Wees zoals zij en je wordt een insider! Een onderzoek naar in- en uitsluiting door een gatekeeper bij een Amsterdamse club
Bachelorscriptie Antropologie 0215457
[email protected] Docent: Mw. dr. Y. M. van Ede Universiteit van Amsterdam 2005/2006
Index
WEES ZOALS ZIJ EN JE WORDT EEN INSIDER!................................................................................. 3 HOSTESS ALS GATEKEEPER .......................................................................................................................... 5 BIJ DE JW VOOR DE DEUR........................................................................................................................... 5 INTERACTIES .............................................................................................................................................. 8 DE RIJ ......................................................................................................................................................... 9 LIMINALITEIT ........................................................................................................................................... 11 TEAMWORK ............................................................................................................................................... 14 DE MACHT VAN EEN GATEKEEPER ............................................................................................................. 18 CATEGORISEREN ...................................................................................................................................... 21 ‘WIJ’ EN ‘ZIJ’ ........................................................................................................................................... 24 HABITUS EN GESTALT ................................................................................................................................ 25 TERRITORIA .............................................................................................................................................. 27 ‘HIP’ VS MAINSTREAM ............................................................................................................................... 29 IN- EN UITSLUITING .................................................................................................................................. 30 LITERATUUR............................................................................................................................................. 32
2
Wees zoals zij en je wordt een insider! Een onderzoek naar in- en uitsluiting door een gatekeeper bij een Amsterdamse club “Je komt alleen binnen als zíj je mag.” (geweigerde clubbezoeker over de hostess van de JW)
Het deurbeleid van clubs is een veelbesproken onderwerp, zowel in de media als tussen clubbezoekers onderling. Het is een gevoelig onderwerp dat te maken heeft met uitsluiting en discriminatie, en leidt tot politieke debatten. Het deurbeleid zorgt tevens voor grote spanningen tijdens het uitgaan. De onzekerheid, of je als clubbezoeker wel of niet naar binnen gelaten zal worden en wat dat zegt over je stijl en de rest van je voorkomen, is groot. De spanningen zijn zo groot dat er regelmatig ongeregeldheden ontstaan voor de deuren van nachtclubs en bars wanneer iemand geweigerd wordt. Tijdens de voorbereiding voor een onderzoek hielden een aantal zaken mij bezig. Ik vroeg me af welke criteria worden aangehouden om personen te weigeren en daarmee uit te sluiten en wat dat voor zichtbare consequenties heeft aan de deur van een club. De vraag die op macroniveau ten grondslag ligt aan deze scriptie heeft daarom te maken met in- en uitsluiten. Wie er wordt in- of uitgesloten van wat en waarom? En op welke wijze? Het proces van in- en uitsluiting is complex. Aan het daadwerkelijke in- en uitsluiten gaan een tweetal zaken vooraf. Eerst zijn er menselijke interacties; personen die elkaar ontmoeten onder bepaalde omstandigheden. Goffman stelt in The Presentation of Self in Everyday Life (1959) dat men tijdens interacties continu een vertoning opvoert. Een geraffineerd spel van schijn en wezen. Vervolgens worden er door deze personen tijdens de interacties belangrijke beslissingen gemaakt. Wie hoort bij ‘ons’, wie bij ‘de anderen’? Het proces van het maken van ‘wij-zij’ groeperingen noem ik daarom het categoriseren of het classificeren. Bij elke menselijke ontmoeting, bij interacties tussen personen, vindt dus een zekere vorm van classificering plaats met als gevolg in- en uitsluiting. Wie is ‘populair’ genoeg om bij de club naar binnen te mogen en behoort daardoor tot de in-group? In deze scriptie zal duidelijk worden dat het te maken heeft met
3
“somatische eigenschappen die leden van een specifieke groep hebben leren delen als norm en als ideaal” (Verrips 2001: 293). Huidskleur, kleding, kapsel en proxemisch gedrag vallen hieronder. Deze verzameling van lichamelijke kenmerken wordt door Verrips als een somatische Gestalt beschouwd. Hij stelt in ‘Kleine anatomie van in- en uitsluiting’ (2001) dat uitsluiten te maken heeft met de beoordeling van deze Gestalt van mensen. Proximiteit wordt door Hall (1966) geïntroduceerd als de wetenschap van proxemics. Hij toont aan dat het menselijke gebruik van ruimte en de mate van nabijheid tot anderen, invloed heeft op zowel persoonlijke als professionele relaties. Hij stelt in The Hidden Dimension (1966) dat een zogenaamd afgebakend territorium dat ieder mens handhaaft, een sleuteldimensie inneemt in de moderne samenleving. Een vraagstelling op microniveau is nodig om deze kwestie over in- en uitsluiting te beantwoorden. Hiervoor maak ik gebruik van een casus. Het empirisch materiaal is verzameld tijdens een kort onderzoek bij de populaire Amsterdamse club de JW. Daar staat een hostess voor de deur die het deurbeleid regelt. De vraag richt zich op wat er zich afspeelt tussen een hostess en de toekomstige bezoekers van een club. Wat deze interactie voor invloed heeft op in- en uitsluitingsprocessen in het Amsterdamse uitgaansleven, zal duidelijk worden aan de hand van de volgende hoofdvraag: Welke rol speelt de hostess bij in- en uitsluitingsprocessen in het Amsterdamse uitgaansleven? Om deze vraag te beantwoorden, zal ik beginnen met een verklaring van het concept hostess. Daarop volgt de operationalisering van het onderzoek en de gebruikte methoden. De omgang met anderen gaat gepaard met het indelen van deze personen in bepaalde groepen ten opzichte van jezelf. Om dit aan te tonen zal ik in het volgende gedeelte verder gaan met de scheiding tussen enerzijds interacties en anderzijds het sociale categoriseren. Het uiteindelijke gevolg is in- of uitsluiting. Na een uiteenzetting van sociale interacties met behulp van publicaties van Goffman (1959, 1971), zal ik een beschrijving geven van de rij voor de deur, de hostess en mijn verdere contact met de JW. Vervolgens geef ik aan wat ik versta onder sociale categorisering en classificering met behulp van de theorie over Gestalt van Verrips en ruimtegebruik van Hall. Ik zal hierna
4
bespreken wat het deurbeleid met ‘hipheid’ of ‘populariteit’ en het toebehoren tot bepaalde groepen met een bepaalde ‘lifestyle’ te maken heeft. Tenslotte geef ik in de conclusie antwoord op de vraagstelling door mijn empirische bevindingen te koppelen aan theorievorming met betrekking tot in- en uitsluitingsprocessen.
Hostess als gatekeeper De hostess is de dame aan de deur, zoals bij de JW. Vanuit de organisatie van de club is besloten dat zij controle heeft over het deurbeleid. Ter ondersteuning bevinden zich ook portiers bij de deur. Zij hebben echter niets te zeggen over wie wel en wie niet naar binnen mag, maar zijn er om de veiligheid te waarborgen. De hostess heeft de taak die portiers veelal uitvoeren bij andere clubs. Zij is de persoon die mensen weigert wanneer ze niet binnen het concept van de club passen. Ze is hierdoor niet al te populair bij de potentiële bezoekers die door haar geweigerd kunnen worden en wordt daarom ook wel doorbitch genoemd. Ze heeft de middelen en de mogelijkheden om wel of geen toegang te verlenen aan anderen, en is hierdoor te vergelijken met een gatekeeper in antropologisch onderzoek. In het etnografiehandboek van Hammersly en Atkinson staat een duidelijke omschrijving van het concept gatekeeper: “[...] actors with control over key sources and avenues of opportunity” (Hammersly and Atkinson 2002 [1983]: 34). In het geval van de club is dit toe te passen op de hostess/doorbitch. Zij heeft controle over het, letterlijk, inen uitsluiten van bepaalde personen en maakt hier gebruik van. De gatekeeper heeft “[t]he authority to grant or refuse access” (ibid.: 64), waardoor ze tijdens mijn onderzoek een dubbele positie innam. Zij was namelijk niet alleen mijn onderwerp van studie, ze heeft bovendien gefungeerd als gatekeeper tot de onderzoekssetting. Hoe zij dit deed en waarom, zal duidelijk worden in de volgende analyse.
