WEL G ED WATER GEVEN Door regionale samenwerkende partners Oost- en Zuid-Nederland
LEN VOOR 33 MAATREGE HOON WATER VOLDOENDE SC ANDGRONDEN OP DE HOGE Z ID-NEDERLAND U Z N E TS O O IN 1 2016-202
LEN VOOR 33 MAATREGE HOON WATER VOLDOENDE SC ANDGRONDEN OP DE HOGE Z ID-NEDERLAND U Z N E TS O O IN 1 2016-202
EEN STRATEGIE VOOR KLIMAATBESTENDIGE ZOETWATERVOORZIENING
De initiatiefnemers willen samen met het Rijk een transitie inzetten naar een klimaatbestendige zoetwatervoorziening. Met de nieuwe strategie willen zij zorgen dat nu en in de toekomst voldoende water beschikbaar is voor een gezonde economie, een leefbaar gebied en robuuste natuur. De volledige transitie zal enkele decennia vergen. De komende zes jaar voeren de initiatiefnemers - met steun van het Rijk - de eerste concrete maatregelen uit. Dat zal overal in het gebied merkbaar en zichtbaar zijn.
INLEIDING
Regionale overheden, land- en tuinbouworganisaties en terreinbeheerders op de hoge zandgronden in Zuid- en Oost-Nederland hebben een strategie gemaakt om slimmer om te gaan met het zoete water in hun gebied. Dat is hard nodig omdat door klimaatverandering regelmatig droge periodes optreden met tekorten aan water. En dat probleem wordt steeds groter. De landbouw, natuur en andere gebruikers van water hebben daar veel last van.
Anders dan de rest van Nederland zijn de hoge zandgronden sterk afhankelijk van hun eigen voorraad zoet grondwater. Deze voorraad wordt vooral aangevuld door neerslag. Aanvoer van water uit de grote rivieren en het IJsselmeer, zoals in laag-Nederland gebeurt, is maar beperkt mogelijk. Nu de neerslag als gevolg van klimaatverandering steeds sterker fluctueert, treden steeds vaker tekorten aan water op. Dit leidt in toenemende mate tot verlies aan productie in de land- en tuinbouw, achteruitgang van natuur en problemen met de drinkwatervoorziening, scheepvaart, industrie, recreatie en het stedelijk gebied.
Op de achterkant staan twee kaarten van wateraanvoergebieden.
INLEIDING
WATER OP DE HOGE ZANDGRONDEN, HOE WERKT DAT?
Wateraanvoer vanuit het hoofdsysteem waterlopen regio Oost waterschapsgrens gebieden met wateraanvoer 14.8
inlaatdebiet (m3/sec) inlaatrichting
Beleidsinformatie, oktober 2015, nr. 150342
5.8 deelgebieden
14.8
aanvoergebied 6.5 vrij afwaterend
deelgebieden
zuid Limburg 2.3
aanvoergebied
beekdalen (2km breed)
vrij afwaterend
steden natuur
5.4
zuid Limburg
8.0
beekdalen (2km breed) steden 15.6
natuur
getekend: gecontroleerd:
2.5
goedgekeurd: versie: datum:
opdrachtgever:
tekeningnr.:
projectnaam: projectcode:
formaat: Witteveen+Bos
´
D:\projects\DHZ\zuid.mxd 05-12-2012 15:14:53
schaal: 0
175
1:0 350
525
700
875 m getekend: gecontroleerd: goedgekeurd:
FIGUUR 2 - ZUID Witteveen+Bos
FIGUUR 1 - OOST D:\projects\DHZ\zuid.mxd 05-12-2012 15:14:53
versie: datum:
opdrachtgever:
tekeningnr.:
projectnaam: projectcode:
formaat:
´
schaal: 0
175
1:0 350
525
700
875 m
In de zoetwaterstrategie voor de hoge zandgronden ligt de focus op sparen, aanvoeren en accepteren / adapteren. • Bij sparen gaat het om vasthouden van water in het oppervlaktewater en het grondwater. Opsparen dus. Zo ontstaat een reserve waar in droge tijden uit geput kan worden. Sparen gebeurt ook in de vorm van besparen: gebruikers doen zuinig met het beschikbare water. • Bij aanvoeren gaat het om verhogen van de effectiviteit van de wateraanvoer uit de grote rivieren en het IJsselmeer, in combinatie met - waar mogelijk - vergroten van de aanvoer. • Bij acceptatie en adaptatie gaat het om veerkrachtig maken van systemen zodat de gevolgen van extreme weersomstandigheden beter kunnen worden opgevangen. Denk aan de keuze voor droogtebestendige gewassen in de landbouw of andere doelen voor natuur. Zijn maatregelen niet meer kosteneffectief of ontbreekt maatschappelijk draagvlak, dan moeten we accepteren dat de wereld veranderd is.
INLEIDING
SPAREN, AANVOEREN EN ACCEPTEREN / ADAPTEREN
De initiatiefnemers hebben samen met experts 33 kansrijke maatregelen benoemd voor de zoetwatervoorziening van de landbouw, de natuur en de stad. Dit zijn de ingrepen die zij het meest effectief achten bij de klimaatverandering zoals die nu wordt voorzien. Het gaat om zes verschillende typen maatregelen: • Geen-spijt maatregelen • Kansen en innovaties • Robuuste en veerkrachtige watersystemen • Economisch perspectief • Accepteren / adapteren • Overige maatregelen In deze waaier vindt u een beschrijving van alle 33 maatregelen. Ze worden geïllustreerd aan de hand van een aantal goede praktijkvoorbeelden. De kernteams van Deltaplan Hoge Zandgronden & Zoetwatervoorziening Oost-Nederland hoopt u hiermee inspiratie te geven voor uw eigen praktijk.
Voor meer informatie kunt u het werkprogramma downloaden op de websites van “Zoetwatervoorziening Oost-Nederland” en “Deltaplan Hoge Zandgronden”.
INLEIDING
MAATREGELEN VOOR LANDBOUW, NATUUR EN STAD
VERKLARING TERMINOLOGIE
Vrij-afwaterende gebieden en wateraanvoergebieden •
•
Een gedeelte van de Hogezandgronden Zuid en Oost kent geen wateraanvoer vanuit het hoofdwatersysteem van grote rivieren en meren. De gebieden waar dit het geval is worden vrij-afwaterende gebieden genoemd. Een gedeelte van Hogezandgronden Zuid en Oost kent wel wateraanvoer vanuit het hoofdwatersysteem. Deze gebieden worden wateraanvoergebieden genoemd.
