Weduwen en weduwnaars A.Kamer 31 augustus 2013
1. Spanning tussen emotie en vrijheid 2 2. Enkele bijbelse gegevens 2 3. Aspecten van het rouwen 4 4. De relaties van een nabestaande 10 5. Een nieuw huwelijk? 12 6. Aanwijzingen voor het gesprek 18
© copyright 2013 Praktijkcentrum niets in deze uitgave mag worden verveelvoudigd en / of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Praktijkcentrum
pagina 2 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
1. Spanning tussen emotie en vrijheid
Vroeg of laat wordt ieder huwelijk ontbonden. De meeste door de dood. Anderen door echtscheiding. Diep verdriet ontstaat. Het rouwproces gaat in werking. Het huwelijk heeft opgehouden te bestaan. Vooral de dood is een niet te miskennen eindpunt. De emoties als gevolg hiervan zijn voor de buitenstaander moeilijk te peilen. Ook als je het zelf eens hebt ervaren, kun je je niet echt inleven in de ander. Ieder moet daardoor zijn eigen weg gaan om de rouw te kunnen afleggen.
2. Enkele bijbelse gegevens
We noemen enkele schriftgegevens die iets zeggen over ons onderwerp. Rouwgebruiken Van belang is te bedenken dat het OT rouwgebruiken naar Kanaänitische gewoonten verbiedt, namelijk het aanbrengen van blijvende kwetsuren. Israël heeft immers te maken met de God van het leven. Wel kent Israël het rouwgewaad en het rouwgebruik. Maar juist het evangelie van het Nieuwe Testament zet het leven in het teken van de genadige doortocht naar het leven (HC vr./antw. 45). Kwetsbaarheid Het valt op dat de weduwe en de wees sterke aandacht krijgen in de bijbel. De sociale positie van de weduwe was destijds praktisch oneindig veel zwakker dan die van vandaag. Vandaar dat de bijbel vooral spreekt over de zorg voor de weduwen en de wezen. Er is mij geen plaats bekend waar gesproken wordt over de weduwnaar. Dat verbaast ons niet als we weten dat juist de vrouwen en hun kinderen een kwetsbare en onbeschermde groep waren in de samenleving. Bij ons is dat zakelijk wat versluierd door o.a. de sociale wetgeving die een bepaalde vorm van zelfstandig leven mogelijk maakt. Ook door de werkende vrouw, mogelijkheden voor oppas e.d.
pagina 3 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
Familie Buiten onze Westerse maatschappij is een weduwe vaak nog overgeleverd aan de grillen van de familie. In de bijbelse tijden leefde men meer in familiegroepen, die een gezin werden genoemd: slaven en vrijen samen. Ongehuwde alleenstaanden waren er slechts noodgedwongen (de ‘ware weduwe’ van 1 Tim.5: 5?). Weduwen waren meestal genoodzaakt terug te gaan naar de eigen familiekring, waarnaar ze zich moesten schikken, of ze werden als eigendom van de schoonfamilie behandeld, wat o.a. kon neerkomen op een ‘verslaafd’ leven. Ook in dit opzicht heeft Ruth een bijzondere plaats in de heilsgeschiedenis. Zij mocht naar een 'rustpunt' zoeken, een eigen plaats onder het volk van God. Naomi reikte haar dat gegeven aan (Ruth 3: 1). De wet van Mozes bood trouwens ook deze bescherming aan de weduwe. Relativering van het huwelijk Het huwelijk wordt in betekenis gerelativeerd, met name in 1 Korintiërs 7: 25-31: wie trouwt doet goed, wie niet trouwt, doet beter. Het huwelijk is een aardse zaak, die niet ‘het’ geluk belooft. Straks zullen er geen huwelijken meer zijn. Wel blijft de diepste verbondenheid in en met de Heer. 1 Korintiërs 7: 39 zegt dat de vrouw gebonden is zolang haar man leeft. Daarna is zij vrij om te trouwen, mits in de Heer. Toch ook hier weer relativering:'toch is zij naar mijn mening gelukkiger als zij blijft zoals zij is, zo voegt de apostel daaraan toe. Getrouwd zijn is immers verdubbelde kwetsbaarheid, zowel geestelijk als psychisch. Weduwen bij Paulus De uitdrukking 'ware weduwen' uit 1 Timoteüs 5: 3 doet vermoeden dat er zusters achterbleven die geen bescherming genoten. In dit verband spreekt ook de opdracht tot diaconale zorg, die juist bij de weduwen is begonnen (Hand. 6). ‘Geestelijke inwoning’ verschaffen (vers 16), zodat niet nodeloos geleden wordt onder de druk van eenzaamheid, is één van de kanten van de diaconale taak van de gemeente. Daarnaast spreekt Paulus in 1 Timoteüs 5: 4 over de weduwe met kinderen: zij dient door haar kinderen verzorgd te worden, die daarmee vergelden wat ze aan haar te danken hebben. De ‘ware weduwe’ wordt de taak van het gebed toegewezen. Tegelijk wordt aandacht gevraagd voor de gevaren van een ‘los leven’: zo’n vrouw is levend dood, staat er; ze verloochent het geloof (vers 15). Dit hoofdstuk doet ook vermoeden dat er een aparte stand van erkende weduwen was, die een eigen taak hadden. Vandaar de leeftijdsaanduiding: boven de zestig jaren (vers 9). Ze worden genoemd in tegenstelling tot de jonge weduwen, die er beter aan doen te trouwen en een gezin te stichten (vers 14). Er zijn rondom dit hoofdstuk vele vragen. Eén ding is duidelijk: het eerste huwelijk verbindt niet meer; het mag de levensgang niet blijven bepalen. Er mag geleefd worden bij het besef dat de Heer nieuwe taken geeft, al blijft de kwetsbaarheid, ook in sociaal opzicht.
