Onderwerp:
‘Wereldoorlog 1; 5 Continenten in Vlaanderen’
Inleiders:
Dominiek Dendooven - Wetenschappelijk
Thema-avond:
dinsdag 7 oktober 2014
Dank u wel, op de eerste plaats voor de uitnodiging. Ik denk wel dat mijn Vlaamse variant van het Nederlands verstaanbaar genoeg zal zijn, zij het met een West-Vlaams accent. Er zijn geen twee soorten Vlaams, er zijn honderden soorten Vlaams, want op tien kilometer van waar wij wonen, in Poperinge spreken ze een ander en natuurlijk veel lelijker dialect dan bij ons. Dat zal trouwens ook even een rol spelen straks in mijn verhaal. Om eventjes terug te komen op Ieper, voor de mensen die de stad iets minder goed zouden kennen, en om het een beetje in perspectief te plaatsen. Ik heb zojuist hier in de stad (Wageningen) rondgewandeld en ik was al eerder bij de begraafplaats op de Grebbeberg geweest. Bij Ieper is dus niet enkele dagen, maar vier jaar lang letterlijk aan één stuk gevochten. En het front bevond zich gedurende die vier jaar, dus van oktober 1914 tot oktober 1918 op een afstand van minimaal twee kilometer van het stadscentrum en maximaal – dat is het verste dat men tijdens een offensief ooit geraakt is – maximaal elf kilometer van de stad. Met als gevolg dat de hele stad in die vier jaar tijd volledig met de grond gelijk is gemaakt. Dus Ieper was officieel honderd procent vernietigd. Met alle gevolgen, tot op vandaag, want de hele stad is tegelijk aan het verouderen. Het tweede belangrijke gevolg is natuurlijk dat in die vier jaar strijd bij Ieper een half miljoen mensen zijn omgekomen. Een half miljoen mensen omgekomen op ongeveer 25 vierkante kilometer, met als gevolg dat er 160 begraafplaatsen zijn van verschillende nationaliteiten en dat bijvoorbeeld the last post hier extra bekend is geworden. The last post die nu in dit jaar van de eeuwherdenking iedere avond tussen tweeen drieduizend bezoekers trekt. Ik moet u zeggen, er komen de laatste jaren ook heel veel Nederlanders bij ons in het museum. Er is ook een boom in het bezoekersaantal. Wij gaan het einde van de maand naar verwachting onze vierhonderdduizendste bezoeker ontvangen, wat een gigantisch aantal is. Zeker voor een museum dat niet het Rijksmuseum of het Van Gogh Museum is. We hebben toch ook al één bekende Nederlander op bezoek gehad, binnenkort nog een tweede; premier Rutte was in juni op bezoek en sinds vorige week weten we, dat jullie prinses Beatrix, bij ons zou die nog altijd koningin heten, dat die binnen een tweetal, drietal weken op bezoek komt, op 28 oktober, op haar eigen verzoek. Nu, het verhaal dat ik deze avond zal brengen is iets specifieker, omdat natuurlijk de Eerste Wereldoorlog een gigantisch onderwerp is. En aangezien dat de naam van deze reeks lezingen ‘Wereld-lezingen’ zijn en natuurlijk in Hotel de Wereld, maar ik heb het iets letterlijker opgevat, zal ik het hebben over hoe heel de wereld eigenlijk bij ons, bij Vlaanderen, in de westhoek van Vlaanderen en in Noord-Frankrijk is komen te vechten, of komen te werken tijdens de oorlog, en wat voor gevolgen dit tot op vandaag gehad heeft.
1
U ziet op het titelblad, als u het kleine fotootje bekijkt, dat deze genomen is in een Afrikaans dorp, ergens in de jaren dertig. Dat kan ik afleiden aan de affiche die daar hangt, want die dateert van toen. En u kan misschien ook lezen ‘wear a Flander poppy’. Poppy, klaproos, als Brits symbool voor de dodenherdenking. Een foto die ik ooit toevallig op mijn werk vond. Ik heb nog nooit het origineel gevonden, ik ben deze in een boek tegengekomen. Maar voor mij is het een heel sprekende foto die eigenlijk zegt waarover het gaat. Het is dus zo dat we in Vlaanderen en in Frankrijk, of in Frans Vlaanderen vanuit de chauvinistische hoek bekeken, dat we mensen hebben van meer dan zestig verschillende naties die aanwezig geweest zijn tijdens de Eerste Wereldoorlog. Naties is natuurlijk een heel beladen begrip. Als ik het heb over culturen, dan hebben we het over veel meer groepen. Ik zal u een panorama schetsen van wie er allemaal tijdens de Eerste Wereldoorlog zijn geweest, wat dat voor die mensen betekend heeft en af en toe iets dieper ingaan op bepaalde minderheden en ook hun motivatie om in de oorlog te stappen, wat niet altijd evident is. Als u het mij laat doen, dan spreek ik over dit onderwerp twee uur, maar Hans heeft mij beloofd mij strikt in de gaten te houden. Het is een zeer uitgebreide PowerPoint, dus af en toe zal ik dingen overslaan. Ik heb beloofd om wel enigszins uit te wijden wanneer het over België gaat. De situatie van België in de Eerste Wereldoorlog, voor, tijdens en na, daar zal ik iets uitgebreider op in te gaan. Er is een reden dat er mensen van zoveel verschillende nationaliteiten waren. Dat heeft natuurlijk alles te maken met het feit dat vooral aan geallieerde zijde er twee groten wereldrijken vochten. Op de eerste plaats het Britse rijk, dat een derde van de wereldbevolking omvatte, waaronder heel het Indiase subcontinent. En zodra de oorlog uitbreekt is het dus niet het Verenigd Koninkrijk dat de oorlog verklaart, maar heel dat Britse rijk. Dit boekje (wat u hier ziet) is gepubliceerd in september 1914 en het is eigenlijk puur voor de titel dat ik het u toon; ‘The rally of the Empire’. Dus het hele Britse rijk dat samen optrekt. Nu dat Britse rijk werd niet helemaal centraal geregeerd. Er zat een zekere hiërarchie in de verschillende types van kolonies en dat is heel belangrijk voor de rest van ons verhaal. Je had in het Britse rijk vijf blanke dominions en ik benadruk blank. Die vijf blanke dominions waren Canada, Newfoundland (dat toen nog geen provincie was van Canada), Australië, Nieuw-Zeeland en Zuid-Afrika. U begrijpt onmiddellijk, ik ben bewust geëindigd met Zuid-Afrika en wel omdat dat het jongste dominion was. Maar als ik zeg blank dominion, bedoel ik natuurlijk dat de blanken het er voor het zeggen hebben. En dat maakte een heel belangrijk verschil bij de Britten. Dan had je nog enkele kroonkolonies waarvan India de belangrijkste was, daar was een vicekoning aan de macht, die had ook zogezegd een eigen regering. Die dominions hadden allemaal zelfbestuur, een eigen premier, een eigen parlement, een regering. Alleen voor 2
