WEGWIJZER: Implementatie Participatiewet IJsselstein 1. Aanleiding Per 1 januari 2015 worden de gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van de Participatiewet. Met de Participatiewet komen er voor de gemeenten taken op het terrein van werk en inkomen bij. De (volledige) implementatie van de Participatiewet – en het gerealiseerd hebben van alle wijzigingen die daarbij horen – zal niet vóór 1 januari 2015 zijn afgerond. Wat klaar moet zijn is uiteraard klaar! Hierbij opgemerkt dat de gevolgen van de wet in 2015 nog relatief gering zijn. De wijzigingen die de Participatiewet met zich meebrengt zijn uiteindelijk vérstrekkend en zullen, bijvoorbeeld ten aanzien van uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de uitvoering door WIL, de komende jaren stapsgewijs worden doorgevoerd. Tegelijkertijd is de implementatie van de Participatiewet, als één van de drie decentralisaties, onderdeel van een grotere operatie, waarin op gemeentelijk niveau naar een toenemende samenhang en integraliteit binnen het gehele sociaal domein wordt toegewerkt. De uitvoering van de Participatiewet draagt immers bij aan de integrale gemeentelijke doelstelling om alle inwoners van IJsselstein naar vermogen te laten participeren in de samenleving. Voor de participatiewet is hierbij het primaire referentiekader, daar waar dat kan in de vorm van (reguliere) arbeid. Daar waar dat niet mogelijk is, en daar waar (ook) naast werk andere vormen van ondersteuning noodzakelijk zijn, moet in het beleid én in de uitvoering, samenhang tussen de Participatiewet, de WMO en de Jeugdwet worden aangebracht. Uw raad heeft de afgelopen periode een aanzienlijk aantal documenten ontvangen rond de Participatiewet, waarover wij reeds met elkaar hebben gesproken of nog te spreken zullen komen. De komende periode zal dit niet minder worden. Op tal van onderdelen zullen de komende maanden immers de inhoudelijke kaders moeten worden gesteld en keuzes worden gemaakt om te komen tot een definitieve toekomstbestendige uitvoering. De voorliggende notitie is opgesteld als wegwijzer in dit complexe dossier. De notitie bevat geen nieuwe beleidsinformatie of inhoudelijke voorstellen. De notitie geeft een basale toelichting op de uitgangspunten en de op dit moment gemaakte keuzes ten aanzien van de uitvoering. Daarbij geeft de notitie een doorkijkje naar de onderwerpen die de komende maanden in uw raad aan de orde zullen zijn en de keuzes die gemaakt moeten worden en plaatst deze in het licht van de rol die uw raad daarbij heeft.
2. Startpunt: verantwoordelijkheden van de raad ten aanzien van de Participatiewet De uitvoering van de taken van de gemeente op het terrein van Werk en Inkomen is door de gemeente IJsselstein, ook nu al, op afstand geplaatst. De uitvoering vindt – voor de vijf Lekstroomgemeenten – plaats door WIL. Daartoe is een gemeenschappelijke regeling opgesteld. In de gemeenschappelijke regeling WIL is opgenomen dat WIL voor de gemeente IJsselstein alle 1 verordenende en beleidsmatige taken op het gebied van de Participatiewet uitvoert . Uiteraard stelt de gemeente hiervoor wel de kaders. De manier waarop is als volgt geregeld: WIL stelt jaarlijks een kaderbrief op als startdocument voor het overleg met de deelnemende gemeenten over het te voeren beleid. De kaderbrief is het uitgangs- en startpunt voor de begroting van het daaropvolgende jaar. Het is aan de gemeente om wensen en voorwaarden ten aanzien van de uitvoering door WIL in deze fase in te brengen. Op basis van het overleg met de gemeenten stelt WIL de jaarlijkse programmabegroting en een beleidsplan op. De gemeente toetst vervolgens of in deze documenten de beleidsmatige inbreng van de gemeente voldoende is verwerkt. Het geven van een zienswijze op de begroting, beleidsplan en kaderbrief van WIL is in IJsselstein gedelegeerd door de raad aan het college. In het geval van majeure beleidswijzigingen en/of gevolgen voor de gemeente begroting wordt de raad hier door het college in gekend. De raad wordt derhalve 1
Hetzelfde geldt voor de wet Schuldhulpverlening. Uitzonderingen zijn de bevoegdheid met betrekking tot het vaststellen van het lokaal minimabeleid en het beleid ingevolge de bijzondere bijstand .