Water vasthouden ten behoeve van de zoetwatervoorziening Door waterbeheerders worden verschillende termen gebruik voor het vasthouden van water voor de zoetwatervoorziening of het voorkomen van wateroverlast. In het werkprogramma worden de termen als volgt gebruikt: • Water vasthouden of conserveren, staat voor het beter vasthouden van water in de bodem en in de haarvaten van het regionale watersysteem (sloten en andere kleine watergangen). • Water bergen, staat voor tijdelijk bergen van regenwater op het maaiveld ter voorkoming van wateroverlast.
INLEIDING
In het werkprogramma staat een aantal veel gebruikte begrippen die enige toelichting vergen.
DEELNEMENDE PARTIJEN De Dommel, Peel en Maasvallei, Roer en Overmaas Gemeenten: Breda, Eindhoven, gemeenten in de regio’s: Platform Water Vallei en Eem, Regio Achterhoek+, Regio Noord-Veluwe, Sallands Wateroverleg, Regio Noordelijke Vechtstromen, Twents Waternet, Samenwerkingsverband Water Oost-Veluwe, Regio de Liemers, gemeenten in het gebied van waterschap Reest en Wieden Rijk: Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat Waterleidingbedrijven: Vitens NV, Waterleidingmaatschappij Drenthe, Brabant Water NV, Waterleidingmaatschappij Limburg NV Land- en tuinbouworganisaties: Land- en Tuinbouworganisatie Noord (LTO Noord), Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie (ZLTO), De Limburgse Land- en Tuinbouwbond (LLTB) Terreinbeherende organisaties: Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, Landschap Overijssel, Het Drentse Landschap, de Provinciale verenigingen van de Federatie Particulier Grondbezit van Overijssel, Drenthe, Gelderland en Utrecht, Stichting het Brabants Landschap, Stichting het Limburgs Landschap, Stichting Het Utrechts Landschap, Geldersch Landschap en Kasteelen Natuur en Milieu organisaties: Natuur en Milieu Overijssel, Natuur en Milieufederatie Utrecht, Natuur en Milieufederatie Drenthe, Gelderse Natuur en Milieufederatie, Brabantse Milieufederatie, Stichting Milieufederatie Limburg
PARTIJEN
Provincies: Drenthe, Overijssel, Gelderland, Utrecht, Limburg, Noord-Brabant Waterschappen: Groot Salland, Reest en Wieden, Rijn en IJssel, Vallei en Veluwe, Vechtstromen, Aa en Maas, Brabantse Delta,
geen-spijt maatregelen
economisch perspectief
kansen & innovaties
accepteren / adapteren
robuust watersysteem
overige maatregelen
SECTOREN
L
landbouw
S
stedelijk
N
natuur
W
waterbeheerder
D
drinkwater
SR
scheepvaart & recreatie
ZL
Zuid-Limburg
NF
niet-fysiek
L
N
D NF
ZL
S
W SR
BETEKENIS ICONEN
CATEGORIEËN
EFFECT
De maatregel bestaat uit het tijdelijk verhogen van de waterstand van oppervlaktewateren in de wateraanvoergebieden aan het begin van een droge periode of zelfs daaraan voorafgaand. Dit gebeurt door extra water aan te voeren uit het hoofdwatersysteem. Hier moet dus wel voldoende water beschikbaar zijn. Een alternatief is het vasthouden van regenwater. Dit is ook mogelijk in de vrij-afwaterende gebieden. Het gaat om een verhoging van de waterstand met 20 cm.
Het extra water is beschikbaar voor beregening en voor het aanvullen van de grondwaterstand ten behoeve van de landbouw. Dit leidt tot een vermindering van het tekort aan vocht voor het gewas met gemiddeld 3 tot 5 mm.
WAAR De maatregel is toepasbaar in zowel wateraanvoergebieden (voor extra aanvoer) als in de vrij-afwaterende gebieden (voor regenwater vasthouden), met uitzondering van stedelijke gebieden en andere gebieden waar verhoging van de waterstand ongewenst is.
AREAAL Oost: 2.000 ha
GEEN-SPIJT MAATREGELEN
MAATREGEL
TIJDELIJK VERHOGEN WATERSTAND IN OPPERVLAKTEWATEREN
L
TIJDELIJK VERHOGEN VAN DE WATERSTAND IN OPPERVLAKTEWATEREN (L1)
EFFECT
De maatregel bestaat uit het aanpassen van de inrichting van het regionale watersysteem ten behoeve van een flexibel peilbeheer. Het doel is om aan het begin van het voorjaar meer water vast te houden in het hoofdwatersysteem. Tijdelijk kunnen dan iets hogere peilen geaccepteerd worden. Ook na hevige regenval in het voorjaar of de zomer kunnen tijdelijk hogere peilen geaccepteerd worden. Naast de extra berging in het hoofdwatersysteem worden met deze maatregel ook de grondwaterstanden iets verhoogd.
Met het water dat extra wordt vastgehouden kan het intreden van een droge periode voor het gewas worden vertraagd. In combinatie met het optimaliseren van de wateraanvoer (maatregel A2) is berekend dat met de maatregel de grondwaterstand met ongeveer 20 cm wordt verhoogd. Dit betekent een vermindering van het tekort aan vocht voor landbouwgewassen en natte natuur met gemiddeld 10 tot 15 mm.
WAAR De maatregel is van toepassing in de wateraanvoergebieden en een deel van de vrijafwaterende gebieden, maar niet in beekdalen.
AREAAL Oost: 146.464 ha Zuid: 68.777 ha
GEEN-SPIJT MAATREGELEN
MAATREGEL
AANPASSEN REGIONAAL WATERSYSTEEM VOOR FLEXIBEL PEILBEHEER
A
AANPASSEN REGIONAAL WATERSYSTEEM VOOR FLEXIBEL PEILBEHEER (A3)
WAAR
De maatregel bestaat uit het plaatsen van stuwtjes in de kleine watergangen in de wateraanvoergebieden. Hiermee kan gecontroleerd regenwater worden vastgehouden en het grondwater op het gewenste niveau worden gehouden.
