informatie over de waardering van de opleiding. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een telefonische enquête onder afgestudeerden, die in 1998 de opleiding met een diploma hebben verlaten. Omdat deze alumni nog afstudeerden vóór de invoering van de WEB worden deze in dit rapport aangeduid als MTS-ers Werktuigbouwkunde. 1
Middenkaderopleiding Werktuigbouwkunde niveau 4 van de beroepsopleidende leerweg (crebonr 10054). Voor de leesbaarheid van het rapport wordt in dit rapport gesproken van MTS-Werktuigbouwkunde. DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
7
Vergelijking in de tijd Ter voorbereiding van het eerder genoemde beroepsprofielenonderzoek uit 1990 is destijds tevens een alumni-onderzoek uitgevoerd onder afgestudeerde MTS-ers Werktuigbouwkunde.2 Dit onderzoek is in 1989 uitgevoerd. In dat onderzoek waren twee groepen afgestudeerden betrokken. • Afgestudeerden uit 1985, die op het moment van onderzoek 4 jaar op de arbeidsmarkt waren. • Afgestudeerden uit 1980, die op het moment van onderzoek 9 jaar op de arbeidsmarkt waren. Door vergelijking van het huidige onderzoek met het onderzoek onder alumni uit 1989 kan inzicht worden verkregen in eventuele veranderingen in de tijd ten aanzien van de beroepspraktijk van MTS-ers Werktuigbouwkunde. • Werken zij tegenwoordig bij andere bedrijven dan dertien jaar geleden? • Werken zij tegenwoordig in andere beroepen? • Is de mate van scholing en bijscholing veranderd? • Wordt de opleiding MTS Werktuigbouwkunde anders gewaardeerd? Om de vergelijking in de tijd mogelijk te maken is bij de vraagstelling in het huidige onderzoek zo veel mogelijk aangesloten bij het alumni-onderzoek uit 1989.
1.2
Uitvoering van het onderzoek
Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een telefonische enquête onder alumni MTS Werktuigbouwkunde, die in 1998 zijn afgestudeerd. In deze paragraaf wordt ingegaan op de opzet en uitvoering van de telefonische enquête. Tevens worden de respons en non-respons op de enquête gepresenteerd. Steekproef In overleg met de BTG-Metaal zijn 48 over het land verspreid liggende ROC’s met een afdeling Werktuigbouwkunde schriftelijk benaderd met het verzoek adresgegevens te verstrekken van leerlingen die in 1998 het ROC met een diploma hebben verlaten. Na drie weken is een rappelbrief verstuurd naar de ROC’s, die na de eerste brief nog geen gehoor hadden gegeven aan het verzoek. In totaal hebben 32 ROC’s adresgegevens van alumni verstrekt. Deze alumni hebben allen een schriftelijke vooraankondiging van het onderzoek ontvangen. In deze brief is ingegaan op de achtergrond en het doel van het onderzoek. Tevens werd in de brief een korte uitleg gegeven over de opzet en inhoud van de enquête. De telefonische enquête is uitgevoerd in februari 2002. De alumni zijn ’s avonds op hun huisadres gebeld. Vragenlijst Ten behoeve van de enquête is een vragenlijst ontwikkeld, die uit de volgende onderdelen bestond. • Achtergrondgegevens van de respondent: afstudeerrichting, het al dan niet hebben van een betaalde baan en de reden voor het niet hebben van een betaalde baan. • Vragen over het bedrijf waar de respondenten werkzaam zijn: soort bedrijf, grootte bedrijf, dienstverband en werkgeversmobiliteit. 2
De Vries, Weening, Heere, MTS-ers Werktuigbouw: gevraagd in vele functies in een breed beroepenveld, Research voor Beleid, Leiden, augustus 1989.
8
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
•
Vragen over de huidige en eventueel eerste functie van de respondent: functieomschrijving, eventueel leidinggeven, werkgebied, taakomschrijving en functiemobiliteit.
• •
Vragen met betrekking tot eventueel gevolgde vervolgopleidingen en cursussen. Vragen over de opleiding MTS Werktuigbouwkunde: gemiste onderdelen, overbodige onderdelen en algemene waardering.
Bij het opstellen van de vragenlijst is zoveel mogelijk aangesloten bij het onderzoek onder alumni uit 1989. Respons In totaal hebben de ROC’s 1172 adressen van alumni aangeleverd ten behoeve van het onderzoek. Tijdens het onderzoek bleek dat een deel van de adressen niet bruikbaar was. De belangrijkste reden hiervoor was dat de respondent niet meer woonachtig was op het gegeven adres of het verstrekte telefoonnummer was afgesloten (bestandsvervuiling). Tabel 1
Bruikbaarheid adressenbestand
Totale aantal verstrekte adressen Niet bruikbaar Netto steekproefbestand
Aantal
%
1172
100%
157
13%
1015
87%
In totaal was 13% van de adressen niet bruikbaar. Dit betekent dat er uiteindelijk 1015 adressen bruikbaar waren voor het onderzoek (netto steekproefbestand). De respons op de enquête is weergegeven in tabel 2. Tabel 2
Respons
Netto steekproef
1015
100%
Respons (aantal geslaagde gesprekken)
563
55%
Weigeringen
195
19%
Respondent niet bereikbaar in veldwerkperiode
257
25%
De respons op de enquête bedraagt 55%. Door 19% van de alumni is geweigerd om aan de enquête deel te nemen. De belangrijkste reden daarvoor was ‘geen zin/geen tijd’. Een kwart van de alumni is niet bereikt tijdens het onderzoek (afwezig, niet thuis e.d.).
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
9
1.3
Achtergrondkenmerken van de alumni MTS Werktuigbouwkunde 1998
Van het totale aantal respondenten is 98% man en 2% vrouw. De respondenten is gevraagd welke afstudeerrichting zij hebben gevolgd op de MTS Werktuigbouwkunde. Dit wordt in de onderstaande tabel weergegeven. Tabel 3
Gevolgde afstudeerrichting MTS Werktuigbouwkunde (n=563)
Afstudeerrichting
Aantal
Werktuigbouwkunde algemeen
%
70
12%
134
24%
72
13%
201
36%
Besturingstechniek
21
4%
Overig
18
3%
Geen antwoord
38
7%
9
2%
563
100%
Tekenen en construeren Productie en productievoorbereiding Mechaniseren en installeren/montage en onderhoud
Weet niet Totaal
De meeste respondenten hebben de afstudeerrichting ‘Mechaniseren en installeren/montage en onderhoud’ gevolgd (36%). Ook de afstudeerrichting ‘Tekenen en construeren’ was populair bij de respondenten (24%). De categorie ‘overig’ bevat onder meer de volgende genoemde afstudeerrichtingen: ‘Luchtvaarttechniek’, ‘Automatisering’, ‘Commerciële techniek’, ‘Construeren en produceren’ en ‘Metaaltechniek’. Binnen de opleiding MTS Werktuigbouwkunde hebben leerlingen de mogelijkheid om aanvullend de zogenaamde HBO-variant te kiezen, om zich voor te bereiden op een mogelijke vervolgopleiding binnen het HBO. Een aantal respondenten heeft aangegeven uitsluitend de HBOvariant te hebben gevolgd zonder koppeling aan een specifieke afstudeerrichting. Deze respondenten zijn in tabel 3 terug te vinden bij de antwoordcategorie ‘geen antwoord’. De HBO-variant bereidt leerlingen voor op een HBO-opleiding, waarbij vooral de vakken wiskunde en natuurkunde aan de orde komen. In de volgende tabel is weergegeven hoeveel respondenten de HBO-variant hebben gevolgd tijdens hun MTS-opleiding. Tabel 4
Aantal respondenten die de HBO-variant tijdens hun MTS-opleiding hebben gevolgd (n=563)
HBO-variant
Aantal
%
Tijdens MTS de HBO-variant gevolgd
192
34%
Tijdens MTS géén HBO-variant gevolgd
371
66%
Totaal
563
100%
Meer dan eenderde deel van de respondenten heeft tijdens hun MTS-opleiding de HBO-variant gevolgd.