defensie en buitenlandse politiek waren die dominions van Londen afhankelijk. En dan had je nog een hele reeks echt pure kolonies die vanuit Londen werden bestuurd. De Fransen die hadden ook een groot rijk. Ze noemden het zelf niet rijk, want het woord empire klonk toch wel een beetje verdacht. De Fransen spraken meestal zelf van ‘La Plus Grande France’ als we het over Frankrijk en de kolonies hadden. Nu, wat heel belangrijk is in het verhaal, dat ik zal vertellen, is dat de Fransen fundamenteel een andere houding hadden ten opzichte van hun kolonies, zeker wanneer het militair kolonialisme betreft. Je zou kunnen zeggen dat het einddoel van de Franse kolonisering was om op lange termijn - ooit in de toekomst - van al die Afrikaanse en Indo-Chinese onderdanen, om daar goeie Franse republikeinen van te maken. Dus het doel eigenlijk van de Franse kolonisatie was op termijn een zekere assimilatie. Dat was eigenlijk het doel dat ze in het vooruitzicht hadden en dat heeft zich weerspiegeld in de rekruteringspolitiek en in heel het militair kolonialisme. Een goed voorbeeld daarvan is dit boek, ‘La force noire’, dat dateert van 1910, geschreven door toen kolonel, later generaal, Mangin. En wat schrijft Mangin daar? Hij beargumenteert dat Frankrijk een groot probleem had op militair vlak. Er werden o.a. niet genoeg kinderen geproduceerd om een massaleger op peil te houden, een leger dat groot genoeg was om op termijn de Duitse vijand te weerstaan. Maar, zo zegt Mangin, dat is geen probleem, want wij hebben, letterlijk, een groot reservoir aan manschappen in Afrika. En laat ons die Afrikanen, vooral West-Afrikanen, omvormen tot goeie militairen, tot goeie soldaten, en dat zal hun assimilatie in de Franse Republiek ook ten goede komen. Dat wil niet zeggen dat er geen racistisch element in zit, want de Fransen produceerden ook zulke kaartjes met de verschillende stammen. Voor een stuk is dat op fictie gebaseerd, waarbij dan gezegd werd, ´die luisteren iets beter, die zijn iets beter om gevechtsmateriaal van te maken dan anderen, die zijn beter om in de genie te dienen´, enzovoort.
3
Bij de Britten was de houding eigenlijk fundamenteel anders (India is wel een uitzondering). Een land dat eerst de normale politiek had, militair kolonialistisch gezien, eigenlijk om het simpel te zeggen ‘wie blank is mag soldaat worden, wie een kleurtje heeft die mag dat niet’. Dat was de gangbare politiek bij de Britten. Het Indiase leger dat een staand leger was, met een lange traditie, dat is de enige uitzondering op die algemene regel. Waarom werd dat beargumenteerd, en wat ik u zeg is gewoon die school die je elke dag in de krant kon lezen. Als je de Times er op naslaat van augustus en september ’14, dan wordt daarin over dit onderwerp uitgebreid gedebatteerd en gesproken. De argumentatie was als volgt. De eerste reden was dat men natuurlijk op zijn hoede was voor het feit, dat die koloniale groepen gevechtservaring zouden opdoen. Want stel je voor dat die later die gevechtservaring zouden gebruiken tegen de overheerser. De tweede reden was dat men het een heel slecht idee vond om die koloniale troepen naar Europa te brengen, waar ze zouden zien dat de ene blanke de andere blanke bevocht. Dat zou het imago van de onoverwinnelijke blanke, van de Europese cultuur, geen goed doen. Men mag niet vergeten dat, wanneer men alleen al kijkt naar India, een reusachtig land, dat uiteindelijk door een handvol Britten werd bestuurd. Dus dat is eigenlijk een heel delicate machtsuitoefening, vandaar dat de Britten heel sterk op hun hoede waren dus om die troepen naar Europa over te brengen. Over de Indiërs, die daarop een uitzondering zijn, daar heb ik al iets over gezegd, zal er straks nog iets meer over zeggen. Het Indiase leger zat bijvoorbeeld heel racistisch in elkaar. Het boekje dat je hier ziet ‘The Fighting Races of India’ is eigenlijk het meest bekende product van wat men ‘The Martial Races Theory’ noemt. En wat zegt die theorie, wel die zegt dat er bepaalde bevolkingsgroepen zijn die uitstekend militair materiaal opleveren, bijvoorbeeld Sikhs en Gurkhas, om de twee bekendste te noemen en dat er andere bevolkingsgroepen zijn die helemaal geen uitstekend vechtmateriaal opleveren, zal ik maar zeggen, bijvoorbeeld Brahmanen, de hoogste kaste bij de Hindoes. En wat je eigenlijk ziet is dat men in het Brits-Indiase leger de maatschappelijke piramide gaat omkeren. Dus die vechtvolkeren die eigenlijk in het India van toen weinig of niks te betekenen hadden, die werden eigenlijk militair gemaakt, daar waar hele regimenten werden gebouwd, terwijl dat zij die traditioneel in de Indiase samenleving het voor het zeggen hadden, daar werd niet uit gerekruteerd. Eigenlijk dus de traditionele verdeel- en heerspolitiek.
4
Als we dan eventjes kijken bij de Duitsers. Bij de Duitsers had je een heel andere situatie. Duitsland had ten eerste heel weinig kolonies. Zoals we weten was dat een van de redenen dat uiteindelijk de wapenwedloop uitgemond is in de oorlog. Maar men heeft ook onmiddellijk beslist, enerzijds had men geen toegang tot zijn kolonies door de blokkade en anderzijds heeft men echt nooit overwogen om koloniale troepen naar Europa over te brengen. Er zijn wel veel voorbeelden in Afrika. Op de Afrikaanse slagvelden zijn er wel veel Afrikaanse soldaten door de Duitsers ingezet, maar niet in Europa. Eigenlijk heeft men onmiddellijk in de Duitse propaganda het feit dat uit al die Afrikaanse en Aziatische kolonische troepen overkwamen, heel sterk uitgespeeld. En dat komt eigenlijk altijd op hetzelfde neer, met de grote vraag van ‘Wie is er hier eigenlijk de barbaar? Wij als cultuurvolk, of zij die primitievelingen inzetten tegen ons’ . En deze cartoon die je ziet is daarin een heel mooi en heel sterk voorbeeld. ‘De moederlijke vermaning’, dat is verschenen in de Liller Kriegszeitung, dat is de krant die verschenen is in Lille, Rijsel zeggen wij net over de grens, in Noord-Frankrijk. Daar verscheen de belangrijkste krant voor de troepen uit Vlaanderen. En wat u niet kan lezen, het bijschrift, moeder zegt; ‘Pappa is vertrokken naar Europa om de goede Engelsen te beschermen tegen de Duitsers en als jullie braaf zijn dan brengt hij voor jullie een Duitse biefstuk mee. Dus ziet u dat is echt dat idee van wie is hier nu de kannibaal? Dat is blijven het spelen tot na de Eerste Wereldoorlog. Dit is een penning die in de naoorlogse periode geslagen is. Je herkent of herkent niet, maarschalk Foch, die op het einde van de oorlog de geallieerde opperbevelhebber was en je ziet dat hij mensen uit de hele wereld aanvuurt tegen de Duitsers. Dit was een boekje dat in Amsterdam verschenen is, maar met foto’s van een Duitse kampcommandant. Men heeft in Duitsland verschillende kampen opgericht, waar men eigenlijk de koloniale krijgsgevangenen heeft samengebracht. Ik kan er niet te veel op ingaan, wat de redenen daarvoor waren. Men heeft onder andere alle moslims in een bepaald kamp, niet ver van Berlijn, samengebracht. Men heeft daar de eerste moskee op Duits grondgebied opgericht. Want de bedoeling was om zoveel mogelijk van die islamitische strijders te laten overkomen en om ze misschien in te zetten aan Ottomaanse zijde. De Sultan en ook de kalief van het Ottomaanse rijk waren bondgenoten van Duitsland en de kalief die had de Jihad uitgeroepen tegen de geallieerden. Dat is het verhaal dat daar achter zit.
