..... .,, ..
ST Ai t !..: •· ·-~ CURA~AO Ontv.: SEP 1 5 2015 No.:
STATEN VAN CURA(AO ZITIINGSJAAR 2015 - 2016 -
f)1~
LANDSVERORDENING van de tot wijziging van de Landsverordenin.g Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen.- en wezenverzekering
No. 1
AANBIEDING
De Gou vemeur van Cura<;ao biedt aan de Staten ter goedkeuring aan een ontwerp-landsverordening tot wijziging van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering.
SE~ ~De Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn,
r
De Minister van Financien,
STATEN VAN CUR ~AO
Ontv.:$£P 1 5 2015 No. :
CURA~AO
STATEN VAN
ZITTING
2015-2016- 0~
tot wijziging LANDSVERORDENJNG van de 1 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene W eduwen- en wezenverzekering2
No. 2
ONTWERP
IN NAAM VAN DE KONING!
De Gouverneur van Curac;:ao,
In overweging genomen hebbende:
dat het wenselijk is de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering te wijzigen ten einde een korting van 25% toe te passen op het ouderdomspensioen, weduwen- en wezenpensioen van degene die in het buitenland woonachtig is en de toeslag en de kerstuitkering te beperken tot de ingezetenen; Heeft, de Raad van Advies gehoord, met gemeen overleg der Staten, vastgesteld onderstaande landsverordening:
Artikel I De Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering wordt als volgt gewijzigd: A. In artikel 1 komt de definitie van "ingezetene" als volgt te luiden:
Ingezetene: degene met een geldige verblijfstitel die in het bevolkingsregister is ingeschreven en metterwoon in Curac;:ao is gevestigd;
1
2
P.B. 1960, no. 83 P.B. 1965, no. 194
B. Artikel 2 komt als volgt te luiden: Artikel 2 1. Waar iemand metterwoon is gevestigd, hangt af van het middelpunt van het maatschappelijk en economisch leven van betrokkene en wordt naar de omstandigheden beoordeeld, voor zover in dit artikel niet anders is bepaald. 2. Degene die naar redelijke verwachting gedurende eenjaar ten minste twee derde van de tijd buiten Cura9ao zal verblijven, is niet metterwoon in Cura9ao gevestigd. 3. Degene, die Cura9ao metterwoon verlaat, maar binnen een jaar zich aldaar weder metterwoon vestigt, wordt voor de toepassing van artikel 5 geacht ook tijdens diens afwezigheid in Cura9ao te hebben gewoond, tenzij blijkt, dat hij tijdens zijn afwezigheid op het grondgebied van Nederland of van een vreemde staat heeft gewoond. 4. Degene, die tijdelijk in Cura9ao verblijft en hetzij in Nederland woont, hetzij aldaar geacht wordt te wonen volgens de daar geldende wetgeving inzake de belasting naar het inkomen, wordt als niet in Cura9ao wonend beschouwd, indien zijn verblijf niet langer dan een j aar duurt. C. Artikel 7 wordt gewijzigd als volgt: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Het ouderdomspensioen bedraagt voor een ingezetene NAf 862,00 per maand. Voor de degene die geen ingezetene is, bedraagt het ouderdompensioen NAf. 646,50 per maand. 2. In het tweede lid worden "Het pensioenbedrag" vervangen door: De pensioenbedragen en "wordt" door: worden. 3. In het derde lid wordt "het pensioenbedrag" vervangen door: de pensioenbedragen. D. Artikel 7a wordt gewijzigd als volgt: 1. Het eerste lid komt te luiden: 1. Degene aan wie een ouderdomspensioen is toegekend en die gehuwd is met iemand die jonger is dan 65 jaar heeft recht op een toeslag van ten hoogste NAf 591 ,00 per maand, voor zover: a. sprake is van gezamenlijke huishouding; en b. het gezamenlijk inkomen niet meer dan NAf 12.000,00 per jaar bedraagt. Indien een van de echtgenoten geen ingezetene is of beiden
2
4. In het vierde lid wordt onderdeel e verletterd tot g en worden na onderdeel d twee onderdelen ingevoegd, luidende: e. wanneer degene aan wie het ouderdomspensioen is toegekend of de gehuwde met degene aan wie het ouderdomspensioen is toegekend, geen ingezetene meer 1s; f. wanneer er geen sprake meer is van gezamenlijke huishouding; 5. In het vijfde lid wordt "derde lid, onderdeel e" vervangen door: vierde lid, onderdeel g. 6. In het zesde lid wordt "derde lid" vervangen door: vierde lid. 7. In het tiende lid wordt "genoemd in artikel 7a, eerste en derde lid, onderdeel e" vervangen door: genoemd in het eerste en vierde lid, onderdeel g. E. In artikel 8, eerste en tweede lid, wordt "het bedrag" telkens vervangen door: de bedragen.
F. In artikel 20, eerste lid, wordt "gelijk aan viermaal het ouderdomspensioen, genoemd in artikel 7 eerste lid," vervangen door: gelijk aan viermaal het maandbedrag van het ouderdomspensioen waarop recht bestond in de maand van overlijden. G. Artikel 22a, eerste lid, komt te luiden: 1. Degene, die in enig jaar in de maand september recht heeft op ouderdomspensioen en ingezetene is, heeft in dat jaar recht op kerstuitkering.
Artikel II De Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering wordt als volgt gewijzigd: A. In artikel 1 komt de definitie van "ingezetene" als volgt te luiden: Ingezetene: degene die blijkens inschrijving krachtens een rechtsgeldige verblijfstitel in het bevolkingsregister is opgenomen en metterwoon in Curac;ao is gevestigd;
B.
Artikel 2 komt als volgt te luiden:
Artikel 2 1. Waar iemand metterwoon is gevestigd, hangt af van het middelpunt van het maatschappelijk en economisch leven van betrokkene en wordt naar de omstandigheden beoordeeld, voor zover in dit artikel niet anders is bepaaid. 2. Degene die naar redelijke verwachting gedurende een jaar ten minste twee derde van de tijd buiten Curac;ao zal verblijven, is niet metterwoon in Curac;ao gevestigd. 3. Degene, die Curac;ao metterwoon verlaat, maar binnen een jaar zich aldaar weder metterwoon vestigt, wordt voor de toepassing van artikel 6 geacht ook tijdens
3
afwezigheid in Cura9ao te hebben gewoond, tenzij blijkt, dat hij tijdens zijn afwezigheid op het grondgebied van Nederland of van een vreemde staat heeft gewoond. 4. Degene, die tijdelijk in Cura9ao verblijft en hetzij in Nederland woont, hetzij aldaar geacht wordt te wonen volgens de daar geldende wetgeving inzake de belasting naar het inkomen, wordt als niet in Cura9ao wonend beschouwd, indien zijn verblijf niet langer dan een jaar duurt. 5. De Minister kan, de bank gehoord, bepalen, dat schepen en luchtvaartuigen, die binnen Cura9ao hun thuishaven hebben, ten opzichte van de bemanning als deel van Cura9ao worden beschouwd. C. 1. 1. a.
Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt: Het eerste lid komt te luiden: Het weduwenpensioen bedraagt: voor de weduwe die ingezetene is: NAf 400,00 t/m 39 jaar 40 t/m 48 jaar NAf 523 ,00 49 t/m 57 jaar NAf 654,00 58 t/m 64 jaar NAf 862,00 b. voor de weduwe die geen ingezetene is: t/m 39 jaar NAf 300,00 40 t/m 48 jaar NAf 392,25 49 t/m 57 jaar NAf 490,50 58 t/m 64 jaar NAf 646,50 2. Aan het slot van het derde lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor de weduwe die geen ingezetene is, geldt voor de toepassing van de eerste volzin van dit artikellid dat het weduwenpensioen NAf. 646,50 per maand bedraagt. D. Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt: 1. Aan het eerste lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor de wees die geen ingezetene is, geldt voor de toepassing van de eerste volzin van dit artikellid dat het wezenpensioen NAf. 236,25 onderscheidenlijk NAf. 258,75 per maand bedraagt. 2. Aan het tweede lid wordt een volzin toegevoegd, luidende: Voor de wees die geen ingezetene is, geldt voor de toepassing van de eerste volzin van dit artikellid dat het wezenpensioen NAf 216,00 onderscheidenlijk NAf 236,25 per maand bedraagt. 3. In het derde lid wordt na de eerste volzin een volzin ingevoegd, luidende: Voor de wees die geen ingezetene is, geldt voor de toepassing van de eerste volzin van dit artikellid dat het wezenpensioen NAf 258,75 onderscheidenlijk NAf 298,50 per maand bedraagt.
4
Artikel III Het ouderdoms-, weduwen-, weduwnaars- en wezenpensioen van degenen die op het tijdstip van inwerkingtreden van deze landsverordening geen ingezetene zijn als bedoeld in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering onderscheidenlijk de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering, worden tot aan 1 november 2016 niet herzien om de reden dat zij geen ingezetene zijn. Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op de toeslag, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering.
Artikel IV Deze landsverordening treedt in werking met ingang van 1januari2016.
Gegeven te Willemstad,
De Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn,
De Minister van Financien,
Uitgegeven de De Minister van Algemene Zaken,
5
- - - - -- - - -
-
-- - -- - --
STATEN VAN CURAGAO Ontv.: SEP
STATEN VAN CURA<;AO
ZITTING 2015 - 2016-
1 5 2015
No.:
01~
LANDSVERORDENING van de tot wijziging van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering
No. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING
§ 1 Algemeen In 2013 zijn maatregelen doorgevoerd om de in verband met de vergrijzing jaarlijks oplopende tekorten bij de uitvoering van de Algemene Ouderdomsverzekering (AOV) tegen te gaan. Zonder ingrijpen zou de AOV onbetaalbaar worden. Teneinde
Voor degenen die bij de inwerkingtreding van de nu in ontwerp voorgestelde landsverordening niet in het buitenland woonachtig zijn, zullen de huidige pensioenbedragen (blijven) gelden. Voor degenen die op een later moment in het buitenland gaan wonen, zal vanaf dan het lagere bedrag van het recht op ouderdoms-, weduwen-, weduwnaars- of wezenpensioen gelden en zullen het recht op kerstuitkering en partnertoeslag vervallen. Voor degenen die zich weer in Curacao komen vestigen, zal het omgekeerde gelden. 1
l_
V oor degenen die bij de inwerkingtreding van de nu in ontwerp voorgestelde landsverordening in het buitenland wonen, zal na een gewenningsperiode ook het lagere bedrag van het recht op ouderdoms-, weduwen-, weduwnaars- ofwezenpensioen gaan gelden. In het algemeen kan worden gesteld dat ingezetenen als groep een grotere bijdrage leveren aan de economie van Cura9ao dan niet-ingezetenen. Dat kan ook worden gezegd indien alleen wordt gekeken naar de ingezetenen met een AOV-pensioen in vergelijking tot de niet-ingezetenen met een AOV-pensioen. Die ingezetenen leveren met hun besteding van het AOV-pensioen een grotere bijdrage aan de econornie van Curac;:ao, en daarmee aan de overheidsfinancien, dan degenen aan wie AOV is toegekend en die geen ingezetene zijn. Met het onderhavige ontwerp wordt dat verschil verdisconteerd in de hoogte van het AOVouderdomspensioen. Die hoogte wordt verlaagd naar gelang dat mag worden verwacht dat een kleinere bijdrage wordt geleverd aan de economie van Cura9ao. Aldus beoogt de regering op meer evenwichtige wijze invulling te geven aan een efficient gebruik van de beschikbare schaarse middelen voor de bevolking van Cura9ao. Naast de met het onderhavige ontwerp voorgestelde aanpassingen van de AOV-regeling, wordt tevens voorzien in een overheidsbijdrage. In de overheidsbijdrage zijn van degenen met een AOV-pensioen, in sterkere mate de ingezetenen betrokken gelet op hun, zeals gezegd, grotere bijdrage aan de econornie van Curac;:ao en daarmee aan de overheidsfinancien. Ingezetenen met AOV-pensioen zullen derhalve in zekere zin ook bijdragen aan een oplossing. Dit versterkt het oogmerk om tot een meer evenwichtige invulling te komen. Gelet op het huidige niveau van de AOV-prernie en op het streven van de regering om nadelige gevolgen voor de economie van Cura9ao zoveel als mogelijk te vermijden, wordt een verhoging van die premie door de regering niet als wenselijk beschouwd.
Het recht op ouderdomspensioen Het voorstel is om voor niet ingezetenen het bedrag voor het recht op ouderdomspensioen vast te stellen op het % deel van het recht op ouderdomspensioen van ingezetenen. Bij een volle AOV bedraagt de uitkering thans NAf 862,- per maand. Ingezetenen met recht op AOV dienen over het AOV-inkomen, 1% A VBZ-premie te betalen. AOV-gerechtigden die in het buitenland wonen, betalen geen A VBZ-premie. Na aftrek van de 1%-AVBZ premie bedraagt voor ingezetenen het netto AOV-inkomen, NAf 853 ,38 (= NAf 862 - 1%-AVBZ premie). Ingezetenen van Cura9ao met recht op AOV dragen bij aan de economie van Cura9ao door hun AOV-pensioen op het eiland te besteden. Die bijdrage kan voor wat betreft een ingezetene met een volledig AOV-pensioen als volgt gekwantificeerd worden: NAf 8,62 in verband met 1% AVBZ-premie over NAf. 862,00.; NAf 48,30 in verband met Omzetbelasting. Dat bedrag is als volgt berekend: (862,00 8,62) x 6/106. NAf 201,27 zijnde 25% brute winst die aanbieders van producten en diensten maken over het besteedde AOV-pensioen (na aftrek van A VBZ-premie en Omzetbelasting).
2
De bijdrage die ingezetenen met een AOV -pensioen op maandbasis aan de economie van Cura9ao leveren bedraagt aldus in totaal NAf 258,19. Dit komt neer op (258,19/862 x 100% =) bijna 30% van het bedrag van het AOV-pensioen. Door degenen met recht op AOV die geen ingezetene zijn, wordt niet eenzelfde bijdrage aan de economie van Cura9ao geleverd. Daarvan uitgaande wordt voorgesteld om voor niet-ingezetenen het bedrag van het recht op AOV-pensioen vast te stellen op het % deel van het recht op ouderdomspensioen van ingezetenen.
Kerstuitkering Het principe waarvoor de kerstuitkering was gemtroduceerd, was dat de ouderdomspensioengerechtigden meer geld zouden hebben om de kerstdagen door te brengen. Uitgaande van de zorgtaak van de regering om de belangen van ingezetenen te behartigen, heeft de regering besloten om de kerstuitkering voortaan te koppelen aan het ingezetenschap. Partnertoeslag Bij de verzelfstanding van het ouderdomspensioen in 1996 werd aan de jongere huwelijkse partner een toeslag toegekend. De bedoeling van deze toeslag was om te voorkomen dat het gezamenlijk inkomen van de gehuwden door de wetswijziging van toen in het gedrang zou komen. In de praktijk is gebleken dat hier op oneigenlijke wijze profijt wordt getrokken in de gevallen dat een jongere partner die geen ingezetene meer is of dat er geen sprake meer is van gezamenlijke huishouding, die jongere partner toch aanspraak wil blijven maken op de toeslag. Ten einde dit recht te trekken, is in dit ontwerp het vereiste toegevoegd van gezamenlijke huishouding. Voorgesteld wordt dat indien niet voldaan wordt aan dit vereiste, de Sociale Verzekeringsbank bevoegd zal zijn om de toeslag te beeindigen.
Gelijk als bij het ouderdomspensioen zal de hoogte van het bedrag van de partnertoeslag afhankelijk zijn van het al dan niet zijn van ingezetene. In de gevallen waarin niet beide partners ingezetene zijn, zal het bedrag van de partnertoeslag 25% lager zijn.
§ 2 Verdragsverplichtingen De met het nu voorliggende ontwerp voorgestelde maatregelen leveren naar het oordeel van de regering geen strijd op met uit intemationale verdragen voortvloeiende verplichtingen. De relevante verplichtingen zijn met name artikel 1 van het eerste protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en artikel 17 EVRM. Artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM luidt als volgt: "Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van intemationaal recht". Hieruit volgt dater geen sprake is van een algeheel verbod op inbreuken op eigendom. , maar geen sprake van een algeheel
3
verbod op het maken van een inbreuk. Inbreuken op eigendom z1Jn onder voorwaarden toegestaan. Uit de omvangrijke rechtspraak met betrekking tot de toepassing van de eigendomsbescherming van artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM kan worden afgeleid dat een inbreuk op eigendom is toegestaan als: dat bij wet wordt geregeld; daarmee het algemeen belang is gediend; er proportionaliteit (fair-balance) bestaat tussen het doel van de maatregel en de WlJZe waarop (de middelen waarmee) dat doel wordt bereikt (effect op de uitkering); dit geen onevenredige last (een 'excessive burden') op de rechthebbenden legt en daar is pas sprake van als het wezen (' essence') van een recht wordt aangetast; de inbreuk mag niet onevenredig benadelend zijn voor een bepaalde groep. Hierbij komt aan de betrokken overheid een (ruime) beoordelingsmarge (wide margm of appreciation) toe. Het onderhavige voorstel betreft een wettelijke maatregel. De aanleiding is budgettair van aard. Het doel is de continulteit in de betalingen van AOV-pensioen, zijnde een algemene oudedagsvoorziening, te waarborgen. Een verhoging van de AOV-premie acht de regering niet wenselijk, gelet op het huidige niveau van die premie en gelet op de nadelige gevolgen van die verhoging voor de economie van Cura9ao. Bij de vormgeving van de oplossing is, teneinde een evenwichtige (proportionele) invulling te bewerkstelligen, aangesloten bij het verschil in de mate waarin enerzijds ingezetenen met AOVpensioen en anderzijds niet-ingezetenen met AOV-pensioen bijdragen aan de economie van Cura9ao. Dat verschil klinkt ook door in de overheidsbijdrage waarmee tekorten van het AOVfonds worden opgevangen. Die overheidsbijdrage raakt in sterkere mate degenen met een AOVpensioen die ingezetene zijn. Zij zullen derhalve, zij het indirect, ook bijdragen aan een oplossing en worden in die zin niet ontzien. Een verlaging van het AOV-pensioen voor ingezetenen acht de regering niet wenselijk. Dat moet mede worden begrepen in het licht van de introductie van de basisverzekering in 2013. De in dat kader geldende premie is verschuldigd door ingezetenen. In 2014 is de voor gepensioneerden geldende premie basisverzekering verlaagd teneinde die groep ingezetenen te ontzien. Die verlaging zou door een korting van het AOV-pensioen weer teniet worden gedaan. Artikel 1 van het eerste protocol bij het EVRM garandeert niet het recht op een bepaald pensioenbedrag. Het voorliggende ontwerp betreft een verlaging van het bedrag van het AOVpensioen voor niet-ingezetenen en niet het volledig wegvallen van het AOV-pensioen van nietingezetenen. De 'essence' van een recht wordt dan ook niet aangetast. Ook gaat het recht op een hoger AOV-pensioen niet definitiefverloren. Met het onderhavige ontwerp wordt in het kader van de sociale zekerheid onderscheid gemaakt naar woonplaats. Dat roept ook de vraag op of het ontwerp strijd oplevert met het verbod van discriminatie en, in dat verband, met artikel 14 van het EVRM. De regering is van mening dat 4
het onderhavige ontwerp geen strijd oplevert met
§ 3 Financiele paragraaf Voor wat betreft de algemene oudedagsvoorziening staat het fonds nog steeds onder enorme financiele druk. Op basis van de laatste inzichten wordt voor 2015 een tekort verwacht van ca. NAf 90,5 miljoen. De SVB gaat op basis van haar rapportage t/m juni 2015 zelfs uit van een tekort van NAf 94,1 miljoen. Hierbij gaat de SVB uit van lagere premie-opbrengsten in 2015 (NAf 356,4 miljoen) ten opzichte van 2014(NAf360 miljoen). Het verwachte tekort van NAf 90,5 miljoen is een gecombineerd tekort van AOV en AWW. Het verwachte tekort in 2015 bij de AOV is NAf 96,5 miljoen terwijl bij het AWW-fonds een overschot wordt verwacht van NAf 6 miljoen. Gelet op de omvang van de tekorten bij
Tb a e11
·1· b edragen x NAf 1 rm~oen 2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
- 105,5
- 69,5
- 82,6
- 90,5
- 76,1
- 51 ,8
- 25,9
0,3
- effecten onderhavige maatregelen
0
7,7
21
21
21
verwachte resultaat incl. effecten onderhavige maatregelen
- 90,5
- 68,4
- 30,8
-4,9
21,3
resultaat AOV/AWW zonder overheidsbijdrage en additionele maatregelen
5
De ontwikkeling in het schommelfonds in 2014 ziet er als volgt uit: Tabel 2
bedragen x NAf 1 miljoen
Stand schommelfonds per 1/1/2014
220,5
AOV/AWW
-82,6
BVZ
-29,1
ZV/OV
-5,7
AVBZ
+3,3
Stand schommelfonds per 31/12/2014
106,4
Vermeldenswaard is dat als gevolg van de boedelverdeling - verdeling van de schulden van het voormalige Land N.A. - van de SVB er een vordering van de SVB op de Cura9aose overheid verwacht wordt van ca. NAf 80 miljoen. Met de ontvangst van deze schuld is in het saldo reeds rekening gehouden. Dit bedrag is nog niet ontvangen daar de boedel nog niet is afgewikkeld. Hierdoor is het saldo in het fonds feitelijk NAf 80 miljoen lager. De andere aan het schommelfonds gekoppelde fondsen, het BVZ-fonds, het AVBZ-fonds, het ZV-fonds en het OV-fonds, zullen per saldo een gering - positief dan wel negatief - effect op het schommelfonds hebben. De verwachting bij deze fondsen voor de komende jaren is als volgt: a. Bij het AVBZ-fonds wordt voor 2015 een tekort verwacht van NAf 5,8 miljoen. Voor het verwachte tekort in 2015 is een voorziening op de landsbegroting getroffen van NAf 5 miljoen. Beroep op het schommelfonds in 2015 zal NAf 0,8 miljoen (=5,8 -5) bedragen. Voor 2016 is de verwachting - rekening houdend met een overheidsbijdrage van NAf 7,5 miljoen dat dit fonds ca. NAf 2,4 miljoen zal toevoegen aan het schommelfonds. b. Het ZV-fonds en het OV-fonds zullen gecombineerd naar verwachting in 2015 een surplus (exclusief financiele baten) van NAf 0,3 miljoen vertonen. Dat beeld zal de komende jaren naar verwachting niet in ongunstige zin veranderen. c. Ook voor het BVZ-fonds wordt verwacht dat het beroep op het schommelfonds in 2015 marginaal zal zijn. Weliswaar werd bij het indienen van de SVB-begroting 2015 nog uitgegaan van een tekort van NAf 57 miljoen, maar die verwachting is inmiddels naar beneden bijgesteld. Uit de realisaties over 2014 is gebleken dat de begrote premie-opbrengsten voor 2015 aanvankelijk te laag waren ingeschat. Het verwachte tekort 2015 is voorts naar beneden bijgesteld vanwege kostenbesparende maatregelen. Op basis van de SVB-rapportage van juni 2015 kan een tekort van NAf 4,4 miljoen warden verwacht. Met de toetreding van de ambtenaren en gelijkgestelden per 1 september 2015 tot de BVZ is te verwachten dat het resultaat over 2015 (verder) zal verbeteren.