pagina 4 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
3. Aspecten van het rouwen
Tijd voor rouw Ieder moet daarin zijn eigen weg gaan. Ons sociale leven kent geen officiële rouwtijd meer die tot uitdrukking komt in kleding en leefgewoonten. Vaak is er zelfs weinig ruimte gelaten om rouw te bedrijven, ook in de gemeente. We leven ' snel' . Een sociale dwàng tot rouwbetoon kunnen we missen. Maar het (her)kenbaar zijn als rouwende, als weduwe of weduwnaar, heeft zijn eigen waarde en eist terecht van de omgeving de aandacht op die de rouwende nodig heeft. Er wordt leed toegebracht als het rouwbedrijf 'verboden' is. Er steekt in die 'oude’ rouwtijd levenswijsheid die niet te versmaden is. Er is tijd nodig om het verlies daadwerkelijk in de dagelijkse dingen te aanvaarden. Je weet wel wat er gebeurd is, je vat het (nog) niet en je kunt het niet oppakken. Onbegrip Men begrijpt je vaak ook niet. Enerzijds hoor je na korte tijd al opmerkingen als: je bent er zeker al overheen. Anderzijds worden de achtergeblevenen gerekend tot een 'vreemde' stand: de mensen die 'het' meegemaakt hebben en als zodanig door lotgenoten aangesproken of door anderen juist gemeden worden. Een nieuwe wijze van leven moet eigen gemaakt worden. In dat kader rekenen we met een rouwtijd, waarin je emotioneel nu eens heel vol dan weer helemaal leeg bent. Soms is de wereld op een afstand komen te staan en is je prestatieniveau onstabiel: nu eens heel hoog, dan weer heel laag. Je staat niet echt voor de buitenwereld open. Je leeft in een soort mist. Je hebt genoeg aan jezelf. Kortom, soms ben je ook een vreemde voor jezelf geworden. Later wordt dan wel gezegd: je functioneerde hooguit, maar was er niet echt bij. Verwarring Er is een merkwaardige cluster van tegenstrijdige emoties. Zorgen voor de betrokkenen betekent in die periode dat je al luisterend de ander ruimte geeft zich uit te spreken, zodat die kan groeien naar een nieuwe rijpheid. Het woord 'begrijpen' kun je beter niet gebruiken, omdat je de ander in zijn rouw niet echt kunt bereiken. De ontwarring van de emotionele knopen vergt tijd. Een aandachtige luisteraar, die ook weet te zwijgen, doet al heel wat. Pijn Die verwarring is geen grond voor wanhoop, ook al twijfel je aan jezelf. De rouwtijd is een groeitijd door verwarring heen. Je moet leren emoties toe te laten en 'een stoel te geven' (de angst onder ogen zien), ook al vrees je dat
pagina 5 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
je uit elkaar klapt. En als dat gebeurt is, het nog niet zo erg: je gaat er niet aan dood. Het doet wel pijn: psychisch en soms ook lichamelijk. Verschrikkelijk soms. Maar door het overleven van de eerste explosie durf je het aan het de volgende keer te ondergaan. Er is dus moed voor nodig om de groeipijnen te accepteren. Wie daaraan wil ontkomen door te vluchten in iets wat ‘afleiding’ geeft, loopt op den duur vast. Wie die moeiten aanvaardt, leert ook het verlies te aanvaarden als opgave van de Heer. Daarmee kan een weg naar de toekomst worden opengelegd. Er is immers een taak gebleven, zo geloven we naar het woord van de Heer. Alleen zijn Verlies betekent o.a. alleen zijn: de lege stoel, die niets terugzegt; je verhaal niet kwijt kunnen. Je mag jezelf best wat foppen. Er zijn mensen die ervoor zorgen dat als ze thuis komen, de radio speelt en het licht aan is; ze roepen goede dag, terwijl ze echt wel weten dat er niemand is. Wie de leegte ontvlucht, hoe dan ook, zal geen rust meer vinden en blijft op reis. Iemand zei eens: “Ik ben eigenlijk steeds bij mezelf op visite”. Vooral de man heeft de neiging om in zijn eigen huis te kamperen. Het vergt dan ook de grootste inspanning voor jezelf te zorgen, soms een ijzeren discipline: steeds de tafel dekken; regelmaat houden in gebed en bijbellezen. Regelmaat in maaltijden is vaak een moeizame onderneming. Wellicht kunnen ouderen in dit opzicht iets leren van jongeren die op kamers wonen. Zij organiseren vaak zogenaamde eetgroepen, die in een bepaalde regelmaat thuis bij elkaar komen, beurtelings voor het eten zorgen en op christelijke wijze de maaltijd houden. Verscheurdheid Je partner verliezen betekent een diepe emotionele scheur. Meer dan eens is me gezegd: het verliezen van een kind doet meer pijn, maar het verliezen van je partner maakt je invalide: je gaat in tweeën; je mist je andere helft. Hoe diep dat ingrijpt, blijkt uit het feit dat het innerlijke gesprek met de gestorvene nog blijft bestaan, soms lange tijd. Soms wel dwangmatig: steeds wordt bijvoorbeeld de vraag gesteld hoe de overledene iets gedaan zou hebben. Op een ander moment wordt de stem nog 'gehoord', de voetstap 'waargenomen'. De innerlijke pijn kan zich ook lichamelijk uiten, bijvoorbeeld in hyperventilatie. Kortom, de achterblijvende voelt zich niet meer dezelfde van voor het overlijden. Hij kan zichzelf soms ook niet meer herkennen in wat hij nu ondergaat. Op zichzelf is dat geen reden voor onrust, hoe beangstigend die ervaring ook kan zijn. Het is meestal van voorbijgaande aard, maar kan wel enige tijd aanhouden. Tekenend zijn ook de stoornissen in het ritme van dag en nacht, het ‘huiluurtje’, de druk en de eenzaamheid van de zaterdagmiddag vlak voor de zondag, als ieder naar zijn huis gaat en jij alleen bent. Ook de 'vakantietijd' is vaak een ellendige tijd. Het zijn zaken die op zichzelf niet behoeven te verontrusten. Een gesprek met een arts kan zinnig zijn om angstgevoelens weg te nemen. Ook de 'wandelstok' van een medicament kan tijdelijk goede hulpdienst verlenen.
pagina 6 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
Sterk en zwak zijn De rouwende voelt zich soms de eerste tijd sterk. De gelovige zegt dan terecht: ik heb kracht van de Heer ontvangen. Eén van de middelen daarbij is ongetwijfeld dat de waarneming van het gemis kennelijk onbewust afgedempt wordt. Je maakt een periode van een soort psychische bewusteloosheid mee, waaruit je pas langzaam wakker wordt. Verslagenheid kunnen dragen Ik denk dat ook dat een gave van de Heer is om onze verslagenheid te kunnen dragen. In die tijd voel je je vaak 'gesterkt', ook in het geloofsleven. De Heer voel je dan dichtbij. In die periode van ‘sterk zijn’ kan de geloofsbeleving intens zijn. Je bent soms zelfs in staat anderen te helpen. Je voelt de neiging om je in allerlei activiteiten te storten om anderen te laten delen in de troost die je zelf in je verdriet ontvangen hebt. Na de ‘sterke tijd’ komen er ook perioden van zwakheid, waarin het verdriet met volle hevigheid toeslaat. Anders gezegd: de mist trekt op, de pijn vanwege het gemis zet door. Je gaat het verlies ervaren en werkelijk onder ogen zien. Tijdens zo’n onvermijdelijke psychische terugval voel je je ‘zwak’ en 'leeg'. 'Je bent gebroken'. Zo laat de Heer ons het verlies verwerken. Juist na een periode van 'sterk zijn' kan het waarnemen van deze 'zwakheid' verbijstering wekken. Ben ik zo zwak? Laat de Heer me in de steek? Die vragen kwellen de rouwende. Er treden stemmingswisselingen op, vaak meer dan eens na elkaar, waarin je jezelf nauwelijks meer herkent. Wie ben ik eigenlijk (nog)? Dat alles maakt het verloop van de rouwtijd soms buitengewoon gecompliceerd. Dat treft temeer als het gemis zinloosheidgevoelens meebrengt, of gevoelens van verlatenheid. Soms is er ook woede tegenover de overledene: waarom heb je me in de steek gelaten? Ook woede tegen God. Dat alles komt soms tot uitdrukking in frustraties: je kunt niet verder; je wilt niet verder. Typerend daarvoor is de onmacht om zelfs maar de foto van de gestorvene te zien. Het is goed deze dingen onder ogen te zien. Het verlies van een partner verscheurt. De tijd heelt deze wond niet. Meer dan eens heb ik horen zeggen: de wond schrijnt wel minder, maar het gemis wordt sterker. Voelden we ons eerst gesterkt, nu ervaren we zwakheid. In die tijd is stabiele attentie van de omgeving nodig om de betrokkenen gelegenheid te geven het masker van ‘aanvaard hebben’ eens te laten vallen en aan zijn gevoelens ruim baan te geven. Ook aan die godloze en mensloze gevoelens, die boven genoemd werden. In zo'n tijd is een nabije naaste van levensbelang, iemand die de belofte van God lijfelijk vertegenwoordigt en soms op een geschikt moment ook uitspreekt. Over de gemeente gesproken!