Bij de JW voor de deur Op de website van de JW, een donkere website in oosterse stijl, word je bij binnenkomst begroet door een virtuele gastvrouw. In een praatwolkje zegt deze hostess: “Hi! Welcome to JW! I see you’re on the guestlist, have a great time!” De keuze voor een onderzoek bij de JW is mede gebaseerd op de mogelijkheid voor mij om toegang te verkrijgen tot deze onderzoekssetting; via een vriend kon ik contact leggen met het management en 5
toestemming krijgen voor onderzoek. De keuze voor de JW als representatie voor het Amsterdamse uitgaanscircuit, heeft te maken met de stijl van de club en het vernieuwende karakter ervan. De representativiteit van de JW wordt duidelijk aan de hand van Hollands’ (2002) beschrijving van de transformaties in het nachtleven. Robert Hollands (2002) stelt dat het Britse nachtleven transformeert. Hij schrijft over het belang van aandacht voor ongelijkheid, het segmenteren, en de ruimtelijke afscheiding tussen verschillende groeperingen in het nachtleven (Hollands 2002: 153). Deze transformatie is ook te herkennen binnen het Nederlandse clubcircuit. Mijn keuze voor de JW als representatie voor het Amsterdamse uitgaansleven, is gebaseerd op deze transformatie. Hollands stelt dat “up-grading of nightlife” (ibid.: 166) zorgt voor een stereotypering van diegenen die niet naar dergelijke gelegenheden gaan. Men wil graag tot de elite behoren die toegang heeft tot de meer “up-market styles bars” (ibid.: 166) met als gevolg dat meer bezoekers deze gelegenheden willen bezoeken. De JW maakt onderdeel uit van een groep hedendaagse clubs met dit vernieuwde concept. Dit concept is duidelijk zichtbaar wanneer we kijken naar de beoordelingscriteria die worden aangehouden aan de deur. Het wil een meer “up-market feel” (ibid.: 164) proberen te creëren. Met, zoals Hollands het noemt: “[P]olished floors, minimalist and heavily stylized décor, and a greater selection of designer drinks” (ibid.: 164). De organisatie van de JW kan zich een strenger deurbeleid permitteren. Vanwege de populariteit van het genre clubs waartoe het behoort, het genre dat de nadruk legt op exclusiviteit en design, zijn de selectieprocedures strenger en vaak gebaseerd op een onbewuste dresscode (ibid.: 165). De functie hostess wordt bij de JW uitgevoerd door twee dames: S. en L.. S. was voorheen de enige hostess maar werd een aantal maanden na de opening van de club versterkt door L. vanwege de grote drukte voor de deur op de vrijdagavonden. Zij delen samen de verantwoordelijkheid voor het deurbeleid en wisselen elkaar per avond af. Ik heb onderscheid gemaakt tussen enerzijds de hostesses van de club als actoren en anderzijds de bezoekers. Voordat ik contact legde met het management en de hostesses, ben ik zelf tijdens een drukke uitgaansavond in de rij te gaan staan voor de club. Dit deed ik om de bezoekers te kunnen bereiken en zelf te voelen wat men ervaart wanneer men in een rij staat te wachten om binnen te komen. Na dit eerste deel van mijn onderzoek,
6
tijdens het daadwerkelijke contact met de medewerkers van de club, vertelde ik dat ik onderzoek wilde doen naar hoe mensen zich presenteren als ze in een rij staan voor een populaire club als de JW. De reden voor deze deels covert benadering tot mijn onderzoekssetting en informanten heeft te maken met de gevoeligheid van het onderwerp deurbeleid. Ik verwachtte andere, meer sociaal wenselijke antwoorden te krijgen als ik hier direct naar zou vragen. Ook aan de organisatie vertelde ik dat niet alleen de zelfpresentatie van de bezoekers, maar ook hun gedrag naar de hostess en de portiers toe mijn onderzoeksonderwerpen waren. Voor het onderzoek bij de deur van de club (april 2005) stond ik bij de hostesses, de in de volksmond zogenaamde doorbitches en tevens mijn belangrijkste informanten, om ze te observeren en te spreken gedurende hun werkzaamheden. Ondanks dat het twee verschillende personen zijn, heb ik in deze scriptie geen onderscheid tussen hen gemaakt. Omdat zij hetzelfde deurbeleid hanteren spreek ik in het algemeen over ‘de hostess’ en bedoel hiermee beide dames. Mijn derde informant is een ex-portier. Hem heb ik via e-mail een aantal vragen gesteld over deurbeleid in het algemeen. Naast daadwerkelijk onderzoek op locatie en het uitvoeren van interviews, heb ik een reeds uitgevoerd internetresearch naar het onderwerp deurbeleid in acht genomen en betrokken bij mijn analyse. De vraag of mensen worden buitengesloten die niet tot de in-group behoren, de groep hippe mensen, ofwel de elite die dit soort clubs bezoekt, zal blijken uit de presentatie van mijn empirisch materiaal. De vraagstelling, welke rol speelt de hostess bij in- en uitsluitingsprocessen in het Amsterdamse uitgaansleven, kan op twee manieren gelezen worden. Als eerste met de nadruk op het uitvoeren van invloed op in- en uitsluitingsprocessen in het uitgaansleven: op het ‘wat’. Hierbij wordt nagegaan of de hostess deze invloed uitoefent en wat voor invloed dat dan is. Op de tweede manier is de nadruk te leggen op de rol: op het ‘hoe’. Door te beginnen met het analyseren van menselijke interacties kan er antwoord gegeven worden op de eerste wijze waarop de vraagstelling gelezen kan worden. Wat voor invloed oefent de hostess uit op in - en uitsluitingsprocessen in het uitgaansleven? Voert ze een vertoning op alsof ze op een podium staat met toeschouwers eromheen?
7
Interacties Een aantal termen die Goffman in zijn publicaties over menselijke interacties gebruikt, zijn zeer bruikbaar bij de analyse van in- en uitsluiting door een hostess. In zijn Relations in Public (1971) stelt hij dat er een aantal grondregels bestaan die sociale interacties en dagelijkse routines met elkaar verbinden. Deze kunnen de “sociale orde” genoemd worden (Goffman 1971: xii). Deze sociale orde staat aan de basis van sociale organisatie, waaronder onderlinge contacten tussen personen in de publieke sfeer vallen (ibid.: xiixiii). Hij beschrijft het “scannen” dat men doet wanneer men over straat wandelt. Door de situatie in te schatten kan een voetganger zich positioneren ten opzichte van het andere aanwezige verkeer, waaronder de andere voetgangers (ibid.: 11-12). Hij spreekt hierbij van het uitvoeren van een “body-check”; het bekijken van de ander waardoor er beter op de situatie geanticipeerd kan worden (ibid.: 12). Dit gebeurt niet alleen op straat tussen wandelaars maar overal tijdens menselijke interacties. Wat normaliter een automatische menselijke handeling is, doet de hostess beroepsmatig, zij moet de bezoekers immers scannen. Ze moet de situatie inschatten en daarop inspelen door te beslissen wie zij wel of niet binnenlaat. Goffman stelt in de inleiding van The Presentation of Self in Everyday Life (1959) dat mensen tijdens ontmoetingen met anderen een beeld van zichzelf over willen brengen en tegelijk informatie over deze anderen willen verkrijgen (Goffman 1959: 9). Deze informatie zorgt voor een duidelijke definitie van de situatie waarin iemand zich op dat moment kan bevinden. “Wanneer men dus de beschikking heeft over de juiste informatie, weet men hoe men het beste kan handelen teneinde een gewenste reactie bij de persoon in kwestie op te roepen” (ibid.: 9). Goffman noemt aanwijzingen die afgeleid kunnen worden uit gedrag en uiterlijk bij een ontmoeting tussen twee onbekenden. Deze aanwijzingen “stellen hen in staat allerlei niet-getoetste stereotypen” op elkaar toe te passen (ibid.: 9). Het verschil tussen deze benadering van Goffman en andere uit zijn latere publicaties over interacties, is zijn vergelijking van interacties met termen uit het theater. Het gebruik van deze benadering van Goffman verklaart waarom de nadruk in de vraagstelling gelegd kan worden op het spelen van een rol door de hostess. Goffman vergelijkt het contact dat mensen met elkaar hebben met rollen die men vertolkt. Mensen
8
voeren tijdens interacties met anderen dramaturgische voorstellingen op, om bij hen een impressie achter te laten van zichzelf en deze later in stand te houden. Deze voorstellingen zijn die activiteiten waarbij het individu bewust is van de continue aanwezigheid van een bepaald aantal “toeschouwers” (ibid.: 27). Hij stelt dat men een “façade” handhaaft tijdens deze voorstelling. Deze “façade” geeft controle en het vormt een houvast “voor definities van de situatie ten behoeve van degenen die de voorstelling bijwonen” (ibid.: 27). Het is “een gestandaardiseerd instrumentarium dat, met opzet ..., door het individu tijdens zijn voorstelling gebruikt wordt” (ibid.: 27) Goffman maakt onderscheid tussen de “persoonlijke façade” en de “entourage”. Het eerste is datgene dat direct in verband staat met de persoon die de voorstelling geeft: kentekenen van functie of rang; kleding; uiterlijk; houding en lichaamsgebaren (ibid.: 28). Het tweede, de entourage, is een andere benaming voor het decor: de directe omgeving waarbinnen de voorstelling zich afspeelt (ibid.: 27). In het volgende gedeelte zullen de hierboven gebruikte termen in relatie worden gebracht met de rij voor de deur en het contact van toekomstige bezoekers met de hostess van de JW. Dit impression management van zowel hostess als bezoekers in contact met elkaar resulteert in een voorstelling.
De rij In de rij voor de club vinden op verschillende wijzes interacties plaats tussen de potentiële bezoekers en de hostess. De ‘vertoning’ van zowel de hostess en de portiers, als de bezoekers is het belangrijkste moment in de interactie. Dit is het moment van impression management waarin aan de ene kant de hostess en de portiers de bezoekers willen overtuigen van de echtheid van de voorstelling en aan de andere kant de bezoekers het oordeel van de hostess willen beïnvloeden (cf. Goffman 1959: 22). Voor er daadwerkelijk contact plaatsvindt, hebben de bezoekers vaak enige voorkennis over het mogelijke gedrag van de hostess. Zij weten dat ze streng kan zijn en dat als ze door haar niet worden ‘goedgekeurd’ ze niet naar binnen komen. Het gerucht over de gastenlijst en de strenge hostess moet nog bewezen worden die avond. Eenmaal in de straat van de club aangekomen vallen we stil. Het lijkt
9
alsof we gespannen zijn. “Ik hoop dat we binnenkomen” zegt één van mijn vriendinnen.