6
Uitgaande van o.a. het bovenstaande ziet de projectie voor het schommelfonds in de komende jaren als volgt uit: Tb a e13
T B edragenx NAfl rmuoen 2015
2016
2017
2018
2019
106,4
82 ,5
49,2
57,7
96,9
0,3
0,6
1,2
1,8
2,3
AOV/AWW
- 90,5
- 68,4
- 30,8
-4,9
21 ,3
AVBZ
- 0,8
2,4
6,6
11
15,6
BVZ
- 4,4
2,1
1,5
1,3
1,5
Dotatie vanuit Landsbegroting
71 ,6
30
30
30
30
Stand schommelfonds per 31/1 2
82,5
49,2
57,7
96,9
167,2
Stand schommelfonds per 1/1 'ZV/OV
Het voorstel is dat de jaarlijkse resterende primaire tekorten bij het AOV-fonds - dus de tekorten zonder overheidsbijdrage - deels worden opgevangen met de nu voorgestelde maatregelen.
Financiele toelichting op de voorgestelde maatregelen: Over 2014 bedroegen de betaalde AOV-uitkeringen buiten Cura9ao in totaal ruirn NAf 65 miljoen. In dit bedrag zit ook de kerstbonus ter grootte van NAf 5 miljoen. Dit is dan tevens de te verwachten structurele besparing van de koppeling van de kerstuitkering aan het ingezetenschap. Daarnaast wordt voorgesteld dat de maandelijkse AOV-uitkering van niet ingezetenen wordt bijgesteld. Deze voorgestelde aanpassing van de uitkeringen die buiten Cura9ao worden genoten betekenen op basis van cijfers over 2014 een structurele besparing van circa NAf 15 miljoen. Door het beeindigen van de (huwelijkse) partnertoeslag als er geen gezamenlijke huishouding wordt gevoerd en door het korten van die toeslag als niet beide partners ingezeten zijn, zal zich daarnaast in totaal een structurele besparing van ongeveer NAf 0,03 miljoen voordoen. Het doorvertalen van deze maatregelen naar de A WW betekent daarnaast een structurele besparing van ruim NAf 0,8 miljoen. In totaal leveren de voorgestelde maatregelen een structurele verlichting op van de AOV en AWW uitgaven van ruim NAf 21 miljoen (op basis van gegevens uit 2014).
Voor het jaar 2016 zullen de AOV en AWW uitgaven niet in die mate worden verlaagd. Voor degenen die op het tijdstip van inwerkingtreden van deze in ontwerp voorliggende landsverordening buiten Cura9ao wonen zal namelijk een gewenningsperiode tot aan 1 november 2016 gelden. De besparing voor 2016 als gevolg van de bijstelling van de maandelijkse AOVuitkering van niet ingezetenen zal NAf 2,5 miljoen bedragen (15 x 2/12). Voor wat betreft de doorwerking naar de AWW in 2016 levert dat een besparing op van NAf 0,14 miljoen (0,8 x 2/12). 7
In totaal leveren de voorgestelde maatregelen een verlichting op van de AOV en AWW uitgaven ter grootte van afgerond NAf 7,7 miljoen in 2016 en structureel NAf 21 miljoen per jaar. Vanwege de uiteindelijk resterende tekorten in voomamelijk 2015-2017 zal in 2015 een dotatie door de overheid plaatsvinden aan het schommelfonds ten bedrage van NAf 71,6 miljoen en in de daarop volgende jaren NAf 30 miljoen (zie tabel 3). Verder wordt verwacht dat de inspanningen gericht op het verhogen van de compliance enige bijdrage zullen leveren aan de beheersing van de kosten van de AOV. Voor de periode 2016-2019 wordt de overheidsbijdrage vooralsnog gehandhaafd op NAf 30 miljoen per jaar. In de projecties voor 2020 en later is er geen overheidsbijdrage ingecalculeerd. Voor wat betreft het AOV-fonds wordt voor 2019 een positief resultaat verwacht. Deze verbetering - ten opzichte van de voorgaande jaren - zal zich voortzetten tot en met 2021. Gedurende deze periode (2019-2021) zullen geen additionele maatregelen noodzakelijk zijn om het fonds financierbaar te houden. Na 2021 zal het beeld veranderen als gevolg van de instroom van de 65 jarigen.
§ 4 Advies Raad van Advies De Raad van Advies (RvA) heeft ter zake van het onderhavige ontwerp op 19 juni 2015 uitgebracht (kenmerk RvA no. RA/09-15-LV). Het onderhavige ontwerp is naar aanleiding van dat advies op onderdelen aangepast. De RvA vraagt onder meer de aandacht voor mogelijke strijd van het ontwerp met verdragsverplichtingen. De regering is van mening dater van een dergelijke strijd geen sprake is. Voor een toelichting wordt verwezen naar paragraaf 2. De RvA vraagt in dat verband onder meer ook aandacht voor een mogelijke beperking van het recht om het land te verlaten (artikel 12, derde lid, van het Intemationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten en artikel 2, derde lid, van het vierde protocol bij het EVRM). Ook feitelijk ervaren belemmeringen kunnen een inbreuk opleveren op het recht om het land te verlaten, zo stelt de RvA. In principe is die stelling correct, maar terughoudendheid is op dit punt zeker op zijn plaats. Het moet in dit kader immers gaan om zodanige beperkingen die in het algemeen voor eenieder, los van persoonlijke overwegingen, er toe leiden dat het land niet wordt (kan worden) verlaten. Het feit dat door het land te verlaten rechten vervallen of minder kunnen zijn, is nou eenmaal inherent aan die stap. Zo is een gevolg van het verlaten van Cura9ao ook dat de basisverzekering niet meer van toepassing. In het ontwerp is de definitie van "ingezetene" in samenhang met artikel 2 van de Landsverordening Algemene ouderdomsverzekering (idem voor de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering) aangepast. Het door de RvA gesignaleerde risico van misverstanden is daarmee weggenomen. Er is een betere aansluiting met de tekst van de Landsverordening basisadministratie persoonsgegevens (artikel 7, eerste lid, en artikel 13, derde lid) tot stand gebracht. De definitie van ingezetene in artikel 1 van de Landsverordening Algemene ouderdomsverzekering sluit aan bij diezelfde definitie in de Landsverordening 8
basisverzekering. In artikel 2 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering wordt voor wat betreft de AOV een nadere invulling gegeven. Datzelfde geldt ook voor artikel 2 van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering
§ 5 Advies Sociaal Economische Raad De Sociaal Economische Raad (SER) ter zake van het onderhavige ontwerp op 29 april 2015 advies uitgebracht (kenmerk 055/2015-SER). De SER vraagt onder meer de aandacht voor mogelijke strijd van het ontwerp met verdragsverplichtingen. De regering is van mening
pensioenbeschikking (P.B. 2002, no. 35) worden werkgevers en werknemers daarom verplicht met de AOV-uitkering rekening te houden in de opbouw van dit zogenoemde 2e pijlerpensioen. Het e.e.a. vindt plaats door het hanteren van een drempelbedrag dat ingevolge artikel 5, eerste lid, van de pensioenbeschikking wordt gesteld op ten minste de voor dat jaar geldende uitkering voor een gehuwde persoon, de zogenoemde AOV-franchise. De inbouw van de AOV-franchise kon plaatsvinden omdat de AOV-uitkering gegarandeerd was. Door de korting op de AOV-voor niet ingezetenen lijkt volgens de SER een deel van de AOVuitkering niet langer gegarandeerd en ontstaat er door de inbouw van de AOV-:franchise een tekort in de pensioenopbouw. De regering hierbij merkt op dat de genoemde pensioenbeschikking grenzen beoogt te stellen aan de mate waarin een pensioenregeling in fiscaal opzicht gefaciliteerd wordt door middel van de zogenoemde omkeerregel ( enerzijds is de opbouw onbelast en zijn de premies ficaal aftrekbaar, anderzijds wordt de uitkering belast). Het in die pensioenbeschikking opgenomen, te hanteren drempelbedrag (AOV-franchise) draagt ook aan die begrenzing bij. Voor het inkomensdeel tot aan het bedrag van de AOV-franchise wordt verondersteld dat met de AOV in pensioen kan worden voorzien. In hoeverre dat ook daadwerkelijk zal lukken, is afhankelijk van de voorwaarden van de AOV-regeling. Uit het bedrag van de AOV-:franchise in de pensioenbeschikking kan niet de garantie op een bepaald bedrag aan AOV worden afgeleid. De SER gaat ook uitgebreid in op de financiele implicaties van het de nu voorgestelde maatregelen. Met de opmerkingen van de SER is op onderdelen rekening gehouden in paragraaf 3. Volledigheidshalve wordt op deze plaats nog opgemerkt dat in het ontwerp zoals dat aan de SER is aangeboden, nog werd uitgegaan van een inwerkingtreding in 2015. De door de SER gesignaleerde kennelijke discrepanties tussen enerzijds de cijfers die in dat ontwerp door de regering werden gepresenteerd en anderzijds de cijfers van SVB waarover de SER beschikte, zijn inmiddels niet meer aan de orde. In het ontwerp dat aan de SER is aangeboden had de regering al de op dat moment meest actuele realisatiecijfers opgenomen. In het ontwerp zoals dat thans voorligt, is dat ook het geval.
§ 5 Artikelsgewijze toelichting Artikel I, onderdelen A en B Met artikel I, onderdeel A, wordt voor de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering het begrip ingezetene gewijzigd. De vereisten van het begrip ingezetene worden: 1. over een geldige verblijfstitel beschikken; 2. ingeschreven staan in het bevolkingsregister (de basisadministratie); en 3. metterwoon gevestigd zijn op Cura9ao. In artikel I, onderdeel B, wordt een nadere invulling van het criterium "metterwoon gevestigd zijn op Cura9ao" voorgesteld. Daartoe wordt artikel 2 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering aangepast. Het voorstel voor artikel 2, tweede en derde lid, sluiten op elkaar aan in de zin dat het tweede lid aangeeft wanneer er geen sprake is van het metterwoon 10
gevestigd zijn op Cura9ao (niet-ingezetene) en het derde lid regelt dat het daarna binnen eenjaar wederom metterwoon vestigen op Cura9ao (ingezetene) geen gevolgen zal hebben, althans niet voor wat betreft de status van verzekerde. Dat derde lid heeft geen betrekking op de verlaging van het bedrag van het AOV-pensioen gedurende de periode dat er geen sprake was van het zijn ingezetene (niet metterwoon gevestigd zijn in Cura9ao). Er is een betere aansluiting met de tekst van de Landsverordening basisadministratie persoonsgegevens (artikel 7, eerste lid, en artikel 13, derde lid) tot stand gebracht. De definitie van ingezetene in artikel 1 van de Landsverordening Algemene ouderdomsverzekering sluit aan bij diezelfde definitie in de Landsverordening basisverzekering. In artikel 2 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering wordt voor wat betreft de AOV een nadere invulling gegeven. Voor wat betreft het controleren of personen ingeschreven in het bevolkingsregister nog metterwoon op Cura9ao zijn gevestigd en niet zonder zich te hebben uitgeschreven zijn geemigreerd, zal de SVB, net als als Publieke Zaken (Kranshi), via het nieuwe systeem van controle dat bij de Toelatingsorganisatie zal worden ingevoerd, inzage krijgen. De Landsverordening bescherming persoonsgegevens (AB 2010, no. 84) is van toepassing op de SVB. Artikel I, onderdeel C Artikel I, onderdeel B, behelst het voorstel om voor het recht op ouderdomspensioen onderscheid te maken tussen ingezetenen en niet-ingezetenen. lngezetenen zullen een recht op een bedrag aan ouderdomspensioen verkrijgen dat hoger is dan dat van niet-ingezetenen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat het feit dat een ingezetene Cura9ao metterwoon verlaat en in het buitenland gaat wonen, aanleiding is om het betreffende ouderdomspensioen te herzien op grond van artikel 12 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering. Artikel I, onderdeel D Ter zake van de (partner)toeslag, bedoeld in artikel 7a van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering, wordt het begrip gezamenlijke huishouding gemtroduceerd. De jongere partner in een huwelijk heeft geen zelfstandig recht op de toeslag, maar een afgeleid recht. lndien het gezamelijke inkomen van de huwelijkse partners beneden een bepaald bedrag ligt, is er een recht op toeslag. Tot nu toe wordt dat recht alleen getoetst aan de hand van het gezamenlijke inkomen van de partners. In de praktijk is gebleken dat het criterium van gezamenlijk inkomen niet voldoende is. De jongere huwelijkspartner voert niet altijd een gezamenlijke huishouding met de AOV-gerechtigde huwelijkse partner. Voor het verkrijgen en behouden van recht op toeslag gaat nu ook de eis van gezamenlijke huishouding gelden. Het begrip gezamenlijke huishouding bevat twee componenten: a. het huisvestingscriterium; b. het zorgcriterium.
11
Bij de invulling het begrip gezamenlijke huishouding is ook gekeken naar de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving. Voor wat betreft het als tweede genoemde criterium kan de zorg onder andere blijken uit het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding door de echtgenoten. Het toezicht op het hebben van een gezamenlijke huishouding zal geschieden in het kader van het in artikel 43a van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering. Voor het toekennen van een toeslag zal aan alle vereisten opgenomen in artikel 7a, eerste lid, dienen te worden voldaan. lndien na controle van de Sociale Verzekeringsbank blijkt dat niet meer aan de gezamenlijke huishouding wordt voldaan, zal de Sociale Verzekeringsbank bevoegd zijn om de toeslag in te trekken. Bij hervatting van de gezamenlijke huishouding zal na controle van de Sociale Verzekeringsbank het recht op toeslag herleven, indien verder voldaan wordt aan de overige vereisten voor het verkrijgen van recht op de toeslag. Indien de AOV-gerechtigde of de jongere huwelijkspartner geen ingezetene meer is of beiden dat niet (meer) zijn, zal het bedrag van de toeslag waarop recht bestaat (gelijk als bij het ouderdomspensioen) 25% lager zijn. Zogauw beiden weer ingezetene zijn en aan de overige voorwaarden is voldaan, is er weer een recht op hoge bedrag van de toeslag. Artikel I, onderdeel F De uitkering van een bedrag ineens ter dekking van de kosten bij overlijden werd uitbetaald aan de hand van viermaal het ouderdomspensioen. Door deze wetswijziging is het van belang om deze uitkering ook aan te passen aan de hand van wat de pensioengerechtigde tijdens zijn leven aan ouderdomspensioen genoot. Reden waarom deze uitkering wordt aangepast aan viermaal het maandbedrag van het ouderdomspensioen waarop recht bestond in de maand van overlijden van de pensioengerechtigde. Artikel I, onderdeel G Dit voorstel houdt in dat het recht op kerstuitkering alleen aan ingezetenen toekomt rnits die in het genot zijn van een ouderdomspensioen in de maand september en in die maand ingezetenen ZlJn. De regeling van de kerstuitkering is overigens op grond van (huidig) artikel 7a, zesde lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering van overeenkomstige toepassing op degenen die in het genot zijn van een toeslag. Artikel IT, onderdelen A en B Zie de toelichting bij artikel 1, onderdelen A en B.
12
Artikel II, onderdelen C en D In artikel II, onderdelen C en D, wordt voorgesteld dat alleen ingezetenen het hogere bedrag van
het weduwen- en wezenpensioen kunnen genieten conform de bepalingen van de Landsverordening Algemene W eduwen- en wezenverzekering. Voor niet ingezetenen zal voor het recht op weduwen- of wezenpensioen een lager bedrag gelden. De bepalingen in de Landsverordening Algemene W eduwen- en wezenverzekering, welke van toepassing zijn op de weduwen, zijn van overeenkomstige toepassing op de weduwnaars. Artikel III Voor degenen die op het tijdstip van in werking treden van deze landsverordening buiten Curacyao woonachtig zijn, zal een gewenningsperiode gelden. Tot aan 1november2016 worden de desbetreffende pensioenen niet verlaagd om de reden dat zij in het buitenland woonachtig zijn. Hetzelfde zal ook gelden voor de partnertoeslag.
De Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en W elzijn
De Minister van Financien,
13
ociaalconon1isch ·
aad
Advies inzake de ontwerp..fandsverordenlng tot wijziglng van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering
lnhoud 1
2 3
4 5
6
1 lntroductie . 1 lnhoud en strekking van het ontwerp 4 Standpunt van de SER . 4 3 1 Algemeen . ... . ... . .. . .. . . . 3 2 Van personallte1tsbegmsel naar territorialiteitsbeg1nsel in het soc a!e zekerheidsstelsel . . .. ..... .. ... . . ..... . .. 4 3 3 Advies van de SER van 10 december 2012 inzake de ontwerp-landsverordening tot wi1ziging van Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekenng en e landsverordening Algemene Weduwen· en wezenverzekenng .... 6 3 4 Het recht op ongestoord genot van e1gendom . . .... . . . . 8 3 4 1 Het noodzakehjkhe1dsverse1ste 9 3 4 2 De proport1onaliteit van de maatrege1 13 3.5 Verdragsverpllchtingen . 14 3 6 De componenten van de pens1oenopbouw I Ontstaan pensioengat. 16 3.7 Handhav1ng van de voorgestelde maatregelen 1.., 3 8 De overgangsregeling . 18 De financiele 1mphcat1es . . . . 20 Wetgevmgstechnisch en redactioneel commentaar .. . . .. . .. 22 .. ...... .......... . 22 5 1 De definitte van 'gezamenllJke huishouding' . . . . . .. ..... . 5 2 De toekenning van de controle bevoegdhe1d aan de SVB ..... ... ....... .. ... ... ......... 22 Cone usie . ... .... ... .. .......... ... .... . . . 24
Advles van de Socfaal Economische Raad zoals vastgesteld in de plenaire vergadering van 24 april 2015 inzake ontwerp-landsverordenlng tot wljziging van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no. 83) en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.8. 1965, no. 194)
1.
lntroductie
Bij beslu1t van de Raad van Ministers gedateerd 26 november 2014 (zaaknummer 2014/060288) 1s de Soc1aal Economische Raad (h1erna de SER) verzocht om adv1es uit
te brengen inzake ontwerp-landsverordemng tot
WIJZ ging
van de Landsverordening
Agemene Ouderdomsverzekering (PB. 1960, no. 83) en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekenng (PB 1965, no. 194) In de overwegingen van de ontwerp..randsverordernng tot wiJz191ng van de Landsverorden1ng Algemene Ouderdomsverzekering (PB 1960, no 83) en de landsverorden1ng Algemene Weduwen· en wezenverzeker ng (P 8 1965 no 194) stelt de regenng dat het wensetiJk is de genoemde landsverordenmgen te w1jzigen ten einde een kortmg van 25% toe te passen op het ouderdomspensioen. weduwen- en wezenpensioen van degene die in het bwtenland woonachtig is en de partnertoesiag en de kerstuitkering te beperken tot degenen die ingezetene z11n van Curac;ao De regering voert hiervoor als reden aan dat het Schommeffonds b1nnenkort ontoereikend zal z1jn om de tekorten in de AOV/AWW te financ1eren In 2013 zijn door de regering met de Landsverordening van de 28ste februari 2013 tot van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekenng en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekenng maatregelen doorgevoerd om de in verband met de vergrijzmg jaarl1jks oplopende tekorten biJ de uitvoering van de Algemene Ouderdomsverzekering tegen te gaan (PB. 2013 no 24). In het kader van de oplossing van de tekorten in de AOV zou voor de korte term11n ook een beroep worden gedaan op het Schommelfonds.
w11ziging
2. tnhoud en strekklng van het ontwerp De onderhavige ontwerp-landsverordening introduceert het terrrtoriahteltsbeginsel in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekenng. Bij toepassmg van het terntoria:1te1tsbeginsel worden de uitkeringen slechts toegekend of uitbetaald voor zover de tot uitkering leldende feiten {b1j voorbeeld woonplaats van de gerecht1gde of gezinsleden) z1ch voordoen op het e1gen grondgebied en zolang de rechthebbende woonacht1g is op dat grondgebied. De onderhavige ontwerp-landsverordernng wijz1gt de Landsverordenmg Agemene Ouderdomsverzekering en de Landsverorden1ng Algemene Weduwen- en wezenverzekering ten einde een korting van 25% toe te passen op het ouderdomspensioen. weduwen- en wezenpens1oen van degene die in het bulfenland woonachtig is en de partnertoeslag en de kerstuitkering te beperken tot degenen die .q
-
rngezetene zijn van Curacao . Economi,rhe Raad
De regering beoogt met onderhavige WIJZtging van de l andsverordening Algemene Ouderdomsverzekenng en de Landsverordemng Algemene Weduwen· en wezenve12ekenng een aanvurende oplossing te bieden voor de tekorten in de financiering van de AOV Artikel I, onderdeel A, eerste lid, wi1z1gt de definibe van mgezetene Het begrip ingezetene wordt nu als volgt gedefin1eerd. 'degene die blijkens inschrijving krachtens een rechtsgeldige verblijfstitel m het bevolkingsregister is opgenomen en metterwoon in Cura<;ao 1s gevestigd voor een periode van meer dan acht maanden· Artikel l. onderdeel A. tweede lid, voegt de begripsomschrijving van 'gezamenlijke huishouding' toe, waart:>ij 'gezamenlijke huishouding als volgt wordt omschreven: 'het samen vernchten van de huishoudelijke taken door de echtgenoten. waarbij hetzelfde adres een van de indicatoren zaJ z11n Verder heeft de Bank de bevoegdheid om conform een door de Bank opgesteld beleid de gezamenlijke huishoudrng te controleren'. Artikel I. oncierdeel B, wijzigt artikel 7 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekenng waarbij een onderscheid in het ouderdomspensioen bedrag wordt ge'lntroduceerd voor ingezetenen (NAf. 862,00 per maand} en nfet ingezetenen (NAf. 646,50 per maand) Artikel I , onderdeel C, eerste lid . voegt de criteria a) dat de be1de echtgenoten ingezetenen ZtJn en b) dat er sprake 1s van een 9ezamenll1ke hu shoudtng toe aan artikel 7a, eerste lid, van de landsverordening Algemene Ouderdomsverzekenng 1nzake het recht op een partnertoeslag Art1ke! I, onderdeel C. tweede lid breidt. onder verlettenng van het hu1d1ge onderdee! e tot onderdeel g, de bepahng inzake het vervallen van het reeht op toeslag opgenomen in artikel 7a, derde lid, van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering uit met twee onderdelen, luidende: e . bij vertrek metterwoon naar het buitenland van degene aan w1e het ouderdomspensioen is toegekend of van degene met wie degene aan wie het ouderdomspens1oen is toegekend, gehuwd 1s f. wanneer er geen sprake meer 1s van gezamenli1ke hu1shouding: Artikel r. onderdelen D. betreft een redact1onele aanpass1ng noodzakelijk als gevolg van de introductie van verschillende pensioenbedragen voor rngezetenen en nreHngezetenen Artikel I. onderdeel E. wijzlgt de uitkering van het bedrag ineens dat ter dekkmg van de kosten bij overtijden wordt uitbetaald Deze u1tkering wordt aangepast aan viermaa het maandbedrag van het ouderdomspens1oen waarop recht bestond rn de maand van overliJden van de pensioengerechtigde Artikel I. onderdeel F, voegt het vere1ste van rngezetenschap toe aan de bepaling 1nzake het recht op kerstuitkering. Artikel II, onderdeel A, brengt de definit1e van 111gezetene opgenomen in de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekenng 1 overeenstemmmg met de definitie van ingezetene opgenomen 1n de Landsverordening Algemene Ouderdomsvoorziening
2
Artikel II. onderdeel Ben onderdee! C, wordt bepaald dat voor niet 1ngezetenen met recht op weduwen- of wezenpensioen op basis van de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekermg een lager bedrag zal gelden Alleen ingezetenen hebben conform de bepallngen van de onderhavige ontwerp-landsverorden.ng nog recht op het hogere bedrag van het weduwen- en wezenpensioen Artlkel Ill bevat een overgangsbepaling voor degenen dte op het tijdsttp van in werkmg treden van deze landsverordening buiten Curayao woonachtig zijn. Voor deze urtkermgsgerechtigden zal een gewennmgsperiode gelden, waardoor tot 1 januari 2016 de desbetreffende pens1oenen niet worden verlaagd om de reden dat zij in het buitenland woonachttg z11n Art1kel IV bepaalt dat de ontwerp-landsverordening per 1 maart 2015 inwerk1ng zal treden
3
3. 3.1
Standpunt van de SER Algemeen
De SER heeft op 28 november 2014 (ref. nr 139/2014·SER) het besluit van de Raad van M1n1sters gedateerd 26 november 2014 (zaaknummer 2014/060288) ontvangen waann de Soc1aal Economische Raad (hiema de SER) wordt verzocht om binnen een temujn van vier weken advies uit te brengen 1nzake ontwerp-landsverordening tot wijziging van de L andsverordening Algemene Ouderdomsverzekenng (PB. 1960. no. 83) en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekenng {PB 1965, no 194) De SER heeft in de voorbereidende vergadenng van vnJdag, 23 januari 2015 het adv1es verzoek met betrekking tot de ontwerp-landsverorden1ng tot wijzlging van de Landsverordernng Algemene Ouderdomsverzekenng en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering in behandeling genomen. De SER heeft tijdens deze vergadenng z11dens de regering een toelichtmg op deter adv1senng aangeboden ontwerp· fandsverordening ontvangen. De adv1senng over het in november 2014 ontvangen adv1es verzoek heeft verdere vertrag1ng opgelopen aangezren tijdens de beraadslagmg vragen waren gerezen en waarover nadere u teenzetting ZtJdens de betrokken Ministers vere1st was Op 27 ,anuari 2015 heeft de SER naar zowel de Minister van Soetale Ontw1kkehng Arbe1d en Welzijn als de Minister van Financ1en {ref nr 011/2015-SER) een 1dent1eke brief gestuurd met daann de aanvullende vragen Op 25 maart 2015 heeft de SER per bnef gedateerd 24 maart 2015 (ref. nr. 2015/02262) de antwoorden van de Minister van F1nancien op de door de SER gestelde vragen ontvangen (Zie bijlage 1) De SER kon eerst na ontvangst van deze brief het adviestraJeCt voortzetten.
3.2 Van personalfteitsbeginsel zekerheidsstetsel
naar
terratoriallteitsbeginsel
in
het sociale
De Atgemene ouderdomsverzekerlng (AOV) en de Algemene Weduwe- en wezenverzekering (AWW) :ZiJn nu gebaseerd op het personalite1tsbeginsel. Dit houdt an dat het recht op uitkering verbonden 1s aan de persoon van de (vroegere) verzekerde. De AOVen A'NW uitkering wordt ultbetaald aan de rechthebbende ongeacht waar ter wereld deze persoon zich bevindt. De voorgestelde wijzigingen van de Landsverorden1n9 Algemene Ouderdomsvoomening en Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekenng betekenen dat wordt overgegaan van het personallte1tsbeginsel naar het terrrtona•rte1tsbeginsel. B•J toepassing van het territorialiteitsbeginsel worden de uitkeringen slechts toegekend of uitbetaald voor zover de tot u1tkering le1dende fe1ten (blJ voorbeeld woonplaats van de gerechtigde of gezinsleden) z1ch voordoen op het e gen grondgeb1ed en zo,ang de rechthebbende woonachtig is op dat grondgebied De volgende tabellen geven een overzicht van de AOV· en AWW-gerechtigden uitgesplltst naar land van vestiging, waarblj voor het aantal AOV gerechtigden nog verder is uitgesp ltst in het aantal AOV-gerechtigden dat voiledtge dan wel gedeeltehJke AOV-u1tkering ontvangt
Tabel 1:
AOV-gerechtigden ultgesplitst naar ingezetenen en niet-ingezetenen GedeelteU)ke Voiiedige - ·1 Totaal r Procentueel j AOV u itkering AOV-ultkering I ! 1 I (NAf 862) l I l : Curac;ao 1 1~ 213 041 I 3_5 25i~j __ J r Totaal ingezetenen i 11 213 ! 24.041 _ _J 35.254 I 67,3% I f Land van vestlglng -
1·
I
124
. 1
-
I
I
I
I Nedenand
i 12.420
~ Aruba
1 542 ,.l •.... 299
' Bonaire · St Eustat1us
12s2
. ; St Maarten
l 13
: Saba Overige i Totaal Niet ingezetenen
f
2 ~480
10,6%
!9
105%
13
' 0,0%
!
!
i 14 114
-·
14 l 00% i 2 ·494 - f 4 ,8%
-
1 1 ! '
l
17.124 [ 32,7%
I
......... - - i 2s.2i~ -Bron : Soc1ale Verzekenngsbank Curacao
-
302
j 2e 1
' 17.010
' ! Totaal AOV-gerechtigden ~
f
j 12.505 ; 23 ,9% ! 1 545 r:t 9%
1
!4 I
1_
i 85 i3 •, 3
-
j
! 24.155
!
52.370 ! 100 0%
._
Figuur 1· Procentuele verdeling niet-tngezeten AOV-gerechtigden over woonlanden ST EUSTAT'US
SABA 0,0 i
0 .1'!.
BON AIRE 1,5%
ST MAARTEN 1,8%
~\I
-
Bron Soc1ale Verzekenngsbank Cur~o
5
Tabel
I I
2~
AWW-gerechtigden ultgesplitst naar lngezetenen en nlet·lngezetenen
-- ~ ~
~j--
A~-:B!!.ec~!l9!ien~ =-~~ffo~aL
____ Wed~\!(~ll_naar)_r ~ezen . Cura ~ao 953 1 406 Totaat lna~~etenen ~ f ~~3-= - 1.:4()6_ -
r
l
' Nederl~nd_.
__ _
Aruba
~~n~~=rten
-
. ~ _} 103 6
~
-
24
~ ~;;;7~ie!J.~9ezeieneii lf3s ,
-
-
.
- ---
-f 68
-- -1-451 --·-- -7-
j
I
~ Totaa1Aww1 ger!chtigden
--ti
2.359
_ (
· 1ss1
1091
19
.-
Procen!~ee1-J
.
. __
2.351___ -1 8~.0%
! 366 __ --1 469 -_ -
13 ~- ~-
·
J_ _ _ -·
1
U. 5-. ~~
1
' 0.3%
i
ro -----~{~%~- -~ - J'
l 92
· - i589 - -·1
- ---- -tJ ,1o/;
--
-: r 948
_
-
1-20 0% r ·'--I
I
--1 -· ·j
·-1 100,03-l
Bron Sociale Verzekenngscank curac;;ao
Figuur 2: Procentuele verdeling niet-ingeHten AWW-gerechtigden O\'er woonlanden
Aruba 2% ./
B'On. Soc1ale Verz:ekeringsbank Cur11u;ao
Uit het Jaarverslag van de SVB kan worden opgemaakt dat de SVB in 2013 NAf. 458 miljoen aan AOV- en AWW u1tkeringen heeft urtbetaald ' De regenng stelt in de memorie van toelichting dat 1aarl1Jks NAf 65 miljoen aan AOV en NAf. 5 m111oen aan kerstuitkering aan niet-mgezetenen worden ultgekeerd. De uitkering aan met ingezeten AWW-gerechtigden bedraagt ongeveer 3,6 milJoen per jaar 3.3
Advies van de SER van 10 december 2012 fnzake de ontwerp-landsverordening
tot wijzlging van Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordenlng Algemene Weduwan- en wezenverzekering
De SER heeft op 1O deoember 2012 advies urtgebracht over het ontwerp van de betreffende landsverordening tot wtJZiging van Landsverordenmg Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordenmg Algemene Weduwen· en wezenverzekenng (Ref nr 268/2012-SER) ' Soc1ale Verzekeringsbank. Jaarvarslag 2013. p 18 (httpl/svbcur.orglwp-content/uploads/2014102/1-406·101 · SVB-Jaarreken.n9-2013-Final-SVB-25-junl -2014-final1.pdf)
6
l
_ _
Deze wijz1g1ng van de Landsverordening Algemene Ouderdomsvoorz1emn9 strekte tot het introduceren van de noodzakel1jke maatregelen ten einde de oudedagsvoorziening structureel te saneren en de uitkenngen aan gepensioneerden voor een langere termijn te garanderen De in betreffende ontwerp-landsverordening opgenomen maatregelen betroffen: 1 Het verhogen van de leeftijd waarop de verzekerde voor de eerste keer het recht op het wettelljk algemene ouderdomspensioen kan doen gelden van 60 jaar naar 65 jaar (incl. overgangsregeling voor personen die op 1 maart 2013 58 of 59 jaar oud waren) ; 2 Het wijz1gen van de indexatiebepaling in de Landsverordening Algemene
Ouderdomsvoorzien1ng; 3. Het verhogen van de AOV-premie van 13% naar 15%: 4 Het verhogen van de premieloongrens van NAf. 93.000 naar NAf. 100.000, en de heffing van een premte van 1% over het inkomen boven NAf. 100.000; en 5 Het wiJzigen van het inkomensbegrip bij de beoordeling van het recht op partnertoelage van zu1ver inkomen' naar 'belastbaar inkomen·. Deze maatregelen zijn op 1 maart 2013 inwerking getreden (P.8 . 2013, no. 24). De SER heeft in zijn advies van 10 december 2012 inzake de ontwerp-landsverordening tot wijziging van Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering met betrekking tot de aan het dekkingsplan ten grondslag hggende aannames gesteld. dat de aannames met betrekkmg tot de econom:sche groe1 niet real'st1sch z11n en dat hat geschetste beeld van de te verwachten inkomsten van de oudedagsvoorziernng mede daardoor te posit1ef is. De SER stelde dat door in het dekkingsplan uit te gaan van te posit1eve aannames het aantal ns1co·s met betrekking tot de financiering van de oudedagsvoOl'Zlening enorm toeneemt Rlsico's die ztch klaarblijkelijk nu reeds manifesteren De SER heeft op pagina 21 van het SER-advies van 10 december 2012 inZake de ontwerplandsverordening tot wijztging van Landsverordenrng Algemene Ouderdomsverzekenng en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekenng (Ref nr. 26812012-SER) gesteld dat de op dat moment te nemen maatregelen een tijdelijk karakter dienen te hebben
De SER heefl tevens gesteld dat de lasten door een 1eder, die b1nnen het stelsel rechten kan doen gelden, dienen te worden gedragen. De SER heeft daarom op pagina 21 van betreffend advies een drietal (tijdelijke) maatregelen gericht op het verbeteren van de financiele positie van het AOV-fonds aan de regering in overweging gegeven Deze (tijdelijke) maatregelen warden door de SER aan de regenng in overweging gegeven om op korte termijn de noodzakelijke financ1ele ru1mte te kunnen scheppen en daarmee de mogeliJkhetd te creeren voor een structurele hervorm1ng van het stelsel van soc1ale zekerheid. Oe%e structurele hervorming zou er volgens de SER opgencht dienen te zijn om op de langere termijn een geheel nieuw stelsel van sociale zekerhe1d tot stand te brengen dat wel voldoet aan de vereisten van duurzaamheid De betreffende maatregelen werden door de SER aan de regermg m overweging gegeven vanult het oogpunt dat door de invoering daarvan verdere prem1evemog!ngen voor langere ttjd verdere achterwege zouden kunnen blijven. De SER heeft op het moment dat de maatregelen aan de regering in overwe9ing werden gegeven gesteld dat de financi~le lasten van het betaalbaar houden van het AOV-stelsel
-------7
door een Jeder, die binnen het stelsel rechten kan doen gelden, dienen te worden gedragen De SER heeft in het advies van 10 december 2012 tevens vastgesteld dat de AOV-uitkering de voorafgaande Jaren als gevolg van autonome verhogingen, onafhankel1Jk van de ontwikkeling van de rnflatie , aanzienlijk is gestegen. Daze autonome verhogingen hebben geresulteerd 11'\ een reele inkomensverbetering van de AOV-gerechtigden. De SER stelt in het betreffende advies dat door het tiJdellJf< korten van de AOV-uitkering de autonome stiJging van de AOV·Uttl<enng deels tenret wordt gedaan De door de SER aan de regenng in overweging gegeven maatregelen betroffen de volgende maatregelen· het toepassen van een algemene kortrng op de AOV-uitkering a. b het afschaffen van de kerstuitkering, en c. het 1nvoeren van een buitenfandkorting. De SER heeft op het moment dat deze maatregelen in het SER·adv1es van 10 december 2012 aan de regenng in overweglng werden gegeven gesteld dat voor gepens1oneerden die u1tslu1tend een AOV-urtkerrng genieten, dan wet onder een zekere ObJectieve inkomensgrens zrtten de gevolgen van de algemene kort1ng van de uttl<enng en het schrappen van kerstuitkering vanu1t een bijstandsregeling, buiten de ouderdomsvoorzien1ng om . dienen te worden gecompenseerd. Naar het oordeel van de SER diende b1J het toekennen van een eventuele compensatie wet rekening te worden gehouden met de totale 1nkomenss1tuat1e van het huishouden van de AOV-gerechtigden.' Het Eilandsbeslult toekenmng toelage aan ouderdomspens1oengerechtigden (AB 2005, no. 115. zoals gewJ1z1gd bij A B. 2006, no. 117 en AB. 2006, no 39) b1edt hiervoor de mogelijkheid . De bovenstaande maatregelen z1jn aan de regering m overweg1ng gegeven onder de randvoorwaarde van een cont1nuering en rntensivering van de sociaal dialoog over het socaale zekerheidsstelsel en de ambltle om via deze sociaal dialoog te werken aan een maatschappelijk gedragen, sociaal en financieel duurzaam stelsel van sociale zekerhe1d. De SER rs nog steeds van menlng dat alle nu te nemen maatregelen slechts als een overgangsregehng dienen te worden beschouwd, met het oog op maatschappelijk gedragen integrate en structurele hervormingen van het stelsel van socrale zekerhetd die moeten resulteren m een houdbaar en betaalbaar stelsel van sociale verzekenngen .
3.4
Het recht op ongestoord genot van eigendom
De SER wijst een korting op de AOV-uitkenng niet per defin1tie af De SER meent wel dat biJ de invoering van een dergelijke korting voldaan moet worden aan de principes met betrekk1ng tot het recht op ongestoord genot van e1gendom opgenomen in Internationale mensenrechtenverdragen en de algemene begrnselen van behoorl1Jk bestuur. Artikel 1 van het eerste protocol van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens lu1dt als volgt
2
Z1e· Advie& va . de SER van !O december 2012 1n1ake de ontwerp..lands11erordening tot WIJZ1g111g van Landsverordemng Algemene Ouderdomsve~ekenng en de Landsverorden1ng Algemene Weduwen- en wezenvenokertng (Ref. nr 268/2012· SER)
8
-redere natuurhJke of re chtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom . Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve m het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene begmselen van internationaal recht.
De voorgaande bepalingen tasten echter op geen enkele wijl:e het recht aan. dat een Staat heeft om die wetten toe te passen die h1J noodzakehjk oordeelt om het gebruik van eigendom te reguleren in overeenstemming met het algemeen befang of om de betaling van belastingen of andere heffingen of boeten te verzekeren.• Het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) erkent het recht op net ongestoord genot van e1gendom 1n artikel 1 van het eerste protocol biJ het EVRM. Op grond van art1kel 1 van het eerste protocol blJ het EVRM heeft iedere natuurlijke of rechtspersoon recht op het ongestoord genot van z1Jn e1gendom De aanspraken op uitkeringen maken ook deel uit van de e1gendom zoals bedoeld 1n art1kel 1 van het eerste protocol bij het EVRM 3 Korting op de AOV~uitkertng van n1et rngezetenen door de overherd is daardoor ullslu1tend mogehJk ind1en de inbreuk 9erechtvaard1gd wordt door het algemeen belang en op basis van b1j wet geformuleerde urtzonderingen geschied Op grond van tweede alinea van art1kel 1 van het eerste protocol van het EVRM komt aan de betrokken overheid b1j de hantering van de in de eerste alinea genoemde criteria een ruime beoordelingsmarge toe . De SER heeft tijdens de advisering met betrekking tot de onderhavige ontwerplandsverordening als uitgangspunt gehanteerd dat de AOV/AWW-uitkering een eigendom betreft in de zijn van artikel 1 van het eerste protocol blJ het EVRM Dit uitgengspunt is, ondanks de expliciete vraag van de SER of de AOV-uitkering een algemene voorz1ening of een ergendomsrecht is door de Minister van Financ1en 1n de bnef van 24 maart 2015 niet bestreden.