pagina 7 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
Schuldgevoel Soms lijdt de achterblijvende onder een zeker schuldgevoel. Stel, je hebt een gecompliceerd samenleven achter de rug (bijv. een met liefde ondernomen verzorging bij een lang ziekbed). Dan kun je door het overlijden van de ander soms een gevoel van bevrijding niet onderdrukken, een 'vakantiegevoel', nu een zorg van je is afgevallen. Dat gevoel staat dan weer dwars op het verdriet over het gemis en de leegte die worden ervaren. Genoeg aanleiding om emotioneel helemaal op je kop te staan. Er is soms een wonderlijke mengeling van gevoelens. Soms voelt het niet goed als het erop lijkt dat een inhaalslag wordt ondernomen. Lang niet beoefende hobby's worden ondernomen. Past dat wel? Getuigt het van piëteit? In een huwelijk worden ter wille van de ander soms op zichzelf leuke en goede dingen met liefde nagelaten. Maar nu komen ze weer terug. Mag je daaraan toegeven? Aanvaarding als opgave Steeds moet men zich hierbij realiseren dat het huwelijk toch echt beëindigd is. Er is nu de 'erfenis' van de 'ongewenste vrijheid', die je ook moet aanvaarden, dat wil zeggen: gebruiken. Je huwelijk gevoelsmatig beëindigen betekent losmaking. Goede en slechte woorden, bevelen uit het verleden, gezegd door de ander: ze hebben nu geen zeggenschap meer. Er moet een nieuwe situatie onder ogen gezien worden. Dat kan na negatieve huwelijkservaringen soms een moeizame weg betekenen om anders te leren handelen dan men soms noodgedwongen moest doen. Het mag nu anders. Soms moet het ook anders. Dat kan na een goed huwelijksleven inhouden dat je onder ogen moet zien dat die tijd voorgoed voorbij is en dat met een verschrikkelijk verlies voortgeleefd moet worden. Het goede van eerst kan alleen nog maar in gedachten beleefd worden. Heimwee en verlangen nemen de plaats in tegenover de leegte. Je leeft tussen het verlangen en een werkelijkheid die alleen maar verschrikkelijker wordt, tenzij je die lege, niet-begeerde ruimte wilt en leert meubileren en bewonen. Gehoorzame voortgang In het rouwproces zijn vele stadia, die emotioneel steeds weer anders gekleurd zijn en die individueel sterk kunnen verschillen. Zes weken om weer te kunnen slapen; een jaar om weer aan de gang te kunnen gaan met iets van de 'oude' energie. De oude periode van zware rouw en het rouwjaar waren zo gek nog niet. Men zegt wel: neem de tijd om belangrijke dingen weer een keer alleen te doen. De beste hulp in die tijd is een luisterend oor, iemand die niet oordeelt en ook geen adviezen geeft, waar je emotioneel (nog) niet bij kunt komen (meestal beantwoord met 'ik weet het wel, maar kan er niets mee').
pagina 8 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
Tot de Heer gaan Laten we in en met onze verlegenheid maar tot de Heer gaan en het Hem voorleggen in ons gebed en onze voorbede. Verlegenheid op tijd kan een christelijke deugd zijn. 'Wij weten niet wat we bidden zullen, maar de Geest zelf bidt voor ons met onuitgesproken verzuchtingen '(Rom. 8: 26). Dan komt de Geest ons te hulp. Na verloop van tijd ontdek je ineens dat je weer om iets kunt lachen, dat iets je weer smaakt of dat je weer een plannetje hebt gemaakt. Het zijn allemaal successen in de strijd om de niet begeerde lege ruimte bewoonbaar te leren maken. Eerst lijken minuten uren; langzamerhand gaat de tijd sneller. In dit verband kan de verhouding tot de kinderen moeite geven, ook al zijn ze getrouwd en hebben ze een eigen leven. Soms kunnen zij het namelijk moeilijk plaatsen dat er een fundamenteel andere situatie gekomen is, die verandering mogelijk maakt en ook daartoe verplicht. Ook de familie en de omgeving willen soms iets van het oude behouden. Nieuwe opgave Het beëindigen van de rouw is ook een daad van gehoorzaamheid aan Hem die niets bij toeval in ons leven laat gebeuren, maar die ons nu kennelijk op andere wijze dienst laat doen in het Koninkrijk van God. We moeten ons dat uitzicht in de weg van veel strijd eigen maken. Ook de mensen in de omgeving hebben die opgave. Het voorgaande huwelijk is door de Heer afgesloten. Daardoor is een nieuwe opgave gekomen. Het zal zaak zijn in woord en daad te laten blijken dat een nieuwe start, in welk opzicht ook, niet inhoudt het wegdoen van het verleden. Zo’n start betekent wel dat je in opdracht van de Heer de dienst in het Koninkrijk op een andere manier voortzet. Dat is goede rouwverwerking: de leegte zó vullen, dat je de Heer weer dient in de nieuw gegeven ruimte. Natuurlijk verdwijnen de littekens niet; ze typeren het latere leven zelfs. Maar bij goede verwerking hebben ze geen bepalende positie in de levensvoering. Taken Hier raken we een basisgegeven dat iedereen aangaat: ongehuwden, gehuwden en niet-meer-gehuwden. De Heer geeft taken, die we 'in de Heer' hebben te aanvaarden. Onder Gods regering is er geen toeval in de dingen van onze dag. We zullen onze ogen moeten (leren) openen om die taken te (willen) zien en te leren zien. Dichtbij, in huis, bij huis. Juist op de plek die je wel zou willen ontvluchten. We hebben ons te begeven in de relaties die de Heer geeft. We zijn door de Heer 'gestationeerd' (Calvijn). Zo vinden we de opgaven van de dag, ook al hebben we daarom niet gevraagd en wensen we onszelf een ander leven toe. Het eerste levensverband is de directe familie; daarnaast de gemeente, waar we het voedsel voor het geloof vinden en voor een deel ook de dagelijkse oriëntatie. Het leven 'in geloof’ zet ons 'op wacht' (Calvijn) in de dingen van de dag. Iets ondernemen 'in de Heer' naar 1 Korintiërs 7: 39 houdt in dat we, vertrouwend op Gods beloften, de zaken van de dag maar weer oppakken, wetend dat we juist daarin gezegend zullen worden, ook als je alleen bent komen te staan. De daardoor ontstane, niet-begeerde ruimte moeten we beschrijven als het door God nagelaten takenpakket. Daarin moeten we ons
pagina 9 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