De maatregel is het meest kosteneffectief in landbouwgebieden met relatief veel akkerbouw of kapitaalintensieve teelten. De maatregel is ook kansrijk in de nabijheid van natte Natura 2000-gebieden waar in de huidige situatie in een gemiddeld jaar al verdroging optreedt.
EFFECT
NEVENEFFECTEN
In combinatie met optimalisatie van de waterpeilen (maatregel A3) resulteert de maatregel in een stijging van het grondwater met ongeveer 20 cm. Dit leidt tot een vermindering van het tekort aan bodemvocht voor het gewas met gemiddeld 10 tot 15 mm.
Het plaatsen van stuwen is vaak strijdig met doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water voor vismigratie. Daarom is deze maatregel vooral voorzien in de kleinere waterlopen en niet in de belangrijkste leefgebieden van vis zoals grote weteringen en beken.
AREAAL Oost: 9.359 ha Zuid: 1.684 ha
GEEN-SPIJT MAATREGELEN
MAATREGEL
WATER VASTHOUDEN IN WATERAANVOERGEBIEDEN
A
WATER VASTHOUDEN IN WATERAANVOERGEBIEDEN (A2)
EFFECT
In regio Zuid bestaat deze maatregel uit het vergroten van de capaciteit voor wateraanvoer van de Noordervaart. In regio Oost gaat het om uitbreiding van het areaal van de wateraanvoergebieden met ongeveer 10% en om vergroting van de aanvoer van water met ongeveer 10%. Tegelijk wordt de ruimtelijke verdeling van de wateraanvoer in de zomer geoptimaliseerd. Dit voorkomt dat in zeer droge periodes pieken ontstaan in de vraag naar water uit de IJssel of het IJsselmeer.
De maatregel resulteert in een stijging van de grondwaterstand en een grotere beschikbaarheid van water voor beregening. Daarnaast zorgt de maatregel voor meer stroming en doorspoeling. Dit is goed voor de waterkwaliteit en draagt bij aan het voorkomen van blauwalgen, botulisme en sterfte van vissen en amfibieën.
GEEN-SPIJT MAATREGELEN
MAATREGEL
OPTIMALISEREN WATERAANVOER
A
OPTIMALISEREN VAN DE WATERAANVOER (A1B1)
EILAND VAN WEERT (WS Peel en Maasvallei, ARK-Natuurontwikkeling, Limburgse Land- en Tuinbouwbond (afd. Weerterland), Natuurmonumenten
Het proefproject Eiland van Weert omvat een studie naar klimaatbestendige watermaatregelen op het Eiland van Weert. In 2014 hebben de samenwerkende partners WS Peel en Maasvallei, ARK-Natuurontwikkeling, Limburgse Land- en Tuinbouwbond, Natuurmonumenten en de gemeente Weert vijf deelprojecten opgestart die in 2015 worden gerealiseerd. De eerste nadere uitwerking van de studie naar klimaatbestendige watermaatregelen is de realisatie van een groen-blauwe zone in Stramproy in de gemeente Weert. Met het realiseren van onder andere peilgestuurde drainage worden maatregelen uit het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer in de agrarische kerngebieden van Weert en Nederweert uitgevoerd. Voor de bovenloop van de Tungelroyse Beek, inclusief de waterloop Raam en het 35 hectare grote natuurgebied Kruispeel, is voor een beeldalbrede benadering gekozen. De overige twee deelprojecten omvatten een uitbreiding c.q. versterking van de klimaatbuffers Wijffelterbroek en Weerterbos en de realisatie van no-regret maatregelen voor het herstel van watersystemen en de buffering van water.
VOORBEELDPROJECT
en de gemeente Weert)
MAATREGEL
EFFECT
De maatregel bestaat uit het omschakelen van ploegen naar nietkerende grondbewerking op grasland. Door ploegen vindt een sterke afbraak van organische stof plaats. Door in plaats daarvan te eggen of een andere niet-kerende grondbewerking toe te passen, kan het gehalte organische stof in de wortelzone uiteindelijk met 3% verhoogd worden. De structuur van de bodem verbetert en daarmee ook het vochtvasthoudend vermogen.
De maatregel resulteert in een structurele vermindering van het tekort aan vocht met ongeveer 10 mm.
WAAR AREAAL Oost: 390.000 ha Zuid: nader te bepalen
KANSEN & INNOVATIES
De maatregel is toepasbaar op grasland.
VERBETEREN VAN DE BODEM VOOR GRASLAND
L
VERBETEREN VAN DE BODEM VOOR GRASLAND (L4)
L
VERBETEREN VAN DE BODEM VAN BOUWLAND (L3) MAATREGEL
WAAR
De maatregel bestaat uit het inzaaien van groenbemesters en het langjarig aanvoeren van compost op bouwland. Op deze manier kan het gehalte organische stof in de wortelzone met 3% verhoogd worden. De structuur van de bodem verbetert en daarmee ook het vochtvasthoudend vermogen.
De maatregel is toepasbaar op bouwland.
AREAAL Oost: 156.000 ha Zuid: nader te bepalen
VERBETEREN VAN DE BODEM VAN BOUWLAND
De maatregel resulteert in een structurele vermindering van het tekort aan vocht voor het gewas met ongeveer 10 mm.
Naast de extra beschikbaarheid van water leidt deze maatregel ook tot een betere benutting van nutriënten en minder ziektedruk. Ook dat vertaalt zich in extra opbrengst van het gewas. Verder leidt de maatregel tot een vermindering van piekafvoeren in natte periodes doordat de neerslag beter in de bodem kan infiltreren.
KANSEN & INNOVATIES
EFFECT
NEVENEFFECTEN
L
SLIM BEREGENEN (L6) MAATREGEL
EFFECT
De maatregel bestaat uit het gericht beregenen op basis van ruimtelijke informatie over vochttekorten in de bodem en de watertekorten van de gewassen. Deze gegevens worden continu verzameld via veld- en satellietwaarnemingen. Agrariërs kunnen via verschillende aanbieders online toegang krijgen tot de informatie.
Met de maatregel kan een agrariër gemiddeld een halve beregeningsbeurt per jaar besparen terwijl hij wel hetzelfde resultaat bereikt.