3.4.1 Het noodzakelijkheidsveneiste Het eerste inhoudelijke vereiste waaraan de door de regenng voorgestelde maatregelen moet voldoen om de inbreuk op het e1gendomsrecht te kunnen dragen/rechtvaardigen is dat de rnaatregeJ noodzakehjk is met het oog op het algemeen belang. De regering stelt m de memone van toehchting b1J onderhav1ge ontwerp-landsverordening slechts dat de voorgestelde maatregelen noodzakelijk zijn om de AOV-financierbaar te houden Om de noodzaak van de inbreuk op een mensenrecht te kunnen rechtvaard1gen is het naar in de memorie van toelichtlng behorende b•J de onderhavige ontwerp-landsverordenmg m1nstens 1nzicht geeft in. de omvang van het jaarlljkse tekort m de u1tvoering van de Landsverordemng Algemene Ouderdomsvoorzlenrng: de reallstische prognoses met betrekkmg tot de ontwikkehng van het jaarliJkse tekort in de uitvoering van de Landsverordernng Algemene Ouderdomsvool'%ientng en de overige soe1ale verzekeringen I het Schommelfonds;
het oordeel van de SER nood;cakelrJk dat de regenng
3
Zie Centrale Raad van Beroep, 5 maart 2009, 0712807 AOW, http·/lwww svb nl/images/07 2807-AOW pelf
9
de effecten van het op 1 maart 2013 1ngevoerde pakket aan maatregefen, en de oorzaken van hel fe1t dat de fmancienng van de AOV achter bfijft bij de prognoses zoals opgenomen in het dekklngsplan m de memorie van toehchting b1j de ontwerplandsverordenmg tot wi12.1g1ng van Landsverordenrng Algemene Ouderdomsverzekenng en de andsverordening Algemene Weduwen· en wezenverzekenng, zoals op 1 maart 20iJ 1nwerking 1s getreden (P.B 2013. no 24) De SER constateert dat de memorie van toelichtlng behorende bJ de onderhavige ontwerp [andsverordening deze informatre rnet bevat De SER heeft daarom in de eerder genoemde brief va n 27 1anuan 2015 aan zowe t de Min ister van SociaJe Ontw1kkeling, Arbeid en WelzJJn als de Minister van Financier ook over deze onderwerpen specifieke vragen gesteld. De SER heeft gemeend om de betrokken Ministers te mo ten vr g n naar de omvang van het Jaarlijkse tekort b11 de uitvoering van de Landsve ordening AOV en de andsverordentng
AWN. 0 derstaande tabel 3 geeft op basrs van de ontvangen 1nfonnatte een overzicht van de gerealiseerde/begrote tekorten biJ het AOV/AWW fonds Tabel 3:
Financl61e situatie van het AOV/AWW fonds voor de periode 2012-2018
tin
N~f. milfo~n}
2013 . -105,5 -69,5 2012 -
-
exclusief maatregelen en de overheidsbijdrage mciusief maatregelen- en - -105,5
-69,5
2014
2015
-85
-94 1
--85
-25
· 2 016 - __. +
de overheidsb1Jdrage Bron · Brief Minister van
-86 1
-71,5
6
e ~ -
FinanCien aan de SER. d d. 24 iNart 201s
2o f1
-- ... 2ofi1 :57.
5 -
.!.
De in tabel 3 begrote bedragen -2015 en verdere jaren- zijn zowel exclus1ef als 1nclus ef de effecten van de onderhavige maatregelen en de overheidsb1jdrage opgenomen De negatieve bedragen betreffen een tekort In taber. 4 1s de meerjaren begroting van de Sociale Verzekeringsbank met betrekking tot het AOV/A'#N fonds voor de periode 2013-2018 opgenomen De meerjaren begrotmg van de SVB voor het AOV/AWl/V-fonds laat een ander beeld zien met betrekking tot de f:nanc1ele situabe van het AOV/AWW fonds exclus1ef maatregelen en de overheidsbijdrage · Tabel 4:
Meerjaren begroting SVB m .b.t. het AOV/AWW fonds voor de perlode 20132018 (In NAf. miljoen) _ _
MeerJaren begrotmgSVB Bron. ~ vetzekeringsbank -
-+ - - ...1.
2013
-
-~9 . 5
__
2014 _..,._ 2015 -89 3 . · 109.3
-· -· -
-
2016 - 2011 ~ 2018""' -66,1 -71 5 ~57_! 1 -·I
De SER constateert dat de voor de jaren 2014 en 2015 de etJfers zoals opgenomen in de brief met antwoorden van de Minister van Financien aanzienlijk afwljl<en van de c.Jfers opgenomen tn de begroting van de SVB. Met betrekking tot de cijfers zoals opgenomen In de brief met antwoorden van de Minister van F1nancien Is opvallend dat de Minister de na tiet Jaar 2015 door SVB begrote ciJfers wel 1ntegraal ovemeemt
Voor de SER 1s het ntet dutdehJk wat het mottef van de M n1ster 1s om voor 2014 en 2015 af te w11ken van de door de SVB begrote bedragen De SER dringt er bij de Mrnister op aan om een nadere u1teenzettmg in deze te geven De M1n1ster van Financien stelt in zijn reactie op de vraag van de SER naar de effecten van de rn de Landsverordemng van 28 februari 2013 opgenomen maatregelen dat de prem1everhoging van 13% naar 15%, de vemoging van de prem1e-inkomensgrens naar NAf. 100 000 en een extra 1% premieheffing boven een 1nkomen van NAf 100.000 in 2013 effecten hebben gesorteerd Volgens de Minister ZiJn als gevoig van de maatregelen gencht op het verhogen van de premie -inkomsten de tekorten biJ het AOV·fonds afgenomen van NAf 105 m1l1oen in 2012 tot NAf 70 m1l1oen 1n 2013 De Minister stelt tevens dat de effecten van de verhoging van de pens1oenleeft1jd pas per 2016 zichtbaar worden De Minister meldt dat bij de 1nvoering van de maatregelen per 1 maart 2013 reeds evident was dat add1 1onele maatregelen in AQV.sfeer noodzakehJk zouden zijn om het AOV/Al/l/Wfonds f1nancieel houdbaar te maken De noodzaak voor hat op dit moment treffen van add1tionele maatregelen wordt volgens de Minister echter versterkt door het achterblijven van de prem1eopbrengsten uit de prem1everhogingen In de memone van toelichtlng brJ de Landsverordenmg van 28 februari 2013 met betrekking de w11z191ng van de Landsverorden1n9 Afgemene Ouderdomsvoorziening en Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzeker1ng (PB 2013 no 24J wordt reeds expliciet door de regering gesteld dat conform de actuanele prognose het AOV-fonds op korte term11n. tot 2022 rmancieel-econom1sch gez1en n1et gezond is en dat het fonds pas op lange term11n, vanaf 2022 , solvabel 1s De regenng heeft om de periode waarin sprake 1s van tekorten te overbruggen, een gezamenhJk schommelfonds gecre!erd door de financiele koppeling van soc1ale verzekeringen als de AOV/AV!NV, de Basisverzekering ziektekosten en deAVBZ. De SER IS beducht voor de mogeh1khe1d dat de thans met de Landsverordening befastingvoorzleningen 2015-2016 (P.B. 2014, no 114) gereahseerde lastenver'ichttng op korte termljn ongedaan wordt gemaakt door een verdere verhogmg van de AOVIAVtNVpremies om aan de verplichtmgen die voortvloe1en uit de Landverordenmg AOV te kunnen blijven voldoen.
tot
Uit ontvangen informat1e van de Minister van Fmanc1~n blijkt dat het schommelfonds il"l 2016 u itgeput •s 1ndien geen aanvullende maatregelen worden getroffen en de overheld geen
b'1drage levert ult de algemene mlddelen. Tabel 5:
Financiiile situatie van het schommelfonds voor de perlode 2014-2018
_ _ tin NAf. !flil oe'!l Stand-fOnds per 1 januari
....
Beroep AOV/AWW Beroep Basisverzekering iiektekosten (BVZ) · Vorderlng SVB mzakeboedelscheidfng N.A. Stand fonds per 31 deoember - -~ Bro
2014 220 '
2015 20 .....
85
25
3 5-
0
2017
·5
2018
9 -5 --I 0
-~
-6 0
80 20
Brief fiimter van Finanaen aan de SER. d d 24 maart 2015
11
2016
1
9
14
De in tabel 5 (geprojecteerde) financiele situatie van het schommelfonds voor de periode 2014-2018, betreffen bedragen inclusief da eHecten van de onderhavige korting op de uitkering van niet-ingezetenen en inclusief de hogere overheidsbijdrage aan het AOV-fonds. Uit de antwoorden van de Minister van Financien en de gegevens zoals opgenomen in tabel 5 wordt opgemaakt dat in 2015 en in de daarop volgende jaren voor de basisverzekering ziektekosten geen beroep zal worden gedaan op het schommelfonds. De middelen in het Schommelfonds zijn bestemd voor aanvulling van de fondsen AOV/A'MN BVZ, AVBZ en ZV/OV, indien en voor zover de gelden van deze fondsen niet toereikend blijken te zijn. De regering maakt geen melding van financiele effecten op het schommelfonds van de uitvoering van de AVBZ en de ZV/OV. Wat voor de SER in ieder gevai niet duidelijk is, is of hieruit opgemaakt mag worden dat deze fondsen geen tekorten dan wel overschotten zullen vertoi:1en in 2015 e.v. of dat het tekort op andere wijze word! gedekt. De SER ziet dan oak graag een nadere verduidelijking op dlt punt tegemoet. De SER constateert dat de SVB in haar begrotingen voor de jaren 2014 en 2015 we! rekening houdt met tekorten dan we! overschotten bij de uitvoering van de BVZ, AVBZ en Z.V/OV. In tabel 6 is een overzicht opgenomen van de door SVB begrote resultaten voor de door de SVB uitgevoerde regelingen die ingeval van tekorten een beroep kunnen doen op het Schommelfonds. Tabel 6:
Begrotlng SVB voor soclale zekerheldswetgeving uitgevoerd door de SVB. (In NAf. miljoen) Begrotin!l SVB AOV/AWW BVZ AVBZ ZV/OV
2014 -103
2015 -109
-48
~57
-8
-9 2
3
Bron Sociale verzekenngsbank, Begrotrng 2014 en Begroting 2015
De SVB gaat In haar begrot1ng voor 2015 ult van een tekor1 van NAf. 109 mlljoen voor de AOV/AVVW, NAf. 57 miljoen voor de BZV, NAf. 9 miljoen voor de AVBZ en een overschot van NAf. 2 miljoen bij de uitvoering van de ZVIOV, terwijl de Minister van Financl~n in de verstrekte cijfers voor 2015 slechts uitgaat van een beroep op het schommelfonds ter grote van NAf. 25 miljoen ten behoeve van de AOV/AVl/IN. De SER vraagt aan de Minister van Financien een nadere toelichtlng met betrekking tot de op dit punt geconstateerde verschillen tussen de door de Minister gehanteerde cijfers (zie tabel 5) en de door de SVB begrote cljfers (zie tabel 6). De SER is tevens van oordeel dat indien er sprake 1s van een tekort/overschot bij de uitvoering van de basisverzekering z1ektekosten, de AVBZ en de 'ZV/OV de hoogte en de dekking hiervan in de memorie van toelichting dient te worden aangegeven In het kader van de motiveringsplicht van de overheid is het imperatief dat de regering in de memorie van toelichting bij onderhavige ontwerp-landsverordening inzicht verschaft op de
12
h1erboven opgesomde punten. De a gemene begtnselen van behoorlijk bestuur verplichten de overhe1d onder meer om haar besluiten goed te mobveren . waarbij de feiten moeten kloppen en de motivering log1sch en begrijpeltjk 1s Zonder rnzrcht in de financiele situatie van het AOV/AVWV-fonds en het schommelfonds en een analyse van de financiele effecten van de eerder genomen maatregelen 1s het volgens de SER niet mogelijk om een oordeet te kunnen vormen met betrekking tot de noodzaak van de inbreuk. De SER dringt er bij de regering op aan om deze infonnatie in de memone van toelichting bij de onderhavige ontwerp-landsverordernng op te nemen
3.4.2
De proportionalitelt van de maatregel Volgens jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) is een inbreuk op het eigendomsrecht nlet in strijd met artikel 1 van het Eerste Protocol b1J het EVRM indien een legitlem doel wordt nagestreefd 1n het kader van het pubhek belang en er een redehjke mate van proportionaliteit bestaat tussen de m1dde1e die worden aangewend 4 en het te bereiken doel. Bij de toepasslng van het proportionahte1tsvere1ste wordt bewerkstelligd dat de mate van inbreuk op het ind1vidueel belang (e1gendomsrecht) proportionee\ 1s ten opzichte van het beoogde doe! van de maatregel Het bovenstaande 1mpl1ceert dat de mbreuk op de rechten van een individu niet groter mag Z1Jn dan noodzakelljk om het beoogde doel te bereiken. De SER heeft om die reden in zijn adv1es van 10 december 2013 het korten op de AOV uitkering van niet-1ngezetenen als laatste van de tijdetijke maatregelen gencht op het verbeteren van de financi~le pos1tie van het AOV-fonds aan de regering in overweging gegeven Het voorstel van de SER in volgorde was dan ook om. 1. een algemene korting op de AOV-uitkenng toe te passen: 2 de kerstuitkering af te schaffen; en 3. een buitenlandkorting in te voeren. De aan de regering in overweging gegeven maatregelen, te weten, het doorvoeren van een algemene korting en het afschaffen van de kerstuitkenng betreffen immers maatregelen die de gehele populatie van AOV-gerechtigden treft en niet slechts een gedeelte De SER heeft op basis van gegevens opgenomen in het jaarverslag 2013 van de Sociale Verzekeringsban~ berekend dat de boogde opbrengst van de voorgestelde maatregelen, (NAf. 21 m1ljoen), 5% betreft van de totale Pensioenuitkeringen AOVen 4,75% van de totale u1tkeringen AOV/AWW. lndien de beoogde bezuiniglng zou worden gedragen door de gehele populat1e AOV/Al/IM/ gerechtigden betekent dit een korting van 4 .75% in plaats van de nu voorgestelde 33% op jaarbasis voor alleen de nlet-ingezetenen. In de onderhav1ge ontwerp-landsverorden1ng wordt een korttng van 33% op jaarbasis op de AOV/AVWV-u'rtkenng van u1tsluitend de niet-ingezeten AOV/AWW..gerechtigden voorgesteld De volledige bezumigmg wordt daarmee enkel gedragen door de niet-ingezetenen. Doordat • Steven Greer. The Margin of Appreciation· Interpretation and D1&cmtlon Under the European Conven1ion on Human Rights. Coune£a of Europe Publishing, Council of Europe, July 2000. Strasbourg http·/twww .echr coe.intllibraryDocsJDG21HRFILESJDG2-EN-HRF ILES-17%282000%29 pdf ' Sociale Verzekeringsbank. Jaarve11la9 2013, p. 16 (http"llsvbc:ur.orglwp-oontMUuplOadslW14f021140&-101 SVB-Jaarrekentng-2013 Fmal-SVB ·2~JUn i 2014·f.onal1 .pdt)
13
de gewenste bezuiniging slechts door een beper1cte groep worden gedragen is de SER van oordeel dat de inbreuk op de rechten van indivtduele burgers groter is dan noodzakelijk voor het beoogde doel en daarmee met wordt votdaan aan het proport1onahteitsbeginsel.
3.5
Verdragsverpllchtlngen
Het temtor1al1teitsbeg1nsel wordt door veel buitenlandse soc1ale zekerheldstelsels, waaronder die van de lidstaten van de Europese Unie, als uitgangspunt gehanteerd Vervolgens kunnen de territoriale beperk1ngen door middel van een verdrag op basis van wederkengheid worden opgeheven 5 Op 1 1anuan 2000 is de Nederlandse Wet beperking export u1tkertngen (Wet BEU) in werking getreden (Wet van 27 met 1999 Stb 250) De Wet BEU beoogt de handhaafbaarheid van u1tkenngen bu1ten Nedertand te verbeteren door de 1ntroduct e van het territoriahte1tsbeginse in de Nederlandse soc1ale zekerheidswetgevmg Hoofdregel van de Wet BEU 1s dat geen of ·ngeval van o.a de AOW slechts een gedeettehJk recht op u1tkenng bestaat indren de belanghebbende of een gezrnslid van w1e het recht op of de hoogte van de u1tkenng mede afnankel!Jk rs. in het buitenland woont. Deze hoofdreget geldt met voor personen dre wonen in een land waann op grond van een verdrag of een beslu1t van een volkenrechteliJke organisat1e recht op een uitkenng kan bestaan Een dergebJk recht kan bestaan ongeacht de vraag of het verdrag dan wel beslu1t handhavingsbepalingen bevat · Tussen Nederland en Cura~o is gelet op de Ko 1nkri1ksrelat1e staatsrechtelijk geen verdrag mogelijk De Nederlandse Wet BEU voorz1et in de mogel11kheid om blJ algemene maatregel van bestuur een uitzondering op de exportbeperking mogelijk te maken voor uitkenngsgerecht1gden die n de toenmalige Nederlandse Antllien of in Aruba wonen. Het Beslurt afwrjkende regals beperkmg export uitkeringen (Stb 1999, 600) bepaalt dat 1n deze landen vanef 1 Januari 2003 slechts recht op uitkering bestaat indren deze landen met Nederland een convenant met handhavlngsafspraken hebben gesloten. Op 22 mei 2001 is tussen Nederland en de toenmalige Nederlandse Antrllen een convenant gesloten met afspraken over de export en handhaving van sociate verzekerrngsuitkenngen 9 Artikel 4 van het Convenant tussen Nederland en de Nederlandse Antillen mzake de export en handhaving soc1ale verzekeringsurtkeringen bepaalt met betrekking tot de beperkrng van de export van urtkeringen dat. ~Tenzlj in drt Convenant anders rs bepaafd, is 1edere bepalrng in de wetgevrng van een Convenantslu1tende Part1J die de betahng van een wtkering beperkt urtslu1tend op grond van het feit dat een uitkenngsgerecht1gde of zrjn gezlnslid bu1ten het grondgebied van d;e Convenantsluitende Part. woont of verblijft. met van toepassing ten aan~ien van een uitkenngsgerechtigde of Zijn gez1nslid die woont of verbhjft op het grondgeb1ed van de andere Convenantsluitende Partij."