begeven, willen we gehoorzaam zijn. Dat houdt in dat we om ons heen moeten zien naar taken die overgebleven zijn. Er wachten ook nieuwe opgaven. Terecht wordt gezegd: als de Heer ergens een deur sluit, wordt er ergens wel een raam opengezet. Mogen en moeten Aanvankelijk wordt dat beleefd als een moeizaam 'moeten'. Dat 'moeten in het heden' gaat echter worden tot het 'mogen met Gods hulp' straks. Dat geeft vooreerst een voortdurende strijd tussen futloosheid, geen zin hebben en geen moed hebben enerzijds en anderzijds de wetenschap dat er iets gedaan moet worden. Mogen en moeten zijn soms wonderlijk verstrengeld. Tijdelijk soms. Ook wel in een vooreerst onontwarbare knoop, waaruit langzamerhand een leidraad te voorschijn komt, aan de hand waarvan de nieuwe ruimte in bezit kan worden genomen. Het vinden van taken in de gemeente en daarbuiten is één van de opdrachten. Dat kan ook gebeuren in het aangaan van persoonlijke relaties van allerlei aard. We denken hierbij ook aan de 'zorgadoptie' zoals we dat vinden onder die ouderen die voor elkaar opkomen en met elkaar optrekken, zonder dat er sprake is van een huwelijksband. Dat verschijnsel zien we steeds meer. Het zal samenhangen met het feit dat er meer alleenstaanden komen en de gemiddelde leeftijd hoger is geworden. Je zou het kunnen noemen: een min of meer 'vaste' begeleider of begeleidster bij allerlei gelegenheden. Ten slotte kan ook hertrouwen aan de orde komen, als het mogelijk blijkt een diepe vriendschap te kronen met een huwelijk. Het eerste jaar Een vuistregel is: neem het eerste rouwjaar geen beslissingen die van blijvende betekenis zijn. Laat alles zoveel mogelijk bij het oude, omdat je nog niet in staat bent het geheel te overzien en te besturen. We denken aan ingrijpende veranderingen als verhuizing enz. Je moet eerst een jaar alles alleen gedaan hebben, zo wordt wel gezegd. Alleen voor jezelf de tafel dekken, alleen thuis zijn en alleen thuis komen, je eigen verjaardag en die van de ander alleen vieren, alleen de vakantietijd meemaken enz. Elk voor zich een zware opgave. Deze tijdsduur van een jaar is geen wetmatigheid. Het geeft wel de persoonlijke weg aan die te gaan is om de nieuwe situatie bewust te leren aanvaarden. Je moet eerst weloverwogen de voor de hand liggende vluchtwegen een keer gepasseerd zijn. Dan kun je ook weloverwogen kiezen voor een nieuwe route, die bij je leven past. De rouw wordt in een emotioneel groeiproces 'beëindigd', doordat de nieuwe 'staat van leven' wordt aanvaard.
pagina 10 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
4. De relaties van een nabestaande
Zoals ieder mens heeft ook een rouwende altijd te maken met medemensen (of dat nu de eigen kinderen zijn, de familie of vrienden en kennissen) en met God. De taak tegenover de kinderen Spreek je over de lasten van weduwen en weduwnaren met kinderen, dan merk je een zekere geladenheid. Allereerst sta je er alleen voor; er is dus geen overleg mogelijk. Het gebed, dit wil zeggen het gesprek met God, is er wel, maar dat is niet te vergelijken met het overleg dat je zo concreet nodig hebt. Bovendien verschraalt het gebedsleven van de alleengaande gemakkelijk zonder de aanmoediging van de ander naast zich. Daarnaast is er de spanning om vader en moeder tegelijk te moeten zijn, terwijl je dat niet kunt. Ofwel: je ervaart de spanning tussen de opgave van troostende liefde van de moeder en het gezag van de vader. Die taken betekenen: continu er zijn zonder mogelijkheid van aflossing en recreatie. Wie alleen staat in een opvoedingssituatie, heeft de neiging zichzelf weg te cijferen. Er is ook wel schuldgevoel. Kun je de kinderen, nu de andere ouder ontbreekt, wel geven wat ze nodig hebben? Verwacht je niet teveel van je kinderen? Krijgen die wel voldoende ruimte zichzelf te zijn, of doen ze ook dienst als vervangend-vader/man of vervangend moeder/vrouw? Ruimte voor kinderen Helaas komt dat laatste voor, dus dat een kind gedrongen wordt in een soort vertrouwensrol, die anders de weggevallen man/vrouw in het gezin zou hebben vervuld. Dat mag zeker niet gestimuleerd worden. Het blijkt dat zo’n kind later vaak extra moeite heeft die ‘taak’ los te laten en een eigen leven op te bouwen. De overgebleven ouder ervaart vaak ook de druk van ‘je mag niet falen, nu je er alleen voorstaat’. De omgeving let op je en geeft je bij voorbaat een minwaardering. Je wordt soms ook kritischer beoordeeld dan anderen, of je voelt je althans zo behandeld. Dat geeft moeiten bij het trekken van grenzen in wat wel en wat niet kan. Stel je niet automatisch je eisen te hoog? Je wilt spanningen en moeiten in je gezin uit de weg gaan om het 'goed' te houden. Je bent bang voor conflicten nu je alleen bent. Er is het kritisch volgend oog van de buitenwacht, die wel wil helpen maar op eigen manier en op eigen voorwaarden. Als je maar bereid bent te volgen. Er is ook het gevaar dat de intimiteit van de gezinscirkel wordt opengerukt door goedbedoelde hulp van grootouders, vrienden. In dit alles geldt dat ieder zijn verantwoordelijkheid draagt. Wie niet geroepen is daarover te oordelen, heeft te zwijgen en alleen op verzoek van
pagina 11 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
de betrokkene te spreken. Ieder zal zijn eigen lasten op eigen manier moeten kunnen dragen. Reacties van de omgeving Vaak gebeurt het dat je als nabestaande nog tobt met je verlies, terwijl de omgeving je verlies zo goed als vergeten is. Dat vergeten wordt soms ‘treffend’ onder woorden gebracht door ‘domme’ opmerkingen, vaak gemaakt in verlegenheid met de situatie, zoals: ‘je bent er zeker wel wat overheen?’ Soms kun je dat te horen krijgen na heel korte tijd. Weduwe en weduwnaar moeten trouwens ook verder bedacht zijn op domme opmerkingen. Vaak zijn ze goed bedoeld, maar wel kwetsend en tonen ze onbegrip. Men kan zich er eenzaam bij voelen. Pijnlijk is ook dat een weduwe of weduwnaar al heel snel in de verdediging moet gaan als hij/zij iets in haar/zijn leven gaat veranderen. Het al dan niet uitgesproken verwijt is nogal eens: de liefde zat kennelijk niet zo diep; dus zal het vroeger wel niet veel zaaks zijn geweest. Het is goed te bedenken dat dit soort verwijten leven onafhankelijk van de tijd die verlopen is. In dit verband is het goed ons niet op stang te laten jagen door wat men zegt en normaal vindt. Iemand maakte eens de opmerking: het is nooit goed, wat je ook doet. Toon je veel verdriet, dan heb je geen geloof; toon je de moed om verder te gaan, dan wordt getwijfeld aan de kwaliteit van het voorbije huwelijk. Dergelijke reacties mogen nooit het verdere leven gaan blokkeren. Nog minder moeten ze je ertoe brengen om van elke verandering al verontschuldigend verantwoording af te leggen. Eigen weg gaan De omgeving kan het een weduwe of weduwnaar ook moeilijk maken, de ontstane ruimte te gebruiken. Er is moed voor nodig om een eigen weg te gaan tegenover de soms goedbedoelde kritische ‘hulp’ van anderen. Het komt immers voor dat de weduwe de ruimte niet gegund wordt om zich aan de 'bescherming’ van vrienden en familie te onttrekken anders dan op straffe van een geschonden relatie. De 'hulpverleners' voelen zich 'verraden’ als hun adviezen niet worden opgevolgd en hun bescherming niet aanvaard. Tenslotte is er - hoe vreemd het ook klinkt - soms sprake