Er wordt door zowel de hostess als de portiers voor de deur van de JW een “façade” gebruikt die controle geeft en een houvast vormt. Het eerste onderdeel hiervan is ieders “persoonlijke façade” die direct in verband staat met de functie die ze bekleden (ibid.: 28). De portiers zijn gekleed in uniform: zwart/donkerblauw pak met wit overhemd en okergele stropdas. Allen hebben kortgeknipt haar (de meeste zijn zelfs kaalgeschoren) en zijn gladgeschoren. Hun lichaamshouding is star; meestal staan zij met hun armen laag en houden zij hun eigen handen voor of achter zich vast. Ze vermijden zoveel mogelijk direct oogcontact met bezoekers. Beide hostesses zijn donker gekleed en, in tegenstelling tot de portiers, beweeglijk. Zij lopen van binnen naar buiten en vice versa, waarbij ze af en toe naar boven verdwijnen, de club in. Hun blik is meestal over de rij heen gericht alsof ze de straat afscannen en op zoek zijn naar iemand. Daarbij schieten hun ogen ‘onopgemerkt’ door de rij heen en ‘beoordelen’ zij de toekomstige bezoekers die er onderdeel van uitmaken. Het tweede onderdeel van de “façade” is de “entourage”: de ruimtelijke indeling van de toneelschikking “die de scène en de attributen leveren waar de stroom van menselijk handelen zich voor, in of op kan afspelen” (Goffman 1959: 27). De entourage van dit toneelstuk, waarbinnen de persoonlijke façades van de deelnemers vorm krijgen, is het zwartfluwelen koord dat tussen palen in een vierkant om de deur gespannen staat. Binnen deze koorden vindt het belangrijkste onderdeel van de voorstelling plaats: het scannen van de bezoekers door de hostess en het oordeel wat hierop volgt. Als de bezoekers bij de deur zijn aangekomen voert de hostess een vluchtige body-check uit. Ze scant hen en beslist in een fractie van een seconde of ze geschikt zijn om binnengelaten te worden. Zo bekijkt ze mijn vriendinnen en mijzelf in een seconde en vraagt: “Met z’n drieën?” We knikken. Ze opent het koord voor ons en we worden naar binnen gelaten. Van groot belang hierbij is dat de hostess zeker is van haar oordeel. Zoals een scheidsrechter bij beslissingen tijdens een wedstrijd, moet zij afzien van een ogenblik nadenken. Zij moet “stante pede een beslissing nemen”, zodat het publiek er zonder twijfel in blijft geloven dat zij “rotsvast geloof” in haar eigen oordeel heeft (Goffman
10
1959: 35). Dit geeft ze toe als ik haar vraag naar haar werkwijze: “Ik moet mensen echt in één seconde bekijken en beslissen of ze naar binnen mogen.” Deze body-check is in dit geval dus een professionele taak die hoort bij de functie hostess. In het dagelijks leven hoort deze check bij het scannen dat een voetganger doet tijdens zijn wandelgang op straat. Wanneer een voetganger zich op straat bevindt, is hij in de veronderstelling dat hij diegenen die in een nabije cirkel om hem heen bewegen, moet controleren (Goffman 1971: 11). De bezoekers voelen dit scannen van de hostess, waardoor ze zich zo onopvallend mogelijk gedragen. Zo merkte ik voor de deur van de club het volgende op. Niemand lijkt wat te durven zeggen. Wanneer iemand toch iets zegt kijkt diegene vluchtig in de richting van de deur waar ze staat. Er lijkt een angst te bestaan om gehoord te worden door de hostess.
Bezoekers zijn zich bewust van de consequenties van deze professionele keuring en gedragen zich berekenend. Zoals Goffman stelt, uiten zij zich op een bepaalde manier om een algemene acceptatie of goedkeuring te krijgen (Goffman 1959: 14). De hostess leidt aanwijzingen af uit het gedrag en de uiterlijke verschijning van bezoekers. Deze aanwijzingen stellen haar in staat “gebruik te maken van eerdere ervaringen met mensen die meer of minder gelijkenis” met deze personen vertoonden (ibid.: 9). Dit is het classificeren dat voor de deur gebeurt: de persoonlijke façades van de bezoekers worden gescand, gekeurd en in twee groepen verdeeld, namelijk zij die wel en zij die niet naar binnen mogen. De positie en het gedrag van de bezoekers op dit moment, en de hieraan gerelateerde beslissing van de hostess, hebben allen te maken met liminaliteit.
Liminaliteit Voordat er door de hostess een beslissing is genomen bevindt de bezoeker zich in een tussenfase: niet in de ‘normale’ wereld en niet in de club. In de normale wereld lopen mensen op straat en gaat het dagelijkse leven door. Binnen in de club vieren mensen feest, zijn mensen letterlijk ‘uit’: buiten de normale dagelijkse routine. Deze tussenfase is ongemakkelijk. Zo is er een spanning voelbaar bij de deur en ontwijken de bezoekers de directe blik van zowel de portiers als de hostess. Deze tussenfase is het best te vergelijken 11
met de “transitiefase” die door Victor Turner wordt gebruikt in de omschrijving van zijn studie naar symbolische genres in “large-scale societies” (Turner 1998 [1982]: 24). Deze transitiefase is geïntroduceerd door Arnold van Gennep in zijn Rites de Passage (1908) en maakt onderdeel uit van drie fasen binnen een overgangsritueel: separatie, transitie en incorporatie (ibid.: 24). De drie stadia binnen een dergelijk overgangsritueel variëren van lengte en uitwerking per ritueel. Bij separatie wordt de persoon die het ritueel ondergaat afgescheiden van het wereldse ‘gebied’ (ibid.: 2). Er wordt een onderscheid gemaakt tussen deze profane wereld en de wereld waarbinnen het ritueel zich afspeelt. In de transitiefase vindt de overgang plaats van het wereldse gebied naar het gebied dat men wil bereiken door het ritueel uit te voeren. In het stadium van de incorporatie komt de geïnitieerde in zijn/haar nieuwe stadium en bereikt hiermee een hogere status in: “life’s culturally prefabricated road” (ibid.: 25). Turner spreekt hier over van Gennep’s rituelen binnen “tribale” en “agrarische” samenlevingen (ibid.: 25). Voor de deur van de JW, een hedendaagse Westerse setting, is er echter ook sprake van een overgangsritueel: van het zijn van een letterlijke buitenstaander tot een letterlijke insider van de club: The passage from one social status to another is often accompanied by a parallel passage in space, a geographical movement from one place to another. This may take the form of a mere opening of doors or the literal crossing of a threshold which separates two distinct areas, one associated with the subject’s pre-ritual or preliminal status, and the other with his post-ritual or postliminal status (Turner 1998 [1982]: 25).
Mary Douglas stelt in haar Purity and Danger (1966), net als Turner (1982), dat Van Gennep de drempel van een deur ziet als een symbolisch begin van een nieuwe status (Douglas 1966: 114). Zij illustreert dit met de bruidegom die zijn bruid over de drempel draagt als symbolisch teken van nieuw begin, tekenend voor het ingaan van een nieuwe levensfase. De bezoekers voor de deur van de JW bevinden zich in een fase waarin ze zichzelf afscheiden van de rest van de samenleving (Turner 1998 [1982]: 26) de zogenaamde liminele fase binnen een overgangsritueel (ibid.: 24). Het uiteindelijke doel hierbij is niet een andere levensfase te betreden maar ingewijd en toegelaten te worden tot 12
de groep hippe ‘insiders’ die zich al letterlijk ín de club bevinden. Dit zijn de mensen die door de hostess zijn goedgekeurd en deel uitmaken van de door haar gecreëerde in-group. Het overgangsritueel voor de deur van de club zorgt echter niet voor een permanente inwijding tot de groep insiders. Zodra een bezoeker de volgende dag weer in de rij zou gaan staan zou deze persoon een zelfde ontwikkeling en overgang doormaken als de avond ervoor. Ongeacht de positie van de betreffende bezoeker en zijn/haar status de vorige avond, worden er per avond verschillende oordelen geveld die afhangen van de stemming van de hostess. Niemand komt, na een avond binnengelaten te zijn door de hostess, automatisch op de gastenlijst; deze is namelijk door het management samengesteld en iemand kan er alleen op uitnodiging op terecht komen. Bovendien, zoals later verduidelijkt zal worden, valt de echtheid van de gastenlijst te betwijfelen. De hostess geeft toe dat ze de bezoekers beoordeelt en ze, afhankelijk van het al toegelaten publiek, wel of niet binnenlaat: Ik let op de samenstelling van de avond. Als er bijvoorbeeld veel ballen binnen zijn dan gooi ik er een paar ordinairdere vrouwen tussen. Of als er alleen maar negers komen dan juist weer wat ballen. Ik ga af en toe naar boven om te kijken en dan weet ik wat ik nog binnen moet laten en wat niet.
De reden dat de hostess haar rol met zoveel overtuiging kan uitvoeren heeft te maken met de manier waarop zij deze functie toegewezen kreeg. Zoals Goffman stelt kunnen mensen die een bepaalde voorstelling geven de indruk wekken dat zij “de ideale drijfveren bezitten voor het verwerven van de rol waarin zij optreden” (Goffman 1959: 48). Deze mensen zijn er volgens hem ook vaak volledig van overtuigd dat “het voor hen niet nodig is geweest onwaardige, beledigende of vernederende omstandigheden te ondergaan ... om de rol te verwerven” (ibid.: 48). In het geval van de JW vertelt hostess S. dat ze de baas al kende van het uitgaan. Ik had ‘m al vaker gezien en we kenden elkaar al een tijdje. Hij vond gewoon dat dit een ideale baan voor mij zou zijn, dat ik het leuk zou vinden en dat ik er goed in was. Ik werk er al sinds het begin van de club.