1
betrokken bij het stellen van kaders over de Participatiewet op het moment dat de raad door het college betrokken wordt bij het geven van een zienswijze op de begroting/beleidsplan van WIL. Het opstellen en vaststellen van de Verordeningen van de Participatiewet is rechtstreeks aan de WIL gedelegeerd. Hierbij hebben raad en college dus geen directe rol. Deze rol is er wel indirect, omdat de verordeningen immers, behalve op de wet, ook gebaseerd zijn op de uitgangspunten van het beleid, zoals opgenomen in de begroting en het beleidsplan van WIL. In het eerste kwartaal van 2015 ontvangt de gemeente de versie 2.0 van het Beleidsplan 2014-2018 van WIL. Hierin zij de gevolgen en uitgangspunten van de participatiewet vertaald. De gemeente zal ook op dit beleidsplan een zienswijze geven. De raad wordt hierbij betrokken. Naast de kaderstellende rol van de raad zoals hierboven beschreven, heeft de raad vanzelfsprekend een controlerende taak ten aanzien van de Participatiewet. De controle richt zich op de uitvoering door de WIL en vindt plaats via de reguliere P&C cyclus van de gemeente en WIL. Onderdeel van de P&C cyclus van WIL zijn regionale raadsbijeenkomsten waarin de rapportages worden toegelicht. Via de rapportages volgt de raad of inhoudelijke doelen, prestatie indicatoren en financiële afspraken worden gehaald.
3. Kader voor beleid en uitvoering: indeling in “klantgroepen” De Participatiewet kent veel deelonderwerpen, -regelingen en -instrumenten. Een overzicht hiervan en de stand van zaken ten aanzien van de implementatie en uitvoering is in de vorm van het Memo stand van zaken Participatiewet IJsselstein recent aan uw raad toegestuurd. Elk van de deelonderwerpen binnen dit kader draagt bij aan de aan de Participatiewet ten grondslag liggende hoofddoelstelling om iedereen met arbeidsvermogen naar zo regulier mogelijk werk toe te leiden. Deze inzet draagt vervolgens weer bij aan de integrale gemeentelijke doelstelling om alle inwoners naar vermogen te laten participeren in de samenleving. Bij de beoordeling van de uitvoering en het stellen van kaders is het van belang deze hoofddoelstelling niet uit het oog te verliezen. Voor de beoordeling van de uitvoering en het stellen van kaders is een goed begrip van de verschillende klantgroepen van belang. De gemeente (WIL) hanteert in het kader van de Participatiewet een indeling in vier klantgroepen. Gezien het doel van de Participatiewet en de opdracht van WIL – het toeleiden van mensen naar werk – is de indeling in klantgroep gebaseerd op het perspectief dat mensen hebben op het verkrijgen van een (reguliere) baan en de dienstverlening die WIL ter ondersteuning van dat specifieke doel kan inzetten. Alle klanten van WIL worden op basis van een intake en beoordeling van de individuele situatie van de klant, ingedeeld in een van de vier vastgestelde klantgroepen. De indeling in klantgroep bepaalt welke inzet door WIL ten behoeve van de klant wordt gepleegd. Het is aan de gemeente om in zijn kaderstellende rol te beoordelen of de inzet per klantgroep voldoet aan de voorwaarden die de gemeente stelt. En om te beoordelen of en in hoeverre aanvullende activiteiten, al of niet door WIL, noodzakelijk zijn en daarop eventueel aanvullend beleid te formuleren. De indeling in klantgroepen, de bijbehorende dienstverlening en de keuzes die de gemeente ten aanzien hiervan nog te maken heeft, worden onderstaand toegelicht.
Klantgroep 1 “Reguliere arbeid. Vandaag” Deze groep betreft de mensen met de kleinste (zonder) afstand tot de arbeidsmarkt. Het gaat om mensen met een volledige verdiencapaciteit die direct regulier aan het werk zouden kunnen, maar (tijdelijk) zonder werk zitten. De ondersteuning die WIL voor deze groep levert is gericht op het faciliteren bij het zelf zoeken naar werk op basis van niet-vrijblijvende afspraken. WIL ondersteunt mensen bij het vinden naar werk o.a. door het voor werkgevers beschikbaar en inzichtelijk maken van geschikte kandidaten. De accountmanagers Werk van WIL vervullen hierin een belangrijke functie in en een goed e-portfolio waarmee mensen worden geholpen dit op te stellen. Voor deze groep worden ook diverse instrumenten ingezet zoals; diagnose instrumenten,
2
assessments, (sollicitatie) trainingen en workshops. Groeps-aanpak en empowerment zijn hierbij belangrijke uitgangspunten. Voor deze groep worden ook instrumenten ingezet meer gericht op de vraagzijde (de werkgevers) zoals; als werkervaringsplekken, proefplaatsing, loonkostensubsidie en begeleiding op de werkplek. De begeleiding van deze mensen wordt vooral gedaan door de eigen professionals van WIL en op de beursvloer aanwezige uitzendbureaus.