~ l
8
Convenant lussen Nedetland en de Nederlandse Anlillen 1nzake de expor1 en handhaving soc1ale verzekenngsuttkenngen , Stcrt 2001 . 133. p 26
14
~
Schriftelijke nav1aag btJ de Soc1ale Verzekenngsbank van Curacao heeft u1tgewezen dat het betreffende convenant nog steeds van kracht is ten behoeve van Cura~o en door beide partoen wordt gebruikt voor informat1e uitwisseling 9 De SER heeft in ZIJn advisenng dan ook als uitgangspunt gehanteerd dat het Convenant gesloten tussen Nederland en de Neder1andse Antillen inzake de export en handhaving sociale verzekeringsuitkeringen onverkort gelding heeft voor Curac;ao. De Minister van Fmancien stelt in zi1n brief van 24 maart 2015 met antwoorden op aanvullende vragen met betrekking tot bestaande (b1faterale) verdragsverplichtingen dat uit de toehchting op artikel 4 van het Convenant kan worden afgele1d dat met d1t artikel primair 1s beoogd zekerheid te bieden aan in de (toenmalige) Nederlandse Ant1llen wonende UJtkeringsgerechtigden en hun gezinsleden ongeacht de e1s van het hebben van woonplaats 1n Nederland De Minister van Financien stett tevens dat arhkel 4 van het eonvenant n1et ruime1 kan worden u1tgelegd dan de bedoehng van het convenant ziJnde het maken van handhavingsafspraken Het nu voorhggende ontwerp c q het daann geregelde heeft volgens de M1nrster nret tot doel de handhaving nader te regelen Naar het oordeel van de SER maakt art1kel 4 van het convenant inzake de export en handhaving sociale verzekenngsu1tkeringen het onmogehJk de uitkering van de rnetmgezetenen urtkeringsgerecht19den die in Nederland wonen te beperken Op basis van de op pagina 5 1n frguur 1 opgenomen gegevens kan worden vastgesteld dat 85% van de met ingezeten AOV-gerecht1gden in het KontnkrtJk woont en bi1na 75% in Nederland Het beoogde doellfinanciele effect van de voorgestelde korttng op de AOV-uitkering wordt daardoor verwaarloosbaar en de voorgestelde maatregelen z11n derhalve niet effect1ef. De SER vindt noch in het convenant zelf noch tn de bele1dsre9els van de Nederlandse urtvoerings01ganisahe aanknopingspunten voor de enge u1tleg die door de Mtntster van Financien aan het convenant wordt gegeven Artikel 2. tweede lid, sub c en d van het Convenant verklaart het eonvenant exphciet van toepassing op de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekenng, (P.B. 1960.83) en de Landsverordening Atgemena Weduwen- en wezenverzekering (PB. 1965. 194) Oaamaast bepaalt art1kel 3 van het convenant dat het convenant van toepassing op iedere uitkeringsgerechtigde of zi1n gezinsl1d voor zover h1J woont of verbltJft op het grondgebied van een der Convenantslu1tende Partijen Tenslotte wordt in art1kel 4 van het convenant gesteld dat iedere bepaling in de wetgeving van een Convenantslurtende Partij die de betating van een uitkenng beperkt u1tsluitend op grond van het feit dat een u1tkeringsgerechtigde of ZiJn gezinshd buiten het grondgebied van die Convenantslu1tende PartiJ woont of verblljft. met van toepass1ng 1s ten aanzien van een ustkeringsgerecht1gde of z11n gezmsltd die woont of verbtijft op het grondgebied van de andere Convenantslu1tende Part1j. De Neder1andse SVB stelt in haar beleidsregels met betrekk1ng tot de urtvoenng van de Wet BEU dat de hoofdregel van de Wet BEU niet geldt voor personen dte wonen in een land waann op grond van een verdrag of een besJuit van een volkenrechtelijke organisabe recht op een uitkenng kan bestaan en steft dat een dergelijk recht kan bestaan ongeacht de vraag of het verdrag dan wel het bestu1t handhavingsbepalingen bevat
0
E-mail van SVB Cura(:a<> d.d 18 maart 20 15
15
De SER is dan ook van oordeel dat de Minister van Financien 1 z11n briefvan 24 maart 2015 de bedoehng van het convenant te eng uitfegt, door te stellen dat de korting geoor1oofd zou z11n omdat de onderhav19e ontwerp-landsverordening niet tot doel heeft de handhav1ng nader te regelen. De Minister van Fmancien meldt in ZiJn brref van 24 maart 20 15 tevens dat de regenng met verwac:ht dat andere tanden het onderhavige voorstel als 1nbreuk op het pnnc.pe van wederkengheid zullen opvatten en ook gaan korten op soc1ale u1tkenngen die worden uitbetaald aan ingezetenen van Cura~o De SER 1s van oordeel dat de regenng te eenvoud1g voorb•J gaat aan de econom1sche gevolgen van het mogehJk toepassen het pnncipe van wederkengheld De SER 1s van opvatting dat de eventuele toepass1ng van het pnncipe van wederkenghe1d een extra belemmenng kan vormen voor de door de regering gewenste terugkeer van landsk1nderen naar Curayao Landskinderen dre m het bu1tenland (bu1ten Cura~ao) een recht op een u1tkering voor wat betreft de ouderdomspens1oenen of arbeidsongesch1kthe1d hebbe!"I opgebouwd zullen door de toepass1ng van het pr.ncipe van wederkengheid hterop worden gekort Daarnaast wordt Curac;ao door een mogeh1ke toepass1ng van het princ1pe van wederkerighe1d minder aantrekkellJk voor Necferlandse gepens1oneerden die een tweede woning op Curac;ao hebben en/of gedurende de w1ntermaanden voor langere t1Jd op Cura'tao verblijven. De b•Jdrage aan de econom1e van deze over het algemeen welgestelde groep d1ent naar het oordeel van de SER eveneens in de afwegmgen tot het toepassen van een kort1ng op de AOV-u1tkenng van niet-ingezetenen betrokken le worden.
3.6
De componenten van de pensioenopbouw
Het werknemerspensioen dat in het kader van een werkgever-werknemer relat1e wordt opgebouwd, wordt beschouwd als een aanvulling op de AOV. De pensioenbesch1kk1ng (P.B. 2002, no. 35) beoogt grenzen te steUen aan de mate waarin een pensioenregelmg door m tddel van de zogenoemde omkeerregel in fis~a opzicht wordt gefaciliteerd. In artikel 5 van de pensioenbesch1kking warden werkgevers en werknemers daarom verplicht met de AOV uitkering rekening te houden in de opbouw van het zog&noemde 2e pijlerpens•oen. Het e ea. vindt plaats door het hanteren van een drempelbedrag de zogenoemde AOV-franchise Voor het inkomensdeel tot aan het bedrag van de AOV-franch1se wordt verondersteld dat met de AOV in het pensioen kan worden voorzien Het verplicht in te bouwen drempelbedrag wordt 1ngevolge art1kel 5 eerste lid. van de pensloenbeschikking gesteld op ten minste de voor dat 1aar geldende AOV-uitkenng voor een gehuwd persoon. De keuze om fiscaal gefacilieerd een tweede piJler pens1oen op te bouwen, met de 1nbouw van de AOV-franchise kon namelijk plaatsvmden uitgaande van de vooronderstelllng dat de AOV-uitkering wettehjk gegarandeerd Is. Door de kort1ng op de AOV voor niet ingezetenen lijkt een deel van de AOV-u1tkering niet !anger gegarandeerd en ontstaat er door de verplichte inbouw van de AOV-franch1se een onvoorz1en tekort 1n de pensioenvoorzien1ng De niet-ingezeten AOV-gerechtigde kon ten tijde van de pens1oenopbouw geen reken1ng houden met de nu voorgestelde korting aange:uen de pensioenbeschlklung de mbouw van de volledige voor dat jaar geldende AOV-uitkenng voorschnjft
De Minister van Financ1en stelt in z11n bnef van 24 maart 20 5 dat de pensioenbeschikking slechts toezret op de beperking van de fiscale fac1llermg m1ddels toepassmg van de omkeerregel De SER 1s van oordeel de Minister door d1t standpunt m te nemen geheel voorb1J gaat aan de matenele u1twerkmg van de AOV-franchlse op hetgeen de omkeerregeling teweeg beoogt te brengen namelijk de opbouw van een toere1kende oudedagsvoorz1ening door m1ddel van een aanvullend tweede p1jlerpensioen De pens1oenbesch1kking le1dt volgens de SER. door de verplichte mbouw van de AOV-franchise. tot een geleidelijke uitholling van het tweede p1Jler werknemerspens1oen, nog daargelaten het penstoengat dat reeds brJ werknemerspens1oenen is veroorzaakt door de st~J91ng van de AOV-gerecht1gde leeftrJd naar 651aar De SER 1s van opvatt1ng dat de Pens1oenbesch1kkrng, met name voor de lagere inKomensgroepen, met langer stimuleert om ftscaal gefaciheerd een tweede pij!er pensioen op te bouwen. Volgens de SER wordt de traditionele keuze om via het bezit van onroerende zaken -door de hypotheekrenteaftrek fiscaal gefacilieerd., met het oog op een omzetting in een ltjfrenteverplichting bl1 pensionerlng manc~eel aantrekkehjker, mede doordat de waardevermeerdering van in prrve gehouden onroerende zaken {capttal gain) onbelast 1s.
3.7
Handhaving
van de voorgestelde maatregelen
Op basis van de def1mt1e van ingezetene opgenomen 1n artikel I. onderdeel A, eerste !rd van de onderhavige ontwerp-landsverordening wordt 1edereen die m nder dan 8 maanden op Curacao woontlverblijft niet langer beschouwd als ingezetene Art1kel I, onderdeel B, van de
onderhavige ontwerp-landsverordenmg bepaalt vervolgens dat voor de degene die geen ingezetene is. het ouderdomspensroen NAf. 646 5 per maand bedraagt Hetgeen overeenkomt met 75% van een volled1ge AOV urtkenng. De Minister stelt in zijn bnef van 24 maart dat ind1en een 1et·1ngezeten AOV-gerecht1gde ztch opnieuw metterwoon op Curai;ao vestigt, deze persoon na een periode van acht maanden na d1ens inschrijving in het bevolkingsregister van Curai;ao wederom recht heeft op de AOV die geldt voor degenen die woonachtrg ziJn op Curac;ao. De SER constateert dat 1n de onderhavige ontwerp-landsverordenlng geen nadere voo121eningen worden getroffen met betrekkmg tot de administrabe van wie 1ngezetene is en handhaving van de voorgestelde maatregelen
De Minister van Fmancien stelt, in zrjn reactie op vragen van de SER met betrekking tot de handhaving, dat de controle op het ingezetenschap zal gaan plaatsvmden via een n euw systeem van controle dat b1j de Toelatlngsorgan1satie zal worden rngevoerd . De Minister meldt dat zowel de Soc1ale Verzekeringsbank als de afdeling Burgerlrjke Stand Bevolkingsregister en Verkiezingen (Kranshi) toegang tot dit systeem knjgen. Naar net oordeel van de SER 1s het lmperattef dat er door de regenng maatregelen getroffen worden met betrekking tot de beschenning van persoonsgegevens opgenomen in een dergelijk geautomatiseerd controlesysteem alvorens het operaboneel kan worden. De SER gaat ervan uit dat een dergelijk geautomattseerd controlesysteem 1edereen registreert dte voor kortere of langere t1Jd Cura~o heeft ve aten, b11voorbeeld voor vakantie De betreffende database bevat daarmee pnvacygevoel19e en waardevolle informatie. die
7
b1Jvoorbeeld ook voor andere doeleanden dan die waarvoor de databank is aangelegd kan worden gebruikt Naar het oordeel van de SER kan het rnet zo Z1Jn dat een AOV/AWW-gerecht19de die voor langere t1jd (meer dan vier maanden) heeft vertaten voor bijvoorbeeld een ingn1pende medische behandeling. een lange vakantie bij de (klein·}kinderen in het buitenland of een wereldreis reeds aanleid1ng vormen tot korting van 33% op de AOV/AWVVwtkermg voor mlnimaal een jaar. De SER dnngt er dan ook b1J de regenng op aan te voorzien 1n een hardheidsclausule. Cura~o
3.8
De overgangsregeling
In art1kel Ill van de onderhavige ontwerp-landsverordenfng wordt een overgangsregeling voorgesteld De in art;kel Ill voorgestelde overgangsregeling luidt als volgt: 'De ouderdoms-. weduwan-, weduwnaars- en wezenpensioen van degenen die op het t:1dst1p van inwerkmgtreden van deze landsverordening geen ingezetene zijn als bedoeld in de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering onderscheidenlijk de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering, worden tot aan 1 januan 2016 niet herz1en om de reden dat zij geen ingezetene zijn: In het ontwerp 1s sprake van een overgangstermijn tot 1 januari 2016. Er wordt daarmee, uttgaande van de door de regering beoogde inwerkingtreding per 1 maart 2015. een overgangsterm11n van 10 maanden, 1 maart 2015 tot 1januari2016 voorgesteld Volgens de Min'ster van Financ1en wordt met de ,n art1kel Ill van het ontwerp opgenomen overgangsregelmg in princ1pe een overgangstermijn van een jaar bedoeld. De Minister van Financ1en stelt tevens dat de regering van oordeel is dat die tennijn een aanvaardbare overgangstermr1n is, zoals vere1st op grond van artike: van het Protocol nr 1 bij het EVRM. De SER rs van oordeel dat indien de regering een overgangsterm,Jn van een Jaar bedoelt. art1kel Ill zodan1g geredrgeerd dient te worden dat de intentie van de regerlng hienn tot uitdrukking komt. De SER stelt voor om m artiker Ill een overgangstermljn op te nemen van 12 maanden na de inwerkingtfeding van de onderhavige ontwerp-landsverordenmg Door het ontbreken van een goede overgangsregelmg kan in gevallen waar door nieuwe wetteliJke voorwaarden wijzigingen in een bestaand recht worden aangebracht, onder omstandigheden, worden geconcludeerd dat de op grond van art1kel 1 van het Protocol nr. 1 bij het EVRM vereiste proport1onaliteit ontbreel
18
op AOV hebben opgebouwd hebben een zeer groot dee! van het !even op Cura~ao hebben gewoond en in die penode reeds een grote bijdrage geleverd aan de econom1e van Curacao. Naar het oordeel van de SER voldoet de voorgestelde maatregel door de korte gewenningspenode voor niet-1ngezetenen die reeds een AOV/AW./11-uitkering ontvangen nret aan het vereiste van proportionaliteit. De SER vraagt dan ook aan de regenng om het mechamsme dat ten grondslag hgt aan door de regering voorgestelde overgangstermijn nader le onderbouwen Bovendlen komt de voorgestelde maatregel voor de met·ingezeten AOV/AW'N-gerechtigden boven op de aanpassmg van de indexe11ngsregehng opgenomen in de Landsverordening van 28 februari 2013 met betrekking tot de wijziging van de Landsverordening Algemene Ouderdomsvoorz1ening en landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B 2013, no 24) waarblJ over is gegaan van een automat1sche volled1ge indexatie door een voorwaardehjke gedeeltelijke indexatie De hoogte van de AOV/AVVW-tiitkeringen wordt met langer automatisch aangepast aan de gestegen kosten van levensonderhoud (inflatie) maar aan de hand van de reele economische groe1 (nominals economische groei minus
1nflatie) De SER heeft in het advies van 10 december 2012 met betrekking tot de ontwerplandsverordening tot w1jz191ng van Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverorden1ng Algemene Weduwen- en wezenverzekering gestefd dat naar het oordeel van de SER. de aanpassing van de indexeringsregeling van de AOV/AWW. op de m1ddellange termijn, een aanzienlijk ris1co vormt. 1t> De SER vraagt ztch in betreffend advies nadrukkelijk af hoe lang het te rechtvaardigen is dat AOV-gerechtigden met u1tsluitend AOV o met AOV en een klein aanvullend pensioen er door de WIJZ19mg van de indexeringsregeling m0gelijk jaarlijks qua koopkracht er op achteruit zullen gaan en moeten zien rond te komen van een mkomen onder de armoedegrens De SER 1s van opvatting dat een gewenningsperiode van 10 maanden voor een korbng van 25% op de maandeliJkse u1tker1ng, mede bezien 1n t perspectief van de eerdere maatregelen. waardoor de AOV-u1tkerin9 niet !anger waardevast 1s te kort en daardoor niet proport1oneel is
'< Advies van de SER van 10 december 2012 met betrekk1ng tot de ontwerp-land1verorden1ng tot wijz g;ng van Lands11erorden1ng Algemene OUderdomsverzekering en de Lands~rordenmg Algemene Weduwen- en wezerwerzekering (Ref. nr 26812012 SER) p 13
19
4. De financiile lmplicaties De verschilfende in onderhav1ge ontwerp-landsverordening voorgestelde maatregelen hebben effect op de u1tgaven van de Soc1ale Verzekenngsbank aan AOV/AWW-u1tkenngen Ult de memorie van toelichting en de antwoorden van de Minister kan worden afgeleid dat het AOV-fonds tot en met 2021 , geen tekorten zal vertonen, als gevolg van de rn onderhav1ge ontwerp-fandsverordening voorgestelde maatregelen en een extra overheidsbijdrage. De Minister van Fmancien maakt echter nergens melding van de hoogte en w1JZe van financiering van de extra overheidsbijdrage in het AOV-fonds. Utt eigen berekeningen door de SER op basis van de beschikbare gegevens bhJkt dat er m de penode 2015-2018 circa NAf. 220 mtljoen aan extra overhe/dsb11drage in het AOV·fonds wordt gestort De SER verzoekt de Minister om in de financiele paragraaf van onderhav19e ontwerp· 1andsverorden1ng 1nz1cht te verschaffen m de hoogte en w11ze van flnanc1er1ng van de extra overheidsbijdrage m het AOV-fonds.
De onderstaande tabel geeft een overzicht van het effect van voo•gestelde maatregeie op het tekort van het AOV-fonds.
Tabet 7:
Effect van voorgestelde maatregelen op tekort AOV/AWW·fonds • 201 S .....- 2016 - ~ 2017 r 201S -
}eko'"!_ex_:i~s~e~trege1en
- : : 94 1 • -86,1
_Effec_t_~t~ag~en
Overheidsbijdrage
_._
Tekort/Overschot indusief maatregelen en overheidsb1Jdrage Bron memonevan toelicht1ng en brief van Mintstel-
18
21
~25
6
-71 5 21 ,...
_!:1.;.! .~ ·11 .1·
58~5 -+ B
:Sf 1
-I
21
~ 1 . f~ 5
.
van F1nanc;naan deSERd d 24 maart 2015
De regenng stelt op pagine 3 van de memorie van toehchting dat de voorgestelde maatregelen op basis van gegevens uit 2014 een structure!e verhchbng van de AOV- en AWW-uitgaven oplevert van in totaal ruim NAf 21 m1ljoen Volgens de rege
Art1kel Ill van de onderhav1ge ontwerp-landsverordentng bepaalt dat het ouderdomsweduwen-. weduwnaars- en wezenpens1oen van degenen die op het tijdstip van inwerkingtreden Van deze landsverordening geen ingezetenen ZIJn [ ...1tot aan 1januari2016 niet wordt herzien om de reden dat zlJ geen ingezetenen ZIJO De SER meent dat deze overgangsbepaltng tot gevolg heeft dater in 2015 niet 10112 deel van het structurele effect van de voorgestelde maatregelen begroot kan worden.
betreft een bereken1ng door de Sociaa! Econom1sche Raad
20
In 2015 is het financ1ele effect van de onderhavige maatregel beperkt tot 33% van het bedrag dat aan niet-ingezetenen die voor het eerst een AOV-of AWW-ultkering aanvragen Door de verhoging van de AOV-leeftlJd van 60 1aar naar 65 1aar per 1 maart 2013 zaJ het financiele effect in 2015 zeer beperkt z11n. De SER acht het noodzakelijk dat de regering In de finane1ele paragraaf aangeeft hoe drt tekort van 18 m1f1oen tn de begrotmg wordt opgevangen
De SER heeft eerder m het onderhavige adv1es geconstateerd dat de door de Minister gehanteerde c1jfers met betrekkmg tot de tekorten/overschotten bij de uitvoering van de soc1ale zekerheidswetgev1ng aanzienlijk afwljken van de door de Sociale Verzekenngsbank begrote bedragen De SER heeft de Minister van F1nanc1en naar aanle1ding van die constatering dringend verzocht om een nadere toehchtlng 1n deze omdat deze verschdlen mogehJk aanzienhJke f1nanciele impbcaties hebben. De SER stelt vast dat de voorstellen 1nzake de aanpass1ng van het stelsel van soc·a1e zekerheid en de Algemene Ouderdomsverzekermg in het blJZOnder zich met name laten leiden door de acute vraagstukken met betrekking tot de overhe1dsfinancien De SER heeft in eerdere adviezen ' ' met betrekking tot de aanpass1n9 van sociale zekerheidswetgev1ng reeds meerdere malen gesteld dat een dergeh1ke aanpak met le1dt tot een op fange term11n houdbaar en betaalbaar stelsel van sociale zekerherd De SER herhaalt het ple1doo1 aan de reger1ng om te komen met een 1ntegrale en maatschappelijk gedragen herziening van het sociale zekerheidsstelsel
" Zie, onder andere.: Advies van de Sociaal Econom1sche Raad zoals V&$1gesleld rn de plena1re vergadenng van 1O december 2012 inzake de onlwerp-landsveronferung 101 WIJliging van Lands11erordemng Algemene Ouderdomsverzekering (P .B. 1960, no 83) en de Landsverorden1ng A'gemene Weduwen· en wezenverzekering (PB. 1965, no 194}, p. 20 en Actvies van de Soe1aal Economrsche Raad zoals vastgesleld in de plenne vergadaring op 21 september 2012 betreffende de ontwerp-landsverordernng houdende een nieuwe wattclijke voorz1ernn9 rer 11erzekenng ven de kosten 1ngeval va z:iekte p 6
21
5. Wetgevlngstechnisch en redactioneer commentaar Artikel I van onderhavige ontwerp-landsverordening wiJZrgt art1kel 1 van de Landsverordernng Algemene Ouderdomsverzekenng Art1kel 1 van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering bevat begripsbepalingen. Artikel I, onderdeel A, tweede lid, van de onderhaVige ontwerp-landsverordening introduceert een definitie van gezamenlijke huishouding luidende: •Gezamenlijke huishouding: het samen verrichten van de huishoudelijke taken door de echtgenoten, waarbij hetzelfde adres een van de indicatoren zal zijn. Verder heeft de Bank de bevoegdheid om conform een door de Bank opgesteld beleid de gezamenliJke huishouding te controleren.~
5.1
De definitle van •gezamenlijke huishoudfng'
De Nederlandse sociale zekerheidswetgeving ·~ hanteert de volgende twettelijke) criteria om te bepalen of sprake is van een gezamenlijke huishouding: • de gerechtigde heeft zijn hoofdverblijf in dezelfde wo i!"lg als een ander persoon (hu1svestingscriterlum): en • de betrokken personen geven blijk zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een b11drage in de kosten van de hu1shoud1ng dan we! anderszrns (zorgcriterium). Degenen die voldoen aan deze beide voorwaarden (hu1svest1ngscntenum en zorgcriterium} warden geacht een gezamenh1ke huishoudrng te voeren Het op 22 mei 2001 is tussen Nederland en de toenmahge Nederfandse Ant1llen gesloten convenant met afspraken over de export en handhaving van soc1ate verzeker1ngsuitkeringen voorziet in handhavingsafspraken d1e controle mogel!Jk te maken ten aanzien van onder andere de leefvorm van de betrokkene De SER geeft aan de regering 1n overweg1ng om met betrekking tot de defin~nng van het begrip gezamenhJke huishoud1ng aanslu1ting te zoeken b1j de 1n Nederland gehanteerde wettelijke critena en op dit punt op basis van jurisprudentie gevormde handvatten.