van een zekere 'domme' jaloezie vanwege de nieuwe ruimte. Juist bij hen van wie het eigen huwelijk als niet zo best ervaren wordt. De hulp van God Als mensen onder druk staan, wordt soms onderscheid gemaakt tussen draaglast (wat je moet dragen) en draagkracht (wat je kunt dragen). In dat verband wordt wel 1 Korintiërs 10: 13 aangehaald: God zal niet boven vermogen verzoeken. Hoe moet je je dat eigen maken als de spanningen oplopen en het aanvoelt alsof je er niet doorheen komt? Let op het verband waarin 1 Korintiërs 10: 13 staat. Het betreft hier een waarschuwing n.a.v. de historie van Israël in de woestijn. Het volk deelde in Gods weldaden. Toch heeft God in het merendeel van hen geen welbehagen gehad vanwege hun ongeloof. In dat verband staat de waarschuwing: laat daarom iedereen die denkt dat hij stevig overeind staat oppassen dat hij niet valt. Is dat staan een bovenmenselijke opdracht? Let dan op de beloften: God is getrouw en zal niet toestaan dat u boven uw krachten wordt beproefd. Gods trouw is het
pagina 12 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
uitgangspunt. De Heer Jezus leert ons bidden: breng ons niet in beproeving, dit wil zeggen laat ons geen examen doen waarin we moeten bewijzen wat we waard zijn, maar red ons uit de greep van het kwaad. Beproeving Beproeving is: het je eigen maken van de belofte van de Heer, ook als je er gevoelsmatig niet bij kunt komen. Beproeving houdt in: ga op Gods gezag maar verder op de weg die voor je ligt, ook al weet je nu niet wat je volgende stap zal moeten zijn. Reken op de trouw van de Heer. Het je eigen maken, het aanvaarden van de beloften is: steeds opnieuw leren rekenen met Gods trouw door uit te zien naar de beloofde hulp, vaak via mensenhanden die de Heer in je nabijheid ter beschikking stelt. Calvijn maakt ergens de opmerking dat God zijn almacht ook hierin bewijst dat Hij ons helpt via mensen. Een reden voor dankbaarheid, zo zegt hij. Vraag dus om de wijsheid om de nú gegeven opening te zien en die ook te benutten als de uitweg voor vandaag. Verwarring rond ‘tuchtiging’ Soms is er verwarring door een beroep op Hebreeën 12: 7, 10-11: Houd vol, het betreft hier een leerschool, God behandelt u als zijn kinderen (...) Hij berispt ons voor onze eigen bestwil, om ons te laten delen in zijn heiligheid. Door deze ‘oefening’ verkrijgen we ‘een leven in vrede en gerechtigheid’. Let erop dat het woord 'berispen' hier de betekenis heeft van opvoeden, onderwijzen. Er zit niet de bijklank in van afstraffing of vergelding. Dat te erkennen is een zaak van geloof: ons lijden is geen betaling meer voor de zonden, dank zij het volmaakte offer van Christus, maar doortocht naar het eeuwige leven en training (zie ook HC vr./antw. 42). Wij doorgronden het waarom van ons lijden nooit. Hier leren we te leven bij het 'toch gezegend!’ van Zondag 23, vr. en antwoord 60. Wellicht leren we ook met Ps. 119: 26 te erkennen dat het goed is verdrukt te zijn geweest, hoeveel pijn het ook meebracht en meebrengt. Tegenover de belofte van Romeinen 8: 28 dat alles bijdraagt aan het goede, hebben we soms de ervaring dat de Heer dan wel een heel wonderlijke weg gaat. Toch kunnen we spreken van de ‘genade van verdriet’, omdat die ons scherp houdt (zie bijv. Gen. 26: 34; zie ook de doorn in het vlees uit 2 Kor. 12: 7).
5. Een nieuw huwelijk?
Om de eenzaamheid tegen te gaan, kan de weduwe of weduwnaar op een geschikt moment omzien naar de mogelijkheid om vriendschap te sluiten en wellicht om te hertrouwen. Juist nu de mensen ouder worden, is het niet vreemd dat ook in de gemeente het verschijnsel van 'vriendschap op hoge leeftijd', zonder de gedachte aan een mogelijk huwelijk, als een aanvaardbare zaak wordt ervaren. Niet het minst door kinderen, die
pagina 13 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
achtergebleven ouders graag dat vriendelijke 'dak boven het hoofd' gunnen, ook al hebben zij hun eigen moeiten, nu een 'ander' geregeld in huis is. Moeilijker wordt het voor kinderen als een tweede huwelijk in beeld komt. ‘Liefde voor eeuwig’? Soms wordt gewerkt met de claim van de zgn. 'eeuwige trouw': de huwelijksbelofte geldt ook over de dood heen. Een nieuwe liefdesrelatie is dan altijd schending van de trouw, eens beloofd aan de nu overleden echtgenoot of echtgenote. Vanuit die overweging wordt al snel kritiek geleverd op degene die na het overlijden van de partner een nieuwe relatie aangaat. Onthouding getuigt van piëteit, zo stelt men wel. Is het nalaten van een tweede huwelijk ook niet meer overeenkomstig de bijbel (1 Kor. 7:27)? Ook in de gemeente wordt iemand al heel snel in de verdediging gedrongen. Zelfs als er alleen maar gezinspeeld wordt op de mogelijkheid een nieuwe relatie aan te gaan. Waarom eigenlijk? Is er sprake van ontrouw, getuigt het persé van weinig respect jegens de overledene? En ook: kun je meer dan eenmaal in je leven oprecht liefhebben in het huwelijksleven, en mag dat ook? Vrijheid Er bestaat een zekere emotionele afkeer tegen het aangaan van een nieuw huwelijk na het overlijden van de partner: ‘Ben je je eerste vrouw nu al vergeten?’ Dat 'nu al' kan betrekking hebben op de tijd van bijvoorbeeld een jaar maar evengoed op een periode van vijf jaar. Het wordt geuit zonder dat de betrokkene zelf maar weet heeft van de omstandigheden waarin de ander leeft. Zelfs de zinspeling op het aangaan van een vriendschap kan soms al kritisch worden ontvangen. Daarom is het goed vast te stellen dat bijbels gezien met het sterven van de echtgenoot de ander van de band van het huwelijk ontslagen is. Er is dus vrijheid om zijn bestaan anders in te richten. Het moet zelfs, want de achtergeblevene is ontslag verleend. De bijbel over het einde van een huwelijk De bijbel is er duidelijk over: met het sterven van de levenspartner bestaat het huwelijk niet meer. In Romeinen 7: 1-3 zegt Paulus: Weet u dan niet, broeders en zusters (ik spreek immers tot mensen die de wet kennen), dat de wet alleen gezag over een mens heeft zolang hij leeft? Want de gehuwde vrouw is door de wet aan haar man gebonden, zolang deze leeft; wanneer echter de man sterft, is zij ontslagen van de wet, die haar aan die man bond. Zo zal zij dan, indien zij bij het leven van haar man een ander tot man neemt, echtbreekster heten; wanneer echter de man sterft, is zij vrij van de wet, zodat zij geen echtbreekster is, indien zij zich aan een andere man geeft. In 1 Korintiërs 7: 39 lezen we: Een vrouw is gebonden aan haar man zolang hij leeft, maar wanneer hij is gestorven, is zij vrij om te trouwen met wie zij wil, mits het een huwelijk is in verbondenheid met de Heer.