5
Ook in de geallieerde propaganda zie je het feit, dat al die volkeren worden ingezet en uitgespeeld worden. Want natuurlijk is het inderdaad anders: ‘Kijk, heel de wereld samen tegen de Duitse booswicht.’ Hier bijvoorbeeld, het is een Franse prent en hier zie je drie exoten samen. Welke drie, rechts de tirailleur sénégalais (ondanks de naam komen die uit heel West-Afrika), in het midden zie je een Indiase sepoy en links zie je de Belg. De Belg staat niet toevallig te voet afgebeeld, want in de geallieerde propaganda zie je telkens opnieuw die Belgische soldaat met een hondenkar. De Belgen waren de enigen die hondenkarren inzetten en natuurlijk voor al die andere troepen is dat dan wel een gek gezicht. Dat brengt me erbij om te benadrukken dat ook in Europese legers er heel veel minderheden waren. Bijvoorbeeld als we spreken over het Duitse rijk, we zijn nogal geneigd om dat als een monolithisch blok te zien en niets in minder waar. Het Duitse rijk dat zelfs een heel jonge staat was, opgericht in 1871, bestond uit 25 bondstaten, waaronder vier koninkrijken, zes groothertogdommen, drie vrije steden, enzovoort. En enkele cijfers die je misschien zal verwonderen, in 1900 waren er 56 miljoen Duitsers, waarvan er drie miljoen Pools spraken, 200.000 Frans, 140.000 Deens, 93.000 Sorbisch en 80.000 Nederlands, al vermoeden we dat wat betreft die Nederlandssprekenden dit eerder over Fries sprekenden gaat. En dan waren er nog zes andere talen met meer dan 20.000 sprekers. Toch significante minderheden. Een heel belangrijke minderheid waren de Denen. Het zuiden van Jutland, dat het Deense vasteland was, was in 1864 door de Pruisen veroverd. Je had dus heel wat Denen die willens en wetens, ook al behoorden ze tot de Deense natie, als Duitse militair gestreden hebben. Op de begraafplaats van Wervick-Sud, niet ver van Ieper, ligt iemand die Jens Jensen heet. Ik kan mij geen Deensere naam voorstellen dan Jens Jensen. Wat u hier ziet [ geen afbeelding beschikbaar] is bijvoorbeeld de lidkaart van de Deensgezinde oud-strijders, toch een veel mooier woord dan veteranen, oud-strijders. 30.000 Denen vochten aan Duitse zijde in de Eerste Wereldoorlog. U ziet dat er ook een fascinatie was bij al die vreemde bondgenoten onder de geallieerden. Dit is een Frans stripverhaal en dan zie je dat daar achter de karikatuur van een Schot afgebeeld wordt. Ook onze eigen Vlaamse bevolking was gefascineerd van de Schotten. En af en toe zal ik u een citaat voorlezen, omdat dat heel sprekend is. Bijvoorbeeld de Ieperse priester Caesar Gezelle hield een dagboek bij en herinnert zich de Schotten als volgt; ‘Nu en dan stapt er een regiment Schotse Highlanders voorbij. Rokjesmannen, noemde de mensen op straat hen. Met peren als gespen zo dik. Breedgeschouderd en zwaar van nek, en ze kregen onder de groten bijval die hen rokjes hun verdiende’. Maar niet iedereen was zo opgetogen met die Schotten. Een andere katholieke geestelijke, pater Edmundus van de Sint Sixtusabdij schreef een paar maanden later; ‘Zedenloze kleding der Schotlanders, een kort rokje in plaats van broek. Sommige zeiden dat zij er ene korte broek onder aanhebben, ander zeggen van neen’.
6
Ook bij de Fransen zeer veel minderheden, wat u hier ziet zijn twee Bretonse soldaten, twee fusilier marin. Dit is een echte kleurenfoto. Kleurenprocedé is in 1909 uitgevonden. Maar om u enkele voorbeelden te geven, Corsica was het enige departement waar ook vaders van meer dan drie kinderen gemobiliseerd werden. Dan zie je een soort intern racisme, omdat ook intern bepaalde regimenten eerder als kanonnenvoer gebruikt werden. Want 25 procent van de Corsicanen die gestreden hebben, in de Eerste Wereldoorlog is niet teruggekeerd. Dat is dus een veel groter aandeel dan wat je normaal ziet. Normaal zie je tien á elf procent, maar bij Corsicanen 25 procent. Er zijn Catalanen, er zijn ook Sitaren, Vlamingen, etc. In Woesten, tien kilometer van Ieper, ligt Emile Hayart begraven en die is van Boeschepe, dat is een dorpje waar men nog altijd allemaal Flemch spreekt, dus die man is eigenlijk als Franse soldaat gesneuveld op twintig kilometer van waar hij woonde. Luxemburgers: Luxemburg is zonder slag of stoot op 2 augustus 1914 bezet. En de Luxemburgers werden door de Duitsers als Duitser beschouwd, dus ze waren ook dienstplichtig. Maar er waren ook nogal wat Luxemburgers die in Frankrijk woonden en leefden en zij hebben bij het Franse leger dus ook eigen compagnieën gekregen. In theorie kon het dus zijn, dat Luxemburgers tegen Luxemburgers vochten. Dan, gewoon omdat ze altijd vergeten worden, maar een zeer frappant verhaal, over de zigeuners. Zigeuners worden overal en altijd gewantrouwd. Vooral in Frankrijk was hun situatie tijdens de Eerste Wereldoorlog vrij dramatisch, omdat de mannen gewoon werden gemobiliseerd zoals alle andere mannen, maar de zigeunerfamilies werden geïnterneerd in een interneringskamp in de Drôme, in het zuiden van Frankrijk. En het is zelfs zo dat sommige mannen die vier jaar gestreden hadden, toen zij in begin ’19 gedemobiliseerd werden, was dat kamp nog niet opgeheven, en sommigen veteranen zijn dus nog maanden geïnterneerd geworden als dank voor de vier jaar die zij dus gestreden hadden voor Frankrijk. Dan komen we bij de Belgen, u zag de hondenkar. Zoals beloofd zal ik over België een beetje uitweiden. Ik hoop dat jullie allemaal weten dat er in België twee talen gesproken werden, dat wist men ook natuurlijk in alle legers voor de oorlog. Wat je hier ziet (volgende pagina) is ‘Field notes on the Belgian, French and German armies’, dat net voor het uitbreken van de oorlog door de Britse generale staf was uitgegeven, met woordenlijstjes er in. In de inleiding van die field notes staat het er letterlijk en het vertelt hoe de Britten naar de Belgen keken; ‘The Belgian nation and the Belgian regiments are composed of two different races, the Walloons (who speak a sort of French) and the Flemings (who speak a sort of Dutch). Many Walloons can only talk French, many Flemings can only talk Flemisch. On the outbreak of a Franco-German war public opinion in the Walloon districts is likely to be actively pro-French, while in Flemish districts, though hardly pro-French, it is not likely to be actively pro-German. Both are Belgians first and foremost, Walloons and Flemings only in second place.’