Gevolgen Participatiewet voor deze groep: Voor deze klantgroep heeft de Participatiewet geen wijzigingen tot gevolg. Rol gemeente: De gemeente beoordeelt op grond van het beleidsplan van WIL en de inhoudelijke en cijfermatige rapportages de (voorgenomen en gerealiseerde) inzet van WIL voor deze klantgroep. Gewenste bijstellingen (kaderstellend) brengt de gemeente in bij het gesprek met WIL over de kaderbrief voor het volgende jaar, zienswijze begroting/beleidsplan of tussentijds als daartoe noodzaak bestaat. Klantgroep 2 “ Reguliere arbeid. Maar niet vandaag” Wanneer het mensen betreft die niét direct klaar zijn voor een reguliere baan, is meer ondersteuning nodig. In klantgroep 2 worden de mensen ingedeeld die in staat geacht worden om met ondersteuning (op termijn) regulier werk met een volledige verdiencapaciteit te verwerven. De ondersteuning die WIL voor deze groep levert is gericht op: vanuit de motivatie van mensen en de mogelijkheden op de arbeidsmarkt- zo snel mogelijk de mate van arbeidscapaciteit te verhogen en relevante belemmeringen die tijdelijk spelen weg te nemen. Voor een deel ontvangen deze mensen hetzelfde aanbod als klantgroep 1 trainingen, workshops, sollicitatietraining, etc. Voor deze groep is de inzet echter meer gericht op het opdoen van werkervaring voor mensen die vooralsnog niet bemiddelbaar zijn naar regulier werk. Een instrument wat hierbij wordt ingezet is bijvoorbeeld de participatieplaats waarbij mensen met behoud van uitkering werkervaring opdoen. Andere instrumenten in dit kader zijn; werkervaringsplekken zonder baan intentie bij een werkgever als oriëntatie op de arbeidsmarkt; leerwerkstage, bedoeld om werkervaring en vaardigheden op te doen binnen een bepaald vakgebied. Voor mensen binnen deze groep waarbij de belemmeringen nog relatief groot zijn wordt ingezet op sociale activering (deelname aan activiteiten buitenshuis) en/of het doen van vrijwilligerswerk als eerste stappen richting werk. Gevolgen Participatiewet voor deze groep: Voor deze klantgroep heeft de Participatiewet geen wijzigingen tot gevolg. Rol gemeente: De gemeente beoordeelt op grond van het beleidsplan en de inhoudelijke en cijfermatige rapportages de (voorgenomen en gerealiseerde) inzet van WIL voor deze klantgroep. Gewenste bijstellingen (kaderstellend) brengt de gemeente in bij het gesprek met WIL over de kaderbrief voor het volgende jaar, zienswijze begroting/beleidsplan of tussentijds als daartoe noodzaak bestaat. Klantgroep 3 “Arbeid met structurele ondersteuning” Mensen met een (meer) structurele beperkte verdiencapaciteit voor wie volledig regulier werk om die reden geen mogelijkheid is, worden ingedeeld in klantgroep 3. De ondersteuning die WIL voor deze groep levert is gericht op: plaatsing op werk naar vermogen met (structurele) ondersteuning. Uitgangspunt is het verzilveren van de aanwezige verdiencapaciteit tegen zo laag mogelijke (structurele) begeleidingskosten. Voor deze klantgroep worden (mede) gespecialiseerde bedrijven ingezet, zoals onder andere het SW-bedrijf Pauw Bedrijven. De inzet van instrumenten op deze groep is divers. Voor een deel worden ook op deze groep dezelfde instrumenten ingezet. Dit gebeurt zowel aan de aanbod zijde (vergroten vaardigheden, werkervaring,
3