AREAAL Oost: 55.000 ha Zuid: nader te bepalen
SLIM BEREGENEN
De maatregel is vooral toepasbaar op grasland en bouwland waar in de huidige situatie al beregening plaatsvindt.
KANSEN & INNOVATIES
WAAR
A
WATER VASTHOUDEN OP PERCEELNIVEAU (A5)
EFFECT De maatregel resulteert in een verhoging van de grondwaterstand en een vermindering van het tekort aan bodemvocht voor het gewas. Dit betekent
dat er meer vocht beschikbaar is of dat de periode dat tekorten optreden korter wordt.
gebieden en in een klein deel van de aanvoergebieden, maar niet in beekdalen.
WAAR
AREAAL
Deze maatregel is vooral toepasbaar in de vrij-afwaterende
Oost: 8.033 ha Zuid: 72.184 ha
WATER VASTHOUDEN OP PERCEELNIVEAU
De maatregel bestaat uit diverse kleinere ingrepen zoals het plaatsen van stuwtjes, dammetjes en regelbare buisdrainage. Doel is het vasthouden van water op perceelsniveau. De maatregel is aanvullend op het optimaliseren van de wateraanvoer en het vasthouden van water op gebiedsniveau (maatregel A2 en A4) en moet gezien worden als het ‘finetunen’.
KANSEN & INNOVATIES
MAATREGEL
N
OMVORMEN VAN NAALDBOS NAAR LOOFBOS (N1) waardoor zo’n 20 cm extra water beschikbaar is voor aanvulling van het grondwater. Het areaal naaldbos is groot en daarmee is dit in potentie een belangrijke maatregel.
EFFECT
De omzetting van naald- naar loofbos leidt meestal ook tot een flinke vergroting van de biodiversiteit.
De maatregel leidt tot robuustere ecosystemen die minder gevoelig zijn voor een toename van de dynamiek in neerslag en temperatuur. Bovendien is de verdamping van loofbos en heide veel lager dan van naaldbos,
NEVENEFFECTEN
AREAAL Oost: 667 ha
OMVORMEN VAN NAALDBOS NAAR LOOFBOS
De maatregel bestaat uit het omvormen van naaldbos naar loofbos of heide. De terreinbeheerders in regio Oost werken al aan een regeling om dit te stimuleren. De komende jaren zullen pilots worden uitgevoerd.
KANSEN & INNOVATIES
MAATREGEL
WAAR
De maatregel bestaat uit het inzetten van spoelwater van grondwaterwinningen om natuurgebieden van water te voorzien in droge periodes. Dit wordt bijvoorbeeld al toegepast in de natuurgebieden Groot Meer en Klein Meer met spoelwater van de waterwinning Vessem.
De maatregel wordt toegepast bij vijf winningen in de regio Oost. Voor zuid is de inschatting dat de maatregel bij vijf winningen van de drinkwaterbedrijven Brabant Water en WML ingezet kan worden.
EFFECT Met de maatregel kunnen natuurgebieden nat worden gehouden.
AREAAL Oost: 5 stuks Zuid: nader te bepalen
KANSEN & INNOVATIES
MAATREGEL
HERGEBRUIK VAN SPOELWATER VAN GRONDWATERWINNINGEN
D
HERGEBRUIKEN VAN SPOELWATER VAN GRONDWATERWINNINGEN (D2)
(ZLTO, vier industriële bedrijven, Brabantse Delta en De Dommel) Een groot natuurgebied van Natuurmonumenten en een landbouwgebied dat gebruikt wordt door melkveehouders en tuinbouwers ondervinden last van verdroging. In dit project werken ZLTO, vier industriële bedrijven en waterschappen Brabantse Delta en De Dommel samen om de droogteschade te minimaliseren. De betrokken partijen slagen daar gezamenlijk in door gezuiverd restwater van de bedrijven, afkomstig van een aangrenzend bedrijventerrein, te hergebruiken. Het gezuiverde restwater wordt via een buis naar een opvangvoorziening in het landbouwgebied gepompt, waarna het via de sloten en infiltratie ten goede komt aan landbouw en natuur. Een extra maatregel binnen dit project is dat schoon dakwater gebruikt wordt om verdroging te bestrijden.
VOORBEELDPROJECT
Waterkringloop Tilburg - Dongen
De maatregel zorgt ervoor dat bij hevige regen minder overstortingen vanuit het riool op het oppervlaktewater optreden. Hierdoor raakt het oppervlaktewater minder vervuild. Doordat het rioolwater minder wordt verdund met regenwater, verbetert bovendien het rendement van de rioolwaterzuivering. De maatregel draagt verder bij aan het voorkomen van wateroverlast in de stad door demping van de afvoerpieken. Het geïnfiltreerde water zorgt voor een betere vochtvoorziening van het stedelijk groen.
WAAR De maatregel wordt toegepast in bestaand stedelijk gebied, vooral op plekken waar hevige regenbuien in de zomer problemen geven.
AREAAL Oost: 487 ha, Zuid: 422 ha
VAN DE RIOLERING
EFFECT
De maatregel bestaat uit het afkoppelen van regenwater dat op daken en verhardingen valt van de rioleringssystemen. Dat kan door het vervangen van de klassieke gemengde riolering door riolering waar het regenwater gescheiden blijft van het afvalwater. Het kan ook door het creëren van mogelijkheden voor infiltratie van neerslag in de bodem op plaatsen waar de bodem en het grondwater dat toelaten. Denk aan het ontharden van oppervlakken en het aanleggen van wadi’s. Veel gemeenten zijn hier al mee bezig.
ROBUUST WATERSYSTEEM
MAATREGEL
AFKOPPELEN VAN REGENWATER
S
AFKOPPELEN VAN REGENWATER VAN DE RIOLERING (S1)
A
AANLEGGEN VAN WATERBUFFERS BIJ KLEINE STEDELIJKE KERNEN (A7)
EFFECT
AREAAL
Met de maatregel kunnen pieken in de neerslag worden opgevangen, waarbij
Oost: 2 stuks Zuid: 25 stuks
WAAR Kansrijke plekken zijn locaties waar wateroverlast optreedt, met name bij stevige buien in de zomer.