7
Ik ga even uitweiden over België toen, want België van voor de Eerste Wereldoorlog is een heel ander land dan België van na de Eerste Wereldoorlog. In 1914 telde België zevenen-een-half miljoen inwoners, wat wil zeggen dat het toen het dichtstbevolkte land ter wereld was. Het was ook de vijfde in economische macht en de vierde handelsmacht ter wereld. Belgische ondernemers waren heel sterk op export gericht. Antwerpen was de tweede wereldhaven na New York, nog voor Rotterdam, Hamburg en Londen. En Belgische maatschappijen bouwden onder andere spoorwegen in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk, Italië, Spanje, Rusland, China en tramnetten in Cairo en over heel Rusland, ook legden zij de metro in Parijs aan. Niet alleen op economisch vlak had je groot Belgisch imperialisme, in 1908 had de Belgische staat Kongo overgenomen van Leopold II, die het tot dan toe als zijn persoonlijk eigendom had geregeerd. Nu wil dat niet zeggen dat de gewone man daar veel van zag. Op sociaal vlak was België vergeleken met de buurlanden eigenlijk een achtergebleven land geweest, waar heel lang een officiële onverschilligheid gold in zake arbeid en sociale rechtvaardigheid. Het is pas op het einde van negentiende eeuw dat er heel langzaam een verandering in kwam. Maar ook in 1914 was België nog altijd een land van lage lonen, lange dagen, werkweken tot 66 uur. En kinderarbeid was nog maar heel miniem geregulariseerd. Ook bij de burgerij lag de levenstandaard een stukje lager. België werd geregeerd sinds 1884 door de katholieke partij. In 1914 met bijvoorbeeld 101 van de 186 Kamerzetels, een comfortabele ruime meerderheid. En die katholieke macht was veel meer dan de partij. Dat was zelfs meer dan een zuil. Zeker in het Vlaamse landsdeel was de katholieke aanwezigheid heel sterk. De liberale partij, de tweede partij toen, was toen vooral een elitepartij. En dan had je de opkomende Belgische Werklieden partij, een socialistische massapartij die toen vooral streed voor het algemeen enkelvoudig stemrecht. Wat wil zeggen dat ze eigenlijk een heel pragmatisch programma had en niet echt rechtlijnig marxistisch revolutionair was. Een andere kwestie waarover in 1914 vooralsnog geen straatgevechten uitbraken, maar die toch steeds belangrijker werd, was het Vlaamse vraagstuk. In 1910 drukte 54% van de Belgen zich in het Nederlands, of beter in een Nederlands dialect, uit, maar het Frans domineerde het openbare leven. Dat had voor een stuk ook te maken met het gebrek aan een eenheidstaat. Men sprak Vlaams, Flemsch, Vloems en zoveel varianten. Die eentaligheid was voor 1914 al een heel klein beetje teruggeschroefd, bijvoorbeeld in secundair onderwijs was het Nederlands terug. Maar het Frans bleef de taal van het sociale streven, wat dus ook verklaart, dat die Vlaamse beweging niet alleen een beweging was voor taalrechten, maar ook meer voor sociale rechten. In de jaren voor de oorlog waren de eisen van de Vlaamse beweging toegespitst op de vernederlandsing van de Gentse universiteit. Met dat in het achterhoofd, ‘er moet toch minstens een universiteit komen waar Vlaamse jongens in het Nederlands onderwezen worden’. Op buitenlands politiek vlak was België neutraal en leunde bij geen enkel machtsblok aan, net zoals Nederland. Toen België onafhankelijk geworden was, is er een verdrag gesloten, het verdrag van Londen in 1839, waarmee ook Nederland onafhankelijk België erkende en toen hebben de grote machten gezegd, kijk; ‘Wij zullen garant staan voor de neutraliteit van België.’ Dat is ook de reden waarom Groot-Brittannië, of het Verenigd Koninkrijk, in de oorlog gestapt is op het ogenblik dat Duitsland België is binnengevallen. Ik denk niet dat ik over de vluchtelingen zo veel moet spreken. Dat is, denk ik, het aspect waar België in de Eerste Wereldoorlog het dichtst bij Nederland komt. Toch enkele cijfers. Op een zeker ogenblik was een vierde van de Belgische bevolking op de vlucht. In 1918 bij 8
de wapenstilstand hebben we nog altijd 350.000 vluchtelingen in Frankrijk, 160.000 vluchtelingen in het Verenigd Koninkrijk en 100.000 in Nederland. En daar zijn de geïnterneerde militairen niet bij gerekend. Tijdens de oorlog had je eigenlijk geen België, je had het grootste stuk bezet België met een zeer strakke bezetting (met niet het ideologisch aspect van de Tweede Wereldoorlog, maar het was toch een heel brutale bezetting, ook met verzetlieden die gedeporteerd of geëxecuteerd zijn. Wat er niet was, dankzij vooral buitenlandse hulp, was hongersnood. Er is heel veel buitenlandse hulp geweest, waardoor er nooit echt hongersnood geweest is. Je had dan het tweede België, drie procent van het grondgebied is onbezet gebleven, vrij België. En dan had je nog dat grote België in ballingschap, vier jaar een compleet andere oorlogservaring.