10
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
1.4
Leeswijzer
In de volgende hoofdstukken wordt verslag gedaan van het onderzoek onder alumni MTS Werktuigbouwkunde die in 1998 zijn afgestudeerd. Achtereenvolgens komen de volgende onderzoeksresultaten aan de orde. • De arbeidsmarktsituatie van MTS-ers Werktuigbouwkunde en de keuze voor vervolgopleidingen. • Werkkring, dienstverband en mobiliteit van MTS-ers Werktuigbouwkunde. • De beroepspraktijk van MTS-ers Werktuigbouwkunde. • Gevolgde bijscholing en de opleiding MTS Werktuigbouwkunde. De rapportage sluit af met een samenvatting van de resultaten en conclusies. Aandachtspunten bij het lezen van het rapport Bij het lezen van het rapport moet de lezer met het volgende rekening houden. Vergelijking met een alumni-onderzoek uit 1989 Onderhavig onderzoek kan ook worden gezien als een vervolgonderzoek op een alumnionderzoek onder MTS-ers Werktuigbouwkunde uit 1989. Destijds is hetzelfde onderzocht. Het verschil is dat in het onderzoek van 1989 twee groepen alumni waren betrokken. • MTS-ers Werktuigbouwkunde die in 1989 ongeveer 9 jaar op de arbeidsmarkt waren. • MTS-ers Werktuigbouwkunde die in 1989 ongeveer 4 jaar op de arbeidsmarkt waren. De resultaten van het huidige onderzoek zijn het beste te vergelijken met de resultaten van de groep die in 1989 4 jaar op de arbeidsmarkt was. Indien relevant en mogelijk worden in dit rapport de resultaten van het huidige onderzoek vergeleken met die van het onderzoek uit 1989. Tabellen De netto onderzoekspopulatie bevat 563 alumni. Daarvan hebben 357 op dit moment een betaalde baan van meer dan 20 uur in de week. De resultaten van het onderzoek zijn voor een groot gedeelte gebaseerd op deze groep. In de tabellen wijken de absolute aantallen soms enigszins af van deze aantallen. Door verschillende oorzaken kan de vraag door een aantal respondenten niet beantwoord zijn. Ook kan door kruising van verschillende antwoordcategorieën een aantal respondenten uitvallen, doordat één of meer categorieën niet op hen van toepassing waren. • Ten gevolge van afronding tellen de tabellen niet overal op tot 100%. •
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
11
12
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
2
Arbeidsmarktsituatie en de keuze voor een vervolgopleiding
Dit hoofdstuk gaat in op de arbeidsmarktsituatie van de respondenten, 3,5 jaar na afronding van hun opleiding. Hierbij wordt ingegaan op de volgende aspecten. • Het aantal respondenten dat een betaalde baan heeft. • Het aantal respondenten dat na het behalen van hun MTS-diploma heeft gekozen voor een vervolgopleiding.3 • Het soort vervolgopleiding waarvoor MTS-ers Werktuigbouwkunde kiezen.
2.1
Arbeidsmarktsituatie
In de onderstaande tabel wordt weergegeven hoeveel respondenten een betaalde baan hebben. Hierbij is onderscheid gemaakt in banen van 20 uur per week of meer en minder dan 20 uur per week. Daarnaast wordt weergegeven hoeveel respondenten geen betaalde baan hebben en wat daar de redenen voor zijn. Tabel 5
Arbeidsmarktsituatie, 3,5 jaar na de opleiding anno 2002 (n=563)
Arbeidsmarktsituatie
Aantal
Betaalde baan • waarvan 20 uur per week of meer • waarvan minder dan 20 uur per week
364
Geen betaalde baan
199
65% 357 7
Reden voor niet hebben van betaalde baan: • werkloos • vervolgopleiding • overige redenen • weet niet Totaal
% 63% 1% 35% 13 179 6 1
563
2% 32% 1% 0% 100%
De belangrijkste reden voor de respondenten om geen betaalde baan te hebben is het volgen van een vervolgopleiding. Van de 563 respondenten zijn er dertien werkloos. Van deze dertien respondenten hebben er echter twaalf aangegeven de verwachting te hebben binnen twee maanden betaald werk te vinden, waardoor er vrijwel uitsluitend sprake lijkt van frictiewerkloosheid.4 Vergelijking met het onderzoek uit 1989 Uit het huidige onderzoek blijkt dat 2% van de MTS-ers Werktuigbouwkunde werkloos is. Uit het onderzoek van 1989 bleek dat destijds 1% van de MTS-ers Werktuigbouwkunde werkloos was. Het percentage werklozen is ten opzichte van dertien jaar geleden verdubbeld. 3
Met een vervolgopleiding wordt bedoeld een opleiding waarbij minimaal een jaar regelmatig lessen worden gevolgd. 4 Eén respondent heeft de vraag met betrekking tot de verwachting binnen twee maanden betaald werk te vinden niet beantwoord. DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
13
2.2
De keuze voor een vervolgopleiding na het MTS-diploma
Uit de vorige paragraaf kwam reeds naar voren dat bijna eenderde deel van de respondenten geen betaald werk heeft, omdat zij een vervolgopleiding volgen. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op de mate waarin MTS-ers Werktuigbouwkunde na het behalen van hun diploma kiezen voor een vervolgopleiding. Mate waarin MTS-ers Werktuigbouwkunde kiezen voor een vervolgopleiding In het onderzoek is nagegaan in welke mate MTS-ers Werktuigbouwkunde gekozen hebben voor een vervolgopleiding na hun MTS-opleiding. In totaal hebben 318 respondenten na hun opleiding MTS Werktuigbouwkunde gekozen voor een vervolgopleiding. Dit komt overeen met 56% van de totale onderzoekspopulatie. Tabel 6
Mate waarin gekozen wordt voor een vervolgopleiding na het MTS-diploma (n=563)
Vervolgopleidingen
Aantal
%
Gekozen voor een vervolgopleiding
318
56%
Niet gekozen voor een vervolgopleiding
245
44%
Totaal
563
100%
Soort vervolgopleiding De respondenten die gekozen hebben voor een vervolgopleiding is tevens gevraagd welke vervolgopleiding het betreft. Tabel 7
Soort vervolgopleiding (n=563)
Soort vervolgopleiding
Aantal
%
Geen vervolgopleiding gevolgd
245
44%
Technische HBO opleiding
213
38%
Niet-technische HBO opleiding
39
7%
Technische MBO opleiding
34
6%
Niet-technische MBO opleiding
3
1%
Specialistenopleiding BBL/leerlingwezen
7
1%
Universitaire opleiding
6
1%
13
2%
3
1%
563
100%
Geen antwoord Weet niet Totaal
Uit deze tabel blijkt het volgende. • 45% van de MTS-ers Werktuigbouwkunde kiest voor een vervolgopleiding op HBOniveau of hoger. • 7% van de MTS-ers Werktuigbouwkunde kiest voor een vervolgopleiding op MBOniveau.
14
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
Relatie volgens HBO-variant op de MTS en keuze voor HBO-opleiding Van de respondenten die hebben gekozen voor een HBO-opleiding heeft 69% tijdens hun MTSopleiding de HBO-variant gevolgd. Dit betekent dat het tevens voorkomt dat MTS-ers Werktuigbouwkunde naar het HBO gaan, zonder dat zij daarvoor op de MTS voorbereidende vakken hebben gevolgd. Uitgaande van de gehele populatie gaat 19% van de MTS-ers Werktuigbouwkunde naar het HBO zonder dat zij de HBO-variant op de MTS hebben gevolgd. Keuze voor vervolgopleiding en arbeidsmarktsituatie Uit het onderzoek blijkt dat een deel van de MTS-ers Werktuigbouwkunde, die gekozen hebben voor een vervolgopleiding, deze op het moment van onderzoek niet meer volgden.5 In totaal is 15% van de MTS-ers Werktuigbouwkunde, die een vervolgopleiding is gaan volgen na het MTS-diploma, 3,5 jaar later niet meer bezig met een vervolgopleiding. Zij zijn dus volledig beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Dit betekent dat 40% van de MTS-ers Werktuigbouwkunde 3,5 jaar na het behalen van het MTS-diploma nog bezig is met een vervolgopleiding. Van deze groep is het merendeel full-time bezig met de opleiding. Tabel 8 geeft een totaaloverzicht van de arbeidsmarktsituatie en de mate van het volgen van vervolgopleidingen. Tabel 8
Arbeidsmarktsituatie en mate van volgen van vervolgopleidingen (n=563)
Arbeidsmarktsituatie
Aantal
Geen vervolgopleiding gevolgd en betaalde baan
%
224
40%
Geen vervolgopleiding gevolgd en geen betaalde baan
21
4%
Vervolgopleiding gevolgd en betaalde baan
88
16%
Bezig met vervolgopleiding en betaalde baan voor ≥ 20 uur per week
42
7%
Bezig met vervolgopleiding en betaalde baan voor < 20 uur per week
7
1%
Bezig met vervolgopleiding en geen betaalde baan
181
32%
Totaal
563
100%
Vergelijking met het onderzoek uit 1989 Ook uit het onderzoek uit 1989 kwamen gegevens naar voren over de mate en aard van vervolgopleidingen waar MTS-ers Werktuigbouwkunde destijds voor kozen. Deze gegevens worden naast de gegevens uit het huidige onderzoek in de onderstaande tabel weergegeven.
5
In het onderzoek is niet nagegaan of de vervolgopleiding met een diploma is afgerond. DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
15
Tabel 9
Keuze voor vervolgopleidingen door MTS-ers Werktuigbouwkunde in 2002 en 1989
Soort vervolgopleiding
Onderzoek 2002 (n=563)
Onderzoek 1989 (n=1312)
Aantal
Aantal
%
%
Geen vervolgopleiding
245
44%
800
61%
HBO-opleiding (of hoger)
258
46%
297
23%
MBO-opleiding
44
8%
215
16%
Niveau vervolgopleiding onbekend
16
3%
0
0%
563
100%
1312
100%
Totaal
Uit de tabel blijkt het volgende. • Het aantal MTS-ers Werktuigbouwkunde dat voor een vervolgopleiding kiest is ten opzichte van 1989 toegenomen met 18%. • Het aantal MTS-ers Werktuigbouwkunde dat kiest voor een vervolgopleiding op HBOniveau is ten opzichte van 1989 verdubbeld (toen 23%, nu 46%). • Het aantal MTS-ers Werktuigbouwkunde dat kiest voor een opleiding op MBO-niveau is ten opzichte van 1989 gehalveerd (toen 16%, nu 8%).