stage, vrijwilligerswerk, etc.) maar ook aan de vraagzijde (loonkostensubsidie, proefplaatsing, begeleiding op de werkplek, etc.). Specifieke inzet voor deze groep zijn speciale arrangementen richting werk en werkervaring met PAUW Bedrijven en andere SW bedrijven. Gevolgen Participatiewet voor deze groep: De gevolgen van de Participatiewet hebben vooral betrekking op deze groep. In die zin dat deze groep gaat toenemen als directe “klant” van de gemeente. Dit is het gevolg van de aanscherping van de Wajong en het “op slot gaan” van de Wsw. Voor deze groep komen en ook nieuwe instrumenten beschikbaar waar de gemeenten beleid op moeten ontwikkelen. Met de komst van de Participatiewet komen alléén volledig en duurzaam arbeidsongeschikte jongeren nog in aanmerking voor de Wajong, die onder verantwoordelijkheid van het UWV wordt uitgevoerd. Jongeren met een beperking die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt zijn, komen onder verantwoordelijkheid van de gemeente en zullen in beginsel overwegend in klantgroep 3 worden ingedeeld. Om er voor te zorgen dat er in de toekomst voldoende werkplekken zijn is er op landelijk niveau afgesproken dat er op termijn 125.000 werkplekken voor arbeidsbeperkten worden gerealiseerd. Per arbeidsmarkt regio worden er overleg platforms opgericht, de zogeheten regionale werkbedrijven, met gemeenten, UWV en de sociale partners (vakbonden, werkgevers) om deze plekken te realiseren en in te vullen. Dit regionale werkbedrijf krijgt geen juridische entiteit, het is een overleg platform, wel zullen de afspraken hieromtrent in een convenant worden vastgelegd. Het werkbedrijf gaat vooralsnog alleen over klangroep 3. Tevens zijn er nieuwe instrumenten voor de groep beschikbaar en is landelijk bepaald dat er in de arbeidsmarkt regio er voor deze groep afspraken worden gemaakt over de uniforme inzet van instrumenten. Om hiermee een gelijk speelveld te creëren voor alle partijen. Dit geldt voor nieuwe instrumenten maar ook voor instrumenten die al beschikbaar waren. Een nieuwe instrument is langdurige loonkostensubsidie die gemeenten kunnen verstrekken. Instrumenten die al beschikbaar waren maar waar nu afspraken over gemaakt moeten worden zijn; proefplaatsing (een vorm van werken met behoud van uitkering met als doel een beeld te krijgen van de werknemer op de werkplek); nazorg en job-coaching; no-risk polis (neemt risico’s weg voor werkgevers); werkvoorzieningen ( zaken als vervoer, meeneembare voorzieningen voor werkplekaanpassing, inzet van intermediaire voorzieningen (zoals doventolk)). Ook krijgen de gemeenten de beschikking over het instrument beschut werk. Beschut werk is voor mensen die uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden hebben om te werken in een dienstbetrekking. Het gaat bijvoorbeeld om mensen die door hun lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding en aanpassingen van de werkplek nodig hebben, dat niet van een reguliere werkgever mag worden verwacht dat hij deze mensen in dienst neemt. Gemeenten worstelen met de inrichting van beschut werk. De voorziening biedt werkzekerheid voor enkelen, maar gaat ten koste van de mogelijkheden tot ondersteuning van een grotere groep. Dat roept de vraag op of het niet beter - of goedkoper - is om in plaats van ‘duur beschut werk’ op een andere manier te bereiken dat deze groep participeert; bijvoorbeeld via vrijwilligerswerk of (nieuwe vormen van) dagbesteding. De voorziening beschut werk leidt bovendien tot een bepaalde rechtsongelijkheid, omdat een klein deel van de doelgroep van de participatiewet daarmee tot aan het pensioen een loongarantie krijgt. De gemeenten ontvangen (beperkt) middelen voor het realiseren van beschutte plaatsen. Beschut werken is geen doel op zich en ook niet verplicht voor gemeenten. Gemeenten kunnen zelf mensen voordragen bij het UWV of zij in aanmerking komen voor beschut werk. Indien het UWV dit vervolgens vaststelt is de gemeente verplicht te zorgen voor een dienstverband tegen minimaal het wettelijk minimumloon. De mensen die momenteel binnen de sociale werkvoorziening werkzaam zijn, zijn ook aan te merken als klantgroep 3. Deze mensen hebben een gegarandeerde Wsw-dienstbetrekking. De Wsw wordt thans uitgevoerd door Pauw Bedrijven. De huidige Wsw’ers behouden hun recht op een Wswdienstverband. Hiermee is hun positie een totaal andere als de andere mensen die zijn aan te merken als klantgroep 3. De uitvoering van de Wsw wordt gedaan door Pauw Bedrijven. Het stoppen van de instroom in de Wsw en bezuinigingen maken keuzes over de toekomstige rol van Pauw Bedrijven noodzakelijk. De vraag dient zich aan in hoeverre en hoe lang Pauw Bedrijven in staat zal zijn om de huidige groep Wsw, die na verloop van tijd in aantal zal afnemen, bedrijfsmatig verantwoord kan blijven bedienen. Het antwoord op deze vraag is mede afhankelijk van de vorm waarin het nieuwe