BIJ KLEINE STEDELIJKE KERNEN
het water in het gebied blijft. Het opgeslagen water vormt een buffer die bijvoorbeeld kan worden gebruikt in de glastuinbouw of voor stedelijk water.
AANLEGGEN VAN WATERBUFFERS
De maatregel bestaat uit het aanleggen van waterplassen in de buurt van kleinere stedelijke kernen. De plassen worden gebruikt voor het bergen van piekafvoeren tijdens hevige zomerse buien in het stedelijk gebied. Het water kan bijvoorbeeld via wadi’s naar de plassen worden geleid. De maatregel is een aanvulling op het afkoppelen en infiltreren van regenwater in het stedelijk gebied (maatregel S1).
ROBUUST WATERSYSTEEM
MAATREGEL
Om wateroverlast in de lager gelegen gebieden te voorkomen wordt deze maatregel niet toegepast in beekdalen.
EFFECT In combinatie met maatregelen op perceelsniveau (maatregel A5) resulteert de maatregel in een stijging van het grondwater van gemiddeld ongeveer 20 cm. Dit leidt tot een vermindering van het tekort aan vocht voor het gewas met 10 tot 15 mm.
NEVENEFFECTEN De maatregel heeft als neveneffect een vertraagde afvoer van neerslag gedurende het gehele jaar. Dit kan leiden tot minder droge percelen. Dat kan een voordeel zijn, maar kan ook als nadeel worden ervaren. In het laatste geval valt te overwegen om de maatregel te combineren met regelbare buisdrainage.
AREAAL Oost: 13.570 ha
VRIJ-AFWATERENDE GEBIEDEN
WAAR
De maatregel bestaat uit het verhogen van de bodem van kleine waterlopen in de vrij-afwaterende gebieden. Dit leidt tot een verhoging van de grondwater-stand aan het begin van het groeiseizoen.
ROBUUST WATERSYSTEEM
MAATREGEL
WATER VASTHOUDEN IN
A
WATER VASTHOUDEN IN VRIJ-AFWATERENDE GEBIEDEN (A4)
Het aanpassen van de beken resulteert in een verhoging van de grondwaterstand aan het begin van het groeiseizoen met 20 cm. Dit leidt tot een vermindering van het tekort aan vocht voor het gewas met 10 tot 15 mm. Geschat wordt dat het invloedsgebied van de grondwaterstandverhoging ongeveer twee keer zo groot is als het oppervlak van het beekdal. Het bergen van water op maaiveld leidt tot nog een extra vermindering van het vochttekort met zo’n 7 mm. Herstel van de natuurlijke dynamiek van de beken heeft een positief effect op de waterkwaliteit.
WAAR De maatregel is vooral toepasbaar in de beekdalen van de vrij-afwaterende gebieden.
AREAAL Oost: 14.131 ha, Zuid: 25.133 ha
BEEKDALEN
EFFECT
De maatregel bestaat uit het ondieper maken van beken en het aanpassen van de inrichting ten behoeve van een natuurlijke dynamiek. Uitgegaan wordt van een gemiddelde verhoging van de bodem van de beken met 40 cm. Naast het aanpassen van de beken wordt - waar mogelijk - in natte periodes tijdelijk water geborgen op maaiveld. Hierdoor is in droge periodes meer water beschikbaar voor natuur, landbouw en recreatie en neemt de piekafvoer af. Tijdelijke wateroverlast op de percelen moet wel ingepast worden in de bedrijfsvoering van landbouw. Ook natuurdoelen moeten hier mogelijk op worden aangepast.
ROBUUST WATERSYSTEEM
MAATREGEL
ROBUUST HERINRICHTEN VAN
A
ROBUUST HERINRICHTEN VAN BEEKDALEN (A6)
Het opgeslagen water vormt een buffer voor droge tijden.
WAAR De maatregel kan in verschillende gebieden worden ingezet zoals beekdalgraslanden, rabatbossen en verdroogde elzenbroekbossen.
AREAAL Oost: 1.969 ha
VAN NATUURGEBIEDEN
EFFECT
De maatregel bestaat uit het bergen van water in oppervlaktewater of op maaiveld in natuurgebieden waar de gestelde natuurdoelen dit toelaten. Dit zijn veelal natuurdoelen die geen bijzondere eisen stellen aan de waterhuishouding. Een voorbeeld van de maatregel is het vaker laten overstromen van een beek, waarbij het water wordt opgeslagen in het naastgelegen grasland.
ROBUUST WATERSYSTEEM
MAATREGEL
WATER BERGEN IN OPPERVLAKTEWATER
N
WATER BERGEN IN OPPERVLAKTEWATER VAN NATUURGEBIEDEN (N5)
N
WATER VASTHOUDEN IN DE BODEM VAN NATUURGEBIEDEN (N4)
WAAR De maatregel is toepasbaar in vochtige bossen en graslanden. Kansen liggen vooral in verdroogde gebieden van het Nationaal Natuurnetwerk die geen bijzondere eisen stellen aan de waterhuishouding.
EFFECT
AREAAL
Met de maatregel kan de grondwaterstand ongeveer 20 cm
Oost: 11.466 ha Zuid: 17.900 ha
BODEM VAN NATUURGEBIEDEN
worden verhoogd. Dit leidt tot een vermindering van het tekort aan vocht voor de vegetatie met 10 tot 15 mm.
WATER VASTHOUDEN IN DE
De maatregel bestaat uit het vasthouden van water in de bodem van natuurgebieden waar de gestelde natuurdoelen dat toelaten. Dit zijn veelal natuurdoelen die geen bijzondere eisen stellen aan de waterhuishouding. Het vasthouden van water gebeurt door het plaatsen van stuwtjes en dammetjes in de kleine watergangen.
ROBUUST WATERSYSTEEM
MAATREGEL
Uitgangspunt is dat met de maatregel het huidige gemiddelde vochttekort van 57 mm in de laagvenen wordt gecompenseerd.
WAAR De maatregel wordt toegepast rond de Weerribben-Wieden.
BIJ LAAGVEENGEBIEDEN
EFFECT
De maatregel bestaat uit het aanvoeren van water naar laagveengebieden, waar het wordt opgeslagen in bufferzones rond de gebieden. De buffer voorkomt dat water uit het gebied naar de omgeving verdwijnt. Omdat het aangevoerde water een andere samenstelling heeft dan water uit het gebied, mag het niet direct worden doorgevoerd naar het gebied zelf.