pagina 14 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
Er is dus niet zoiets als een ‘eeuwig huwelijk’. Die gedachte hangt samen met een romantisch ideaal, dat ook in gemeente wel gekoesterd wordt. Bijbels is het echter niet. De huwelijksband blijft rechtens niet voor eeuwig. We denken hierbij ook aan Matteüs 22: 29-32, waar de Heer gevraagd wordt welk huwelijk in de hemel zal voortbestaan na de dood van een aantal partners: Jezus gaf hun ten antwoord: ‘U dwaalt, blijkbaar kent u de Schriften niet, en de macht van God evenmin. Want bij de opstanding trouwen de mensen niet en worden ze niet uitgehuwelijkt, zij zijn dan als engelen in de hemel.' De dood begrenst de binding van het huwelijk. Verschil met echtscheiding Ook de echtscheiding verbreekt de huwelijksband. De gevolgen van scheiding en overlijden verschillen echter fundamenteel. De scheiding komt moeilijk tot een echte emotionele losmaking, zolang de andere ex-partner nog leeft. Het verliezen van man of vrouw laat wel die mogelijkheid, zodat na verloop van tijd ook gevoelsmatig een nieuwe levenstaak kan worden aanvaard en de rouw 'beëindigd'. De dood als grens Het is van groot belang dit gegeven duidelijk voor ogen te hebben, als we ons bezinnen op de ambtelijke taak ten opzichte van weduwen en weduwnaren. Je zult mensen moeten vergezellen op een weg die leidt tot een nieuw, niet begeerd, leven. De vrijheid die is ontstaan door het overlijden van de partner, dwingt tot een ander leven. Daarin kan een andere manier van leven, o.a. een nieuw huwelijk tot de mogelijkheden behoren. Met minder mag het sterven niet worden gewaardeerd, ook al is het aanhoren ervan schokkend. Een andere koers moet worden ingeslagen. Het oude is voorbij, ook al wilde je het niet. De werkelijkheid van het sterven wijzigt de levenskoers tot in detail. Hier raken we de opgaven van de 'rouwtijd'. Je staat voor de opgave je gevoelens met de werkelijkheid in overeenstemming te laten komen. Ook met de werkelijkheid van het beëindigde huwelijk. Onze zaak is het dan het door de Heer gegeven ontslag ook gevoelsmatig te aanvaarden. Dat betekent meestal de zware taak om de ons ongevraagd gegeven en ook betreurde 'vrijheid' als opgave van de dag onder ogen te leren zien. Vrijheid aanvaarden Dat spreken van 'vrijheid' klinkt in dit verband als een vloek. Het is dan ook een ongewenste, beklemmende vrijheid, die je moet leren aanvaarden als de weg die opgedragen wordt door Hem die ons leven regeert. De bijbel verbindt 'vrijheid' aan het dienen van de Heer. Wie Hem dient is vrij. Blijvende emoties Intussen is waar: de dood beëindigt het huwelijk rechtens wel, maar gevoelsmatig niet. En ook lang daarna, om niet te zeggen altijd, blijft er een emotionele band met wat geweest is. Dat kan ook niet anders. Het is immers een stuk van je eigen leven. Daardoor ben gevormd. Dat is minstens
pagina 15 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
tegenwoordig in kinderen en andere familie. Dat kun je niet loslaten, omdat het deel van jezelf is. Dat mag je ook niet loslaten, aangezien je een erfenis hebt aan gevoelens, kinderen, verplichtingen enz. Dat is niet 'voorbij'. Betrekkelijk einde Er is daarom alle reden om te spreken van een betrekkelijk einde, dat een eigen plaats moet krijgen om de weg naar de toekomst open te maken. Wie dat betrekkelijk einde ziet als een definitief einde, maakt 'brokken'. Wie dat betrekkelijke einde ziet als een zaak die niet beëindigd zou mogen worden, doet onrecht aan de opgave voor de toekomst, die de Heer geeft. Wat is dan wel het verwerken van de rouw? Iemand heeft eens gezegd: het is kunnen en durven zeggen dat je dit en dat gehàd hebt. Praktisch wellicht zó, dat je het verhaal van je leed zonder tranen, zonder al te heftige emoties kunt vertellen. Ook kunnen vele dingen dan weer worden ondernomen, die vroeger gemeenschappelijk werden gedaan, zonder dat men er al te 'kapot' van terug komt. Mogelijkheden aanvaarden Daarmee zijn we terug bij de vraag: is een tweede 'liefde' verraad aan de eerste? Ook al weten we bijbels gezien van ontslag uit de dienst door de dood, ook gevoelsmatig het ontslag aanvaarden is een andere zaak. Is een tweede liefde ontrouw? Is het een negatie van de kwaliteit van de eerste? De Schrift wijst aan dat dit niet aan de orde is, hebben we al gezien. Bovendien, wat is eigenlijk ‘liefde’? Het bijbelse woord 'liefde' wordt beheerst door de bewuste keus om de ander te dienen. Ook tegen deze achtergrond is er ruimte en vrijheid voor een nieuwe liefde. In de praktijk zal het vaak zo gaan, dat uit gevoelens van solidariteit (bijv. leven in vergelijkbare omstandigheden) en vriendschap een verbondenheid groeit die doet inzien dat je bij elkaar mag blijven. Op basis van de wetenschap dat de Heer mogelijkheden geeft en zo ook een gemeenschappelijke opdracht kan laten vinden, mag zo’n relatie dan gekroond worden met een huwelijkssluiting. Zo geloven wij Gods regering in de concrete dingen van de dag. Je mag nieuwe taken ontdekken door gegeven/gevonden mogelijkheden te onderkennen. Je mag ook verlichting zoeken van de lasten die te dragen zijn. Het verleden blijft Pas op voor de noodsprong. Een noodsprong brengt onheil. Wie een nieuw huwelijk aangaat, moet daarvan geen wonderen verwachten. Je neemt jezelf met je verleden erin mee. Er is een zekere afstand nodig tegenover het verleden. Anders bestaat het gevaar van idealisering van de overledene en daarmee het gevaar steeds te vergelijken met wat vroeger was. Ook is er het gevaar van een te gekleurde verwachting. Er is wel iets nieuws, maar de banden met het verleden blijven. Dat geldt de partner. Dat besef moet ook bij de kinderen kunnen groeien. Het oude is niet vervangen, maar het oude wordt aangevuld. Van belang is ook dat je, voor zover mogelijk, in elkaars verleden wilt delen en laten delen. Dat is met name van belang als kinderen hun verhalen vertellen over vroeger. Ieder moet zijn verhaal op een goede manier kwijt kunnen. Dan behoudt ieder zijn tehuis.