16
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
3
Werkkring, dienstverband en mobiliteit
Zoals uit hoofdstuk 2 is gebleken hebben 357 respondenten een betaalde baan van meer dan 20 uur per week. Van deze respondenten is nagegaan bij welk soort bedrijven zij werken en hoe groot deze bedrijven zijn. Dat wordt in dit hoofdstuk weergegeven. Verder komt aan de orde in welk dienstverband de respondenten werken. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de mobiliteit van de respondenten. Die mobiliteit wordt uitgedrukt aan de hand van de lengte van het dienstverband, wisseling van werkgevers en functiewisselingen.
3.1
Bedrijven waar alumni MTS Werktuigbouwkunde werkzaam zijn
In deze paragraaf komen de bedrijven waar de alumni werkzaam zijn aan bod. Daarnaast wordt weergegeven in welk dienstverband zij werken. Soort bedrijven In onderstaande tabel is weergegeven bij welk soort bedrijf de alumni uit dit onderzoek werkzaam zijn. Daarnaast is ter vergelijking weergegeven bij welk soort bedrijven de respondenten uit het onderzoek uit 1989 respectievelijk 4 en 9 jaar na hun MTS-opleiding werkzaam waren. Tabel 10
Soort bedrijven waar MTS-ers werken en werkten Onderzoek 2002
Soort bedrijf
3,5 jaar na de opleiding (n=357)
Onderzoek 1989 4 jaar na de opleiding (n=592)
9 jaar na de opleiding (n=407)
Aantal
%
Aantal
%
Aantal
%
161
45%
341
58%
221
54%
Onderhouds- en servicebedrijf
26
7%
-
-
-
-
Bouwnijverheid
16
4%
13
2%
7
2%
Installatiebedrijf
33
9%
21
4%
14
3%
Reparatiebedrijf gebruiksgoederen (bijv. garages)
10
3%
46
8%
18
4%
Productie/distributie van elektriciteit, aardgas, warm water
5
1%
11
2%
10
2%
Landbouw/visserijbedrijf
9
3%
16
3%
13
3%
Groot- en tussenhandel
12
3%
39
7%
24
6%
Ingenieursbureau (engineering, ontwerp, tekenbedrijf)
19
5%
-
-
-
-
Detailhandel, horeca
13
4%
16
3%
7
2%
Dienstverlenend bedrijf
29
8%
70
12%
72
18%
Defensie
9
3%
-
-
-
-
Onderwijsinstelling
3
1%
-
-
-
-
Overig
11
3%
19
3%
21
5%
Totaal
357
100%
592
100%
407
100%
Industrieel bedrijf/metaalbewerking
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
17
Onderzoek 2002 • De grootste groep respondenten is werkzaam bij industriële bedrijven (45%). • Verder werken relatief gezien een groot aantal respondenten bij installatiebedrijven (9%), dienstverlenende bedrijven (8%) en onderhouds- en servicebedrijven (7%). Vergelijking met het onderzoek uit 1989 • Ook in 1989 waren de industriële bedrijven de voornaamste werkgevers van alumni MTS Werktuigbouwkunde. In 1989 werkte 4 jaar na de opleiding 58% van de MTS-ers bij een industrieel bedrijf. 9 jaar na de opleiding werkte in 1989 54% van de MTS-ers bij een industrieel bedrijf. • In 2002 is het percentage MTS-ers Werktuigbouwkunde dat bij een industrieel bedrijf werkt lager. Een mogelijke verklaring voor dit verschil is te vinden in het feit dat in het onderzoek uit 1989 de onderhouds- en servicebedrijven bij de industriële bedrijven werden gerekend. • In het onderzoek uit 1989 werden ingenieursbureaus, defensie en onderwijsinstellingen bij de dienstverlenende bedrijven gerekend. Wanneer de percentages van deze bedrijven uit het onderzoek uit 2002 bij elkaar worden genomen (17%), komt dit aardig in de buurt van het percentage respondenten die in 1989 9 jaar na hun opleiding bij dienstverlenende bedrijven werkzaam was (18%). MTS-ers Werktuigbouwkunde komen blijkbaar tegenwoordig sneller bij dienstverlenende bedrijven terecht dan in 1989. • Verder zijn er verschuivingen zichtbaar bij installatiebedrijven, reparatiebedrijven gebruiksgoederen en de groot- en tussenhandel. Het percentage respondenten dat werkzaam is bij installatiebedrijven is op dit moment respectievelijk 5% en 6% hoger dan het aandeel van de beide groepen respondenten uit het onderzoek uit 1989. Het percentage respondenten dat in 2002 3,5 jaar na de opleiding bij reparatiebedrijven gebruiksgoederen werkzaam is, komt dicht in de buurt van het percentage respondenten dat in 1989 9 jaar na de opleiding bij dit soort bedrijven werkzaam was. Het percentage respondenten dat 3,5 á 4 jaar na hun MTS-opleiding bij de grooten tussenhandel werkzaam is, is in dertien jaar tijd met 4% afgenomen. Soort industriële bedrijven De respondenten die bij een industrieel bedrijf werken is tevens gevraagd naar de aard van het bedrijf. In tabel 11 is dit weergegeven. Ter vergelijking zijn tevens de gegevens uit het onderzoek uit 1989 opgenomen.
18
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
Tabel 11
Soort industrieel bedrijf waar MTS-ers werken en werkten Onderzoek 2002 3,5 jaar na de opleiding (n=160)
Soort industrieel bedrijf
Aantal
%
Onderzoek 1989 4 jaar na de opleiding (n=341) Aantal
9 jaar na de opleiding (n=221)
%
Aantal
%
Basismetaal
12
8%
14
4%
7
3%
Landbouwmechanisatie, heftrucks
13
8%
-
-
-
-
Machine-industrie en apparatenbouw
59
37%
72
21%
34
15%
Metaalproductenindustrie
16
10%
74
22%
54
24%
Constructiebouw
14
9%
-
-
-
-
Transportmiddelenindustrie
8
5%
28
8%
15
7%
Vervaardiging van medische, precisie- en optische apparaten
2
2%
8
2%
9
4%
Vervaardiging van kantoormachines, computers
3
1%
-
-
-
-
Elektrotechnische industrie (elektronische machines)
4
3%
28
8%
15
7%
Vervaardiging van bouwmaterialen, glas en aardewerk
3
2%
4
1%
5
2%
Voedings- en genotsmiddelindustrie
6
4%
9
3%
8
4%
Textielindustrie
3
2%
3
1%
5
2%
12
8%
40
12%
28
13%
Uitgeverij of grafische industrie
2
1%
2
1%
1
0%
Hout en papierindustrie
1
1%
14
4%
8
4%
Overig
1
1%
45
13%
32
14%
Weet niet
1
1%
-
-
-
-
100%
341
100%
221
100%
(Petro)chemische industrie
Totaal
160*
* Missing = 1
Onderzoek 2002 • De grootste groep respondenten die bij een industrieel bedrijf werkt, werkt in de machineindustrie en apparatenbouw (37%). • Ook in de metaalproductenindustrie (10%), constructiebouw (9%) en landbouwmechanisatie (8%) zijn alumni relatief vaak werkzaam. Vergelijking met het onderzoek uit 1989 • In de machine-industrie en apparatenbouw, landbouwmechanisatie en transportmiddelenindustrie werken momenteel veel meer MTS-ers Werktuigbouwkunde dan in 1989. • In de metaalproductenindustrie is juist een daling van het percentage MTS-ers Werktuigbouwkunde waar te nemen. In 1989 werkte 22% van de respondenten 4 jaar na hun opleiding in deze vorm van industrie. Op dit moment werkt daar nog 10% van de respondenten. • Het relatieve aandeel MTS-ers in de elektrotechnische industrie en de (petro)chemische industrie is ook gedaald ten opzichte van 1989. De daling in de (petro)chemische industrie kan mogelijk verklaard worden door de uitbesteding van onderhoudsdiensten in de afgelopen jaren.