ROBUUST WATERSYSTEEM
MAATREGEL
OPZETTEN PEIL IN BUFFERZONES
N
OPZETTEN VAN HET PEIL IN BUFFERZONES BIJ LAAGVEENGEBIEDEN (N6)
EFFECT
De maatregel bestaat uit het herstellen van het systeem van graften (greppels) op de hooggelegen plateaus. Hierdoor kan neerslag beter infiltreren. In de huidige situatie infiltreert het water bij beperkte regenval goed in de grond, maar bij hevige regenval stroomt het vaak snel via de steile hellingen naar de beekdalen. Erosie leidt dan tot verlies aan lössgrond.
De maatregel resulteert in vermindering van de erosie. Naast de landbouw profiteren ook de hellingbossen hiervan.
WAAR De maatregel is alleen van toepassing in regio Zuid.
ROBUUST WATERSYSTEEM
MAATREGEL
HERSTELLEN VAN GRAFTEN
ZL
HERSTELLEN VAN GRAFTEN (ZL1)
Klimaatadaptatie Brongebied Baakse Beek (Rijn en IJssel) Het brongebied van de Baakse Beek beslaat een oppervlakte van ongeveer 1000 hectare op de terrasrand van het Oosthet watersysteem zeer snel op neerslag. Het gevolg is dat hoge afvoerpieken dikwijls tot wateroverlast leiden. Gedurende droogteperioden beperkt de lage afvoercapaciteit van de watervoerende laag de mogelijkheden voor beregening. Daardoor zijn de agrarische sector en de natuur bijzonder gevoelig voor droge periodes. Samen met de gemeente Oost Gelre, provincie Gelderland, LTO Noord, een lokale agrarische natuurvereniging en de burgers in het gebied streeft het waterschap Rijn en IJssel naar een ’stroomgebied op orde’ dat extremen in nat en droog goed kan opvangen en significante schade of overlast kan voorkomen. Enkele van de maatregelen die uitgewerkt zullen worden zijn: het verhogen van de drainagebasis, het vasthouden van water in natuurgebieden en het aanleggen van waterbuffers nabij de stedelijke kern Lichtenvoorde. Bij de uitwerking van deze maatregelen wordt de omgeving nadrukkelijk betrokken om de inpassing en de gebruiksmogelijkheden van deze gebieden te versterken.
VOORBEELDPROJECT
Nederlands plateau. Door het grote verhang in het gebied en de beperkte omvang van de watervoerende laag reageert
Oost: 60.000 ha Zuid: nader te bepalen
EFFECT De huidige watergift door beregening is 57 mm per jaar. 5% extra beregening resulteert in een vermindering van het tekort aan vocht voor het gewas van circa 3%.
BEREGENING
AREAAL
De maatregel bestaat uit het intensiveren van de beregening met 5% in gebieden die in de huidige situatie ook al beregend worden.
ECONOMISCH PERSPECTIEF
MAATREGEL
INTENSIVEREN VAN BESTAANDE
L
INTENSIVEREN VAN BESTAANDE BEREGENING (L8B)
EFFECT Met de maatregel kan het gemiddelde jaarlijkse vochttekort van 57 mm worden gecompenseerd.
WAAR De maatregel wordt toegepast in gebieden waar agrariërs de gevolgen
van droogte direct ervaren. Dit zijn gebieden waar de droogteschade van akkerbouw groter is dan 10% en van grasland groter dan 20%. Verder is het beregeningsbeleid van de provincie van belang voor de mogelijkheden om de maatregel uit te voeren.
NEVENEFFECTEN Uitbreiding van beregening leidt tot verdere daling van de zomergrondwaterstanden. Hierdoor kan de toestroom van grondwater naar de beken of natuurgebieden verder onder druk komen te staan. Bovendien is deze maatregel niet altijd inzetbaar, omdat de regionale
waterbeheerder in hele droge periodes over kan gaan op een beregeningsverbod, juist om de kwetsbare grondwaterafhankelijke functies te beschermen.
AREAAL Oost: 400 ha
UIT GRONDWATER
De maatregel bestaat uit het uitbreiden van de beregening uit grondwater in de vrij-afwaterende gebieden. Het gaat zowel om een uitbreiding van het areaal waar beregend wordt als om intensivering van de bestaande beregening.
ECONOMISCH PERSPECTIEF
MAATREGEL
UITBREIDEN VAN BEREGENING
L
UITBREIDEN VAN BEREGENING UIT GRONDWATER (L8A)
L
UITBREIDEN VAN BEREGENING UIT OPPERVLAKTEWATER (L7)
EFFECT
De maatregel wordt toegepast in gebieden waar agrariërs de gevolgen van droogte direct ervaren. Dit zijn gebieden waar de opbrengstderving van akkerbouw groter is dan 10% en van grasland groter dan 20%.
Met de maatregel kan het gemiddelde jaarlijkse vochttekort van 57 mm worden gecompenseerd. Een belangrijke beperkende factor is de beschikbaarheid van water. In Zuid-Nederland is een beregeningsverbod uit oppervlaktewater om het andere
WAAR
AREAAL Oost: 1.200 ha
UIT OPPERVLAKTEWATER
jaar inmiddels gangbare praktijk. Door klimaatverandering zal de beschikbaarheid nog verder onder druk komen te staan.
UITBREIDEN VAN BEREGENING
De maatregel bestaat uit het intensiveren van de beregening uit oppervlaktewater in de wateraanvoergebieden waar nu ook al beregend wordt.
ECONOMISCH PERSPECTIEF
MAATREGEL
De watervoorraden vormen een reserve voor droge periodes.
WAAR De maatregel wordt toegepast in regio Zuid en sporadisch ook in regio Oost.
OP LANDBOUWGROND
EFFECT
De maatregel bestaat uit het aanleggen van waterbassins op landbouwpercelen in hellende gebieden. De bassins worden gebruikt voor lokale opslag van water. Deze zogenoemde ‘waterhouderij’ vindt plaats in kleinschalige bassins van ongeveer 1,5 hectare.