9
Nu, binnen het Belgische leger zit je dus met de volgende situatie. De volgende prent, die je hier ziet heb ik gevonden in een Frans archief en dat is een sticker die van tijdens de oorlog dateert. Het is niet helemaal waar wat er staat (Ons leger bestaat uit 80 % Vlamingen). Het Belgische leger bestond voor tweederde uit Vlaamse soldaten, maar het kader van het leger was helemaal Franssprekend. Wat voor nogal wat wrevel zorgde, dat het officierenkorps alleen maar Frans sprak en de troepen vooral Vlaams. Dus daar ontstaat een frontbeweging die zich daar tegen afzet, vooral studenten. En aan de andere kant had je ook in het bezette België een zekere Vlamenpolitiek, dus de Duitsers die eigenlijk die tegenstelling tussen Vlamingen en Franstaligen gaan exploiteren. Een voorbeeld uit 1916, de universiteit van Gent gaat over op Nederlands. Die collaboratie die er was, was heel miniem. De vernederlandste universiteit van Gent heeft nooit meer dan enkele honderden studenten geteld, waarvan er dan ook nog een deel Duits was, een deel Nederlands ook, want je had ook Nederlanders die uit volksverbondenheid zoals dat heette, dat gingen steunen. Het België van 1919 was dus compleet failliet. De bevoorrechte positie was het geheel kwijt. Er was een tekort aan alles. Er waren 800.000 werklozen op die 7,5 miljoen inwoners. Nog eens 50.000 oorlogsslachtoffers. Dat moet ik een beetje bijstellen, het is iets meer, zo tegen de 70.000 oorlogsslachtoffers. 42.000 militair, 30.000 burgerslachtoffers. Wat het front was is nu de Verwoeste Gewesten. Er staat geen steen meer op de ander. En dus weten die Belgen ook wel hoe het is om echt vanaf niks te beginnen. Ook op politiek vlak extrapoleer ik de breuk met het verleden. Men heeft eigenlijk al in november 1918 beslist om geen grondwetwijziging af te wachten en onmiddellijk het algemeen enkelvoudig stemrecht in te voeren. Beetje een Europees fenomeen, overal was men bang voor revoluties. En op die manier heeft men eigenlijk beslist om niet te wachten, bij de volgende verkiezingen is er één man één stem. Niet de vrouwen, want in België waren de socialisten en de liberalen tegen het stemrecht voor vrouwen, ook al zou je die kunnen beschouwen als progressiever, omdat ze er vanuit gingen dat vrouwen zouden luisteren naar de pastoor en dus voor de katholieke partij zouden stemmen. Dat is de officiële reden. Vlaamsgezindheid, en dat brengt mij terug bij het globale verhaal, is gehavend uit de oorlog gekomen. Het had natuurlijk de activisten, dat collaborerende deel in het bezette België. De mannen, militairen, die de frontbeweging hadden opgericht en die Vlaamse eisen hadden binnen het Vlaamse leger, die stonden helemaal verbaasd van hoe negatief eigenlijk dat Vlaamse streven onmiddellijk na de oorlog bejegend werd. Wat je dan ziet is heel merkwaardig. Je ziet dat die frontbeweging, militairen of veteranen van het Belgische leger die tegen de Duitsers gestreden hebben, dat die een verbond aangaan met die ex-activisten die gecollaboreerd hadden met de Duitsers, omdat tenslotte hun eisen min of meer hetzelfde waren. Wat je dan ziet is een fenomeen dat we over hele wereld aantreffen als het gaat over minderheden of gemarginaliseerde groepen. Overal ter wereld en dat is eigenlijk het belangrijkste van wat ik u vertel, zie je dat troepen uit ondergeschikte groepen hun steun gaan verlenen aan de oorlogsinspanning. Bijna altijd is dat vanuit de overtuiging ‘als wij onze loyaliteit tonen en beloven ons in te zetten, dan zullen we voor die inzet naderhand beloond worden’, met bijvoorbeeld meer rechten. En overal ter wereld zie je dat dit gefrustreerd wordt. Op een of twee uitzonderingen na komt dat er niet. Overal ter wereld heeft dat dan radicalisering tot gevolg. Men zegt soms, terecht, dat de Eerste Wereldoorlog het begin is van de ‘Selbst-entmachtigung’ van Europa. Dat heeft er ook mee te maken dat men, als in 1919 de vredesconferentie bezig is en men baseert zich op de veertien punten van Woodrow 10
Wilson, de Amerikaanse president, die daar ietwat naïef in gepleit had voor zelfbeschikkingsrecht van de volkeren, over heel de wereld, tot in Korea en Fiji toe, zegt: ‘Prachtig, dan gaan we eindelijk zelfbeschikkingsrecht krijgen’. En wat gebeurt er op de conferentie hier in Parijs, er komt zelfbeschikkingsrecht voor de overwonnen volkeren, maar natuurlijk niet voor al die volkeren van het Britse of het Franse rijk. Die Britse of Franse overwinnaars die vonden dat helemaal niet zo’n goed idee. Je ziet dus dat overal ter wereld er radicalisering op gang komt. Bijvoorbeeld Gandhi. Gandhi richt in 1914 een eenheid op om de Britten te steunen. Geen strijdende eenheid, maar een ambulance-eenheid en de eis van Gandhi en de zijnen toen is om van India een dominion te maken: zelfbestuur binnen het Britse rijk. In 1919 onder meer om wat er op de vredesconferentie in Parijs gebeurt, maar ook wat er in India gebeurt, gaat de eis verlaten worden en wordt de eis onafhankelijkheid. Dan zie je ook dat die radicalisering een rol speelt. Een ander mooi voorbeeld daarvan. Je hebt 32 Congolezen in het Belgisch leger. Dat volgde de Britse opinie. Ze wilden geen Congolezen overbrengen naar Europa, maar ze hadden er 32 die er al waren en in dienst genomen werden. Je ziet daar ene Albert Kudjabo zitten. Van hen zijn er twee die deelgenomen hebben aan het pan-Afrikaanse congres van 1919. En het zijn die Congolese oud-strijders, ook al zijn ze met niet veel, die de Union Congolese opgericht hebben, de eerste Congolese vereniging in België die ook politieke eisen had. Ik ken geen mooier voorbeeld die de relatie aantoont tussen inzet in de Eerste Wereldoorlog en een zekere mate van politieke bewustwording. Ik ben de Portugezen, de Russen ook, vergeten. Er zijn geen Russen ingezet, maar je had nogal wat Russen en Italianen die door de Duitsers ingezet zijn als dwangarbeiders achter het front in Vlaanderen. Vooral Canada is zeer interessant, omdat Canada natuurlijk een mengelmoes is van allerlei groepen. Zo-even heb ik al met een paar aanwezigen gesproken dat je ook Nederlanders hebt die gestorven zijn als militair bij Ieper, maar vooral dan in Canadese leger. Op Lijssenthoek Cemetry in Poperinge heb je een Charles van Eeghen, van de bekende regentenfamilie uit Amsterdam. Als je hier kijkt zie je Hikotaro Koyanagi, dat is een Canadese Japanner. Heel wat native Canadians. Wat je rechts ziet, is het graf van Joseph Standing. Hij is de kleinzoon van Sitting Bull, toch ook een bekende.