13
De hostess is volgens één van de portiers volledig verantwoordelijk voor het deurbeleid. Hij vertelt me dat hij het erg goed vind dat de hostess zo “cool blijft”. Ik vroeg hem of ze het beleid alleen regelt en hij antwoordde: “Ja dat regelt S. zelf, helemaal alleen”. Als ik de hostess vraag over het beleid vanuit het management vertelt ze over het feit dat de baas in het begin iets vertelde over de club en de mensen die hij binnen wilde. Hippe mensen met leuke kleding die bij de club zouden passen, zoals haar vrienden en de DJ’s. Ze vertelde dat ze het nu met z’n tweeën regelen. De verantwoordelijkheid voor het deurbeleid is duidelijk in handen van de hostess. Zij is echter niet de enige die een rol vervult.
Teamwork De voorstelling voor de deur van de JW wordt uitgevoerd door twee verschillende actoren. De portiers als beveiliging van de club en de hostesses S. en L. als doorbitches. Zij werken samen “bij het in scène zetten van een vast nummer” (Goffman 1959: 77). Deze groep wordt door Goffman het ‘team’ genoemd: een “nauwe samenwerking van meerdere deelnemers” (ibid.: 75). De uitspraak van de eerder genoemde portier over de verantwoordelijkheid van de hostess en haar houding tegenover het deurbeleid maakt deel uit van een zekere “loyaliteit jegens het eigen team en de eigen teamgenoten, ... die de zienswijze van het team ondersteunt” (ibid.: 83). Wanneer deze teamvoorstelling geanalyseerd wordt, kan vastgesteld worden dat één persoon “het recht gegeven wordt de voortgang van de dramatische handeling te regisseren en in handen te houden” (ibid.: 92). De hostess heeft dit recht. Zo zegt de eigenaar van de club (C.) over haar: “S. doet het goed met die mensen. Ik vind het maar knap, maar zij kan het en daarom heb ik haar hiervoor gevraagd.” De aanwijzingen die ze krijgt over het deurbeleid hebben te maken met een aantal grondregels. Zo mag omkoping geen reden tot toelating zijn: Sommige mensen gaan met geld zwaaien. Echt, ik heb een keer vijfhonderd euro aangeboden gekregen van zo’n zakenmannetje. Ik mag van C. geen gasten aannemen die eerst zijn geweigerd, ook al zwaaien ze met geld. Dat zou slecht zijn voor het image van de tent, want dan gaan mensen denken dat ze met geld kunnen zwaaien en dan sowieso naar binnen komen.
14
De baas vertelt me dat mensen niet binnenkomen als ze verzinnen met hem bevriend te zijn of zomaar willekeurige namen roepen in de hoop dat ze op de lijst staan: Ze halen echt alles uit de kast hoor. Eén keer kwam er een vent aan met praatjes dat ‘ie mij kende van het uitgaan in New York, dat we vaker gingen stappen. Nou, S. stapte opzij want ik stond er zelf bij en ik keek naar ‘m en toen schudde ik zo van, die ken ik niet. Soms zijn er van die mensen die ook allemaal namen gaan roepen in de hoop dat er één van op de lijst staat. Sommige bezoekers liegen en die komen dus niet binnen.
In de loop der jaren is duidelijk geworden dat de hostess het vetorecht heeft betreffende het deurbeleid. Zij vervult een solistische rol maar heeft de portiers nodig ter ondersteuning. Goffman stelt dat er bij nummers met een team van meerdere spelers vaak “één lid van het team benoemd wordt tot ster, solist of middelpunt van de aandacht” (Goffman 1959: 95). Dit lid van het team voor de deur, de hostess, reageert heftig wanneer deze positie van haar wordt afgenomen. Een moment waarop dit gebeurde was toen een vrouw aan het koord voor de deur kwam staan en naar een van de portiers vroeg. De hostess vroeg haar wat ze wilde weten waarop de vrouw antwoordde: “Oh, het gaat over een gezamenlijke kennis van ons”. De hostess riep de betreffende portier met tegenzin. Toen duidelijk werd dat de vrouw naar binnen wilde en op de gastenlijst stond via deze portier, was S. beledigd. Ze leek zich gepasseerd te voelen dat deze dame zich niet tot haar had gericht. “Ik heb toch die lijst in mijn handen, ik ga daar toch over”, zei ze naderhand met een bitse toon in haar stem hardop de ruimte in. Over het algemeen maakt het team voor de deur van de JW een sterke en stabiele indruk. De teamleden lijken het met elkaar eens te zijn en vallen elkaar niet af in het bijzijn van de bezoekers in de rij. De hostesses weten ieder voor zich welke personen ze binnenlaten en welke niet. Ze zijn op een drukke avond ieder aan een kant van de rij werkzaam en overleggen niet binnen de entourage, het gebied van de voorstelling. In het gebied waar het publiek niet is, wordt bepaald wie af en toe de club binnengaat om te kijken wat de publiekssamenstelling is om daar het deurbeleid op af te stemmen. Toch zijn er onenigheden die alleen zichtbaar worden voor de meest oplettende personen. Tijdens mijn onderzoek in het halletje bij de kassa van de JW, op de avond dat 15
beide hostesses werkzaam waren, werd een mogelijke onenigheid of concurrentiestrijd zichtbaar. Hostess S. werkte die avond samen met L., de hostess die haar op de vrijdagavonden versterkt. S. liep op een moment naar buiten waar L. stond. Even later kwam ze weer naar binnen en rolde haar ogen naar boven, alsof ze geïrriteerd of geërgerd was. Van buiten hoorde ik L. kletsen en lachen met de baas die ook buiten stond. Zoals Goffman schrijft over een vraaggesprek met leraren die waarde hechten aan het niet afvallen van hun collega’s in het bijzijn van de leerlingen: “Een andere lerares hoeft maar even haar wenkbrauwen op te trekken en de kinderen hebben het al in de gaten, er ontgaat ze niets en hun respect voor jou is direct verdwenen” (Goffman 1959: 86). Openlijke onenigheid verzwakt het vermogen tot gezamenlijk optreden onder de leden van het team. Bovendien, stelt Goffman, ontkracht het de realiteitswaarde van datgene dat zij aan het publiek presenteren (ibid.: 83). De leden van het team zoeken ook steun en goedkeuring bij elkaar. Zo weigerde L. later diezelfde avond een man: “Hij ziet er uit als een junk. ... Ik vind het zielig. Die man is helemaal alleen en is zo dun. Misschien is ‘ie echt wel een junkie en wilde ‘ie alleen maar plezier hebben. Nu voel ik me schuldig dat ik hem heb geweigerd.” Na dit te hebben gezegd keek ze een van de portiers aan met een vragende blik. Deze schudde zijn hoofd en zei niets. De autoriteit die de teamleden uitstralen, ondanks de mogelijk zichtbare concurrentiestrijd tussen de hostesses, zorgt in het algemeen voor acceptatie van de voorstelling die zij opvoeren. Geweigerde bezoekers vertrekken meestal zonder er een probleem van te maken. Soms komt het echter voor dat de voorstelling in twijfel wordt getrokken zoals in het volgende geval. Twee heren stonden voor het koord, één van hen wenkte de hostess L. en vroeg: “Kunnen we naar binnen?” In dit geval schudde zij haar hoofd en zei: “Alleen gastenlijst en memberships vanavond, sorry.” De jongens lachten en dezelfde jongen antwoordde: “Ja, maar, mijn vriendin is wel net naar binnen gelaten... hoe zit dat dan, die gastenlijst? Zij stond er ook niet op en is wel gewoon binnen” “Soms maak ik een uitzondering” antwoordde L. hierop. De jongen keek haar verbaasd en lachend aan en zei vervolgens beledigd: “Als mijn vriendin binnen is, kan ik toch ook naar binnen” L. antwoordde met de vraag of z’n vriendin met een groep dames was gekomen waarop de jongen bevestigend antwoordde. “Een groep dames laat ik bij
16
uitzondering vaker naar binnen” zei L.. De jongen mompelde wat tegen zijn vriend. Ik schoof dichter naar ze toe om te verstaan wat ze zeiden. De geweigerde jongen zei tegen de ander: “Dat kut-deurbeleid ook. Het slaat helemaal nergens op.” Een andere jongen werd eerder ook al geweigerd waarna hij wegliep en met verheven stem tegen een voorbijganger zei: “Je komt alleen binnen als zíj je mag.” Daarbij in de richting van de hostess knikkend. De hostess noemt hier gender als criterium om binnengelaten te worden. Hierover vertelde zij noch de eigenaar mij iets toen ik hen naar het deurbeleid vroeg. Alleen omkoping en leugens zouden volgens hen leiden tot afwijzing. Zo blijkt dat de hostesses niet consequent zijn in de uitvoering van het deurbeleid en dat geeft hostess L. toe wanneer ze zegt bij uitzondering groepen dames wel binnen te laten. Omdat er onduidelijkheid bestaat over de specifieke criteria om binnengelaten te worden, kan het team voor de deur van de JW vergeleken worden met een “geheim genootschap” (Goffman 1959: 99). Omdat “de leden bij niet-leden bekend staan als personen die een genootschap vormen - een exclusief genootschap zelfs” (ibid.: 99), kan er gesproken worden van een in-group: de insiders die toegang hebben tot het gebied waar de voorstelling zich afspeelt. Zoals Goffman stelt worden voorstellingen gewoonlijk in een duidelijk begrensd “façadegebied” opgevoerd (ibid.: 101). Daar tegenover staat het domein waar buitenstaanders niet direct toegang tot hebben, namelijk “achter de coulissen” (ibid.: 105): “In het algemeen zal het gebied achter de coulissen ... een plek zijn waar degene die de voorstelling geeft er op mag vertrouwen dat er geen leden van het publiek zullen binnendringen” (ibid.: 106-107). Dit is in het geval van de JW anders. Daar worden buitenstaanders, leden van het publiek en hier de toekomstige bezoekers, toegelaten wanneer zij hiervoor toestemming verkrijgen van de hostess. Zij fungeert als gatekeeper tot het gebied achter de coulissen waarbij bij toelating tot de club een bezoeker deel uit gaat maken van de in-group. Niet alleen voor de bezoekers vervulde zij deze rol, maar ook voor mij als onderzoeker. Terwijl ik tijdelijk deel uitmaakte van het team, hield ze de touwtjes stevig in handen en controleerde ze mijn toegang tot de onderzoekssetting.