4
aanbod voor de (toenemende) klantgroep 3 wordt ingericht. In hoeverre wordt er voor gekozen de nieuwe instroom bij Pauw Bedrijven onder te brengen. Om dit onderdeel uit te werken is het traject verkenning naar de toekomstige uitvoering van de Wswoud en de positie van Pauw Bedrijven gestart. Over de uitkomsten wordt u binnenkort geïnformeerd. Rol gemeente: Het is aan de gemeente om de beleidskaders te formuleren waarbinnen de uitvoering voor klanten in klantgroep 3 (participatiewet en wsw-oud) vorm krijgt. Voor wat betreft de Participatiewet vindt dit kaderstellend plaats via (zienswijze op) het meerjarig beleidsplan 2014-2018 van WIL versie 2.0. Anderzijds ontwikkelt de gemeente zelf eigen kaders en visie op de uitvoering van het aanbod voor klantengroep 3, zoals in het traject toekomst verkenning Wsw. Centraal staat hierbij de vraag hoe de uitvoering van de Wsw-oud beter kan worden aangesloten op de uitvoering van de participatiewet als geheel en bij andere onderdelen van het sociale domein. In 2015 wordt dit traject vervolgd en zal leiden tot het vaststellen beleidskaders door de gemeente. Klantgroep 4 “Vooralsnog maatschappelijke participatie. Geen directe inzet WIL” De laatste klantgroep betreft een zeer diverse groep klanten. Het gaat om alle mensen met dusdanige persoonlijke, psychische of lichamelijke beperkingen dat op korte termijn een inzet gericht op arbeidsdeelname niet aan de orde is. Dat wil niet in alle gevallen zeggen dat een dergelijke inzet op termijn niet aan de orde zou kunnen zijn. Voordat daarvan sprake kan zijn is echter een andere vorm van ondersteuning noodzakelijk. Ten aanzien van klantgroep 4 is de samenhang en integraliteit met het overige sociaal domein het meest aan de orde. De WIL onderhoudt met deze klantgroep een uitkeringsrelatie. De gemeente is vanuit de WMO verantwoordelijk voor de zorg en ondersteuning van deze klantgroep, bijvoorbeeld in de vorm van activering, maatschappelijk werk of verslavingszorg. WIL houdt wel via regelmatige gesprekken een vinger aan de pols waardoor er ook zicht blijft op deze groep vanuit de Participatiewet en of toeleiding naar werk weer een mogelijk is. Om de dienstverlening ten behoeve van deze klantgroep integraal vorm te kunnen geven, werkt de WIL nauw samen met het sociaal team. Mensen die door WIL worden aangemerkt als klantgroep 4 worden door WIL aangemeld bij het sociaal team. Hier wordt bepaald wat de ondersteuningsbehoefte is. Voor zover sprake is van behoefte aan activering, of ondersteuning daarbij, wordt de inwoner in contact gebracht met het project Meedoen op Maat. Vanuit het project wordt samen met de inwoner bezien welke vorm van ondersteuning of activering het best passend is. Het project is voor sommige mensen een opstap naar deelname aan activiteiten of het gaan doen van vrijwilligerswerk. Het project draagt bij aan een zinvolle dagbesteding en activering van mensen. Het project is niet alleen voor “klanten” van WIL maar staat in principe open voor kwetsbare mensen waarvoor dit zinvol is. Toeleiding van deze mensen vindt ook plaats via de sociale teams. De medewerker van het sociaal team volgt de voortgang en houdt er, via contact met de inwoner en het project, zicht op of het aanbod vanuit het project Meedoen op Maat voldoende bijdraagt aan het oplossen van de ondersteuningsvraag van de inwoner.