pagina 16 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
Hoe opnieuw beginnen Je kunt dus nooit blanco ‘opnieuw beginnen’. Dat houdt in dat de overledene niet mag worden doodgezwegen. De gesprekken over hem of haar zullen niet mogen verstommen. De tweede ‘liefde’ zal dat moeten en ook willen toelaten. Tegelijk zal de 'tweede liefde' ook de eigen plaats moeten kunnen innemen als echt een andere, die niet de plaats van de overledene kan en wil innemen. Bijvoorbeeld in relatie tot kinderen en de schoonfamilie; dat kan tot uitdrukking komen in de naamgeving: oom, tante en andere vondsten. Het heden een kans geven Nooit zal de 'kwaliteit' van de tweede liefde afgewogen mogen worden tegenover de eerste. Dat was eens en nu is het een andere relatie. De eigen rechten van de nieuwe liefde, die de Heer geeft, moeten erkend worden. Hoe verwarrend deze zaken zijn, blijkt uit het feit dat de omgeving het tweede huwelijk soms als minder diep beschouwt dan het eerste. De kwaliteit van de tweede liefde is - op eigen merites beoordeeld - persé niet van minder waarde. Je kunt bij het voortbestaan van gevoelens van vroeger, echt oprecht opnieuw liefhebben. Dat verbaast soms de omgeving en soms ook de betrokkenen zelf. Nooit mag ook door kinderen gezegd worden dat een huwelijk eigenlijk 'niets' betekent, omdat dit het tweede huwelijk is. Natuurlijk moeten kinderen de tijd krijgen om hun eventuele verlegenheid met de nieuwe situatie langzamerhand te kunnen overwinnen. Dat eist van beide partijen geduld. Kinderen en een tweede huwelijk Wat te doen als je moet kiezen tussen kinderen en een huwelijk? Het is noodzakelijk te bedenken dat kinderen op termijn bestemd zijn voor zelfstandigheid en binnen een beperkte tijd het ouderlijk tehuis achter zich zullen laten. Dat moeten ze op een goede manier kunnen doen, als het mogelijk is, zònder het schuldgevoel dat ze een ouder in de steek gelaten hebben. Daarnaast valt te spreken over de 'rechten' van de weduwe/weduwnaar. Die bestaan namelijk ook. Wordt een goede mogelijkheid geboden, dan gaat de wijze gang naar een 'nieuw leven' voor, op voorwaarde dat de kinderen niet hun tehuis verliezen. Dit laatste vraagt grote wijsheid zowel van de eigen ouder als van de nieuwe partner. Daarbij moeten zij o.a. ruimte geven aan het gezamenlijke verleden van de ouder en zijn/haar kinderen, zoals boven al is aangegeven. Anders kan het gebeuren dat kinderen in feite béide ouders kwijt zijn: de ene aan de dood en de andere aan zijn/haar nieuwe partner. Huwelijksbemiddeling? In onze kring is een contactaanvraag op zichzelf al een uiting van nood. Maar waarom zou dit middel niet gebruikt mogen worden? Je mag adverteren/reageren, als je het biddend doet. Wie later verneemt dat ook de ander die weg biddend gegaan is, kan een opening ontwaren die je niet mag versmaden, als er de oprechte bereidheid is samen de Heer te dienen naar zijn Woord.
pagina 17 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
En de liefde dan? Hierbij is te wijzen op het verschil tussen 'eros ' (begeerte) en bijbelse ‘agape’ (bijbelse liefde; dienst). Het huwelijk is naar de bijbel de samenvoeging tot een gemeenschappelijke levenstaak, hoe die er dan ook uitziet. Erotiek begeert alleen voor zichzelf; liefde zoekt de dienst van de Heer en de ander. Intussen kan de erotiek ook op latere leeftijd een heel eigen rijke functie hebben. Angst voor een verkeerde keus kan in vertrouwen op de beloften van de Heer weggenomen worden. Ook de angst of je het aan zult kunnen eenzelfde rouw nog eens mee te maken, gesteld dat de ander vóór jou sterft. Ook die zorg mag je overgeven aan de Heer, die jou er eens door hielp en belooft ook in de toekomst nabij te zijn. Trouwen ‘in de Heer’ Gelegenheden voor een tweede huwelijk zijn binnen de gemeente vaak niet talrijk. Daarom wordt wel contact gezocht met anderen die geen lid van de kerk zijn. Hierbij wordt soms als argument gebruikt: als er toch geen kinderen meer komen, is het niet zo belangrijk welke geestelijke achtergrond er is. Een tweede huwelijk kan dan, zo wordt gezegd, op een andere wijze worden aangegaan dan het eerste. Het zou dan niet zo belangrijk zijn als er kerkelijke gescheidenheid is of dat van kerk veranderd wordt. Het is heel verleidelijk om deze kant van de praktijk te benadrukken, gezien de diepe gevoelens van eenzaamheid. Maar het argument van eenzaamheid geldt niet alleen de weduwen en weduwnaren, maar ook anderen die van het huwelijk verstoken zijn. Ongelijk juk De wezensvraag blijft: wat is een huwelijk? Naar bijbelse typering: ‘samen gaan onder één juk’ (Mat. 19: 6, Mark. 10: 9). Daarvan kan geen sprake zijn bij kerkelijke gescheidenheid. Er is eerder sprake van het 'ongelijke juk', naar 2 Korintiërs 6: 14, waarin het woord ongelovige niet de oprechtheid van de ander in twijfel trekt, maar de concrete ongehoorzaamheid tegenover de Heer aan de kaak stelt. Trouwen betekent een onvoorwaardelijk samengaan in goede en kwade dagen met het oog op de dienst van de Heer en van elkaar. Wie de weg van het gemengde huwelijk, ook op latere leeftijd, kiest, gaat de weg van de ongehoorzaamheid. Kun je dan met een goed geweten bidden om de zegen van de Heer? Dan spreken we nog maar niet over de 'voorbeeldfunctie' voor kinderen en kleinkinderen.