17
De macht van een gatekeeper Tijdens het doen van het onderzoek voor de deur van de JW moest er voor het inwinnen van bepaalde informatie een vertrouwensband ontstaan tussen mijzelf en mijn informanten. Ik besloot vooraf niet de volledige informatie over het onderwerp van mijn onderzoek prijs te geven en deels een covert benadering te hanteren. Omdat het onderwerp deurbeleid gevoelig ligt in de media en binnen de politiek, en omdat de personen die er verantwoordelijk voor zijn er om deze reden niet graag over praten, besloot ik het gedrag van de bezoekers ten opzichte van en in contact met de hostess en de portiers als onderzoeksonderwerp te presenteren. Snel werden mij de teamverbanden tussen deze mensen duidelijk en het duurde niet lang voordat ik door hen achter de coulissen werd opgenomen. Goffman maakt duidelijk dat als er een buitenstaander toevallig binnenvalt bij een voorstelling, dit aanleiding tot problemen geeft met het reguleren van de indruk die men maakt (ibid.: 130). Deze problemen werden door de hostess en de portiers echter opgevangen. Een techniek die illustreert op welke wijze mijn aanwezigheid voor de deur van de JW werd opgevangen, wordt door Goffman besproken. Hij stelt dat men ten eerste “allen die zich reeds onder het publiek bevinden plotseling tijdelijke status van “mensen achter de coulissen”” kan toekennen (ibid.: 130). “Wanneer ze deze positie accepteren, komt er een samenzwering met degene die de voorstelling geeft tot stand en stapt men gezamenlijk abrupt over op een show die de indringer wél mag observeren” (ibid.: 130). Zo werd ik ‘medeplichtig’ aan de voorstelling. Niet alleen gaf de hostess me ‘inside information’ waarom ze mensen weigert: “Mensen die niet beleefd “goedenavond” zeggen worden sowieso geweigerd” maar vertelde ze me openlijk haar strategie: Vrijdag is altijd hyperdruk. Met veel bekenden en regulars en een grote lijst. Dan ben ik kieskeurig, want ja, dan wil ik het beste van het beste binnenhebben. Zaterdag mogen de meeste mensen wel binnen maar als ze me niet aanstaan dan gebruik ik de gastenlijst om ze te weigeren.
De hostess geeft hiermee toe dat de gastenlijst wordt gebruikt als excuus om mensen te kunnen weigeren. Deze lijst stelt dus in werkelijkheid niets voor, wat verklaart waarom
18
mensen er na een avond binnen te zijn gelaten niet automatisch op worden gezet. De hostess houdt dit middel op deze manier achter de hand. Wanneer het haar uitkomt en ze iemand wil weigeren zonder de werkelijke reden te noemen, zegt ze dat er een gastenlijst is waar ze zich aan moet houden. De informatie die ik verkreeg van anderen werd door de hostess gereguleerd, alsof ze álle touwtjes in handen wilde hebben. Niet alleen over wie wel of niet naar binnen mocht maar ook wat ik wel en wat ik niet mocht weten. Zo vertelde een portier me over de mogelijke agressie van bezoekers als ze worden geweigerd: “Als zo iemand voor me staat en wappert met z’n handen dan maak ik ze rustig. Dan ga ik voor ze staan zo” en hij ging voor me staan met zijn armen over elkaar. Mij in de ogen aankijkend zei hij: “Dat straal ik op ze over.” De hostess liep op ons af en zei lachend met sarcastische ondertoon: “Heb je een schoolbord nodig en een krijtje?” De portier antwoordde: “Ze vraagt er toch naar, ze is hier toch om te leren”. Toen de portier me vertelde over de werkwijze van de hostess zei hij: “Tja, een populaire club als deze weet toch wel dat de tent vol komt elke avond, dus kan ze kieskeurig zijn.” Hier wordt duidelijk dat de hostess gezien wordt als personificatie van de club: de hostess staat letterlijk en figuurlijk voor de club. De portier praatte verder en zei: “Ze wil liever het neusje van de zalm binnen krijgen en houden, dus dan kan ze iedereen die haar niet aanstaat wegsturen.” S. leek huiverig dat de portiers te openhartig zouden zijn over hoe ze met vervelende mensen om moeten gaan. Bovendien leek ze zelf liever aan het woord te zijn. In het etnografiehandboek van Hammersly en Atkinson staat over dergelijke situaties tijdens onderzoek: [G]atekeepers will generally ... be concerned as to the picture of the organisator or community the ethnographer will paint, and they will have practical interests in seeing themselves and their colleagues presented in a favourable light. (Hammersly and Atkinson 2002 [1983]: 66)
Zij stellen dat gatekeepers om deze reden “surveillance and control” uitvoeren door bepaalde informatie af te schermen of de veldwerker een andere richting op te leiden (ibid.: 66).
19
Er zijn bij deelname aan een voorstelling verschillende rollen die men kan vertolken. Feitelijk vervulde ik als onderzoeker wat Goffman noemt de rol van een “verklikker”: De verklikker is iemand die tegenover de deelnemers aan de voorstelling pretendeert een lid van hun team te zijn, die toegelaten wordt in het gebied achter de coulissen, daar destructieve informatie vergaart en dan openlijk of in het geniep de geheimen achter de vertoning verraadt aan het publiek (Goffman 1959: 136).
Ook vervulde ik als onderzoeker eenmalig de rol van “lokvogel” (ibid.: 137). “Een lokvogel is iemand die zich gedraagt alsof hij een gewoon lid van het publiek is, maar in feite onder één hoedje speelt met degenen die de voorstelling geven” (ibid.: 137). Het was nog erg rustig op de avond dat ik voor de tweede keer onderzoek verrichtte, ditmaal als zogenaamd bezoeker voor het koord in de rij voor de deur. De hostess L. zei tegen een van de portiers: “Misschien wordt het drukker als zij [naar mij wijzend] alvast een rij vormt.” De portier knikte en zei: “Dan lijkt het alsof er in ieder geval één iemand naar binnen wil.” Het werd wat drukker voor de deur. Ik bleef voor het koord staan en als er toekomstige bezoekers in de rij aansloten, liet ik ze zo onopvallend mogelijk voor me gaan staan. Er kwamen een aantal mensen in de rij staan die zich achter mij aansloten. Ik probeerde ze weer voor te laten gaan maar dit lukte deze keer niet. De hostess L. keek me aan en liep op me af. Ik was verbaasd want ze kon de mensen achter mij ook makkelijk helpen zonder mij te hoeven aanspreken. “ Sorry mevrouw. Vanavond alleen gastenlijst of membershipcards” zei ze streng tegen me. Ik wist niet of ze het meende of dat het een grapje was dus ik antwoordde: “Wat jammer” en vroeg haar vervolgens: “Ook dames alleen mogen niet naar binnen?” Ze schudde nee en bood weer haar excuses aan. Ik liep weg en wachtte op een afstandje totdat de mensen die achter mij hadden gestaan of binnen waren of wegliepen. Ik naderde het koord weer en keek L. glimlachend maar vragend aan. Ze zei me lachend: Tja, ik kon jou toch niet naar binnen laten en die mensen achter jou weigeren. Ik wilde gewoon aan hen duidelijk maken dat ze het niet hoefden te proberen want
20
er is een gastenlijst. Ik wilde ze gewoon niet binnen hebben dus toen ging ik jou weigeren zodat ze het merkten. Ja ik kan goed toneel spelen. Helaas waren het Engelsen en hadden ze er niets van verstaan.
De portier lachte. L. bood haar excuses aan me aan en zei: “Ahh meisje, je mag heus wel naar binnen hoor”. In deze situatie maakte de hostess gebruik van haar positie als gatekeeper tot de onderzoekssetting. Ze toonde haar macht. Door een beschrijving te geven van de rij, de liminele positie van de bezoekers, het werk van een team en de macht van een gatekeeper is antwoord gegeven op de vraag wat voor invloed de hostess uitvoert op in- en uitsluitingsprocessen in het uitgaansleven. Met behulp van Goffman is duidelijk geworden dat zij een rol speelt binnen een entourage: binnen de zwartfluwelen koorden en de palen is haar toneel waar ze bovendien ondersteuning krijgt van het team. Omdat de toekomstige bezoekers zich in een liminele fase bevinden gedragen zij zich berekenend. Zij zijn zich bewust van de ongemakkelijke positie waarin ze zich bevinden. De hostess beoordeelt hen middels een vluchtige body-check en laat ze toe of weigert ze. De vraag die rest is op welke wijze zij dit precies doet. Door het proces van categoriseren toe te lichten kan er volledig antwoord gegeven worden op dit tweede aspect van de vraagstelling.