5.2
De toekenning van de controle bevoegdheid aan de SVB
De laatste volz.in van artikel I, onderdeel A, tweede l1d kent aan de Soc1ale Verzeker ngsbank de bevoegdheid om conform een door de Soc1ale Verzekeringsbank opgesteld bele1d op he voeren van een gezamenli1ke huishouding te controleren Naar het oordeel van de SER dient de toekenning van de controle bevoegdheid aa de SVB rn een separaat art1kel te worden opgenomen Naar de opvatting van de SER dienen de bevoegdheden van controleambtenaren tevens wettelijk te worden geregeld. De regenng dlent met betrekking tot de controlebevoegdheid de wettelijke kaders te geven waarbinnen de Sociale Verzekenngsbank het in artikel I. onderdeel A. tweede hd, laatste volzin van onderhavige ontwerp-landsverordening bedoelde beleid kan ontwlkkelen. De SER acht een wettelijke regehng van de controle bevoegdheden noodzakehjk omdat bepaalde controle middelen, zoals een hu1sbezoek, potent1eel een grote 1nbreuk op het recht '
1
Zre o a artikel 1. Vlerde kd, Algemene Ouoordomswet en arbkei 3 cterde lld, Algemene nabestaandenwet.
22
op privacy kunnen maken De SER 1s van mening dat pas dan tot de inzet van dergelijke vergaande controlemiddelen mag worden overgagaan wanneer wordt voldaan aan de vereisten van proportionaliteit en subsid1ar1teit en de informatre dus niet op andere wijze kan worden verkregen. De SER geeft in overweging om voor de wetteliJke regehng van de controlebevoegdheid aansluiting te zoeken b1j de wetteliJke bepalingen met betrekk1ng tot de uitoefening van toezichts- en onderzoeksbevoegdheden zeals opgenomen in verscheidene andere landsverordeningen.
23
6.
Conclusie
BIJ beslu1t van de Raad van Ministers gedateerd 26 november 2014 (zaaknummer 2014/060288) 1s de Soc1aal Econom1sche Raad (h1erna. de SER) verzocht om adv1es uit te brengen mzake ontwerp-landsverordenrng tot W1JZig1ng van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (PB 1960, no SJ) en de Landsverorden1ng Algemene Weduwenen wezenverzekering (P 8 . 1965, no 194)
De onderhav1ge ontwerp-landsverordening w11z1gt de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordemng Algemene Weduwen- en wezenverzekering ten emde een kortmg van 25% toe te passen op het ouderdomspensioen weduwen- en wezenpensioen van degene die in het bu1tenland woonachtig is en de partnertoeslag en de kerstu1tkering te beperken tot degenen die mgezetene z11n van Cura9ao
Met betrekking tot de inbreuk op het recht op het ongestoord genot van efgendom Artikel 1 van het eers1e protocol blJ het Europees Verdrag tot beschemung van de rechten van de mens en de fundamentele vnsheden (EVRM) bepaalt dat ledere natuurhJke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van z11n e1gendom Aanspraken op urtkeringen vormen ook e1gendom tn de zm van Art1kel 1 van het eerste protocol b11 het EVRM kunnen. Artikel 1 van het eerste protocol b1J het EVRM laat echter de ru1mte aan de ovemeid om m het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien 1n de wet en m de algemene beginse!en van internationaal recht het recht op e1gendom aan te kunnen tasten. Volgens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de rechten van de mens (EHRM) komt een inbreuk op het eigendomsrecht niet in strljd met artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM indien een tegitiem doel wordt nagestreefd in het kader van het publiek belang en er een redefijke mate van proportionaHteit bestaat tussen de middelen die worden aang~wend en het te bereiken doel. Volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens komt aan de staat biJ de beoordeling die criteria een ruime beoordelingsmarge toe
de
In het kader van de motiveringsplicht van de overheid is het 1mperatief dat regering in de memone van toelichting bij onderhavige ontwerp-landsverordening lnz1cht verschaft op de h1erboven opgesomde punten. De algemene beginselen van behooriljk bestuur verplichten de overhetd ender meer om haar besluiten goed te mottveren, waarbij de feiten moeten kloppen en de mot1verlng logisch en begriJpelijk is. Zonder inzicht in de financl!le s1tuatJe van hat AOV/AWVl/-fonds en het schommelfonds en een analyse van de financi4ile effecten van de eerder genomen maatregelen is volgens de SER n1et mogelljk om een oordeel te kunnen vormen met betrekking tot de noodzaak van de 1nbreuk · De SER dringt er bij de regering op aan om deze informatie 1n de memorie van toelichtmg bij de onderhavige ontwerp-landsverordening op te nemen
Met betrekking tot de proportionaliteJt van de lnbreuk op het recht op algendom Volgens de jurisprudentie van het EHRM d1ent om te voldoen aan het proportionaliteitsvereiste te worden bewerkstelligd dat de mate van inbreuk op het eigendomsrecht proportioneel is ten opzichte van het beoogde doe! van de maatregel. De
24
rnbreuk op de rechten van een 1nd1v1du mag niet groter zijn dan noodzakel!Jk om het beoogde doel te bereiken tevens dient te warden voorzien in een goede overgangsrege!mg
In de onderhavige ontwerp-landsverordenrng wordt een korting van 33% op .iaarbas1s op de AOV/AV\IW-uitkering van uitslurtend de niet-ingezeten AOV/A'IN/.gerecht1gden voorgesteld De volledige bezuinrging wordt daarmee enkel gedragen door de niet·mgezetene De SER heeft op basis van gegevens opgenomen in het 1aarverslag 2013 van de Socra le Verzekeringsbank berekend dat mdien de beoogde bezurnrg1ng van NAf 21 m1~1oen zou worden gedragen door de get'lele populat1e AOV/AWN gerechtigden drt een kortrng betekent van 4 75% in plaats van de nu voorgestelde 33% op jaarbasis voor al eer de nietingezetenen Doordat de gewenste bezu1t11ging slechts door een beperkte groep worden gedragen 1s de SER van oordeel dat de mbreuk op de rechten van mdrviduele burgers grater 1s dan noodzakehjk voor het beoogde doe! en daarmee niet wordt voldaan aan het proportlonahteitsbegrnsel
Indian er btJ meuwe wetteliJke voorwaarden die een 1nbreuk maken op het recht op een ongestoord genot van ergendom een 011ergangsterm11n wordt gehanteerd die de betreffende uitkenngsgerecht1gden onvoldoende gelegenhe1d biedt om hun i;aken op orde te brengen er net kan worden gesproken van een toere1kende mate van proportlonaliteit en subsid1ante1t Naar het oordeel van de SER kan een AOV/AWN-gerecht1gde. in het bijzonder de metingezeten AOV-gerecht19den dte een volled19 of b11na volledrg recht op AOV hebben opgebouwd. ztch in 10 maanden niet voorbereiden op de 1n onderhavige ontwerp landsverordening voorgestelde aanz1en1t1ke mkomensdaring De SER is daarom van opvatting dat een gewenningspe ode van 10 maanden voor een korting van 25% op de maandehjkse urtkering, mede bezien 1n het petspectief van de eerdere maatregelen, waardoor de AOV/A'WW-urtkerrng nret !anger waardevast rs, te kort en daardoor niet proportioneel is
Met betrekklng tot verdragsverpllchtingen Op 22 mei 2001 is tussen Nederland en de toenmatige Nederlandse Anbllen een convenant gesloten met afspraken over de export en handhaving sociale verzekertngsuitker!ngen. Artikel 4 van het Convenant tussen Nedertand en de Nederlandse Antillen inzake de expon en handhav1ng soc1ale verzekeringsurtkenngen bepaalt met betrekking tot de beperktng van de export van ultkenngen dal "TenzlJ in dit Convenant anders 1s bepaald, 1s redere bepalmg 111 de wetgeving van een Convenantsluitende PartrJ die de betahng van een urtken g beperkt u1tsluitend op grond van het fert dat een uitkeringsgerecht1gde of ziJn gezinshd buiten het grondgebied van dte Convenantsluitende PartiJ woont of verblijft, niet van toepass.ng ten aanzren van een uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid die woont of verblljft op het 9rondgeb1ed van de andere Convenantsluitende Partij." Naar het oordeel van de SER maakt artikel 4 van het convena nt inzake de export en handhaving soc1ale ve~ekeringsuitkeringen het onmogeliJk de ultkering van het overgrote deer van de niet-ingezetenen u1tker1ngsgerechtigden te beperi<en
Op basis van gegevens met betrekking tot het land van vestig1ng van nret-mgezeten AOVgerechtigden kan worden vastgesteld dat 85% van de n1et-1ngezeten AOV-gerechtigden in het Konlnkrijk woont en bijna 75% in Nederland. 13 Het beoogde doellfinanciele effect van de voorgestetde maatregelen wordt daardoor verwaarloosbaar en de voorgestelde maatregelen z11n volgens de SER derhalve niet effectref
Met betrekking tot de opsporing en handhaving De laatste volz1n van artikel I, onderdeel A. tweede lid kent aan de Sociale Verzekeringsbank de bevoegdhe1d om conform een door de Sociale Verzekeringsbank opgesteld beleid op het voeren van een gezamenlijke huishoud1ng te controleren Naar het oordeel van de SER dient de toekenning van de controle bevoegdhe1d aan de SVB in een separaat artikel te worden opgenomen Naar de opvatting van de SER dienen de bevoegdheden van controleambtenaren tevens wettelijk te worden geregeld. De regering dient met betrekking tot de controlebevoegdheid de wettelijke kaders te geven waarbinnen de Sociale Verzekeringsbank het in artikel I, onderdeel A. tweede lid, laatste volzin van onderhavige ontwerp-landsverordening bedoelde beleid kan ontwikkelen De SER geeft rn overweging om voor de wettelijke regellng van de eontrolebevoegdheid aansluiting te zoeken bij de wettel11ke bepallngen met betrekking tot de uitoefening van toezichts- en onderzoeksbevoegdheden zoaJs opgel"'omen in versche1dene andere landsverordenrngen De SER heeft geconstateerd dat in de onderhav1ge ontwerp-landsverordening geen nadere voorzieningen worden getroffen met betrekkmg tot de adm1n1stratie van wie ingezetene 1s en handhavrng van de voorgestelde maatregelen Uit aanvullend verf
Met betrekklng tot de financiile implicaties De SER heeft in het onderhavige adv1es geconstateerd dat de door de Minister gehanteerde cijfers met betrekk1ng tot de tekorten/overschotten btJ de u1tvoering van de sociale zekerheldswetgeving aanzienhjk afwr1ken van de door de Socia e Verzeketingsbank begrote bedragen De SER met klem verzocht om een nadere toehchting in deze. omdat deze verschdlen mogel1jk aanzienhJke financ1~le 1mpllcat1es hebben De SER meent dat als gevofg van de voorgestelde overgangsbepahng en het verhogen van de AOV-leeftijd van 60 ,,aar naar 65 jaar per 1 maart 20 13 zal het financiele effect 1n 2015 zeer beperkt zrjn.
'
3
Z1e figuur 1 op pagina 5
---- ------26
De SER acht het noodzakelijk dat de regering in de financi!le paragraaf aangeeft hoe dit tekor1 van 18 miljoen in de begroting wordt opgevangen. De SER dringt aan op een nadere herziening van de onderhavige ontwerp-landsverordening alvorens het verdere adviestraject te vervolgen. s de Sociaal Economische Raad,
De Secretarts,
,,.
\
~~, /
/
/
27
,'
mw
drs J.J Provence
Besluit Raad van Ministe.rs
Datum: 26 november 2014
Alrlrooril 111tt 11artllltt1tirs1 un 4tt Socl••l · £cor;o111ls clctt
R••' tSER) Dllfrt
~lif~I. "'J1110011t11 ontto1rp·l1111u11rrortiul111 tot wl/z'1'•11u111 ti• l.••ll•t1lf'ord1t1lttg Algttmirne Oullwrllatr1•DlrHktrln1 (P.Jt. 1960, no. U > '" iltt
l••1bHrorllirtsi1111ttrn1tftf W111.tvru1t11 • .,. W1u1n11r:rd:1rl11r (P.B. 1965, no. U•> mttt 1111 lfttr:&ottlc 0111 " ' " " ' " ufl '"""/" 11•11 "''r tHktn da11ro1111r ta a.t11b1r•11. AaN '" .A/d•ll11g Du·u,,.e.t M41Hftt11tt11t (DMJ 0 1n 1t or1 ttt ilrogir• voor 111 011n•lirtli11g aan dtt SER. Ct. All11 Mltt4ditr1 .
Zaaknummer: De Minister·presldent, ~
~
2014/060288
SfATEN VAN CURAY\O ZfITINC 2014-2015 LANDSVERORDENING van de ..... . ......... ... .. . ,... tot wijziging van de Landsverordcning Algemene Ouderdomsvcrzekering1 en de l.andsvcrordening AJgemenc Weduwcn~ en wczcnverzekcring2 ONTWERP
No. 2
lN NAAM VAN DB KONlNO !
De Gouverneur van Cura~o. In ovcrweging gen.omen bebboade:
dat bet wcnsclijk is de Landsverordening Algcmene Oudctdomsverze.kerlng en de La.ndsverordening Algcmcnc Wcduwen- en wezenverzckering tc wijzigen ten eindc eea korting van 2596 toe te passen op bet ouderdomspensioen. weduwcn· en wezcnpensioen van degene die in bet buitenland woonachiig is en de tocslag en de terstuitlccring tc bepetb:n rot de ingeutenen; Heeft., de Raad van AdvJcs gel\oord, met acmeen overJeg der Staten, vastgesteld ondcrstaandc landsverordening: ArtibJ I
De Landsverordening Algemene Ouderdomsvcrzdcering wordl als volgt gewijzigd: A. Artikel 1 wordt gewijzigd als volgt: 1. De definitlc van ..ingezctenc" komt te luiden: Ingezelene: degene dfe blijkens inschrijving krachtens een recht.sgcldigc verblijfstitel in bet bevolklng.ve&istcr I& opgenomen en metterwoon in Cura~ is gevcstigd voor een periode van mcer dan acht maanden;
I 1
P.B. 1960, no. 83 PB. 196S, no. 194
2. 1'a de dcfinitie van ..de lnspecteur" zal ten nlcuwc dcfinltie wordcn geintrodu~erd, luidende: Gezamenlijke huishouding: het samcn verrichtcn van de hulshoudelijke taken door de echtgenoten, wurbij bctzelfdc adres e~n van de indicatoren zal zijn. Verdcr heeft de Bank de bevoegdheld om conform een door de Bank opgesteld beleid de gezamcnli1lte huishouding te con1rolcrcn. B. Artikcl 7 wonlt gewijzigd als volgt; L Het cerstc lid komt te luiden: I. Het ouderdomspensiocn bedraagt voor een ingczetenc NAF. 862,00 per maand. Voor de degenc die gecn ingezctene is. bedraagt hct oudcrdompensioen NAF.
646,50 per maand. 2. In het twecde en derdc lid wordt "pensioenbedrag" tclkcns vcrvangen door:
pensioenbedragen. C. Artikel 7a wordt gewijzigd als volgt: 1. Hct eerstc lid komt te luiden: 1. Degcne aan wie cen oudcrdomspcnsioen is toegelcend en die gchuwd is met iemand die jonger is dan 65 jaar hceft rechl op cen tocslag van ten hoogste NAF. 591,00 per maand, voor zover:
a. de beide echtgcnotcn ingczetenen zijn; b. sprakc is van gezamenlijke huishouding; en c. bet guamenlijk belastbaar inkomen nict meer dan NAF. 12000,00 per jaar bedraagt.
2. Hct dcrde lid, ondcrdcel c, wordt geletterd tot g en er worden twee onderdelcn iogevoegd, luidende: e. bij vertrek meuerwoon naar bet buitenland van degene aan wic bet ouderdomspcnsioen is toegekcnd of van degcnc met wie degene aan wie het oudcrdomspensioen is toegckcnd, gehuwd is; f. wanncer er gcen sprake meer is van gezamcnlijke huishouding; D. In anikel 8, eerste en twecdc lid. wordt ..bcdrag" telkens vervangen door; bedragen. E. In artik.el 20, eerstc lid, wordt "gelijk aan viennaal het oudcrdomspensioen,
genoemd in artlkel 7 eerstc lid," vervangen door: gelijk aan vicrmaal bet maandbedrag van het ouderdomspcnsioen waarop recht bestond in de maand van overlijden. F. Artikel 22a, eerste lid, komt te luidcn: l . Degene, dle in enig jaar in de maand september rccht hceft op ouderdomspensioen en ingezetcne is, heeft ln d1t jaar recht op terstuitkering.
2
Artlkel ll
De Landsverordening Algemene Weduw n- en wczenverzekering wordt als volgt gewijrigd: A. Artikcl 1 wordt gewijZ?gd als volgt: 1. De dcfinitie van "ingezetcnc•· komt te luiden Jngczctenc: degene die blijkens inschriJving kracbtens een rcchtsgeldige verblij!stitcl in het bevolkingsregis1er is opgenomen en metterwoon in Cura~o is gevestigd voo1 ecn periodc van meer dan acht maanden;
B. Artikel 11 wordt gewijzigd als volgt: J. Het eerste lid lcomt tc luiden: 1. Het weduwenpcnsioen bcdraagt: a. voor zover de wcduwe ingezetene is: t/m 39 jaar NAF. 400,00 NAF. 523,00 40 t/m 48 jaar NAF. 654,00 49 tlm 57 jaar 58 t/m 64 jaar NAF. 862,00 b. wor zovcr de weduwe geen ingezetene IS'
Vm 39 jaar NAF. 300,00 40 t/m 48 Jaar NAF. 392,25 49 t/m 57 jaar NAF. 490,50 58 t/m 64 jaar NAF. 646,50 2. Aan bet slot van het derde lid wordt een vob:in toegevoegd, luidcnde:
Voor zover de weduwe geen ingczctene is, geldt voor de tocpassing van de eerste vo!zin van dit artikcUid dat het wcduwenpensioen NAF. 646,50 per maand bedraagt. C. Artikel 12 wordt gewijzigd als volgt: 1. Aan hct eerste lid wordt een volzin tocgevoegd, luidcnde: Voor zover de wees gecn lngczctene is, geldt voor de 1ocpassing van de eerste volzin van dlt anikellid dat bet wu.cnpensioen NAF. 236,25 onderschcidenlij.k NAF. 258,75 per maand bedraagt. 2. Aan bet tweede lid wordt een volzin tocgcvoegd, luidende: Voor zover de wees gecn ingezetene is, geldt voor de toepassing van de eerste
volzin van dit artikellid dat bet wezenpensioen NAF. 216,00 ondcrscbcidenlijk NAF. 236,25 per maand bedraagt. 3. In het derde lid wordt na de eerste volzin cen volzin ingevoegd, luidende: Voor zover de wees geen inge.zetene is, geldt voor de toepassing van de eerste volzin van dit artikellid dat bet wezenpensioen NAF. 258,75 ondcrschcidenlijk NAF. 298,50 per maand bedraagt.
I i
Ardkef 111
De ouderdoms·, weduwen-, wcduwnaars- en wezenpensioen van degcnen die op het tijdstip van inwerlcinglreden van deze landsverordcning geen ingezetene zijn als bedoeJd in de Landsverordening Algemene Ouderdomsvenekering onderschelderuijk de Landsverordcning Algemene Weduwen- en wezenvcrzclccring, worden lot aan 1 januari 2016 niet hcrzien om de rcden dat zij geen ingezetene zijn. Artlkd IV Deze landsverordening lreedt in werking met ingang van l maart 2015.
Oegoven te Willemstad, .... ..... .
De Minister van Gczondheid. Milieu en Natuur
De Minister van Financien,
Uitgegeven de .......... ..... ..... ..
De Minister van Algemcnc Zak.en,
..
STATEN VAN CURA~O Zl1TING 2014-2015
LANDSVER.ORDENlNG van de ..... .. ... . .. . .. .. .. . . tot wijziging van de Landsverordening Algeme:ic Ouderdomsvcnekering en de Landsverordening Algcmcne Weduwen· en wezenverzckering
MEMORIE VA."l TOELICHTING ---· --------- ··-······--···--··--··-·---·
....No. 3
§ l Algemeen
In 2013 zijn maatregelen doorgevoetd om de in vcrband met de vergrijzing jaarlijks oplopendc tekorten bij de uitvoering van de Algemenc Ouderdomsvenekering (AOV) tegen le gaan. 2'.onder iogrijpcn zou de AOV onbetaalbaar wordcn. ln bet .kadcr van de oplossing van de forse tekorten in de AOV zou voor de torte termijn oot ccn beroep worden gedaan op hct Schommelfonds. Binnenkort zal dat fonds ontoereibnd zijn om ingezet te worden voor een bijchage in de oplossing van die problemaliek. De onderhaviF wljzi&inJ: van de Landsverordening Algemeuc Ooderdomsveizekering en de Landsverordening Algemcne Wcduwcn- en wczenvenekering (AWW) strckt ertoe om cen daarop aanvullende oplossing tc bicdcn. Met behulp van de vollcsverzekerlngcn wordt invulling gegeven aan de verantwoordclijkheid van de overheid om zorg te dragen voor de inpzetenen. De LandsverordeniDg Algemenc Oudcrdomsverzckering en oak de Landsvcrordcning Algcmene Wcduwcn- en wezenverzekering zijn volbver.r.ekcringen.