11
Dit is een fabelachtig voorwerp. Dat heb ik in 2008 voor de tentoonstelling naar ons museum kunnen halen. Het was van een van die Indianen, laat ik ze maar zo noemen, van die Canadese First Nations die bij Vigny en in Vlaanderen vochten. Toen hij terugkeerde, heeft hij net zoals zijn voorouders een koeienhuid bewerkt. Dus wat je hier ziet, zijn z'n memoires over de Eerste Wereldoorlog. Je kan ook Duitsers herkennen aan de penhelm. En je ziet dat er nummertjes bij staan. Hij heeft dus ook voor ieder hokje een beschrijving van welke belevenis dat die uitbeeldt. Het is het mooiste voorbeeld dat ik ken, waar de etnische cultuur en de militaire herinneringen aan de Eerste Wereldoorlog elkaar ontmoeten. Soms komen ze naar Ieper. Bij de Newfoundlanders had je bijvoorbeeld Inuits, wat we vroeger Eskimo’s mochten noemen,als John Shiwak. Zo´n Inuit die dus in het Newfoundland Regiment diende, maar die ook op een zeker ogenblik omkwam, de enige foto die we van hem kennen is met een Schots uniform aan. Australiërs waren heel rigoureus ten opzichte van de inzet van Aboriginals. Er diende bijna geen Aboriginal in het Australische leger. Maar voor Australië is de Eerste Wereldoorlog wel heel belangrijk, omdat nogal was van die dominions, Australië, Canada en Nieuw Zeeland, de Eerste Wereldoorlog zien als de geboorte van hun natie. Je zou kunnen zeggen tot 1914 voelen zij zich gemigreerde Britten. Na 1915, voor al die landen, voelen zij zich op de eerste plaats Canadees of Australiër, Nieuw Zeelander. Dat is de reden waarom dat ze zo massaal als Australiërs naar Europa komen. Dan mag je zeker zijn, dat die de slag van de Eerste Wereldoorlog in Ieper aandoen. We hebben bijvoorbeeld heel veel Australische en Canadese bezoekers. Aboriginals, Pacific Islanders, er zijn er een paar, maar toch heel weinig. Deze foto is wel belangrijk en waarom? [Foto ontbreekt.] Dit is een bunker in het totaal vernietigde landschap door de slag bij Ieper. Je ziet dat die bunker de ANZAC-bunker genoemd wordt. ANZAC was de naam voor het Australian and New Zealand Army Corps. De nationale feestdag in beide landen is nog altijd ANZAC day, de dag dat beide landen voor het eerst gestreden hebben. Het liep faliekant verkeerd af, denk aan Gallipoli niet ver van Istanbul, als ze voor het eerst echt in de strijd geworpen geweest zijn. Ook dit illustreert perfect wat ik u zei [afbeelding ontbreekt], het komt uit het New Zealand Active Front, ook die is verschenen in Frankrijk in 1918 en u ziet dat die verschillende naties door een dier afgebeeld worden en dat de Duitse adelaar serieus wat mot gekregen heeft van hen, zoals wij dat zeggen. Nieuw-Zeeland is ook een land dat ongelofelijk geleden heeft onder de Eerste Wereldoorlog. Die cijfers zijn eigenlijk hallucinant. Het is een beetje gelijk aan Australië, maar Nieuw-Zeeland is net iets makkelijker te onthouden. Waarom? Je had in Nieuw-Zeeland ongeveer één miljoen inwoners in 1914 en van die één miljoen inwoners zijn er 125.000 soldaat geworden en zijn er 100.000 overzees ingezet. 18.000 Van die 100.000 hebben het niet overleefd. 5.000 Worden er herdacht in Vlaanderen. Om maar te tonen welke impact dat had. Een belangrijke contingent zijn de Maori’s en ook weer typisch voor hen en heel dat verhaal van bij het Britse rijk. Die Maoris voelen zichzelf een krijgshaftig ras. Nogal wat Maoristammen waren eigenlijk gebrand om in de oorlog te stappen. Eindelijk konden ze weer een beetje zelfwaarde kweken en tegelijk konden ze politieke eisen voor gelijke rechten misschien wel verwezenlijken. Dus er worden er nogal wat ingelijfd. En wat zie je dan, dan zie je dat daar in Londen toch wel wat protest tegen komt. Op een zeker ogenblik wordt dan in 1916 een Maori Pioneer Battalion opgerecht, dus een genie-eenheid. En al die 12
infanteristen die Maori zijn, daarvan is de bedoeling dat die uit de infanterie-eenheden gelicht worden en bij die genie-eenheid geparkeerd worden. Er zijn sommigen die dat afwijzen, maar uiteindelijke komt dat Maori Pioneer Battalion er wel. Ik hoop dat u zo nieuwsgierig bent geworden dat u uiteindelijk naar het museum in Ieper komt. Zuid-Afrika, daar moet ik eventjes bij stilstaan. De Zuid-Afrikaanse infanteriebrigade was helemaal blank en heel dik tegen de zin van de Zuid-Afrikaanse regering is er ook een South African Labour Corps opgericht en naar Europa gestuurd. Niemand in de Eerste Wereldoorlog werd slechter behandeld dan dat South African Native Labour Corps. De ZuidAfrikaanse regering had bij de Britten afgedwongen, want die hadden mankracht nodig, dat die mannen slechts voor één jaar naar Europa zouden komen en dat die volledig afgescheiden in gesloten kampen zouden worden gestationeerd. Dus die mochten daar nooit buiten. Dat zijn ook de enige geallieerden die nooit de inter-geallieerde overwinningsmedaille met wat daar allemaal aan vast hing, hebben gekregen. Caraïben, ik overloop ze nu maar hoor. Ik kan interessante verhalen daarover vertellen. Als u over een bepaalde groep iets meer wilt weten dan stelt u maar een vraag straks, dan kan ik daar weer uitgebreid over elaboreren. Zelfs van hele verre streken, zoals de Fiji-eilanden. 