ECONOMISCH PERSPECTIEF
MAATREGEL
AANLEGGEN VAN WATERBUFFERS
L
AANLEGGEN VAN WATERBUFFERS OP LANDBOUWGROND (L12 ZL3)
WAAR
De maatregel bestaat uit het vervangen van beregening van gewassen door druppelirrigatie. Hiermee kan de efficiëntie van de watergift worden verhoogd van 75% naar 95%.
De maatregel is toepasbaar in kapitaalintensieve teelten waar in de huidige situatie al beregening plaatsvindt, zowel in de aanvoergebieden als in de vrijafwaterende gebieden.
EFFECT
NEVENEFFECTEN
Met de maatregel wordt voorkomen dat ongeveer 10 mm water per jaar verdampt als gevolg van beregening. Op die manier komt evenzoveel water per jaar extra beschikbaar voor het gewas.
Naast de waterbesparing resulteert druppelirrigatie in een betere mestvoorziening van het gewas en betere mogelijkheden voor ziektebestrijding. Daarmee wordt ook de opbrengst van de gewassen hoger.
AREAAL Zuid: 883 ha
ECONOMISCH PERSPECTIEF
MAATREGEL
TOEPASSEN VAN DRUPPELIRRIGATIE
L
TOEPASSEN VAN DRUPPELIRRIGATIE (L5)
Het praktijknetwerk Boer, Bier, Water is een initiatief van ZLTO en Bavaria. Het praktijknetwerk bestaat uit drie deelprojecten. In één van de deelprojecten wordt onderzocht of de 1,5 miljoen m3 gezuiverd restwater die Bavaria nu jaarlijks op het watersysteem loost (Goorloop en ringsloten) kan worden benut voor de watervoorziening van de landbouw in de regio rondom Lieshout. Het waterschap participeert in dit project vanuit haar gebieds- en watersysteemkennis. Het deelproject kent twee sporen. In beide sporen ligt de nadruk op zowel technische als sociale innovatie. De bestuurlijke bereidheid van waterschap, ZLTO, Bavaria en Rijkswaterstaat is aanwezig. Ook de grondgebruikers, inclusief de buren, zijn enthousiast om aan de slag te gaan. Kortom: de kans dat het project doorgang vindt is bijzonder groot. Wanneer dit traject slaagt kan het als een uitstekend voorbeeld voor de aanpak van andere hoge gronden dienen.
VOORBEELDPROJECT
BOER-BIER-WATER (Bavaria, ZLTO en Aa en Maas)
WAAR
De maatregel bestaat uit het omzetten van maïsakkers in grasland.
De maatregel is toepasbaar in gebieden met een groot risico van verdroging.
EFFECT De maatregel leidt tot een afname van de verdamping en het watergebruik.
AREAAL Oost: 90.000 ha Zuid: nader te bepalen
ACCEPTEREN / ADAPTEREN
MAATREGEL
OMSCHAKELEN VAN MAÏS NAAR GRAS
L
OMSCHAKELEN VAN MAÏS NAAR GRAS (L10)
EFFECT De maatregel resulteert in een hogere opbrengst van het gewas doordat minder droogte- of natschade optreedt. Daartegenover kunnen extra kosten staan voor eventuele aanpassingen in de bedrijfsvoering en mechanisatie.
Het netto resultaat moet in de praktijk blijken. De laatste jaren zijn al wel goede ervaringen opgedaan met meer klimaatrobuuste grassoorten zoals rietzwenkgras en rode klaver.
WAAR De maatregel is het meest kansrijk in de gebieden waar de droogteschade in de landbouw op dit moment het grootst is. Verder is de maatregel vooral relevant in gebieden zonder wateraanvoer en met beperkte beregeningsmogelijkheden. Dat kan het geval zijn rond natuurgebieden of in een hoger gelegen gebied.
NEVENEFFECTEN Andere gewassen kunnen gunstige neveneffecten hebben zoals verbetering van de bodem.
AREAAL Oost: 120.000 ha
TOEPASSEN VAN
De maatregel bestaat uit het selecteren van gewassen die beter bestand zijn tegen droogte of wateroverlast. Uitgangspunt is dat agrariërs zelf kiezen of en wanneer zij overstappen op andere gewassen. Het moet namelijk goed inpasbaar zijn in hun bedrijfsvoering.
ACCEPTEREN / ADAPTEREN
MAATREGEL
KLIMAATBESTENDIGE GEWASSEN
L
TOEPASSEN VAN KLIMAATBESTENDIGE GEWASSEN (L2)
De maatregel bestaat uit het verbinden van natuurgebieden als onderdeel van de realisatie van het Nationaal Natuurnetwerk.
EFFECT De maatregel leidt tot robuuste natuurgebieden met ruimte voor ecologische processen en natuurontwikkeling.
Soorten kunnen zich makkelijk verplaatsen naar nieuwe leefgebieden en zich zo aanpassen aan klimaatverandering. Het hoofddoel van de maatregel is bescherming van de biodiversiteit. Tegelijk kunnen de gebieden functioneren als klimaatbuffer voor het vasthouden en bergen van water.
OVERIGE MAATREGELEN
MAATREGEL
VERBINDEN VAN NATUURGEBIEDEN
N
VERBINDEN VAN NATUURGEBIEDEN (N7)
De maatregel is vooral kansrijk in integrale gebiedsontwikkelingen op inbreidingslocaties.
AREAAL Oost: 843 ha Zuid: 170 ha
STRUCTUREN IN NIEUW STEDELIJK GEBIED
WAAR
De maatregel bestaat uit het aanleggen van gecombineerde groen-blauwe structuren in nieuw stedelijk gebied. Denk bijvoorbeeld aan wadi’s: ondiepe geulen met gras in het openbaar groen die bij regenval het water opvangen. In de wadi infiltreert het water in de bodem of stroomt langzaam weg.
OVERIGE MAATREGELEN
MAATREGEL
AANLEGGEN VAN GROEN-BLAUWE
D
AANLEGGEN VAN GROEN-BLAUWE STRUCTUREN IN NIEUW STEDELIJK GEBIED (S4)
MAATREGEL
EFFECT Een meer duurzame en toekomst- en klimaatbestendige watervoorziening in de regio.
WAAR Het waterproductiebedrijf verplaatst van Macharen (gemeente Oss) naar Veghel.