Om de schaarse middelcn zo efficiEnt mogelijk te gcbruikcn voor de bevolking van Cura~o in bet bijzonder om voor de ingezctenen het ouderdomspen&ioen op een aanvaardbaar niveau tc houdcn. wordt in dil ontwerp een hcnicning voorgestald van bet recht van degencn die gccn ingezetene zijn. Het voorstel is om voor nict-ingczetenen: a. bet bedrag van het rccht op ouderdoms-, weduwcn-, wcduwnaars- en we2cnpensiocn .naar bcnedcn bij te stellen; b. hct n:cht op kerstuitlcerlng te latcn vcrvaUen; c. het recht op partnertoeslag te latcn vcrvaUen. Voor dcgcnen die niet in hcl buitcntand woonachtig zljn, zullen de huidige pensioenbcdragen (blijven) gclden.
s
I Het recht op ouderdomspensioen Het voorstel is om voor niet ingezetenen het bedrag voor bet recht op ouderdomspenoen vast re stellen op her .Y. dee! van bet recht op oudcrdomspensioc:n van inguctenen. Bij ecn voile AOV bedraagt de uitkering thans NAf. 862,- per maand. Jngezetencn met rech1 op AOV dicnen over het AOV-inkomen, 1% AVBZ-premie le betalen. AOVgerechtigden die in het buitenland wonen, bet al en geen A VBZ-premie. Na aftrek. van de 1%-AVBZ premie bedraagt voor ingezetenen hct netto AOV-inkomcn, NA!. 853,38 (= NAf. 862 - 1%).
Ingezetcnen van Cur~ao met recht op AOV dragen bij aan de economic van Cura~ao door bun AOV ·pcnsioc:n op het eiland te besteden. Die bijdtage lean voor wat betreft cen ingezetc:ne mel een volledig AOV-pc:nsioen als volgt gekwantificeerd warden: NAf 8,62 in verband met 1% AVBZ..premie over NA! 862,00.; NAf. 48,30 in verband met Omzctbelasting. Dat bcdrag is als volgt berc:ltend: (862,00 - 8,62) x 6/106. NAf. 201,27 zijndc 25% bruto winst die aanbieders van productcn en dienstcn malten over het bestccddc AOV-pensioen (na aftrck van AVBZ-premic en Omzctbelasting. De bijdrage die ingezctcncn mel een AOV-pensioen op maandbasis aan de economic van Cura~ao lcveren bcdraagt aldus in totaal NAf. 258,19. Dit koml neer op (258,19/862 x 100% =) bijna 30% van hct bedrag van bet AOV-pensiocn. Door dcgcnen met rec:ht op AOV die gecn ingezetene zijn, wordt niet cenzel{dt bijdrage Cun~ gelevcrd. Daarvan uitgaandc wordt voorgcsteld om voor niet-ingezetenen bet bcdrag van het recht op AOV-pc:nsioen vast te stellcn op bet~ deel van het recbt op oudc:rdomspensioen van ingczetenen.
aan de economic van
Kerstuitla!ring Hct principe waarvoor de kersluitkcring was geintroducecrd, was dat de oudc:rdomspcnsioengerechtigden meer geld zouden hcbben om de kentdagcn door te brengcn. Uitgaande van de zorgtaalt van de rcgerlng om de bc:langen van illge7Jetcncn te bc:hartigen. heeft de regering bcslotc:n om kcrstuitkering voortaan te koppclcn aan bet ingezetenschap. Partnertoeslag Bij de verzelfstanding van het ouderdomspensioen in 1996 wcrd aan de jongere huwelijkse partner een tocslag toegckcnd. De bedoeling van deze toeslag was om tc voorkomen dat bet gezamenlijk inkomen van de gchuwden door de wetswijziging van tocn in gcdrang zou komen. In de praktijk is gebleken dat de jongerc partner profijt hlervan uelct en ondan.ks dat die gecn ingc:zelcnc meet is of gcen sprake mccr is van gez.amenlijke huishouding. deze jongere partner toch uospraak wil blijvcn makcn op de tocslag. Ten einde dit ~ht tc 6
Hct begrip ingezetene wordt uitgebreid opdat bn worden voJdaan un de maatschappelijke vereisten dat allcen degenen die voldocn un de criteria van ingeutcne in het kader van de bcpalingen van de Landsvcrordcoing Algemene Ouderdomsverzekering in aanmerlcing komen voor een hoger oudcrdom.spcnsioen, ecn huwelijkspartner toeslag en een kerstuitkering. De vcreisten van bet bcgrip ingeutcne zijn. 1. Over cen rcchtsgeldige vcrblijfstitel bcschikkcn; 2. Vervolgens ingcschrevcn staan in bet bcvolkingsregister; en
3. Mcttcrwoon gevestigd zijn op maanden.
Cura~ao
voor een pcriode van meer dan acht
De introductic van bet begrip gezamcnlijkc huishouding is noodzakclijk in verband met bet feit dat cen jongerc panner in een huwelijk geen ZClfstandig recht hccft, maar cen
afgclcid rccht, juist omdat hij/zij gehuwd is met een ouderdomspensioengerechtigdc en ter voorkoming van achteruitgang van bun gezamenlijk inkomen is in 1996 bet de huwetijkspartner toeslag geintroduceerd. Echter in de praktijk is gebleken dat bet criterium van gezamenhjk inkomen niet voldoende is. Aangezien de jongere huwelijkspartner soms nict samcnwoon1 met de ouderdomspcnsioengerechtigde, maar toch jaarlijks bewijst dat bet gezamenlijlt inkomen bcneden de grens van NAF. 12.000.00 is. Om tc bewerkstelligcn dat het tocslag daadwerkclijk wordt gegeven voor bet doel waarvoor hct is gcintroduoeerd, is bet begrip gezamenlijke huishouding als exua criterium bij bet toekenncn van de toeslag hicrbij gel"ntroduoeerd. HiCJVOOr was dan de dcfinil!rlng van "gezamcnlijke huishouding" een noodzaak.
Mikel I. ondcrdeel B Artikel 1. onderdeel B, behelst bet voorstel om voor bet tt.e.bt op ouderdomspensiocn ondcrscheid tc ma.ken tussen ingczetc:ncn en niet-ingeze1enen. lngezetencn zullen een rechl op ccn bedrag aan oudcrdomspensiocn verkrijgcn dat boger is dan dat van Diet· ingezc:tcncn. Volledigheidsbalve wordt opgcmerkt dat hel felt dat cen ingezctcnc Cu~ao mctterwoon verlaat en in bet buitcnland gaat wonen, aanleding is om het betreffende ouderdomspcns.ioen te her.den op grond van artikel 12 van de Landsverordcning Algcmcnc Ouderdomsverzekering.
Artilccl I. ODderdcel C Voor het toekcnncn van ecn tocstag zal aan de vercis1cn opgenomcn in artikd 7a, cersle lid, aimuJatief diencn te worden voldaan. Dit belckcnl dat niet meer alleen naar bet gezamenl~"k bclastbaar inJcomen wordt gekcken of dat gelijk of lager is dan NAf. 12.000,00 per jaar, docb ook aan de andere vercisten. Als de AOV-gerecbtigde of jongcre huwelijkspartner geen ingczc1enc is, vcrvalt het recht op tocslag. Ook indien er
•
•
I
~-
Artilccl DI Voor dcgenen die op bet tijds1ip van in werking trcden van deie landsverordening buiten woonachtig tijn, zaJ een gewenningsperiodc geldcn. Tot aan 1 januari 2016 worden de desbetref(endc pensioenen oiet verlaagd om de reden dat zij in hct buitcnland woonachtig zijn. Cura~o
Dit ontwerp treedt in werking met ingang van 1 maart 2014.
Gcgewm te Willemstad, .... ..... . De Mini!ller van Gezondbeld. Milieu en Natuur
De Minister van Fioanden,
lO
KABINET VAN DE GOUVERNEUR VAN CURA~AO
Raad van Advies van
Aan Hare Excellentie de Gouverneur van Cura9ao Fort Amsterdam 1 Cura9ao
Cura~ao
JUN 19 2015 L\J -l'5 l000 l
vo1gno.: Doorgezonden: Dossier:
"GEZIEN" OE GOUVERNEUR VAN CURACAO
JUN ZZ 201
RvA no. RA/09-15-LV
Onderwerp:
Ontwerplandsverordening tot wijziging van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (zaaknummer 2014/060288)
Advies:
Met verwijzing naar uw adviesverzoek d.d. 20 maart 2015 om het oordeel van de Raad van Advies inzake bovengenoemd onderwerp en de behandeling hiervan in de vergadering van de Raad van Advies d.d. 15 juni 2015, bericht de Raad u als volgt. Bestudering van het onderhavige ontwerp en de bijbehorende memorie van toelichting alsmede de overige bij het adviesverzoek gevoegde stukken geeft de Raad aanleiding tot het maken van de volgende opmerkingen.
I.
(_
Algemeen
1. Het advies van de Sociaal Economische Raad De Raad van Ministers heeft op 26 november 2014 besloten de onderhavige ontwerplandsverordening (hierna: het ontwerp) aan de Sociaal Economische Raad ter advisering voor te leggen met het verzoek om binnen een termijn van vier weken daarover te adviseren. Op 11 maart 2015 heeft de Raad van Ministers besloten advies van de Raad van Advies ter zake in te winnen en daarbij aangegeven dat de regering afziet van het eerder verzochte advies van de SER. De Raad adviseert de regering om alsnog het advies van de SER in te winnen. De Raad ontvangt gaarne het advies van de SER zodra dit beschikbaar is teneinde alsnog een aanvullend advies uit te brengen indien daartoe aanleiding bestaat. 2. De rechtsgrond van "een voorziening in nood van ouden van dagen" In de memorie van toelichting op de (oorspronkelijke) Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (hierna: Lv AOV) overwoog de toenmalige regering (in 1960) (pagina's 1 tot en met 3) als volgt:
Architectenweg 1, Curac;:ao, Tel: (5999) 461 2678 , Fax (5999) 465 2676, e-mail: info@raadvanadvies .cw www .raadvanadvies .cw
A
"De Regering meent, dat deze rechtsgrond er inderdaad is. Vele bejaarden, die op grand van hun leeftijd niet meer in hun onderhoud kunnen voorzien, verkeren in behoeftige omstandigheden, omdat zij tijdens hun actieve periode - door welke oorzaken dan ook - niet zodanige maatregelen hebben kunnen treffen, dat zij een van financie/e zorgen vrije oude dag kunnen hebben. Zij zijn dan vee/al aangewezen op hulp van familie of op door de overheid te geven onderstand." Op pagina 5 van de memorie van toelichting overwoog de regering toen, hetgeen op pagina 2 van de memorie van toelichting behorende bij een wetswijziging uit 19951 in woorden van gelijke strekking wordt herhaald: "De Regering wit hieraan toevoegen er van overtuigd te zijn, dat met deze pensioenen s/echts een minimum-/evensonderhoud verzekerd is. [. ..}" "Bovendien is zij van oordeel, dat het pensioen, dat krachtens de verp/ichte wettelijke ouderdomsverzekering wordt gegeven, niet anders dan a/s een bodempensioen dient te warden gezien. Aan belanghebbenden zelf wordt het overgelaten voor aanvul/ende voorzieningen zorg te dragen".
De Raad is van oordeel dat de hiervoor geciteerde onderdelen uit de memorie van toelichting uit 1960 nog steeds de rechtsgrond en het belang van het (basis-) ouderdomspensioen op onweerspreekbare wijze weergeven . Daarbij dient naar het oordeel van de Raad niet in de eerste plaats waarde te worden gehecht aan de plaats waar de uitkeringsgerechtigde woont en zijn uitkering zal besteden, maar meer in het bijzonder aan het sociale aspect van sociale uitkeringen, zij het met inachtneming van het algemeen belang. Deze opvatting geldt oak voor wat betreft opgebouwde rechten uit de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (hierna: Lv AWW).
3. Voornemens van de regering voor wat betreft de Lv AOV en de Lv AWW Het ontwerp beoogt volgens de considerans de Lv AOV en de Lv AWW te wijzigen ten einde in te korten op het recht op ouderdomspensioen en weduwen- en wezenpensioen van nietingezetenen en de toeslag en de uitkering in de zin van de Lv AOV te beperken tot de ingezetenen. Het doel van de voorgenomen wijziging is volgens de memorie van toelichting op het ontwerp om het ouderdomspensioen op een aanvaardbaar niveau te houden. De Raad is zich bewust van de noodlijdende positie van het Ouderdomsfonds (hierna: het AOV-fonds), bedoeld in artikel 24 van de Lv AOV en ziet de noodzaak in om het ouderdomspensioen op een aanvaardbaar niveau te houden. De Raad vraagt zich echter at of de regering voor het solvabel maken en houden van het AOV-fonds en daarmee het op een aanvaardbaar niveau houden van het ouderdomspensioen een duidelijk en doeltreffend plan heeft. lmmers, de Lv AOV is in 2013 reeds ingrijpend gewijzigd juist met het doel om het AOV-fonds solvabel te maken en te houden. Daarvoor is toen de leeftijd waarop het recht op uitkering ingevolge de Lv AOV ontstaat van 60 naar 65 jaar verhoogd. Thans wordt in het ontwerp wederom voorgesteld de Lv AOV en de Lv AWW te wijzigen met het hiervoor genoemde doel. De Raad vraagt de regering, gezien het voorgaande, aan te geven of zij voornemens is de Lv AOV (respectievelijk de Lv AWW) - naast de voorliggende wijzigingen in het ontwerp -
1
Memorie van toelichting behorende bij de Landsverordening tot wijziging van de Landsverordening Algemene Ouderdomsverzekering (P.B. 1960, no 83) en de Landsverordening Algemene Weduwen- en wezenverzekering (P.B. 1965, no. 194) (P.B. 1995, no. 28).
2 RvA no. RN09-15-L V
verder aan te passen waardoor bepaalde groepen (weer) nadeel zullen ondervinden en wijst de regering met nadruk op het sociale aspect van de Lv AOV en de Lv AWW. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het bovenstaande.
II. lnhoudelijke opmerkingen 1. Grondrechten a. De beperking van qrondrechten Uit paragraaf "1 Algemeen" van de memorie van toelichting kan de Raad opmaken dat financiele en economische motieven ten grondslag liggen aan het voornemen om in te korten op het recht op ouderdomspensioen en weduwen- en wezenpensioen van nietingezetenen en de toeslag en de uitkering in de zin van de Lv AOV te beperken tot de ingezetenen. De Raad concludeert aan de hand van de ter toetsing aangeboden stukken dat een aantal grondrechten in het onderhavige geval beperkt wordt. Het gaat in elk geval om het recht van een ieder op het ongestoord genot van zijn eigendom en het recht om welk land ook, met inbegrip van het eigen land, te verlaten 2 • In de memorie van toelichting worden slechts financiele en economische motieven genoemd voor de voorgestelde wijzigingen in het ontwerp. De Raad is van oordeel dat financiele en economische motieven alleen, gezien de in het geding zijnde grondrechten en de omstandigheden van uitkeringsgerechtigden - waaronder het niet hebben van een additionele inkomstenbron - onvoldoende zijn om bovengenoemde grondrechten op de wijze zoals dat in het ontwerp plaatsvindt, te beperken. b. Voorwaarden bij beperking van qrondrechten 1°. Algemeen In de memorie van toelichting wordt geen rechtvaardiging gegeven voor de inmenging in het eigendomsrecht van uitkeringsgerechtigden noch aangegeven om welke redenen de regering van oordeel is dat in het onderhavige geval voldaan wordt aan de voorwaarden om het recht om het land te verlaten op geoorloofde wijze te beperken. Uit de memorie van toelichting valt immers niet op te maken welke afwegingen - anders dan financiele en economische - de regering heeft gemaakt om - ondanks bovenbedoelde beperking van grondrechten - te komen tot het onderhavige ontwerp en welke waarborgen daarbij al dan niet in acht zijn genomen voor de uitkeringsgerechtigden. Om die reden kan de Raad niet beoordelen of het ontwerp dat een inbreuk maakt op het recht van het ongestoorde genot van het eigendom en het recht om het land te verlaten, aan de eisen zou voldoen die voortvloeien uit de artikelen 1 van het Eerste Protocol bij het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden {hierna: EVRM) respectievelijk 2, tweede en derde lid, van het Vierde Protocol bij het EVRM, om die inbreuk te rechtvaardigen , zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens {hierna: EHRM).
2
Artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundarnentele vrijheden (hierna: EVRM) respectievelijk artlkel 2, tweede en derde lid, van het Vierde Protocol bij het EVRM en 12, tweede en derde lid, van het lntemationaal Verdrag inzake Burgerrechten en politieke rechten.
3 RvA no. RA/09-15-LV
Op basis van de jurisprudentie van het EHRM en de hiervoor aangehaalde verdragsartikelen kan de Raad wel aangeven welke criteria voor het beperken van genoemde grondrechten gelden.
::!1.
lnmenging in het eigendomsrecht Volgens jurisprudentie van het EHRM kan bij het afschaffen of inkorten van de sociale uitkering of pensioen sprake zijn van inmenging in het eigendomsrecht in de zin van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM. Een dusdanige inmenging in het eigendomsrecht is volgens het EHRM geoorloofd uit overwegingen aan het algemeen belang ontleend waarbij sprake moet zijn van een proportionaliteitsrelatie tussen de gekozen middelen en het doel van de maatregel ("fair balance"). 3 Een redelijk evenwicht, tussen de ontneming van het reeds opgebouwde recht op een uitkering en het doel dat met het ontwerp wordt beoogd, ontbreekt naar het oordeel van de Raad en in de lijn met de rechtspraak van het EHRM als de uitkeringsgerechtigden daardoor onevenredig zwaar warden geschaad.
:f. Beperking van het recht om het land te verlaten Hoewel het EHRM op dit punt terughoudend blijkt te zijn, kunnen ook feitelijk ervaren belemmeringen een inbreuk vormen op het recht om het land te verlaten. In het onderhavige geval warden naar het oordeel van de Raad aan de uitkeringsgerechtigden indirect beperkingen opgelegd, die het hen onder omstandigheden feitelijk bemoeilijken om Cura9ao te verlaten. lmmers, het verlaten van Cura9ao met het doel zich elders te vestigen betekent dat de betrokkene geen ingezetene meer is in de zin van de gewijzigde Lv AOV en de Lv AWW en daardoor niet meer in aanmerking komt voor het volle bedrag van het opgebouwde recht op een uitkering in de zin van een van beide genoemde landsverordeningen. De beperking van het grondrecht om het land te verlaten is geoorloofd indien voldaan wordt aan de voorwaarden die gesteld warden in artikel 2, derde lid, van het Vierde Protocol bij het EVRM en artikel 12, derde lid, van het lnternationaal Verdrag inzake Burgerrechten en politieke rechten. 4 4°. Toetsing aan de hiervoor genoemde verdragsbepalingen Zander nadere motivering acht de Raad de noodzaak om door middel van inkorting of afschaffing van de in het geding zijnde rechten van niet-ingezetenen te streven naar het behoud van een aanvaardbaar niveau van het ouderdomspensioen voor ingezetenen, onbegrijpelijk. Uit de memorie van toelichting blijkt niet, althans onvoldoende, in hoeverre de regering overwogen heeft om het door haar beoogde doel op andere voor de betrokkenen minder belastende wijze na te streven. Uit de memorie van toelichting blijkt oak niet of en in welke mate de regering er rekening mee heeft gehouden dat betrokkenen naast een uitkering in de zin van de Lv AOV oak andere inkomsten genieten om een van financiele zorgen vrije oude dag te kunnen hebben waarbij ten minste hun minimum-levensonderhoud
3
EHRM 24 oktober 2013, 52943/10, Damjanac vs. Kroatie. Artikel 2, derde lid , he! Vierde Protocol bij het EVRM: "De uitoefening van deze rechten mag aan geen andere beperkingen warden gebonden dan die bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de nationale veiligheid of van de openbare veiligheid, voor de handhaving van de openbare orde, voor de voorkoming van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid of van de goede zeden of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen." De beperkingsgronden van het recht om het land te verlaten zijn vergelijkbaar in he! lnternationaal Verdrag inz ke Burgerrechten en politieke rechten. 4
4 RvA no. RA/09-15-LV
verzekerd is. Een dergelijke afweging acht de Raad des te meer nodig nu betrakkenen die otwel reeds de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of die leeftijd binnenkort zullen bereiken, thans over het algemeen geen maatregelen meer zullen kunnen treffen om de financiele achteruitgang die ze vanwege de door de regering voorgestelde maatregelen zullen ervaren, op te vangen. Het achterwege laten van een dergelijke afweging kan naar het oordeel van de Raad tot de conclusie leiden dat de uitkeringsgerechtigden in het onderhavige geval door de voorgenomen maatregel onevenredig zwaar worden getroffen. In dat geval zal er sprake zijn van een ongeoorloofde beperking van de in het geding zijnde grandrechten. Het voorgaande geldt naar het oordeel van de Raad mutatis mutandis - in bepaalde gevallen wellicht in mindere mate - ook voor de uitkeringsgerechtigden in de zin van de Lv AWW. De Raad vraagt de bijzondere aandacht van de regering voor het voorgaande en adviseert bovengenoemde aspecten bij haar overwegingen te betrekken . Nag daargelaten of de regering bovenbedoelde beperkingen van grandrechten met argumenten - anders dan de loutere financiele en economische argumenten zoals in de memorie van toelichting naar voren wordt gebracht - kan rechtvaardigen en het ontwerp de toets aan het internationaal recht alsdan kan doorstaan, wenst de Raad met betrekking tot de inhoud van het ontwerp en de memorie van toelichting het volgende op te merken. 2. Artikel I, onderdeel A, van het ontwerp a. De definitie van "ingezetene" Artikel 2, eerste lid, van de Lv AOV geeft nadere invulling aan het begrip "wonen". Het tweede en derde lid van genoemd artikel bepalen wanneer iemand geacht wordt al dan niet in Cura9ao te wonen. In de voorgestelde nieuwe definitie van het begrip "ingezetene" is niet meer van belang dat betrakkene in Cura9ao woont doch dat hij blijkens inschrijving krachtens een geldige verblijfstitel in het bevolkingsregister is opgenomen en metterwoon voor een periode van meer dan acht maanden in Cura9ao is gevestigd (het voorgestelde artikel I, onderdeel A, onder punt 1, van het ontwerp) . Degenen die Cura9ao metterwoon verlaten, maar zich binnen een jaar weer in Cura9ao vestigen, warden op grand van artikel 2, tweede lid, van de LV AOV, behoudens het in dat artikel genoemde geval, geacht oak tijdens hun afwezigheid in Cura9ao te hebben gewoond. Een persoon die op grand van artikel 2, tweede lid, van de Lv AOV geacht wordt in Cura9ao te wonen zal op grand van de voorgestelde wijziging van de definitie van het begrip "ingezetene" aldus niet per definitie een ingezetene zijn in de zin van de Lv AOV. Of iemand ingezetene is of niet is van belang om te bepalen of betrakkene verzekerde is en om te bepalen hoe hoog het bedrag van het ouderdomspensioen en de toeslag bedoeld in artikel ?a Lv AOV zijn. Oak voor de vaststelling of een uitkeringsgerechtigde in aanmerking komt voor een kerstuitkering in de zin van artikel 22 a van de Lv AOV is bepalend of hij wel of geen ingezetene is op een bepaald tijdstip. Artikel 2 van de LV AOV en de voorgestelde definitie van het beg rip "ingezetene" sluiten niet op elkaar aan. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande.