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
19
Grootte van de bedrijven waar MTS-ers Werktuigbouwkunde werkzaam zijn Er is nagegaan in welke grootteklasse van bedrijven MTS-ers Werktuigbouwkunde werkzaam zijn. In de onderstaande tabel is zowel de bedrijfsgrootte weergegeven van de situatie in 2002 als die in 1989. Tabel 12
Aantal werknemers van bedrijven waar de MTS-ers werken in 2002 en 1989 Onderzoek 2002
Bedrijfsgrootte
3,5 jaar na de opleiding (n=350) Aantal
1 t/m 9 werknemers
%
Onderzoek 1989 4 jaar na de opleiding (n=585) Aantal
%
9 jaar na de opleiding (n=404) Aantal
%
47
13%
77
13%
49
12%
10 t/m 49
117
33%
167
29%
94
23%
50 t/m 99
58
17%
72
12%
51
13%
100 t/m 249
67
19%
107
18%
80
20%
250 t/m 999
34
10%
103
18%
79
20%
≥ 1000
27
8%
59
10%
51
13%
Totaal
350
100%
585
100%
404
100%
Uit deze tabel blijkt het volgende. Onderzoek 2002 • Bijna tweederde deel (63%) van de MTS-ers Werktuigbouwkunde werkt bij bedrijven met maximaal 100 werknemers. Vergelijking met het onderzoek uit 1989 Indien de gegevens worden vergeleken met het onderzoek uit 1989, blijkt dat MTS-ers Werktuigbouwkunde meer zijn gaan werken bij kleinere bedrijven. • Het aantal MTS-ers Werktuigbouwkunde dat in 2002 3,5 jaar na hun MTS-opleiding bij bedrijven met 1 tot en met 99 werknemers werkt is ten opzichte van de MTS-ers die in 1989 4 jaar op de arbeidsmarkt waren met 9% gestegen. • Het aantal MTS-ers bij bedrijven met 250 of meer werknemers is afgenomen. Soort dienstverband In de volgende tabel is weergegeven in welk dienstverband MTS-ers Werktuigbouwkunde in 2002 werkzaam zijn. Een zelfstandige zonder personeel of freelancer is iemand die zich voor bepaalde werkzaamheden laat inhuren. Een zelfstandig ondernemer heeft een eigen bedrijf en voert zelfstandig werkzaamheden uit en kan personeel in dienst hebben.
20
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
Tabel 13
Soort dienstverband waarin MTS-ers werken (n=357)
Soort dienstverband
Aantal
%
318
89%
4
1%
23
6%
Zelfstandig zonder personeel/freelance
7
2%
Zelfstandig ondernemer
5
1%
357
100%
Loondienst Leer-arbeidsovereenkomst Uitzendbureau/detacheringsbureau
Totaal
Uit deze tabel is het volgende op te maken. • Het merendeel van de MTS-ers Werktuigbouwkunde werkt in loondienst (89%). • Het aantal zelfstandigen zonder personeel of freelancers en zelfstandig ondernemers is beperkt (3%). Drie van de vijf zelfstandig ondernemers heeft na de opleiding MTS Werktuigbouwkunde een technische HBO opleiding gevolgd. Geen van de vijf zelfstandig ondernemers heeft bij een andere werkgever gewerkt voordat zij zelfstandig ondernemer werden.6
3.2
Mobiliteit van alumni MTS Werktuigbouwkunde
In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de mobiliteit van MTS-ers Werktuigbouwkunde. De mobiliteit is af te meten aan de duur van het dienstverband, het aantal wisselingen van werkgever en functie en aan een verhoging van het niveau van de functie. Duur dienstverband In de volgende tabel is weergegeven hoe lang de alumni werkzaam zijn bij het bedrijf waar zij op dit moment werken. Tabel 14
Duur dienstverband bij het bedrijf waar alumni op dit moment werkzaam zijn (n=352)
Duur dienstverband
Aantal
%
Minder dan 1 jaar
86
24%
1 tot 2 jaar
83
24%
2 tot 3 jaar
75
21%
107
30%
1
0%
352
100%
3 jaar of meer Weet niet Totaal
6
De zelfstandig ondernemers worden in het vervolg van hoofdstuk 3 en hoofdstuk 4 buiten beschouwing gelaten. DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
21
De grootste groep respondenten werkt drie jaar of langer bij het bedrijf waar zij nu werkzaam zijn. De alumni hebben ongeveer 3,5 jaar geleden de opleiding MTS Werktuigbouwkunde verlaten. Dit betekent dat 30% van de alumni waarschijnlijk gelijk na de opleiding is gaan werken bij het bedrijf waar zij op dit moment nog steeds werkzaam zijn. Wisseling van werkgever In de onderstaande tabel is weergegeven hoe vaak de respondenten van werkgever zijn gewisseld. Tabel 15
Aantal wisselingen van werkgevers (n=352)
Aantal wisselingen van werkgever
Aantal
%
0 keer
199
57%
1 keer
96
27%
2 keer
33
9%
3 keer
13
4%
Meer dan 3 keer
11
3%
352
100%
Totaal
Onderzoek 2002 • Het grootste aantal respondenten werkt nog steeds bij de eerste werkgever (57%). Vergelijking met het onderzoek uit 1989 • In het onderzoek uit 1989 bleek dat 21% van de MTS-ers, die destijds 4 jaar op de arbeidsmarkt waren, nog nooit van werkgever was gewisseld. De huidige groep onderzochte MTS-ers wisselt dus veel minder van werkgever dan de in 1989 onderzochte groep. Wisseling van functie In de volgende tabel is weergegeven hoe vaak de respondenten van functie zijn veranderd. Tabel 16
Aantal wisselingen van functie (n=352)
Aantal wisselingen van functie
Aantal
%
0 keer
221
63%
1 keer
50
14%
2 keer
42
12%
3 keer
26
7%
4 keer
5
1%
Meer dan 4 keer
6
2%
Weet niet
2
1%
352
100%
Totaal
22
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
Onderzoek 2002 • Bijna tweederde deel (63%) van de respondenten is nog nooit van functie veranderd. Vergelijking met het onderzoek uit 1989 Uit het onderzoek uit 1989 bleek dat 53% van de MTS-ers die destijds 4 jaar op de arbeidsmarkt waren nog nooit van functie was gewisseld. Ook het aantal functiewisselingen is dus afgenomen.
•
Verhoging van functieniveau Van de 131 respondenten die van functie zijn gewisseld is 88% van mening dat hun huidige functie op een hoger niveau ligt dan hun voorgaande functie(s). In 1989 was 52% van de groep die 4 jaar op de arbeidsmarkt was van mening dat men op een hoger niveau terecht was gekomen. Zelfs het percentage MTS-ers dat in 1989 9 jaar op de arbeidsmarkt was en die vonden dat hun huidige functie op een hoger niveau was (77%), is lager dan het percentage in 2002.
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
23
24
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
4
De beroepspraktijk van MTS-ers Werktuigbouwkunde
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beroepspraktijk van MTS-ers Werktuigbouwkunde. Aan de respondenten is onder meer gevraagd in welk soort werkgebied ze werkzaam zijn. Daarnaast is gevraagd naar eventueel leidinggevende taken.
4.1
Werkgebied
De respondenten is gevraagd binnen welk werkgebied zij momenteel werkzaam zijn. De 129 respondenten die sinds hun afstuderen van functie zijn veranderd is tevens gevraagd naar het werkgebied waarbinnen zij hun eerste functie uitoefenden. Tabel 17
Werkgebieden van MTS-ers Werktuigbouwkunde in hun eerste functie na de MTSopleiding en huidige functie Onderzoek 2002
Werkgebied
Eerste functie na opleiding (n=129) Aantal
Verspanende metaalbewerking
12
Ontwerpen
%
3,5 jaar na de opleiding (n=352) Aantal
9%
25
% 7%
3
2%
21
6%
22
17%
62
18%
1
1%
11
3%
26
20%
43
12%
Werkvoorbereiding
4
3%
25
7%
Productiebegeleiding/productietechniek
6
5%
17
5%
Tekenen en construeren Mechatronica Machine- en apparatenbouw
Constructie
8
6%
13
4%
24
19%
57
16%
Installatie
5
4%
18
5%
Gieten
-
-
1
0%
Oppervlaktebehandeling/galvano
-
-
1
0%
Kwaliteitscontrole
2
2%
6
2%
Research en Development
1
1%
4
1%
Storing en onderhoud
Verkoop/inkoop
4
3%
11
3%
Magazijn/voorraadbeheer
2
2%
4
1%
Management/algemeen bedrijfsleiding/staf
1
1%
8
2%
Administratieve ondersteuning
2
2%
6
2%
Onderwijs
1
1%
1
0%
Overig
4
3%
16
5%
Weet niet
1
1%
2
1%
129
100%
352
100%
Totaal
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
25
Uit deze tabel is het volgende op te maken. • Naast de ‘Machine- en apparatenbouw’ zijn de werkgebieden ‘Tekenen en construeren’ en ‘Storing en onderhoud’ zowel in de eerste functie na de opleiding als 3,5 jaar na de opleiding de meest voorkomende werkgebieden voor MTS-ers Werktuigbouwkunde. • In hun eerste functie werken relatief de meeste respondenten in de ‘Machine- en apparatenbouw’ (20%). Dit percentage is 3,5 jaar na de opleiding met 8% afgenomen. • Naast de verschuiving in de ‘Machine- en apparatenbouw’ vinden de grootste verschuivingen plaats tussen eerste functie en huidige functie in de werkgebieden ‘Ontwerpen’ en ‘Werkvoorbereiding’. Dit percentage is 3,5 jaar na de opleiding in beide werkgebieden met 4% toegenomen.