101 Leden van het Fijian Labour Corps die naar Vlaanderen gekomen zijn, werkten vooral in de kanaalhavens. Ik denk niet dat er sindsdien zoveel Fijianen op bezoek geweest zijn. het Egyptian Labour Corps, ook daaraan weer een heel tragisch element. Er zijn er ongeveer een paar duizend ingezet geweest, 82 zijn omgekomen. Nu van die 82 Egyptenaren die omgekomen zijn, is meer dan een derde omgekomen door Britse kogels, omdat er in hun contract stond dat ze buiten de gevarenzone zouden ingezet worden, maar ze werden ingezet in de kanaalhavens. En natuurlijk in een oorlog met vliegtuigen worden die kanaalhavens ook wel gebombardeerd en dus gingen ze staken of betogen. Daar hebben de Britten op de massa geschoten. Een derde is dus eigenlijk door eigen vuur omgekomen. Over Indiërs heb ik al het een en ander gezegd, ik kan eigenlijk gerust zeggen dat de Indiërs het Britse leger in 1914 hebben gered. Bijvoorbeeld bij ons in Ieper is het Indiase leger twee keer ingezet geweest. Twee keer veertien dagen, maar telkens op heel cruciale momenten. Tijdens de eerste slag bij Ieper, wanneer het originele Britse beroepsleger gedecimeerd wordt, dan zijn de Indiërs juist toegekomen. U ziet dat sommige van die mannen heel jong zijn. Indiërs werden eigenlijk in het gat gestoken waar er geen Britten genoeg meer zijn. Heel dat Brits-Indiase leger wordt opgedeeld, tot aan compagnieniveau. Dus 200 man daar, 200 man daar. Overal waar ze nodig zijn. Wat natuurlijk de cohesie van dat Indiase legerkorps zeker niet ten goede kwam. De tweede keer dat ze ingezet geweest zijn, was nog veel tragischer, dat was bij de tweede slag bij Ieper. Die begint met de eerste gasaanval. Het eerste gebruik van een massavernietigingswapen en de Duitsers slagen er in om een groot gat in de geallieerde lijn te slaan. Wat er dan gebeurt, is dat je ziet dat zowel de Fransen als de Britten hun koloniale troepen roepen. De Britten komen met hun Indiërs vanuit Chapelle, 35 kilometer verderop, die mannen marcheren 24 kilometer. De Fransen brengen NoordAfrikaanse eenheden aan en op 26 april, dus drie dagen na die gasaanval, moeten zij de tegenaanval uitvoeren. Op dat moment weten ze nog niet wat de nieuwe Duitse positie is. Er is geen luchtsteun. Er is onvoldoende artilleriesteun. Om een cijfer te geven en u kunt het gaan bekijken op de Menenpoort, een Sikh regiment - in het Indiase leger voor de militairen onder ons is een regiment gelijk aan een bataljon, dus 750 tot 800 man in het begin. Dat was al geslonken tot 444, wel na die 26ste april blijkt dat er 347 niet teruggekeerd zijn. Dus je hebt 80% verliezen. Dat is het beste voorbeeld dat ik ken van het gebruik van koloniale troepen als kanonnenvoer.
13
Misschien een citaat over hoe de plaatselijke bevolking dacht, zij leefden dus ook met die mannen. Ik ga een citaat geven van Achiel van Walleghem, als ik even reclame mag maken, het beste dagboek uit de Ieperse frontstreek is het dagboek van Achiel van Walleghem. Dat boek is net vertaald geworden naar begrijpelijk Nederlands. Wat ik u zal voorlezen is nog in het west-Vlaams. Dat dagboek is zo belangrijk dat het door de Vlaamse regering ook op de nationale erfgoedlijst geplaatst is. Twee maanden geleden is het herpubliceerd. Achiel van Walleghem beschrijft het als volgt: ‘Verscheidene Indiaansche troepen zijn ook hier. Zwart van velle, gekleed als Engelsche soldaten uitgenomen het hoofd kunstig en in eenen doek gehuld. Zij spreken Engelchs en sommigen een paar woordjes Franchs. Ze zijn zeer nieuwsgierig en vragen en talen vele. Ze gaan eene half uur verre om melk. Staan alles te bezien waarbij men ze bestelt. Zijn zeer wantrouwig, doch zijn zelve niet te betrouwen. En als zij kunnen weglopen zonder te betalen, ze zullen het voor de ruzie niet laten. Ze komen met Indiaasch geld, de Ruppee, en zijn kwaad dat de menschen het niet willen aanveerden. Ook hebben de menschen liever geene zaken met hen te doen. Ze zijn over het algemeen vriendelijk en beleefd, toch, de nieuwsgierigheid heeft de bovenhand en zij zouden u van top tot teen bezien en zien bijzonderlijk geern door de vensters der huizen. Ze bakken eene soort van pannenkoeken en eten ook een zeker zaad dat zeer sterk van smaak is.’ Nu, buiten de anekdotiek toont dat aan dat er wel degelijk ontmoetingen waren tussen de plaatselijke bevolking en die vreemde troepen. En natuurlijk zit daar een zeker xenofobisch element aan, want er waren zeer weinig Vlamingen die al iemand met een andere huidskleur hadden gezien. Ik wil er ook op wijzen, dat de priester hen hier beschuldigt van zeer nieuwsgierig te zijn, maar zelf gaat hij er van proeven en hen bestuderen. Amerikanen, ook met indianen erbij, zwarte Amerikanen die om de zelfde reden dienst nemen en dan gefrustreerd worden. Hier moet ik nog heel even iets over zeggen, het Chinese Labour Corps. China was een semikoloniaal land, zo wordt dat soms genoemd, het was een nieuwe republiek sinds 1912 en de Chinese regering heeft eigenlijk aan Fransen en Britten aangeboden om arbeiders te sturen. Uiteindelijk zijn er 140.000 Chinezen die hier aan het westelijk front gediend hebben. 100.000 Voor de Britten, 40.000 voor de Fransen. Dat heeft ook een hele grote impact gehad op het hedendaagse China, om meer dan één reden. Om de belangrijkste reden te noemen, politiek bijvoorbeeld. Het heeft er voor gezorgd dat China kon deelnemen aan de vredesconferentie van Parijs. Als enige geallieerde mogendheid heeft China geweigerd om het vredesverdrag te ondertekenen. Waarom? Omdat al heel duidelijk bleek dat Japan, dat toen bij de geallieerden was, dat aan Japan werd toegezegd ‘Jullie hebben Tsingtao veroverd op de Duitsers, maar jullie mogen krijgen een concessie in heel de provincie Tsingtao.’ Terwijl natuurlijk China op zijn minst gehoopt had om soevereiniteit over het hele land te kunnen hebben. Dan op 4 mei 1919, breekt er een opstand uit, een protest, op het Tiananmenplein toen al, door studenten. Daar zei men ‘China is nu al genoeg vernederd’, waarbij de regering en daarmee de delegatie in Parijs onder druk gezet wordt om zich uit die vredesconferentie terug te trekken. En dat is iets wat heel veel Chinezen nu nog altijd heel goed weten.