5 RvA no. RN09-15-LV
b. lngezetenschap gekoppeld aan vestiginq !anger dan acht maanden Volgens de nieuwe definitie van het begrip "ingezetene" dient de betrokkene in het bevolkingsregister van Curagao te zijn opgenomen en metterwoon in Curagao gevestigd te zijn voor een periode van meer dan acht maanden. De Raad begrijpt daaruit dat betrokkene pas ingezetene in de zin van de Lv AOV wordt nadat bedoelde periode van acht maanden is verstreken. De Raad concludeert daaruit dat betrokkene voor de periode tot het verloop van acht maanden vestiging - ook achteraf gezien - niet geacht wordt ingezetene in de zin van de Lv AOV te zijn geweest. Het gevolg van de voorgestelde nieuwe definitie is dat betrokkene geen recht op uitkering heeft over de eerste acht maanden van zijn vestiging in Curagao. Daarnaast zal de persoon die nog geen acht maanden in Cura9ao is gevestigd geen ingezetene en dus ook geen verzekerde zijn in de zin van de Lv AOV. Hij is ook geen inkomensafhankelijke premie verschuldigd over die periode. Uit de memorie van toelichting blijkt niet wat de beweegreden van de regering is om een vestigingstermijn als voornoemd als voorwaarde voor ingezetenschap in de zin van de LV AOV in te voeren. De Raad kan de noodzaak van een dergelijke voorwaarde daarom niet beoordelen. De Raad is evenwel van oordeel dat ook indien de noodzaak voor een dergelijke voorwaarde komt vast te staan, het afhankelijk van de omstandigheden wenselijk en zelfs noodzakelijk kan zijn om betrokkene met terugwerkende kracht, voor de periode tot het verloop van de vestigingstermijn van acht maanden, als ingezetene in de zin van de Lv AOV te beschouwen. Aan een eventuele terugwerkende kracht dienen naar het oordeel van de Raad evenwel waarborgen te warden verbonden voor degene die met terugwerkende kracht, ingezetene, verzekerde en dus premieplichtige wordt. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande. c. De definitie van "qezamenlijke huishoudinq" 1°. Algemeen In artikel I, onderdeel A, onder punt 2, van het ontwerp wordt het begrip "gezamenlijke huishouding" gedefinieerd. Volgens deze definitie wordt onder "gezamenlijke huishouding" het samen verrichten van de huishoudelijke taken door de echtgenoten verstaan, waarbij hetzelfde adres een van de indicatoren is.
::!.
Het zorgcriterium Naar het oordeel van de Raad is het zorgcriterium (het samen verrichten van de huishoudelijke taken) onzorgvuldig geformuleerd en daardoor voor verschillende interpretaties vatbaar. lmmers, uit vorenbedoelde definitie valt niet op te maken wat bedoeld wordt met het samen verrichten van de huishoudelijke taken. Bedoeld kan zijn dat de echtgenoten feitelijk samen de huishoudelijke taken verrichten. Meer voor de hand liggend is naar het oordeel van de Raad echter dat de echtgenoten blijk moeten geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor de formulering van het zorgcriterium.
:11. Het huisvestingscriterium Ook het huisvestingscriterium (hetzelfde adres) is naar het oordeel van de Raad voor verschillende interpretaties vatbaar. Uit de definitie haalt de Raad niet of beide personen volgens de registers van de Burgerlijke Stand ingeschreven moeten zijn op hetzelfde adres
6 RvA no. RA/09-15-LV
of dat de vaststelling dat de betrokken personen feitelijk hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, voldoende is om aan te nemen dat aan het huisvestigingscriterium is voldaan. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor de formulering van het huisvestigingscriterium. 4°. lndicatoren Het huisvestigingscriterium is volgens de definitie van het begrip "gezamenlijke huishouding" een van de indicatoren om aan te nemen dat er sprake is van het samen verrichten van de huishoudelijke taken door de echtgenoten en dus van een gezamenlijke huishouding in de zin van het ontwerp. De Raad begrijpt daaruit dat er meerdere indicatoren kunnen zijn. lndien dat het geval is, dient zulks ter wille van de rechtszekerheid in de bepaling zelf opgenomen te worden waarbij tevens aangegeven wordt of de indicatoren facultatief danwel cumulatief zijn . De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande. 3. Artikel I, onderdelen B, C en F, van het ontwerp
a. lntrekking van de partnertoeslag Degene aan wie een ouderdomspensioen is toegekend en die gehuwd is met iemand die jonger is dan 65 jaar, heeft op grond van artikel 7a, eerste lid, van de Lv AOV recht op een maandelijkse toeslag voor zover het gezamenlijke inkomen niet meer dan NAf 12.000, per jaar bedraagt; de zogenaamde partnertoeslag. In het ontwerp worden extra voorwaarden gesteld om in aanmerking te komen voor een partnertoeslag: beide echtgenoten moeten ingezetenen zijn en er moet sprake zijn van een gezamenlijke huishouding. Op pagina 6, voorlaatste alinea, van de memorie van toelichting onder "Partnertoeslag" staat dat de introductie van de partnertoeslag bedoeld was om te voorkomen dat het gezamenlijk inkomen van gehuwden door een wetswijziging in 1996 in gedrang zou komen . De Raad leidt daaruit at dat toen nadruk werd gelegd op het gezamenlijk inkomen. Oat thans ook het voeren van een gezamenlijke huishouding als voorwaarde wordt gesteld, acht de Raad niet onredelijk. lndien geen sprake (meer) is van een gezamenlijke huishouding, heeft betrokkene geen recht op partnertoeslag. De Raad constateert dat de voorgestelde nieuwe voorwaarde dat beide echtgenoten ingezetenen moeten zijn, in de memorie van toelichting niet tegen het licht van de oorspronkelijke bedoeling van de partnertoeslag gehouden wordt; namelijk dat het gezamenlijk inkomen niet in het gedrang zou komen. De Raad leest uit de memorie van toelichting bovendien niet dat ook bij het intrekken van de partnertoeslag het aspect dat niet-ingezetenen niet eenzelfde bijdrage leveren aan de economie van Curagao, een rol heeft gespeeld om te komen tot het voorstel om het recht op partnertoeslag van niet-ingezetenen die elders een gezamenlijke huishouding voeren , in te trekken. Overigens is de Raad van oordeel dat zelfs indien dat door de regering in dit geval als argument zou warden aangevoerd, dan nog mist de Raad een onderbouwing waarom in het ontwerp - anders dan bij het recht op ouderdomspensioen van niet-ingezetenen gekozen is om het recht op partnertoeslag van niet-ingezetenen te doen vervallen en niet gekozen is om op de partnertoeslag in te korten. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande .
7 RvA no. RA/09-15-L V
b. lntrekking van de kerstuitkering Op pagina 6, twee voorlaatste alinea, van de memorie van toelichting onder "Kerstuitkering" staat dat de kerstuitkering ingevoerd is opdat degenen die recht hebben op ouderdomspensioen meer geld zouden hebben om met de kerstdagen uit te geven. Voor de Raad is niet duidelijk om welke reden de regering in dit verband verkiest om het recht op kerstuitkering dat gekoppeld is aan het recht op ouderdomspensioen (en welke volgens het ontwerp zal worden ingekort) , niet ook in te korten, maar volledig te doen vervallen voor nietingezetenen. Oat het recht op kerstuitkering thans in verband wordt gebracht met de zorgtaak van de regering om de belangen van ingezetenen te behartigen, geeft naar het oordeel van de Raad op zichzelf onvoldoende rechtvaardiging daarvoor. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande.
4. Artikel II, onderdeel A, van het ontwerp a. De definitie van "inqezetene" Artikel 2, eerste lid, van de Lv AWW geeft nadere invulling aan het begrip "wonen". Het tweede en derde lid van genoemd artikel bepaalt wanneer iemand geacht wordt al dan niet in Curagao te wonen. In de voorgestelde nieuwe definitie van het begrip "ingezetene" is niet meer van belang dat betrokkene in Curagao woont doch dat hij blijkens inschrijving krachtens een geldige verblijfstitel in het bevolkingsregister is opgenomen en metterwoon voor een periode van meer dan acht maanden in Curagao is gevestigd (het voorgestelde artikel II, onderdeel A, onder punt 1, van het ontwerp) . Degenen die Curagao metterwoon verlaten, maar zich binnen een jaar weer in Curagao vestigen, worden op grond van artikel 2, tweede lid, van de LV AWW, behoudens het in dat artikel genoemde geval, geacht ook tijdens hun afwezigheid in Curagao te hebben gewoond. Een persoon die op grond van artikel 2, tweede lid, van de Lv AWW geacht wordt in Curagao te wonen zal op grand van de voorgestelde wijziging van de definitie van het begrip "ingezetene" aldus niet per definitie een ingezetene zijn in de zin van de Lv AWW. Of iemand ingezetene is of niet is van belang om te bepalen of betrokkene verzekerde is en om te bepalen hoe hoog het bedrag van de uitkering bedoeld in artikel 11 respectievelijk artikel 12 van de Lv AWW is. Artikel 2 van de LV AWW en de voorgestelde definitie van het begrip "ingezetene" sluiten niet op elkaar aan. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande. b. lngezetenschap gekoppeld aan vestiging langer dan acht maanden Volgens de nieuwe definitie van het begrip "ingezetene" dient de betrokkene in het bevolkingsregister van Curagao te zijn opgenomen en metterwoon in Curagao gevestigd te zijn voor een periode van meer dan acht maanden. De Raad begrijpt daaruit dat betrokkene pas ingezetene in de zin van de Lv AWW wordt nadat bedoelde periode van acht maanden is verstreken. De Raad concludeert daaruit dat betrokkene voor de periode tot het verloop van acht maanden vestiging - ook achteraf gezien - niet geacht wordt ingezetene in de zin van de Lv AWW te zijn geweest. Het gevolg van de voorgestelde nieuwe definitie is dat betrokkene geen recht heeft op uitkering in de zin van de Lv AWW over de eerste acht maanden van zijn vestiging in Curagao. Daarnaast zal de persoon die nog geen acht maanden in Curagao is gevestigd
8 RvA no. RA/09-15-LV
geen ingezetene en dus oak geen verzekerde zijn in de zin van de Lv AWW. Hij is oak geen inkomensafhankelijke premie verschuldigd over die periode. Uit de memorie van toelichting blijkt niet wat de beweegreden van de regering is om een vestigingstermijn als voornoemd als voorwaarde voor ingezetenschap in de zin van de LV AWW in te voeren. De Raad kan de noodzaak van een dergelijke voorwaarde daarom niet beoordelen. De Raad is evenwel van oordeel dat oak indien de noodzaak voor een dergelijke voorwaarde komt vast te staan, het afhankelijk van de omstandigheden wenselijk en zelfs noodzakelijk kan zijn om betrokkene met terugwerkende kracht, voor de periode tot het verloop van de vestigingstermijn van acht maanden, als ingezetene in de zin van de Lv AWW te beschouwen. Aan een eventuele terugwerkende kracht dienen naar het oordeel van de Raad evenwel waarborgen te warden verbonden voor degene die met terugwerkende kracht, ingezetene, verzekerde en dus premieplichtige wordt. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande.
5. Artikel II, onderdeel B, van het ontwerp lnkorting op het recht op weduwen- en wezenpensioen Op grand van het voorgestelde artikel II, onderdeel B, van het ontwerp wordt het bedrag van het weduwen- en wezenpensioen van niet-ingezetenen met 25% ingekort. In de memorie van toelichting wordt niet ingegaan op bedoelde inkorting van het recht op wezen- en weduwenpensioen. Volgens de memorie van toelichting (pagina 5, voorlaatste tekstblok) wordt in het ontwerp een herziening voorgesteld van het recht van degenen die geen ingezetenen zijn om het ouderdomspensioen voor ingezetenen op een aanvaardbaar niveau te houden. In de memorie van toelichting wordt echter niet aangegeven wat het verband is tussen het inkorten van het weduwen- en wezenpensioen van niet-ingezetenen en het op een aanvaardbaar niveau houden van het ouderdomspensioen voor ingezetenen. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande.
6. Artikel Ill a. T oepassingsbereik van de overqanqsregelinq In het voorgestelde artikel Ill van het ontwerp wordt rekening gehouden met een beperkte overgangstermijn van een jaar voor gepensioneerden, weduwen en wezen die thans recht hebben op een uitkering in de zin van de Lv AOV respectievelijk de Lv AWW en die geen ingezetenen zijn. De Raad constateert dat in de overgangsregeling geen rekening gehouden wordt met het vervallen van de partnertoeslag en van de kerstuitkering van niet-ingezetenen. Het gevolg daarvan is dat de partnertoeslag op de inwerkingtredingsdatum van het voorgestelde in het ontwerp vervalt, indien een van beide echtgenoten geen ingezetene is of geen sprake is van een gezamenlijke huishouding in de zin van de LV AOV, zoals voorgesteld in het ontwerp. Daarnaast zal degene die in de maand september geen ingezetene meer is in de zin van het ontwerp, geen recht hebben op een kerstuitkering. In de overgangsregeling wordt bovendien geen rekening gehouden met de uitkeringsgerechtigden die voornemens zijn om binnenkort (vlak na de inwerkingtreding van de voorgestelde regeling) te emigreren noch met de verzekerden die binnenkort de ensioengerechtigde leeftijd zullen bereiken en die alsdan zullen emigreren. Bij emigratie
9 RvA no. RA/09-15-L V
zullen ook zij onmiddellijk onder de werking van de nieuwe regeling vallen; op de uitkering zal meteen worden ingekort. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande. b. De overgangstermijn De Raad is van oordeel dat de (te) korte termijn van een jaar opgenomen in de overgangsbepaling (artikel Ill van het ontwerp) gezien de in het geding zijnde grondrechten van betrokkenen, ook indien de regering kan aantonen dat deze op geoorloofde wijze zullen worden beperkt, niet redelijk is. De Raad vraagt de aandacht van de regering voor het voorgaande.
7. De memorie van toelichting Pagina 8 In het eerste tekstblok staat dat het begrip "ingezetene" uitgebreid wordt opdat voldaan kan worden aan het maatschappelijke vereiste dat alleen degenen die voldoen aan bepaalde criteria in aanmerking komen voor een hoger ouderdomspensioen, een huwelijkspartner toeslag en een kerstuitkering. In de memorie van toelichting geeft de regering niet aan welke deze maatschappelijke vereisten zijn en op welke wijze de regering deze heeft bepaald. Pagina 9 In het onderdeel "Artikel II, onderdeel A", staat dat het begrip "ingezetene" uitgebreid wordt opdat voldaan kan worden aan het maatschappelijke vereiste dat alleen degenen die voldoen aan bepaalde criteria van ingezetene in aanmerking komen voor een volledig weduwe- en wezenpensioen op grond van de bepalingen van de Lv AWW. In de memorie van toelichting geeft de regering niet aan welke deze maatschappelijke vereisten zijn en op welke wijze de regering deze heeft bepaald.
Ill. Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard Opmerkingen van wetstechnische en redactionele aard zijn in een bijlage bij dit advies opgenomen en worden geacht hiervan integraal onderdeel uit te maken.
Concluderend heeft de Raad van Advies bezwaar tegen de ontwerplandsverordening en geeft de regering in overweging deze niet aldus bij de Staten in te dienen. Willemstad, 19 juni 2015
de Secretaris, deze
de wnd. Ondervoorzitter,
IO RvA no. RA/09-15-LV
Bijlage behorende bij het advies van de Raad van Advies, RvA no. RA/09-15-LV
Zowel het ontwerp als de memorie van toelichting heeft wetstechnische en redactionele onvolkomenheden. De Raad noemt de volgende voorbeelden. a. Het ontwerp
Algemeen De Raad adviseert in het ontwerp "NAF." telkens te vervangen door "NAf'. Artikel I, onderdeel A. onder 2 De Raad stelt voor de punt aan het slot van de omschrijving van het begrip "inspecteur" te vervangen door een puntkomma. De Raad stelt voorts voor artikel I, onderdeel A, onder punt 2, aanhef als volgt te doen luiden: "Na het begrip "de inspecteur" wordt een nieuw begrip toegevoegd luidende als volgt:" Volgens de definitie van het begrip "gezamenlijke huishouding" heeft de Sociale Verzekeringsbank (hierna: de Bank) de bevoegdheid om conform een door de Bank opgesteld beleid de gezamenlijke huishouding te controleren . De Raad is van oordeel dat de controlebevoegdheid van de Bank niet in de definitiebepaling thuishoort. De Raad adviseert de regering de controlebevoegdheid van de Bank in een apart artikellid op te nemen. De Raad stelt voor in de bepaling die de controlebevoegdheid van de Bank regelt op te nemen dat de Bank controleert of er sprake is van een gezamenlijke huishouding en niet zoals thans geformuleerd dat de Bank de gezamenlijke huishouding controleert. Artikel I, onderdeel B De Raad stelt voor in artikel I, onderdeel B, onder punt 2, van het ontwerp voor wat betreft artikel 7, tweede lid, van de Lv AOV "pensioenbedrag" te vervangen door "Het pensioenbedrag" en "pensioenbedragen" door "De pensioenbedragen". De Raad stelt voorts voor in artikel 7, tweede lid, van de Lv AOV "wordt" te vervangen door "worden". De Raad stelt voor in artikel I, onderdeel B, onder punt 2, van het ontwerp voor wat betreft artikel 7, derde lid, van de Lv AOV "pensioenbedrag" te vervangen door "het pensioenbedrag" en "pensioenbedragen" door "de pensioenbedragen". Artikel I. onderdeel D De Raad stelt voor in artikel I, onderdeel D, van het ontwerp "bedrag" te vervangen door "het bedrag" en "bedragen" door "de bedragen". Artikel II, onderdeel B De Raad stelt voor in het voorgestelde artikel 11 , eerste en derde lid, van de Lv AWW "voor zover de weduwe" steeds te vervangen door "voor de weduwe die". Artikel 11 , onderdeel C De Raad stelt voor in artikel II, onderdeel C, van het ontwerp "Voor zover de wees"
~eNangen door
"Voor
::Aw::·A:~g-l S-LV
1
Artikel IV De in artikel IV van het ontwerp voorgestelde inwerkingtredingsdatum is reeds verstreken. De Raad adviseert de datum van inwerkingtreding van het ontwerp te wijzigen.
b. De memorie van toelichting Pagina 6 De Raad adviseert in de eerste volzin "ouderdomspenoen" te vervangen door "ouderdomspensioen". Paqina 7 De Raad advisee rt in het onderdeel "§ 2 Financiele consequenties", laatste tekstblok, tweede volzin, "bijdarge" te vervangen door "bijdrage". De Raad adviseert in het onderdeel "§ 5 Artikelsgewijze toelichting", "uitgebreid" te vervangen door "gewijzigd". Dit geldt ook voor "uitgebreid" in het eerste tekstblok op pagina 8. Paqina 10 Naar het oordeel van de Raad behoeft een inwerkingtredingsbepaling die niet voorziet in terugwerkende kracht alleen nadere toelichting indien de regering een bijzondere reden heeft om voor een bepaalde inwerkingtredingsdatum te kiezen. De ondertekening De Raad adviseert "De Minister van Gezondheid, Milieu en Natuur" te vervangen door "De Minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn".
·---·--·-·- ..
RvA no. RN09-15-LV
II