4.2
Leidinggeven
In totaal hebben 119 (34%) respondenten aangegeven dat ze op dit moment leidinggevende taken hebben. Van de 129 respondenten die minimaal éénmaal van functie zijn gewisseld hadden 8 respondenten leidinggevende taken in hun eerste functie na de opleiding (6%). Van het totale aantal respondenten die op dit moment leidinggevende taken heeft (119), zijn er vijftien (13%) die uitsluitend leidinggevend zijn. De overige respondenten (104; 86%) zijn meewerkend leidinggevenden. Deze respondenten is gevraagd welk percentage van hun werkzaamheden uit uitvoerende werkzaamheden bestaan. Bij 82% van de meewerkend leidinggevenden bestaat 50% of meer van het werk uit uitvoerende werkzaamheden. De respondenten met leidinggevende taken is tevens gevraagd naar het aantal personen waaraan zij leiding geven. In tabel 18 is weergegeven aan hoeveel personen zij leiding geven. Tabel 18
Aantal personen waar leiding aan wordt gegeven (n=115) 7
Aantal personen
Aantal
%
1 t/m 2
32
28%
3 t/m 5
41
36%
6 t/m 15
29
25%
16 t/m 25
10
9%
3
3%
115
100%
≥ 26 Totaal
Uit de tabel kan worden opgemaakt dat 12% van de respondenten die leidinggevende taken hebben, op dit moment leiding geeft aan zestien of meer werknemers. Relatief gezien geven de meeste respondenten met leidinggevende taken leiding aan drie tot en met vijf werknemers (36%).
7
Vier respondenten konden niet aangeven aan hoeveel personen zij leiding geven.
26
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
Vergelijking met het onderzoek 1989 In 1989 had 27% van de groep respondenten die 4 jaar op de arbeidsmarkt was en 48% van de groep respondenten die 9 jaar op de arbeidsmarkt was leidinggevende taken. De groep respondenten die toen 4 jaar op de arbeidsmarkt was gaf aan gemiddeld iets meer mensen leiding dan de respondenten uit het huidige onderzoek. Van de groep respondenten die toen 4 jaar op de arbeidsmarkt was gaf 16% leiding aan zestien of meer werknemers.
4.3
Beroepen van MTS-ers Werktuigbouwkunde
In het onderzoek is nagegaan in welke beroepen de MTS-ers 3,5 jaar na het verlaten van hun opleiding werkzaam zijn. Om een indeling te kunnen maken, is de respondenten in het onderzoek gevraagd naar de naam van hun functie en een korte omschrijving van hun hoofdtaak. Door de onderzoekers is deze informatie gekoppeld aan de informatie over het werkgebied waarbinnen de functie wordt uitgeoefend. Op basis hiervan zijn de MTS-ers ingedeeld in beroepengroepen. Er is een indeling gemaakt van beroepen die de MTS-ers direct na afronding van de opleiding uitoefenden (eerste beroep na de opleiding) en beroepen van MTS-ers die zij op het moment van onderzoek uitoefenden (3,5 jaar na de opleiding). De beroepen zijn geclusterd in 9 beroepengroepen.8 Het resultaat daarvan wordt weergegeven in tabel 19. In tabel 19 worden tevens de gegevens over beroepen van MTS-ers Werktuigbouwkunde uit het onderzoek uit 1989 weergegeven. Het betreft de beroepen die MTS-ers destijds respectievelijk 4 jaar en 9 jaar na de opleiding uitoefenden. Leeswijzer bij tabel 19 Om te bezien of er ten opzichte van dertien jaar geleden verandering is opgetreden in beroepen van MTS-ers Werktuigbouwkunde moeten de twee middelste kolommen met elkaar worden vergeleken. Deze zijn in grijs weergegeven. • De groep engineers/ontwerpers is werkzaam op velerlei terreinen, zoals het ontwerpen en engineren van productiesystemen, computersystemen, producten en projecten. • De groep ‘diverse technische beroepen’ omvat technische beroepen die niet direct bij andere clusters konden worden ondergebracht, zoals kraanmachinist, fietsenmaker, dakdekker enz. • De groep ‘overige beroepengroepen’ bevat alle beroepen van MTS-ers die in een geheel andere richting aan het werk zijn gekomen, zoals vrachtwagenchauffeurs, intercedent, brandweerman, enz. •
8
Omdat er een indeling is gemaakt door de onderzoekers aan de hand van omschrijving van de functie en hoofdtaak gekoppeld aan het werkgebied is het mogelijk dat de percentages uit tabel 19 afwijken van de percentages uit tabel 17, waar de door de alumni MTS Werktuigbouwkunde genoemde werkgebieden weergegeven zijn. DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
27
Tabel 19
Beroepen van MTS-ers Werktuigbouwkunde (in procenten) Onderzoek 2002 Eerste beroep na de opleiding (n=129)
Beroepengroep
3,5 jaar na opleiding (n=357)
Onderzoek 1989 4 jaar na opleiding (n=580)
9 jaar na de opleiding (n=393)
1. Tekenen en construeren/ ontwerpen Technische tekenaars/tekenaar-constructeurs/constructeurs9
19,4
16,2
16,6
15,8
1,6
3,4
3,3
2,0
21,0
19,6
20,2
18,8
1,6
5,6
6,0
8,4
Werkvoorbereider/tekenaar*
0,0
2,5
-
-
Calculators
2,3
0,6
2,1
1,5
Meettechnici
0,0
0,3
0,5
0,3
Kwaliteitscontroleurs
0,8
2,0
3,6
3,1
Leidinggevenden
0,0
2,0
0,5
2,3
Totaal productievoorbereiding en –controle
4,7
13,0
12,7
15,6
7,0
4,0
5,0
3,6
(Machine) bankwerkers
0,8
1,1
0,7
0,5
Gereedschapmakers
0,8
0,3
0,9
0,8
Instrumentenmakers
0,0
0,3
0,2
0,8
Leidinggevende metaalbewerkers
0,0
0,0
0,9
1,5
Totaal verspanende metaalbewerking
8,6
5,7
7,7
7,2
Constructie(bank)werkers
5,4
2,0
1,6
0,8
Pijpmonteurs
0,8
0,0
0,2
0,3
Lastechnici/lassers
3,9
0,0
0,3
0,5
Engineers/ontwerpers Totaal tekenen en construeren/ontwerpen 2. Productievoorbereiding en –controle Werkvoorbereiders
3. Verspanende metaalbewerking Verspaners (algemeen en CNC)
4. Niet verspanende metaalbewerking/constructie
Leidinggevend constructiewerkplaats
0,0
0,3
0,5
1,5
10,1
2,3
3,5
3,4
Procesoperators
2,3
1,1
1,0
2,3
Mechanisch operators
1,6
1,1
1,6
0,8
Machinisten
0,0
0,0
0,3
0,5
Machine (in)stellers
0,8
0,0
0,3
0,5
Leidinggevenden productieproces, werkplaatsen
0,0
3,1
2,1
4,8
Totaal proces en productiebegeleiding *Deze beroepengroep is in het onderzoek uit 1989 niet onderscheiden
4,7
5,3
5,3
8,9
Totaal niet-verspanende metaalbewerking/constructie 5. Proces en productiebegeleiding
9
In het onderzoek uit 1989 zijn technisch tekenaars/tekenaars-constructeurs/constructeurs als één groep beschouwd. In het huidige onderzoek zijn er echter gegevens bekend van constructeurs als afzonderlijke groep. Van de groep respondenten uit het huidige onderzoek werkte 0,8% in hun eerste beroep na de opleiding en 4,7% 3,5 jaar na de opleiding in dit beroep.