VERPLAATSEN VAN HET
regenrivier, veelal stedelijk afvalwater uit Europese steden transporteert met relatief hoge gehalten aan schadelijke stoffen. Ook speelt bij Macharen het probleem van bestrijdingsmiddelen.
OVERIGE MAATREGELEN
Brabant Water verplaatst de winning in Macharen en de vergunning naar een andere bestaande winlocatie. De grondwaterwinning voor waterproductiebedrijf Macharen is een ondiepe en zeer kwetsbare winning met beperkte mogelijkheden om de winning te beschermen. Het opgepompte grondwater bevat een groot aandeel oppervlaktewater, met name Maaswater. Door menselijke invloeden nemen de kwaliteitsrisico’s toe. Klimaatscenario’s wijzen uit dat door langere perioden van droogte de Maas, als een
WATERPRODUCTIEBEDRIJF MACHAREN
D
VERPLAATSEN VAN HET WATERPRODUCTIEBEDRIJF MACHAREN (D1)
De maatregel heeft als neveneffect dat de regionale wateren die gebruikt worden voor de wateraanvoer bevaarbaar blijven voor de beroeps- en recreatievaart en dat de kades stabiel blijven.
EFFECT In de beregende gebieden resulteert de aanvoer van water in een vermindering van het tekort aan vocht voor het gewas met 57 mm. In de niet-beregende gebieden is de vermindering van het tekort 23 mm.
HUIDIGE WATERAANVOER
NEVENEFFECTEN
De maatregel bestaat uit het behouden van de huidige wateraanvoer vanuit de grote rivieren en het IJsselmeer naar de bestaande wateraanvoergebieden op de hoge zandgronden. Daar wordt het water gebruikt voor beregening en aanvulling van het grondwater.
OVERIGE MAATREGELEN
MAATREGEL
BEHOUDEN VAN DE
SR
BEHOUDEN VAN DE HUIDIGE WATERAANVOER (SR1)
WAAR
De maatregel bestaat uit het herinrichten van oeverzones van zwemplassen om de waterkwaliteit te verbeteren. Door de plassen zo in te richten dat meer peilfluctuatie mogelijk is, kunnen ze bovendien als zoetwaterbuffer functioneren. Dat kan door meer water in de plassen vast te houden, maar ook door er actief water in te pompen.
De maatregel wordt toegepast bij zwemplassen waar het risico bestaat van verslechtering van de waterkwaliteit. De maatregel wordt ook ingezet bij zwemplassen waar de omgeving gebruik kan maken van het extra geborgen water.
OVERIGE MAATREGELEN
MAATREGEL
HERINRICHTEN VAN ZWEMPLASSEN
SR
HERINRICHTEN VAN ZWEMPLASSEN (SR4)
Deze maatregel is alleen van toepassing in regio Zuid.
EFFECT De maatregel resulteert in vermindering van de erosie. De aanleg van bos is in de eerste plaats gunstig voor de landbouw, maar daarnaast ook voor natuurontwikkeling, recreatie en de belevingswaarde van het landschap.
OP HELLINGEN
WAAR
De maatregel bestaat uit het aanleggen van stroken bos op hellingen. Dit is een aanvulling op het herstellen van graften (maatregel ZL1), waarbij nog meer water in de bodem kan infiltreren.
OVERIGE MAATREGELEN
MAATREGEL
AANLEGGEN VAN BOSSTROKEN
ZL
AANLEGGEN VAN BOSSTROKEN OP HELLINGEN (ZL2)
MAATREGEL: COMMUNICATIE EN EDUCATIE •
Themakaarten stedelijk gebied (eventueel met aangevuld 3D-simulaties): waar is hittestress en waar is wateroverlast?
•
•
Aanhaken bij onderwijsprogramma’s met lesmateriaal over klimaatverandering en droogte Bewustwording creëren bij burgers zodat zij mee willen werken aan klimaatbestendige inrichting, zoals tuinen met weinig verhard oppervlak.
OVERIGE MAATREGELEN
Niet-fysieke maatregelen bestaan ten eerste uit het vergroten van bewustzijn bij burgers over de gevolgen van klimaatverandering en de bijdrage die zij zelf kunnen leveren. Ten tweede richten niet-fysieke maatregelen zich op het ontwikkelen van kennis.
NIET-FYSIEKE MAATREGELEN
NF
NIET-FYSIEKE MAATREGELEN
NF
NIET-FYSIEKE MAATREGELEN
•
De effecten van de maatregelen uit het werkprogramma hangen mede af van de omstandigheden ter plaatse. Daarom is het nodig om te monitoren wat de effecten zijn. Eerste stap is om een methode voor de monitoring op te stellen. Tweede stap is om de monitoring uit te voeren. Van nieuwe maatregelen, die op dit moment in pilots worden uitgetest, worden de effecten onderzocht. Pilots betreffen: de subinfiltratie
•
van effluent, gebruik slimme stuwen, bodemverbetering binnen landgoederen, omzetten naaldbos naar loofbos, aanhaken landbouwsector bij verbetering watersysteem door waterschap. Hoewel er zicht is op de effecten van individuele maatregelen is het totaaleffect op het watersysteem als meerdere maatregelen worden gestapeld nog niet bekend. Dit vraagstuk is onderdeel van het onderzoeksprogramma Lumbricus.
NIET-FYSIEKE MAATREGELEN
•
OVERIGE MAATREGELEN
MAATREGEL: KENNISONTWIKKELING
In opdracht vanWin
Kernteam Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON) en Kernteam Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ)
Teksten
Wing en De Heer & Co., in samenwerking met Kernteam Zoetwatervoorziening Oost Nederland (ZON) en Kernteam Deltaplan Hoge Zandgronden (DHZ)
Beeldmateriaal
Bas Worm, Brabant Water, Doelbeelden, Flickr, Panoramio, Pixabay, Provincie Overijssel, Shutterstock, Waterschap Aa en Maas, Waterschap Peel en Maasvallei, Waterschap Vechtstromen, Wing
Vormgeving Wing Druk
Datum
Proud Press November 2015
COLOFON
COLOFON
LEN VOOR 33 MAATREGE HOON WATER VOLDOENDE SC ANDGRONDEN OP DE HOGE Z ID-NEDERLAND U Z N E TS O O IN 1 2016-202