Categoriseren Het deurbeleid van clubs hangt nauw samen met het categoriseren van personen. Aan de deur moet er, in het geval van de JW, door de hostess een onderscheid gemaakt worden tussen personen die wel en personen die niet naar binnen mogen. Zij moet mensen hiervoor letterlijk keuren. Verschillende factoren zijn op dit keuringsproces van invloed. Allereerst is er een interactie tussen de hostess en de toekomstige bezoekers. Zoals duidelijk gemaakt met behulp van Goffman’s theorieën over interacties, scant de hostess de bezoekers en keurt hun persoonlijke façade, dat wil zeggen hun kleding, uiterlijk, houding en lichaamsgebaren. Ze plaatst de bezoekers vervolgens in een categorie. Verschillende categorieën kunnen vervolgens worden gereduceerd tot de simpele tweedeling: zij die naar binnen mogen: de insiders, en zij die niet naar binnen mogen: de outsiders.
21
Niet alleen uiterlijkheden worden bekeken, ook het gedrag van de toekomstige bezoekers in de afgebakende ruimte voor de club wordt door de hostess gekeurd. De zintuiglijke ervaring speelt hierbij een belangrijke rol. Volgens Verrips (2001) is een van de fundamentele problemen waarmee men in verschillende Europese samenlevingen worstelt, “de groeiende discriminatie van leden van groeperingen die men niet als autochtoon, inheems of behorend tot het eigen volk beschouwt” (Verrips 2001: 287). Hij stelt daarover dat er aan dit discriminatoire proces een eenvoudig traject van classificeren vooraf gaat. Dit traject is gelijk aan het categoriseren wat voor de deur van de JW gebeurt. Verrips legt in zijn essay over in- en uitsluiting de nadruk op het vrij onbestudeerde veld van zintuiglijkheid binnen dit traject. De wijze waarop mensen elkaar zintuiglijk ervaren zou volgens hem een belangrijke bron van discriminatoir denken en handelen kunnen zijn (ibid.: 289). Het blijkt dat “ook (of zelfs vooral) de zintuiglijke ervaring (van de geluiden en geuren) van anderen van grote betekenis is voor wat men thans in- en uitsluitingsprocessen noemt” (ibid.: 289). Volgens verschillende werken van sociale wetenschappers heeft het negatief of positief classificeren, en het evalueren en behandelen van medemensen naar deze classificaties, te maken met de geluiden die ze voortbrengen of waarmee ze zich omringen (ibid.: 289). Naast het geluid dat men voortbrengt wordt ook een meer algemeen beeld dat mensen van elkaar hebben gekeurd. Verrips noemt hier de bruikbare begrippen ‘somatisch normbeeld’ en ‘somatische afstand’ van Hoetink (1962) (ibid.: 292). Hij stelt dat met behulp van deze begrippen een beeld gevormd kan worden van de toegenomen gevoeligheid van individuen en groepen voor “als onaangenaam ervaren zintuiglijke prikkelingen” en “hoe die vertaald kunnen worden in allerlei soorten in- en uitsluitend gedrag” (ibid.: 292). Onder het normbeeld verstaat Hoetink somatische eigenschappen die leden van een bepaalde groep hebben leren delen als norm (ibid.: 292-3). Verrips introduceert hier het begrip Gestalt. Hij omschrijft het als somatische kenmerken waaronder een groot aantal verschijnselen vallen: “niet alleen kleur ... van de huid, kapsel, soundscape en smellscape, maar ook proxemisch gedrag en kledij” (ibid.: 293). Deze Gestalt die individuen bezitten, deel uitmakend van een bepaalde groep, wordt door anderen gekeurd. Bovendien wordt er naar aanleiding van deze Gestalt in- en uitgesloten.
22
Het proxemisch gedrag is nader te omschrijven als het gedrag van mensen in ruimtes en hoe men omgaat met het in de fysieke nabijheid verkeren van anderen. Dit maakt onderdeel uit van een Gestalt van een persoon of groep en wordt door Hall vergeleken met proxemisch gedrag van dieren (Hall 1990 [1966]: 7). Bij de JW heeft het deurbeleid niet zozeer te maken met de feitelijke keuring van het gedrag van mensen in ruimtes en van hoe men omgaat met de nabijheid van anderen maar meer een gevolg van dit proxemisch gedrag, namelijk territorialiteit. Dit kernbegrip wordt door Hall beschreven als: het gedrag waarmee een organisme beslag legt op een gebied en dat gebied verdedigd (ibid.: 7). Dit gebied wordt voor zowel soortgenoten als vreemdelingen afgesloten. Voor dieren geeft het afgebakende gebied een frame waarbinnen dingen gedaan worden. Zo zijn er aparte territoria voor leren, eten en veilige schuilplaatsen (ibid.: 8). In het dierenrijk heeft deze territorialiteit te maken met status. Net als de dieren hebben mensen ook territoria waarbinnen bepaalde zaken gebeuren. Elk mens kadert zijn of haar eigen ruimten waarin anderen wel of niet mogen toetreden. Hall concludeert dat het menselijk gebruik en begrip van de ruimte om hen heen, gevormd wordt door de cultuur waarin ze leven. Omdat mensen afkomstig uit verschillende culturen de ruimte om zich heen verschillend gebruiken, heeft ook elk mens een wijze waarop hij of zij territoria vaststelt. Ondanks het universele somatische karakter van proximiteit, bestaan er volgens hem binnen elke cultuur regels voor. Deze regels zijn echter vaak alleen aanwezig in het onderbewuste (ibid.: 129). Als men zich bewust wordt van deze verborgen culturele regels zal volgens Hall interculturele communicatie beter verlopen. De oorzaak van communicatieproblemen is het onbegrip voor personen met een ander proxemisch gedrag. Het gevolg is het buiten de eigen groep plaatsen van mensen. Door het onbegrip worden zij als outsiders bestempeld en dus letterlijk uitgesloten. Voor de deur van de JW is er sprake van in- en uitsluiting van bepaalde personen. Net zoals bij de communicatieproblemen waar Hall over schrijft worden zij na het keuren van hun Gestalt (Verrips 2001: 293) en daarmee ook van hun proxemisch gedrag, in één van de twee eerder genoemde categorieën geplaatst: de insiders en de outsiders. De hostess maakt een keuze op basis van dit Gestalt. Is men wel of niet geschikt om toegelaten te worden tot de club? De hostess bevindt zich voor de deur van ‘háár’ club in háár
23
territorium: het met een koord afgebakend gebied van waaruit zij haar werkzaamheden verricht. Hoe zij dit precies doet en wat hiervan de gevolgen zijn, zal verduidelijkt worden in het volgende deel.
‘Wij’ en ‘zij’ Het categoriseren van de bezoekers voor de deur van de JW is het maken van een onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’. Bij jongeren, schrijft Rhoda MacRae (2004), bestaat het nachtleven uit personen die een keuze maken voor een bepaalde groep, een bepaalde lifestyle. Die keuze is volgens haar gebaseerd op smaak en culturele kennis. Ze maakt aan de hand van noties van Schutz duidelijk dat het aanleren van culturele praktijken grenzen helpt creëren. Grenzen die te vergelijken zijn met het vasthouden aan territoria. De oorzaak hiervan is een bepaalde proxemische achtergrond, die vastligt door de cultuur waar men toe behoort. Het gebruik van de notie ‘de ander’ wordt door haar beschreven als: “We use ‘otherness’ as a powerful means of identification and differentiation, inclusion and exclusion” (MacRae 2004: 69). De keuze van de hostess om iemand wel of niet toe te laten tot haar in-group, haar ‘wij’ groep, heeft te maken met het beoordelen van levensstijlen. MacRae stelt in haar essay over jongerengroeperingen in het nachtleven dat “...notions of what and who you are, as well as what and who you are not, only become meaningful and significant through interaction with others” (MacRae 2004: 57). Door interacties met anderen wordt voor elke persoon duidelijk welke levensstijl bij hem of haar past. Deze levensstijl deelt deze persoon met anderen en bepaalt zijn of haar gedrag in het nachtleven (ibid.: 57). Bij de JW wordt door de hostess gekeken of de bezoeker die voor haar aan het koord staat te wachten, past binnen haar levensstijl. Deze levensstijl is de belichaming van het imago van de club. MacRae citeert hierover Roberts die stelt dat “young people ‘placing’ each other and defining themselves according to their lifestyles rather than using the old social markers” (ibid.: 58). Hiermee wordt gezegd dat andere categorieën als klasse en sociale status minder gelden binnen het creëren van groepen in het uitgaanscircuit. Een gesprek dat ik voerde met de hostess over onze achtergrond, is een illustratie van de stelling dat levensstijl andere categorieën vervangt. S. vroeg me tijdens dit gesprek: “Wat voor opleiding doe je eigenlijk?” Ik antwoordde haar dat mijn onderzoek
24
bij de JW deel uitmaakt van mijn bachelor aan de universiteit van Amsterdam en dat ik antropologie studeer. Zij antwoordde hierop: “Ik heb niet zo’n opleiding als jij maar ik weet wel alles van dit leventje...Er komt hier van alles maar ik bepaal wie er binnen mag.” De hostess maakte met deze uitspraak een onderscheid tussen haarzelf en mij wat betreft opleiding. Daar tegenover stelde zij de touwtjes in handen te hebben voor de deur van de populaire club met als onderliggende boodschap haar hogere status op dit vlak. MacRae stelt hierover dat “... [L]ifestyles can be means for creating hierarchical distinctions both between and within groups, that they can reflect and legitimise divisions within the social world” (MacRae 2004: 58). De keuze voor een bepaalde levensstijl hangt volgens MacRae samen met de habitus van een persoon.