28
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
Vervolg tabel 19 Onderzoek 2002 Eerste beroep na de opleiding (n=129)
Beroepengroep
3,5 jaar na opleiding (n=357)
Onderzoek 1989 4 jaar na opleiding (n=580)
9 jaar na de opleiding (n=393)
6. Storing en onderhoud/samenbouw Machinemonteurs/apparatenbouwers
13,2
Installatiemonteurs
7,8
4,3
1,3
2,3
1,4
0,7
0,8
17,8
19,3
17,8
10,7
Automonteurs
0,0
1,1
5,2
2,3
Elektro-technische monteurs
1,6
0,3
0,5
0,5
Vliegtuigmonteurs
0,0
2,0
1,9
0,8
Monteurs algemeen
2,3
2,5
1,4
1,0
Leidinggevende monteurs
0,0
0,8
1,2
2,8
37,2
35,2
32,1
19,9
Technisch commerciële medewerkers
2,3
2,8
5,9
3,6
After sales/service/adviseurs
0,0
0,6
1,2
1,5
Technische administrateurs
0,8
1,1
0,7
0,5
Technische inkopers
0,0
0,6
1,6
1,0
Logistiek/magazijn medewerkers*
1,6
1,4
-
-
Leidinggevenden en coördinerende administratieve en commerciële medewerkers
0,0
0,6
0,3
1,3
Totaal commerciële en administratieve ondersteuning
4,7
7,1
9,7
7,9
Zelfstandig ondernemers
0,0
2,0
1,6
4,3
Bedrijfsleiders
0,0
0,3
1,0
1,6
Management-assistenten
0,0
1,1
0,3
0,8
Projectleiders*
0,0
0,8
-
-
Totaal bedrijfsleiding algemeen
0,0
4,2
2,9
6,7
Leraren en instructeurs
0,8
0,3
0,3
1,5
Informatici
1,6
1,1
0,3
1,0
Diverse technische beroepen
3,1
2,2
0,3
1,8
Financiële administrateurs
0,0
0,0
0,0
0,5
Overige beroepengroepen
3,9
4,5
4,7
8,1
Totaal overig
9,4
8,1
5,6
12,9
100%
100%
100%
100%
Onderhouds- storings- servicemonteurs
Totaal storing en onderhoud/samenbouw 7. Commerciële en administratieve ondersteuning
8. Bedrijfsleiding algemeen
9. Overig
Totaal
*Deze beroepengroep is in het onderzoek uit 1989 niet onderscheiden
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
29
Uit tabel 19 blijkt het volgende. Onderzoek 2002 Algemeen • Zowel direct na de opleiding als 3,5 jaar na de opleiding werkt de grootste groep MTS-ers Werktuigbouwkunde in de beroepengroep ‘Storing en onderhoud/samenbouw’. De groep onderhouds-, service- en storingsmonteurs is binnen deze beroepengroep het grootst. • Daarnaast werkt ook een grote groep MTS-ers direct na de opleiding en 3,5 jaar na de opleiding in de beroepengroep ‘Tekenen en construeren en ontwerpen’. Het aantal technisch tekenaars/tekenaar-constructeurs/constructeurs is binnen deze beroepengroep het grootst. Vergelijking eerste beroep na de opleiding en beroep 3,5 jaar na de opleiding In de volgende figuur zijn de gegevens uit tabel 19 over het eerste beroep na de opleiding en beroep 3,5 jaar na de opleiding anno 2002 verdeeld over de 9 beroepengroepen weergegeven. Figuur 1
Vergelijking eerste beroep na de opleiding en beroep 3,5 jaar na de opleiding eerste beroep na de opleiding
3,5 jaar na de opleiding
tekenen en construeren/ontwerpen productievoorbereiding en -controle verspanende metaalbewerking niet-versp. metaalbew./constructie proces en productiebegeleiding storing en onderhoud/samenbouw commerc. en administr. ondersteuning bedrijfsleiding algemeen overig 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
Tussen de eerste beroepen van MTS-ers Werktuigbouwkunde na de opleiding en de beroepen 3,5 jaar na de opleiding doen zich de volgende significante verschuivingen voor: • 3,5 jaar na de opleiding werken MTS-ers Werktuigbouwkunde relatief minder vaak in de beroepengroep ‘Niet-verspanende metaalbewerking/constructie’ dan direct na de opleiding (respectievelijk 10,1% en 2,3%). • 3,5 jaar na de opleiding werken MTS-ers relatief vaker binnen de beroepengroep ‘Productievoorbereiding en -controle’ dan direct na de opleiding (respectievelijk 13,0% en 4,7%). • 3,5 jaar na de opleiding werken MTS-ers relatief vaker binnen de beroepengroep ‘Bedrijfsleiding algemeen’ dan direct na de opleiding (respectievelijk 4,2% en 0,0%). De overige verschuivingen zijn niet significant.
30
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
Vergelijking beroepen 3,5 jaar na de opleiding anno 2002 en beroepen 4 jaar na de opleiding anno 1989 In de volgende figuur zijn de gegevens uit tabel 19 over de beroepen van MTS-ers Werktuigbouwkunde 3,5 jaar na de opleiding in 2002 en 4 jaar na de opleiding in 1989 weergegeven. Figuur 2
Vergelijking beroepen 3,5 jaar na de opleiding anno 2002 en beroepen 4 jaar na de opleiding anno 1989 3,5 jaar na de opleiding anno 2002
4 jaar na de opleiding anno 1989
tekenen en construeren/ontwerpen productievoorbereiding en -controle verspanende metaalbewerking niet-versp. metaalbew./constructie proces en productiebegeleiding storing en onderhoud/samenbouw commerc. en administr. ondersteuning bedrijfsleiding algemeen overig 0%
5%
10%
15%
20%
25%
30%
35%
40%
De figuur laat zien dat de verschillen tussen de MTS-ers Werktuigbouwkunde 3,5 jaar na de opleiding in 2002 en 4 jaar na de opleiding in 1989 in de 9 beroepengroepen klein zijn. De verschillen die zich voordoen zijn niet significant. Dit betekent dat het beroepenveld van MTS-ers Werktuigbouwkunde in dertien jaar nauwelijks is gewijzigd. Uit diverse onderzoeken in de afgelopen jaren kwamen indicaties dat MTS-ers Werktuigbouwkunde tegenwoordig 3 tot 4 jaar na de opleiding in beroepen terecht zouden komen waar in 1989 voornamelijk MTS-ers, die al 9 jaar daarvoor hun opleiding hadden verlaten, terecht kwamen. Uit dit onderzoek blijkt echter dat dit niet het geval is. MTS-ers Werktuigbouwkunde zijn tegenwoordig 3,5 jaar na hun MTS-opleiding in ongeveer dezelfde beroepen werkzaam als de MTS-ers Werktuigbouwkunde in 1989, die 4 jaar daarvoor hun opleiding hadden afgerond.
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
31
32
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
5
Gevolgde bijscholing en de opleiding MTS Werktuigbouwkunde
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de bijscholing die MTS-ers Werktuigbouwkunde ten behoeve van hun werk hebben gevolgd. Verder wordt ingegaan op de aansluiting van de opleiding MTS Werktuigbouwkunde op de eerste en huidige functie van de respondenten. Ten slotte wordt aandacht besteed aan de algemene waardering van de opleiding.
5.1
Gevolgde cursussen ten behoeve van de uitvoering van het werk
In deze paragraaf wordt ingegaan op de cursussen die de respondenten hebben gevolgd ten behoeve van de uitvoering van hun werk. In totaal hebben 227 respondenten aangegeven dat zij weleens een cursus hebben gevolgd ten behoeve van hun werk (64%). Deze respondenten hebben in totaal 301 cursussen genoemd. Dat is gemiddeld 1,3 cursus per respondent. In onderstaande tabel is weergegeven welke cursussen de respondenten hebben genoemd. Tabel 20
Soort cursussen ten behoeve van de uitvoering van het werk (n=227)
Soort cursus
Aantal malen genoemd
%
Certificatie en wetgeving
60
20%
Elektrotechniek, schakelen
43
14%
Hydrauliek, pneumatiek, besturingstechniek
41
14%
Tekenen en construeren
23
8%
Programmeren
21
7%
Lassen
18
6%
Computer (algemeen)
10
3%
Meettechniek, kalibreren
9
3%
Verspaning, bankwerken
7
2%
Commerciële cursus
7
2%
Planning/logistiek
5
2%
Werkvoorbereiding
5
2%
Management, leidinggeven
5
2%
Boekhouding, administratie
4
1%
(Vreemde-)taalcursus
3
1%
Persoonlijke effectiviteit
3
1%
Kwaliteitscontrole
2
1%
35
12%
301
100%
Overig Totale aantal genoemde cursussen
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
33
Onderzoek 2002 Uit deze tabel blijkt dat cursussen op het gebied van certificatie en wetgeving (20%), elektrotechniek, schakelen (14%) en hydrauliek, pneumatiek en besturingstechniek (14%) het meest worden genoemd. In de categorie ‘overig’ is onder andere genoemd: koeltechniek, spuiten en gieten. Uit nadere analyse blijkt dat MTS-ers Werktuigbouwkunde, die werkzaam zijn in het werkgebied ‘Verspanende metaalbewerking’, het minst vaak cursussen op het terrein van certificatie en wetgeving noemen. Cursussen op het gebied van hydrauliek, pneumatiek en besturingstechniek worden met name genoemd door respondenten in het werkgebied ‘Storing en onderhoud’. Cursussen op het gebied van elektrotechniek, schakelen worden met name genoemd door respondenten in de werkgebieden ‘Machine- en apparatenbouw’ en ‘Mechatronica’. Vergelijking met het onderzoek uit 1989 In 1989 gaf 60% van de respondenten die toen 4 jaar op de arbeidsmarkt waren, aan weleens een cursus ten behoeve van het werk te hebben gevolgd. Het percentage MTS-ers dat cursussen volgt is in dertien jaar dus toegenomen van 60% tot 64%. Wanneer de gegevens over de soorten gevolgde cursussen uit 1989 worden vergeleken met de gegevens uit tabel 20 blijkt dat er een verschuiving is opgetreden in het percentage gevolgde cursussen op het gebied van tekenen en construeren (toen 2%, nu 8%) en elektrotechniek en schakelen (toen 9%, nu 14%).