pagina 18 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
6. Aanwijzingen voor het gesprek
Verlegenheid Gesprekken kunnen doodlopen ondanks de beste bedoeling van beide partijen. Terecht heeft iemand eens dergelijke contacten getypeerd als: ‘wie is hier niet verlegen’. Niemand hoeft dan een minderwaardigheidsgevoel te hebben. We weten wel wat we zouden kunnen en tenslotte moeten zeggen, maar de vraag is: hoe dat te doen op een wijze manier en op het geschikte moment? Dat geldt niet alleen voor het eerste contact, maar ook en vooral de vervolgcontacten. Misschien de laatste nog wel sterker: de herhalingen komen aan de orde, aan beide kanten. Het rouwbeklag is bekend, de troostwoorden zijn bekend. Op dat moment komt het gesprek soms tot stilstand, ook al brengt men goede momenten met elkaar door. Toch kan dan het gevoel bestaan: het was niet wat het zou moeten zijn. Onze verlegenheid en onze machteloosheid melden zich. Je bent uitgepraat, je hebt niets nieuws te zeggen. Dan maar het aantal bezoeken verminderen? Die verlegenheid bij bezoekers heeft velen in hun rouwperiode, juist na enig tijdsverloop, in verlatenheid gebracht. Als gezegd wordt ‘wie is hier niet verlegen’, dan heeft dat niet te maken met ‘ervaring’. Iedereen is verlegen, tenzij hij het contact aangaat met de al dan niet uitgesproken bede om wijsheid van de Heer. Ook is de bereidheid noodzakelijk om (opnieuw) te luisteren naar (al dan niet bekende) verhalen, wetend dat het uitspreken ervan goed is. Moed om te zwijgen Heb ook de moed om te zwijgen als je niet weet hoe je aan het gesprek voortgang kunt geven. Zwijgen is goud, als het erom gaat het goede moment af te wachten voor het wijze woord, dat ook door de ander kan worden opgepakt. Dorst lessen is goed. Maar een emmer water over iemand gooien helpt niet tegen de dorst als niet gedronken kan worden. Elke ambtsdrager zal erkennen dat hij zich aan dat laatste wel heeft schuldig gemaakt: met de beste bedoeling, in verlegenheid. Ook het Woord als voedsel van het geloof moet 'eetbaar' toegediend worden: in geschikte porties, naar gelang de bedroefde nodig heeft. Geduld en troost Ieder heeft tijd nodig om zijn levensopgave te plaatsen, ook de rouwende. Die tijd is nodig om tot jezelf te komen en je houding te vinden. 'Laat me met rust' behoeft niet de roep te zijn van iemand die zich niet laat troosten. In die roep wordt ook gevraagd om ruimte tot recreëren, dit wil zeggen om een vernieuwde schepping te worden in een nieuwe opgave.
pagina 19 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
Ruimte Wie ongeduldig is en de ander niet de tijd laat, diens woorden ketsen af op een muur waarachter iemand verscholen zit die de troost (nog) niet kan toelaten. In dat opzicht is ook de voorbede een zaak van wijsheid, wellicht voorafgegaan door de vraag wat we zullen bidden. In die voorbede mag ook de verlegenheid uitgesproken worden, met daarbij de bede om de hulp van de Geest, die voor ons pleit met woordloze zuchten (Rom. 8: 26). Troosten en voorthelpen: het is niet zozeer de stroom van woorden als wel het bijstaan om inzicht te krijgen in wat nú gegaan moet worden. Wie helpen wil moet daarom vooral bereid zijn niet de oplossing op lange termijn aan te geven, maar behulpzaam te zijn in het doen van de volgende stap in het volgende uur of op de volgende dag. Hulp en troost komen aan op Gods tijd. Dat betekent geduld oefenen en wachten. Een stroom van bijbelwoorden kan over iemand heen glijden en hem op dat moment niets zeggen. Dat is geen ongeloof, maar de geestelijke handen om het te omvatten, zijn er dan niet. Een simpele christelijke aanwezigheid zonder woorden, die getuigt van betrokkenheid, doet dan heel veel. Zwijgend erbij zitten is ook goed op zijn tijd. Zwijgend er zijn De vrienden van Job vergaten dat te blijven doen, nadat ze eerst zeven dagen zwijgend bij elkaar gezeten hadden. Toen meenden ze dat het tijd was te spreken. Ze zeiden vrome 'onzin’, die door de Heer veroordeeld werd. En Job in zijn zuchten en roepen tot de Heer werd aangenomen, ook al moest hij erkennen: ik heb in onverstand gesproken. Hij hield vast aan zijn terecht beroep op Gods hulp. Het mogen rekenen op de hulp van de Heer krijgt vandaag ook gestalte in de christen/ambtsdrager die erbij blijft en wacht op het moment dat er gesproken en gebeden kan worden. Tranen als gebed In zo’n situatie kan iemand het gebed en de voorbede (nog) weigeren. Zeg dan maar: de Heer is toch wel bij je; zijn belofte is er. Wie dat doet, is op dat moment Gods beeld (1 Petr. 4: 11). Bovendien zijn ook tranen voor de Heer als een gebed; Hij let erop, zo wordt in de Psalmen gezegd (Ps. 30: 5; 39: 12; 56: 8; 106: 44). Dat geldt temeer bij het voortgaan van de rouwtijd, als de omgeving het leed vergeten heeft en meent: de ander kan er zo langzamerhand wel overheen zijn, als hij tenminste een vroom mens is. Als er één opmerking is die een gesprek doodslaat, dan deze. Te vlug en te veel bijbelse woorden afvuren om te troosten, bewerkt vereenzaming, wanhoop soms: ‘Ik ben zeker niet echt een kind van God, want dan moest ik het nu toch wel vatten.’ Ook mensen die echt getroost hebben, laten zich op zo'n moment moeilijk troosten. Te snel resultaat van het geloven verwachten, zonder het zaad van de belofte te laten kiemen en uitbotten, doet de rouwende vrezen dat zijn hart naar Matteüs 13 een onvruchtbare bodem is. Wie echter, soms moeizaam, leert dat Gods barmhartigheden elke morgen (moment) nieuw zijn (Klaagl. 3: 22, 23) en dat elke dag (minuut) genoeg heeft aan zijn eigen kwaad (Mat. 6: 34), gaat de ruimte in van een vernieuwd leven.
pagina 20 v. 20 | Weduwen en weduwnaars
Alles in opdracht Een wonderlijke, wonderschone en vreeswekkende taak. Onmogelijk te verrichten als je niet weet dat de vertroosting met het evangelie het werk van de Heer zelf is. Weet dat je niet méér hoeft te doen dan het beloftewoord zo goed mogelijk aan te reiken: de Heer ploegt en maakt de bodem vruchtbaar. Hij doet dat op eigen ritme, waarin wij alleen maar aangevers mogen zijn. Vaak zie je tegen bezoeken op als tegen een berg. Vragen genoeg: wat moet ik zeggen, wat zal ik ontmoeten, wat kan ik doen? Weet dan wel: je hoeft niet meer te zijn dan aangever. De Geest werkt met en door het Woord. Wie in opdracht Gods Woord brengt, hoewel zelf een zwak en moeilijk gelovend mens, komt met Gods kracht als hij verwijst naar de Christus. Alles in opdracht: aangever van Gods hulp onder de beloofde zegen van de Heer. Drs. A. Kamer Bewerkt door de redactie
Naar boven