Habitus en Gestalt MacRae betrekt Bourdieu’s (1984, 1998) habitus bij het aannemen van een levensstijl en definieert het als “a socially, historically situated condition, instigated from early childhood through interaction with the family and significant other social agents” (ibid.: 59). Hierbij is niet alleen het cognitieve proces van toebehoren tot een bepaalde levensstijl van belang maar ook de “systems of meaning” die belichaamd zijn in taal, gebaren, beweging en materiële objecten (ibid.: 60). Verrips noemt Gestalt als alternatief voor habitus en stelt net als MacRae dat ook de lichamelijke aspecten van deze Gestalt een grote rol spelen bij in- en uitsluiten (Verrips 2001: 293). Hij stelt dat de confrontatie met één aspect (een geluid, een geur, een kledingstuk of een kleur) al genoeg is “om een gehele Gestalt te voorschijn te roepen en daarmee een neiging om te willen in- of uitsluiten” (ibid.: 293). De hostess doet dit uitsluiten naar aanleiding van één aspect van het Gestalt wanneer zij zonder een seconde na te denken afgaat op een eerste indruk van een persoon wanneer zij deze afwijst. Ze zet de al eerder opgedane kennis over bepaalde mensen en hun levensstijlen in bij het categoriseren. Er werden tijdens mijn onderzoek voor de deur een aantal keren dames met hele korte rokjes geweigerd onder het excuus van de gastenlijst die aangehouden moest worden. “Nee die zijn echt te sletterig hoor” zei de hostess tegen me nadat ze een dergelijk groepje dames weigerde en ze buiten gehoorsafstand waren. Een aantal bekende Nederlanders werden daarentegen zonder
25
problemen binnengelaten. Zij zijn waarschijnlijk goed voor het image van de club en behoren tot het type mensen dat het juiste Gestalt heeft om de club binnen te komen. Veel vrienden van de portiers en de hostesses werden voorgelaten en tussendoor ook eenvoudig op de gastenlijst gezet. “Het is deze Gestalt, die uiteraard niet statisch maar dynamisch is, die voortdurend door mensen gebruikt wordt om medemensen die een andere Gestalt representeren onmiddellijk te classificeren en evalueren” (Verrips 2001: 293). Dit werd me duidelijk toen hostess L. een man weigerde. Ze zei me: “Hij ziet er uit als een junk. Hij stonk ook.” Een persoon reageerde op een door mij geplaatste vraag op een internetforum over waarom mensen worden geweigerd bij clubs als de JW: “Misschien 's een nieuwe deodorant aanschaffen?” Wanneer er iemand de avond van mijn onderzoek geweigerd werd en diegene weg was, hoorde ik de hostess dingen mompelen als: “Toeristen” of “veel te druk” met een afkeurende toon in haar stem. Ik had de indruk dat de geweigerde bezoekers die avond veelal grote groepen jongens waren die óf geen dames in hun gezelschap hadden, duidelijk toeristen waren óf een combinatie van beide. Jonge jongens kwamen ook niet binnen. Zo werd er ook een groep Engelssprekende jongens geweigerd. Toen ze voor het koord gingen staan, stond de hostess ze vriendelijk te woord maar zei wel dat het alleen gastenlijst was die avond. De jongens bleven voor het koord rondhangen en luidruchtig in het Engels met elkaar praten over de club en of het wel leuk was om überhaupt daar naar binnen te gaan: “This place sucks” zei één van hen. Een ander liep weer tot aan het koord en hing er overheen. Ik rook een duidelijke alcoholgeur uit zijn richting vandaan komen. De jongen werd door de portier verzocht een stapje achteruit te gaan en dat deed hij wankelend. De hostess zei hem: “You won’t get in tonight. You’re also very drunk.” De jongen lachte en liep wankelend naar zijn vrienden. Ze liepen al snel naar de club even verderop waar ze wel binnen werden gelaten. De hostess wendde zich tot mij en zei: “Wat denken ze wel niet. Met zó’n kegel voor me te staan en verwachten dat ik ze binnenlaat. Echt niet.”
26
Territoria Verrips noemt Hall en zijn studie naar proximiteit als voorbeeld het belang van de sensorische aspecten bij in- en uitsluiting (Verrips 2001: 289). Hall begint zijn boek met de beschrijving van de regulering van afstand en territorialiteit bij dieren: “Territoriality, ... is usually defined as behavior by which an organism characteristically lays claim to an area and defends it against members of its own species” (Hall 1990 [1966]: 7). Zoals al aangetoond in de beschrijving van het entourage voor de JW, beschermd de hostess ‘haar’ gebied tussen de zwartfluwelen koorden rond de ingang van de club. Zij gebruikt het als een podium om haar werkzaamheden op uit te voeren en weert buitenstaanders uit dit gebied. In de introductie van zijn Interaction Ritual (1967), een verzameling essays over face-to-face gedrag, schrijft Goffman: “There is a close meshing with the ritual properties of persons and with the egocentric forms of territoriality” (Goffman 1967: 1). Territorialiteit
is
van
groot
belang
in
het
onderzoek
naar
in-
en
uitsluitingsprocessen door de hostess. Het beschermen van haar territorium is te koppelen aan zintuiglijke ervaring. Hall stelt dat de grenzen van een persoon niet ophouden bij de huid om het lichaam heen, maar ver daarbuiten. Elk mens heeft meerdere onzichtbare cirkels om zich heen waartoe slechts een beperkt aantal anderen mogen toetreden: “[E]ach animal is surrounded by a series of bubbles or irregularly shaped balloons that serve to maintain proper spacing between individuals” (Hall 1990 [1966]: 10). Het koord als gevolg van het proxemisch gedrag van de hostess dat behoort tot haar cultuur, namelijk de cultuur van de club waarvoor ze werkt, fungeert als tastbare ‘bubbel’ om de hostess en haar team op een afstand te houden van ongewenste bezoekers. De zintuigen worden door Hall onderverdeeld in twee categorieën. De receptoren van afstand: de ogen, de oren en de neus en de onmiddellijke receptoren: de aanraking waarbij de sensaties ontvangen worden via de huid, het membraan en de spieren (ibid.: 41). De hostess gebruikt de afstandsreceptoren met de ogen als belangrijkste verzamelaar van informatie. Hall stelt dat de ogen niet alleen “information gatherers” zijn maar tegelijk ook fungeren als uitdrukkingsmiddel: “[A] look can punish, encourage, or establish dominance” (ibid.: 65). De hostess creëert overwicht door met haar blik over de rij te glijden en alleen te lachen naar haar collega’s. Ze gaat niet alleen op haar zicht af wanneer ze een oordeel velt over de toekomstige bezoekers maar zet haar gehoor in en
27
weigert mensen als dat wat ze hoort haar niet aanstaat: “Die zijn echt veel te lawaaierig hoor, die wil ik niet binnen hebben.” De ex-portier J., een andere informant, noemt in onze emailcorrespondentie soortgelijke criteria om af te wijzen of toe te laten. Hij schrijft het volgende: Als mensen qua kleding [met] trainingsbroek [aan en] onverzorgd zijn [:] stinken [,] ongeschoren [zijn,] baarden [hebben] etc etc. Dan werken wij altijd met vaste klanten. ... En als ze dan flippen of bijdehand doen geeft dat alleen maar aan dat jou[w] keuze juist is geweest om iemand niet binnen te laten. Het is ook wel persoonsgericht hoor [want] als iemand heel netjes blijft kan je wel eens een uitzondering maken.
J. zegt hiermee dat als mensen zichzelf uiterlijk niet verzorgen en een slechte hygiëne hebben, ze niet naar binnen worden gelaten. De portiers wijzen deze personen meestal niet op deze onvolkomenheden maar gebruiken in dergelijke gevallen het excuus dat ze zich aan de gastenlijst houden en dus een vaste klantenkring hebben. Ook J. geeft net als de hostess van de JW toe dat er altijd uitzonderingen worden gemaakt. Het feit dat mijn vriendinnen en ikzelf binnen werden gelaten terwijl we de JW voor het eerst bezochten, illustreert dit. De taal die bezoekers spreken, beïnvloedt de keuze van de hostess; vaak worden groepjes toeristen geweigerd. In de meeste gevallen spreken ze met elkaar wanneer ze voor het koord in de rij staan. Als ze stil zijn is er voor hen echter een mogelijkheid wel binnengelaten te worden. Eén aspect van hun Gestalt, namelijk hun taalgebruik, wordt in deze gevallen niet goedgekeurd, wat reden is voor weigering door de hostess. Naast het feit dat ze Engelssprekend zijn, spelen toegewezen stereotyperingen een rol bij deze beslissing: “Whenever people from different countries come into repeated contact they begin to generalize about each other’s behavior” (Hall 1990 [1966]: 131). Zo zei de hostess over het weigeren van toeristen: “Die zijn vaak met te grote groepen en vooral de Engelsen, die drinken heel veel.” Op de forumsite van partyscène vroeg ik voor het internetresearch waarom mensen worden geweigerd. Eén persoon schreef: “Pas op met je Brabantse accent! Daarom wordt ik het meest geweigerd...”