5.2
De opleiding MTS Werktuigbouwkunde
In deze paragraaf komt de opleiding MTS Werktuigbouwkunde aan de orde. Ten eerste wordt weergegeven wat het belang is van de opleiding voor de uitoefening van de functie. Vervolgens wordt aandacht besteed aan gemiste en overbodige onderdelen en vakken tijdens de opleiding. Ten slotte wordt weergegeven wat de algemene waardering is van de opleiding. Het belang van de opleiding voor de uitoefening van de functie In de onderstaande tabel is weergegeven wat volgens de alumni het belang was en is van de opleiding MTS Werktuigbouwkunde voor de uitoefening van de eerste functie na de opleiding en de functie 3,5 jaar na de opleiding. Tabel 21
Belang van opleiding voor uitoefening van de functie
Belang van opleiding
Eerste functie na de opleiding (n=129) Aantal
%
3,5 jaar na de opleiding (n=352) Aantal
%
Zeer belangrijk
29
22%
79
22%
Belangrijk
54
42%
175
50%
Niet belangrijk/niet onbelangrijk
19
15%
53
15%
Onbelangrijk
18
14%
30
9%
Zeer onbelangrijk
9
7%
13
4%
Weet niet/geen mening
0
0%
2
1%
129
100%
352
100%
Totaal
34
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
Het lijkt erop dat het belang van de opleiding voor de uitoefening van de functie 3,5 jaar na de opleiding iets groter is dan het belang van de opleiding voor de uitoefening van de eerste functie na de opleiding. Relatie tussen afstudeerrichting en werkgebied Het blijkt dat 54% van de respondenten die de afstudeerrichting ‘Tekenen en construeren’ hebben gevolgd in de werkgebieden ‘Ontwerpen’ en ‘Tekenen en construeren’ terechtkomen. Van het totale aantal respondenten, die de afstudeerrichting ‘Mechaniseren en installeren’ heeft gevolgd, bevindt 40% zich in de werkgebieden ‘Machine- en apparatenbouw’, ‘Storing en onderhoud’ en ‘Installatie’. Van het totale aantal respondenten, die de afstudeerrichting ‘Productie en productievoorbereiding’ heeft gevolgd, bevindt 14% zich in het werkgebied ‘Verspanende metaalbewerking’. Relatief gezien bevindt het merendeel van deze groep zich echter in de ‘Machine- en apparatenbouw’ en ‘Storing en onderhoud’ (41%). De respondenten die andere afstudeerrichtingen hebben gevolgd, zijn meer verspreid over de verschillende werkgebieden. Gemiste en overbodige onderdelen en vakken De respondenten is gevraagd of - zij terugkijkend op de opleiding - onderdelen of vakken in de opleiding hebben gemist. Tevens is gevraagd of de opleiding naar hun mening overbodige onderdelen bevatte. Het resultaat hiervan wordt weergegeven in de volgende tabel. Tabel 22
Aantal respondenten die in de opleiding onderdelen heeft gemist of overbodig vonden (n=357) Heeft u onderdelen gemist?
Waren er overbodige onderdelen?
Aantal
%
Aantal
%
Ja
125
35%
98
27%
Nee
232
65%
259
73%
Totaal
357
100%
357
100%
In totaal hebben 125 van de 357 respondenten (35%) aangegeven dat zij onderdelen of vakken hebben gemist tijdens de opleiding MTS Werktuigbouwkunde. Volgens 98 van de 357 respondenten (27%) zaten er overbodige onderdelen in de opleiding. De respondenten, die hebben aangegeven dat zij onderdelen of vakken hebben gemist of overbodig vonden, is gevraagd hiervan voorbeelden te geven. • De 125 respondenten, die hebben aangegeven onderdelen of vakken te hebben gemist tijdens hun opleiding, hebben in totaal 166 gemiste vakken of onderdelen genoemd. Dat is 1,3 vak of onderdeel per respondent. • De 98 respondenten die van mening zijn dat de opleiding overbodige onderdelen of vakken bevatte, hebben 124 vakken of onderdelen genoemd. Dat is eveneens 1,3 vak of onderdeel per respondent. In tabel 23 wordt weergegeven welke onderdelen werden gemist en welke onderdelen overbodig werden bevonden.
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
35
Tabel 23
Aard van de gemiste en overbodige onderdelen en vakken Gemiste onderdelen (n=125)
Onderdelen en vakken
Aantal malen genoemd Mogelijkheden voor het opdoen van praktijkervaring Slechte aansluiting op de beroepspraktijk in het algemeen
%
Overbodige onderdelen (n=98) Aantal malen genoemd
%
41
25%
7
6%
9
5%
0
0%
Automatisering
7
4%
4
3%
Vaktekenen
4
2%
8
6%
Installatie
6
4%
3
2%
Montage
4
2%
2
2%
16
10%
7
6%
4
2%
1
1%
Bedrijfskunde
10
6%
5
4%
Leidinggeven
7
4%
0
0%
Kwaliteitszorg
3
2%
0
0%
Engels spreekvaardigheid
3
2%
3
2%
Engels lees/schrijfvaardigheid
3
2%
3
2%
Duits spreekvaardigheid
9
5%
7
6%
Duits lees/schrijfvaardigheid
8
5%
5
4%
Elektronica en elektrotechniek Commerciële vaardigheden
Communicatie algemeen
3
2%
1
1%
Constructieleer
3
2%
5
4%
Gereedschapskennis
1
1%
1
1%
Materialenkennis
2
1%
11
9%
Wiskunde
7
4%
5
4%
Natuurkunde/scheikunde
3
2%
6
5%
Hydrauliek en pneumatiek
5
3%
0
0%
Godsdienst/maatschappijleer/lichamelijke opvoeding
0
0%
29
23%
Overig
7
4%
9
7%
Weet niet
1
1%
2
2%
166
100%
124
100%
Totaal gegeven antwoorden
De antwoorden van de respondenten geven een redelijk verspreid beeld van de ontbrekende en overbodige onderdelen en vakken in de opleiding MTS Werktuigbouwkunde. Bij de gemiste onderdelen en vakken is het onderdeel ‘mogelijkheden voor het opdoen van praktijkervaring’ een opvallende uitschieter. Dit onderdeel is 41 keer (25%) door de respondenten genoemd. Als overbodig onderdeel of vak wordt godsdienst/maatschappijleer/lichamelijke opvoeding het meest genoemd. In totaal is dit onderdeel 29 keer genoemd (23%). Vergelijking met het onderzoek uit 1989 Ook in het onderzoek uit 1989 is de respondenten gevraagd of naar hun mening onderdelen of vakken ontbraken of overbodig waren in de opleiding MTS Werktuigbouwkunde.
36
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
In 1989 was 59% van de respondenten van mening dat er onderdelen of vakken ontbraken in de opleiding. Dit percentage is een stuk hoger dan het percentage respondenten dat in 2002 van mening is dat onderdelen of vakken ontbraken in de opleiding. De respondenten uit 1989 noemden ook ‘mogelijkheden voor het opdoen van praktijkervaring’ het meest als gemist onderdeel. Daarnaast noemden zij automatisering, elektronica en elektrotechniek, commercie en bedrijfskunde. Van het totale aantal respondenten in 1989 was 20% van mening dat er overbodige onderdelen of vakken in de opleiding zaten. In 2002 is dit percentage iets hoger (27%). Als voorbeelden van overbodige onderdelen of vakken werden destijds genoemd: staalconstructie (met name sterkteberekeningen), gereedschapskennis, materialenkennis, godsdienst, maatschappijleer en talen. Algemene waardering van de opleiding MTS Werktuigbouwkunde De respondenten is gevraagd of zij achteraf bezien opnieuw de door hen gevolgde afstudeerrichting zouden kiezen. In totaal zouden 54 respondenten (15%) niet dezelfde afstudeerrichting kiezen. Van deze 54 respondenten zou eenderde deel een geheel ander opleiding kiezen, zoals bijvoorbeeld MTS Bouwkunde. In de volgende tabel is weergegeven hoe de respondenten de opleiding MTS Werktuigbouwkunde in algemene zin waarderen. Tabel 24
Algemene waardering van de opleiding MTS Werktuigbouwkunde (n=357)
Waardering
Aantal
%
24
7%
276
77%
Niet goed/niet slecht
45
13%
Slecht
11
3%
1
0%
357
100%
Zeer goed Goed
Zeer slecht Totaal
In totaal waardeert 84% van de respondenten de opleiding MTS Werktuigbouwkunde goed tot zeer goed. Slechts 3% van de respondenten waardeert de opleiding slecht tot zeer slecht.