14
Er is nog een andere directe impact op het moderne China. Die Chinese arbeiders zijn gebleven tot januari 1920 en in 1919 had je onder andere als student in Parijs mensen als Deng Xiaoping en Zhou Enlai, die dezelfde kranten lazen die voor de Chinese arbeiders gedrukt werden. Misschien, dat is niet zeker, zijn zij met die Chinezen in contact gekomen. Het is allemaal een beetje indirect, we hebben geen harde bewijzen. Maar het kan niet anders dan dat zij in Parijs waren en ten minste wisten van en allicht ook een ontmoeting gehad hebben met die 140.000 Chinese arbeiders, die tenslotte in heel het gebied zaten. Dat is het belangrijkste van het Chinese Labour Corps. Bij de Fransen, daar heb ik al veel over verteld. Noord-Afrika, West-Afrika, maar ook Madagaskar, en er zijn concrete souvenirs in het landschap, nog altijd. Dat zijn de polders vlak bij Diksmuide, typisch Belgische constructie van de Eerste Wereldoorlog in gele baksteen die daar gewonnen wordt. En als je dan dichter gaat zie je die Moorse stijl van een boog, en nog dichterbij zou u Arabische inscripties kunnen zien. Heel concreet een souvenir van de aanwezigheid van die Noord-Afrikaanse mannen aan de IJzer. Voor de laatste keer, het is niet echt een toeval dat ik heel veel priesters citeer, maar ik zal eindigen met een vrijdenker. Wat je hier ziet, zijn dus de soldaten van Madagaskar en een ander voorbeeld van hoe mensen ter plaatse ermee omgingen [foto ontbreekt]. Brutsaert is de dienstdoend pastoor van Oostbrugge, en hij moet na de oorlog een rapport schrijven voor de bisschop van Brugge en daar vermeldt hij op een zeker ogenblik: ‘Het begin van september ‘17 waren er niet ver van Oostbrugge station een groot getal Franse soldaten gekantonneerd. Het waren negers van het eiland Madagaskar. Na allerhande schikkingen met hun overste genomen te hebben was ik toegelaten ze regelmatig te gaan bezoeken buiten werkuren om hun de Europeaansche beschaving aan te leren. Drie of vier maal per week ging ik ze onderwijzen in de Christene godsdienst.’ Dus voor hem is daar een gelijkenis tussen de Christene godsdienst en de Europeaanse beschaving. En dan eindigt hij met te zeggen; ‘De Franse officieren waren uitnemend tevreden over de jongens die de lessen van Europeaansche beschaving hadden gevolgd. Zij waar leerstig en zeer gehoorzaam.’ Die inzet van die Afrikaanse troepen heeft allemaal repercussies gehad. Dit is misschien iets beter bekend in Nederland, ‘De Zwarte Schande’, onmiddellijk na de oorlog, maar dat brieft natuurlijk het collectieve geheugen aan tot een stuk in de Tweede Wereldoorlog. Wat er gebeurde was dat de Fransen al vrij snel hun troepen die vier jaar lang aan één stuk gevochten hadden, dat die gedemobiliseerd werden. Nogal wat West-Afrikanen waren pas in 1917 gerekruteerd en in 1918 naar Vlaanderen toe gekomen. De Fransen hebben een disproportioneel aantal West-Afrikanen gebruikt om het Rijnland te bezetten. Wat natuurlijk de Duitsers een extra belediging vonden, dat ze dan bezet werden door Afrikaanse troepen. Afrikaanse troepen die er van beschuldigd werden oversekst te zijn, moorden te plegen, met dergelijk zeer veel propaganda tot gevolg. Het blijft allemaal zeer belangrijk. Veel is belangrijke geschiedenis. Dit is helaas in 2008 weer gebeurd, niet bij ons, maar ook niet ver van ons. In Noord-Frankrijk waar moslimgraven uit de Eerste Wereldoorlog beklad werden. Nu, waarom breng ik dat verhaal nu? Om verschillende redenen. Ten eerste een vorm van piëteit. De geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog is nog altijd zeer eurocentrisch. Je ziet dat hele groepen vergeten zijn. En mensen zijn soms verbaasd, zo ook in Ieper. Dan komen ze een Chinees graf tegen of zien een Indische naam op de Menenpoort, of ze zien British West Indies Regiment, wat doet dat? Dus dat is in de vergetelheid geraakt. Vandaar dat ik af 15
en toe die fragmenten gelezen heb van hoe de plaatselijke bevolking dacht. We hebben nu dus ook meer en meer getuigenissen van de andere zijde. Er is intussen de laatste tien jaar wereldwijd een netwerk gekomen van mensen die Hindoes bestuderen of die Afrikanen bestuderen en zo naar plaatselijke bronnen gaan. Volgens mij kan dat ook de maatschappij vandaag een spiegel voorhouden. Want eigenlijk zit je in de westhoek van Vlaanderen toen met een multiculturele samenleving avant la lettre. De plaatselijke bevolking is plots een minderheid geworden van ongeveer 5 procent in eigen land, en onder die 95 procent militairen zijn er dan mensen van over de hele wereld. En ook zeer concreet, die gemeenschappelijke geschiedenis biedt ook mogelijkheden tot ontmoeting. Ieper bijvoorbeeld is de enige plaats in West-Europa waar Sikhs een deel van hun geschiedenis hebben. En dus zie je dat er bij ons een fruitstreek dichtbij is in Belgisch Limburg, daar zijn nogal wat Sikhs actief. Eerst als fruitplukkers, nu hebben zij zelf ook heel wat bedrijven. Die komen jaar na jaar op wapenstilstand dag 11 november naar Ieper. Want Ieper is de enige plaats waar hun geschiedenis en de onze elkaar ontmoeten. Ik heb nu het genoegen dit weekend naar Mumbai te mogen in India, waar het Gandhi Peace Institute een debat organiseert over de gemeenschappelijke geschiedenis, de Indiërs op het westelijk front in de Eerste Wereldoorlog en wat dat kan betekenen voor vandaag. Niet alleen wat herdenken betreft, maar ook actief herdenken, zorgen dat het voor de toekomst iets meebrengt. Dus dat schept een mogelijkheid tot ontmoeting. Ik zou willen eindigen met een citaat, het volgende citaat van Cyriel Buysse, ik weet niet of men in Nederland Cyriel Buysse nog kent, toch nog altijd wel een goede Vlaamse schrijver uit het begin van de twintigste eeuw. Cyriel Buysse wordt er in 1916 op uitgestuurd door de Belgische regering om een rapportage te maken op het front. Die rapportage zou hij uiteindelijk publiceren in de Haagse Post, want hij verblijft eigenlijk in Nederland als Belgische banneling. En op een zeker ogenblik schrijft hij dat hij enkele moslimgraven ziet, niet ver van Diksmuide. Hij schrijft: ‘Later, als alles dan voorbij is zullen de Belgische en Franse vrouwen op de met frisse bloemen getooide grafstenen van hun gevallen mannen en zonen komen bidden. Maar wie zal er dan ooit neerknielen bij het verlaten graf van Mohammed of van Ibrahim, in Vlaamse aarde?’ Dank u wel.
16