28
‘Hip’ vs mainstream Niet alle geweigerde bezoekers zijn echter afkomstig uit een ander land of hebben een ‘ander’ accent. Hall argumenteert dat er miscommunicaties optreden tussen mensen met verschillende culturele achtergronden omdat men geen begrip opbrengt voor het proxemisch gedrag dat de ander heeft (Hall 1990 [1966]: 129). De hostess deelt haar proxemisch gedrag wellicht niet met de bezoekers die zij weigert. Niet alleen hebben deze mensen een ander Gestalt dan zij maar ook een andere cultuur dan die van de club die ze representeert. De habitus van Bourdieu is de alledaagse kennis of het cultureel kapitaal “that reflects the routine experience of appropriate behaviour in particular cultures and subcultures” (MacRae 2004: 59). Bourdieu richt zich op de wijze waarop wij mensen onze “capitals” mobiliseren om sociale erkenning en status te winnen. Capitals zijn hier de
economische, culturele, fysieke, sociale en symbolische middelen of kennis die
sociale actoren kunnen gebruiken en inzetten om hun sociale positie te verhogen (ibid.: 59). Een wijze om dit te bewerkstelligen is een bepaalde vrijetijdsbesteding te kiezen (ibid.: 59). Uitgaan in een club is een dergelijke vrijetijdsbesteding. Voor welke club men kiest is daarom tekenend voor de sociale positie die men wil bereiken. Thornton (1995) maakt gebruik van de notie cultureel kapitaal om clubcultuur te onderzoeken. Zij stelt dat ‘subcultureel kapitaal’ minder klassegebonden is dan cultureel kapitaal en dat subcultureel onderscheidende klassenbepalingen verduistert: “the mainstream ‘other’, the ‘Teds, Sharons and Tracys are trapped in their class, they do not enjoy the classless autonomy of “hip youth’” (ibid.: 59). Deze Teds, Sharons en Tracy’s zijn representatief voor de personen die niet ‘hip’ genoeg zijn om naar binnen te komen. Het onderscheid tussen ‘hip’ en mainstream geeft aan dat er elitisme en discriminatie bestaat tussen sociale groepen (ibid.: 59). De hostess heeft een bepaald idee over wat ‘hip’ is en wat niet. Ze geeft immers zelf toe dat ze op drukke avonden “het beste van het beste” binnen wil hebben en dus streng is aan de deur. Een van de portiers noemt deze personen “het neusje van de zalm” dat ze graag voor de deur en in de club zien. Zo schrijft J., de ex-portier, over de voorkeuren van een doorbitch:
29
Nee, er bestaat geen beleid. Dat wordt gemaakt door de mensen zelf. De dame in kwestie hier dus. Als jou[w] kop haar niet aanstaat zegt ze dat je er niet bij past. En het zal ook wel een beetje bij het type mensen aansluiten wat daar komt.
Bekende Nederlanders worden immers ook zonder blikken of blozen voorgelaten. Het is een combinatie van factoren. De Gestalt van een persoon: huidskleur, kapsel, het geluid dat iemand produceert en de geur die iemand uitstoot, proxemisch gedrag en kleding moet de hostess goedkeuren. Hij of zij moet passen binnen de club en de samenstelling van de avond. Feitelijk komt het neer op het volgende: de avond van mijn onderzoek vraagt een jongen of hij naar binnen mag. Hij wordt geweigerd. Als hij wegloopt zegt hij tegen een andere jongen in de rij: “Je komt alleen binnen als zíj [de hostess] je mag”. Als ik dit voorval later nog een keer ter sprake breng bij de hostess, zegt de portier met een glimlach op zijn gezicht: “Het is toch ook waar”. De hostess slaat de portier met de gastenlijst die ze in haar hand heeft. “Ja, eigenlijk wel” geeft ze lachend toe.
In- en uitsluiting De vraagstelling: Welke rol speelt de hostess bij in- en uitsluitingsprocessen in het Amsterdamse uitgaansleven? is in deze scriptie opgedeeld in twee delen. Allereerst is met behulp van Goffman’s analyses van interacties, antwoord gegeven op de vraag wat voor rol de hostess speelt. In haar interacties met de bezoekers speelt de hostess een rol als onderdeel van een voorstelling op een podium. Het podium is een afgebakend gebied, het zwartfluwelen koord om de deur heen, dat de entourage genoemd is. Omdat de hostess in een teamverband samenwerkt met anderen en zij daarin op de voorgrond treedt, kan gesteld worden dat ze de solist van deze voorstelling is. Loyaliteit jegens haar teamgenoten bestaat zoals bij elke voorstelling op een podium. Onderhuidse rivaliteit blijkt echter ook aanwezig te zijn zoals ik opmerkte toen ik aanwezig was op een avond dat beide hostesses in functie waren. Als zogenaamde doorbitch mag de hostess, zonder zich te hoeven verantwoorden, mensen afwijzen of toelaten tot het gebied achter de coulissen: haar territorium. Ze doet dit door in te spelen op de liminele positie die de bezoekers innemen wanneer ze uit hun dagelijkse routine stappen en in de rij voor de deur van de club gaan staan. De drempel van de deur is de overgang binnen het ritueel ‘uitgaan’ en daarmee de letterlijke toegang tot de insiders van de club. 30
In het tweede deel van deze scriptie ligt de nadruk op de verdere bespreking van het ‘hoe’ de hostess functioneert en op basis waarvan. De belangrijkste term binnen de analyse van de wijze waarop de hostess uitsluit, is het Gestalt. Op het moment dat de bezoekers zich in de liminele positie bevinden voert de hostess de body-check uit en keurt daarmee hun Gestalt. Belangrijk onderdeel van de lichamelijke kenmerken, de somatische Gestalt (Verrips 2001: 293), is het proxemisch gedrag dat bepaald wordt door de cultuur waartoe men behoort. Proxemisch gedrag heeft alles te maken met de afstand tussen mensen onderling; hoe dicht ze bij elkaar staan tijdens hun interacties met anderen. Gevolg hiervan is het creëren van territoria: wie mag tot waar komen en waarom. De hostess bepaalt wie mag toetreden tot haar territorium. Ze laat mensen toe die behoren tot een groep met een bepaalde levensstijl, de stijl die behoort tot kenmerken van haar ingroup. Jongeren kiezen tot wat voor groep ze willen behoren en bepalen daar aan gerelateerd welke uitgaansgelegenheid ze bezoeken. De hostess heeft zelf een lifestyle aangenomen die past binnen haar rol als doorbitch. Dit is haar persoonlijke façade. De clubeigenaar heeft de twee dames niet voor niets benaderd om deze rol voor de deur van de club te vervullen en vertrouwt ook volledig op hun oordeel, zoals hij zelf aangaf in een gesprek. Hij staat daarmee achter het feit dat de hostesses een belichaming zijn van het image dat de club tentoonspreid. Bepaalde mensen horen bij dit image en anderen niet. Omdat de hostess een rol vertolkt binnen het ritueel dat ‘uitgaan’ heet, is het in- en uitsluiten te verantwoorden. Iedereen doet mee aan het toneelspel voor de deur van de club; de één als toeschouwer, de ander als mededeelnemer. De rol van de hostess bij inen uitsluitingsprocessen in het Amsterdamse uitgaansleven is die van een gatekeeper tot een gebied waar hipheid een grote rol speelt. Geconcludeerd kan worden dat haar persoonlijke voorkeur en de eerste indruk die ze van bezoekers heeft bepalend is voor het oordeel dat ze velt. Ze keurt iedereen en dat veroorzaakt spanningen. Zijzelf is representatief voor JW’s lifestyle: ‘hip’, jong en zelfverzekerd. Daarmee wordt de boodschap uitgezonden naar alle ‘geweigerden’, de outsiders: je komt niet binnen als jouw Gestalt haar niet aanstaat! Wees zoals zij en je wordt een insider.
31
Literatuur
Douglas, M. 1966
Purity and Danger. An Analysis of Concepts of Pollution and Taboo. New York • Washington: Frederick A. Praeger, Publishers
Goffman, E. 1959
De Dramaturgie van het Dagelijks Leven. Schijn en Werkelijkheid in Sociale Interacties. Oorspronkelijke titel: The Presentaion of Self in Everyday Life. Vertaling door Drs. P. Nijhoff en Drs. G. J. Johannes. Utrecht: Erven J. Bijleveld
1967
Interaction Ritual. Essays in Face-to-Face Behavior. Chicago: Aldine Publishing Company
1971
Relations in Public. Microstudies of the Public Order. London: Allen Lane The Penguin Press
Hall, E. T. 1990 [1966]
The Hidden Dimension. New York: Anchor Books
Hammersly, M. en Atkinson, P. 2002 [1983]
Ethnography. Principles in practice. London and New York: Routledge
Hollands, R. 2002
‘Divisions in the Dark: Youth Cultures, Transitions and Segmented Consumption Spaces in the Night-time Economy.’ Journal of Youth Studies, Vol. 5, No. 2. pp. 153-171
MacRae, R. 2004
‘Notions of ‘Us and Them’: Markers of Stratification in Clubbing Lifestyles.’ Journal of Youth Studies, Vol. 7, No. 1. pp. 55-71 32
Thornton, S. 1995
Club cultures: music, media and subcultural capital. Cambridge: Polity Press
Turner, V. 1982
From Ritual to Theatre. The Human Seriousness of Play. New York: PAJ Publications
Verrips, J. 2001
‘Kleine anatomie van in- en uitsluiting’. In: Flip Lindo & Mies van Niekerk (Eds.), Dedication & Detachment. Essays in Honour of Hans Vermeulen. Amsterdam: Het Spinhuis. pp. 285-299
33