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
37
38
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
6
Samenvatting en conclusies
In opdracht van SOM Opleidingen Metaal is door DIJK12 Beleidsonderzoek een onderzoek uitgevoerd onder MTS-ers Werktuigbouwkunde die in 1998 hun diploma hebben behaald. Het onderzoek is uitgevoerd door middel van een telefonische enquête in het eerste kwartaal van 2002. Doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in de arbeidsmarktsituatie en beroepsuitoefening van alumni MTS Werktuigbouwkunde en de aansluiting van de opleiding op de beroepspraktijk. Onderhavig onderzoek kan worden gezien als een vervolgonderzoek op een alumni-onderzoek dat in 1989 is uitgevoerd onder MTS-ers Werktuigbouw. Door een vergelijking te maken wordt inzicht verkregen in eventuele veranderingen in de beroepspraktijk van MTS-ers Werktuigbouwkunde ten opzichte van dertien jaar geleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek onder alumni uit 1998 en een vergelijking met het alumni-onderzoek van dertien jaar geleden kan een aantal conclusies worden getrokken over het werk en de werkkring van alumni MTS Werktuigbouwkunde. Arbeidsmarktsituatie en vervolgopleidingen • De werkloosheid onder alumni MTS Werktuigbouwkunde uit 1998 bedraagt 2%. Ten opzichte van dertien jaar geleden is de werkloosheid onder MTS-ers Werktuigbouwkunde gestegen van 1% naar 2%. • Door 56% van de alumni Werktuigbouwkunde 1998 is na het behalen van het diploma gekozen voor een vervolgopleiding. Uit het alumni-onderzoek van dertien jaar geleden bleek dat destijds 38% van de alumni had gekozen voor een vervolgopleiding. Het percentage MTS-ers dat kiest voor een vervolgopleiding is derhalve in dertien jaar met bijna twintig procent toegenomen. • De alumni uit 1998 kiezen met name voor een vervolgopleiding binnen het HBO (45%), 8% kiest voor een vervolgopleiding binnen het MBO. Ten opzichte van het onderzoek van dertien jaar geleden is het percentage MTS-ers dat kiest voor een vervolgopleiding binnen het HBO verdubbeld en het percentage MTS-ers dat kiest voor een vervolgopleiding binnen het MBO gehalveerd. Werkkring, dienstverband en mobiliteit • De grootste groep MTS-ers Werktuigbouwkunde werkt in de sector industrie. Verder werkt relatief gezien een groot aantal MTS-ers bij installatiebedrijven, dienstverlenende bedrijven en onderhouds- en servicebedrijven. Ten opzichte van dertien jaar geleden zijn er nauwelijks verschuivingen opgetreden in de bedrijfssectoren waar MTS-ers werkzaam zijn. • Binnen de sector industrie werkt de grootste groep MTS-ers in de machine-industrie en apparatenbouw. Daarnaast werkt een relatief grote groep alumni in de metaalproductenindustrie, constructiebouw en landbouwmechanisatie. Ten opzichte van dertien jaar geleden is er een verandering opgetreden in de aard van industriële bedrijven waar MTS-ers werkzaam zijn. In de machine-industrie en apparatenbouw, landbouwmechanisatie en transportmiddelenindustrie werken momenteel meer MTS-ers Werktuigbouwkunde dan in 1989. In de metaalproductenindustrie is relatief een daling van het percentage MTS-ers Werktuigbouwkunde waar te nemen.
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
39
•
• •
Bijna tweederde deel (63%) van de MTS-ers werkt bij bedrijven met maximaal 100 werknemers. Ten opzichte van dertien geleden is dit percentage toegenomen met bijna 10%. Tegelijkertijd is het percentage MTS-ers dat werkt bij bedrijven met meer dan 250 werknemers afgenomen. Ten opzichte van dertien jaar geleden werken MTS-ers derhalve meer bij kleinere bedrijven. De MTS-ers werken met name in loondienst (90%). 57% van de alumni uit 1998 werkt in 2002 nog bij de eerste werkgever. Tevens blijkt dat 63% nog in dezelfde functie werkzaam is als in de eerste functie na het afstuderen. De mobiliteit van MTS-ers is ten opzichte van de situatie van dertien jaar geleden afgenomen. Zowel het aantal wisselingen van werkgevers als het aantal functiewisselingen ligt bij de alumni uit 1989 lager dan onder de alumni die dertien jaar geleden 4 jaar op de arbeidsmarkt waren. Van deze laatste groep was 21% destijds nog bij de eerste werkgever werkzaam en was 53% nog werkzaam in dezelfde functie als direct na afstuderen.
De beroepspraktijk van alumni MTS Werktuigbouwkunde • Het beroepenveld van MTS-ers Werktuigbouwkunde is breed en de diversiteit in beroepen is groot. Niettemin zijn er duidelijke concentraties te zien. Meer dan de helft van de MTS-ers (55%) werkt ruim drie jaar na de opleiding binnen de beroepengroepen ‘Storing en onderhoud en samenbouw’ en ‘Tekenen en construeren’. • Indien de beroepen van de alumni uit 1998 worden vergeleken met de beroepen van MTS-ers, die dertien jaar geleden 4 jaar op de arbeidsmarkt waren, dan blijkt dat zich in deze situatie nauwelijks veranderingen hebben voorgedaan. MTS-ers Werktuigbouwkunde zitten tegenwoordig 3,5 jaar na hun MTS-opleiding in ongeveer dezelfde beroepen als de MTS-ers Werktuigbouwkunde uit 1989 die 4 jaar daarvoor hun opleiding hadden afgerond. • Van de alumni uit 1989 is bekend welk beroep zij uitoefenden direct na het behalen van het diploma. Indien deze ‘eerste’ beroepen worden vergeleken met de beroepen die 3,5 jaar na de opleiding worden uitgeoefend, vallen de volgende verschuivingen op: Het percentage MTS-ers dat een beroep uitoefent binnen de ‘Niet-verspanende metaalbewerking/constructie’ daalt in een periode van 3,5 jaar van 10,1% naar 2,3%. Het percentage MTS-ers dat een beroep uitoefent binnen de ‘Productievoorbereiding en -controle’ stijgt in een periode van 3,5 jaar van 4,7% naar 13,0%. Het percentage MTS-ers dat een beroep uitoefent binnen ‘Bedrijfsleiding algemeen’ neemt toe van nihil naar 4,2%. • 34% van de alumni uit 1989 heeft 3,5 jaar na het behalen van het diploma leidinggevende taken. Dertien jaar geleden had 27% van alumni, die destijds 4 jaar op de arbeidsmarkt waren, leidinggevende taken. MTS-ers hebben tegenwoordig dus vaker leidinggevende taken dan dertien jaar geleden. Gevolgde bijscholing • 64% van de alumni uit 1989 heeft aangegeven bijscholingscursussen te hebben gevolgd. In 1989 werd door 60% van alumni, die 4 jaar op de arbeidsmarkt waren, aangegeven dat zij cursussen ten behoeve van het werk hadden gevolgd. De bijscholing van MTS-ers Werktuigbouwkunde is dus licht toegenomen. • De meeste cursussen worden gevolgd op het gebied van certificatie en wetgeving, hydrauliek, pneumatiek en besturingstechniek en elektrotechniek/schakelen. Het is opvallend dat de grootste groep cursussen ligt op het terrein van certificatie en wetgeving (20%). In het onderzoek van dertien jaar geleden is dit soort cursussen niet als aparte categorie naar voren gekomen. Gekeken naar de andere soorten cursussen is er ten opzichte van de situatie in 1989 nauwelijks verandering opgetreden in de aard van de cursussen die
40
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
worden gevolgd. Ook toen scoorden hydrauliek, pneumatiek en besturingstechniek en elektrotechniek, schakelen hoog. Aansluiting en waardering opleiding MTS Werktuigbouwkunde • Door 35% van de alumni uit 1998 is aangegeven dat zij in de opleiding onderdelen dan wel vakken hebben gemist. Ten opzichte van dertien jaar geleden zijn er duidelijk minder MTS-ers die aangeven dat zij vakken/onderdelen hebben gemist: destijds gaf 59% aan dat zij onderdelen/vakken hadden gemist. Hiervan uitgaande is de aansluiting van de opleiding MTS Werktuigbouwkunde op de beroepspraktijk duidelijk verbeterd. • Gekeken naar de aard van de vakken/onderdelen die worden gemist, blijkt dat een breed scala van vakken/onderdelen wordt genoemd. Het meest genoemd wordt het ‘opdoen van praktijkervaring’. Ook dertien jaar geleden werd praktijkervaring het meest genoemd als ontbrekend onderdeel. • Door 27% van de alumni uit 1998 wordt aangegeven dat de opleiding MTS Werktuigbouwkunde naar hun mening overbodige vakken of onderdelen bevatte. Ten opzichte van dertien jaar geleden is dat een lichte stijging. Destijds werd door 20% van de alumni aangegeven dat zij onderdelen/vakken als overbodig hadden ervaren. • Gekeken naar de aard van de overbodige vakken/onderdelen, wordt een breed scala van vakken/onderdelen genoemd. Het meest genoemd worden vakken als lichamelijke opvoeding, maatschappijleer en godsdienst. • Van de alumni uit 1998 waardeert 84% van de respondenten de opleiding MTS Werktuigbouwkunde als goed tot zeer goed.
DIJK12 Beleidsonderzoek - mei 2002
41