Gevolgen Participatiewet voor deze groep: De komst van de Participatiewet op zich heeft geen gevolgen voor deze klantgroep. Al in een eerdere fase is vastgesteld dat vanuit WIL voor klantgroep 4 geen ondersteuningsaanbod wordt gedaan en dat deze verantwoordelijkheid bij de individuele gemeente berust. De decentralisaties en de nieuwe werkwijze in sociale teams heeft – zoals voor alle inwoners met een ondersteuningsvraag – wel gevolgen voor de manier waarop het aanbod voor deze groep inwoners georganiseerd wordt. Rol gemeente: Het is aan de gemeente om voor deze groep een passend ondersteuningsaanbod te realiseren en zorg te dragen voor goede afstemming tussen de verschillende domeinen. In het WMO-beleidsplan 2015 wordt nader op het aanbod ten aanzien van activering voor (onder meer) mensen uit klantgroep 4 ingegaan.
5
4. Wwb maatregelen en tegenprestatie Per januari 2015 worden er ook een aantal maatregelen Wwb van kracht als onderdeel van de Participatiewet. Dit betreft vooral maatregelen die te maken hebben met inkomen en de hoogte van uitkeringen. Deze veranderingen hebben betrekking op alle klantgroepen (behalve Wsw-oud) aangezien het voorwaarden voor de uitkeringen betreft die voor iedereen gelden die vallen onder de Participatiewet. Bij deze maatregelen is praktisch geen ruimte voor eigen beleidskeuzes van gemeenten. Ten aanzien van deze veranderingen heeft het college en uw raad een controlerende rol, of de Wet correct wordt geïmplementeerd en uitgevoerd. Eén van de Wwb maatregelen is onderdeel van het minimabeleid. Dit betreft de individuele inkomenstoeslag. De kaders van deze regeling worden door uw raad, in de vorm van een aparte verordening, vastgesteld en niet door WIL aangezien deze bevoegdheid bij minimabeleid niet gedelegeerd is aan WIL. In de Participatiewet wordt ook een artikel opgenomen met als strekking dat iedereen die algemene bijstand ontvangt of aanvraagt de verplichting heeft om naar vermogen onbeloonde maatschappelijke nuttige werkzaamheden te verrichten. Het is aan de gemeente om invulling te geven aan dit beleid en dit vast te leggen in een verordening. Gelet op de opdracht aan WIL zal zij hiervoor de uitgangspunten opnemen in het Beleidsplan 2014-2017 versie 2.0. die aan uw raad wordt voorgelegd. In de notitie stand van zaken Participatiewet worden een aantal onderdelen van de Wwb maatregelen en de tegenprestatie nader toegelicht. Tot slot: Raadsplanning inhoudelijke thema’s Participatiewet Met voorgaande beschrijving in deze notitie is beoogd een kader te schetsen en duidelijkheid die leidraad kan dienen bij de behandeling van de inhoudelijke thema’s rond de Participatiewet in de komende periode. Op dit moment ligt een aantal stukken daartoe bij uw raad voor. Onderstaand is een tabel opgenomen met deze stukken en (planning van) de stukken die in 2015 ten aanzien van de Participatiewet aan uw raad zullen worden aangeboden. Document Notitie stand van zaken Participatiewet Beantwoording artikel 41 vragen CDA Participatiewet Wegwijzer implementatie Participatiewet Verkenning toekomst Wsw Verordening individuele inkomenstoeslag Meerjarenbeleidsplan WIL versie 2.0
Visie vormgeving uitvoering Wsw/klantgroep 3
Planning 15-10-2014 / 3-12-2014 (cluster samenleving) 3-12-2014 (cluster samenleving) 3-12-2014 (cluster samenleving) 3-12-2014 (cluster samenleving) 18-12-2014 (raad) 18-2-2015 (cluster samenleving) 5-3-2014 (raad) 2015
Rol raad controlerend controlerend controlerend controlerend kaderstellend Kaderstellend/ controlerend
Kaderstellend/ controlerend
In dit overzicht zijn niet meegenomen:
De reguliere P&C rapportages van de gemeente (voor- en najaarsnota) en van WIL (kwartaalrapportages en de bijeenkomsten hierover). De voorgenomen raadsinformatiebrief over de alle drie de decentralisaties.
Verder is er op 8 december een regionale raadsinformatie bijeenkomst Lekstroom waarin de Participatiewet centraal staat.
6
7